• No results found

Diverse aspecten van hakselen van voorgedroogd gras

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Diverse aspecten van hakselen van voorgedroogd gras"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

'ROEFEXATION

VOOR

DE

RUNDVEEHOUDERIJ

111

Ing.

A.

G.

Hengeveld

:

RAPPORT

NR.

51

$

A U G W U S

L977

l;+ I- f

.,

Diverse:

: f l -

aspecten

van-hakselen

(2)

P R O E F S T A T I O N VOOR DE R U N D V E E H O U D E R I J

D I V E R S E A S P E C T E N VAN H A X S ~ L E N VAN VOORGEDROOGD G R A S

Ing. A.G. H e n g e v e l d

(3)
(4)

INHOUDSOPGAVE

l . Inleiding

2 . Uitvoering van de proeven

2 . 1 . Inkuilproeven

2 . 2 . Opnameproeven

3

Resultaten van het onderzoek

3 . 1 . Invloed van hakselen op de kuilkwaliteit

3 . 2 . Invloed van enkele toevoegmiddelen op het inkuil- resultaat bi j hakselen

3 . 3 . Invloed van hakselen op de dichtheid van het kuilvoer

3.4. Opname van gehakseld ten opzichte van lang kuilvoer

4. Discussie

5.

Samenvatting en conclusies/ Sumrnary and conclusions

6.

Literatuur blz.

5

6 6 6 8 8

9

l l l l

14

1 6 1 8 1 9

(5)
(6)

INLEIDING

De laatste jaren is in ons land door de sterke uitbreiding van het areaal sni jmais het aantal hakselaars, en me t name dat van de zelfri jdende hakselaars, sterk toegenomen. Aanvankelijk werd verondersteld dat deze machines omwille van de rendabiliteit ook meer bij het inkuilen van gras zouden worden ingezet.

Inkuilen van gehakseld gras is duurder dan inkuilen van lang gras met een opraapwagen. Om een juist advies over de eventuele voordelen van hakselen aan de praktijk te kunnen geven was onderzoek gewenst. Daarom is gedurende de jaren

1972

t/m

1975

op de regionale onderzoekcentra Cranendonck, Heino, De Vlierd en

Zegveld en op de proefboerderij van het PR, de Waiboerhoeve,een aantal vergelij- kende inkuil- en/of opnameproeven uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn in dit rapport vastgelegd.

(7)

2. UITVOERING VAN DE PROEVEN

Het onderzoek had betrekking op de volgende aspecten van hakselen:

-

Invloed van hakselen (25

-

55

mm) op de kuilkwaliteit en met name bij gras met een droge-stofgehalte van ca.

35

%

of lager.

Het toevoegen van conserveringsmiddelen op de hakselaar.

Verschil in dichtheid (pakking) en het verschil in tijdstip van broeiont- wikkeling tussen lange en gehakselde voordroogkuil.

Verwerkbaarheid van gras en kuilvoer na hakselen (ervaringen).

-

Invloed van hakselen op de opname van kuilvoer door het vee. 2.1.

Gedurende de .jaren 1972 t/m

1974

zijn op een aantal proefboerderijen ver- gelijkende inkuilproeven aangel'egd om de invloed van hakselen op de kuilkwali- teit na te gaan. Bij een aantal van deze proeven zijn gelijktijdig conserve- ringsmiddelen op de hakselaar aan het gras toegevoegd. Voor iedere proef werd

steeds een perceel uitgezocht met een gelijkmatig grasbestand wat betreft op- brengst en botanische samenstelling.

Er is bij deze proeven verder naar gestreefd enigszins ongelijkmatig voor- gedroogd gras in te kuilen met gemiddeld een lager droge-stofgehalte (minder dan

35

%) dan normaal is voor voordroogkuil. Ongelijkmatig voorgedroogd mate- riaal werd verkregen door minder vaak te schudden.

De bewerkingen na het maaien werden aangepast aan de weersomstandigheden. Om verschillen in droge-stofgehalte tussen de objecten zoveel mogelijk te voor- komen, werd per ob ject slechts één wagen gras (ca. 500 kg droge stof) ingekuild, zodat de proef snel kon worden afgewerkt. Het opgewierste gras werd zo goed

mogelijk over de aan te leggen objecten verdeeld.

De toevoegmiddelen zijn rechtstreeks op de hakselaar aan het gras toege- voegd. Voor het toevoegen van zout werd een ureum-doseerapparaat gebruikt. De vloeibare middelen, te weten mierenzuur, azijnzuur en sylade (een mengsel van onder andere zwavelzuur met formaline) zijn met een daarvoor geschikt doseer- apparaat toegevoegd.

Per proef zijn de aan te leggen objecten, die onderling door een plastiek zeil werden gescheiden, steeds tegen elkaar geplaatst, zodat uiteindelijk één

af te dekken kuil werd verkregen. De kuilen werden afgedekt met plastiek en grond (ROC' s Cranendonck en Heino) of met 2 lagen plastiek (ROC' s De Vlierd, Zegveld en de

aib boer hoeve).

Het gebruik-be plastiek was PE-zwart, 0,15 mm dik. 2.2.

Voor de opnameproeven zijn soms de kuilen van de genoemde inkuilproeven gebruikt en soms werden aparte, grotere kuilen (per kuil

2

-

l ha gras) van zo- wel lang als vergelijkbaar gehakseld gras aangelegd. Hierbij is ook gras inge- kuild met hogere droge-stofgehalten, Deze kuilen zijn tijdens het inkuilen met een trekker goed aangered n. Tijdens het voeren werd hierbij per kuil de hoe- veelheid droge stof per m' vastgesteld door een half segment uit te steken, op te meten, te wegen en te bemonsteren. Met deze grote kuilen zijn tevens wat ervaringen opgedaan ten aanzien van de verwerkbaarheid van gehakseld gras.

Gedurende de winterperiode

1973/1974

zijn in totaal

5

wisselproeven uit- gevoerd, 'waarbij de opname van gehakselde voordroogkuil werd vergeleken met de opname van lange (niet gehakselde) voordroogkuil. Dit werd beide volgende win- terseizoenen

1974/1975

en 1975/1976 herhaald, waarbi j tevens de invloed van zout en haksellengte op de opname van lange en gehakselde voordroogkuil werd nagegaan. Dit betrof in totaal

4

proeven. Omdat per proef

4

objecten werden vergeleken, zijn deze proeven uitgevoerd als blokkenproeven met vier of zes herhalingen. Het aantal herhalingen was afhankelijk van de mogelijkheden op de proefboerderijen.

Bij al deze opnameproeven is gewerkt met oudmelkte of met droogstaande koeien. De verstrekte hoeveelheden krachtvoer waren dus gering en konden gedu- rende de gehele proefperiode per object constant worden gehouden. In de voor- periode en in de hoofdperiode is zowel het verstrekte voer als de voerrest per dier (of per paar) en per dag gewogen. Er-is gestreefd naar een voerrest van ca. 10%. Meestal werd 2 maal per week voer uit de kuil gehaald. Direct na het uithalen werd al het voer bemonsterd.

