• No results found

Verzamelen van siergewassen in Chili : 2 oktober - 16 november 1978

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verzamelen van siergewassen in Chili : 2 oktober - 16 november 1978"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

f Sik foSâ^r Vi oyL; S (jij

CENTRALE

1282

1J5

Verslag van een reis door Chili

met als doel -plantmateriaal te

verzamelen dat voor de

bloemen-teelt in ons land van belang zou

kunnen zijn.

Door: H.Q. .Varekamp (I.V.T.)

(2)
(3)

Verslag van de reis door Chili,

Inhoud

Woord vooraf

Opzet en doel van de reis

Enige informatie over het land Een en ander omtrent de vegetatie Dagboek van de reis

Verzamelen, verzenden en opvang van het plantmateriaal Nabeschouwing

Bijlagen: 1) Kaarten met bezochte gebieden 2) Lijst van verzamelde planten

(4)

y. oord voorar

De samenstellers van dit verslag hebben van 2 oktober tot 16

no-vember 1978 een reis door Chili gemaakt met als voornaamste doel het verzamelen van planten die direct cf indirect via veredeling voor de bloementeelt in Nederland van belang kunnen zijn. Het is de eerste maal dat een dergelijke op de bloementeelt gerichte expeditie vanuit Nederland plaatsvond. De opzet en hei kader waarin deze tocht heeft plaatsgevonden ras het energiebesparend onderzoek, daar er duidelijke aanwijz:.ngen waren dat er in Chili plantmateriaal gevonden zou kunnen worden., dat zowel uit het oogpunt van energiebehoefte (lage teelttem-peratuur) perspectief biedx. Een goed voorbeeld is de alstroemeria, een gewas waarvan het belangrijkste genencentrum in Chili ligr en dat als snijbloem zeer aantrekkelijk is en steeds meer geteeld wordt. De lage temperatuurbehoefte is oen belangrijk voordeel»

De reis werd gefinancierd uit het budget voor energiebesparend onder-zoek van het Ministerie van Landbouw en Visserij. Een belangrijke bijdrage tot het slagen van deze reis is geleverd door de landbouw-attache, ir. A. van der Struik en zijn naaste medewerk(st)ers, mej. A. van Leeuwen in Santiago en door Dr. 0. Zöllner die onze men-tor is geweest bij de eerste kennismaking met de Chileense flora. Verder willen wij allen bedanken die op welke wijze dan ook ons met raad en daad terzijde hebben gestaan.

H.Q. Varekamp, I.V.T. Wageningen Jr. C. Vonk Noorderraaf. Proefstation

(5)

-3-Opzet en doel van de reis

In 1971 is men op het Proefstation voor de Bloemisterij in Aalsmeer begonnen met het verzamelen van Alstroemeria-soorten, Dit werd van belang geacht voor de verdere mogelijkheden van dit gewas en het krui-singswerk op de veredelingsbedrijven.

Het belangrijkste genencentrum van Alstroemeria ligt in Chili met een kleine uitloop naar Argentinië en Peru. Een tweede genencentrum is gelegen rond het centrale bergland in Brazilië. Bij het introduceren van deze soorten ontstonden zeer goede contacten. Hierbij bleek dat er behalve Alstroemeria ook andere plantengeslachten in Chili voor-kómen die van belang zouden kunnen zijn voor de bloementeelt in Ne-derland. Daar er geen volledig beschrijvende Flora var. Chili bestaat en men bovendien uit een plantbeschrijving niet kan afleiden of een soort teeltkundige betekenis kan hebben, ontstond de wens om persoon-lijk te gaan kijken en planten te verzamelen.

Deze belangstelling werd nog versterkt toen Dr. Hille Ris Lambers na zijn terugkeer uit Chili een brief schreef, waarin hij ons opmerk-zaam maakte op een aantal mooie planten die hij daar gezien had en die mogelijk van belang zouden kunnen zijn voor de bloementeelt in ons land. Toen er bij het ontstaan van de energiecrisis gesproken werd over gewassen met een geringe energiebehoefte en het eventueel intro-duceren en veredelen van nieuwe gewassen, werd het plan voor een reis naar Chili opnieuw opgevat en als project bij de Energiecornmissie in-gediend.

In 1975 is door de Energiecommissie besloten om dit project verder ten uitvoer te brengen. In overleg met het I.V.T. en met behulp van

gegevens die door collega's in Chili verstrekt werden3 is er een

glo-baal plan opgesteld. Besloten werd dat de reis in het najaar van 1978 zou plaatsvinden met als deelnemers H.Q. Varekamp , taxonoom verbonden aan het I.V.T. en ir. C. Vonk Noordegraaf, hoofd van de afdeling teelt-gebruikswaarde- en klimaatonderzoek bij het Proefstation voor de Bloemisterij. Gezien de grootte van het land was het vanaf het begin duidelijk dat we ons maar op een betrekkelijk klein gebied zouden kunnen richten. Een verblijf van 6 weken leek een korte maar rede-lijke periode voor een behoorrede-lijke oriëntatie en het verzamelen van een aantal planten. Een probleem was in welke tijd we daar het beste zouden kunnen zijn. gezien het klimaat en de aanvang van het

(6)

-4-deel in september en oktober, terwijl dit naar het zuiden toe steeds later wordt, tot in december en januari. Gezien de verschuiving van het seizoen werd besloten om 2 oktober te vertrekken en dan allereerst naar het noorden te gaan en vervolgens naar het zuiden te trekken om omstreeks half november t terug te keren. Twee botanisch belangrijke gebieden die bezocht zouden moe-ten worden, waren de streek om La Serena in het noorden en de omgeving van Chilian in het zuiden.

Doel en opdracht voor deze reis was planten te verzamelen waarvan aangeno-men mocht worden dat ze direct of via veredeling voor de bloeaangeno-menteelt van belang zouden kunnen zijn. Wel een duidelijke maar zoals later zou blijken toch niet zo'n eenvoudige opdracht. Bij het verzamelen zouden we cns op het verzenden van zaden, bollen, knollen, wortelstokken en eventueel ge-hele planten richten.

(7)

-5-Enige informatie over het land

Chili betekent in de taal van de Araucanen: einde van de wereld. Het land is ongeveer 4200 kir, lang en strekt zich uit over 38 breedtegraden. Het is het langste land van de wereld. We rekenen het stuk zuidpool waarop Chili aanspraak maakt, hierbij niet mee. Het is een smalle strook land tussen de Stille Oceaan en het Andesgebergte. De breedte is nergens meer dan 350 km en soms zelfs minder dan IOC km. In dit

langgerekte land wonen ongeveer 11 miljoen mensen waarvan alleen in de hoofdstad Santiago al 3 .,5 miljoen. Van deze bevolking bestaat 65% uit Mestiezen, 25% uit blanken en 10% uit indianen. Met name in het

zuiden beneden de Bio Bio-rivier wonen nog vrij veel Araucanen, terwijl ook de Alti Plano grotendeels door indianen bevolkt wordt. De meeste mensen wonen in het centrale gedeelte, waar ook de grote steden liggen. Hoewel slechts 18% van de arbeidskrachten in de industrie werkzaam is, komt hieruit wel het grootste deel van het nationaal inkomen. Deze industrie hangt voor een groot deel samen met de mijnbouw. In Chili wordt veel koper (3e land voor dit metaal) gevonden, maar ook ijzer en steenkool. Er zijn zelfs onderzeese steenkoolmijnen. (De winning van ni-traten als het bekende Chilisalpeter is tot 1930 erg belangrijk geweest maar door de ontwikkeling van de kunstmestindustrie en het graven van het Panamakanaal bijna geheel stil komen te liggen).

Het grootste deel van de bevolking is werkzaam in de landbouw. Belangrij-ke agrarische exportprodukten zijn; celluloze en papier, druiven, appels, wijn en rozijnen met daarnaast granen, bonen, erwten, noten, uien en

wol. De visserij is erg belangrijk en de rijke viswateren voor Chili's kust bieden nog veel mogelijkheden.

Van de Zuidamerikaanse landen behoort Chili geenszins tot de armste. De politieke verwikkelingen van de laatste jaren hebben het economische leven sterk ontwricht met daaruit voortvloeiend een enorme inflatie, maar de economie is zich momenteel aan het herstellen. Er wordt dan ook weer behoorlijk geïnvesteerd en de inflatie is tot een acceptabel peil terug-gebracht .

Door zijn uitzonderlijke ligging, ver van de Europese en Noordamerikaar-se markten, wordt de export sterk bemoeilijkt. De belangrjjkste export-landen zijn Argentinië, Brazilië en West-Duitsland. Nederland importeert met name appels en wol uit Chili. De fruitproduktie en bosbouw worden

in Chili sterk gestimuleerd, daar er voor deze produkten goede export-mogelijkheden bestaan. De sterke band met West-Duitsland in ongetwijfeld een gevolg van de vele Duitse immigranten die zich in het verleden in

(8)

Chili gevestigd hebben. Er bestaan dan ook in verschillende plaatsen Duitse kolonies met eigen scholen en verenigingen.

De voertaal is Spaans , maar behalve vele Spaanse namen en de Spaanse en Mooose bouwstijl bij oude gebouwen; herinnert weinig meer aan de Spaanse overheersing. Er heef- zich een eigen Chileense cultuur

ont-wikkeld, waarin zowel trekken van de Inca;s als van de Spanjaarden

voor-komen

De Chilenen zijn vriendelijk en behulpzaam met echte Spaanse hoffelijk-heid. Behalve de grote noord-zuid-route, de Panamericana., zijn er maar weinig goede wegen.

De meeste wegen bestaan uit steenslag, dat meer of minder grof is, met veel kuilen en grote keien. Naar nagenoeg alle dorpjes rijdt wel een autobus die tevens als bode dienst doet. Daarnaast is het paard een

belangrijk transportmiddel voor de meer gegoede "Campesinos1'. De

Chi-lenen zijn dol op paard rijden en men ziet dan ook veel prachtige

raspaarden. Het is echter onvoorstelbaar wat er in dit land afgelopen wordt. Het leven is er weinig gejaagd en de afstanden zijn groot,

(9)

-7-Een en ander omtrent de vegetatie

De_Chileense flora

Alvorens nader op de vegetatie in te gaan volgen hier in kort bestek enige bijzonderheden omtrent de aard en het ontstaan van de Chileense flora.

