• No results found

Onderzoek naar de kostprijzen van de voornaamste akkerbouwproducten in het oogstjaar 1940

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoek naar de kostprijzen van de voornaamste akkerbouwproducten in het oogstjaar 1940"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NIET VOOR PUBLICA!IE. RAPPORT INZAKE HET ONDERZOEK HAAR DE KOSTPRIJZEN VAN DE VOORNAAMSTE

AKKERBOUW PRODUCTEN VOOrt DEN OOGST 1940 door Drs, J. Horring«

• • •*"•""• WOORD VOORAF.

De Vergaderingvan de Eerste Afdeeling van het Koninklijk Nederlandsch Landbouw-Comité op 19 en 20 Januari 1940 verleende aan ondergeteekende de vereerende opdracht een onderzoek in te stellen naar de productie-kosten van de voornaamste landbouwproducten, inclusief die der vee-houderij in het jaar 1940.

Doordat eerst met ingang van 20 Februari 1940 zakenverlof van den mili-tairen dienst werd verleend, kon pas eind Februari een begin gemaakt worden met het onderzoek.

Ookverder heeft het niet aan stagnatie ontbroken; nu eens door het niet tijdig verlengen, dan weer doorhet intrekken van het zakenverlof, maar hot meest door- het uitbreken van den oorlog.

Na de demobilisatie bleek in Juni eenig beraad noodzakelijk of onder de gewijzigde omstandigheden voortzetting van het onderzoek nog zin zou hebben.

Ondergeteekende diende een rapportje in, waarin een overzicht werd ge-geven van het verloop en don toemaligen stand der werkzaamheden. Do Vergadering der Eerste Afdeeling besloot daarop ondergeteekende in do gelegenheid te stollexi hot onderzoek, voor zoover het reeds in gevorderd

stadium verkeerde, af te makeni,

Voorzoover de gewestelijke landbouwbbokhoüdbureau:* voor dun oorloj, nog niet klaar gekomen waren mot de verzameling van de gegevens werd hi^r mot

spoed opnieuw aan begonnen. Ongeveer midden Juli was tenslotte al hot materiaal verzameld en kon dus de eindbewerking plaats vinden.

De medewerking van do Directeuren van d<j landbouwboekhoudbureaux verdiont niets dan lof.

Roods einde Maart werd door het Dagelijksch Bestuur van het Kon. Nod. Landbouw-Comité* aan den Minister van Economische Zaken verzocht do ge-gevens van de zoogenaamde typebedrijven, verzameld en bewerkt door do Accountantsdienst van zijn Departement onder auspiciën van de Directie

van den Landbouw, ter beschikking te stellen van ons onderzoek. In principe was dit verzo :k reeds voor den oorlog ingewilligd. Door do om-standigheden kwam evenwel eerst in het eind van Juni dit materiaal te onzer beschikking.

Op de betrokken afdeeling van de Directie van den Landbouw en van de

Accountantsdienst werd veel welwillende belangstelling voor ons onder-zoek getoond.

Het Secretariaat van het Kon. Ned. Landbouw-Comité dank ik zeer voor de verleening van alle mogelijke hulp, maar bovenal stel ik het op hoogen prijs, dat het Bestuur van het Kon. Ned. Landbouw-Comité mij deze op-dracht in objectief wetenschappelijke geest liet uitvoeren - "voor de uitkOi'.st willig blind" -, zooals de Voorzitter dat met een citaat uit een bekend gezangvers karakteristiek uitdrukte.

Aug. 1940. Drs. J. Horring.

i

* %

(2)

I. INLEIDING. Si» Het materiaal.

In verband met den beschikbaren tijd was het geboden te roeien met de riemen, die er waren. I/ij dienden uit te gaan van het aanwezige materiaal. Dit bleek hoofdzakelijk uit twee categorien te bestaan:

Ie. de boekhoudingen van bedrijven aangesloten bij een der gewestelijke boekhoudbureaux, die overwegend een fiscaal doel dienen.

Het aantal van deze bedrijven bedroeg in 1937/'38 meer dan 8000 met oen ge-zamolijke oppervlakte van ongeveer 8% van alle cultuurgrond in Nederland. Do verdeeling is evenwel niet evenredig.

Deze boekhoudingen geven wel een splitsing van de kosten naar aard, maar niet naar het doe,!,, waarvoor ze bestemd zijn. Men kan dus met behulp van dozo gegevens niet den kostprijs van een bepaald product berekenen. 'I/el geven ze een beeld van het bedrijf als geheel.

2e. gespecificeerde boekhoudingen met splitsing van de kosten naar pro-duct, waarvoor ze direct of indirect zijn aangewend.

Het aantal van deze boekhoudingen is vrij gering in verhouding tot het groote aantal fiscale boekhoudingen.

Afgezien van enkele particulieren, die r^eds langer een kostprijsboek-houding voeren, zijn enkele jaren geleden eenige boekhoudbureaux in samen-werking met de afd. Voorlichting van de Directie van den Landbouw mot

dit werk begonnen.

Behalve in Zeeland en Groningen is dit later overgenomen en belangrijk uitgebreid door de Accountantsdienst van het Departement van Economische Zaken, onder auspiciën van de Directie van den Landbouw. Hoewel in het

voorbericht van "De economische toestand van den landbouw in 1935/'36" gesproken werd, dat 1 Mei 1936 begonnen was met de uniforme boekhouding

van een 120-tal typebedrijven, bleek zoo'n groot aantal boekhoudingen over de jaren 1936, 1937 en 1938 bij lange niet aanwezig te zijn.

In Zeeland heeft het boekhoudbureau van de Z.L.M, een drietal typebudrijven in eigen beheer,

In Groningen heeft de kostprijsboekhouding tot de beste resultaten ge-leid. In het "Verslag van de Landbouwbedrijfsstudiegroepen in het Gebied van de Groninger Maatschappij van Landbouw" zijn over de jaren 1936, 1937 en 1938 respectievelijk van 17, 24 en 34 bedrijven uitvoerige kostprijs-boekhoudingen bijeengebracht.

§ 2. De probleemsfrexling.

Op zichzelf is het berekenen van den kostprijs van een bepaald product in een bepaald bedrijf reeds geen gemakkelijke taak. De groote moeilijk-heid evenwel is te komen tot een kostprijs, die meer dan incidenteelc betekenis heeft. Een kostprijs, die niet slechts gexdt voor één bepaald bedrijf in één bepaald jaar, maar die aanvaardbaar is als grondslag voor de bepaling van den prijs voor een product in het geheeleAand.