(8)

De e e r s t e week van i e d e r e 2 of 3 weken durende p e r i o d e was e e n gewennings- p e r i o d e en de tweede of tweede en d e r d e week de e i g e n l i j k e m e e t p e r i o d e . Geduren- de de m e e t p e r i o d e werden de v o e r r e s t e n ook bemonsterd. Het b e t r o f b o o r m o n s t e r s u i t een v e r z a m e l r e s t van d r i e opeenvolgende dagen.

B i j de w i s s e l p r o e v e n 24, 19, 26 e n 2 ( t a b e l

4 )

i s g e s t a r t met e e n voor- p e r i o d e van 2 weken w a a r i n i n d i v i d u e e l de opname werd v a s t g e s t e l d . Aan h e t e i n d van de v o o r p e r i o d e werden 6 pamen gevormd op b a s i s van opname, g e w i c h t e n l e e f t i j d . V i a l o t i n g z i j n de d i e r e n p e r p a a r aan é é n van de b e i d e b e h a n d e l i n g e n t o e b e d e e l d . De v o l g e n d e h o o f d p e r i o d e b e s t o n d u i t 2 p e r i o d e n van i e d e r 2 weken. Na 2 weken werd van v o e r g e w i s s e l d . E r i s van u i t g e g a a n d a t de opname van de d i e r e n n a l week s t a b i e l was. De tweede week f u n g e e r d e a l s m e e t p e r i o d e .

P r o e f

5

( R O C Cranendonck) i s s l e c h t s i n d r i e v o u d u i t g e v o e r d . Weliswaar waren 1 2 d i e r e n b i j de p r o e f b e t r o k k e n , maar d e z e werden g e v o e r d i n g r o e p j e s van twee d i e r e n . B i j d e z e p r o e f was e r geen v o o r p e r i o d e . De h o o f d p e r i o d e b e s t o n d d a a r e n t e g e n u i t 3 p e r i o d e n van i e d e r twee weken. E r werd nu d u s 2 maal gewis- s e l d ( s w i t c h - ~ a c k )

.

De b l o k k e n p r o e v e n 2 3 en 2 5 z i j n met v i e r h e r h a l i n g e n u i t g e v o e r d e n de proeven

9

en

3

met z e s h e r h a l i n g e n . B i j d e z e p r o e v e n werden de d i e r e n aan h e t e i n d van de v o o r p e r i o d e ( 2 weken) en a f h a n k e l i j k van h e t a a n t a l h e r h a l i n g e n i n r e s p e c t i e v e l i j k

4

of 6 g r o e p e n ( b l o k k e n ) i n g e d e e l d en wel z o d a n i g d a t de d i e r e n p e r b l o k i n opname, g e w i c h t en l e e f t i j d zo goed m o g e l i j k met e l k a a r over- eenkwamen. Het a a n t a l d i e r e n p e r g r o e p ( b l o k ) was g e l i j k aan h e t a a n t a l t e v e r - g e l i j k e n o b j e c t e n ( b e h a n d e l i n g e n ) . De b e h a n d e l i n g e n z i j n s t e e d s w i l l e k e u r i g o v e r de d i e r e n b i n n e n e e n b l o k v e r d e e l d . De h o o f d p e r i o d e duurde b i j deze proe- ven

3

weken.

(9)

3

FCESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

3.1.

In totaal zijn 26 vergelijkende inkuilproeven aangelegd (zie bijlagen l

en 2). Bij

5

vergelijkingen (de proeven 1 t/m

5)

was de kwaliteit van de con- trolekuil (lang) reeds goed; geen boterzuur en een lage ammoniakfractie. Het betreft kuilen met een droge-stofgehalte van

45

%

of meer. Bij de overige 21 vergelijkende proeven (6 t/m 26) varieert de kwaliteit van de controlekuil van redelijk tot slecht. De eerste drie van deze 21 vergelijkingen (6,

7

en 8) ge- ven geen of zelfs een negatief effect van het hakselen te zien.

Dit is niet in overeenstemming met de overige 18 vergelijkingen. Hier is steeds sprake van een meer of mindere kwaliteitsverbetering door het hakselen. In tabel l is het verschil in kuilkwaliteit, berekend uit het gemiddelde van de proeven 6 t/m 26 zowel voor boterzuur als ammoniakfractie in het kort weerge- geven. Deze verschillen konden met een overschrijdingskans tussen 2 , 5 en

5

%

betrouwbaar worden vastgesteld (0,025 P ( 0,05).

Gemiddeld is het gehakselde gras bij een iets lager droge-stofgehalte in- gekuild dan het niet gehakselde gras. Dit verschil is echter niet betrouwbaar (~)0,25).ln de meeste gevallen is het droge-stofgehalte iets ten gunste van het ob ject lang.

Tabel l Invloed van hakselen op de kuilkwaliteit. Gemiddeld resultaat van 21 vergelijkbare inkuilproeven (proeven 6 t/m 26) waarbij de kwaliteit van de controlekuil (lang) matig tot slecht was (proeven 1972 t/m

1975)

Tussen haakjes is de spreiding weergegeven

ammonia content

Table l Jnfluence of chopping on silage quality. Average result of 21 compa- rative ensiling experiments (number 6

-

26) with moderate til1 bad quality of controle cl.amp (long) (experiments 1972

-

1975).

In brackets the scatter

"Gemiddelde verschillen tussen gehakseld en lang zijn niet betrouwbaar (p >0,25)

average differences between chopped and long are not significant

(P>

0,25). "Gemiddelde verschillen tussen gehakseld en lang zijn betrouwbaar

(0,025

<

p

<OS)/

average differences between chopped chopped and long are significant (0,025 C P <

0~05).

De kuilkwaliteit van de hakselkuilen varieert overigens nogal. Bij ruim de helft van de hakselkuilen is het gehalte aan boterzuur en de ammoniakfractie aan de hoge kant. In deze gevallen is het effect van het hakselen bij dit

meestal ongelijkmatig en licht voorgedroogde gras dus niet geheel voldoende om van een geslaagde kuil te kunnen spreken.

(10)

hakselkuilen (proeven 6 t/m 26) meestal iets hoger dan van de kuilen gemaakt met de opraapwagen. Per kg droge stof was het gemiddelde verschil respectieve-

lijk

5

gvre en 16 gzw. Deze overigens geringe verschillen konden niet betrouw- baar worden vastgesteld

(P

) 0,25).

3.2.

In

1973

zijn bij zes van de in de bijlagen l en 2 vermelde vergelijkingen

gelijktijdig enkele conserveringsmiddelen toegevoegd. Het betrof hier landbouw- zout, mierenzuur, azijnzuur en sylade. Dit laatste is een mengsel van onder andere zwavelzuur en formaline.

Een beknopte samenvatting van deze proeven is in tabel 2 vermeld, ter- wijl in de bijlagen

3

en

4

de volledige samenstelling is weergegeven.

