• No results found

Celgetal en vet-eiwitverhouding hebben weing verband

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Celgetal en vet-eiwitverhouding hebben weing verband"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Op de MPR-uitslag staan per lactatiegroep de kengetallen. Daarachter het gemiddelde cel-getal, de vet-eiwitverhouding, het percentage koeien met een laag eiwitgehalte (beneden de 3%) en het percentage koeien met een groot verschil tussen het vet- en eiwitgehalte in de melk. Nieuwmelkte koeien hebben een ruime vet-eiwitverhouding als gevolg van een energietekort: een laag eiwitgehalte en een hoog vetgehalte in de melk. In de periode

61 – 120 dagen daalt het vetgehalte sterk (structuurtekort) en heeft eenderde van de koeien nog een laag eiwitgehalte (energie-tekort). De vet-eiwitverhouding is in die groep het laagst. In de groep 181-800 dagen heeft een kwart van de koeien door het hoge vet-gehalte een groot verschil tussen vet- en eiwitgehalte in de melk. Ondanks de onvolko-menheden in de voeding is het gemiddelde celgetal in alle groepen laag.

béliardes; de uitschieter naar boven is een veebe-drijf met een groot aandeel Jerseys. Bedrijven met zeer verschillende celgetallen kunnen het-zelfde gemiddelde ve-getal hebben. Er bleek geen relatie te zijn tussen ve-getal en celgetal. Optimum per lactatienummer

In fig. 2 is het celgetal op de dag met het hoogste ve-getal uitgezet tegen het celgetal op dat moment. Voor het ve-getal zijn klassen gemaakt. Er blijkt een duidelijke relatie te zijn. Bij vaarzen loopt het celgetal bij hogere ve-verhoudingen relatief meer op dan bij de tweede- en derdekalfs-koeien. Bij oudere koeien lijkt vooral een nauwe verhouding tussen vet en eiwit samen te vallen met een hoger celgetal. Uit de figuur blijkt dat er melkveebedrijven geanalyseerd. Het ging om

1.800 vaarzen, 2.600 tweede- en derdekalfs koei-en koei-en 2.100 oudere koeikoei-en.

Op basis van de gehalten aan vet en eiwit kan een beeld worden verkregen van de energievoor-ziening van de koe. Een hoog vet- en relatief laag eiwitgehalte (hoog ve-getal) duidt op energiete-kort; bij een laag ve-getal is er sprake van een structuurtekort. Opgemerkt moet worden dat dit verhoudingsgetal afhankelijk is van het ras, de selectie binnen rassen en van de voeding. De energiehuishouding van de veestapel wordt op de meeste boerderijen niet rechtstreeks bepaald. Ook bedrijven met een weegunit op de voerapparatuur komen niet verder dan een

Exacte cijfers die aangeven hoe het staat met de energiehuishouding

van melkkoeien, zijn er niet. Onderzoek op de Animal sciences group

moest uitwijzen of het celgetal in relatie tot het vet-eiwitgehalte in de

melk een handvat is. De relatie tussen beide getallen is echter zwak.

gemiddelde energieopname van het koppel of de productiegroep. De gehalten in de melk zijn een handvat om inzicht te krijgen in de energievoor-ziening.

Verschil vaars en oudere koe

Het verloop van het celgetal en het ve-getal in de lactatie staat in fig. 1. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen vaarzen en oudere koeien. Het celgetal daalt de eerste weken na afkalven en loopt vervolgens weer op. Bij de oudere dieren ligt het celgetal aan het begin van de lactatie circa 100.000 hoger dan bij vaarzen en loopt geduren-de geduren-de lactatie sneller op. Het ve-getal ligt gemid-deld tussen de 1,23 en 1,35 en heeft een piek in de eerste weken na kalven en loopt dan terug. De piek bij vaarzen ligt iets hoger, wat duidt op een groter energietekort. Na drie maanden blijft het ve-getal bij vaarzen redelijk constant tot het eind van de lactatie. Bij oude koeien daalt het aan het eind van de lactatie. Het verloop van het ve-getal bij vaarzen is alleen in het begin van de lac-tatie tegengesteld aan het verloop van het celge-tal, bij de oudere koeien is dat voor de hele lactatie het geval. Duidelijk is dat de leeftijd van koeien een rol speelt in zowel het celgetal als in het ve-getal.