Het noordelijke deel van Chili en Midden Chili met de centrale vallei behoren floristisch tot de Andes regio van het neotropische florarijk. De zuidelijke Andes en Patagonië maken deel uit van het antarctische florarijk. Deze laatste flora zou ontstaan zijn in een geologisch tijd-perk waarin er nog via Antarctica een landverbinding met Australië en Nieuw Zeeland bestond. Hoewei ook in Midden Chili en noordelijker nog

wel antarctische flora-elementen voorkomen, hebben wij van de antarctische flora alleen in het zuiden van het bereisde gebied een korte indruk

kun-nen krijgen.

Het bijzondere van de neotropische flora van Chili is dat deze vertegen-woordigers omvat van een aantal plantenfamilies die meer kenmerkend zijn voor de vochtig tropische gebieden van Zuid Amerika ten oosten van het Andesgebergte. Daar het gebied van het huidige Chili na de opheffing van de Andes van de rest van Zuid Amerika geïsoleerd werd, komen er van deze families een aantal geslachten voor die aan het halfwoestijnklimaat, het mediterrane klimaat en zelfs aan het gematigde zuiden van Chili zijn aangepast. De meer bekende van deze families zijn bv.: Bignoniaceae, Gesneriaea.e Lauraceae en Myrtaceae. De daartoe behorende geslachten zijn meestal endemisch voor Chili,, wat wil zeggen dat hun natuurlijk versprei-dingsgebied tot dit land beperkt is. Mede door het ontstaan van de im-posante Andes barrière is het totale aantal endemische geslachten vrij groot. Het wordt op ca. 125 geschat. Hieronder zijn ook veel geslachten van niet typisch tropische families. In sommige gevallen bezitten deze een combinatie van kenmerken van nauw aan elkaar verwante families. On-der de siergewassen onOn-der anOn-dere de geslachten Philesia en Lapageria, die tot de Philesiaceae behoren en verwant zijn aan Alstroemeria,, Leuco-coryne met kenmerken van de Liliaceae en de Amaryllidaceae en Tecophilea, waarvan de familie, Tecophileaceae, een positie tussen de Liliaceae en de Iridaceae inneemt,

Van bekende cultuurgewassen zoals de aardappel, de tomaat en de aardbei ligt het natuurlijk areaal deels in Chili. Dit is eveneens het geval bij een aantal siergewassen die in West Europa geïntroduceerd werden en nu in meerdere of mindere mate van economisch belang zijn. Het zijn onder andere: Alstroemeria,. Berberis, Calceolaria, Escallonia, Fuchsia;,

(10)

De_vegetatiegebieden

Het gebied, waar van de kust tot de sneeuwgrens verzameld werd. strekt zich uit van de plaats La Serena in het noorden tot even zuidelijk van Chilian, dus ongeveer van 30-37 Z.br, Het omvat 4 vegetatiegebieden waarvan de begrenzingen globaal door net locale klimaat gegeven zijn

(zie kaartje bijlage ). Binnen deze gebieden komen weer verschillende formaties voor die bepaald zijn door de topografie zoals de expositie van de hellingen van het kustgebergte en de Andes en de dalen van de

rivieren» In hun huidige samenstelling hebben bij het ontstaan van deze formaties in vele gevallen ook anthropogene factoren een rol gespeeld. De invloeden van ontbossing, het eeuwen lang verzamelen van brandhout en de extensieve beweiding met schapen en geiten is duidelijk waar te nemen. In het dicht bevolkte midden van het land komt daar nog de intensieve

ontginning van landbouwgronden met de ntroductie van uitheemse akkeron-kruiden en exotische houtgewassen bij, die de oorspronkelijke vegetatie totaal veranderd hebben.

In dit overzie t zullen terwille van de leesbaarheid alleen de voor een

vegetatiegebied karakteristieke taxa genoemd worden en tevens de geslach-ten en soorgeslach-ten die de speciale belangstelling hadden. Voor wie zich na-der wil oriënteren kan de op pag.16 vermelde literatuur nuttig zijn.

1. Het gebied van La Serena in Het kleine noorden" met xerophytische struikformaties en in het voorjaar een rijke kruidlaag.

Dit vegetatiegebied is betrekkelijk klein. Het loopt ten noorden en ten zuiden van La Serena langs de kust en strekt zich naar het oosten tot hal-verwege het Andesgebergte uit. De neerslag,, gemiddeld slechts 114- mm. valt uitsluitend in de winter en het voorjaar en de hoeveelheid kan in verschillende jaren sterk variëren. De gemiddelde jaartemperatuur voor La Serena is 14.4 C; de maandnormalen voor' januari en juli zijn respec-tievelijk 17.2 en 11.9 C. Op vele dagen van het jaar is de lucht bedekt-en er hangbedekt-en nevels (de koude Humboldtstroom langs de kust), hetgebedekt-en de uitstraling en de evapotranspiratie beperkt. Vooral s''nachts hebben de nevels een niet geringe bevochtiging van bodem en vegetatie tot gevolg. Door de invloed van de oceaan zijn de halfwoestijn formaties van struiken en dwergstruiken meer gesloten. Kenmerkend is echter de rijke flora in de kruidlaag, In november 1978 bloeiden van het hogere struweel Cordia decandra (Boraginaceae) met grijs behaard blad en witte bloemen en

Cassia coquimbensis, een Cesalpiniacae met oranje bloemtrossen. Onder de xerophytische en vaak stekelige dwergstruiken vallen op de Adesmia Sp.

(11)

9-sp. met grijs en met groen blad.

Op de geërodeerde noordhellingen steken overal de metershoge vertakte stammen van een kandelabercactus (Trichocereus chilensis) omhoog, waar-van vormen met opvallend lange, witte dorens voorkomen. In heel Noord Chili is deze cactus karakteristiek voor het landschap. De trechtervor-mige witte bloemen gaan s * middags open.

Hoewel er in de kruidlaag als gevolg van de droge wintermaanden van 1978 minder soorten bloeiden» was het toch mogelijk hiervan een indruk te krijgen in nevelvochtige halfwoestijnen, die aan het natuurreservaat

'Fray Jorge1, grenzen. Men ziet hier in een plantengemeenschap geophyten

van de families Amaryllidaceae, Iridaceae en Liliaceae, die met succes concureren met succulenten, zoals de oranjegeel bloeiende Tephrocactus leoncito, Calandrinia sp. (Portulacacea) en Oxalis sp. met vlezig blad. Er bloeiden onder andere twee soorten Hippeastrum, een gele en een rode (H. advenum), Leucocoryne ixioides en L. purpurea, Pasithea coerulea (Liliaceae) die een tros met blauwe bloemen vormt en op een grote

Scilla lijkt. De A3stroemeria's waren nog in het rozetstadium en het zag er naar uit dat deze op de meeste plaatsen het bloeistadium dit sei-zoen zouden overslaan. Plaatselijk dominerende kruiden zijn: Astragalus limariensis en Verbena litoralis, beiden in violette tinten, Oenothera acanlis, wit, Nolana sp. met een vlezige penwortel en blauwe bloemen als van een Ipomoea.

1.a Het nevelwoud van Fray Jorge

Het bij dit vegetatiegebied behorende nationaal park ';Fray Jorge", 6845

ha,, ligt in de provincie Coquimbo bij La Serena aan de kust (30 3'+ , 71 II ). Administratief vormt het één geheel met het in het zuiden hier-bij aansluitende "Parque Nacional Punta del Viento" van 3000 ha. Vanuit de op 100-200 m boven zeeniveau liggende halfwoestijnen bereikt men op hemelsbreed korte afstand de eerste formaties van een hardloofbos dat op ca. M-00 m begint en de 500-600 m hoge kammen bedekt. Het contrast is verrassend. Enerzijds de diffuse vegetatie van doornige composieten

(Chuquiraja ulicina en Proust ia punger.s) en de met Trichocereus

bevin-gerde noordhellingen, anderzijds een nevelwoud met een ondergroei van hygrophyten, Het phenomeen van dit nevelwoud, dat in zijn huidige samen-stelling pas 10 breedtegraden zuidelijker bij het vochtige Valdivia (1000-2500 mm neerslag) . voorkomt., heeft de aandacht van veel planten-geografen getrokken.

(12)

•10-Men is het er nog niet over eens of dit bos een tertiairrelict is of

dat het uit een vochtige periode na het pleistoceen is overgebleven. Dat het in onze tijd is blijven bestaan houdt verband met de topografie die ter plaatse een zeer hoge nevelcondensatie bevordert. Volgens metingen van Kummerov (1962) kan deze in bepaalde jaren meer dan lOx de regen-neerslag bedragen. In 196M- werd bv. voor de regenregen-neerslag 59 mm en voor de nevelcondensatie 860 mm gemeten. Daarbij wijzen enkele onderzoekers ook op de invloed van het relatief warme water van de Limarivier., die

ten zuiden van dit park in de koude zee uitmondt.

De dominerende boom in dit v/oud is de ',T01villo'; (Aextoxicum punctatunQ,

waarvan nog een dicht bestand van 25 m hoge en tot 1 m dikke stammen voorkomen. Het is een endeem van een monotypisch geslacht van de fami-lie Aextoxicaceae, verwant aan de Euphorbiaceae. De boom is tweehuizig, heeft langwerpig blad met schubharen, bloeit met kleine bloemtrosjes en vormt een êênzadige steenvrucht. Kortom, het is een curiosum. Van de andere houtgewaseen noemen wij nog Drimys winteri (Magnoliacae) met naar jasmijn geurende bloemen en Myrceugenia correifolia (Myrta-ceae). De takken van deze bomen zijn bedekt met mossen en guirlandes van korstmossen (Usnea). Er komen epiphyten voor, onder andere 2 Pepe-romia soorten en 2 endemische Gesneriaceae, î-(iitraria coccinea en Sar-mienta repens. De laatste bloeit met pijpvormige rode bloemen. Van het half dozijn varensoorten noteerden wij : Blechnum auriculatum, No-tholaena mollis en Hymenophyllum peltatum,, een typische hygrofyt met een slechts enkele cellagen dik blad.

