• No results found

Bepaling hoeveelheid stikstof in berkenopslag op het Fochteloërveen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bepaling hoeveelheid stikstof in berkenopslag op het Fochteloërveen"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)Alterra is onderdeel van de internationale kennisorganisatie Wageningen UR (University & Research centre). De missie is ‘To explore the potential of nature to improve the quality of life’. Binnen Wageningen UR bundelen negen gespecialiseerde en meer toegepaste onderzoeksinstituten, Wageningen University en hogeschool Van Hall Larenstein hun krachten om bij te dragen aan de oplossing van belangrijke vragen in het domein van gezonde voeding en leefomgeving. Met ongeveer 40 vestigingen (in Nederland, Brazilië en China), 6.500 medewerkers en 10.000 studenten behoort Wageningen UR wereldwijd tot de vooraanstaande kennisinstellingen binnen haar domein. De integrale benadering van de vraagstukken en de samenwerking tussen natuurwetenschappelijke, technologische en maatschappijwetenschappelijke disciplines vormen het hart van de Wageningen Aanpak.. Bepaling hoeveelheid stikstof in berkenopslag op het Fochteloërveen. Alterra Wageningen UR is hèt kennisinstituut voor de groene leefomgeving en bundelt een grote hoeveelheid expertise op het gebied van de groene ruimte en het duurzaam maatschappelijk gebruik ervan: kennis van water, natuur, bos, milieu, bodem, landschap, klimaat, landgebruik, recreatie etc. Alterra-rapport 2380 ISSN 1566-7197. Meer informatie: www.wageningenUR.nl/alterra. J.P. Mol-Dijkstra en P.R. Bolhuis.

(2)

(3) Bepaling hoeveelheid stikstof in berkenopslag op het Fochteloërveen.

(4) Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Arcadis Projectcode 5250010-01.

(5) Bepaling hoeveelheid stikstof in berkenopslag op het Fochteloërveen. J.P. Mol-Dijkstra en P.R. Bolhuis. Alterra-rapport 2380 Alterra Wageningen UR Wageningen, 2013.

(6) Referaat. Mol-Dijkstra, J.P. en P. R Bolhuis, 2012. Bepaling hoeveelheid stikstof in berkenopslag op het Fochteloërveen. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 2380. 26 blz.; 1 fig.; 1 tab.; 5 ref. In de vergunning voor de bouw van een energiecentrale aan de Eemshaven is opgenomen dat het energiebedrijf RWE beheersmaatregelen financiert in o.a. het Fochteloërveen om de extra belasting van N-depositie door de energiecentrale te mitigeren. Eén van de maatregelen is de verwijdering van berkenopslag o.a. om stikstof te verwijderen uit het systeem. In dit rapport wordt het onderzoek beschreven waarmee een schatting is gemaakt van de hoeveelheid biomassa en de hoeveelheid stikstof die wordt afgevoerd bij de verwijdering van berkenopslag van twee geselecteerde gebieden in het Fochteloërveen. De totaal berekende hoeveelheid stikstof in berkenopslag is geschat op 329 - 610 kg. Een grotere hoeveelheid stikstof kan worden afgevoerd als de berkenopslag in de zomer verwijderd wordt, als het blad nog aan de bomen zit.. Trefwoorden: Fochteloërveen, berkenopslag, stikstof, biomassa.. ISSN 1566-7197. Dit rapport is gratis te downloaden van www.wageningenUR.nl/alterra (ga naar 'Alterra-rapporten'). Alterra Wageningen UR verstrekt geen gedrukte exemplaren van rapporten. Gedrukte exemplaren zijn verkrijgbaar via een externe leverancier. Kijk hiervoor op www.rapportbestellen.nl.. © 2013. Alterra (instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek) Postbus 47; 6700 AA Wageningen; info.alterra@wur.nl. –. Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking van deze uitgave is toegestaan mits met duidelijke bronvermelding.. –. Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking is niet toegestaan voor commerciële doeleinden en/of geldelijk gewin.. –. Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking is niet toegestaan voor die gedeelten van deze uitgave waarvan duidelijk is dat de auteursrechten liggen bij derden en/of zijn voorbehouden.. Alterra aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.. Alterra-rapport 2380 Wageningen, januari 2013.

