• No results found

Problemen bij chemische onkruidbestrijding

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Problemen bij chemische onkruidbestrijding"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gestencilde Mededelingen Jaargang 1951

nr. 14

PROBLEMEN BIJ CHEMISCHE ONKRUIDBESTRIJDING Ir H.J. Eggink en Ir P.. Riepma Kzn.

(2)
(3)

chemische onkruidbestrijdingsmiddelen in het interprovinciaal proefplan opgenomen. In 1950 werden daarom voor de door de con-sulenten aan te leggen onkruidbestrijdingsproeven richtlijnen samengesteld, waaraan een kort overzicht over de problemen bij de onkruidbestrijding voorafging. Gezien de ontwikkeling van de chemische onkruidbestrijding wordt hierop aangesloten met deze samenvatting en zijn hierin weer nieuwe richtlijnen aangegeven.

Uit een overzicht van de in de Rijkslandbouwconsulentschap-pen aangelegde proeven blijkt, dat de belangstelling voor deze proeven is afgenomen. Verschillende problemen, die met de chemi-sche onkruidbestrijding samenhangen, zijn echter niet zo gemakke-lijk in een veldproef uit te werken, bv.:

1. de voor bespuitingen geschikte weersomstandigheden! 2. de geschikte ontwikkelingsstadia van granen en mais;

3. bij verschillende methoden van toepassing o.a. de druppel-grootte en hoeveelheden water;

4. de mogelijkheden van bespuitingen van granen met onderzaaij 5. werking van de middelen op verschillende grondsoorten.

Juist omdat in een enkele proef verschillende van de afzon-derlijk geneerde factoren, die de werking van een middel bepalen, door elkaar lopen, is beoordeling zeer moeilijk. Hierin is

een verklaring te vinden voor de afname van het aantal proeven. In 1951 werd in de praktijk op iets ruimere schaal gebruik gemaakt van chemische middelen voor onkruidbestrijding. Helaas moet opgemerkt worden, dat maar van een gedeeltelijk succes bij de toepassing er van gesproken kan worden. Veelal werd onzes

inziens de werking van de herbiciden overschat. Nog te veel grijpt men naar deze middelen, als onkruidbestrijding op andere wijze niet meer mogelijk geacht wordt. Hoewel over de werking van herbicide middelen, verspoten in kleine hoeveelheden water

- het vernevelen - nog zeer weinig bekend is, maakt men in de

praktijk steeds meer gebruik van deze toepassingsmethode. Ook DNC wordt met kleine hoeveelheden water als dreagstof

verspo-ten. Het is een feit, dat op deze wijze het onkruid goed bestre-den kan worbestre-den. Steeds hebben echter bespuitingen met de reeds lang aanbevolen hoeveelheid water (800 - 1000 liter per ha) per-centsgewijs meer goede resultaten laten zien. Het werken met deze hoeveelheden water houdt voor de boer meer zekerheid in. In verschillende landbouwstreken van Nederland bestaan vrij sterke verschillen in deze methoden van toepassing. De middelen, met als werkzame stof DNC, butylphenol en MCPA • worden het meest

gebruikt in de akkerbouw. Op weiland wordt daarnaast ook nogal eens met 2.4-D gewerkt.

Na de bespreking van deze middelen en methoden van toepas-sing zal in dit overzicht, aan de hand van een schema, een samen-vatting worden gegeven van de mogelijkheden van chemische on-kruidbe s tri jding in de in Nederland geteelde gewassen.

Tot slot zullen dan enkele problemen worden aangestipt, die om een oplossing vragen in de naaste toekomst.

PNC vindt nog steeds op ruime sohaal toepassing. Hoewel in vorige jaren geadviseerd werd met 5 kg middel per ha te wer-ken, blijkt men in de praktijk dit niet te durven wegens voorge-komen ernstige beschadigingen. Misschien was deze beschadiging een gevolg van een fijnere verdeling met grotere machines of van het gebruik van te weinig water. Het is wel veiliger 4 kg middel per ha te gebruiken, daar ook gebleken is, dat haver toch wel erg

(4)
(5)

in ontwikkeling wordt teruggedrongen, indien de weersomstandig-heden een zeer felle werking van het middel veroorzaken. lichte oogstdepressies van haver werden bij het gebruik van 5 kg DNC dit jaar genoteerd. In de praktijk spuit men echter maar al te vaak met slechts 2,5 - 3 kg middel, wat tot gevolg heeft, dat

er een absoluut onvoldoende enkruidvernietiging plaats heeft. Men is erg bevreesd voor een gele verbranding van het gewas. Reeds meermalen werd er echter op gewezen, dat een graangewas, evenals bij kalkstikstof, zich vrij spoedig van een verbranding herstelt, indien niet te laat werd gespeten. In de praktijk komt dit euvel ook nog" maar al te vaak voor. Een afdoende bestrijding van de on-kruiden wordt dan moeilijker, doordat ze te ver ontwikkeld zijn en niet meer geheel en al te doden met de gebruikte dosering. Het is wel begrijpelijk, dat enkele percelen laat worden bespoten, daar een loonsproeier niet overal tegelijk kan zijn, maar bij de voorlichting over de beste tijd van bespuiten mag daar niet op gelet worden. De juiste tijd van bespuiting met M C is, als de plant het 4e blad voor een groot gedeelte heeft ontwikkeld. Men dient te eindigen, als het 6e blad in ontwikkeling is. Bij rogge zou men reeds kunnen spuiten, als het 4e blad te voorschijn komt, daarentegen dient men bij haver liefst te wachten, tct het 5e blad naar buiten komt. In de praktijk worden velden met rogge nog maar al te vaak in Maart of begin April met M C bespoten. Dit is voor