2. Het gebied van de xerophytische doornstruik- en succulentenformaties van ''Het kleine Noorden".

De xerophytische struikformaties in het binnenland, ten zuiden van de Elquirivier zetten zich bij de plaats Ovalle in zuidoostelijke richting tot in het Andesgebergte voort. Op 2000-2500 m gaat deze formatie over in een gordel van dwergstruweel met daartussen kussenplanten en bor-stelgras (Stipa sp.), die tot ongeveer 33 Z.br. doorloopt. De neer-slag voor Jahuel (32 41 , 70 39 ) bedraagt nog 305 mm; de maandnormalc voor januari en juli zijn respectievelijk 21.8 en 10.8 C. Het vegeta-tiedek - waar men van een dek mag spreken - kan in de samenstellende soorten sterk verschillen. Tussen de plaatsjes Vicuna en Ovalle bepa-len de geelbruine geërodeerde leemprofiebepa-len en de kandelabercactus de aanblik van het landschap. Plaatselijk is dit zonder meer stenige woes-tijn met hier en daar een enkele schermacacia in het verschiet maar

(13)

er blijkt toch meer te kunnen groeien in jaren met meer neerslag. De

matvormende Aristolochia met geelbruine bloemen die wij aantroffen zal wel een forse penwortel hebben. Langs de stoffige weg op plaatsen met gun-stig relief hier en daar een struikvormige Calceolaria of een kogelcactus , Neoporteria sp. Ook een plantje dat er net zo bizar uitziet als de naam luidt: Cruckshanksia sp. (Rubiaceae). Het vormt een plat rozetje van vle-zige blaadjes en heeft oranjegele bloemen die tussen gele schutbladeren staan. ..-,..

Ten zuiden van Ovalle domineren in de 2-4 m hoge struikformaties de brons-geel bloeiende schermacacia (Acacia caven) en Puya chilensis (Bromeliaceae) Deze laatste vormt een groet stekelig bladrozet met een tot 3 m hoge,

houtige stengel, die een groot ananasvormig bloemgestel draagt. De ca. 5 cm lange, groengele bloemen staan tussen grote schutbladeren. Ook na de bloei blijft dit een decoratieve plant.

Op ca. 1500 m in het Andesgebergte bij Paso El Espino - een toepasselijke naam - groeit een open struweel van doornige en stekelige Rosaceae, on-der anon-dere Proustia pungens en Tetrachlogin sp. met Adesmia sp. (Pa-pilionaceae). In het lager struweel Ephedra andina met tot schubben ge-reduceerde bladen en groene stengels die de assimilatie verzorgen. De dagelijkse temperatuur amplitude is hier groot als gevolg van de koude lucht die tegen de avond van de Andes naar de lagere hellingen zakt. In de warmste maand kan het verschil 20 C zijn. In de kruidlaag vonden wij hier en daar armetierige rozetjes van Alstroemeria sp. met kleine knul-letjes op 40 cm diepte en een minuscuul eenjarig, geel viooltje. Struik-vormige Calceolaria's alleen russen het doornstruweel (de geiten!). Op ca. 1800 m, waar meer relief is, tussen de rotsen: Leucocoryne sp. (wit), Pasithea coerulea en in beschaduwde nissen een Adiantum sp. Hier werden ook enkele exemplaren van Placea amoena (Amaryllidaceae) gevonden, die een violette bloem met een corona heeft en nogal zeldzaam bleek te zijn. Tot op ca. 2200 m staan fraaie exemplaren van de kogelcactus Eriosyce ceratistes met gebogen bruine dorens. Solitair groeiende exemplaren van 30 ern doorsnede vormden soms de enige begroeiing op. behoudens enkele korstmossen geheel kale, uit een grof conglomeraat bestaande rotsen. Ze dragen, naar professor Zöllner meedeelde, s'winters vaak een

sneeuw-n

hoed en kunnen korte vorstperiodes met minimum temperaturen van --8 C doorstaan. Hoewel de speciale standplaats hier wel doorslaggevend moet zijn is dit een niet geringe prestatie voor een cactus die naar schat-ting tientallen liters water moet bevatten. Vorst komt in Chili op alle breedtegraden voor, maar is in het noorden tot het Andesgebergte beperkt. Omtrent het verloop en voorkomen van de minimumtemperaturen

(14)

-12-in het b-12-innenland zijn nog we-12-inig gegevens beschikbaar.

Ten zuiden van Illapel staan langs de rivieren hier en daar resten opgaand bos van onder andere Beilschmiedea miersil (Lauraceae) met in de onder-froei Chusquea cumingil (Bambusaceae).

In meer open struweel langs de wegen: Fabiana imbricata met schubvormig blad , geelbloeiende Cestrum parqui (Solanaceae) en Fuchsia lycioides. In de kruidlaag onder andere Loasa tricolor, 'rood met gele bloemen en de

gehele plant bezet met geduchte brandharen, Schizopetalon sp. (Cruciferae) met bloemen van wit kantwerk. In de stenige profielen van holle wegen:

Calceolaria corymbosa, C. petiolaris en Leucocoryne ixioides..

Overal in het noorden komen in de struikformaties parasieten voor. die de assimilatie door hun gastheren laten verzorgen.

Cuscuta sp. vormt een warrig net van gele draden, die als slordige kluwen wol over dwergstruweel liggen. Op Trichocereus groeit Phrygiianthus

aphyl-lus (Loranthaceae) in de wandeling ;!fosforito" (het lucifertje) genaamd.

Uit de cactusstammen steken op vele plaatsen de bosjes van 5 cm lange rode pijpbloemetjes. Evenals onze maretak vormt deze parasiet, die geen blad heeft., bessen met kleverige : aden die door vogels verspreid worden.

3, Het gebied van het subtropisch hardloofbos van Midden Chili.

Dit winterregengebied toont in klimaat en physiognomie van de vegetatie veel overeenkomst met het Europese mediterrane gebied. In onderstaande tabel zijn voor een paar plaatsen enige aan Schmithüsén (1956) ontleende, klimatologische gegevens vermeld (zie kaart).

Station Gem.j aar1.Gem.j aarl J 0

neerslag temp . , C mm. Maand norm. jan. juli Gem.jaarl.temn max.. min. Zapallar (kust) Santiago Talca Linares 384 360 750 1076 .14.2 13.9 21.6 20.5 7.5 19.9 21.6 20.5 11.4 8.0 8.5 8.0 18.1 22.1 22.0 20.6 11.0 7.1 7..6 8.0

De hoeveelheid neerslag neemt naar het zuiden toe en bereikt bij Cone; ción aan de noordgrens van.het bladverliezend loofbos 1320 mm. De gemiddelde temperatuur van de koudste maand komt niet lager dan 8 C, Ten zuiden van de 33ste breedtegraad zijn geomorfologisch drie gebieden te onderscheiden. Dit zijn van oost naar west het kustgebergte, de centra-le valcentra-lei en de loefzijde van het Andesgebergte. De centracentra-le valcentra-lei die in de regenschaduw van het kustgebergte ligt, is droger dan de andere delen.

(15)

-Ij-Aan de kust zijn de zomers wat koeler en de winters warmer dan in het binnenland.

Waar het land in cultuur is gebracht, wordt de overeenkomst met het Euro-pese mediterrane gebied nog versterkt door het grote aantal geïntroduceerde gewassen. Om enkele te noemen: olijf, phoenixpalm, carob, loquat, o l e -ander, magnolia en aanplantingen van eucalyptus, cupressus en Monterey pine (Pi.nus radiata). Ook de kruidlaag bestaat overwegend uit uitheemse eenjarige grassen en onkruiden. Escholtzia californica kleurt in het: voer -jaar de wegbermen oranje en een van onze reigersbekken, Erodium cicutariuro vonden wij tot op 1500 m in de Andes.

In de inheemse bosformaties van het kustgebergte en de westelijke Andes domineren Lauraceae geslachten, zoals de peumo, Cryptocaryon rubra, met glanzend, blauwgroen blad, die tot 20 cm hoog kan worden. De bellotc,

Beilschmie.dea miersii staat in het kustgebergte, bv. in het dal van de . . i Marga-Margarivier, gemengd met Schinus latifolius en Lithraea caustica (Anacardiaceae). De drie laatst genoemde soorten bezitten een zelfde type hulstblad waaraan ze in het jeugdstadium moeilijk te onderscheiden zijn. Contact met het blad van Lithraea caustica, die verwant is aan de Ameri-kaanse poison ivy kan bij daarvoor gevoelige mensen ernstige huiduitslag en koorts veroorzaken. Van het lager struweel vielen ons op Cassia stipu-lacea en Lobelia saiicifolia met rode bloemen. Daar tussen klimplanten als Cissus striâtus en Bcmarea salsilla met rode bloemschermen. In de kruidlaag onder andere Stenandrium dulce (Acantaceae) met kleine rose bloemen, Alstroemeria, Linurn, en Çaj.ydorea speciosa (Iridaceae). Teget de hellingen van het kustgebergte staan nog gelichte bestanden van Quil-laja saponaria (Rosaceae) waarvan de bast voor de fabricage van zeep wordt gebruikt. De inheemse vegetatie bestaat hier in het algemeen uit

resten van oorspronkelijk rijkere plantengemeenschappen, waarin het door-nig struweel is gaan overheersen. Ze zetten zich tot in de westelijke

Andes voort. Op vlakker terrein zijn dit bijvoorbeeld de "espinales' die slechts uit open bestanden van Acacia caven bestaan met een kruidlaag eronder. Meer gesloten bosformaties komen alleen in vochtige 'bergkloven voor. Op ca. 14-00 m gaat het hardloofbos over in xerophytisohe struikjes van onder andere Adesmia en Berberis. In het gebied ten noorden en ten zuiden van Santiago tot ca. 33 Z.br. zijn de stenige hellingen begroeid met Trichocereus, Puya en andere succulenten. Langs de rio Blanco -vonden wij tot op 2000 m hoogte op de noordhellingen mooie exemplaren van

Horridocactus £r%* va en Neoporteria sp. met geophyten als Alstroemeria,

(16)

Waar het relief steiler wordt is het effect van de beperkte hoeveelheid neerslag en de lange droge zomers duidelijk zichtbaar. De vegetatie is diffuus en boven 1400 m toont het landschap een beeld van kale puinhel-lingen en spaarzaam begroeide afgevlakte puinwaaiers. De levensvormen die zich hier handhaven zijn doornige struikjes, geophyten en overblij-vende kruiden, die zich mat een lange penwortel in het puin en tussen de rotsen verankerd hebben» Er bloeiden onder andere Calceolaria sp. Schizanthus sp. en Quinchamalium ch.ilensis (Santalaceae) , een plat dwerg-struik je met vlezig blad en oranje, bloemen. Op ca. 2000 m tussen het

puin witte Leucocoryne sp. en een rode Hippeastrum, In november 1978 lag er hier op 2400 m nog sneeuw. Waar deze weggesmolten was stonden in het losse puin platte kussens van een wit bloeiende Calandrinia sp. en ir. de rotsspleten rijkbloeiende, rose;, Oxalis adenophylla•

Ten zuiden van de 35ste breedtegraad gaan de xerophytische 3;:ruikfcrma-ties in de hogere gordel van het gebergre verdwijnen, Als gevolg van de toenemende neerslag zijn het hier m^er de soorten van het zuidelijke loofbos die de boomgrens afsluiten (Nothofagns obliqua).

