88
Partijkeuring
Na
de veldkeuringenvolgt
in
het
najaat departijkeuring,
waar-bij
speciaalop
deontwikkeling en
deuitedijke kwaliteit
van het gewaswordt
gelet.De
NAKB
kent ook op
dit
gebied voorschriften,die
zoals ge-zegd,vó6r
I
iuli
1973 aan deEEG-Richtlijn voor
uitwendigekwaliteit
aangepasr moeten worden.De
nog
geldendehuidige voorschriften
bepalendat
l-jarige
populieren
slechts goedgekeurdkunnen worden
in
kwaliteit
,,nomaal", wanneer de stam een goede lengte/dikte-verhoudingvertoont en
dezebij
een lengtevan 1-1,5
meter gemeren op 25 cm van de grond, tenminste een diametervan
10mm
heefr.Is
de stam langerdan
1,5 meter,dan moet de
diameter ten-minste 14mm
bedragen. Deplant
moet praktischvrij
zijn
van elke beschadiging enmet
in
achtneming van de kloon goed be-worteld zijn.De
minimum
eisen voor meerjarige populierenzijn:
in
het alge-meen een goede lengte,/dikte-verhouding van de stam. Gemetenop
1 metervan
de grondmoet
bij
een lengtetot
3
meter deomtrek
tenminste6
cm
bedragen,bij
eenlengte
rot
4
merer8
cm en
daarboven 10
cm.Afhankelijk
van de
aardvan
dekloon moeten de stammen zo recht
mogelijk
en de bewortelingzo
goedmogelijk zijn.
Beschadigingen mogenpraktisch
niet voorkomen.ieeftiid plaats
van
numme!meting
der
van dediameter
EEG-klassediameter
in mm
hoogte (m)m1n.
max.Voor
kwaliteit
,,8"
zijn de voorschriften q/at soepeler.De
onlangs gepubliceerde EEG-normenzijt
wat gedetailleerder, zoalsuit
bijgaand overzichtblijkt.
Eike
populierenkweker,die zijn
grond kent, zal weten
welke planmfstandhij
moet gebruiken, om populieren te kweken, die aan de normen t.a.v. deuiterlijke kwaliteit
voldoen.VÍaarmerking
encertificering
Alleen door
deNAKB
goedgekeurd teeltmateriaal magin
her verkeer enin
de handel worden gebracht.Ten
teken vangoed-keuring wordt
het stek van een certificaar voorzien,terwijl
het plantmateriaal gewaarmerktwordt met
eeo genummerde plom-be, waarop de naam van dekloon
staat.Bij
klachten over leve-rantiesmaakt
de
nummering
van
de
plombeshet
de
NAKB
mogelijk
n
te
gaai op
welk bedrijf
de betreffendepartij
ge-kweekt is, omdat door de
NAKB
geadministreerdwordt
aan welke bedrijven de plombeszijn
afgegeven. De plombe is voor-zien van een blauw strookje. De verwijdering hiervan geeft aan,dat de betreffende
plant
in
kwaliteit
,,B" is gekeurd.Stekken
worden
in
bossenvan ten
hoogste50
stuks gecertifi-ceerd, eenjarige populieren wordenin
bossen van maximaal 20 stuks gewaarmerkqterwijl
meerjarige populieren stuk voor sruk van een plombe moetenzijn
voorzien.Bij
doorverhandelingdienen
de
oorspronkelijke NAKB-docu-menten departij
steeds te begeleiden.Vermeerderingstuin
Door
het
stellenvan
voorschriftenen
eisenen door
het
erop toezien dat deze nageleefd worden, hoopt deNAKB
er aan mee te werken dat er een regelmatig aanbod is van populierenteelt-materiaal dat aan de hoogste eisen voldoet.De NAKB
keurt
niet
alleen, maartracht ook
doorhet ter
be-schikking stellen van goed en soortecht stek, deproduktie
vangoed
teeltmateriaal
te
bevorderen.Hiervoor exploiteert
deNAKB
op
haar vermeerderingstuinin
Oostelijk
Flevoland een populierenmoerhoekvan
-f t
ha.