Uit de "nota naar aanleiding van .het verslag over de wijziging van de begrooting van economische zaken voor 1939" blijkt,, dat ook de Accoun-tantsdienst voor het trekken van conclusie's uit de boekhoudingen van do typebedrijven deze moeilijkheid voelde.

Vij lezen daar namelijk: "Daar het aantal bedrijven, waaruit deze ge-gevens worden verkregen, betrekkelijk gering is, en de omstandigheden, waaronder deze bedrijven werken zeer verschillen, is het niet goed

moge-lijk om tot een kostprijsberekening te komen, die van doorslaande be-tcekenis zoude zijn voor het te voeren beleid".

Wij hebben dit vraagstuk^- hoe komen wij tot een kostprijs, die wijdere gelding heeft dan voor een betrekkelijk willekeurig bedrijf - tot het

centrale van ons onderzoek gemaakt. De tijd ontbrak om voldoend diepgaand in te gaan op allerlei andere vraagstukken, die verband houden met de

kostprijsberekening van landbouwproducten. Deze hopen we evenwel te be-handelen in een aparte studie, die tevens dienst zal doen als academisch proefschrift.

Dit onderzoek is vanzelfsprekend in de eerste plaats opgezet om concrete resultaten te verkrijgen. Wij hebben ook zooveel mogelijk getracht tot

concrete resultaten te komen. Maar boven de concrete resultaten in dit speciale geval gaat toch nog de beteekenis van een wetenschappelijke

(3)

-2-methode, die zou kunnen leiden tot eon geheole of zelfs gedeeltelijke oplossing van dit vraagstuk..

Daar de gebruikte methode op dit terrein e^n novum is, hebben wij tu? toelichting en rechtvaardiging een beknopte besenrijving ervan aan de ermede verkregen resultstt-.h laten voorafgaan.

Daar het practische bezwaren heeft alle berekeningen uitvoerig op te nomen, volstaan wij in dit rapport met een recapitulatie der uitkomsten, terwijl telkens is aangegeven hoe wij er aan komen.

II. DE kETüCOE.

Alvorens men het vraagstuk van het vinden van den kostprijs met wijdere gelding gaat behandelen, moet men zich scherp voor oogen stellen voor welk doel men dezen kostprijs wenscht te gebruiken.

Het doel is onmiskenbaar een maatstaf te verkrijgen voor het bepalen van de prijzen der landbouwproducten of in elk geval ter beoordeeling van de juistheid van de geldende of voorgestelde prijzen.

De ervaring leert, dat er vooral in den landbouw een groote spreiding voorkomt in de kostprijzen van éénzelfde product.

§ 1. Welke kostprijs dient de richting gevende te zi.in?

Veelal ziet men de neiging het rekenkundige gemiddelde te nemen. Deze methode is evenwel principieel onjuist. Bij vaststelling van den prijs van een product op den gemiddelden kostprijs, in de helft van de betref-fende productie minof meer - al naar gelang de afwijking naar boven van de individueele kostprijzen van dit gemiddelde - verliesgevend. Een blik op de in het volgende hoofdstuk of genomen frequentie - diagram-men zal dit betoog kunnen verduidelijken.

Voor een oplossing, die gefundeerd is op de economische wetenschap, zal men den kostprijs van de. duurst werkende groep bedrijven, waarvan nu:n nog juist wenscht, dat zij aan de productie deelnemen, moeten kiezen. Doze groep betitelen wij de representatieve groep grensbedfi.iven in onder-scheiding met de werkelijke grensbedrijven.

Hoewel een frequentie-diagram duidelijke aanwijzingen kan geven waar men deze representatieve groep grensbedrijven moet zoeken, is de bepaling er-van binnen vrij enge grenzen toch arbitrair en dus er-van de omstandigheden afhankelijk. In het algemeen zal m^n als representatieve grensgroep niet de feitelijke grensbedrijven mogen aannemen. Een min of meer kleine groep bedrijven zal steeds verliesgevend zijn, daar het nu eenmaal niet ver-antwoord is in het algemeen belang een oneconomisch werkenden boer of een productie op niet geëigenden grond een loonenden prijs te verzekeren, In een normalen toestand zal het erop neerkomen, dat men van de koston-groepen met een vrij groote frequentie de hoogste als representatieve grensgroep bestempelt.

Al naar een bepaalde productie evenwel moet worden aangenoemdigd of ge-remd, kan men de representatieve grensgroep verschuiven.

Een practische oplossing voor dengene, die niet heeft te beslissen over den gewensenten omvang van de productie maar wiens taak enkel is gedocu-menteerd voorlichting te gevaii, bestaat in het berekenen van verschillende grenskostprijzen.

In hot ideale geval zou men van alle bedrijven in een bepaald gebied de afzonderlijke kostprijzen moeten kennen om tot de constructie van een frequentie-diagram en de bepaling van de representatieve grensgroep on uiteindelijk den kostprijs over te gaan. Wie echter alles niet heeft zal zich met minder tevreden moeten stellen. Op grond van de waarschijn-lijkheid, die aan groote getallen eigen is, meenen wij evenwel te mogen aannemen, dat indien men van bijv» in totaal 1^00 bedrijven in een bepa^" gebied 10%, dat zijn dus 1^0 bedrijven die willekeurig gekozen zijn -beschouwt, men een vrij nauwkeurige afspiegeling van het geheel zal aan-treffen.

Ingeval deze 10% aanwezig zijn, dient nagegaan te worden of deze repre-sentatief voor de streek geacht kunnen v/orden en of niet criteria, die in verband staan met ons doel, tot deze selectie hebben bijgedragen.

(4)

-3-De werkelijkheid is evenwel nog ongunstiger dan de hierboven geschetste toestand. Het aantal bedrijven met kostprijsgegevens is relatief zoo klein, dat mon ze onmogelijk als een getrouwe afspiegeling van een gebied,

waarin ze voorkomen, kan aanmerken.

Anders staat het evenwel met het aantal bedrijven aangesloten bij een landbouwboekhöudburëau. Dit percentage stijgt soms belangrijk boven de 10%. Deze boekhoudingen geven evenwel geen uitsluitsel over de koötprijzer van de producten afzonderlijk;

Poor cömbina*tie van de gegevens van de fiscale boekhoudingen en.de kost-prijsboekhoudingen meeneh wij nu tot een bevredigende oplossing ie kunnen komen. Wij plaatsen daartoe de weinige bedrijven met kostprijsboekhou-dinjen in het kader van het groote aantal bedrijven met fiscale boekhouding De bedrijven, die over een kostprijsboekhouding beschikken worden a.h.w. geprojecteerd op den achtergond van de bedrijven met fiscale boekhoudingen Î 2. De methode van de pro.iectie.