(7) Inhoud. Samenvatting. 7. 1. Inleiding. 9. 2. Methode 2.1 Loting punten 2.2 Biomassabepaling 2.3 Hoeveelheid N in berkenopslag. 11 11 12 13. 3. Resultaten 3.1 Loting punten 3.2 Biomassa 3.3 Hoeveelheid N in berkenopslag. 15 15 15 16. 4. Discussie en conclusies. 17. Literatuur. 19. Bijlage 1. Bezochte punten. 21. Bijlage 2. Veldmetingen. 23. Bijlage 3. Biomassa per punt. 25.

(8)

(9) Samenvatting. Het Bevoegd Gezag heeft op 19 juni 2012 aan RWE vergunning verleend voor het bouwen en in werking hebben van een kolencentrale in de Eemshaven. Als onderdeel van de vergunningaanvraag heeft RWE natuurmaatregelen voorgesteld in (onder andere) het Fochteloërveen. Eén van de maatregelen is de verwijdering van berkenopslag met o.a. als doel stikstof te verwijderen uit het systeem. In het in dit rapport beschreven onderzoek is een schatting gemaakt van de hoeveelheid biomassa en de hoeveelheid stikstof die wordt afgevoerd bij de verwijdering van berkenopslag van twee geselecteerde gebieden in het Fochteloërveen. Om een schatting te maken van de hoeveelheid biomassa is de berkenopslag verdeeld in een aantal categorieën: Bosje, open gebied en kade. Voor elk van deze categorieën zijn punten geloot die in het veld bezocht zijn. In het veld zijn bomen geteld, gemeten en met behulp van allometrische functies is de biomassa per proefvlak berekend. Na het veldbezoek bleek het nodig de categorie 'Bosje' te verdelen over Gebied 1 en Gebied 2, omdat de bosjes op beide gebieden teveel van karakter verschillen. De berekende afvoer per categorie is 27 kg ha-1 voor 'Bosje Gebied 1, 158 kg ha-1 voor 'Bosje Gebied 2' en 5 kg ha-1 voor 'Open gebied'. De totaal berekende hoeveelheid stikstof die kan worden afgevoerd is geschat op 329 - 610 kg. Hiervan komt 96 - 192 kg van 'Bosje Gebied 1', 48 kg van 'Bosje Gebied 2', 174 - 348 kg van 'Open gebied' en 11 - 22 kg van de kades. Een grotere hoeveelheid stikstof kan worden afgevoerd als de berkenopslag in de zomer verwijderd wordt, als het blad nog aan de bomen zit.. Alterra-rapport 2380. 7.

(10) 8. Alterra-rapport 2380.

(11) 1. Inleiding. De provincies Groningen, Drenthe en Fryslân en het ministerie van EL&I hebben op 21 juni 2012 aan RWE Eemshaven Holding (RWE) een vergunning verleend op grond van artikel 16 en 19d van de Natuurbeschermingswet voor het oprichten, in werking brengen en in werking houden van een elektriciteitscentrale aan de Eemshaven, alsmede voor daarmee samenhangende werkzaamheden tot verlenging van de Wilhelminahaven, voor de uitvoering van natuurmaatregelen in de Emmapolder, en de in de nabijheid daarvan gelegen buitendijkse kwelders en de uitkoop van garnalenvisserij in de Dollard. Als onderdeel van deze vergunningaanvraag, gelden vijf natuurprojecten waaronder één voor het Natura 2000 gebied Fochteloërveen. Dit deelproject moet een bijdrage leveren aan de vermindering van de stikstoflast van de hoogveenhabitattypen, en moet tevens bijdragen aan de gunstige staat van instandhouding en de verbeterdoelen die voor de hoogveenhabitattypen van het Fochteloërveen gelden. Herstel van de gunstige staat van instandhouding van de stikstofgevoelige habitattypen en van het realiseren van de instandhoudings- en verbeterdoelen kan met het oog op de PAS-herstelstrategieën op twee manieren plaatsvinden: (1) met maatregelen gericht op het afvoeren van stikstof en (2) met een verbetering van de hydrologie van het gebied. RWE heeft gekozen voor het volgende maatregelenpakket: 1. Bestrijding van berken en grassen in de omgeving van de Schaaphokswijk gedurende drie jaar (gericht op het wegnemen van stikstof én op verdrogingsbestrijding). 2. Begrazing door een ingehuurde schaapskudde, eveneens gedurende drie jaar (gericht op het wegnemen van stikstof én op verdrogingsbestrijding). 3. Inrichtingsmaatregelen gericht op hoogveenherstel in en rond de Schaaphokswijk. 4. Inrichting van een waterberging in de polder Zeven Blokken (gericht op een robuuster veengebied). Het adviesbureau Arcadis, vestiging Assen, is de opdracht gegeven een uitvoeringsplan voor het Fochteloërveen op te stellen, gericht op het compenseren van de extra stikstofdepositie en het bestendiger maken van de hoogveenhabitattypen tegen de negatieve invloed van stikstof. Arcadis heeft Alterra gevraagd om te berekenen hoeveel stikstof wordt afgevoerd als de berkenopslag verwijderd wordt. In dit rapport wordt de berekening beschreven van de hoeveelheid stikstof die kan worden afgevoerd door de verwijdering van berkenopslag. In hoofdstuk 2 wordt een korte gebiedsbeschrijving gegeven en een beschrijving van de methode. In hoofdstuk 3 volgen de resultaten en in hoofdstuk 4 de discussie en conclusies.. Alterra-rapport 2380. 9.