De rivieren, in hun bovenloop wilde bergstromeri, zien stroomafwaarts

bruin van het slib. Aan de voet van de terrassen, waar grondwater be-schikbaar is s staat een oeverboc van onder andere Myrceugenia correifo-lia (Myrtaceae) en Baccharis ro'vmarinifocorreifo-lia (Compositae).• In de onder-gi'cci Ec~area sp. Tropaeolum sp. , Solanum sp., diverse varensoorten en een aardorchidee, Chloraaa crispa.

Het gebied van het zomergroane loofbos.

De noordelijke grens van dit gebied loopt in het kustgebied bij de 37stej en de centrale vallei bij de 38ste en aan de voet van de Andes bij de

36ste breedtegraad. Als gevolg van het wat drogere klimaat in de centra-le valcentra-lei hebben alcentra-le besproken vegetatiegebieden hier een uitbochting naar het zuiden. Het klimaat is van het gematigde type met lichte vorst in de winter. De neerslag valt meer verdeeld over het jaar dan in de

hardloofgordel, maar nog met een minimum in de zomer. In het kustgebied en de Andes komen maxima voor van meer dan 3000 mm.

Wij hebben van de vegetatie alleen op het traject Pinto-Termas de Chil-ian een indruk kunnen krijgen. Op ca. 600 m verschijnt - waar nog niet

ontgonnen is - het bladverliezende Nothofagusbos. De "Roble", Nothofa-gus obliqua, waarvan de kroon aan een eik doet", denken, kan tot 40 m hoog worden. Langs de wegen waar de oudere exemplaren zijn wêggèkapt, staat veelal struweel van Aristotelia maqui (Elacocarpaceae), een indicator

(17)

-15-voor een betere bodem. Kenmerkend -15-voor dit vegetatiegebied zijn echter de bladhoudende soorten van het laurierbladtype in de tweede etage, .iet zijn onder andere Persea lingua (Lauraceae), Azara microphylla (Flac.;.

tiaceae) en Laurelia ar-^natica (Monimiaceze). Ze typeren de overgang /e ...

het hardloofbos naar het gematigde regenwoud, waarvan de noordgrens bij de 40ste breedtegraad ligt. In de hogere gordel neemt Nothofagus procera die fijner getand blad heeft 3 de plaats van N. obliqua in. In de

cnd.er-groei komen Ericaceae en Berberis voor. De kruidlaag bestaat uit twee-jarige kruiden., overblijvende planten en voorjaarsgeophyten. Helaas was het hier nog te vroeg in het voorjaar. De knoppen van de Nothofagus

be-gonnen uit te lopen en de kruidlaag was nog maar in het .begin van ontwik-keling. Er bloeiden aan de bosrand een enkele Berberis darwinii, Cal-ceolaria sp., twee soorten Chloraea en Fragaria chileerisis. De laatste werd tot op ca. 2200 m. waar nog sneeuw lag-, verzameld. Het Nothofagus-bos heeft een veel beter verteerde humuslaag dan die in onze beukenNothofagus-bos- beukenbos-sen. De Alstroemeria's die hier op de lichtere plaatsen stonden hadden ook forse knollen. Een vroege bloeier was Nothoscordum sp., een Lilia-ceae met schermen van kleine witte bloemen. Hoewel nog Alstroemeria ver-zameld werd is dit gebied in vergelijking met de noordelijke vegetatie-gebieden minder rijk aan geophyten die voor de bloementeelt interessant kunnen zijn. Wat varens en andere biadplanten betreft zijn hier later in de tijd wel mogelijkheden.

(18)

•16-Literatuur:

Garaventa, A. El genero Alstroeir.eria en Chile. An. Mus Hist. Nat, Valparaiso 4:63-108. 1971,

Jaffuel, F. y Pirion, A. Plantas fanerógamas del valle Marga-Marga, ' Rev. Chil. Hist. Nat. 25:350-405. 1923

Jaffuel, F. Florula de los alrededores de las Termas de Chilian. Rev. Chil. Hist. Nat. 42:76-90. 1939.

Kummerov, J. Quantitative Messungen des Nebelniederschlages im Walde von Fray Jorge an der nordchilenischen Küste, Naturwiss. 49:203-204. 1962

Looser, G. Catâlogo de plantes vascularis nuevas de Chile. Rev. Univ. Santiago de Chile 23:215-275. 1938.

Meigen, F. Skizze der Vegetationsverhältnisse von Santiago in Chile. Bot. Jahrb. Engler 17:199-294. 1893.

Munoz, Carlos. Sinopsis de la Flora Chilena,, 1-84 0- 1959.

" " Las especies de las plantas descritas por R.A. Philippi en el siglo XIX, 1-189. 1960.

" '• El desierto florido. Museo Nacional de Historia Natural. Santiago de Chile. 1965

" " Chile: plantas en extincion. Editorial Universitaria. Santiago de Chile. 1973.

Munoz, Carlos y Pisanpo, E. El estudio de la Vegetacion y Flora de los

Parques Nacionales de Fray Jorge y Talinay. Agric. Tee. 2:1-190, 1947.

Neger, F.W. Introduccion a la flora de los alrededores de Concepcion-A. Univ. Chile 98:209-2 51. 1897

(19)

-17-Philippi, F. Catalogus plantarum vascularium chilensium adhuc descrip-tarum. An Univ. Chile. 1881.

Fhilippi. R.A. Elementos de Botanica para el uso de los estudiantes de Medicina y F armada en Chile. 1-571. Santiago de Chile. 1869

Reiche, K.F. Flora de Chile 1-6, pt.1. Santiago de Chile 1896-1911.

" Grundzüge der Pflanzenverbreitung in Chile. 1-374. Die Vegetation der Erde, 8. Leipzig. 1907.

Schmithüsen, J. Die räumliche Ordnung der chilenischen Vegetation Bonn. Geogr. Abh. H.17, 1-86. 1956.

Zöllner, 0. El generico Leucocoryne. An Mus. Hist. Nat. Valparaiso 5:9-83. 1972.

(20)

-18-Dagboek van de reis,

2 oktober. Veertig minuxen later dar. op het schema aangegeven, vertrokken we om 21.50 uur met een DC8 me.t ae toepasselijke naam Fernao de Magelhaes van Schiphol richting Monrovia.

3 oktober. Na 45 minuten vertrokken we voor de g^ote oversteek over de Atlantische Oceaan naar Rio de Janeiro. Daar we voor de zon uitvlogen werd het een Isnge nacht zonder slaap. Toen we na 6 uur vliegen in Rio landden konden we het vliegtuig even verlaten, Na ongeveer een uur vertrokken we naar Sao Paulo, een stad met ongeveer 13 miljoen inwoners;

Vervolgens vlogen we in ongeveer 2\ uur naar Buenos Aires, waar het op het

moment van aankomst hard regende. Na het uit- en instappen van wat passa-giers vertrokken we voor de laatste etappe van deze reis. de oversteek van het Zuidamerikaanse continent in ongeveer 2 uur. Bij het vliegen in westelijke richting werd de bewolking dunner en zagen we de droge

Argen-tijnse hoogvlakten liggen. Vervolgens passeerden we het enorme Andesgeberg-te dat voor een groot deel met sneeuw bedekt was. En daar tussen de Andes

en de Grote Oceaan ligt de strook land die Chili heet. De omgeving van

Santiago maakte vanuit het vliegtuig een vruchtbare en aantrekkelijke in-druk. Om 15.23 uur plaatselijke tijd (ongeveer een etmaal na ons vertrek) landden we op het vliegveld Pudahuel. We passeerden vlot de douane en namen een taxi naar het hotel Gran Palace, waar voor twee nachten onder-dak gereserveerd was.

M- oktober. Na het ontbijt zijn we op weg gegaan naar de Nederlandse am-bassade. Deze was moeilijk te vinden, daar ze aan een vrij

onbekende straat staat. Bij de ambassade aangekomen vierden we verwezen

naar het huis aan de overzijde van de straat, waar de landbouwattache, ir. A. van der Struik zijn kantoor heeft. De heer Van der Struik zelf was

in Peru maar we werden allerhartelijkst ontvangen door zijn secretaresse, mej. A. van Leeuwen, Na onze plannen uiteen te hebben gezet, werden de no-dige telefoongesprekken gevoerd. Dit gaat niet zo snel, daar alle gesprek-ken buiten Santiago aangevraagd moeten worden. Vervolgens werden regelin-gen getroffen voor het huren van een auto en de aanschaf van een kampeer-uitrusting. Ook de regeling van het verzenden van het plantmateriaal werd besproken.