De in tabel 2 vermelde doseringen zijn bruto, dus exclusief verliezen. De bruto dosering is vrij exact vast te stellen door de ingekuilde hoeveelheid gras en de toegevoegde hoeveelheid conserveringsmiddel te bepalen, In een aan- tal gevallen (zie bijlage

3

) konden ook de netto doseringen worden berekend door in de monsters of natrium, of mierenzuur of azijnzuur te laten bepalen. Zo blijkt dat bij proef

7

ca. 50

%

van het toegevoegde zout niet in het gras is gekomen. Bij deze proef kam zoals achteraf bleek via een opening tijdens het toevoegen zout uit het doseerapparaat zijn verdwenen. Bij proef 21 was dit niet het geval, bet verliespercentage bedraagt hier ca.

l5

%.

Bij de vloeibare middelen zijn met uitzondering van sylade direct na het inkuilen monsters ge- nomen waaxin respectieveli j k mierenzuur of a,zi jnzuur i s bepaald (zie bi j lage

3).

Een vergelijkingvan deze cijfers (netto d o s e r i n g ) m e t d e b r u t o d o s e r i n g ( b e r e k e n d u i t d e

hoeveelheid gras die is geladen en de hoeveelheid toegevoegd inkuilmiddel) zou een beeld moeten geven van de verliezen tijdens het toevoegen. Ervan u.itgaande dat de berekende (bruto dosering vrij nauwkeurig is, mogen we aannemen dat de netto dosering (bepaald

1

minder nauwkeurig is, gezien enkele sterke afwijkingen waarbij meer werd bepaald dan was toegevoegd. Het is derhalve moeilijk op basis

van deze cijfers aan te geven hoe groot de verliezen tijdens het toevoegen zijn geweest.

De verschillen in uitgangsmateriaal wat betreft het droge-stofgehalte zijn in het algemeen per proef niet groot. Alleen bij proef 21 zien we in dit ver- band enkele uitschieters. Bekijken we echter de tussen haakjes vermelde droge-

stofgehalten van het kuilvoer dan moeten deze uitschieters onder andere veroor- zaakt zijn door fouten bij de monstername of bepalingen.

Door het toevoegen van zout is zowel de boterzuurproduktie als de eiwit- afbraak bij proef

7

aanzienlijk afgeremd. De dosering was te gering om de kuil geheel boterzuurvrij te krijgen. Bij proef 21 was de dosering hoger. Hier is de controlekuil reeds vrij goed geslaagd, zodat een effect van het zout niet tot uiting komt.

Bij drie van de zes proeven waar mierenzuur en azijnzuur is toegevoegd, heeft de controlekuil reeds een vrij goede kwaliteit (proeven

14, l5

en 21). Opvallend is dat bi j de proeven

14

en 21 de ob j ecten met mierenzuur en met sy- lade zelfs nog wat meer boterzuur bevatten dan de bijbehorende controlekuil. Het effect zowel van mierenzuur als van sylade op de kuilkwaliteit is bij deze proeven dus wat wisselvallig. Het lijkt erop dat dit met azijnzuur niet het geval is en dat bij gelijke doseringen het kuilresultaat met azijnzuur eerder beter dan slechter zal zijn d m met mierenzuur en sylade.

(11)

-

10

-

T a b e l 2 I n v l o e d van e n k e l e toevoegmiddelen op de k u i l k w a l i t e i t b i j h a k s e l e n C De V l i e r d Addi t i v e T a b l e 2 I n f l u e n c e of some a d d i t i v e s on t h e s i l a g e q u a l i t y w i t h c h o p p i n g "De d o s e r i n g e n z i j n b r u t o en v o o r z o u t i n p r o c e n t e n en v o o r de v l o e i b a r e mid- d e l e n i n l i t e r s p e r 1000 kg g e l a d e n m a t e r i a a l / t h e d o s i n g s a r e g r o s s and f o r s a l t i n p e r c e n t s m d f o r l i q u i d a d d i t i v e s i n l i t e r s p e r 1000 kg of l o a d e d m a t e r i a l . "Tussen h a a k j e s de d r o g e - s t o f g e h a l t e n van h e t k u i l v o e r / i n b x a c k e t s t h e DM p r o d u c t c o n t e n t s of t h e s i l a g e . "geen ( c o n t r o l e )= no ( c o n t r o i ) z o u t = s a l t m i e r e n z u u r = f o r m i c a c i d a z i j n z u u r = a c e t i c a c i d s y l a d e = m i x t u r e of s u l p h e r i c a c i d arid f o r m a l i n .

(12)

3.3.

Voor de opnameproeven werden lang en gehakseld gras op grotere schaal vergeleken. Bij zes van deze vergelijkende proeven is zowel van het lange als van het gehakselde gras tijdens het voeren de hoeveelheid droge stof per m3 be- paald. In tabel 3 zijn deze gegevens vermeld. Hierbij is een indeling gemaakt naar de aard van de afdekking, dus met of zonder grond. Het gronddek was ca.

1 5 cm dik. De hoogte van de kuilen varieerde bezakt van 50

-

70

cm. De metingen zijn dus gedaan in betrekkelijk kleine en lage rijkuilen.

Het droge-stofgehalte van het kuilvoer van beide kuilen is bij alle ver- gelijkingen nagenoeg gelijk. Zoals uit de hoeveelheid droge stof per m3 blijkt, geeft het hakselen zowel bij kuilen met als zonder gronddek steeds een grotere dichtheid. Gemiddeld betekent dit een betere benutting van de opslagruimte van ruim 10

%.

Deze grotere dichtheid van de hakselkuilen zal ongetwijfeld het in- dringen van lucht in het snijvlak tijdens het voeren bemoeilijken. Hierdoor zal waarschijnlijk ook de kans op broei in de kuil geringer worden. Omdat ook in de kuilen met lang gras geen broei optrad, kon dit bij deze proeven niet wor- den aangetoond

.

Invloed van hakselen op de dichtheid van het voer in de kuil, uitge- drukt in kg droge stof per m3

Influence of chopping on the "density" of the silage (kg DM per m3)

)Proe.ven voorzien van een nummer corresponderen me t die ui t voorgaande tabel- experiments provided with nmbercorrespond with those of previous tables,

3.4.

_E,

In t0taa.l zijn

9

opnameproeven uitgevoerd. De belangrijkste gegevens 'be- tref fende ui-tgangsmateriaal, kuilvoer en opname zijn samengevat in t abel

4,

Voor een vol-ledig overzicht van de samenstelling wordt verwezen naar de corres- ponderende proe.fnummers in de bijlagen 1 en 2,

Onder punt 2.2. is reeds gewezen op de afwijkende proefopzet bij proef

5,

die een hoge standaardafwijking tot gevolg had. Ook bij proef 26 moet een op- merking worden geplaatst, Halverwege de 2e periode heeft namelijk 66n van de koeien gekalfd, Bij de verwerking van de resultaten is deze koe buiten beschou- wing gelaten. In dezelfde periode daalde de opname van édn koe in de groep die gehakseld ku.ilvoer kreeg -zonder aanwijsbare redenen- tot ca,

4

kg droge stof, De opnamecijfers van deze koe zijn wel verwerkt.