(12) 10. Alterra-rapport 2380.

(13) 2. Methode. Het Fochteloërveen maakte in het verleden deel uit van de uitgestrekte Smildigervenen die ooit grote delen van NW-Drenthe en aangrenzend Fryslân bedekten. Vrijwel het gehele oorspronkelijke hoogveengebied is afgegraven. Het Fochteloërveen lag aan de rand van dit grote veen en bestaat uit een naar verhouding jong en ondiep (tot 2 m) veenpakket. Er zijn in het recente verleden al maatregelen genomen om de groei van het hoogveen te stimuleren, zoals het plaatsen van damwanden en het aanbrengen van stuwen. Na een fase van stilstand in de veengroei in laatste decennia van de vorige eeuw als gevolg van vooral verdroging bevat het Fochteloërveen nu een relatief grote kern met actief hoogveen. Het gebied wordt verder gekenmerkt door zijn uitgestrektheid en boomloosheid (buiten de boswachterij aan de noordkant). Het gebied bestaat, naast het levende hoogveen in het centrale deel, uit droge en vochtige heide en vennen, een aantal graslanden en in het noorden enkele naaldbossen. Ondiep, open water ligt in de Vloeiweiden, Zuidwestplassen en Esmeer (een grote pingoruïne). Het totale gebied is 2.599 ha groot. Het wordt voor het grootste deel beheerd door Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Natuurmonumenten heeft vijf gebieden aangewezen in het Fochteloërveen waar verwijdering van berkenopslag gepland is. In dit onderzoek hebben we ons beperkt tot de twee gebieden met de hoogste prioriteit, omdat verwacht wordt dat in die twee gebieden 30 ha berkenopslag, de totale oppervlakte die door RWE gefinancierd wordt, verwijderd kan worden. Gebied 1 is ca. 70 ha groot en Gebied 2 ca. 17 ha.. 2.1. Loting punten. Op basis van eerder veldbezoek op 1 november 2012 en op basis van luchtfoto's zijn drie categorieën onderscheiden: bosje, open gebied met hier en daar opslag en kades waarlangs berkenopslag staat. Ingeschat werd dat binnen deze categorieën over het gehele Fochteloërveen de hoeveelheid berkenopslag vergelijkbaar is. Over beide gebieden zijn met een aselecte steekproef dertig punten geloot: twintig in Gebied 1, vijf in Gebied 2 en vijf in een bosje in Gebied 1. Hieruit zijn respectievelijk twaalf, drie en drie punten geloot. De overige punten waren reserve voor het geval de gelote punten niet bereikbaar waren. Uiteindelijk zijn zestien punten bezocht, tien in Gebied 1, drie in het bosje in Gebied 1 en drie in Gebied 2. Op deze punten is een proefvlak van 12 x 12 m uitgezet met het gelote punt als middelpunt. Een kade is apart bemonsterd met proefvlakken van 10 m lengte met steeds 50 m ertussen, om zo het aantal bomen per strekkende meter van een kade te schatten.. Alterra-rapport 2380. 11.