Men gaat hierbij alsvolgt te werk:

Ie. uit de bedrijven met fiscale boekhoudingen zoekt men in een bepaald landbouwgebied een zoo groot mogelijk aantal bedrijven van zoo uniform mogelijk landbouw-technische structuur uit.

Het bouwplan geeft hiervoor de meeste aanwijzingen. Bedrijven, die buiten het normale type vallen b.v. waar deselectie van de gewassen, de paar-denfokkerij of een boomgaard een belangrijke invloed op het geheele be-drijf uitoefent, dient men uit te schakelen. Eveneens bedrijven, die men meer als tijdverdrijf voor den eigenaar dan als middel om zich een bestaan te verschaffen moet beschouwen.

2e. van deze bedrijven stelt men vast de totale hoeveelheid kosten en baten gedurende het betreffende jaar of jaren. Zoodoende kan men berekenen hoe-veel guldens kosten voor elk bedrijf staan tegenover 100 gulden baten. De gedachte, die aan deze werkwijze ten grondslag ligt is, dat men op deze manier den kostprijs van een typische b'uidel producten berekent. De kostprijs van een ha. producten is niet zuiver, daar tegenover een hoogeren kostprijs per ha. ook een hoogere opbrengst kan staan. Meestal gev-m de fiscale boekhoudingen niet of niet voldoende nauwkeurig de physische hoeveelheden producten aan om een kostprijs per physische

typische bundel producten to kunnen berekenen. Indien dit wel mogelijk was, zou evenwel de moeilijkheid blijven bestaan, dat de kwaliteit niet tot uitdrukking zou komen. In de bedrijfsbaten komen zoowel de kwantiteit als do kwaliteit tot uitdrukking. V/el moet men hierbij de bedenking opperen, datniet elk bedrijf in gelijke mate van de marktsituatie profiteert. Nu moet dit bezwaar in een tijd met een systeem van vaste of slechts binnen

enge grenzen fluctuëerende prijzen niet al te zwaar worden opgenomen,Boven-dien meenen wij den invloed van het ongelijk profiteeren van een gunstige marktsituatie insterke mate te kunnen nivelleeren door een gemiddeld« van drie jaren te nemen. In het ééne jaar zal het ééne bedrijf eens wat

ge-lukkiger zijn in den verkoop dan het andere, maar over drie jaren gerekend valt moeilijk aan te nemen, dat het ééne bedrijf steeds de kwade kansen treffen, terwijl een ander altijd de gunstige kansen in den schoot vallen. Indien dit wel het geval is, is de bedrijfsvoering de oorzaak. De

be-drijfsvoering is echter evenals b.v. verschil in kwaliteit van den grond een inte-greerend deel van de factoren, die den kostprijs bepalen. Uit de fiscale boekhoudingen is miet zonder meer te lezen hoe groot het bedrag aan totale kosten en baten in een jaar is. Den fiscus interesseert alleen, wat die bepaalde ondernemer heeft verdiend; hoeveel daarin is bijgedragen door eigen kapitaal en arbeid van gezinsleden is bijzaak.Voor ons doel moeten de bedrijven evenwel vergelijkbaar zijn en de werkelijke kosten in rekening gebracht worden, ook al komen die kosten als arbeids-loon, pacht en rente ten goede aan het gezin van den boer.

Ten behoeve van haar jaarlijksche publicatie:"De economische toestand in den landbouw", waarvoor de gegevens ontleend worden aan de fiscale boekhoudingen van de landbouwtoekhoudbureaux, heeft de afdeeling Voor-lichting van de Directie van den Landbouw reeds een bewerking van de fis-cale boekhoudingen in den door ons bedoelden zin weten gedaan te krijgen door de boekhoudbureaux.

(5)

-4-Op dezen arbeid konden wij gelukkig voortbouwen.

Wel is het wenschelijk dit systeem nog te verbeteren. O.a. het weglaten van den arbeid van minderjarige gezinsleden in de kosten, kan in sommige gevallen tot een geflatteerd beeld leiden. Zoo zijn er nog eenige meer of minder belangrijke punten. Voor zoover mogelijk is getracht achteraf deze

correcties aan te bregen. Vaak ontbraken - oa. in Groningen - de gegevens en de tijd daartoe« De bedoelde feilen beteekenen bijna altijd, dat er te weinig kosten in rekening gebracht zijn. Vermoedelijk mag men dan ook wel aannemen, dat in het frequentie=diagram de lagere koetengroepen eigen-lijk iets behoorden op te schuiven. Voor de bepaling van de representatieve grensgroep is dit evenwel van geen beteekenis. Alleen de ondernemerspremie, die de ondernemers uit de laagste kostengroepen toevalt, bestaat

waar-schijnlijk voor een belangrijk deel eigenlijk uit arbeidsloon voor minder-jarige gezinsleden en andere niet in rekening gebrachte kostenelementen. 3e. men rangschikt deze bedrijven naar hoogte van den kostprijs per f.

100.-product en construeert een frequentie-diagram. Het heeft, in verband met het globale karakter van de er aan ten grondslag liggende berekeningen, geen zin het interval al te klein te nemen. We hebben zoowel een interval van f» 1.- axs van f. 3«" genomen» het diagram met een interval van f. 3,-geeft een duidelijk beeld van het geheel.

4e. van de bedrijven met kostprijsboekhouding bepaalt men de positie in het kostendlagram. Men dient n.l. van deze bedrijven ook te beschikken

over de totale kosten en baten in denzelfden zin opgevat als dat voor de bedrijven met alleen fiscale boekhoudingen. Daar door een verschillende interpretatie gemakkelijk vergissingen kunnen plaats vinden, hebben wij ons strict beperkt tot die bedrijven met kostprijsboekhoudingen, waarvan op een landbouwboekhoudbureau tevens een fiscale boekhouding en dus ook een vergelijking van totale kosten en baten, volgens het systeem van de Voorlichtingsdienst van de Birectie van den Landbouw, aanwezig was. Deze

o.i. noodzakelijke maatregel beperkte het toch reeds schaarsche materiaal van de kostprijsboekhoudingen nog meer.

Je. Van de bedrijven met kostprijsboekhouding heeft men inmiddels den kostprijs van elk product van dat bedrijf berekend.

6e. Men bepaalt de representatieve grensgroep, respectievelijk vraagt men zich af wat de kostprijs is van een product in de grensgroep, indien 95

of 80% van de productie loonend is.