Energietekorten treden vooral op in het eerste deel van de lactatie. Om te zien wat dat betekent voor het celgetal in de eerste 120 dagen, zijn de melkcontrolegegevens ter hand genomen. Ook is per koe gekeken hoe hoog het celgetal is op de piek in ve-getal. De piek is theoretisch de dag met het grootste energietekort.

Het celgetal van de koeien bleek op die dag te variëren van 100.000 tot ruim 600.000 cellen per ml melk. Het maximale ve-getal varieert van 1,28 tot 1,56. De uitschieters naar beneden zijn bedrijven met MRIJ’s of kruisingen met

Mont-Door ing. Gidi Smolders

R U N D V E E

achter

gr

ond

V o o r b e e l d b e d r i j f

Is een afwijkende vet-eiwitver-houding (ve-getal) in de melk een aanwijzing dat er wat mis is met de gezondheid van de koe? En in hoeverre is er een relatie met de energiebalans? Die vraag stond centraal in onderzoek van de Animal sciences group. Voor het onderzoek zijn de melkgiftgegevens (MPR over de periode 2001 -2003) van de koeien van honderd biologische

I

V

V-focus juni 2005

19

18

V-focus juni 2005

Celgetal en vet-eiwitverhouding hebben

weinig verband

C o n c l u s i e

De verhouding tussen het vet- en eiwitgehalte in de melk geeft een indruk van de energievoorziening van de koeien. Er is echter geen sterk verband tussen de vet-eiwitverhou-ding, ofwel het ve-getal in de melk en het celgetal.

Fig. 1. Verloop celgetal en vet-eiwitverhouding

0 50 100 150 200 250 300

celgetal oudere koeien ( > 3 lactaties) celgetal vaarzen 346 331 316 301 286 271 256 241 226 211 196 181 166 151 136 121 106 91 76 61 46 31 16 0 1,10 1,15 1,20 1,25 1,30 1,35 1,40 vet-eiwitverhouding oudere koeien ( > 3 lactaties)

vet-eiwitverhouding vaarzen

Lactatiedagen

Celgetal Ve-verhouding

op de dag van de maximale ve-verhouding in de eerste 4 maanden van de lactatie

Fig. 2. Gemiddeld celgetal

Celgetal ve-klasse 50 100 150 200 250 300 350 400 450 >1.719 1.64-1.67 1.56-1.59 1.48-1.51 1.4-1.43 1.32-1.35 1.24-1.27 <1.2 lac.nr1 lac.nr3 lac.nr2

een optimum voor ve-ratio is die met de leeftijd hoger komt te liggen. De oudere koeien met een hoge vet-eiwitverhouding hebben het laagste cel-getal, terwijl dat bij de vaarzen juist de dieren met de laagste ve-verhouding zijn. Ook op leef-tijd is er dus niet echt gemakkelijk te sturen. Informatie vanuit MPR-uitslag

Wat levert de informatie op voor de boer? Een laag ve-getal wordt vooral veroorzaakt door lage vetgehalten en een hoog eiwitgehalte. Het vetge-halte ligt soms op 80 procent van normaal, ter-wijl het eiwitgehalte op 103 procent ligt. In de klasse met de hoogste ve-ratio (> 1,7) ligt het vet-gehalte op 127 procent ten opzichte van normaal en het eiwitgehalte op slechts 96 procent. Koei-en met eKoei-en lage vet-eiwitverhouding hebbKoei-en last van een structuurtekort en koeien met een hoge ve-ratio hebben te weinig energie. In de groep met de hoogste ve-ratio heeft 44 procent van de koeien een eiwitgehalte in de melk van slechts 3 procent of minder.

MPR-uitslag met aanvullingen

Lactatiegroep Aantal Gem. Kg % % Gem. Ve- % koeien met

koeien dag melk vet eiwit cel verh. eiwit <3% ve-getal >1,5

4 - 60 5 45 38,6 4,50 2,96 46 1,52 80 60

61 - 120 9 84 26,9 3,94 3,15 44 1,25 33 0

121 - 180 14 148 23,4 4,18 3,16 116 1,32 14 7

(2)

Op de MPR-uitslag staan per lactatiegroep de kengetallen. Daarachter het gemiddelde cel-getal, de vet-eiwitverhouding, het percentage koeien met een laag eiwitgehalte (beneden de 3%) en het percentage koeien met een groot verschil tussen het vet- en eiwitgehalte in de melk. Nieuwmelkte koeien hebben een ruime vet-eiwitverhouding als gevolg van een energietekort: een laag eiwitgehalte en een hoog vetgehalte in de melk. In de periode

