• No results found

Onderzoek naar de uitbreiding van meerjarige onkruiden bij continuteelt van snijmais en de invloed van het onkruidbestrijdingssysteem daarop

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoek naar de uitbreiding van meerjarige onkruiden bij continuteelt van snijmais en de invloed van het onkruidbestrijdingssysteem daarop"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

zwadmaaien met een schijvenmaaier en maaien met een dubbele messenbalk. Die verschillen zijn kleiner gebleken dan de verschillen die tussen percelen voorkomen. Belangrijker dan de keuze van de machine is de vraag op welk moment in de rijpingsfase en onder welke omstandigheden gemaaid moet worden. Naarmate het gewas droger wordt nemen de verliezen bij maaien toe.

Zwadmaaien dient plaats te vinden op het juiste moment van afrijping. Bij staande gewassen ge niet de dubbele messenbalk de voorkeur. Los var de zaadverliezen is er bij de schijvenmaaier eer risico van rondvliegende voorwerpen doordat de beschermkap is weggenomen. Een waarschu wing is daarom op haar plaats.

Onderzoek naar de uitbreiding van meerjarige

onkruiden bij continuteelt van snijmaïs en de invloed

van het onkruidbestrijdingssysteem daarop

H.F.M. Aarts. PAGV

Opzet

Aanleiding

Regelmatig meldt de praktijk in toenemende mate hinder te ondervinden van meerjarige onkruiden bij de teelt van snijmaïs.

Populatiedynamisch zou een snelle uitbreiding van deze soorten verklaarbaar zijn door de relatief geringe gevoeligheid van de meerjarige onkrui-den voor degangbare herbicionkrui-den, door het feit dat een maïsgewas pas laat voldoende concurrentie-kracht ontwikkelt (open gewas) en door het ont-breken van gewassen in de rotatie waarin deze onkruiden zich minder goed thuisvoelen.

Doel

Doel van het onderzoek was inzicht te krijgen in de snelheid waarmee enige meerjarige soorten zich uitbreiden bij continuteelt van snijmaïs en de invloed die het onkruidbestrijdingssysteem hier-op uitoefent.

Zowel in de omgeving van het regionaal onder zoekcentrum 'Aver Heino' als in de omgeving var 'Cranendonck' werd een proefveld aangelege waarop continu maïs werd geteeld. Beide proef velden bestonden uit zandgrond, te 'Aver Heino meteen goede homogene structuur en een goede vochthoudendheid en te 'Cranendonck' met eer deels slechte heterogene structuur en eer daarmee samenhangende deels slechte vochthoudendheid.

De proefvelden waren verdeeld in 16 ('Aver Hei no') of 12 ('Cranendonck') veldjes. Op de helft var de veldjes werden de onkruiden bestreden doo een bij de eenjarige onkruidvegetatie passene herbicide volvelds te verspuiten. Op de ander« helft van de veldjes werd hetzelfde herbicide in d( gewasrijen toegepast en werd tussen de rijer gefreesd, waarbij de rijen werden aangeaard. Bij de aanvang van het onderzoek ontbrakei meerjarige onkruiden vrijwel volledig.

In het eerste jaar van het onderzoek werden pe veldje zes jonge haagwindeplanten op ruimi 120

(2)

onderlinge afstand in de gewasrijen uitgeplant. De coördinaten van de standplaats van deze jonge alanten werden nauwkeurig vastgelegd, zodat door kartering het verloop van een eventuele jitbreiding gevolgd kon worden,

n het tweede jaar werd op dezelfde wijze kweek jitgeplant en in het derde jaar akkermunt. Het (arteren van de meerjarige onkruiden gebeurde aarlijks in de eerste helft van juni en de eerste ïelft van juli. Daarna was de maïs te hoog om nog /oldoende nauwkeurig waarnemingen te kunnen /errichten.

Het onderzoek liep van 1983 t/m 1986, zodat het jedrag van haagwinde vier jaar, van kweek drie aar en van akkermunt twee jaar is gevolgd.

Resultaten

In koude voorjaren kan kweek tot problemen leiden.

Dpmerkelijk was dat de uitbreiding van alle uit-jeplante meerjarige onkruiden erg traag verliep,

as na enige jaren was haagwinde op enige Dlekken uitgegroeid tot haarden met een diame-er van enkele metdiame-erszodat schade aan het gewas jing ontstaan, vooral door het omlaag trekken van Je maïs. Kweek breidde zich nauwelijks uit en ïkkermunt leek moeite te hebben zich te hand-laven. Het is niet aannemelijk dat de aanwezig-leid van deze twee soorten het gewas heeft geschaad.

3e verspreiding naar andere delen van de veldjes, jijvoorbeeld door grondbewerkingswerktuigen, was gering, zodat haarden zich bleven

concen-reren rond de oorspronkelijke plekken.

De methode van onkrujdbestrijding leek nau-welijks invloed te hebben op de uitbreiding van neerjarige onkruiden.

Conclusies en aanbevelingen

•en gerechtvaardigde conclusie kan zijn dat de jitbreiding van meerjarige onkruiden bij continu-ées van snijmaïs niet explosief verloopt en dat de fersleping van wortelstokken ervan gering is. De

invloed van het onkruidbestrijdingssysteem (tegen eenjarige soorten) hierop is gering. Pro-blemen kunnen worden voorkomen door het maïsgewas jaarlijks te inspecteren en de meer-jarige onkruiden met een systemisch herbicide aan te stippen.

Bij veronachtzaming kunnen na enige jaren haag-windehaarden ontstaan die schade doen, vooral omdat haagwinde tegen de maïsplanten omhoog klimt.

De uitbreiding van kweek verloopt weliswaar traag, maar bij een koud voorjaar groeit kweek veel sterker dan maïs. Een dichte kweekbezetting kan dan tot verstikking leiden. Bij een lichte bezetting groeit de maïs later gemakkelijk boven de kweek uit en verstikt deze grotendeels. Het is niet aannemelijk dat de maïsteelt gehinderd wordt door de aanwezigheid van akkermunt, omdat akkermunt mindergoed kan profiteren van voor maïs ongunstige groeiomstandigheden en al spoedig door het maïsgewas wordt overscha-duwd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In figuur 3 is bij elk stikstofniveau, uitgezonderd 0 N, het ruw-eiwit­ gehalte in het gras uitgezet tegen de opbrengst aan droge stof. De opbrengst aan droge stof is

De Informacie van 1514 schetst het beeld van een omvangrijke publieke schuld die door een groot deel van de publieke sector werd gedragen; deze werd, voor zover wij kunnen

28$ van de zoons heeft geen enkele vorm van voortgezet dagonderwijs genoten (bijlage 30). De buiten de landbouw werkende zoons. De belangstelling van de afgevloeide zoons is

Bij kruisinoculatie, uitgevoerd door Schnathorst, Crogan & Bardin, (1958) blijken de volgende planten vatbaar voor de echte meeldauw van Lactuca sativa:

De herdenking van het 50-jarig bestaan vond zijn neerslag in een aantal publikaties waarvan ik noem het door de studenten gezamen- lijk uitgegeven blad, het omvangrijke gedenkboek

Verder denk ik dat het goed is om gewoon lekker “stoer” door te gaan met minder vlees per keer eten en één dag in de week niet.’..

In hierdie hoofstuk is die navorsingsproses waarvolgens hierdie studie uitgevoer is, bespreek. Die interprevistiese paradigma het die studie gerig en ‘n