7e. de herleiding tot de respresentatieve grensgroep.

Indian men als juist mag aannemen, dat het totale beeld van een bedrijf ook overeenkomt met het beid van de onderdeelen, zou men in principe aan één bedrijf met kostprljsgegevens per kosten-diagram voldoende hebben. In het algemeen zal men wel mogen veronderstellen, dat een bedrijf met over het geheel lage kosten per bundel producten ook per product lage kosten heeft en dat iemanddie over het geheel duur boert, ook hooge pro-ductiekosten voor nagenoeg alle gewassen heeft.

Wij vinden steun voor deze opvatting in een studie over "Het tijdschrijven op een aantal akkerbouwbedrijven in Westelijk - Noord-BraJyant", in de Verslagen en Mededeelingen van de Directie van den Landbouw 1939 No. 1, Zie grafiek op pag. 93« Ook onze ervaring met een vijftal kostprijsboek-houdingen in Groningen bevestigt deze veronderstelling in groote lijnen. Er komen evenwel afwijkingen voor. Soms is een overigens duur

produceeren-de boer voor tarwe of suikerbieten of eenig anproduceeren-der gewas relatief goed-koop werkend.

Wij meenen ook deze moeilijkheid tot een oplossing te kunnen brengen,door per frequentiediagram liefst een tiental bedrijven met kostprijsgegevtms op te nemen. Men is dan in staat waar te nemen of de verhouding van het

totaal beeld der bedrijven onderling, zooals dat tot uitdrukking komt in het frequentie-diagram, met de verhouding van de respectieve kost-prijzen van één product overeenstemt of in welke mate zich een afwijking vertoont. V/aarschijnlijk kan men op deze wijze er de algemeene tendens uithalen.

Dit blijkt het duidelijkst als men voor een bepaalde grensgroep, telkens uitgaande van den conreten kostprijs van één product, van verschillende bedrijven berekent hoe hoog de kostprijs van die grensgroep dan moet zijn. Men kan dit zeer eenvoudig vinden door den kostprijsvan het betreffende

(6)

-5-gronsgrocp aangeeft gedeeld door het getal, dat do hoogte van de kosten van het betreffende bedrijf telkens aangeeft.

Vooral alsmeneenvrij groot aantal bedrijven met kostprijsgegevens heeft, kan men gemakkelijk aangeven, waar de kostprijs van de gresngro^p onge-veer ligt. Ons inziens bestaat er ook geen bezwaar uit deze uitkomsten een gemiddelde te berekenen en deze als de kostprijs van de representa-tieve grensgroep aan te nemen.

Eun algemeene zaak als een prijsregeling kan niet afgaan op de kostenver-houding van de gewassen in één speciaal bedrijf, maar zal moeten aansluiten bij de gemiddelde kostenverhouding om geen verschuiving in een productie te weeg te brengen;

h.Weike kostenelementen; Iri ffekening zi.in' gebracht.«

Onder kosten worden in dit verband verstaan alle op* geld waardoorbare offers, die men voor de voortbrenging van een bepaald product brengt of in een normaal geval zou moeten brengen.

Het is hier niet de plaats om op dit onderwerp breedvoerig in te gaan. Wij willen nu alleen tot uitdrukking brengen, dat voor een juiste

kost-prijsberekening onontbeerlijk is alle kostenelementen in rekening te brengen om het even of deze kosten voor den boer werkelijk geiduitgaven

of op g<;ld waardeerbaar verlies meebrengt, dan wel deze kosten als in-komen voor eigen kapitaal of arbeid hem weer ten goede in-komen.

Deze methode wordt in hoofdzaak ook algemeen gevolgd in dotoetreffonde

kostprijsboekhoudingen, die ons net materiaal leverden voor ons onderzoek. Eon uitzondering wordt meestal gemaakt voor don arbeid van den

bedrijfs-leider en soms voor de rente van het bedrijfskapitaal. Bij de berekening van de kostprijzen is gehandeld als of

lo. alle arbeid - ook van eigen gezinsleden - betaald wordt volgens de normen, die gelden voor arbeid van derden.

2o. de grond gepacht wordt van derden. Schenkingen van ouders aan hun zoon in den vorm van een lage pacht dienen dus gecorrigeerd te worden. Ta pacht is een zuiverder waardeering voor de kosten van den grond dan de eigenaarslaasten + de rente van het grondkapitaal, daar de waarde van den grond ook door andere factoren beinvloed wordt dan zijn directe v/aarde voor de landbouwproductie in het eerstkomende jaar.

3e. het bedrijfskapitaal geleend is tegen de normale rente, dia dorden in rekening brengen.

4o. de bedrijfsleider voor zijn arbeid een belooning ontvangt, die onge-veer overeenkomt met de belooning van een bedrijfsleider in vreemden dienst of zetboer.

De bolooning van den arbeid van den landbouwer-ondernemer is eon mo. i= lijk en netelig vraagstuk.. Het lijkt ons in het raam van deze beknopte studie niet de plaats hiervoor een oplossing te zoeken.

Wij trachten het vraagstuk eenigszins anders te stellen. De bedrijven, die tot de representatieve grensgroep behooren, zijn relatief duur. Als deze bedrijven rond spelen d.w.z. de kosten gedekt worden en er voor

den ondernemer een vrij behoorlijk levensonderhoud overschiet, kunnen de betrokkenen tevreden zijn. Hun positie geeft hun geen recht op een on-dernemerspremie. Deze is weggelegd voor degenen, die hun kosten lager weten te houden dan die van de representatieve grensgroep.

Met dat al zullen we toch voor de bedrijfsleiders van de representatieve grensgroep de knoop moeten doorhakken. Wij hebben gemeend sterker te

staan indien we dit bedrag aan den lagen kant houden.

Hoewel het ons in het algemeen juister voorkomt het loon van dun be-drijfsleider mede te laten afnangen van de totale kosten om verschillen

in intensiteit tot uitdrukking te brengen, lijkt het ons in een homogeene gro^p bedrijven geen bezwaar als maatstaf een ha. te kiezen.

Als bedrijfsleidersloon hebben wij een bedrag van f. 40.- per ha. aan-genomen. Voor een bedrijf van 25 ha. wordt dat dus f. 1000.- voor toe-zicht en leiding. Daar in een bedrijf van deze grootte de boer ook zelf-gowoonlijk handenarbeid verricht, zal in de tosten ook nog wel in totaal ongeveer f. 800.- aan arbeidsloon ingecalculeerd zijn. In totaal geeft dit het bescheiden inkomen van f. l800,- Naarmate het bedrijf grooter is neemt de mogelijkheid af zelf handenarbeid te verrichten en worden hoogere eisenen gesteld aan de capaciteiten van den bedrijfsleider.