(14) Figuur 1 Bezochte punten in Gebied 1 (links) en Gebied 2 (rechts).. 2.2. Biomassabepaling. De biomassa is bepaald door het aantal bomen te tellen binnen elk proefvlak van 12 x 12 m. Wanneer de bomen ongeveer even groot waren is van een kwart van deze bomen de hoogte en de omtrek gemeten. De hoogte werd gemeten met een schuifmaat van maximaal 10 m, dat genoeg was voor de gemeten berken. De omtrek is gemeten met een centimeterband. Niet van alle bomen is de omtrek gemeten, omdat bekend is dat er een goede relatie bestaat tussen de hoogte en de omtrek van de bomen. Voor de berekening van de biomassa van uitlopers hebben we de volgende omtrek gehanteerd bij verschillende hoogtes: Hoogte <1,50: Hoogte 1,50 - 2,50: Hoogte >2,50:. omtrek 4 cm omtrek 5 cm omtrek 6 cm. De totale biomassa per boom (kg) kan worden berekend met de volgende formule, die ook gebruikt wordt bij de Nederlandse rapportage van de koolstofvastlegging in het kader van het Kyotoprotocol (zie Nabuurs et al., 2005): Biomassa = 0,00029 * diameter2,50038 Omdat de berken in de winter verwijderd worden, moet hiervan de bladbiomassa afgetrokken worden. Voor de bladbiomassa is de volgende formule van toepassing: Bladbiomassa = 0,00009 * diameter1,47663. 12. Alterra-rapport 2380.

(15) In beide formules van Johansson (1999) is de diameter gegeven in mm. De totale biomassa per proefvlak is berekend door het aantal bomen per proefvlak te vermenigvuldigen met de gemiddelde biomassa per boom. De biomassa per hectare is dan de biomassa per proefvlak vermenigvuldigd met 10.000 en gedeeld door 144 (dat is de oppervlakte per proefvlak).. 2.3. Hoeveelheid N in berkenopslag. De hoeveelheid stikstof is berekend per categorie in kg ha-1 en ook de totale hoeveelheid van de twee gebieden is geschat. De totale oppervlakte per categorie is daarbij bepaald op basis van de luchtfoto's en de topografische kaart. De totale biomassa is vermenigvuldigd met het stikstofgehalte in de berkenopslag. In de literatuur is een stikstofgehalte in berkenstammen en takken gevonden van ca. 0,2-0,4 % (Martin et al., 1998; Jacobsen et al., 2002; De Jong, 2011). Vooral voor jonge opslag kunnen de gehalten oplopen tot 0,4%. Voor de berekening van de totale hoeveelheid N is in eerste instantie 0,2% aangehouden. Daarnaast is voor de jonge berkenopslag in Gebied 1 ook aangegeven wat de hoeveelheid stikstof in berkenopslag zou zijn als een gehalte van 0,4% wordt gehanteerd.. Alterra-rapport 2380. 13.

(16) 14. Alterra-rapport 2380.