vroeg gezaaide gewassen (begin t/m midden October) beslist te laat en wel' om verschillende redenen, die hier nog eens herhaald zullen worden:

a. Een slechte onkruiddoding. Yeel betere vernietiging van het onkruid vindt plaats, als men in December, Januari cf Februari spuit op een jonger gewas en kleinere onkruiden. Ook worden windhalm en muur dan voor een groot gedeelte gedood. In verschil-lende jaren werden met deze onkruiden echter verschilverschil-lende re-sultaten verkregen, waardoor een direct advies over de juiste tijd van bestrijding van muur en windhalm nog niet is te geven. b. Een lagere opbrengst. Uit verschillende proeven is gebleken,

dat er een korte ontwikkelingsperiode bestaat van rogge, waar-in een bespuitwaar-ing met HEG een verhoogde opbrengst ten gevolge heeft. Deze opbrengstverhoging kan + 10 % bedragen. Indien na de ontwikkeling van het 6e blad op het gewas wordt gespoten, is de opbrengst niet hoger dan die van een onkruidvrij

onbe-spoten gewas. Deze opbrengstverhoging werd vooral geconstateerd in vroeg gezaaide gewassen. Het is nog een open vraag, of dit

verschijnsel ook optreedt in late rogge en in zomergewassen, hoewel daar in 1950 wel reeds aanwijzingen voor waren.

c. Indien men in Maart of April moet sproeien, is het mogelijk, dat men met de andere werkzaamheden in het gedrang komt. Ook is de spreiding van het werk van de loonsproeier veel groter, als de wintergewassen reeds in de winter gespoten worden.

Als men in April of einde Maart.nog beslist een chemische onkruidbestrijding wil toepassen, moet men niet van DNC gebruik maken, maar van MCPA, dat in het ontwikkelingsstadium van begin April absoluut geen opbrengstderving veroorzaakt, indien een kg act, stof per ha wordt gebruikt. Men moet zich echter daarbij wel afvragen, welke onkruiden gedood moeten worden, dacr een bespui-ting met MCPA alleen zin heeft, als gespoten wordt tegen voor

(6)
(7)

Butyl -phe nel

Het gebruik van butyl-phenolen nam dit jaar niet in die mate toe, als gezien de resultaten van vorig jaar in erwten mocht worden verwacht. In enkele streken is men bevreesd voor beschadiging van het gewas. Dit behoeft bij het gebruik van voldoende water (800 - 1000 1 per ha) absoluut niet het geval te zijn. Het is dit jaar nog eens weer gebleken, dat in alle stadia tot aan de bloei van de erwten met dit middel is te spui-ten. De beste onkruidbestrijding werdt echter verkregen, als het onkruid zeer klein is, dus de erwten + 5 cm groet. Extreme

weersomstandigheden moeten vermeden worden. Bij een temperatuur boven 20° C werkt het middel te fel en dan kan inderdaad een

vrij aanzienlijke beschadiging optreden, zowel in erwten als in vlas en lucerne.

Doordat in 1950 in de warme periode van einde Mei een vrij

groot aantal met butyl-phenol bespoten vlaspercelen werd bescha-digd, is men in 1951 aan de voorzichtige en veilige kant

geble-ven met de dosering. Het gevolg er van is geweest, dat er in

vlas vrij veel mislukkingen voorkwamen. Op vele percelen trad maar een matige tot zeer geringe onkruiddoding op. indien men echter beneden een temperatuur van 20° C werkt, het vlas bij een hoogte tussen 7"2 en 10 cm bespuit en voldoende water ge-bruikt (1000 1 per ha), behoeft men niet bevreesd te zijn voor beschadiging deer een bespuiting van vlas met butyl-phenol in een concentratie van 5/8 %, dat is 6,25 liter van een 13 $>-ig product op 1000 liter water of ongeveer 0,8 kg actieve stof. II In Engeland zijn reeds verschillende malen lucerne en rode

klaver, welke bezig waren het 4e blad te ontwikkelen, met butpl-phenol bespeten. Hoewel hier in Nederland nog maar zeer geringe ervaring mee bestaat, lijkt het ons wenselijk de aandacht er op te vestigen.

MCPA

Van de groeistoffen heeft MCPA de voorkeur in de akkerbouw. Dit middel wordt ook nog veel ter bestrijding van zaadonkruiden

toegepast, hoewel er reeds eerder op gewezen is, dat men met DUO betere resultaten verkrijgt. Als voordeel werdt vaak

op-gegeven, dat MCPA goed is te vernevelen, waardoor de toepas-singskosten geringer zijn. Op verschillende plaatsen is men echter niet tevreden met het met MCPA bereikte resultaat. Nogmaals dient hier herhaald te worden, dat met groeistoffen alleen tegen voor groeistoffen gevoelige onkruiden gespoten moet worden. Tegen "onkruid" in het algemeen heeft men geen succesj men moet weten, welke onkruiden aanwezig zijn in het gewas. Bij de bestrijding van zwaluwtong en van hennepnetel kan men met MCPA vrij behoorlijk succes hebben, maar beter is het effect, als men deze onkruiden in een jong stadium met DNC

bestrijdt. Enkele gegevens uit Engeland en ook resultaten van C.I.L.0.-proeven wijzen er op, dat bij het gebruik van groei-stoffen de hennepnetel meer gevoeligheid vertoont voor MCPA dan voor DCPA (= 2.4-D). Als de onkruiden klein zijn, bijv. in

kiemplantstadium, worden ze percentsgewijs beter door groeistof-fen gedood. Indien het mogelijk was groeistofgroeistof-fen vroeger in

granen toe te passen dan momenteel nog wordt geadviseerd (nu: na de uitstoeling), zou ongetwijfeld een betere onkruidbestrij-ding bereikt worden. Uit een vrij groot aantal proeven over tijd-stippen van toepassing zijn nu aanwijzingen aanwezig, dat

MCPA zeker vroeger gebruikt kan worden. Hier wordt in de richt-lijnen voor onderzoek op teruggekomen.