(7)

6

-Op een b e d r i j f van 60 ha. v e r r i c h t de b e d r i j f s l e i d e r gewoonlijk n i e t v e e l handenarbeid. Het geheele inkomon b e s t a a t dan dus u i t f. 2400.-wat ook moeilijk a l s een t e r i j k e belooning kan worden b e t i t e l d .

| 4,,iBreefle_ftafsisn

Daar zoowel de kosten als opbrengsten in physischen zin jaarlijks belangrijk kunnen verschillen in hoofdzaak door de weersomstandigheden -verdient het aanbeveling uit te gaan van een gemiddelde van eenige jaren. Terwille van het beschikbare materiaal dient men zich evenwel beperkingen op te leggen, Wij hebben als basisjaren de drie laatste jaren genomen,

waarvan materiaal beschikbaar v/as. Dat zijn de jaren 1936/'37:1937/' ib; en 1938/'39,

Op deze wijze dient men te komen tot een berekening van de gemiddelde physische kosten in homogeene categorieën over de basisjaren.

Daar de omstandigheden, waaronder in 1940 de akkerbouwgewassen worden voortgebracht, vrijwel gelijk zijn aan de vorige jaren, mag men aannemen, dat de physische kosten, die gemiddeld in de jaren 1936/'37} 1937/'38 en 1938/'39 zijn besteed, ook nu besteed zijn. Het eenige verschil is de geldprijs van de kosten. Door vermenigvuldiging zijn dus gemakkelijk de geldkosten in 1940 te vinden.

Uit het beschikbare materiaal kon evenwel niet steeds de physische

hoeveelheid kosten worden afgeleid. We hebben onsdaarom tevreden moeten stellen met de geldkosten. In de genoemde periode bleken de prijzen van do kostenfactoren practisch stabiel geweest te zijn, zoodat dit g -..smis geen ernstige hinderpaal vormde. De prijsstijging was in sommige gevallen vrij exact na te gaan aan de hand van marktprijzen en indexcijfers; in

andere gevallen moesten we ons tevreden stellen met schattingen op grond van informaties.

5. Op welke opbrengst moet de.kostprijs betrekking nebben?

Tenslotte moeten we komen tot een kostprijs per eenheid product. Aan den kostprijs per ha. product heeft men niet voldoende, daar hierop een zeer ongelijke hoeveelht-id product kan groeien «n ook de hoeveelheid verkregen product verband houdt met de hoeveelheid gemaakte kosten. Twee wegen kan men inslaanî

le. men neemt den gemiddelden oogst over b.v. de laatste tien jaren, waarvan exacte gegevens bekend zijn.

In dit geval is het oogstrisico voor den boer. In zeer goede jar^n maakt hij. extra winst om het verlies in slechte jaren goed te maken.

2e. men schat de opbrengst van den oogst in het jaar, waarvoor de kost-prijs moet dienen. Het bezwaar is, dat men steeds laat klaar is met zijn berekeningen, zoodat de boer niet weet, waar hij aan toe is. Bovendien

is het schatten van een oogst een zeer moeilijk werk. De boer draagt in dit geval geen oogstrisico.

6. Historische kostpri.is of reproductie-kostpri.is?

Wij hebben ons in hoofdzaak op zuiver historisch standpunt gesteld,dus berekend wat werkelijk uitgegeven is voor den oogst 1940. Alleen kosten, die reeds gemaakt zijn voor dit productieproces een aanvang nam, heb-ben we gebracht op het peil van 1940. Dit betreft in hoofdzaak de af-schrijving van machines.

Het gezichtspunt van de reproductiekosten is economisch evenwel juister. Dit spreekt vooral in een tijd met stijgende prijzen van de kostenfac-toren. Tenslotte moet de boer uit de opbrengst van zijn gewas - na af-trek van het benoodigde voor eigen levensonderhoud - de uitgaven voor den volgenden oogst bekostigen. En als dit belangrijk meer vordert dan in het jaar tevoren, kunnen er financieele moeilijkheden ontstaan. Bij de huidige onzekerheid was het ons evenwel niet mogelijk ook maar een

schatting te maken van de toekomstige stijging der kosten. Een stijging schijnt evenwel onvermijdelijk. Daaruit volgt dus, dat de berekende prijzen eigenlijk te laag zijn.

(8)

-7-III. DE RESULTATEN.

Wanneer men de resultaten - zoowel kwantitatief als kwalitatief - in oogen-schouw net-.mt moet men er rekening mede houden) dat het de uitkomst be-° treft van een vrijwel geïmproviseerde eerste proef. Het toevallig aanwe-zige gebruikte materiaal was niet alleen vrij grof voor ons dooljmaar ook niot in gewensehte hoeveelheid aanwezig ^n voldoende op elkaar afgestemd. § 1. Groningen.

Daar wij alleen over gegevens van bedrijven met kostprijsbookhouding ge-durende de oogstjaren 1936, 1937 en 1938 beschikten in de Noordelijke Bouwstreok ^n het Oldambt, beperkten wij ons onderzoek tot deze tv/o e akkerbouwgebieden.

Van de door de bedrijfsstudiegroepen geadministreerde bedrijven waren er eon aantal niet aangesloten bij het boekhoudbureau van de Groninger Maat-schappij van Landbouw. Van deze bedrijven ontbraken daardoor de totale ge-gevens, die noodzakelijk zijn voor de bepaling van de plaats van de be-treffende bedrijven op het frequentie-diagram. Vijf bedrijven -drie in de noordelijke Bouwstreek en twee in het Oldambt - bleken aan beide tischen te voldoen.

Het boekhoudbureau van de Groninger Maatschappij van Landbouw verschafte ons gegevens over drie jaren van ongeveer 225 bedrijven in de noordelijke Bouwstreek en l60 bedrijven in het Oldambt, die voor olk gebied onderling in structuur weinig van elkaar afwijken. Doordat wij alle bedrijven uit-schakelden, waarvan de totale oppervlakte voor minder dan 85% uit bouw-land bestond, bleven er in de noordelijke Bouwstreek 156 en in hot Oldambt 139 bedrijven over, Deze bedrijven besloegen respectievelijk 1Ö en 17% van de totale oppervlakte bouwland in de noordelijke Bouwstroek eu het Oldambt.