(17) 3. Resultaten. 3.1. Loting punten. De veldsituatie bleek iets anders dan was ingeschat op basis van de luchtfoto's. Veel bomen waren al gekapt en het gebied was uiteindelijk vrij heterogeen. De punten zijn daarom op basis van de veldwaarnemingen achteraf iets anders ingedeeld (zie bijlage 1). In Gebied 1 lag één punt dat geloot was in het bosje in een open deel, vermoedelijk het deel dat behandeld is met round-up, want er waren nog wel boomstronken, maar geen enkele uitlopers. Dit punt is ingedeeld bij de categorie 'open gebied'. Enkele andere punten in Gebied 1 lagen in gedeelten die veel leken op het bosje in dit gebied en die punten zijn daarom ingedeeld als 'Bosje'. In Gebied 2 is ook één punt geloot in een bosje en is daarom ook bij de categorie 'Bosje' ingedeeld (zie bijlage 1).. 3.2. Biomassa. Voor de exacte veldmetingen wordt verwezen naar bijlage 2. Bosje Het karakter van de bosjes op Gebied 1 was anders dan op Gebied 2. Zoals aangegeven in paragraaf 3.1, bestond de berkenopslag van Gebied 1 uit uitlopers van eerder gekapte bomen, terwijl in Gebied 2 'normaal' ontwikkelde bomen staan. Aangezien het gebied verder wel vergelijkbaar is hebben we aangenomen dat het aantal bomen per oppervlakte wel gelijk mag worden verondersteld. Daarom is voor de biomassabepaling per hectare het gemiddelde genomen van het aantal bomen van alle proefvlakken die na het veldbezoek categorie 'bosje' kregen, dus zowel van Gebied 1 als Gebied 2. Dit leverde een gemiddelde op van 52 bomen (± 25) per proefvlak. Voor de gemiddelde biomassa per boom zijn de twee gebieden apart beschouwd, waarbij moet worden opgemerkt dat voor Gebied 2 alleen de bomen zijn meegenomen van het punt dat achteraf de categorie 'bosje' kreeg. Dit resulteerde in een gemiddelde biomassa per boom van 3,8 kg in Gebied 1 en 21,9 kg in Gebied 2 (zie bijlage 3). In deze categorie is voor Gebied 1 een biomassa geschat van 13,7 ton ha-1. Voor Gebied 2 was dit 79,1 ton ha-1 (zie ook Tabel 1). Open gebied Deze categorie bevindt zich zowel in Gebied 1 als Gebied 2. Bij de bepaling van de hoeveelheid houtige biomassa in het 'Open gebied' zijn we uitgegaan van gemiddeld tien uitlopers per boom en met een omtrek van 4 tot 6 cm, zoals aangegeven in paragraaf 2.2. Gemiddeld is de berkenopslag in het open gebied 2,7 ton ha-1 (zie ook Tabel 1). De standaardafwijking in de biomassa is voor het open gebied erg groot (3,8 ton ha-1). Dit komt doordat op de luchtfoto's niet goed te zien was op welke plekken de meeste opslag voorkwam. Daardoor zijn punten bezocht die op plekken voorkwamen waar geen opslag was, maar ook enkele plekken waar de berkenopslag een behoorlijk grote dichtheid had. Aangezien de punten aselect getrokken zijn, mag worden aangenomen dat dit een goede schatting van de biomassa in het 'Open gebied' is. Kade Er is één kade bemonsterd. Ook hier bestond de opslag vooral uit uitlopers van oude bomen. Per 10 m kadelengte is een biomassa geschat van bijna 16 kg (zie ook Tabel 1).. Alterra-rapport 2380. 15.

(18) 3.3. Hoeveelheid N in berkenopslag. Op basis van de luchtfoto's en topografische kaarten is de oppervlakte per element geschat en de totale lengte van de kades. De oppervlakte van het element 'Bosje' is voor Gebied 1 en Gebied 2 apart geschat, omdat het karakter verschillend was. Van Gebied 1 is op de noordelijke helft nauwelijks berkenopslag en dat is daarom niet meegenomen in de berekening. De twee meetpunten die in dat deel lagen (20 en 58) zijn dan ook niet meegenomen in de berekening. De zuidelijke helft van Gebied 1 bestaat voor bijna de helft uit water. In Tabel 1 staat per element de berekende N-afvoer, zowel per hectare als de totale berekende hoeveelheid. Er wordt een groot verschil in N-afvoer berekend voor de verschillende categorieën. Gemiddeld is de meeste N-afvoer per hectare te vinden in de categorie 'Bosje Gebied 2'. Daar staan de best ontwikkelde bomen en is de biomassa per oppervlakte dus het hoogst. Zelfs als voor de andere categorieën gerekend wordt met een N-percentage van 0,4% is de N-afvoer per hectare in 'Bosje Gebied 2' het hoogst. In de categorie 'Bosje Gebied 1' is de gemiddelde N-afvoer per hectare ongeveer zes keer zo klein. In het open gebied wordt een N-afvoer berekend van zo'n 5 kg ha-1, wat nog weer vijf keer zo laag is als in het 'Bosje Gebied 1'. In totaal is een N-afvoer berekend van bijna 330 kg tot ruim 600 kg over beide gebieden. Ruim de helft daarvan komt van het 'Open gebied'.. Tabel 1 Berekende hoeveelheid N in berkenopslag in de Gebieden 1 en 2 op het Fochteloërveen (kg). Categorie. Bosje Gebied 1 Bosje Gebied 2 Open gebied. Oppervlakte (ha). 3,5 0,3 32 Totale kadelengte (m). Kade Totaal 1). 16. 3400 35,8. Range berekend met een N-gehalte van 0,2 - 0,4%.. Alterra-rapport 2380. Biomassa (kg ha-1). N (kg ha-1). N (kg). 13722 ± 6861 79083 ± 39541 2722 ± 3832. 27 - 54 1) 158 5 - 10. 96 - 192 48 174 - 348. Biomassa per 10 m kadelengte. Hoeveelheid N 10 m kadelengte. 15,9 ± 12,0. 0,03 ± 0,02. 11 - 22 329 - 610.