Zoals ui-t tabel

4

blijkt zijn de opnameproeven zowel met licht als met sterk voorgedroogd kuilvoer uitgevoerd. Bij zes proeven (de proeven 24, 1 9 , 26,

9,

23 en 25) is er een groter of kleiner kwaliteitsverschi-l ten gunste van het gehakselde kuilvoer. De verschillen in droge-stofgehalte tussen lang en ge- hakseld kuilvoer zijn bij deze proeven doorgaans gering. Met name bij het licht voorgedroogde gras was het droge-stofgehalte van het lange kuilvoer vrij

(13)

ongelijkmatig, dit in tegenstelling tot het gehakselde kuilvoer. Bij het dro- gere kuilvoer van de proeven

5 ,

2 en

3

was dit nauwelijks het geval. Beide ob- jecten waren bij deze proeven vrij van boterzuur terwijl de ammoniakfractie laag was. Ook tussen de drie haksellengten bij proef

3

is er geen verschil in kuilkwaliteit.

Er is in het algemeen vrij lang gehakseld (25

-

55

mm). Alleen bij proef

3

werd ook korter gehakseld. De drie haksellengten waren respectievelijk

6,

27

en

55

mm. Het betreft hier theoretische haksellengten. De werkelijke gemiddelde haksellengte is ongeveer het dubbele. Bij de proeven 24, 26, 23 en 25 werd met een "Rad-hakselaar" gehakseld en bi j de andere proeven met een ttKooi-hakselaar",

Bij zes van de in totaal

9

proeven werd een hogere opname gemeten ten gunste van gehakseld kuilvoer. Dit verschil in opname ten opzichte van lang kuilvoer kon slechts bij proef

3

(haksellengten

6

en

55

mm) en bij de proeven

1 9 en 2 met een overschrijvingskans van

5

%

betrouwbaar worden vastgesteld.

Bij de drie andere proeven (24,

5

en

9)

kon het positieve effect van het hak- selen op de opname zelfs bij een overschrijdingskans van 10

%

niet betrouwbaar worden vastgesteld. Dit was wel het geval voor het verschil in opname tussen lang en op 27 mm gehakseld kuilvoer bij proef

3.

De verschillen in opname tus- sen de drie haksellengten bij deze proef waren ook bij 10

%

overschrijdingskans niet betrouwbaar. Hetzelfde geldt voor de drie opnameproeven (26, 23 en 25),waar

een verschil in opname werd vastgesteld ten gunste van lang (niet gehakseld) kuilvoer.

Er zijn bij deze proeven geen aanwijzingen dat er enig verband bestaat tussen verschillen in opname en verschillen in kwaliteit, droge-stofgehalte of homogeniteit. Er hebben zich bij deze opnameproeven geen problemen voorgedaan ten aanzien van de gezondheid van de proefdieren.

(14)

-

1 3

-

I n v l o e d van h a k s e l e n op de opname van g r a s k u i l door h e t vee

Experiment a l

I n f l u e n c e of chopping on t h e i n t a k e of g r a s s s i l a g e by c a t t l e 'De nummers c o r r e s p o n d e r e n met d i e i n de b i j l a g e n 1 en 2 /

t h e numbers c o r r e s p o n d t o t h o s e i n appendixes l and 2 .

" V e r s c h i l l e n z i j n betrouwbaar b i j een o v e r s c h r i j d i n g s k a n s van

5

%/

t h e d i f f e r e n c e s a r e s i g n i f i c a n t ( P ( 0 , 0 5 ) .

(15)

4

* DISCUSSIE

Wanneer gelijkmatig voorgedroogd gras met meer dan

40

%

droge stof met

een opraapwagen wordt ingekuild, zal bij een goede bewaring doorgaans goed kuilvoer worden verkregen. Uit oogpunt van conservering zal hakselen hier dus geen extra voordelen meer bieden.

Zijn de droogomstandigheden minder goed zodat bij een lager droge-stof- gehalte (lager dan

40

%) moet worden ingekuild, dan zal het kuilresultaat bij gebruik van een opraapwagen meestal wat tegenvallen. Uit het gemiddelde resul- taat van 21 vergelijkbare inkuilproeven bleek dat onder dergelijke omstandig- heden bij hakselen veelal een betere kuilkwaliteit wordt verkregen,Ten op- zichte van lang (niet gehakseld) gras werd door te hakselen het gehalte aan boterzuur verlaagt van 0,8 tot 0,5

%

en de ammoniakfractie van 17 naar

13.

De- ze verschillen werden betrouwbaar vastgesteld (0,025

<

P( 0,05). De voederwaar- de steeg van 128 gvre en 532 gzw tot

133

gvre en 548 gzw. Dit geringe verschil kon niet betrouwbaar worden vastgesteld. De kwaliteitsverbetering was echter bij veel proeven niet voldoende om van een volledig geslaagde hakselkuil te

kunnen spreken. Ui t waarnemingen bi j he t inkuilen in een "Harvestore" toren- silo werd ook reeds vastgesteld dat ongelijkmatig voorgedroogd gras met gemid- deld ca.

40

%

droge stof na hakselen veelal nog wat boterzuur bevatte. Het ge- ringe effect van hakselen op de kuilkwaliteit lijkt ons meer een kwestie van homogeniseren te zijn, dan dat er sprake is van een mechanisch effect zoals bij kneuzen. Het is echter niet uitgesloten dat er bij betrekkelijk vers gras met een laag droge-stofgehalte nog sprake is van een zeker mechanisch effect, Er is bij deze proeven over het algemeen vrij lang gehakseld (25

-

55

mm theo- retisch). Uit deze proeven komt niet direct naar voren dat kort hakselen be- ter is dan lang hakselen voor de kuilkwaliteit. Bij 6én proef werd weliswaar korter

(6

mm) gehakseld, doch de bijbehorende controlekuil was reeds van goede kwaliteit zodat een eventueel eff ect van korter hakseler niet kan worden vast- gesteld; Uit Frans onderzoek (2) kwam overigens wel een positief effect van korxer hakselen

(5

-

15

mm ten opzichte van

50

-

150 mm) op de kuilkwaliteit naar voren. Het betrof hier vrijwel vers gras zodat er wellicht sprake was van een extra mechanisch effect. Ten aanzien van de conservering lijkt het bij hakselen dus niet raadzaam te veel toe te geven op het droge-stofgehalte en de gelijkmatigheid van drogen. Men moet dus te allen tijde streven naar een snel- le en gelijkmatige droging.

Wanneer zich omstandigheden voordoen dat bij lagere droge-stofgehalten

( ( 30 %) moet worden ingekuild, dan moet ook bij hakselen een inkuilmiddel wor-

den gebruikt. Op een hakselaar is het toevoegen van vloeibare middelen tech- nisch gemakkelijker uitvoerbaar dan het toevoegen van strooibare middelen. Bij deze proeven werden drie vloeibare middelen toegevoegd, te weten mierenzuur, sylade (mengsel van zwavelzuur en formaline) en azijnzuur, Beide eerste midde- len zijn voor inkuildoeleinden in Nederland momenteel niet verkrijgbaar, omdat hier geen markt voor is. Dit geldt uiteraard ook voor de doseerapparatuur.