In enkele streken van het land wordt reeds veel met kleinere hoeveelheden water per ha gespoten, variërend van 100 - 500 liter.

(8)
(9)

Men is over het algemeen echter niet tevreden over het resultaat. Zekerder van een goede bestrijding is men, als men zich houdt aan het oude voorschrift! 800 - 1000 1 water. Het middel M C vertoont dan in granen de meest selectieve werking. Ook butyl-phenol heeft de grootste selectiviteit, indien + 1000 liter water gebruikt wordt. Bij kleinere hoeveelheden water (bijv. + 500 1) is de kans cp beschadiging veel groter. Dit is goed begrijpelijk, daar dit middel corrosief wordt genoemd? de werking is een soort verbran-ding. Valt nu een druppel van een sterkere concentratie op het blad (een druppel van een oplossing van l\ liter van een 13. £

~i.r;-product in 500 liter is 2 x zo geconcentreerd als een druppel

van een oplossing van 7r liter van hetzelfde product in 1000 liter), dan is de kans op verbranding van de plek, waar de druppel is

neergekomen, veel groter. De gewassen, die resistent zijn tegen de normale concentratie, zijn het niet meer tegen de hogere, welke o.a. bij vernevelen gebruikt wordt.

Door het gebruik van 1000 liter water per ha wordt een graan-gewas zo bevochtigd, dat een gedeelte van de oplossing afdruipt. Bovendien lijkt het ons aannemelijk, dat door de geringere snelheid en kracht van de druppel bij vernevelen het gewas relatief meer

opvangt clan bij spuiten. Het onkruid, dat vaak nog enigszins door het gewas wordt beschermd, zou dus met minder middel bedekt worden.

Deze drie factoren leiden tot de gedachte, dat het gewas door vernevelen veel meer beschadigd wordt. De hoeveelheid DNO, welke een nog getolereerde gewasbeschadiging veroorzaakt, ligt voor de meeste granen (behalve haver) iets hoger dan 5 kg,

in-dien verspoten in 1000 liter water per ha. De hoeveelheid, welke voor een goede onkruiddoding vereist wordt, moet op ongeveer 4 kg gesteld worden. Wordt dus met 4 kg DNC in 1000 liter water

gespoten, dan zit in deze'toepassing t.o.v. het gewas een zekere veilige marge. Indien nu verneveld wordt, loopt de hoeveelheid,

die een aanvaardbare gewasbeschadiging veroorzaakt (gezien de boven-genoemde factoren) terug en naar onze mening wel zo, dat men

beneden de voor een goede onkruidbestrijding vereiste hoeveel-heid (+ 4 kg) moet werken, wil men niet de kans van te veel

be-schadiging lopen. Dit zou dan ook de reden kunnen zijn, dat men steeds beweert, dat de op proefvelden gebruikte 4 à 5 kg te hocg is voor het gebruik in de praktijk.

Veelal werd beweerd, dax" door vernevelen een betere cnkruid-doding zou ontstaan. Voor groeistoffen mag dat misschien het

geval zijn, voor DNÖ werd in enkele proeven reeds geconstateerd, dat de onkruiddoding door vernevelen van een bepaalde hoeveelheid DNC slechter was, cTan door vers pui ten van die hoeveelheid.

De bezwaren tegen het vernevelen van kleurstoffen berusten dus voor een gedeelte op de chemische werking, voor een groot

gedeelte op mechanische invloeden, die bij het onderzoek in het laboratorium meestal worden uitgeschakeld. Het is bijv. goed voor te stellen, dat op het laboratorium een verspoten of verne-velde hoeveelheid kleurstof bij gebruik van dezelfde hoeveelheid stof een betere onkruiddoding tengevolge hoeft, omd^t

men daar meestal zonder gewassen als'bedekking werkt. In het veld is de invloed van gewas enz. groter en daar zullen geheel andere

resultaten gevonden worden. Hoewel wij dus op theoretisch-prakti-sche gronden van mening zijn, dat het vernevelen van kleurstoffen niet mogelijk is, verdient het echter aanbeveling, dat meer onder-zoek verricht wordt over de methoden van toepassing. Het verneve-len van herbicide stoffen biedt immers vele voordeverneve-len. Proeven moeten genomen worden over de grootte en onderlinge afstand van de

(10)
(11)

Daarbij dient opgemerkt te worden, dat deze vragen technisoh reeds vrij ver zijn uitgewerkt, echter het praktische resultaat, de herbicide werking, die bij een bepaalde methode van toepassing wordt verkregen, is nog te weinig bekend.

Er dient ten slotte nog op gewezen te worden, dat bij de

verneveling van groeistoffen beschadigingen zijn opgetreden door overwaaien. De kans op beschadiging is des te groter, naarmate de sproeiboom hoger is gesteld en dus de nevel meer door de wind kan worden gegrepen.

§2 -§£ker^ouwge wa^ sen

Deze mogelijkheden zijn hier in een schema samengevat. Uiteraard kan in een schema een probleem alleen«beknopt behan-deld worden. Enkele facetten zullen hieronder dan ook iets uit-gebreider worden toegelicht.

Alleen de mogelijkheden van chemische bestrijding worden genoemd. Nogmaals wordt er de aandacht op gevestigd, dat de

mechanische bestrijding bij de voorlichting niet uit het oog moet worden verloren en nog steeds als zeer belangrijke cultuur-maatregel moet worden gezien.