(19) 4. Discussie en conclusies. In de vergunning voor de bouw van een energiecentrale aan de Eemshaven is opgenomen dat het energiebedrijf RWE beheersmaatregelen uitvoert in o.a. het Fochteloërveen. Eén van de maatregelen is de verwijdering van berkenopslag. Het is de bedoeling dat over een periode van drie jaar over een oppervlakte van ca. 30 ha de berkenopslag verwijderd wordt. In het in dit rapport beschreven onderzoek is een schatting gemaakt van de hoeveelheid biomassa en de hoeveelheid stikstof die kan worden afgevoerd bij de verwijdering van berkenopslag van twee geselecteerde gebieden in het Fochteloërveen. Daarbij is de berkenopslag verdeeld in een aantal categorieën: 'Bosje', 'Open gebied' en 'Kade'. Na het veldbezoek bleek het vanwege het nadere karakter van de berkenopslag nodig de categorie 'Bosje' te verdelen over Gebied 1 en Gebied 2. De hoeveelheid N in berkenopslag per categorie is 27 kg ha-1 voor 'Bosje Gebied 1', 158 kg ha-1 voor 'Bosje Gebied 2' en 5 kg ha-1 voor 'Open gebied'. De totale hoeveelheid N in berkenopslag over Gebied 1 en Gebied 2 gezamenlijk is geschat op 329 - 610 kg. Hiervan komt 96 - 192 kg van 'Bosje Gebied 1', 48 kg van 'Bosje Gebied 2', 174 - 348 kg van 'Open gebied' en 11 - 22 kg van de kades. Dit is de totale hoeveelheid die in een periode van drie jaar verwijderd kan worden over een oppervlakte van ca. 36 ha, waarvan 19 ha in Gebied 1 en 17 ha in Gebied 2. Hiervan is 4 ha van de categorie 'Bosje' en 32 ha 'Open gebied'. De hoeveelheid berkenopslag in het 'Open gebied' is nu over het gehele gebied (d.w.z. de zuidelijke helft van Gebied 1 en het gehele Gebied 2) uitgesmeerd, terwijl de opslag lang niet overal even dicht is. Waarschijnlijk is dus een kleinere oppervlakte dan de 32 ha van de categorie 'Open gebied' geschikt om berkenopslag te verwijderen, maar wel met een hogere dichtheid die ongeveer twee keer zo hoog is. Wanneer namelijk de punten met minder dan vijf bomen buiten beschouwing worden gelaten, omdat die punten liggen in locaties waar te weinig berkenopslag is en in werkelijkheid niet bezocht zullen worden bij de verwijdering van de berkenopslag, is de berekende hoeveelheid biomassa per hectare ongeveer twee keer zo groot. Het is niet zeker of in de Gebieden 1 en 2 30 ha gevonden kan worden met die grotere dichtheid. Mocht het nodig zijn, dan kan ook in gebieden die lager op de prioriteitenlijst staan berkenopslag worden verwijderd. De berkenopslag wordt normaalgesproken aan het eind van de winter afgevoerd. Wanneer het doel is om zoveel mogelijk stikstof af te voeren is het wellicht beter de berkenopslag in de zomer af te voeren. Dan wordt ook de bladbiomassa meegenomen die een veel hoger N-gehalte (ca. 2,5%) heeft dan het hout. Uitgaande van een bladbiomassa van 10%, kan hiermee ongeveer 400 kg extra over beide gebieden worden afgevoerd.. Alterra-rapport 2380. 17.

(20) 18. Alterra-rapport 2380.