Daarentegen wordt in Engeland veel gras gehakseld (overwegend met dubbele chop- pers) met 25 à 30

%

ds en waarbij op groke schaal. inkuilmiddelen worden ge- bruikt. Met azijnzuur zijn voor inkuildoeleinden tot nu toe slechts weinig

ervaringen opgedaan. Uit de in dit verslag besproken zes proeven bleek dat bij een dosering van

4

-

5

liter per 1000 kg geladen produkt met azijnzuur over het algemeen een goed en constant effect op de kui1kwali.teit wordt verkregen, Zowel met het sterkere mierenzuur als ook met sylade waren de resultaten bij eenzelfde dosering wat wisselvalliger. De in voo.rgaand onderzoek

(3)

reeds ge- noemde en tevens geadviseerde dosering van

4

-

5

liter mierenzuur per 1000 kg geladen produkt bi j hakselen lijkt gezien het wisselvallige resultaat bij deze proeven voor mierenzuur eerder nog aan de lage kant. Eenzelfde conclusie lijkt overigens ook voor sylade op zijn plaats.

In genoemd onderzoek (3) bleek dat tijdens het toevoegen van mierenzuur met doseerapparatuur op de hakselaar zeker niet meer dan 10

%

verloren ging. Bij de in dit verslag besproken proeven werd op dezelfde wijze toegevoegd. Ge- zien de zeer grote variatie in verliezen (zelfs grote winsten) kan echter uit deze proeven niets worden geconcludeerd ten aanzien van verliezen tijdens het toevoegen.

(16)

rechtstreeks toegevoegd en wel met een doseerapparaat voor ureum. Technisch is dit wel uitvoerbaar en een mogelijkheid wanneer dergelijke apparatuur aanwezig is. Veelal zal dit echter niet het geval zijn. Gezien de vrij goede ervaringen die opgedaan werden bij proeven waar het zout vóór het oprapen met een kunst- mest strooien over het geschudde of gewierste gras werd gestrooid

(4)

lijkt dit een goede en tevens goedkope mogelijkheid. Het is dan uiteraard ook mogelijk in plaats van zout melasse vóór het hakselen over de wiers aan te brengen.

De verwerking tijdens het inkuilen gaat op de kuil met gehakseld gras ge- makkelijker dan met lang (niet gehakseld) gras. Bij gebruik van een opraapdo-

seerwagen is de verwerking op de kuil overigens ook geen probleem meer. Ook wanneer gras geladen wordt met een opraapwagen met slechts enkele messen kan het zware handwerk op de kuil voor een groot deel vervallen door met een verdeler te werken.Gehakse&voorgedroogd gras is zeer windgevoelig, wat bij uithalen

met een kraan of met de hand zeker een nadeel is.

Gehakseld kuilvoer heeft in de kuil een ongeveer 10

%

hogere dichtheid dan niet gehakseld gras. Hierdoor wordt de opslagruimte (kuilplaat) dus ook 10

%

beter benut. Door de grotere dichtheid zal ook de luchttoetreding in de kuil tijdens het voeren en daardoor de kans op broei minder groot zijn. Bij de- ze proeven werd dit overigens niet vastgesteld, aangezien ook bij de controle- kuilen (lang gras) geen broei voorkwam.

Bij een krappe voersnelheid of bij kuilen waar dagelijks voer wordt uit- gehaald en die daarom open blijven, zal hakselen dus ongetwijfeld voordelen hebben. Bij een normale voersnelheid (ruim 1

-

l ,5 meter per week) en na het uithalen weer luchtdicht afsluiten behoeft ook bij niet gehakseld gras geen broei voor te komen.

In totaal zijn

9

opnameproeven met oudmelkte koeien uitgevoerd. De hak- sellengte varieerde van 25

-

55

mm (theoretisch). Bij zes proeven werd bij gehakseld kuilvoer een hogere opname vastgesteld. Na statistische verwerking van de resultaten bleken de verschillen van drie proeven met een overschrij- dingskans van

5

%

betrouwbaar te zijn. De ds-opname was respectievelijk O,?, 0,6 en 1,2 kg organische stof (os) per dier per dag hoger. Bij de drie proeven waar de hogere opname van gehakseld gras niet betrouwbaar kon worden vastge- steld, bedroeg het verschil respectievelijk 0 , 3 , 1,6 en

1,9

kg os per dier per dag. Waarom deze overigens vrij grote verschillen niet betrouwbaar waren, kon niet precies worden vastgesteld. Bij de drie overige proeven werd, overigens niet betrouwbaar, een negatief effect van het hakselen op de opname v.astge- steld. Deze verschillen waren respectievelijk ?,O, 1,O en 1,l. Ook hier kon geen duidelijke oorzaak worden aangewezen waarom deze verschillen niet betrouw- b aar waren.

Uit deze

9

opnameproeven menen we te mogen concluderen dat bij gehakseld gras (theoretische haksellengte 25

-

55

mm) in vergelijking tot niet gehakseld gras doorgaans een iets hogere opname zal worden verkregen. De proeven zijn met oudmelkte koeien uitgevoerd. Er werd derhalve weinig krachtvoer (maximaal

4

-

5

kg) gevoerd. Het is de vraag of bij hogere krachtvoergiften en daardoor meer verdringing deze verschillen hetzelfde blijven.

Bij één proef werd eveneens de opname bepaald van korter gehakseld

(6

mm) kuilvoer. Ten opzichte van langer gehakseld (respectievelijk 27 en

55

mm) was de opname ca. O,? kg os hoger. Dit verschil kon echter niet betrouwbaar worden vastgesteld, Frans (2) en Belgisch (l ) onderzoek toonde wel een betrouwbaar verschil in opname tussen kort (haksellengte

5

-

18 mm) en langer gehakseld

(50

-

150 mm) kuilvoer. Een hogere opname werd eveneens verkregen wanneer reeds lang gehakseld kuilvoer nogmaals werd verkleind. Het gras was bij deze proeven echter nauwelijks voorgedroogd.

(17)

5

* SAMENVATTING EN CONCLUSIES

Gedurende de jaren 1972 t/m

1975

is een aantal inkuil- en opnameproeven uitgevoerd om na te gaan in hoeverre het inkuilen van gehakseld (25

-

55

mm)

voorgedroogd gras voordelen biedt ten opzichte van inkuilen van vergelijkbaar (lang) gras met een opraapwagen. Dit onderzoek richtte zich op de volgende as- pecten: conservering, toevoeging van conserveringsmiddelen, dichtheid van het kuilvoer, verwerkbaarheid en opname door het vee.

De uitvoering van deze proeven vond plaats op de regionale onderzoekcen- tra Cranendonck, Heino, De Vlierd en Zegveld en op de proefboerderij van het

PR, de Waiboerhoeve

.