In
deze moerhoek wordenook
nieuwedoor het
Bosbouwproefstation geproduceerde klo-nen gevonden,waalaÍt
deNAKB
de eerste vermeefdering vooruitgifte
aan depraktijk
op zich genomen heeft.Op
het Bosbouwproefstation was een omvangrijke collectie aan-wezig.Het
aantal exemplaren van dein
Nederland voorkomen-de soorten,die voor
het veredelingswerkgebruikt
werden, wasniet
representatiefvoor de hier
aanwezige espenen
grauwe abelen.Het
resultaatvan
de kruisingen wasdat
alle gebruikte Nederlandse ouderbomen van esp nakomelingen gavendie
wat betreft groei envorm
achterblevenbij
die waarbijmet
Populus tremuloidesgewerkt was
of
met
espenvan
Poolse herkornst (10).De
Ámerikaanse herkomsten waren afkomstig vanveredelings-instituten,
terwijl
het
materiaalvan
de Poolse espen afkomstig wasvan
twee
excellente herkomstendie door de
Vereenigde HollandscheLucifers Industrie waren
geïmporteerden
in
debuurt
van
Bestwaren uitgeplant
in
het
eind
van
de
dertiger jaren.Het
Nederlandse espenmateriaal was beslistniet
geselecteerd navergelijking van
een groor aantal goed groeiende bomen; men had via een oproep aan de bosbouwers materiaal bijeengebracht.Daar
de esp zeer zelden als volwassen boomin
het
boswordt
aangetroffen was de respons van de bosbouw zeer gering. Ookbij
de
kwekersen
telersvan
bosbomen wasde
belangstelling0+1
0,50m incl. incl. incl. incl. incl. 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,50t,7t
2,00))a
2,10 incl. incl. incl. incl. incl. incl. incl. 1,7 5 L,75t,7t
2,2' 2,21 2,7'
2,75 4,00 meerdan I
m N2 N3 N4N'
N6 N7 N8 N9 Europa: Populus tremula (espof
ratelpopulierr) Populus alba(witte
abeel) Populus canescens (grauwe abeel) Ámerika: Populus tremuloides Populus grandidentata Ázië:Uit
Nederland, Polen, ZwedenUit
Italië,
Spanje, OostenrijkUit
Denemarken, Nederland, OostenrijkUit
USA
en CanadaUit
USA
en CanadaNla
Nlb
Nlc
Nld
N1eNlf
6-8
>
8-10>
10-12> tz-rt
>
tJ-20
>20
8-r0
>
10-1t>
tt-20
>
2o-2>>
2r-30>
a0-40>
40-t0
>t0
2,50 3,00 3,50 4,00 4,75 5,7' 6,7t
I
jaarJ.
F.Wolterson
/
Espen
in
Nederland
fnleiiling
In
1958 werd een inventarisatie van espenin
Noord-Nededand gemaakt.De
aanleidingvoor
deze inventarisatie was het uitge-breide kruisingsprogramma russen de verschillende soorren van de groep ,,Leuce"of witte
populieren datten
behoeve van het veredelingswerk aan het Bosbouwproefstationwerd
uitgevoerd.Het
betrof de volgende sooften en herkomsten:nanwelijks aan:wezig.
Dit
was aanleidingom te
overwegen het kruisingsprogramma naar die houtsoorten te verleggen die meerin
de belangstelling stonden.Voordat echter daartoe werd overgegaan, werd besloten een in-ventarisatie
van
Populus tremula en Populus canescenste
ver-richten.Ir. H. A.
van der Meiden vestigdein
1958 de aandachtop
het
voorkomenvan
veÍschillende espenklonenin
de
buurtvan
Vries-Norg-Veenhuizen-Vledder. Uitgaandehiervan
werdin
de noordelijke provincies een inventarisatie gemaakt waaraanook
ir.
J.
T. M.
van
Broekhuizen deelnam.Door
mutatiesbij
het proefstation en de reeds vermelde verschuiving van de be-langstelling van de Leuce-groep naar de Aigeiros-groep en naar douglasen
groveden,bleef het
resultaatvan de
inventarisatiein
de pen.In
I970
werd de inventarisatie weer opgevatin
verband met dekomst van
prof. Burton
V.