61 – 120 dagen daalt het vetgehalte sterk (structuurtekort) en heeft eenderde van de koeien nog een laag eiwitgehalte (energie-tekort). De vet-eiwitverhouding is in die groep het laagst. In de groep 181-800 dagen heeft een kwart van de koeien door het hoge vet-gehalte een groot verschil tussen vet- en eiwitgehalte in de melk. Ondanks de onvolko-menheden in de voeding is het gemiddelde celgetal in alle groepen laag.

béliardes; de uitschieter naar boven is een veebe-drijf met een groot aandeel Jerseys. Bedrijven met zeer verschillende celgetallen kunnen het-zelfde gemiddelde ve-getal hebben. Er bleek geen relatie te zijn tussen ve-getal en celgetal. Optimum per lactatienummer

In fig. 2 is het celgetal op de dag met het hoogste ve-getal uitgezet tegen het celgetal op dat moment. Voor het ve-getal zijn klassen gemaakt. Er blijkt een duidelijke relatie te zijn. Bij vaarzen loopt het celgetal bij hogere ve-verhoudingen relatief meer op dan bij de tweede- en derdekalfs-koeien. Bij oudere koeien lijkt vooral een nauwe verhouding tussen vet en eiwit samen te vallen met een hoger celgetal. Uit de figuur blijkt dat er melkveebedrijven geanalyseerd. Het ging om

1.800 vaarzen, 2.600 tweede- en derdekalfs koei-en koei-en 2.100 oudere koeikoei-en.

Op basis van de gehalten aan vet en eiwit kan een beeld worden verkregen van de energievoor-ziening van de koe. Een hoog vet- en relatief laag eiwitgehalte (hoog ve-getal) duidt op energiete-kort; bij een laag ve-getal is er sprake van een structuurtekort. Opgemerkt moet worden dat dit verhoudingsgetal afhankelijk is van het ras, de selectie binnen rassen en van de voeding. De energiehuishouding van de veestapel wordt op de meeste boerderijen niet rechtstreeks bepaald. Ook bedrijven met een weegunit op de voerapparatuur komen niet verder dan een

Exacte cijfers die aangeven hoe het staat met de energiehuishouding

van melkkoeien, zijn er niet. Onderzoek op de Animal sciences group

moest uitwijzen of het celgetal in relatie tot het vet-eiwitgehalte in de

melk een handvat is. De relatie tussen beide getallen is echter zwak.

gemiddelde energieopname van het koppel of de productiegroep. De gehalten in de melk zijn een handvat om inzicht te krijgen in de energievoor-ziening.

Verschil vaars en oudere koe

Het verloop van het celgetal en het ve-getal in de lactatie staat in fig. 1. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen vaarzen en oudere koeien. Het celgetal daalt de eerste weken na afkalven en loopt vervolgens weer op. Bij de oudere dieren ligt het celgetal aan het begin van de lactatie circa 100.000 hoger dan bij vaarzen en loopt geduren-de geduren-de lactatie sneller op. Het ve-getal ligt gemid-deld tussen de 1,23 en 1,35 en heeft een piek in de eerste weken na kalven en loopt dan terug. De piek bij vaarzen ligt iets hoger, wat duidt op een groter energietekort. Na drie maanden blijft het ve-getal bij vaarzen redelijk constant tot het eind van de lactatie. Bij oude koeien daalt het aan het eind van de lactatie. Het verloop van het ve-getal bij vaarzen is alleen in het begin van de lac-tatie tegengesteld aan het verloop van het celge-tal, bij de oudere koeien is dat voor de hele lactatie het geval. Duidelijk is dat de leeftijd van koeien een rol speelt in zowel het celgetal als in het ve-getal.

Energietekorten treden vooral op in het eerste deel van de lactatie. Om te zien wat dat betekent voor het celgetal in de eerste 120 dagen, zijn de melkcontrolegegevens ter hand genomen. Ook is per koe gekeken hoe hoog het celgetal is op de piek in ve-getal. De piek is theoretisch de dag met het grootste energietekort.