Uit de resultaten van de inkuil- en opnameproeven kunnen de volgende con- clusies getrokken worden:

-

Wanneer ongelijkmatig voorgedroogd gras met een droge-stofgehalte, lager dan

40

%,

wordt gehakseld (theoretische haksellengte 2 5

-

55

mm), worden meestal een betere kuilkwaliteit en een wat hogere voederwaarde verkregen dan bi j inkuilen met een opraapwagen.

-

Genoemde kwaliteitsverbetering is echter veelal onvoldoende, zodat ook bi j hakselen goed en gelijkmatig voordrogen gewenst blijf t,

Bij droge-stofgehalten lager dan 30

%

moet ook bij hakselen van een con- serveringsmiddel gebruik worden gemaakt.

Bij een dosering van

4

-

5

liter per 1000 kg geladen produkt werden met azijnzuur goede resultaten verkregen. De resultaten met mierenzuur en sylade waren bi j deze dosering wat wisselvallig.

Gehakseld gras is op de kuil gemakkelijker te verdelen. Tijdens het uit- halen, bijvoorbeeld met de kraan, is de grote windgevoeligheid een na- deel.

-

De dichtheid (pakking) van gehakseld kuilvoer is ca. 10

%

groter dan van lang, niet gehakseld kuilvoer. De kans op broei zal daardoor ongetwijfeld geringer zijn, terwi j1 de opslagruimte beter benut kan worden.

-

Meestal wordt van gehakseld kuilvoer (haksellengte 25

-

55

mm) iets meer opgenomen dan van niet gehakseld kuilvoer. Of dit verschil voor de prak- tijk van belang is, is overigens de vraag.

(18)

SUMMARY AND CONCLUSIONS

I n t h e y e a r s from 1972 t o 1975/76 a number of e n s i l i n g and i n t a k e e x p e r i m e n t s were c a r r i e d o u t . The o b j e c t was t o f i n d o u t t o what e x t e n t e n s i l i n g of chopped (25-55 mm) h i g h d r y m a t t e r s i l a g e y i e l d s advantages a s compared w i t h e n s i l i n g of comparable l o n g g r a s s w i t h a s e l f - l o a d e r , A t t e n t i o n was p a i d t o t h e f o l l o w i n g p o i n t s : c o n s e r v a t i o n , a d d i t i v e s , d e n s i t y i n t h e clamp, h a n d l i n g and i n t a k e by c a t t l e .

The e x p e r i m e n t s were c a r r i e d o u t on t h e r e g i o n a l e x p e r i m e n t a l f a r m s Cranendonck, Heino, De V l i e r d and Zegveld and on t h e e x p e r i m e n t a l farm of t h e Research and Advisory I n s t i t u t e f o r C a t t l e Husbandry.

The f o l l o w i n g c o n c l u s i o n s can be d r a m from t h e r e s u l t s of t h e e x p e r i m e n t s .

-

When chopping ( a d j u s t e d l e n g t h 25-55 mm) non-homogeneous p r e w i l t e d g r a s s w i t h a d r y m a t t e r c o n t e n t of l e s s t h a n 40%, t h e s i l a g e q u a l i t y i s o f t e n b e t t e r and t h e n u t r i e n t c o n t e n t i s a l s o somewhat b e t t e r t h a n w i t h e n s i l i n g w i t h a s e l f - l o a d e r .

-

The improvement of t h e q u a l i t y by chopping, however, i s u s u a l l y i n s u f f i c i e n t , s o t h a t , even w i t h chopping, good and homogeneous p r e w i l t i n g remains

n e c e s s a r y .

-

With d r y m a t t e r c o n t e n t s l e s s t h a n

30%

even w i t h chopping an a d d i t i v e s h o u l d be used.

-

With a dosage of

4-5

l i t e r s p e r 1000 kg l o a d e d p r o d u c t , a c e t i c a c i d showed good r e s u l t s . The r e s u l t s w i t h f o r m i c a c i d and " s y l a d e t t ( m i x t u r e of s u l p h u r i c a c i d and f o r m a l i n ) were r a t h e r v a r i a b l e .

-

Chopped g r a s s i s e a s i e r t o s p r e a d a t t h e clamp. During t h e e x t r a c t i n g , e.g. w i t h a g r a b , t h e s e n s i t i v i t y t o wind i s a d i s a d v a n t a g e .

-

The d e n s i t y ( k g DM p r o d u c t p e r m2) of chopped s i l a g e i s h i g h e r t h a n t h a t of l o n g s i l a g e . T h i s w i l l c e r t a i n l y d e c r e a s e t h e chance of h e a t i n g . I t a l s o g i v e s a b e t t e r u t i l i s a t i o n of t h e s t o r a g e space.

-

U s u a l l y t h e i n t a k e w i l l i n c r e a s e somewhat w i t h chopping ( a d j u s t e d l e n g t h 25-57 mm). Whether t h i s d i f f e r e n c e w i l l be i m p o r t a n t i n p r a c t i c e , however, i s n o t c e r t a i n .

(19)

LITERATUUR

Deswysen, A. en M. Vanbelle. Silage in,take. Fourth Silage Conference 22 and 23 september 1976. The Grassland Research Institute, Hurley.

Dulphy, J.P. en C. Demarquilly. Influence de la machine de récolte et de la finesse de hachage sur la valeur alimentaire des ensilages. Anuales de Zootechnie nr, 2

-

1973.

Hengeveld, A.G. en S. Schukking. Invloed van mierenzuur op de kuilkwali- teit en de opname van kuilvoer door het vee. Bedrijfsontwikkeling jaargang

4 (1973)

5

mei.

Schukking, S. en A.G. Hengeveld. Landbouwzout als conserveringsmiddel bij het inkuilen. 1.B.V.L.-mededeling 369.

Schukking, S. en &.P.M. van Bijsterveldt,Ervaringen met de Harvestore. 1.B.V.L.-publikatie 189.

(20)

- 19 -

Bijlage 1 Samenstelling van het uitgangsmateriaal voor de vergelijkende inkuilproeven met gehakseld en lang gras (1972 t/m 1975)

I m T-

B

Experiment al f arm

Appendix 1 Composition of the initia1 product for the comparative ensiling experiments with chopped and long grass (1972 up to and including 1975)

A a n deze proeven zijn tevens opnameproeven gekcppe1d/these experiments were combined with intake experiments.

"Wanneer zand is bepaald zijn de gehalten aan droge stof alsmede de gehalten in de droge stof zandvrij/if sand har been deternined ihe DN content is without rand and the contents are in DN without sand as well.

Quality of control clamps (long) already good. "Quality of control clamps moderate til1 bad.