Barnesuit
Michigan, USA,die
eenstudie maakt over de Leuce-populieren over heel de wereld. Aan deze tweede inventarisatie
werd
medegewerktdoor
de heer J. C.J.
de Boer, bosbouwkundig ambtenaarvan het
Staatsbosbe-heer. Eengroot
aantal espenwerd
beschreven,nu
over geheel Nederland.Daarbij werd
meer aandacht besteed aan de groei-plaatsomstandigheden danbij
de eerste inventarisatie het geval was. D'oor een enquête onder het personeelvan het
Staatsbos-beheer
kon
eengroot
aantal objectenworden
bezocht. Land-schaps-en
natuurbeschermingsmedewerkerswerden
ingescha-keld en nu bleek dat men tochin
de periodevan1950 tot
1970 de espen beter was gaan kennen.Algemene
karakteristiek van
de esp enile
in
Neilerlantl
voorkomendeverwante
soortenuit
de Leuce-gro€pPopalus tremala (esp, ratelpopulier). Adema
(1)
publiceerdein
het
februari-nummervan t97L
in
dit
tijdschrift
reeds enkele algemene gegevensvan
deze soort.\fij
kunnen
daaraan het volgende toevoegen.Deze boom
komt
in
onshele land
verspreidvoor
met
zowel mannelijke als ook vrouwelijke exemplaren.Hij
toont een groot aantal verschillende vormen.Het fijne
zaadpluiskan
over hon-derden kilometers ve{plaatst worden, een eigenschap diewij
zo goed kennen van de moerasandijvie. Veeltreft
men de esp aanin
houtwallen vanhet
oude agrarische landschapop
zandgron-den (foto 1).
Vaak
staan daardan
groepjesbomen
van
éénkloon.
In
onsland ontwikkelt
dewilde
espzich
nooit tot
eengrote boom.
Hij
is
niet
uit
stekte
vermeerderen.\7el
kan hij
worden geëntop
onderstammenvan
Populus alba.Ook wordt
wel gebruik gemaakt van de eigenschap dat espen wortelopslag geven,dit
wordt
gestoken als vermeerderingsmateriaal. Gezien de grotevariabiliteit van
de €spen weet men dan echter nooit war menkoopt.
Het
hout is
wit,
dicht van
structuur, sterk enstinkt
niet
(i).
Populas alba
(witte
abeel)wordt
in
ons land alleen alsvrouwe-lijke
kloon aangeplantin
parken en tuinen. Langs de kustwordt
hij
ook gebruikt voor her vastleggen van duinen.Hij
geeft zeer gemakkelijk opslaguit
dewortels,
zodra dezebloot komen
te liggenof
verwond raken. Daardoor is deze boomin
velegeval-len
zeer geschiktvoor
duinbebossingdoordat
hij
een
wind-kerend struweelvormt.
In
de luwte
daarachterkunnen
weer andere soorten bomenen
struiken
opkomen.De
meest alge-meoevorm is
breedkronig.Er komt ook
een fastigiate vorm voor, onder de naam alba Bolleana, dezewordt
echter sterk aan-getast door takboorders en is daardoorweinig
aangeplant.De
soort laat zich gemakkelijkuit
stek vermeerderen.Het
houtis
taai, vezeligen gelig van kleur.
Het
donkert
na en
stinkt. Blad en bladsteelzijn
wit viltig
behaard.Populas
x
canetcenÍ (grauwe abeel)komt
in
Nededand
vannature voor
in
relicten van het oorspronkelijk loofhoutbos langsde grote rivieren
in
verschillendeklonen
en
zowel mannelijk alsvrouwelijk.
Ookwordt
deze boom veel aangeplantin
singels en parken en soms ook als laanboom (omslagfoto).Bij
pogingen om binnen deze soort te kruisen werden zeer veel afwijkende, slechtgroeiende vormen verkregen,waarbij
dwerg-struiken
warendie
in
eenrotstuintje
geengek
figuur
zouden slaan.Zuals Adema(1)
vermeldt, komenwel
goede bornentqt
standbij
kruising met
espen.Ook
kruisingenmet
witte
abeel geven goed groeiende boomvormige nakomelingen. Deze resul-tatenwijzen
eropdat
Houtzagersgelijk
heeft, wanneerhij
de grauwe abeel beschouwt als eennatuudijke hybride
tussenPo-pulus
alba en Populus tremula. Bovendien bleekbij
de inven-tarisatie dat men gÍauwe abelenvindt
die dicht
bij
espen staan enook die dicht
bij
alba staan.Bij
kruising
russenwitte
abeel en espkrijgt
men een goed groeiende hybride,die
eruitziet
alseen grauwe abeel.