Na de lunch zijn we via een winkelstraat en een krottenwijk de Cerro San Christobal opgeklommen. Dit is een ongeveer 300 m hoge rots in Santiago met op de top een groot Mariabeeld. Op de helling ontdekten we prachtige blauwe bloemen van Pasithea coerulea.

(21)

•19-s'Avonds, na het eten wat men pas om 20 of 21 uur doet, hebben we een taxi genomen naar het huis van'Dr. Wygnanki. We hadden nl. voor hem van een Nederlandse firma bollen meegekregen van Tecophilea cyanocrocus, Een bolgewas dat afkomstig is uit Chili, maar daar nauwelijks meer schijt voor te komen. Pogingen om telefonisch een afspraak te maken waren ni. . gelukt. We probeerden het dus maar op goed geluk af en troffen hem ge-lukkig thuis. Dr. Wygnanki is een gepensioneerd oogarts met veel inte-resse voor de Chileense flora. Hij is bijzonder goed op de hocgtï van allerlei planten en hun vindplaatsen maar weet ooi; heel veel van Chi-leense vogels en allerlei andere zaken. We dronken hier voor het eerst ook de bekende Chileense drank "Pisco sour",

Na een zeer interessant gesprek namen we afscheid en begaven ons vermoei? na zo'n lange dag gemaakt te hebben ter ruste.

5 oktober. We begonnen de morgen met ontbijt en pakten vervolgens de kof-fers om te vertrekken. Na bij de garage onze huurauto gehaald te hebben, reden we naar de ambassade. Vervolgens werden de nodige voor-bereidingen getroffen als bet ophalen van ce kampeeruitrusting, aanschaf van verpakkingsmateriaal en andere benodigdheden/Hierbij moet je in Chili vooral geen haast hebben want dat kent men niet zo als bij ons.

Bij al deze zaken bewees mej. van Leeuwen ons zeer goede diensten. Al met al was het 17.30 uur toen we Santiago verlieten op weg naar Dr. 0. Zöllner in Quilpue.

Via de hoofdweg naar Valparaiso en daarna een binnenweg kwamen we in Quilpue. Onderweg ontmoetten we af en toe nog een paar ruiters en los-lopende koeien. Ongeveer 20.00 uur arriveerden v/e bij de heer Zöllner. Daar hij een groot huis bewoont, dat bijna geheel als pension is inge-richt, konden we er een kamer huren en overnachten.

Door hem maakten vre kennis met Irmgard Wichhorst, een lerar.es aan een

Duitse school in Quilpue, Zij ging veel met de heer Zöllner op pad3

waar-bij ze zich vooral toelegde op het fotograferen van planten. We hebben in hen twee enthousiaste bewonderaars en kenners van de Chileense natuur ontmoet, die ons de komende dagen veel geleerd hebbén.

6 oktober. De heer Zöllner v/as al weer vroeg present en we troffen hem op een kamer vol boeken en opgestapelde rr- "'"-tt?^ gedroogde planten. Na het doen van allerlei inkopen en het inpakken van de twee

auto's vertrokken we om 14.00 uur. We volg'9';n de kustweg naar het

noor-den en stopten op enkele interessante plaatsen, maar het eerste echte oponthoud maakten ve bij het schiereiland van Zapallar. Dit 'is een be-schermd gebied met veel cactussen en allerlei andere planten als Hip-peastruTT! sp.. Fuchsia lycioides, Puyà's, Baccharis, Oxalis, Bipipmila.

(22)

•20-Vervolgens trokken we verder naar het noorden daar we op het schiereiland bij Los Villos wilden kamperen. Het was al bijna donker toen we de ten-ten opzetten-ten en we nog eten-ten moesten-ten koken. Na het eten-ten zochten-ten we onze

slaapzakken want onze dagindeling zou voortaan gebaseerd zijn op de leng-te van de lichtperiode.

Onder een prachtige heldere sterrenhemel met het zuiderkruis vielen we in slaap.

7 oktober. Het begon nauwelijks licht te worden toen we Zöllner al hoor-den. Na het ontbijt hebben we allereerst dozen gemaakt om het verzamelde plantmateriaal te verpakken. Vervolgens zijn we te voet een tocht over het schiereiland gaan maken. De rotsige kust is hier zo prach-tig begroeid dat het een schitterende, natuurlijke rotstuin is, met een

overvloed aan planten: Leucocoryne, Astragalis5 Adesmia, No-lana, Senecio,

Calceolaria, Trichocereus Üttoralis, Puyas en tot op het strand Alstroe-meria pelegrina. Na het nodige uitgegraven te hebben, keerden we terug

en vertrokken in de richting van Illapel. Van de kust trokken we nu het bergland in. Na Illapel was de weg vrij slecht en erg stoffig. In het noorden had het dit jaar weinig geregend waardoor de vegetatie slecht ontwikkeld was. Tussen Auco en Mantancillas lunchten we op een open plaats tussen enorme cactussen, terwijl v/e ook verdroogde scheutjes van

Alstroemeria1 s vonden., Daarna trokken we verder in de richting van

Ccm-barbala. Over bijna onbegaanbare puinwegen vol grote keien en diepe kui-len, via haarspeldbochten en langs diepe afgronden gingen we de Cordil-lera in. We ontmoetten geen mens meer en kwamen in de avond bij de pas El Espino aan, op ongeveer 2000-2500 m hoogte. Het was daar erg koud door de sterke oostelijke wind vanuit de bergen.

8 oktober. De wind was vanacht gaan liggen en hoewel nog fris, was het

niet meer zo koud. We werden door de meest vreemdsoortige vo-gelgeluiden gewekt. Deze morgen hebben v/e een tocht naar een nabijgelegen bergtop gemaakt, waar we een prachtig uitzicht hadden. Zollner en Irmgard vertrokken na de lunch en wij namen verder rust. Deze avond was het heer-lijk v/eer daar er geen wind was. Vermoeid van de afgelopen dagen gingen we naar bed.

9 oktober. We waren al voor 6 uur op om deze dag zo goed mogelijk te

be-nutten. We konden nu ons eigen témoo bepalen en ons gaan rich-ten op het verzamelen van planrich-ten. De afgelopen dagen hebben we veel in-formatie verkregen en dat komt ons verder goed van pas. We beklommen nu

een andere bergrug terwijl we onderweg allerlei planten verzamelden. D M t

waren 2 Calceolaria sp. , Flacea, enkele cactus'-en, Verbena, Adiantum en Alstroemeria crispata. De kampeerplaats was grotendeels bedekt met de

(23)

21-grijsgroene bladrozetten van deze alstroemeria-soort. Tussen de doorn-struiken stonden enkele scheuten met knoppen.

In dit hele gebied vonden we alleen maar bloemen en planten tussen de

doornstruiken en cactussen of andere voor geiten onbereikbare plaatsen. Door de droogte was er weinig te vreten voor deze dieren, zodat ze alles wat maar enigszins sappig en bereikbaar was, opvraten. De planten die er nog zijn staan bovendien in grond vol rotsstenen en dan nog zo diep dat het moeilijk is om ze uit te graven« Toen we terugkwamen stond er weet een sterke wind, zodat de planten in je handen verdroogden.

Na het inpakken van de planten vertrokken we. Onderweg hoorden we af en toe de as en de knalpijp over de grond schuren en terwijl we probeerden de diepste kuilen te vermijden en toch van de rand van de afgrond af te

blijven5 kwamen we na een schier eindeloze weg met een brandende zon

en nergens water, alleen hier en daar wat geiten en een schamele hut van een campesino in Illapel aan, Daar hebben we wat inkopen gedaan en ben-zine getankt. We wilden vervolgens naar Caimanes en namen dicht bij Los Villos de weg naar Caimanes die langs da Rio Pupio loopt.

Langs het riviertje vonden we een geschikte kampeerplaats en toen we naar bed gingen was het één groot kikkerconcert met daartussendoor het geroep van allerlei vogels.

10 oktober. We konden ons deze morgen weer wassen. De Rio Pupio was in deze tijd maar een heel klein stroompje met grote stenen waarover je naar de andere kant kon lopen. Het water was helder en er za-ten erg veel kikkervisjes is, die veel groter waren dan die we in Neder-land kennen. We brachten een groot deel van de dag door met het verza-melen van planten die in deze omgeving stonden. Vlakbij stond ook een heel veld met bloeiende Leucocoryne's. Het viel echter niet mee om hier-van een aantal bollen uit te graven, daar de grond vreselijk hard was en ze erg diep zaten. Vervolgens braken we weer op en gingen verder, richting Caimanes. Het was een weg vol afwisseling. Dan reed je door een dal waarbij stroompjes de weg kruisen en waar we met veel vaart doorheen reden en dan voerde de weg weer omhoog over een steile berghelling. Voorbij het dorpje Pupio hebben we een kampeerplaats gezocht. We vielen in slaap met op de achtergrond de muziek van een gillende grammofoon met grote uithalen en af en toe het geloei van een os en het gebalk van een ezel.

11 oktober. Het was haastje, rep je, deze morgen want we moesten op tijd in Quilpué terug zijn om de planten te kunnen verzenden. We passeerden al snel Caimanes, vroegen een paar maal de weg naar Quillimari en reden over een hobbelige weg met prachtige vergezichten langs armoedige

(24)

hut-

-22-jes en velden vol Trichocereus en andere stekelige planten, richting Quillimari. We ontmoetten een paar caballero's met een kudde ossen, gei-ten, ezels en schoolkinderen. We manoevreerden van links naar rechts en terug om niet met de assen of de uitlaat knel te raken en schoten maar

slecht op. Eindelijk waren we in Quillimari en toen konden we de Panama

•-ricana volgen tôt Limache en vandaar naar Quilpüa Toen we daar om 13.30 aankwamen., zijn we snel dozen gaan maken om de planten te verzenden. De dozen werden vervolgens bij het busstation van .Andes Mar gebracht, vanwaar ze naar Santiago gestuurd zouden worden,Daar het de volgende dag een feest-dag zou zijn omdat Columbus op 12 oktober 1492 Amerika ontdekte, zijn we nog snel een paar inkopen gaan doen.