(21)

ai Fi M a . d a 0 . g 4 .Q

m

3 , if: f1 d d d ai .d <ti d Flti O 2 ; d o 5 -2 .d ai M F1 f1 a a a i .-I o a

::

.O " Z a .-I O N " " l a PI * 2 4 8 8 $977 B ,"l w d d h P f 1 0 0 ik 3 M F i .-I f f l O f 1 f 1 d . - i d f i F I -l-' 0 o R R h b w d i> -v

(22)

B i , j l a ~ e 2 S a m e n s t e l l i n g v a n h e t g e h a k s e l d e i n t e k u i l e n p r o d u k t b i j v e r g e l i j k e n d e i n k u i l p r o e v e n met e n k e l e c o n s e r v e - r i n g s m i d d e l e n ( 1 9 7 2 - 1 9 7 5 ) H + a z i , j n z u u r H i m i e r e n z u u r H + p z i . j n z u u r g e h a k s e l d A ( H )

C o m p o s i t i o n of .the ohopped g r a s s t o be e n s i ' l c d w i t h c o m p a r a t i v e e n s i l i n g e x p e r i m e r i t s w i t h some a d d i t i v e s (1972 - 1 9 7 5 )

"De d o s e r i n g i s v o o r zou-l i.n p r o c e n - t e n en v o o r d e v l o e i b a r e mi-ddelen i n l i t e r s p e r 1000 k g g e l a d e n m a t e r i a a l / i h e d o s i n g 2 ) i s f o r s a l t i n p e r c e n t s and f o r t h e 1 . i q u i d a d d i t i v e s i n l i t e r s p e r 1000 k g l o a d e d p r o d u c t .

Wanneer zand i s b e p a a l d z i j n de g e h a l t e n a a n d r o g e s t o f en de g e h a l t e n i n d e d r o g e s t o f zandvri.j/i.f s a n d h a s b e e n de- t e r m i n d e t h e DM c o n t e n - t i s w i t h o u t s a n d and t h e c o n t e n t s a r e i n DM w i t h o u t s a n d . "gehakse1.d = chopped m i e r e n z u u r = f o r m i c a c i d a z i j n z u u r = a c e t i c a c i d z o u t = s a l t s y l a d e = s y l a d e

(23)

Billage 4 Samenstelling van het gehakselde kuilvoer bij vergelijkende inkuilproeven met enkele conserveringsmiddelen ROC De Vlierd I H + azijnzuur ROC Heino 111 H + mierenzuur H + azijnzuur BOC Heino I H + mierenzuur H + azijnzuur H + mierenzuur H + azijnzuur ROC Heino 11 H + Mierenzuur ROC De Vlierd I1 H + mierenzuur

Appendix 4 Composition of chopped silage with coaparative ensiling experiments with some additives

')Wanneer zand is bepaald zijn de gehalten aan droge stof en de gehalten in de droge stof zandvrij/if sand has been determined the DM contant is without sand and the con- 2)tents are in DM without sand as well.

j)De bepaalde hoeveelheid mierenzuur is opgegeven in liters per 1000 kg kuilvoer/the determined ainount of formic acid is given in liters per 1000 kg of silage. gehakseld = chopped

mierenzuur = formic aci2 azijnzuur = acetic acid zout = salt

(24)
(25)
(26)

, ,

TOT NU T0E MRSCHENEN RAPPORTEN

k;Yy " I- . " "

w#@

. > j . i>, , . ' .,

*x ,.gr r

.::w3

-

.:l. R W d ~ l e e ~ p r ~ d ~ k t í e i n Rankrijk. Versleg van w n studiemis, april 1971, UW-

.

.'&'

$2. Proef met (iiropyleenglycol als preventief middel t-en slepende melkziekte,

>b

-

. , I f

. , i Ir. A. & Meijer en Tj. Boxem, janumi 1192 -u

v , ,'*,,

p.

Charolais x FKsfieren voor vleesproduktie. Verslag van vergetiikende

> ' 9 ,

:

."

.$a

proeven BR praktijkb@rijven. Ir. W. L Harmsen, januari 1972 f 3#-

Nr. 4. Weesproduktie in Engeland. Venlag wan een studiereis van I augustus tot

3 september 197g. Ir. W.L. H a r m m en Ir. C M. Hupkes, januari lsn. uimdmcñt

Nr. 6. Bijvoeding van melkvee in de weide. Literatuurstudie van proeven in de

periode 1945-1971. Tj, Boxem. mei 1972.

,r

3,-

Nr. 6 Nitraatvergiftiging bij rufidvee ais gewolg van^ hoge nitraatgehalten in gras-

landprodukten. W. Wiltemsen Ing., september 1972 4lRwdumht

Nr. 7. Invloed van herinzaai en stikstof op de opbrengst en de botanlahe sarnen- stelling van grasland. G. Krist, oktober 1872 f 4.-

Nr. 8. De i n V M van het staltype op ctegroei van stieren. Verslag van onderzoek op De Vtierd. H. E. Harmsen en d. C. Smits, oktober 1972 Y 4,-

"r. 9. ket effect.van maatregelen tegen het aaltje Trichodorus teres in grasland.

J. J. Wrrtdring, oktober 1972 f 4.-

Nr. 10. Bijvoeten van krachtvoer aan wektend melkvee in het naaar. J. van

Genaijgen, Ing., oktober 197& u ~ o d r t

Nr. ll. Oogst. opslig en voedering van snijrnais in Nood-Italië. Vertrlag van een

studisreis. Dr. Ir. D. C. M. Boonman e,a, maart 1973. Y 4,- Nr. 12 RLin&tqmduk.tie in Noord-Italië. Verslag van een studiereis. If. W. L

Harmsen en Ir. H, de Boer, maart 1973. Y Nr. 13. Nlelkwee in nazomer en herfst t mthts op stal. J. W. F. Hijinkan

en4

mxem,

maart 1973. f 4,-

Nr. 14. Het gebruik van decomputer in de rundveehouderij. Verslag van een studie reis naar rekencentra. Ir. N. Benedictus, e.a. juni 1973. f 4,- Nr. 15. Sachtri,p maken van jón&stíeren Vergelijking van drie systemen op de

C. R Waibuerhoeve in 1971 en 1972 H. E Harmssn, juli 1W3. uitverkocht Nr. 16. Invlaed van mierenzuur op de opnmevan kuilvoer door pinken, Ir. S. 6Chuh-

king en Ing. k G. Hengeveld, augustus 1W3. f 4.- Nr. 17. Verliezen bij het inkuilen'van bietemtaartja Verstag van een proef op ,,De

Vlierd"4n 1971. Ing. A. G. Hengevekd, september 197a f 4.-

Nr. 18. Snijmais in derundveevoedtng in Frankrijk. Verslag van een Studiereis. Ir. D.

Oustendoip e.a, deqember 1973. f 4.-

Nr. 19. Weesproduktie met afgekaltde vaatzen. Ir. W. L Warmsen en H. E. Harm

sen, februari 1974. uitwn<ocht a

Nr. 20. Voeding van melkvee met weinig ruwvoer. Ing. Tj. Boxem, februari 1974. uitvierkocht Nr. 21. Oogst. opslag en v a r i n g van snijmais. Werkgroep Oogst, opslag en voe-

dering van snijmais, april 1974 uitMiIrocht

Nr. 22 Schapenhouderij in Grooi-Brittannië. Verskg van ben studiereis. fr. P, w.