De
bomen groeien overhet
algemeen even snel als een Aigei-ros-hybride;dus
aanmerkelijk snellerdan
de
esp.Het is
een echte bosboomdie
grote
afmetingenkan
bereikenen
hij
be-hoort
volgens Sissingh(9) tot
onzenatuudijke
bosflora.Het
hout is
vezeligen
raai,stinkt
enigszinsen is wat
lichtgeelge-tint.
Het
blad is aan de onderzijde grauw behaard.De
vermeer-dering
kan
geschiedenuit
zomerstek onder nevel,uit
wortel-opslag en als ent op alba onderstam.90 Nadere beschouwing
van
Populustremula
Áan de hand van de inventarisaties
uit
1958 en 1970 bleek datvan de drie
Leuce soortende
espde
grootste verspreidingin
Nederland heeft.I
Bodernhundige àsenBij
het
besruderenvan
de bodemrypenwerd gebruik
gemaaktvan
het
systeemvan
bodemclassificatievoor
Nederland
(2) waaruit de nummering van de gronden werd overgenomen.Hieronder
volgt
een overzichtvan de
bodemcypen waarop de espwordt
aangetroffen.1
Veengrondena
laagveen gedeeltelijkuitgeveend
(foto
2) (met verweerde opgebrachtespecie)
(87)b
hoogveen vaak iets verweerd mer een mestdek;verlaten
veenakker
(89)c
gedeeltelijk afgeveend hoogveen, veen enveen-resten
35-50
cm, bonklaagweinig
verweerd
(9012
Veenontginningsgrondenzwartveenontginningsgronden, zand en
veen
(97)
3
Zandgrondena
stuwwal-podzolen, somsleemhoudend
(I23)
b
humusarme soms lemigepodzolen
(I24)
c
arme humuspodzolen, gleygronden, hoog enlaag
(125)
4
Oude bouwlandenop
zandgronden(102, 105, 106,
l0g,
rL3, 1r4,
115, 119, 119)5
Associaties van zand; leem -rivierklei
- en veengrondena
hoog, sterkkleiig
zand, ouderivierkleigrond
(79)
b
laag
(732,
I33,
I34)
6
Ássociaties van leem; zand en oude kleigrondena
hellingcomplexin
Zuid-Limburg
vuursteen-zandgronden met lóssleem,
kalkrijk
(I49)
b
leemgrond mervuursteen
(150)7
Kalkhoudende zandgrond, hoog,humusarm,
(foto
3)niet lemig
(kustduinen)
(i00)
2
P lantengezels c ltapp enuaarin
P op wlus uemula a o or h,onztPlantensociologen
(12)
concluderen dat de esptot
de volgendebosassociaties
behoort
en de
daarbij
behorendestruwelen of
mantelgezelschappen die onder de klasse 34: Rhamino-Pruneteazijn
samengevat(11).
Dit
zijn
de
randenvan
oude bossenof
fragmenten.Het zijn juist
deze struwelenwaarin
de
esp het veelvuldigst optreedt.1
Het
eikenbos. Quercion robori-petraeae.f
bijbehorende stru-welen.2
Het
beuken-eikenbos. Fago Quercetum.+
bijbehorende stru-weien.3
Het
duinstruweel. Berberidionof
Sambuco-berberidion.3
Samenbang rasten plantengemeeuchappen en bodemBij
de inventarisatie werden steeds de planten genoteerdwaar-door
het
mogelijk
werd om de
samenhang russenbodem
en vegetatie na teg
an.Het
volgende tabelletje geeft daarvan een overzicht. Corresponderend,,vegetatietype" eikenbos eikenbos eikenbos eikenbosof
beuken-eikenbos beuken-eikenbos beuken-eikenbos duinstruweel4
Algemene ecologie uan de etpPopulus
tremula
is
een echte lichthoutsoort. Behorendtot
de bovengenoemde ,,vegetatierypen" draagthij
ook
daarin meestal het karakter van een pionier. Adema(1)
vermeldt dat de boom zichmet
zijn
wortelopslag verplaatstin
derichting
waarin
hij
zich
het
bestontwikkelen kan.
Dit
is
daarwaar
het
bos een randvormt
tegen laagblijvende
vegetatie.In
\(/estfalen, waarhij
voorkomt op stadspuin,wordt
hij
als ruderaleplant
beschre-ven (5).