Aardappelen

In de praktijk wordt over de toepassingstijd van kalkstik-stof zeer verschillend geoordeeld. Waarschijnlijk speelt hierbij de aard van de grond ook een grote rol. Wegens de duurte van

kalkstikstof verdient een DNC-bespuiting door een deskundige kort voor het doorbreken van de aardappelen zeker overweging. Hierdoor

zou, als de aardappelen in rijen staan, zeer veel tijdrovend wieden voorkomen kunnen worden.

Bieten

Het toepassen van oliën is nog min of meer in een proefon-dervindelijk stadium. Het is echter gebleken, dat spuiten een dag vóór de opkomst van de bieten nog geen beschadiging er van veroorzaakt.

Grassen voor zaadteelt

Bij de ccntractteelt komt het een enkele maal voor, dat in het gecontracteerde perceel veel onkruiden aanwezig zijn, welke moeilijk uit de partij zijn te schenen. Sommige er van kunnen

zeer goed worden bestreden met groeistoffen (bijv. paardebloem, zuringsoorten, enkele veelknopigen en weegbreesoorten). Indien de grassen doorgeschoten zijn, maar nog niet bloeien, oefent een dergelijke bespuiting geen enkel nadelig effect uit. De kiem-kracht van de grassen wordt er bijv. zeker niet nadelig door beïnvloed.

Rode klaver

Rode klaver verdraagt, indien + 4 blaadjes zijn gevormd, een bespuiting met butyl-phenol (+ 1 kg act.stof/ha) vrij goed.

Komt in percelen, waar de klaver een gesloten dek vormt en + 15 cm hoog is, veel herik voor, dan is een bespuiting met MCPA (076 kg per ha) ook mogelijk. Deze dosis is voldoende om de herik te doden en de klaver ondervindt er hoegenaamd geen schade van.

Koolzaad

Kalkstikstof is te gebruiken in de winter. Er treedt dan een vrij sterke gele verbranding op, het gewas herstelt zich hier echter vrij spoedig van, als het door begint te groeien. Dit

jaar leek voor de bestrijding van duist in koolzaad het middel TCA (+ 15 kg per ha) bruikbaar. Hierover zijn echter nog niet

voldoende gegevens verzameld. In de richtlijnen voor onderzoek wordt er op teruggekomen.

(12)
(13)

O M C D p p O O ' p J O ^ (o R p H p. p ro œ p, d CD X -f* M P ® H - H < 1 O e f O Î 3 W O • P O P c t d - O UD p p j CD 4 c f - C f H - S W CD CD CD 0Q P i 0Q P i P Î 3 ! 3 CD CD • CD CD e t o * p i 0 H O ? ( D 3 K - C ! 3 O VS CD CD H- W O J3 c t W 4 <i e t CD Ci CD CD 1 3 3 H ' CD CD • P> H c y c r a CD O* t ^ M C D 4 JÜCD (5 H - N H - CO H - c j . H- P" CD e t p i < CD P 4 4 CD VS VS F -P 3 H-c-j. O • P J CJ> CQ P J e t CD - H-H- M r o CD 3 CD VS C^VJlCD (TO <! CD J3 CD P J CQ I-J H-CD O H- <{ 3 ra t ^ e t CD e t O P 0 4 O O <! P i 4 0 « ? H H) CD H - H - H-4 CW O CO CD c_i. N H - W co < ; d H - P H- M H - O OC N 3 P CO ^ CD ^CTO CQ e t e t 3 P CQ - 4 H- ^ <1 e t CD VS CD CD P P i OtJ 4 4 O ^ H - O t l CD P i 3 CD CD 4 CO CD t-J O H"1 P M ? T 3 0 J ) ÇuO £ P i ^ ö VS . . • Ö Pf CD CD oq P 3 3 ( D o p i CD • • oq • CD VS CD GO o W < H O « H - CD e t P « c_«. VS O P e t M e t e t 4 H ' O - 3 CO CD O l W l î ^ c t P i t ^ H -O CD CD e t CD t—1 O VS CD <! H-( R W 4 M e t 1 P i CD P CD i co 4 H-CD <! H P to a" H» tö 0 fcr) p i « N H H - ftj <LJ. M p i fej CD Q CT» P * P 4 0Q M 0*3 Q CD C0 e t CD O H -P i £0 CD VS CD P i UD CD U 1 P i M CD H " H-(M . O VS O t-i H ! = * OQ H3 M 1-3 H9 <! O O w bd

8

o H O

(14)
(15)

Lucerne

Evenals klaver kan ook lucerne in een ontwikkelingsstadium

van ongeveer 4 bladeren met butyl-phenol worden gespoten. Dit

gewas is echter iets gevoeliger en daarom mag de concentratie

niet hoger zijn dan 0,7 - 0,9 kg act. stof per ha in 1000 1 water;

dat is ongeveer 5i â 7 liter van een 13 $>-ig product (6 liter

Aatox). Ook hier geldt dus weer*, gebruik 800 - 1000 liter water

per ha en spuit alleen bij een temperatuur beneden 20° C.

Mais

Op dit gewas wordt in de richtlijnen nader ingegaan.

Olievlas

Voor bestrijding van voor groeistoffen gevoelige onkruiden

kan zeer goed MCPA gebezigd worden (1 kg act.stcf per ha). Indien

Polygonumsoorten en muur voorkomen (in de Veenkoloniën o.a.),

ver-krijgt men echter met MCPA een absoluut onvoldoende resultaat.