(21) Literatuur. Arcadis, 2012. Uitvoeringsplan hoogveenherstel Fochteloërveen. Jacobsen, C., P. Rademacher, H. Meesenburg en K.J. Meiwes, 2002. Gehalte chemischer elemente in Baumkompartimenten. Literaturstudie und Datensammlung. Göttingen, Niedersächsische Forstliche Versuchsanstalt. Johansson, T., 1999. Biomass equations for determining fractions of pendula and pubescent birches growing on abandoned farmland and some practical implications. Biomass and Bioenergy 16 (1999) 223-238. Martin, J.G., B.D. Kloeppel, T.L. Schaefer, D.L. Kimbler en S.G. McNuIty, 1998. Aboveground biomass and nitrogen allocation of ten deciduous southern Appalachian tree species. Can. J. For. Res. 28: 1648-1659 (1998). Nabuurs G.J., I.J. van den Wyngaert, W.D. Daamen, A.T.F. Helmink, W. de Groot, W.C. Knol, H. Kramer en P. Kuikman, 2005. National System of Greenhouse Gas Reporting for Forest and Nature Areas under UNFCCC in the Netherlands. Wageningen, Alterra, Alterra-report 1035.1.. Alterra-rapport 2380. 19.

(22) 20. Alterra-rapport 2380.

(23) Bijlage 1 Bezochte punten. Categorie vóór veldbezoek. Punt. Aantal bomen. Categorie na veldbezoek. Open, Gebied 1. Punt 2 Punt 11 Punt 63 Punt 25 Punt 14 Punt 31 Punt 58 Punt 72 Punt 20 Punt 57. 38 1 3 55 1 0 0 46 0 79. Open Open Open Bosje Open Open Open Bosje Open Open. Bosje. Punt 3 Punt 4 Punt 1. 14 84 0. Bosje Bosje Open. Open, Gebied 1. Punt 16 Punt 10 Punt 3. 61 22 46. Bosje Open Open. Alterra-rapport 2380. 21.

(24) 22. Alterra-rapport 2380.

(25) Bijlage 2 Veldmetingen. Boomnr. Gebied 1 Punt 2. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10. Punt 4 Punt 1 Gebied 2 Punt 16. Omtrek (cm). Opmerking. 2,9 3,2 2,5 3 2,8 3 2,5 1,8 2,7 3,8 1,5 2 2 2 0 0 2,7 0 1,5. 6 6 5 6 6 6 5 5 6 6 4 5 5 5 0 0 6 0 4. gemiddeld 10 uitlopers per boom. 5 6 6 6 5 5 6 6 6 6 5 5 5 5 6 0. gemiddeld 10 uitlopers per boom. 0. 2 3,5 4 3,5 2 2 3,1 4 4 3 2,5 2,5 2,5 2 3,8 0. 1 2 3 4 5 6 7. 6,3 5,7 4,8 6,3 6,8 6,9 7. 27 19 24 23 24 32 20. Punt 11 Punt 63 Punt 25 Punt 14 Punt 31 Punt 58 Punt 72 Punt 20 Punt 57 Gebied 1, bosje Punt 3. Boomhoogte (m). 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14. bomen niet apart gemeten bomen niet apart gemeten bomen niet apart gemeten bomen niet apart gemeten. bomen niet apart gemeten bomen niet apart gemeten. bomen niet apart gemeten. Alterra-rapport 2380. 23.

(26) Boomnr.. Boomhoogte (m). Omtrek (cm). 8 9 10 11 12 13 14 15. 6,9 7,2 8,6 7,7 7,8 7,1 5,0 7,5. 25 24 45 26 43 31 13 22. Punt 3. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10. 5,1 4,1 2,8 2,8 3,2 3 3 3,9 4,2 5. 21 14 9 8 5. Punt 10. 1 2 3 4 5 6 7. 2,5 2,2 2,4 1,4 1,5 1,5 4. 6 4 5. Kade. Aantal bomen. Hoogte. 9. Omtrek. Punt 1. 4 10 12. 1,5 1,2 1. 4 4 4. Punt 2. 2 1 6. 1,5 1,8 1,2. 4 5 4. Punt 3. 2. 1,4. 4. Punt 4. 3 4 4. 2 1,5 1,2. 5 4 4. Punt 5. 1 3 1 1 9. 3,7 3,5 2,5 3 1,5. 6 6 5 6 4. 24. Alterra-rapport 2380. Opmerking.