Het celgetal van de koeien bleek op die dag te variëren van 100.000 tot ruim 600.000 cellen per ml melk. Het maximale ve-getal varieert van 1,28 tot 1,56. De uitschieters naar beneden zijn bedrijven met MRIJ’s of kruisingen met

Mont-Door ing. Gidi Smolders

R U N D V E E

achter

gr

ond

V o o r b e e l d b e d r i j f

Is een afwijkende vet-eiwitver-houding (ve-getal) in de melk een aanwijzing dat er wat mis is met de gezondheid van de koe? En in hoeverre is er een relatie met de energiebalans? Die vraag stond centraal in onderzoek van de Animal sciences group. Voor het onderzoek zijn de melkgiftgegevens (MPR over de periode 2001 -2003) van de koeien van honderd biologische

I

V

V-focus juni 2005

19

18

V-focus juni 2005

Celgetal en vet-eiwitverhouding hebben

weinig verband

C o n c l u s i e

De verhouding tussen het vet- en eiwitgehalte in de melk geeft een indruk van de energievoorziening van de koeien. Er is echter geen sterk verband tussen de vet-eiwitverhou-ding, ofwel het ve-getal in de melk en het celgetal.

Fig. 1. Verloop celgetal en vet-eiwitverhouding

0 50 100 150 200 250 300

celgetal oudere koeien ( > 3 lactaties) celgetal vaarzen 346 331 316 301 286 271 256 241 226 211 196 181 166 151 136 121 106 91 76 61 46 31 16 0 1,10 1,15 1,20 1,25 1,30 1,35 1,40 vet-eiwitverhouding oudere koeien ( > 3 lactaties)

vet-eiwitverhouding vaarzen

Lactatiedagen

Celgetal Ve-verhouding

op de dag van de maximale ve-verhouding in de eerste 4 maanden van de lactatie

Fig. 2. Gemiddeld celgetal

Celgetal ve-klasse 50 100 150 200 250 300 350 400 450 >1.719 1.64-1.67 1.56-1.59 1.48-1.51 1.4-1.43 1.32-1.35 1.24-1.27 <1.2 lac.nr1 lac.nr3 lac.nr2

een optimum voor ve-ratio is die met de leeftijd hoger komt te liggen. De oudere koeien met een hoge vet-eiwitverhouding hebben het laagste cel-getal, terwijl dat bij de vaarzen juist de dieren met de laagste ve-verhouding zijn. Ook op leef-tijd is er dus niet echt gemakkelijk te sturen. Informatie vanuit MPR-uitslag

Wat levert de informatie op voor de boer? Een laag ve-getal wordt vooral veroorzaakt door lage vetgehalten en een hoog eiwitgehalte. Het vetge-halte ligt soms op 80 procent van normaal, ter-wijl het eiwitgehalte op 103 procent ligt. In de klasse met de hoogste ve-ratio (> 1,7) ligt het vet-gehalte op 127 procent ten opzichte van normaal en het eiwitgehalte op slechts 96 procent. Koei-en met eKoei-en lage vet-eiwitverhouding hebbKoei-en last van een structuurtekort en koeien met een hoge ve-ratio hebben te weinig energie. In de groep met de hoogste ve-ratio heeft 44 procent van de koeien een eiwitgehalte in de melk van slechts 3 procent of minder.

MPR-uitslag met aanvullingen

Lactatiegroep Aantal Gem. Kg % % Gem. Ve- % koeien met

koeien dag melk vet eiwit cel verh. eiwit <3% ve-getal >1,5

4 - 60 5 45 38,6 4,50 2,96 46 1,52 80 60

61 - 120 9 84 26,9 3,94 3,15 44 1,25 33 0

121 - 180 14 148 23,4 4,18 3,16 116 1,32 14 7

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bruin vetweefsel met bruine vetcellen slaat ook vet op, maar dat is bedoeld om actief te verbranden en zo extra warmte op te wekken.. De bouw van witte en bruine vetcellen

Voor het antwoord dat er meer afvoer van afvalstoffen of meer aanvoer van voedingsstoffen of hormonen vanuit het bloed nodig is, wordt geen scorepunt toegekend.

De zorginstellingen laten zien zich voor te bereiden op deze toekomst door meer eigen vermogen op te bouwen en ‘potjes’ te vormen.. Dit doen de zorginstellingen omdat zij risico’s

While frequent milking of an infected udder is used to treat mastitis cases caused by coliforms and other environmental pathogens, severe cases have to be

The following section will discuss conclusions made regarding the relationship between the demographical variables and the overall success of the development tested in

The focus on customers is two pronged namely the internal as well as the external customer. Notwithstanding the fact that the internal customer is a very important

study was done to investigate the differences between development of secondary sexual characteristics (i.e. voice, pubic hair and genital development) of stunted and non-stunted

Conceptual framing of RME as a TPL approach Rationale for using a learning theory as a framework for the design of TPL The curriculum materials used for mathematics in-service