Alleen butyl-phenol in een vroeg stadium toegepast, kan dan een

behoorlijke vernietiging van het onkruid tengevolge hebben. Men g

kan dan tot 7^ liter van een 13 %-ig product gebruiken; dat is '•'

tot 1 kg act. stof per ha. -,v.A

Vezelvlas

In vezelvlas kan men beter geen groeistoffen toepassen, daar

de vezelkwaliteit er door lijdt. Ook de ontwikkeling van het vlas

wordt door groeistoffen geremd. Met butyl-phenol kan echter zonder

gevaar van beschadiging worden gespoten, als men + 6,25 liter van

een 13 %-ig product gebruikt bij een hoogte van het vlas van

6 - 10 cm en een temperatuur beneden 20°, terwijl het middel met

800 - 1000 liter water als draagvloeistof wordt verspreeid.

5ï2£îli2B£ïLY22ï.-YËï_££â£2r222^

A. In 1951 is gebleken, dat bij mais niet op eenvoudige manier

oen stadium is vast te stellen, dat ongevoelig cf sterk gevoelig

is voor groeistoffen. Werd het vorig jaar geadviseerd niet met

groeistoffen te spuiten, nadat de mais een hoogte van 30 cm had

bereikt, dit jaar bleek, dat mais, die zich in het begin zeer

goed had ontwikkeld, reeds beschadigd werd door een bespuiting

met groeistoffen bij 15-18 cm hoogte. In andere gevallen trad

be-schadiging op bij mais, die zich door koude en vocht juist heel

traag ontwikkeld had en na de bespuiting zeer lange tijd volkomen

in groei stil stond. MCPA bleek mais veel sterker te beschadigen

dan 2.4-D, wat dus een bevestiging is van de in vorige jaren

ver-'kregen waarnemingen.

Met 5 kg DÎJC per ha werden in de buurt van Wageningen steeds

zeer goede resultaten geboekt (bespuitingen tijdens opkomst, op

10 cm en op + 18 cm hoogte van de mais). Om niet te verklaren

redenen werden dit jaar ook met dit middel grote beschadigingen

op enkele plaatsen in het land geconstateerd. Deze traden o.a.

op bij mais, die zich ook weer door koude en vocht zeer traag

ontwikkelde.

Het verdient aanbeveling op een groter aantal velden, waar

dus verschillende groei-omstandigheden optreden, gegevens te

verzamelen. Voorgesteld wordt, in een praktijkveld in

verschil-lende ontwikkelingsstadia te spuiten met 4 kg DHC per ha en

1 kg 2.4-D (Na-zout of amine-zout), te beginnen op het moment,

dat de mais doorbreekt en eindigend, als de mais + 25 cm hoog is.

B. Op de proefvelden veroorzaakte butyl-phenol, verspoten in

1000 liter water per ha, op erwten steeds goede onkruidbestrijding.

Met 1 kg act,stof per ha (= + 7"? liter Aatox) trad geen

gewasbe-schadiging op bij bespuiting in verschillende ontwikkelingsstadia.

In de praktijk zijn de resultaten echter maar matig en is men

be-vreesd voor beschadigingen van het gewas. Waarschijnlijk is dit te

wijten aan het gebruik van te weinig water als draagvloeistof.

(16)
(17)

I

Vergelijking van bespuitingen met butyl-phenol (1 kg aot. stcf) in waterhoeveelheden van 500 tot 1000 liter is wenselijk in ver-schillende ontwikkelingsstadia, te beginnen bij het doorbreken. Ook een herhaalde bespuiting met butyl-phenol dient beproefd te worden, daar hiermede op enkele proefvelden opbrengstverhogingen van 200 - 400 kg erwten werden verkregen. Bespuitingen tijdens de bloei moeten worden afgeraden.

C, Het is in enkele proeven gebleken, dat Cruciferen,, .o.a. kool-zaad en stoppelknollen, ongevoelig zijn voor TÖA. Duist is met 15 tot 20 kg te doden. Voor ernstige duistinfecties kan het wen-selijk zijn een bespuiting met TCA toe te passen, die dan + f

70,-kost. ~ Men spuite in praktijkvelden 10, 15 en 20 kg TCA per ha in

1000 liter water en verrichte deze bespuitingen in enkele ontwik-kelingsstadia van koolzaad en duist.

D, Bij de uitzaai van lucerne en rode klaver is een mechanische onkraidbestrijding tijdens de jeugdcntwikkeling zeer moeilijk te verrichten. Het is gebleken op enkele proefvelden, dat lucerne en klaver met 3 - 4 bladeren zeer goed een bespuiting met butyl-phenol

(resp. + 3/4 en + 1 kg act.stof) verdragen. Meer gegevens over deze bespuitingen zijn wenselijk.

E, Er be s tart ock de mogelijkheid om veldbonen met butyl-phenol te bespuiten. Slechts enkele gegevens zijn hierover bekend, zodat bepDoeving op grotere schaal van belang kan zijn.

P. Over de "gevoeligheid" van een onderzaai, waarin klaver voor-komt, is men het nog niet eens. Bespuitingen met DNÖ en groeistoffen in verschillende ontwikkelingsstadia van de onderzaai geven cijfers voor beoordeling van dit probleem.

G. Reeds enkele malen is ter sprake gekomen, dat men nog maar zeer weinig weet over de herbicide werking van de middelen, indien ze met behulp van grote en kleine hoeveelheden water over een be-paalde oppervlakte worden verdeeld.

Het is daarom van belang, dat gegevens worden verzameld over

üe werking van DNC (2 concentraties, + 2 kg en + 4 kg) in 200^500-en 800 liter water per ha en van MOPA (0,75 kg act.stof en 1,5 kg

act.stof) in 200-500 en 800 liter. De proef moet aangelegd werden op een vuil perceel; onkruidtellingen vóór en na de bespuiting kunnen dan een aanmerkelijk beter inzicht geven in het resultaat. Schattingscijfers over het percentage doding zijn waarschijnlijk onvoldoende.