(27) Bijlage 3 Biomassa per punt. Punt*. G1-25 G1- 72 B-3 B-4 G2-16 G1-2 G1-11 G1-63 G1-14 G1-31 G1-57 B-1 G2-10 G2-3. Aantal bomen. 55 46 14 84 61 38 1 3 1 0 79 0 22 46. Gemiddelde biomassa per boom (kg) Totaal. Blad. Hout. 2,94 4,63 4,00 4,63 22,59 4,12 0,17 2,94 2,94 0,00 1,68 0,00 0,42 2,42. 0,54 0,70 0,65 0,70 0,65 0,65 0,04 0,54 0,54 0,00 0,39 0,00 0,06 0,25. 2,40 3,93 3,35 3,93 21,94 3,47 0,13 2,40 2,40 0,00 1,30 0,00 0,35 2,16. Biomassa hout (kg) Per proefvlak. 131,97 0,13 7,20 2,40 0,00 102,36 0,00 7,79 99,59. Categorie na veldbezoek. Per hectare. 9164,57 9,00 500,27 166,76 0,00 7108,45 0,00 541,04 6915,79. bosje bosje bosje bosje bosje open open open open open open open open open. Totale biomassa per 10 m dijklengte. Kade 1 Kade 2 Kade 3 Kade 4 Kade 5. 26 9 2 11 15. Totaal. Blad. Hout. 43,71 16,39 0,17 22,26 22,76. 10,03 3,62 0,04 4,69 7,51. 33,69 12,77 0,13 17,57 15,25. kade kade kade kade kade. * G1 staat voor Gebied 1, G2 staat voor Gebied 2, B staat voor bosje in Gebied 1.. Alterra-rapport 2380. 25.

(28) 26. Alterra-rapport 2380.

(29)

(30) Alterra is onderdeel van de internationale kennisorganisatie Wageningen UR (University & Research centre). De missie is ‘To explore the potential of nature to improve the quality of life’. Binnen Wageningen UR bundelen negen gespecialiseerde en meer toegepaste onderzoeksinstituten, Wageningen University en hogeschool Van Hall Larenstein hun krachten om bij te dragen aan de oplossing van belangrijke vragen in het domein van gezonde voeding en leefomgeving. Met ongeveer 40 vestigingen (in Nederland, Brazilië en China), 6.500 medewerkers en 10.000 studenten behoort Wageningen UR wereldwijd tot de vooraanstaande kennisinstellingen binnen haar domein. De integrale benadering van de vraagstukken en de samenwerking tussen natuurwetenschappelijke, technologische en maatschappijwetenschappelijke disciplines vormen het hart van de Wageningen Aanpak.. Bepaling hoeveelheid stikstof in berkenopslag op het Fochteloërveen. Alterra Wageningen UR is hèt kennisinstituut voor de groene leefomgeving en bundelt een grote hoeveelheid expertise op het gebied van de groene ruimte en het duurzaam maatschappelijk gebruik ervan: kennis van water, natuur, bos, milieu, bodem, landschap, klimaat, landgebruik, recreatie etc. Alterra-rapport 2380 ISSN 1566-7197. Meer informatie: www.wageningenUR.nl/alterra. J. P. Mol-Dijkstra en P.R. Bolhuis.

(31)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Citeer uit het voorafgaande (vanaf regel 48) een Latijns woord dat hetzelfde aanduidt als quam.. Citeer uit het vervolg (t/m caelum regel 59) een Latijns woord dat

Hoe kunnen dierenartsen het best geholpen worden om veterinaire richtlijnen daadwerkelijk te gebruiken.. Dierenarts en promovendus Isaura Wayop doet er

• In afwijking van de oorspronkelijke aanwijzing als Vogelrichtlijngebied (1998), maar conform het ontwerpbesluit (2007), zijn de volgende vogelsoorten niet meer opgenomen, omdat

bestaande bebouwing en verhardingen meestal geen deel uitmaken van het aangewezen gebied (zie verder Nota van toelichting bij het besluit).. ter wijziging van het besluit

Als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, vierde lid, van de Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van

[r]

In laatstgenoemd arrest, dat ging over de vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze (waaronder ook shockschade valt),

14.00 - Aanvullingsspoor grondeigendom voor programmamanagers, Sarah Ros (VNG) en Jeroen Huijben (BZK)!. 14.40