Van deze bedrijven werd de gemiddelde kostprijs per f. 100.- product in de jaren 1936/'37» 1937/'3ö en 193*3/'39 berekend. Do uitkomsten vormden het materiaal voor de frequentie-diagrammen Ia on b. en II a. -„n b.

In do kost-.n van de bedrijven aangesloten bij het boekhoudburoau is niet opg. nomen loon voor minderjarige kinderen en voor den bedrijfsleider zelf. Dit geldt voor allo bedrijven - ook de basisbedrij ven - en is dus voor

verg., lij kingsdoe Ie inden niet zoo'n groot bezwaar. Alle-n stelt hot de zaak gunstiger voor dan het in werkelijkheid is.

De gegevens voor de berekening van de individueel« kostprijzen zijn ont-leend aan do Verslagen van de "Landbouw-bedrijfsstudiegrocpon in hot Ge-bied der Groninger Maatschappij van Landbouw" over de jaren 1936,1937 enl938< Do volgende correcties werden aangebracht:

lo. arbeidsloonf stijging met 10%. 2e. sociale lasten; stijging met 5%«

3e. inplaats van alle eigenaarslaston - onderhoud en afschrijving van gebouwen, verzekeringspremie, grond-, waterschap- of polderbelasting - en rente van onroerend kapitaal werd pacht in rekening gebracht, die volgens deskundigen ter plaatse in overeenstemming met de geldende pachten worden geacht.

4e. paardekosten: het materiaal, dat ten grondslag lag aan de berekeningen in do jaren I936, ' 37 on '38 werd gecorrigeerd met behulp van do prijzen

der kostenelonv-nten in April 1940. De aldus becijferde kosten voor eon paardeuur bedragen in de noordelijke Bouwstreok 25 cent en in hot Oldembt 34 e n t tegen respectievelijk 22 en 27 cent in de jaren 1936, 1937 on 1938. Hoow 1 het juister moet geacht worden voor elk bedrijf individueel oen berekening te maken was dit niet mogelijk door gebrek aan gegevens.

5o. afschrijving: 10% van de huidige nieuw-waarde, of als deze niot be-kond was een verhooging vv-n do gemiddelde afsenrijving in de jaren 1936-1938 met 10%.

6e. rente, bedrijfskapitaal: 4%. 7e. onderhoud: verhooging met 10%.

8e. brandstof voor machines, olie= en smoerjniddeiun: verhoog ing 3°%. 9e. bindertouw: verhooging 5°%»

10e. dorschloon: verhooging 18%. 11e. vrachten: verhoojing 20%.

(9)

-8-12e. fosforzuurmeststoffen verhooging 32%. 13«. kalimeststoffen verhooging 9%« 14e. stikstofmeststoffen verhooging 4%. lje. zaai- en pootgoed: voor elk product verschillend.

Voor de punten 12 - 14 is uitgegaan van de indexcijfers van de Directie van den Landbouw en is de periode, waarin de betreffende meststoffen hoofdzakelijk ingekocht worden als basis gebruikt.

In het totaal geven deze correcties gemiddeld een verhooging van de

productiekosten in 1940 tegenover het gemiddelde van de oogstjaren 1936, 1937 en 1938 van 12%.

Om de gemiddeld opbrengsten van de gewassen voor de jaren 1929 -1938 van de betreffende bedrijven te vinden, werden de gemiddelde opbrengsten in de jaren 1936 - 1938 vermenigvuldugd met een

coëfficiënt. Deze coëfficiënt wordt gevormd door de gemiddelde op-brengt over de jaren 1929 - 1938 gedeeld door de gemiddelde opbrengst 1936 - 1938voor het betrokken gebied, volgens officieële gegevens vande Directie van den Landbouw.

Om den kostprijs van het hoofdproduct te vinden moet de waarde van de bijproducten van de totale kosten worden afgetrokken. Voor de toekomstige oogst berust deze waardeering noodgedwongen op een schatting. Voor stroo van granen hebben wij de waarde op f. 10.-per 1000 K.G. gerekend. Deze koppen en het loof van suikerbieten is op f. 100.r per ha. gewaardeerd.

.gi Zeeland, ffoord-Wçgt-ftrabant, Çjoerse en, Overf jLakkçe, Hpej£sçhejfaard_ç.n_ de Meerlanden,

Van de boekhoudbureaux der Zeeuwsche Maatschappij van Landbouw, Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw en Hollandsche Maatschappij van Landbouw ontvingen wij uit de in den titel genoemde gebieden een groot

aantal gegevens van overwegend akkerbouwbedrijven uit de fiscale boek-houdingen.

Wij hadden gehoopt, dat het materiaal van den Accountantsdienst voldoen-de gegevens van basis bedrijven zou kunnen leveren om voldoen-de methovoldoen-de van voldoen-de projectie hier met succes toe te passen. Helaas, bleek, dat het bruik-baar materiaal van den Accountantsdienst voor de betreffende jaren zeer weinig omvangrijk was. De eerste jaren is veel geëxperimenteerd en in de bewerking van de boekhoudingen over 1938 was een grooten achterstand ontstaan door de mobilisatie in 1939»

Bovendien waren van de weinige complete gegevens, de bedrijven weer niet aangesloten bij het boekhoudbureau, dat ons de algemeene gegevens voor het betrokken gebied had verschaft.

Het boekhoudbureau van de Z.L.M, heeft de kostprijsboekhoudingvan drie bedrijven in Zeeland onder haar beheer. Een hiervan loopt slechts over twee jaren en eon tweede vertoont nogal een afwijkend type door de paar-denfokkerij. Wij zijn dan ook huiverig Uit dit materiaal vergaande con-clusies tetrekken.

Daar de structuur van de akkerbouwbedrijven in Zeeland, NoordWest -Brabant, Goeree en Overflakkee, en Hoeksche V/aard veel overeenstemming vertoont, wat type betreft, hebben wij ze samen ondergebracht in één. frequentie-diagram. De Meerlanden wijken af van dit type.

Het resultaat is voor deze gebieden zeer mager. /üleen voor tarwe hebben we een berekening volgens onze methode durven wagen, waarbij ook het

be-drijf met slechts twee jaren kostprijsboekhouding is uitgeschakeld. Voor de andere gewassen waren niet voldoende gegevens aanwezig.

Hoewel het ook in andere gebieden duidelijk uitkomt, illustreert het kostôn-diagram voor Zeeland en genoemde gebieden (III) sprekend hoe weinig typisch de zoogenaamde typebedrijven zijn in bedrijfseconomisch

opzicht.

1 3. De akkerbouwgewassen O P de gemengde en veenkoloniale bedri.iven in Overijssel, Drenthe en Groningen.