H. Verschillende malen werd reeds gesproken over de invloed van de weersomstandigheden op het resultaat van een bespuiting. Bij hoge temperatuur werkt D1C feller dan bij lage. Een hoge relatieve luchtvochtigheid heeft een fellere werking tengevolge en het gewas heeft meer tijd nodig om zich te herstellen. In gevoelige gewassen, zoals vlas, spuite men liefst bij een relatieve luchtvochtigheid van + 70 %, Indien deze 80 % of hoger is, bestaat groot gevaar voor een beschadiging van vlas', zowel door DNO als door DNSBP.

Ook het spuiten over dauwnat gewas veroorzaakt een sterke verbranding. Het vorig jaar werd voorgesteld "over de vorst" te spuiten. In verschillende gevallen ontstonden hierbij door het ge-bruik van 5 kg DNÖ te grote beschadigingen. Het is aan te bevelen

dit nog eens te beproeven en dan niet meer dan 3 kg DNÖ te gebrui-ken. Voor de assistenten van de Voorlichtingsdienst is het zeer goed mogelijk' aantekeningen te maken over velden, die bespoten werden in de praktijk. Daarbij moet gelet worden op de weersomstan-digheden vóór en na de bespuitingen en op de tijd, die het gewas

nodig heeft om zich te herstellen. Een verzameling van deze gege-vens kan zeer veel tot de kennis van de voor bespuitingen meest geschikte weersomstandigheden bijdragen.

(18)
(19)

I

zeer geringe oogstvermindering veroorzaakt, indien het gespoten wordt over een uitsteelend graangewas. Tevens ziet het er naar uit, dat MCPA, indien het over het eerste en tweede blad van een

graangewas wordt gespoten, absoluut geen oogstdepressie veroor-zaakt. Blijkt dit juist, dan kan reeds zeer vroeg in een

graan-gewas worden gespoten met MÖPA. In dit stadium zijn de onkruiden nog zeer kleine kiemplantjes en minder gevoelige onkruiden

"relatief meer gevoelig". De onkruiddoding door MCPA is dan veel beter en voor zomergewassen wordt het traject, dat met behoor-lijk succes kan worden gespoten, uitgebreid op de volgende manier: blad 1 en 2 : MCPA, waarschijnlijk vrij goede onkruiddoding;

blad 4 t/m 5: M C , zeer goede onkruiddoding;

beginperiode van doorschieten: MCPA, alleen doding van gevoelige onkruiden.

Het is wenselijk, dat meer gegevens over de mogelijkheden van bespuiting over het 2de blad worden verzameld en tevens meer exacte gegevens over de onkruiddoding. Men spuite met 2 hoeveel-heden MCPA en wel 1 kg act.stof en 1,5 - 2 kg act.stof.

S.998 200 ox.

(20)
(21)

fi CD h f l fi •H X U CD B ft O CD fi CD T-3 h O H -P N CD r f i fi 03 - M W) fiM • H -1-3 b f l - H H H r ç i rH CÖ CD r f i TS O fi ra - H CD r f i r Q fi ft CD O rH © ra -P fi o CÖ © M H © © m hû • H ' ^ fi ' H © P S rs • H <d eu - p CO • H © O !H hû fi • H CQ ra cö ft © O 43 fi > TS • l - D • H - P H H o o H H © ft ft CÖ . r t f P> M CQ CÖ S cö o

^ s

ft CÖ o t> fi fi © © - p © p +3 ft o ra ftrÖ o fi o © Ti CO ra 'f?

£2

© 4 3 • H • P r H ?H O - -|C\I ^ 4 C -M © © N n ö fi O rH rH © © !> © hû CÖ CÖ S •X hû fi • H M h © 5 © © TS • r a • H r Q fi © bOT) fi • H u o hO «: • H fi -P -P TS O O ps CO © h o ra f ö r Q © TS fi • H •H • -p o rH © Cß fi Ti © Ä Ti O CO © o o •H <ö

g

ft^ r Q X 1 C O ^ • 1 CO CÖ ^ t O g h û O H fi • H M CÖ fi © hO ft O CO fi CÖ hO © -P X M M © © & C T , fi CÖ fio CÖ !> CÖ fi ft o ÏH © © S fi o © !H © Ti ö 3 M O © m fi © ho fi • H r H © T 3 fi CÖ , f i © O Xi - P co a o M ft O fi © © - P fi w> © o • H O c ö , f i cö N S o fi © m co co ' ^ •p Ti -P o •P •P co o X ft O cö CO • H O O firfi CO H CÖ rH O O > H © S CO 3 O - P c— ra CO 3 bO P5 cö-< & © fi bO © & - P O CSi © •H © r f i S © Ti fi cö > rH CÖ - H CÖ © • r a O C Ö H firQ M fi O © o fi ~ © ra 4-= p> © •P -H CO , f i ' o i ra

3

u <=4 o o fi-d w © fi fi © H © CO • H co ra rH co cö ft p U < 4 - P bC b u i © fi © - P r H ft hû fi • H r H © O •P ra 4-3 • H P* bO fi •H bO • H fCf cö xi o ra © r Q ft o ra fi