12 oktober.'We begonnen deze dag met het controleren en inpakken van onze spullen voor de volgende tocht, Namen contact op met mej. Van Leeuwen en werkten enkele administratieve zaken af. Vervolgens vertrokken we voor onze tocht in de richting van La Serena. Toen we Los Villos al lang gepasseerd waren (La Serena ligt ongeveer 430 km van Quilpue)stopten we. Langs de kustweg zag het bovenaan de steile rotswand lilarood van de bloe-men. We probeerden langs de steile helling omhoog te klimmen maar toen we tenslotte dichtbij de planten kwamen, voelden we ons beetgenomen. De bloe-HiEEzee was het resultaat van een overvloedige bloei van Franse geraniums

(P. grandiflorum) die hier verwilderd waren en massaal bloeiden. Verder maar weer. Twee jongetjes langs de weg die bossen rode amaryllissen en blauwe leucocorynes te koop aanboden., onderstreepten daarmee hoe massaal deze bloemen daar nog in het wild voorkomen. We reden alsmaar noordwaarts maar konden geen geschikte plaats vinden om te kamperen. We sloegen van de hoofd-weg af naar Ovalle en volgden de hoofd-weg naar Barraza, maar een geschikte plaats om de tent op te slaan vonden we niet. De reden toen door tot de afslag

naar het natuurgebied Fray Jorge en hebben daar in een bocht van de weg onze tent opgeslagen. Het was toen al bijna helemaal donker. De krekels sjirpten ons hier in slaap.

13 oktober. We waren deze morgen al vroeg op want we hadden het vrij koud. De tent v/as van buiten en binnen nat van de dauw. De grond was hier kurkdroog en de schaarse plantengroei moet haar vocht krijgen van de dauw. We wilden deze dag Fray Jorge bezoeken., een bekend nationaal natuurgebied, dat 30 km verderop) ligt. Dit natuurgebied van 9000 ha heeft een aparte vegetatie waar men planten aantreft van het zuiden en van het noorden. Doordat de least hier heel hoog boven zee uitsteekt ontstaan er

zgn. nevelwouden (lorna1s), waardoor er dikwijls nevels hangen. Er voert

een weg door dit gebied met aan het eind, op een heel hoge berg, een wan-delpad. Hen mag zich vrij bewegen maar geen planten verzamelen en niet

(25)

roken of vuur maken. Helaas was de vegetatie ook hier schaars door de

droogte van deze winter. Desondanks zagen we hele velden met rode Hippeas-• trum en paarse Leucocoryne en vele andere bloemen.

'We bestegen de steile berg in de eerste versnelling (voorschrift) maar de weg was zo steil dat de banden af en toe nog slipten, We vonden in een n stukje bos Peperomia coquimbensis en Sarmienta repens= Daar we hier niet mochten verzamelen gingen we weer terug naar de grote weg en we wil-den proberen ten noorwil-den van dit gebied te komen om te kijken of we daar dezelfde planten terug konden vinden en ze daar vandaan meenemen. We sloe-gen de richting in naar La Serena en zasloe-gen tussen de twee zijwer en die

naar Tongoy voeren, bloemen van een gele Hippeastrum staan, We peuterden een aantal bollen uit de grond, die wel 40-50 cm diep bleken te aitten. Bij de volgende wegaanduiding naar Tongoy sloegen we af. Dit is een kleine badplaats waar de rijkere Chilenen uit het noorden hun vakantie doorbren-gen. Vervolgens reden we richting Tanque, waar we in een duinvallei onze tent hebben opgeslagen. Op de achtergrond hoorden we de golfslag van de zee.

14 oktober We vervolgden snel onze weg langs Tanque verder de binnenlan-den in. We openbinnenlan-den een hek en rebinnenlan-den door een uitgestrekt 'wei-de '--duingebied in 'wei-de richting van 'wei-de kust. Door 'wei-de droogte van dit jaar was er een armzalige begroeiing.. We vonden er Leucocoryne purpurea waar-van de oude bellen al heel diep zaten maar aie zinkers gevormd hadden die nog 20 cm dieper zaten. Verder vonden we nog bolletjes van enkele andere onbekende gewasjes. We kwamen tenslotte bij een armelijk boerde-rijtje uit. We hoorden hier dat dit pad niet verder doorliep en dat we dezelfde weg terug moesten. Via Pachingo gingen we terug naar de Paname-ricana. Over een weg met kuilen en keien in de eerste of tweede versnel-ling en grote stofwolken... schoot het slecht op. Ongetwijfeld zou dit land-schap met veel regen een veel rijkere vegetatie hebben laten zien. We peuterden onderweg nog een aantal vlezige wortels van blauwe Nolana's uit de grond en reden toen door naar La Serena, een stad met ongeveer 100.000 inwoners., gelegen aan de kust juist ten zuiden van de Atacama woestijn,

15 oktober Zondag en rustdag. We voelden ons stijf en loom.

16 oktober Daar we naar de bank moesten en tevens inkopen doen, konden we niet vroeg weg. Het was dan ook al 10 uur geweest voor we vertrokken in de richting van Vicuna. Volgens inlichtingen zouden hier planten van 'pepina dulce" (Solanum moricatum) geteeld worden. Het bleek echter tevergeefs,, want we konden wei planten kopen van andere pepina's maar niet van degene die we zochten.

(26)

Oh.-Vervolgens zijn we via een binnenweg naar Ovalle gereden. Dit werd ons afgeraden want de weg zou slecht zijn. Daar we echter voor ons doel meer van een binnenweg verwachtten dan van de hoofdweg die we heen langs gekomen waren, besloten we toch deze weg te nemen- We hebben ongeveer oen halve dag gedaan over een afstand van + <+0 km langs talloze haarspeld bochten over een bergkam heen., door een dorre woestijnvlakte met enkele planten en een brandende zon- Geen mens en geen dier te zien alleen de-prachtige variatie in kleuren van allerlei gesteenten,

Fas in de namiddag zagen we weer een paar armelijke boerderijtjes. Be-halve in het dal van de Rio Hurtado waar nog enkele gewassen geteeld wer-den, zagen we deze dag een dor en moedeloos landschap, We konden zelfs

geen geschikte kampeerplaats vinden en zijn daarom doorgereden naar1 Ovalle.

17 oktober. We vertrokken deze morgen vroeg. We wisten nu dat in dit ge-bied weinig te vinden zou zijn. We hadden onderweg nog een aantal planten te verzamelen die we al eerder gezien hadden, maar in ver-band met het transport hadden we besloten deze op cie terugweg op te gra-ven. Dit waren onder andere rode Hippeastrum, 2 Leucocoryne sp., 2 al-stroemeria sp. en nog enkele andere planten, We reden in zuidelijke richting tot vlak voor Quilimari waar we een hele mooie kampeerplaats vonden.

18 oktober. Deze dag reden we terug naar Quilpuê. want de planten moesten weer op tijd in Santiago zijn. Onderweg hebben we nog plan-ten verzameld als witte Leucocoryne, Alstroemeria en Calceolaria sp. In de pas van Melon hadden we op de heenweg al Aistroemeria pulchra f.

maxima zien bloeien en die hebben we nu geprobeerd uit te hakken. We kon-den gelukkig de auto op deze steile bergpas parkeren, »aar bij het uit-hakken van de rhizomen brak de steel van onze pikkel, wat ons voor nieuwe problemen plaatste.

19 oktober,. De heer Zöllner had twee dagen vrij om ons iets van de omge-ving te laten zien. We gingen deze morgen te voet en kwamen al vrij snel op een terrein vol bloeiende Calydorea xiphioides met daar-tussen Stenandrium dulce, de enige inheemse Acanthaceae in Chili. Een klein plantje met rose bloemetjes. Via een terrein waar gouddelvers aan het werk geweest zijn., kwamen we aan een diep dal waar de rivier Marga-Marga doorheen stroomt. Het werd een echte vegetatie-excursie. Na het eten gingen we 's middags met de auto naar Valparaiso, waar op een stei-le rotswand aan zee een mooie, rose bloeiende bromelia zou staan. (Ocha-gavia carnea). Deze bromelia groeit aan de rotshelling enkele tientallen meters boven het water.

(27)

-25-20 oktober. Deze dag zouden we een kwekerij gaan bezoeken daar we ook

wel iets van de bloementeelt wilden zien. Het was de kwekerij

1Suize'- van ds heer Benjamin Pumpin, een al bejaarde man, die

oorspronke-lijk uit Zwitserland kwam. Het is een kwekerij met een tuincentrum ter-wijl de eigenaar als hobby cacteeèn kweken en verzamelen had = Er werden op dit bedrijf potplanten., perkpianten,, sierheesters en snijbloemen ge-teeld. De kwaliteit van de planten en bloenen liet veel te wensen over, De prijzen voor de potplanten waren erg hoog in vergelijking met Neder-land. Het sortiment kwam geheel overeen met het Europese. Bloemen zijn in Chili een luxe« Ze worden vnl, gebruikt voor begrafenissen.,

bruilof-ten en als graf versiering., Na in Valparaiso wat gegeten te hebben gingen

we naar Cochoa even ten noorden van Vina del Mar. Daar in de duinen

ver-zamelden vre nog enkele planten, or ~^.v andere een gele hippeastrum (andere

dan eerdergenoemde) en Syphantus stenocarpus voor een Deens biochemisch onderzoek.

21 oktober. Na wat correspondentie afgewerkt te hebben en onze zaken te hebben ingepakt, namen we hartelijk afscheid van de heer Zöllner, We reden terug naar Santiago, vanwaar we naar het zuiden wilden trekken. Het was 15 „00 uur toen we in Santiago aankwamen,. Tijdens de

,:comida" (de warme maaltijd die 's avonds wordt gebruikt) viel het licht

uit en zaten we in een complete duisternis. Dit heeft in Chili wel iets angstigs want het kan samenhangen met een aardbeving die nogal eens voor-komt en waarvan de gevolgen dan ook op verschillende plaatsen te zien zijn. Na 10 minuten ging het licht echter weer aan en konden we verder eten,.

22 oktober. Op deze zondag namen we weer rust. Het was prachtig weer. eigenlijk een beetje erg warnp, maar vooral 's avonds was het heerlijk om een eindje te wandelen.