Do boekhoudbureaux van de Overijsselsche Landbouw Maatschappij on het Drentsch Landbouw Genootschap zorgden voor de totale gegevens over drie jaren van een omvangrijk aantal gemengde bedrijven. Het aantal

(10)

veen-

-9-koloniale bodrijven, waarvan gegevens werden verstrekt, v/as daar^nte-un gering n,l. 3 in Overijssel en IJ in Drenthe» Het pas opgerichte

book-houdbureau van den Veenkolonialen Boerenbond beschikte reeds over dû ge-gevens van een 25-tal bedrijven uit het gebied van de oude Veenkoloniën in Groningen,

Van don Accountantsdienst ontvingen we: wat betreft Overijssel over het oogstjaar 1936 de kostprijsboekhoudingen van 25 bedrijven en over 1937 van Iß bedrijven; wat Drenthe betreft over I936 en 1937 van 3 bedrijven.

Over het oogstjaar 1938 ontbreken uitgewerkte kostprijsboekhoudingen ge-e<-.l door achterstand in de werkzaamheden in verband met de mobilidat'ie. In not gebied van de Groninger veenkoloniën was over de jaren 1936,1937-f1933 nog geen enkele kostprijsboekhouding beschikbaar.

*~e aanwezige kostprijsbeekhoudiugen bleken voor het meerendeel te b^hooren ot de zg. niet uitvoerige typebedrij ven, d,w«z, dat geen aanteekening

'/ordt gehouden van de op het bedrij f verwerkte man- en paarde-uren. Hoewel cze boekhoudingen voor andere doeleinden van nut kunnen zijn, voor de croie ning van dei totalen kostprijs zijn ze van geen beteek-.=nis,. n Overijssel waivn van 4 bedrijven over twee jaren volledige kostprijs cgovons aanwezig.Twee van deze vier bedrijven - ieder van verschillend ypc - waren slechts aangesloten bij het boekhoudbureau \nn den O.L.l..,

en voldedeaÜus aan beide eisenen,

In Drenthe v/as de toestand ongeveer hetzelfde- Hier bleef ten slotte maar 'én bedrijf over twee jaren met volledige kostprijs gegev^nsover.

Ie laas was het niet mogelijk met behulp van zulk onvolledig en gering nateriaal tot, ook maar eeniger mate - betrouwbare resultaten te kom n.

IV, SLOTOPMERKING,

Eut onderzoek, waarvan in dit rapport verslag is gedaan heeft ons voel j-.loerd omtrent de vraagstukken en speciale moeilijkheden op dit gebied, iet was een uitstekende terreinverkenning»

n oen aparte studie hopen wij de verworven ervaring 'nog verder uit te

mit.jn.

enter is ons ook duidelijk geworden, dat men in het algemeen ga^a joode •esultaten kan bereiken met een geïmproviseerd onderzoek,

foor «....n bevredigende oplossing ven het jcostprijzenvraagstuk kan xi-di niet ^fnank .lijk zijn van min of meer toevallig aanwezig materiaal« Hot lijkt

ns onontbeerlijk, .\at. ;-r een duurzame organisatie in het leven wordt 'ero .pon, die zoowd zorg draagt voor de totstandkoming van geëigend

atoriaal als voor de wetenschappelijke bev/er"ï"'.og ervan.

ij alle waardeering voc; hetgetn op dit terrein reeds gedaan wordt door e landbouwboekhoudbureaux, d= bedrijfsstudiegroepen en de Accountants-i^nst in samenwerking met de Directie van den Landbouw meenon wij te

.ogen zeggen, dat er v^el /ev-botering en uitbreiding wenschelijk is. oor rlles achten wij een nauwe samenwerking-of nog beter oroördinatie-^1 allo kraohten bevorderj.rjk vooi het g- stelde doel.

(11)

a> •o u co en Ö • ö i - i 0) Ti a: t ~ S • H e a> ti> C • H m m -c \ o ra h Ö CO f> -o 0 > r H ^ <D .Mco <D r o <1) M - P ca » V . L ~ m % en 3 r H f ) PP <l> .M t~ m • r » \ • H V£> r H m cu en 1 ) r i f-H O o '*z m rrt S a> ^ 3) •r-3 0) fi-Ö • H S 0) t> •i~3 •rH • H - P C) 3 Pn T J • r t a> ," S S o O r < ( J . 1 . o o O VO r-t i n r H C ca > a ca ^ <H fH a> p< C 0) 60-p cfl • H co o • Ö « 0) CD • H -Ö • P r H G 0) CD tl d T ) C - H a> U t»H S 0) Ci' C3 ca -P o • -P S • a) Ä i> • M-B >-H U 0) r) feo co ca .a -p C H eu ca o -p SH C <B CO p . ca

• I tBAag dso.i9suo.i9 SA»f ^ e ^ u s s s j d s j

' 5 *«•.! J p T ^ P8« } ~* IX I B A S S deoaSsus iB 8A8xq.B^uasejd8j •1/ 'OH „ X g •O;.T jC-t.-cpaq V «H ca > u 0) r H TT» > CO -H -P fn Ö t ! co a> co , 0

•Sr

-X- -*-- -X-iri-H

3r

§}f

lC0 # vo ir> • * r n c\j fi ra 0) ö -p ß a> CO.H "Ö O rH •* s

(12)

i ? r e q u e n t i e d i a g r a m van 156 b o u w b e d r i j v e n i n de N o o r d e l i j k e Bouwstreek I b . var; " r o n i u g e n , i n g e d e e l d , n a a r gemiddelde k o s t e n p e r f. 1 0 0 . - p r o d u c t i n de naren L Q 3 6 / ' 3 7 . 1 9 3 7 / ' 3 8 en 1 9 3 8 / ' 3 9 . 27 26 25 24 23 22 21 20 19 18 17 16 15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 k o s t e n i n g u l d e n s i n t e r v a l f. 3 « -a -a ü t -a l bedr . j v e n • CD xfr B SS <H <H •r-a *ra •H -H ^i Sn "O T3 O) 0) . o ^> X * ' . , , 1 > < > ^ > ! p e r c e c t a g e v . h . t o t a a l a a n t a l be-r . d i i j v e n m <w •ra •rl U •Et CD

c

15 10 70. 73, 76, 7 > 8 ^ 85. 88. 91 94 97, 100, 1Q3 1 Ofi 10Q U2 115 138 121 124 ' T } ' 7 6 -79 82 85 ' S B ~1fl " 9 4 " 9 7 ~"Ï00 E3"ÏC6 T09 T B T B "DS I S T24"T27