S

X © bO •H fi © +3 © , f i M «tf fi cö cö N > • d O b û O fi • fi - H O TS © fi O 4 ^ CÖ O CO rH CM rH r Q © rH fi4^ © © H > *tf pi © © fi fi H © - H © r Q bO ü » © © ra ft © bO cö

a

H H © H fi •P cö © £ © • O O xo © CM o IS) fi rH © © * d Ti © fi fi o © r Q fi • H • ft b u g o © hO fi 4 3 fi © bO • H • Ö CÖ r f i O ra © r Q h © © S co • H CÖ a fi R i fi © © fi cö !> bD fi rH • H © bD-P • H - H n ^ r H CÖ r f i o - H rau} © „ r Q « ft4^ o ra += • ra P> O d fi o -o cö cö cö -=H-M X < P4 O S • CM fi CÖ Ti o rH b O f t © r M I bO > Ä • H œ fi • 1 K > © O H fi fi © - H S bû © - H O n d H CÖ r Q , f i fi o b û © ra fi rH © • H O r Q Ti X H fi © CÖ fi CO N fs cö H © r Q ! > © r> U -P © bû co -P > fi-HM • H rc( (O ftt3 CÖ O -f-» fi tSI • H CÖ rH CO rH > O fi - P O cö ra ,M u M © o © r Q o i > © b û © rH<=3Ï • H +=> C Ö P H fi CÖ C Ö O © rH S S bO fi • H xi fi cö JH r Q rH © ï> ft o ra fi r§l © bO • H fi © r Q 1 © - p & © S ft o co © co •H fi 4^ Cö o x © "+H © fi bO • H - H fi © © r H -CÖ £T} N CÖ H M P O CH O © t> O r f i H 4-> ra rH © hu bO Ï H fi • H © 4° bO fi • H CÖ finö r H - H O © O H ï > r ^ CÖ r f i o ra • H & © • H N 4^ CO U © hO rH © B o N © •H tQ rH CÖ CÖ r Q <Vi fi CÖ rH r Q U © © N hû •H -P t H -H hO JH © © !S3 fi © ra cö © r Q • H I - P -=J-H-3 © r f i O o bû fi • H r H © O -P ra fi 4 ^ © • H - P pS © - H CO Ä fi o © CO ' Ö rH •1-3 o • H O 4^> -O bO o O r f i S o <M 4-1 ft O fi © 43 © • H r f i O ra rH o o i r ö ] CÖ ' fi fi • H © rH <tf CÖ cö r H r ä r Q © © PR T3 H fi © • H ^ b û r ^ © - H r Q fe ra cö © hO b O M o © U fi © O © hßXÖ fi o r f i S O 4 ^ fi • H © O Ti r H fi bO O t o i + M fi © Ti cö co H cö r ^ o o fi rH © o © r^ Ti ft CÖ H O 2 u r Q © I © r Q © o © r « - P rW © bû o fi u cö cö s 4s t H © © r f i fi © Ti cö co • H CÖ o LPi © fi cö > fi © ra • H cö e © Ti -p fi o r f i r Q ra o ft h O o o « © ^ r f i CM cö r H 10 LT\ •H H CÖ S fi © U o o > fi © fi © S o M ft o bO hO o o o r f i O r f i G O . . © i s ; K^ {> r r j © r H bfl!> b O O O O H r H CÖ O I I fi <nc-c-fi © Ti CÖ H r Q i fi © - P © - H r f i O co rH o O hO bO fi fi - ^ • H — » - H - H H H H rQ © © © O bO O bO - P fi-P fi ra © ra - H 4 ^ += +2 H • H GO - H © 3 Ti ci o <H o o r f i ra fi © Ti •r-a £ • H " 4^> ra fi © ti • r a CÖ - H CÖ - P 4 ^ CO 4 ^ • H r ^ CÖ fi fi © Ti cö H r Q I -4-bû © fi •P - H h O H O © O O r f i - P co B-P O -H pa O H ra i fi r>- © Ti • r - 3 T " 3 • H - H r Q 4 ^ I o o fi cö i> fi • H bO © hûrQ fi fi • H bfl fi •H • P H • H © 2 O 4 ^ co ra fi-p-P © • H r f i © - H •ra • H cö O - P fi ra i U o o fi cö !> fi • H bû © r Q fi •H bC fi • H H © O -P fi ra © 40 - P • H © CÖ O fi ra fi © Ti cö H r Q © H r f i O co rH O O Ti « 5 I ra fi © hO bD-f-3 fi fl-H • H H +3 H H O © -o -o bû - P - P fi co CO - H - P -P H • H - H © P 2 O +3 ra ra fi-P © H • I - S V - 3 fi H H CÖ © - P - P fi 43 ra fi © © fi © o rH hO © Ti fi cö > H CÖ cö S KA fi - H fi © ft 0 H -P H P -P © -3 _ fi CÖ © fi-P p - p © f H r f i O O M ra fi © ft a 0 © H Ti + 3 •H H 2 4 3 © r f i CÖ fi 4^ rH O r ^ CÖ r f i fi • © Ti - P H ra hC O ^ - H CÖ r f i rH © ft fi © H © r ö • ö • H a fi © •H

g

T3 fi O CO CÖ r5 © hC m c— bO r « O O t O i 4 - ! 1 ^ L CÖ CÖ O O CD ^H-H • - p CQ u • © - P 4 3 0 • H CÖ H hO O M O ^ C T l • 4 - I O

" * S

• N is; 4^> CO ~ M fi • H © -P -P ra © « • H n w rH 3 .M ^ .ßr . t o : © PH H fi H H W CÖ 0 M ra fi © Ti • H rH fi O nd CÖ cö fi © H © ft ft CÖ Ti rH CÖ CÖ © H s i > O f l fi fi © © Ti Ti •H H

ÖS

r M r « fi fi O O Ti Ti CÖ cö cö cö tsa N fi fi © © - P 4 3 © & • H rH X ) © i n c~-hO M O O to» 4-1 CH O -P ra M -H +3 ra r ^ H cö r « irs • ^ 1 -1 O K A • 4 3 ra • +3 0 cö bO r M CM 1 H < PH O S fi © a © c H r Q U © -P O r Q Ti H ra cö rH bO LPi ^ J - O 1 t o O K A • -P ra • . 4 3 -P co 0 . cö -P 0 bucö M bO CM M 1 rAH n 1 ^ -• CM fi © ^ ^ P H P H D O S S 1 H © fi-P © rH s S © & O H fi fi © r Q © Ti © H >Ö 1 SjTi cö cö cö cö ft N rH O O fi © ra