23 oktober. He hadden deze morgen eerst een gesprek met de landbouwat-tache die we nog niet eerder ontmoet hadden wegens zijn ver-blijf in Peru en Argentinië. Op zijn bureau ontmoetten we tevens de heer Duyndam die aan een ontwikkelingsproject verbonden is onder de indianen bij Temuco. Verder kochten we 2 nieuwe pikkels (zonder steel) en enkele andere benodigdheden. In de middag voerde onze tocht in zuidelijke rich-ting naar de vallei van de Rio Maipo. Langs de oever vonden v/e een geschikt kampeerterrein tussen de bloeiende Acacia cavum-struiken.

24 oktober, Een paar honden hebben vannacht onze pan en borden schoonge-likt. Dat maakte het afwassen een stuk gemakkelijker. We maak-ten vervolgens een tocht te voet langs de oever en de bergen op. We

(28)

•-26-langs de Maipo, passeerden El Volcan op 1400 m hoogte en kwamen op

+ 1600 m bij Bafios de Morales bij cie sneeuwgrens. Hoewel dit gebied genoemd werd als vindplaats voor een aantal planten en touristisch erg aantrekke-lijk v/as, viel het resultaat ons tegen,. Enerzijds bestond de boden; uit puin en rots en anderzijds was het er nog erg koud,, waardoor de planten zich waarschijnlijk nog niet ontwikkeld hadden. Via Puente Alto en San Bernardo kwamen we weer op de Panamericana waar v/e in zuidelijke richting doorreden tot Rancaçua.

25 oktober. We hebben deze morgen allereerst geprobeerd om stelen aan on-ze pikkels te krijgen. Dat viel niet mee. maar nadat we ten-slotte bij een houthaneel hout vcor stelen gekocht hadden . vonden we ook een timmerman die se era^n wilde zetten. Men moet in Chili geen haast heb-ben. V/e reden via Curico naar Talca en volgden daar de v/eg naar San Cle-mente en vervolgens langs de Rio Maule. Tussen La Esperanza en Armerill o verzamelden we planten van Bomarea salsilla, Chlorea sp., Adiantum sp. en Calceolaria. Even voorbij Armerillo vonden we langs de Maule een kam-peerplaats. De Maule is een woest kolkende bergrivier met steile uitge-schuurde oeverranden. V/e hadden een prachtig gezicht op de vulkaan Des-cabezado Grande (3820 m ) , terwijl v/e schein beneden ons het kolkende wa-ter hoerden.

26 oktober.. De zon kwam stralend op en de temperatuur was heerlijk. V/e

zagen deze morgen ook voor het eerst papegaaien5 die luid

schreeuwend hun aanwezigheid verraadden. We zijn de Maule gevolgd to"c bij de splitsing met de Rio Puelche. Onderweg beklommen we een berghelling die met dicht struweel begroeid was. Daarna keerden we weer terug naar onze kampplaats van de vorige avond. Toen we daar aankwamen viel er juist de eerste regen uit een lucht die helemaal dichttrok. Later op de avona

ging het echt doorregenen.. Voor het eerst hadden we in Chili regen3 maar

dat kun je naar1 het zuiden toe verwachten.

27 oktober. Het was middernacht toen we de tent verlieten. Gisteravo^d lekte de tent al een beetje, maar dat werd steeds erger en het bleef maar doorregenen. Tenslotte kwam het water door de slaapzak heen en was de matras net een spons. V/e zijn toen maar in de auto gekro-pen en hebben daar gewacht tot het licht was. Het was niet verantwoore om in het donker te gaan rijden., Eij het aanbreken van de dag hebben we onze natte .boel ingeladen en zijn vertrokken. Het water liep in straal-tjes uit de matrassen. Voorzichtig rijdend zijn we teruggekeerd naar de grote weg, want alles leek water. Toen we uit de Cordillera waren, was het droog en het had daar ook niet geregend. Met de middag kwamen we in Chilian aan> maar het lukte ons niet zo goed om een knap hotel te vinden.

(29)

- Z I •

Uiteindelijk vonden we Gran Hotel en .daar hebben vre onze intrek genomen. Het bleek dat dit hotel deze nacht ook onderdak zou bieden aan een groep wielrenners (ronde van El Mercurio). Het was er dan ock een drukte van belang met overal racefietsen en de geur van kamferolie.

In deze drukte smokkelden we ook onze natte kampeeruitrusting naar boven, want-we konden niet aan kamperen denken voordat deze droog zou zijn. Toen we naar bed gingen begon het weer hard te regenen, maar wij laeen tenmins-te droog.

28 oktober. Deze dag wilden we een lange tocht maken naar de Termes de

Chilian. Het regende echter nog steeds. Desondanks vertrokken we in de aangegeven richting. Het eerste gedeelte was de weg prachtig

geasfalteerd en reden we door een voor het oog welvarende landbom^streek. Toen de asfaltweg ophield kregen we een weg mex steenslag met onvoorstel-baar grote plassen. De weg voerde ons omhoog de bergen In. Af sn toe ver-lieten we de auto even om snel wat planten te verzamelen als Alstroemeria, Fragaria chiloensis, Berberis sp. Tussen de regensluiers door zagen we watervallen en beekjes die veranderd waren tot woeste stromen. Gezien de hoeveelheid water die langs en over de weg heen stroomde leek het ons tenslotte niet verantwoord om verder re gaan. v'e keerden om en gingen terug met het voornemen om nog eens terug te komen.

29 oktober. Het was deze zondag na alle regen weer stralend weer. Op onze wandeling kwamen we bij de begraafplaats waar het een drukte van belang was met een zeer levendige bloemenhandel. Alle activiteit was hier geconcentreerd, De aanstaande feestdagen; allerheiligen en allerzie-len hebben dit ongetwijfeld gestimuleerd,

30 oktober. Opnieuw v/as het stralend, weer met een strakblauwe lucht: een uitgelezen dag om onze tocht van zaterdag over te doen. Alles zag er anders uit, hoewel er neg wel grote plassen op de weg stonden.

Bij Cueva Los Pincheira was een waterval met daarnaast een rotswand die geel zag van de Himulus. We trokken op enkele plaatsen het Nothofagus-bos in, waar we allerlei interessante zaken ontdekten, onder andere de eensleeh-tige bloelwijze van een parasiet die op Nothofagus leeft. Aan de takken

hingen hele slierten korstmossen (Eulychnia). Men vindt in zo'n bos veei docd hout en dode kruinen en veel witte stammen. Er stonden overal cal-ceolaria's, alstroemeria's en wilde aardbeien. Op een bepaald moment w \ de weg bij een boerderij afgesloten met een hek, dat echter snel werd opengemaakt toen we een pakje sigaretten gaven. Het was een prachtige tocht, mede door het mooie weer.

(30)

-28-31 oktober. We moesten deze morgen eerst cheques wisselen, maar dat bleek

niet eenvoudig te zijns want bij twee grote banken werden Ze

niet geaccepteerd. We vertrokken in de richting van Concepcion. Onze spul-len waren gelukkig weer droog. Ongeveer halverwege, 2,5 km voorbij Bulr.es bij Puente Coyanco maakten we een tocht het bergland in, waarbij we enkele leuke planten vonden., onder andere een Conanthera sp. In Concepcion reden we weer enkele banken af om onze cheques te wisselen en dat lukte tenslot-te, zij het tegen een vrij lage koers. We verlieten daarna snel Concepcion met zijn 1,5 miljoen inwoners in de richting van Tome en vandaar naar

Dichato. Deze hele kuststreek, waar we een natuurlijke vegetatie hoopten aan te treffen, bleek beplant te zijn met Pinus radiata. Een geweldig snel groeiende naaldboom. De bosbouw neemt in Chili dan ook steeds grote-re vormen aan. Het ziet er naar uit dat in steeds grotegrote-re gebieden de hele natuurlijke vegetatie zal verdwijnen door de massale aanplant van Pinus radiata, waardoor het gehele landschap totaal verandert. Bij Menguen kon-den we niet verder, zodat we teruggingen en een goede kampeerplaats vonkon-den, vlakbij een plaats met grote struiken van Fuchsia magellanica.

1 november. Allerheiligen, nu dat was te merken. Via Tomé gingen we naar Coelemu, Onderweg overal mensen met bloemen en kransen op weg naar de begraafplaatsen waar het een drukte van belang was. Van Coelemu naar Quirihue en vandaar weer naar de kust, Bijna overal bossen van Pinus radiata met hier en daar wat Eucalyptus. We kwamen vervolgens in Cobquecu-ra, waar een kerk in een rots is uitgehouwen. Volgens gegevens zou daar

een oranje-rode Hippeastrum aan hef strand groeien." Dit bleek inderdaad zo te zijn, maar het was dezelfde die we reeds eerder gevonden hadden

(H. bicolor). We vonden er ook nog een Alstroemeria sp. Onderweg naar Cauquenes vonden we nog een blauwe Conanthera en zetten daar vlakbij onze tent op. De boswachter kwam nog even een praatje maken en vertelde dat dit gebied van 1200 ha helemaal beplant was met P. radiata. Over een aantal jaren kan men op een enorme houtproduktie rekenen.

2 november. Toen we een eindje van onze kampeerplaats een klein stroompje passeerden, waar we onze vaat in wasten, zagen we tussen de doornstruiken een paar prachtige grote rode amaryllisbloemen van een soort die we nog niet eerder gevonden hadden. Dit maakte onze dag al goed. Vanaf Cauquenes namen we de weg naar Parral. Onderweg verzamelden we nog een paar planten. Van Parral reden we over de Panamericana naar, Linares, waar we de pakketten met planten bij het busstation afleverden. Vervolgens wil-den we naar El Salto langs de noordelijke oever van de Rio Ancoa en terug via de zuidelijke oever. Dit lukte echter niet daar de brug over de Ancoa bij El Melado in reparatie was en men niet over dit riviertje kon. Er

(31)

„29-zat niets anders op dan hier te kamperen, Ket was een prachtige avond met hondengeblaf, geloei vnn ossen en allerlei! vogelgeluiden.