(13)

ro M 0) • ö r-\ <D •a T j • H S (0 <U •ö CD CD Ö T i r H CU a> •rt o ü' ö • H •. H T -• T v rn -a > \ toco C l •f-* 'J\ C H o fn ri> G <D fiCO CO f ï f> • p •-\ e-.o rn B CT\ CO r H T J i-t •» O f -+» a > \ » m . r j V D rn C CT. • H r H Ö a> > t-ä • H h T l (1) , Q g 3 O G a> -^ ca • r a a> T l « • H ,a-+> en O r o T j r H G ca > ä TH O u 1 Ô o « r H ca • H T j V l a> • H - p Ö 0) d u CU P i G O) o*-P CD M CU O ü t ü • P a> l . C CB . Q G ca i-i > ca 4 » 0) ^ MCO ca ca C M CU co o co fc-p CU o Qt-¥> G CU > •rs • H ^ T t •2 'ON j Ê x a p a q X T_;BAS9 r d 8 0 . i S s u a . i 9 8A8Tq.Bq.U8tf8:rd8.T ' I 1BA33 : d 8 o a ë s u s . i S s i . 8 x : •1*011 jÇ-ç.Tpeq * CM — I - -X-B 4 . u 8 S S . T d 8 J lf\C\J CMVH O\C\J .vo r\\rH 0 \ H O', o O ' r l 'M CO > U CU H <U G ca > +3 -ra G - H CO SH CO T ) CU fi> OV' i r H O'.CTv o\co 00 \ # * • * ' » '• • - r G • H CD • P O

(14)

ir-20 19 10 17 16 15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 kosten in

aid-Frequentiediagram van 139 bouwbedrijven in het Oldaiabt van Groningen ingedeeld naar de gemiddelde kosten per f. 100. + product in de .iaren

1936/'37, 1937/'36 en 1938/'39. IIb. 4 3 I interval f. 3.-. aantal bedrijv n o u 0) .a 'H tl CD .O percentage v.h.j totaal aantal ' bedrijven

X

15 10 70 73 7 6 - 7 9 82. 85. 88_ 91. 94> 9 7 . 1Q0. 103 10g. 109 112 115. 118. 121 124 16 '79 82 --B5 -B8 '"91 3 4 " §7 ^ 0 0 103"Ï06 ^ 0 9 I l 2 T l 5 1 1 8 ' ! 2 1 1 2 4 ^

(15)

(S M M M S-4 a m • • CD X! o en a r o Q> \ o co S n m S i H (1) CD j-î CD <aoo ,14 <•"> «•% r i t -<H r o !H CO CD r H

£

••> f -0 ^ (U ~ X tuvo 0) r^i . 4 en < U i - l o tt •> -P t ; s J 3 Ö 0) M <a • n CD CO -Cl ^ rq £r i t ^ •. a i - i (U a • H • P O S -rt C U P. 1 CD O M O fi •H fi CD > • f-» «H fn t ) H * <H Sn a> w fi <B CD - p , Q S 3 O x> m o .y CD T ) CTli-H cri O H - Ö £ CD f> » CO T ) • H s CD W) CD wa u' CO •H •n 1 0> f-l m en fi •H -Ö • P H > - i (l> CD CD îJ TJ o> a> <u ÇO •P • CD H fi ... CO CD co ca > 4» i-3 S r - l - H CD C0 H O CD <Ö r i -P <D o<-p ' I I IBASS'dSOjSSIIS.lS I X B A S S d a o j S 3A9Tq.Bq.uasajdaj I 'on jPT.fpaqadftq. • I I *OÎÏ „ ' I I I *OM j f T j p e q d d f i q . <H ca f-i CD • P C (H l - t - p fi CD > • r ; • H h S t ) 09 CD C0,O - * * -«3 $ t r t o 0 , 0 I1 0 0 \ 0 > ITACO OD1, O\C0 IVD

irJr--*-!g^

CM l - t OD i*1 r y JlAvO \ r H O\vo •,ey> fi 0) • p œ c t i O -HrH A i tù

(16)

Trequentie-dia^ran van 199 bouwbedrijven in Seeland,!;.'..Brabant, Overflakkee eii EIceksche !7aard, ingedeeld naar de gemiddelde kost f. 100 product in de jaren 1936/'37, 1937/'38 en 1930/'39-oeree en en per Illb. 29 * 25 , 27 . 2 6 . 25 24 . 23 22 . 21 . 20 . 19 • 18 -17 . 16 15 14 13 • 12 , 11 . 10 . 9 8 7 • 6 . 5 4 3 • 2 -1 , , u J interval f. 3-- percentage v.h.

aantal bedr.-jven totaal aantal

bedrij-i i : i i | M M M a HI M Ö * f» •>-3 -H ti <B .O CD P i -p ! ' i 'y \ \ • ' '.. / • ven.

j

i !

^ « M •H a> P. +>

e

! X i ! ;

1 i

14 . 10 .5 kosten in gld. 58. 61 64. 67 70. 73 76 79- 82 85. 88 91. 94. 97, 100, 103 '61 6"î --67 l'0-^fi -lô-^ÎS "82 $5 -"§8 'T!-"94 "1)7 lL00T03"Î0 103 112, 12"Il5

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nu bekend is dat de motiverende factoren betrokkenheid management, betrokkenheid werknemer, toegankelijkheid, voldoen aan individuele behoeften, stimulatie &amp;

Logistic regression with dependent variable predicted tumour response by gene expression signature was ap- plied to the training cohort to build a prediction model with the IHC

HPV-16 and HPV-18 incidence reductions achieved under the current girls-only vaccination are predicted to lead to substantial reductions in cervical disease burden, with an

De bijdrage van deze studie aan de geschiedenis van het bijzonder wetenschappelijk onderwijs in Nederland, en zijn waarde voor de in deze materie geïnte- resseerde historicus,

Over het werk van Bertius wordt dus wel informatie verstrekt, maar het blijft bij een loutere opsomming en er wordt voor het grootste deel niets mee gedaan.. Na alles wat

varianten voor geleden plas, gebaseerd op ‘ vinger- structuur; van ‘ natuurlijk’ tot ‘man-made’. dimensies nog af te stemmen op werkelijk benodigde ruimte /

To establish whether or not the Fukushima Daiichi nuclear accident has altered the narratives about nuclear power in the South African print media, with respect

Geef daarnaast het aantal uren aan dat u per week gemiddeld werkzaam bent als kinesitherapeut respect. 3) Wanneer één situatie is aangeduid maar geen enkel