S

ä

0 p H © © P ra "O cö H CÖ cö b û N 0 t o hO r ^ -vh 1 t o O S P) fi © Ti •H

g

fi 0 Ti cö CO N U © s> CO r f i L O c>-bO r « O O t o CH 0 +3 ra r M •H -P CO r ^ i H cö r^i O t o • -P ra • 4 3 0 CO hO M H < PH S S fi © Ti • H rH fi O H © -P U O & i n o m i A C— rjCM t r -ot.St .

t.

cö w • b 0 4 3 X O o\ tiÛ • tû w X O M X 1 o c — c o 0 0 . . 0 CM O O t O t H <H O O •P -P ra ra r ^ M •H H 43 += ra ra M ( ^ < X H f f l f H H CÖ S O CÖ r ^ O S W fi © fi fitJ fi © © H © ' d nd pi Ti H H rH H

gg-as

fi fiH fi O O © O r d r d 4 - 3 r d CÖ CÖ J H CÖ CÖ CÖ O CÖ N N ê « © Ti 0 fH — - d CÖ • < ^ > f H CÖ • H © N ^ t> H H R i O C Ö H O MX M O O O c - ^ t o 4-> ra • -P 0 CÖ bO M Wcr\ M • O L O r hO H C ~ - r ^ i « + IO *d-f H < ! W D O ^ l ^5 B f l f l fi fi © © Ti t i •H H

gg

•aä

+ 3 O O CO Ti Ti • H CÖ CÖ 0 CÖ CÖ n d Cs) N © fi rH © ra O - H p i cö H S m O t > - t o • •P 03 • -P O bucö M hO O X O t ^ H ^ O -P ra X •H -P ra X p H 3 -cö r ^ CM • fi © Ti • H r-J H fi O H © -P rH O r? O L O CM t O bû • 4 3 ra 4 3 0 cö bc X a\ • M O 1 L O C O • • CM O to o m fe & 0 0 fi © Ti •H

g

« 0 TS CÖ CÖ ra cö H > © • H H O O t o bû r « L O 1 ^H-O S • H fi © - d • H

g

r M fi O TS CÖ cö KT © bO hO O rH I A O c - t o * -P ra • -P 0 bO cö r ^ hO 0 X 0 t O H HH O -P CO X •H -P ra X <t H f H C Ö O X S 1 H © 4 3 rH O % fi fi © 0 L O O L O ^ f -t o -t o c — • 4 3 CO • 4 3 0 cö l O t o 4 3 ra • 4 3 o cö bO bû hû b û M X X X - l C M CO L O O H • 1 0 1 O - H - t O H PH H O 4 3 CO r ^ •H 4 3 m X <d fflOHr^ fei fei cö O R O M S fi fi © © TS TS •H H

gg

-H fi^ 1 • d

g

CÖ i d cö N O fi O O TS TS CÖ CÖ CÖ CÖ

la

s

z

gers

t z

r> rH H © © -P N fi © « H !> & fi © TS • H

g

X fi O H © -P fn 0 & O <3-O t o • -P ra 4 3 0 cö bO r ^ - | f A I H H p • < H -• CM 1 < rt 0 R O t O L O O I t ~ - t o LO CM 43 CO 43 o bOhOcö X X bO L O O X • O t O t O H O 43 CO r ^ H 43 ra O H P H |si C O O R M S fi © TS • H fi O TS CÖ CÖ to cö - p u © - p fi • H fi © 'T? • H X fi o H © -P rH O © - p ra © hû © a o CQ © a -p rH © a o N 0 0 CM 1 O O H O O CM O 1 CM O C M O H bû X O O CM 1 O O H fi © -P cö rH O H r f i O rH bû © X-P • H O H O CM O « O O f -O H

X

4 3 X rH © 4 3 fi ra © rH 4 3 © © > • H " - ' fi fi © Î © co H f H H cö 0 fi © - p u o o ra © H H cö fi" © a fH © r Q hO © ft O © fi +3 © 3 cö XX> • P rH O o o o H ft co ra

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Constantijn Huygens junior was altijd enthousiast wanneer hij mensen met belangstelling voor de wetenschap ontmoette, zoals op 3 maart 1690, toen een Schotse lord tijdens het

Van Thiels leesgedrag komt wat dit betreft eveneens overeen met de gedrukte adviezen: voorlezen komt namelijk tevens zo vaak in haar dagboek voor, om- dat het voor haar de enige

Hella Haasse had wel een vermoeden van ‘andere werkelijkheden’ maar kreeg pas veel later, na haar twintigste jaar, de behoefte om te treden uit de ‘paradijselijke vluchtheuvel die

Enige uitwerking van een gen- der-perspectief op de thematiek egodocumenten en politieke cultuur ontbreekt echter in deze overigens zeer interessante verzameling artikelen, die

Als u onverwacht verhinderd bent en uw afspraak niet kan nakomen, kan u dit telefonisch doorgeven aan de dienst Nucleaire Geneeskunde.. In iedere situatie, en dus ook de uwe,

De totale niet-toegerekende kosten zijn voor de K&amp;K-bedrijven met 24,44 euro per 100 kg melk bijna 1,19 euro lager dan voor de gemiddelde Nederlandse melkveehouderij..

hellingshoek tussen de proefvlakken en de mate waarin bodem en organisch materiaal zijn afgespoeld vlak na het afgraven. Juist deze variatie in standplaatscondities lijkt een

In de economische wetenschap is keuze en gebruik van juiste selectie-criteria uitgegroeid tot een uitgebreid onderdeel. Grote industriële bedrijven hebben deskundigen in dienst