3 november. Gewekt dooi1 hanengekraai en vogelgeluiden met een ai vroeg

passerende ossewagen. braken we op. We gingen terug in noorde-lijke richting naar Curico om vandaar naar Iloca aan de kust te gaan. We

vonden onderweg onder andere een oranje-gele Tropaeolum, Even voorbij La Huerta, ongeveer 20 km voor Hualané hadden we "oor.de eerste keer autopech. Onbegrijpelijk dat het zo lang goed gegaan Was, maar vervelend toen het er v/as. Door de v©le grote keien op de weg bemerkten we veel te laat dat we een lekke band hadden. Ze was dan ook gloeiend heet toen we ze wilden verwisselen. Nadat we de auto omhoog gekrikt en het wiel eraf gehaald had-den, schoot de auto naar voren,, krik kapot en as op de grond. We wachttei vervolgens tot er een auto langs zou komen om eventueel een krik te lener. Gelukkig kwam er al vrij snel een auto langs met een zeer behulpzame chauf-feur. In Hualané vonden we iemand die onze band van een oude binnenband

wilde voorzien 3 want het ventiel was stukgereden. Vervolgens reden we

ver-der naar Iloca aan de monding van de Rio Mataquito, Deze rivier voert veel. slib mee, zodat er als het ware een hele rivierdelta is ontstaan. Na wat speurtochten keerden we weer terug en sloegen onderweg onze bivak op. '4 november. We zijn vroeg opgestaan en reden dan ook al vroeg terug naar

Curico. Daar hebben we nog geprobeerd een krik te lenen, wat echter niet lukte. Dus reden we zonder krik via Rorneral naar Los Queues. In verband met militaire oefeningen liet men ons niet door om verder de Rio ïeno te volgen. De aangegeven route langs de Rio Claro bracht ons op

particulier terrein en daar werden we niet toegelaten. Hoewel de militairen wel een briefje wilden schrijven dat men ons toe moest laten, vonden W3

het wel goed en keerden terug. We maakten onderweg nog een paar uitstap-jes en stapten 's middags in de auto om terug te gaan naar Santiago. We stapten nog een paar keer uit om even te rusten en v/at fruit te kepen en kwamen 's avonds weer in Santiago aan.

5 november. Onze vijfde zondag in Chili.

5 november. Klusjesdag. 's Morgens gingen we allereerst naar de ambassa-de om ambassa-de post op te halen, een pak planter; weg te brengen en

enkele zaken te regelen. We dronken daar met enkele Hollanders kolfie er

-wisselden enkele ervaringen uit. Ondertussen hadden we telefonisch conte er gehad met Dr. Jung, die als cacteeënspecialist verbonden is aan de Landbouw faculteit van de Universiteit van Chili. Deze bleek zeer enthousiast te zijn en verwachtte ons zo snel mogelijk. Ha de koffie gingen we naar hem toe en we werden door hem en zijn vrouw zeer hartelijk ontvangen. Zijn vrouw werkte op dezelfde campus aan weefselkweek. Als vluchtelingen

(32)

af--30"

komstig uit Oost-Duitsland zijn zij in 1959 naar Chili vertrokken. Vol ent-housiasme vertelde hij over zijn werk en cacteeënverzameling,- Vervolgens gingen we ook bij her.: thuis de eactusverzameling bekijken en werd voer eer: vergoeding, ae verzameling van het I.V.T. met een aantal Chileense soorten verrijkt, We moesten ook tweemaal blijven eten, kortom men toonde zieh bij-zonder hartelijk daar men blij was met onze belangstelling voor capteeën vaie er van Chileense zijde allerminst bestaat. Het aantal cactussoorten in Chili wordt door Jung geschat op ongeveer 400. Hij organiseert reizen voor eactusliefhebbers, waarbij men in 14 dagen 100 soorten in hun natuurlijke groeiplaats kan zien. Deze dag verliep anders aan wc van plan waren-, maar we waren blij met hem kennis te hebben gemaakt en met de informatie die we verkregen hebben.

7 november. Deze dag gingen we naar La larva, een belangrijk wintersportge-bied., niet zo ver van Santiago. Volgens het verslag van Watson en Cheese in het AGS-bulletin zou er in de 5e bocht Alstroemeria recurvata groeien. Via Las Condas reden we de bergen in en vonden al snel Alstroemeria planten. Verder vonden we eek een witte Placea met rose strepen en rose-rode Mutisia, Na '40 haarspeldbochten te hebben genomen, kwamen we Farellones in en daarna in La Parva, Deze dorpen bestaan bijna geheel uit vakantiehuizen en buiten het seizoen zoals nu., is bijna alles verlaten. Oneer de wegsmel-tende sneeuw kwamen allerlei rozetten van onbekende planten te voorschijn. Na het een en ander' verzameld en gefotografeerd te hebben daalden we weer een stukje af en besloten toen met het langs de weg stromende smeltwater on-ze auto een beetje op te knappen, went die zag er haast onherkenbaar uit. Even later kregen vre bezoek van een paar militairen die daar in een vakantie-huis een controlepost hadden en die ons uitnodigden om iets te komen drin-ken. Nu, dat wilden we wel doen., maar toen we daar aankwamen bleek dat ze een complete maaltijd voor ons bereid hadden, terwijl ze zich uitsloofden om het ons naar de zin te maken. Hoewel we al gegeten hadden., hebben we

toch geprobeerd om de rijkelijk met kerrie bedeelde maaltijd voor een groot deel naar binnen te werken. Twee van hen wilden graag een eindje mee tên : rijden om een politieagent in Farellones af te lossen. Opgevouwen op bagage zijn ze meegehobbeld , maar ook de politieman uit Farellones wilde graag meerijden naar beneden,, daar het een hele looppartij is om beneden te komen- iiu als je 40 aaneengesloten curva's neemt., dan is het net of je in een carrousel zit. De weg was hier echter' goed. Om goed met een auto de Andes in te komen, moet men wegen nemen naar skiplaatsen of grensover-gangen. Op andera plaatsen is het met een auto moeilijk te doen.

(33)

8 november. We hebben deze dag zaken afgehandeld die we maandag wilden doen, maar waar door het bezoek aan de f am. Jung niets var~

gekomen was.

9 november. We maakten ons klaar voor onze laatste tocht in Chili, nu in

noordoostelijke richting van Santiago. Opnieuw probeerden we alle spullen zo goed mogelijk in te pakken. Via Conchali en Colina reden

we naar Los Andes. Onderweg passeerden we het grote monument bij

Chacabu-co5 dat herinnert aan de laatste grote slag in de

onafhankelijkheidsoor-log in 1817. Vanaf Los Andes trokken we naar San Francisco en San Estevan. Het lukte ons echter niet om de bergen in te komen. We probeerden het daarom via Putaendo langs de Rio del Rocin en zo naar Resguardo Los Patos. Een vreselijk slechte weg vol grote keien. Bij een redelijk terrein om te kamperen stopten we en gingen toen te voet oen tocht maken. Temidden van vrij redelijke akkers voorzien van irrigatie rijzen bergen omhoog die voor een groot deel met Trichocereus zijn begroeid. We vonden hier

voor het eerst, de donkerpaars bloeiende Calceolaria purpurea. Er passeer-den 's avonds nog vrij veel mensen en ruiters. We kregen ook nog bezoek

van 2 cavaleristen die vroegen of we wat water voor hen hadden. Het ene

paard struikelde echter over een scheerlijn van de tent; waardoor zijn

berijder bijna zijn nek zou breken, maar alles liep weer goed af.

10 november. Vannacht of misschien moeten we zeggen vanmorgen heel vroeg schrokken we wakker van geschreeuw en hondengeblaf. Ons

nau-welijks realiserend waar we waren3 leek het wel of er een overval

plaats-vond. Het bleek een koppel koeien te zijn die door een paar ruiters en honden met veel rumoer werden gedreven. Het was toen 5 uur en de slaap was geweken. Daar de weg erg slecht was leek het ons beter om terug te gaan en we volgden de westelijke oever van de Rio del Rocin. Lij San Fe-lipe was echter geen brug en de weg voert over een betonnen verhoging door het water van de rivier. De waterstand was gelukkig niet zo hoog en dus konden we er door, hoewel de damp van de moter sloeg, We besloten vervolgens om naar Portillo te rijden. Dit is een skiplaatsje vlakbij de grens met Argentinië aan de belangrijkste verbindingsweg tussen Chili en Argentinië.

Langs de weg naar Portillo groeiden een aantal interessante planten.

Bij Rio Blanco, op ongeveer 1400 tn, stopten we om het een en ander te verzamelen en te eten. Portillo zelf ligt op 2886 m en bestaat uit een aantal barakken van golfplaten., een hotel en verder wat onderkomens. Er lag nog vrij veel sneeuw en het was er guur en koud. Na 25 haarspeld-bochten waren we weer op 1600 m en daar was het beter, want daar' vonden we weer interessante planten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

Met nadruk wordt vermeld dat voor een goede vergelijking tussen snijmaïs en GPS met als nateelt gras moet worden uitgegaan van rotaties van minimaal twee jaar.. Aan het inzaaien

… en dan wordt het Pinksteren Binnen een maand is het Pinksteren, een uitbundig feest van de Geest. Dit jaar een feestdag

Dorpsleven In mijn korte bezoek aan Bosa heb ik helaas geen tijd voor de leerfabriek, maar een wandeling door het oude centrum is al fantastisch.. Binnen een half uur heb ik de

• De vo-school van de tweede keuze verstuurt op 9 april 2021 het bericht over plaatsing voor de tweede ronde per e-mail naar de ouder(s)/verzorger(s).. Mocht onverhoopt ook

Ik zal er zijn voor jou Ik laat je niet alleen Ik zal er zijn voor jou Mijn licht straalt om je heen Tekst: Hanna Lam... april

Deze studie bevat een algemene, korte toelichting over zakendoen in Chili, gevolgd door een beschrijving over de markt van gezonde voeding, waaronder specifiek voor

Vraag aan iedere wille- keurige luchtmobiele militair naar de waarde van zijn of haar rode baret en je krijgt een doorleefd, persoonlijk en eigen verhaal.. De proloog van