Tol, Ir. J. A. IU Voermans en Ir. H J. Weide, april 1974- uintcirlFocht

Nr. 23. MuurbeStrijding met herbiciden in jong grasland.bij lage temperaturen. Ing. L Ruozeboom en Ir. W. Luten, april 1974. 3 4,-

Nr. 24. Qnderzuek rundvleesproduktie h West-Duitsland. Verslag van sen studie reis. Ir. W. L. Haimsen en Ir. IP A S. metsloot, juni 1974. Y 4,-

Nr. 25. Reactie van melkvee op voedering met gedroogd en g e p a ruwvoer. Ing. J. van Geneijgen, J. W. F. Hijink en Dm R. Krommerij, juli 1974. Y 4,- Nr. 26. Zeifvoedering van snijmaiskuil in vergelijking met andereroedersystemen

Verslag van eeh Studiecommissie, augustus 1974. tlitwwkocht Nr. 27. Voeding van jongevleesstieren met vers grasen krachtvoer. Ing. H. E Harm-

sen en Ing. J. W Oortgiesen, augustus 1974. . f 4.- Nr. 28. De rundveehoLiderij in Ierland. Vemiag van een studiereis* november 1974. ummicocht Nr. 29. Wrijfssynthese-ondenoek in de Rundveehouderij, februari 1975, uitvwhwht Nr. 3û. Ruwvoeders voor rundvee in Nederland. Produktie, handel, gebruik. J. D.

Janse, april 1975. f 10.-

Nr. 31. Invloed van grondbewerking op heringezaaid blqvend grasland. C" 1 F

(27)

W. 32 '~effod4e~i iwrbmi ;ah gagland met diepe én a n w p e grond&ewerkin@

3. J, Widrtng, juli 1975. f s,-

,Nr. 33, Stikatofbkwtiftg op graatahd in bei uo~rjaar, Verslag van een ondeno~k

In'dwbren 1971. Vm 1973. ing. J. J. woldrirrg, juli 1975, ukverkwht

Nr. 34. Grote melkveebedrijvso in Canada en de Verenigdastaten. Verslag van een

studiereis. It. P. J. M. Snijders. jul1 1975. f 6.-

Nr .35. Invloed van herinzaai en stikstof op de opbrengst en de botanische samen-

stelling van grasland. Ing. J. J. Woldring. augustus 1975. P 5.-

Mr. 36. Opslag var4 vbarciroogkuil en snijm8is @p meikveebgdlijvsrl van. 20 ha.

iw.

A. R, RZdtW, septiamber W§'

Hr. 37, P(itmat9en mineraWQehaiten van berw en ingakuIkie snijmais met een

mam slganiahc btmiestihg. Ing. 'H. van Biik &n Ing. W. Wtlernms ssp-

m bef 3975, # 3,-

Nr. W. Grob gijten &jfm#@ op mgmais. 'derslag van pmefwitfsn h de periode

1972

-

1974. Ing. W; W f l l e m ~ ~ r a ~ ~ aepbmber lW5. f &- L Nr. SA He7iinaai vim rgtaaland V w l a g van w r & l l m d derzo zoek met ver-

vbrschlbn$e methodm van herInzaal dn cle.p~rdl>de 1@9ï %lm 19Ta

Ir. W. ELuten e.a., ~mugri 1976. ~itverkocht l' .' Nt. '40, BesWjdJffg WW PkigWamt bij mndhi, %proeving WO hai nieuwemlddel G S . t -

halamyGine. [YB. 4%. tcomrij;, jud iWa.

*" 19, He ,eISt&kken YEER krachzuaer in IlgboxwistaSSen~ Vemteg van een I ' ' '

wtiwh@~eg, juli 1P7jsjs

.

$4 @la+ -. '

" i. 2,

?di. 42. tnvT~& rMdpefiode en s*elheid'\tai nadregen op de opmrne van Z i .

C ,

h j f door mcrlkvsa. In@ P, O. .Hengsveld, jutt 1976. . , ,

FP~. '43, ~t3canibin88rd19 inkuil- w ~ ~ r n e P 3 1 ~ ~ ~ *m@ jxstata&~. bostil sn bestal- pata.nlx, tw. TI, &axm en Ing. a q, IJen$W&, $u11 1976, f 5,-

Nr-44. BFoodkuil;

-

deufslo oX tor~nstlo voor ff@ apslag. wii vaardtoagkpil.

3 f 5.;

- 1

W. $ti autam~rzrge~~i~ MI vmiefing h g w i t a h r e n . V- van &tv t , *

' wiitsroep, d w m b q

~~=

- A .

.$;$;J.

;+;,q

.'d r V ? > ,", , T ~ ' .

Hr. 46 ~ e f l m a a i v m $rm& b uitemvabrdm Ing. W Wilfnngn. december i97&

.1'9;?

S);'

. L

Nr. 47. Het kffect van mafen met rnwibalk en airk~tmwier bi]. ve~~tctrillende 'u; J ,

gU,ppdleng€eh en maaktadia op,& opbrmqpt m k&aWhe men;, 'i;' * . p . l , ' stetilng van graslmd. Ing, t ~oozt;Bwm en IC W. Loten, decembr I W S ~

fro;+

. -

Nr. 98, ~elkvwhouderfl en natuurbeh6ud. S-tudia Fn maamenwerking m& de W

h i u M I s & e Dime, Ing. H. Prrn der Sr* en A: van K e b m

-

Stoífelen, februari ?BV. f 5.-

Nr. 4. $ r ~ o t v e r i $ e z e n ujdens dewidpetiode, Ing. J. Owarm#,' april I S R . J S.-

b r '1977.

'asf 5,-

I&rljgbaar b4 hel Pr8efmtien voor de Rundveehouderij

R u n d b e g 8, t . d y ~ W lar sMrting @p gim 2307421

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dat geval is de stikstof uitgespoeld... Dit blijkt nog duidelijker

Namen wil ik op deze plaats niet noemen, daar ik de over- g i n g heb dat ieder van hoog tot laag zich hier zeer voor heeft in- gespannen. Van onze huidige en toekomstige

Ik ben toen wat meer gaan rond- kijken, ging ook de vallei in en vond daar een beek die nog kronkelde en heel proper water had en zo’n smal begeleidend boske met veel soorten die

Figure 6.11: Chondrite-normalised chemical variation of the REE’s in the unreported meteorite sample Asab 3 as well as general L-group chondrites (Wasson and Kallemyn,

This suggests that the criteria or guidelines for writing in such a way that the resultant text is plain (which were developed for and tested with English L1 speakers in countries in

Partijen richten zich op intensivering van investeringen in energiebesparing in de gebouwde omgeving en decentrale hernieuwbare energieopwekking voor eigen gebruik en beogen

de invloed van bosschen op het regime van rivieren behoort t o t een gebied van wetenschap, waarbij zoowel de waterbouwkunde als de land- en boschbouwkunde betrokken zijn en k w

De machinist sloopwerk maakt de sloopmachine en/of combinatie van sloopmachine en aanhangwagen en hulp- of uitrustingsstukken klaar voor het rijden over de (openbare) weg waarbij