Deze waarneming dekt de onze geheel.Op
veel plaat-sen waarprofieiboringen
plaatsvonden,werd
puin
van
huizen gevonden. Ellenberg karakteriseertde
boom verder als
thuis-Bodemtype 1 2 3 4 5 6 7 horend ziens is op de
droge
tot
natte grond, zuurrot marig
zuur. Ons in-esptamelijk
onverschillig t.o.v. de zuurgraad, maarFoto
2.
Espen, op laagteenbij
Ommen, bodemtype la.Foro
3.
Espenbosldn
40 idar op een dainhellingop
l[/alcheren bij Zo*telande' boderntype7'
Foto: \rorterson vooral gesteld
op
een zeer doodatende, goed geáereerde grond (d.w.z. met een hoog poriënvolume).In
onsland is
deze soortop
zandgrond een begeleidervan
deIandbouwer.
Hij
is algemeen voor de hakkenwallendie
vroeger om de10-15
jaar gekapt werden (11).In
deze vochtigehumus-rijke
gronddie
veellicht
onwing en die
nahet
kappen braakbleef
liggen, waarvuil
enpuin
in
werd
gegooid en waar ookwel
werd
gebrand,kon
de
espgemakkelijk
kiemen. Eenmaal aanwezig en daarna eenmaal weggekapt onrwikkelde zich rond-om de stronk veel jonge wortelopslag, waaruit groepjes van éénkloon
ontstonden.De
oudestronk rotte
dan meestal weg, een reden waarom de tweede generaties van espen vaak hartrot ver-tonen.De
eerste jaren groeienuit
deze wortelo'pslag vaakplan-ten die
jaadijks
scheutenvan
meer
dan
1 m
maken. Gauw echter neemt deze groeiaf
enwordt
de esp door andere boom-soorten overvleugeld.Men
treft
hem dan
ook nooit
als
oude boomin
een gesloten bos aan.Op veel van onze kaalkapgebieden zou de esp zich kunnen ver-jongen,
hij
krijgt
echternooit
de kansin
onze monoculturen.Dit
eerstefeit wordt
bevestigd door waarnemingen van Albertus Magnus Bisschopvan
Regensburgin
de
dertiendeeeuw
die noteerdedat
er
na
kaalkapvan
eeneiken-
of
beukenbos een opslag van espen en populieren ontstond.Ook
in
eikenhakhoutkomt
hij
zeldenvoor;
dit
werd om
derun
geteeld, de looibast van de eik. Daar was dus iedere andereboom
een coocurrent,die verdwijnen
moest.Dus
bleven over houtwallen, braakterreinen en duinpannen, waar de esp zich kon verjongenen
goedkon
handhaven.Ook
in
het
uitkapbos vande
zuidhellingenvan
de Vaalser heuvelskon
de espzich
ont-wikkelen toen deuitkap
werd gestaakt.Als
pionierhoutsooff kan de esp, samen met berk en els op ver-laten akkersin
de zandige humeuze gebieden zeker snel een bos vofmen.Ook
op
de taludsvan
autosnelwegenin
zandstreken,mits
hu-mushoudend enniet te
droog, zal esp kunnen groeien.Op
veel gedeeltenvan
autowegenin
de
orngevingvan
Hannover
ziet men hoe de espen de hellingenmet
een dichte begroeiing vast-leggen.5
De
aormenrijkd'or/, oan Populus tuemukGezien het
feit
dat deze boomin
Nederland zeer veel voorkomt entot
de oorspronkelijke vegetatie gerekenddient
te worden iste verwachten dat de
natuurlijke
vormenrijkdom van deze soortbij
een inventarisatieduidelijk
tevoorschijnkomt.
De
tekenin-gen
(fig. 1)
illustreÍen
dit
wat betreft
de habitus.De
grootsteboom
van
deze tekeningen,die
op
dezelfde schaal getekendzijn,
is
i6
m. Ook
andere kenmerken, zoals bladvorm, geslacht,kleur
van detwijgen,
beharing van biad en bladsteel,gevoelig-heid voor
aantastingdoor
insecten en schimmels vertonen een grote verscheidenheid.Het
pas ontloken bladkan
alledeikleu-ren
vertonenvan
licht
geelgroentot
diep
paars.Ook
de
tak-stand zoals hoek tussentak
enspil,
verspreiding over de stam, bastkieuren vorm en
grootte
van de
lenticellen
geven grote verschillente
zien.Ook
lengte
en
diameteraanwas verschillen sterk.Gemiddelden van
35
opnamen geven een lengte- en diameter-curvebij
toenemendeleeftijd
diein
figuur
2 is afgebeeld.Van
eennatuurlijke
monoklonale opstandte Herikhuizen
metop
25-jatígeleeftijd
een gem.iengte
van 12
m
en
diameter 12cm
bij
een stamtalvan
1300 stukswerd
een staande hout-massa berekend van,,
^t/ha.
Dezeproduktie
mag als92 h inm l2 10 8 6 4 2 HERIKXUIZE'{ lcsÍtiid in iaÍon ro 9
I
7 6 5 4 3 2 1 o 40 EX 4 3 ln cm lo.ttUd ln itr.n5t0t52025303540
Fig.
2.
Lengte- en d,iarneteroerloop ah gemid,d.eld,en oan utaarnemingen aan 25 espenklonen in Nederland,.delde voor Populus
tÍemula
in
Nederland worden aangenomen(foto 4).
Een produktievan
150 msin
25
jaar moet gezien dewaargenomen
spreiding
binnen
deze35
klonen
en na
nauw-keurige selectiemogelijk zijn. Om
eenindruk
van de verschei-denheidin
bladvorm
te krijgen
werden
var 25
verschillendeklonen
bladmetingenveÍrichr
aangemiddeld
35
bladeren af-komstig van kortloten.Het
grootste bladvan het
kortlot
werd genomen.De
espheeft
de
eigenschapdat
hij
aan één boom zeer gevarieerde bladvormente
zien geeft
al
naar gelang het voorjaarsblad isof
blad van het Sint Janslot en ookof
het zichop kortloten
bevindt.Dan is
nog een bijkomstige moeilijkheiddat het blad
zeer sterk gevarieerdis
naar gelanghet
momentvan het
uitkomen.Zo is
aan iederlot
het
eerste voorjaarsbladtotaal
verschillendvan het
middelsteen ook van het
laarste.Dit
geldt ook voor het blad van het Sint Janslot.Men
dient dus wel zeer nauwkeurig tewerk
te
gaar.,wil
men aan bladkenmer-ken klonen identificeren. Verder heeft de boom een groorver-schil
in
blad van
juveniele
en van
adulte
takken
(4).
Yan
Broekhuizen bepaaldede
volgendevariatie aan
de
bovenge-noemde 25 klonen: t0 t5 20 25 30 3547-
87
mm75-120
%62-10r
%crn
Foto
4.
EQenbosje bij Herihb*izen be$aande*it
één Èloon.Foto: Iíolterson Fig.
3.
Verscbillenin
blad.oorm aan aier Nederlandse espenhlonen.lengte van de bladschijf lengte bladschijf
x
100 grootste breedte idembladsteellengte
x
100 lengte bladschijfHet
indelen van de klonenin
enkele rypen met gebruikmaking van alle genoteerde kenmerken bleek onmogelijk.zoals deze door Van Broekhuizen als gemiddelde
van
35 blade-ren perkloon
werden uitgezocht. Deze bladerenzijn
vergelijk-baaren
gevenduidelijk
de grote
verschillenweer
die
bij
deespen voorkomen.
Uit
het
bovenstaandeblijkt
duidelijk
hoe heterogeenhet
ver-zamelde materiaal van de espin
Nededand is. Deze grote ver-schillen russen de klonen maken het voor een liefhebbermoge-lijk
om alledei vormen te selecteren.Dat
aan deze soorttot
nu toe ergweinig
aandacht werd besteed,vindt zijn
oorsprongin
de volgende drie eigenschappen:1
geringe gebruikswaarde door langzame groei,2
geringe levensduur en vaak hartrot,3
moeilijke
en kostbare vermeerdering.De
boeren op zandgrond,die
de esp zeeÍ goed kenden, hebben deze boom dan ooknooit
aangeplant.Een oude boer
in
de Achterhoek, de schrijfster Selma Lagerlófuit
Zweden en de Nederlandse schrijverBert
Schut(8)
vertel-den de legende waarinwordt
verhaald waarom deze boom tot de minste onder de bomen behoorde.Door
deHeilige
MaagdMaria werd
hij
verbannen naarde
armeen
vedaten plaatsenwaar
geen gewas groeienwilde. Deze boom was immers
de enigedie
niet
op kon
houdengeluid
te gevenop
het moment waarop Christus aan het kruis stierf en de gehele levende natuur een lang momeotin
volkomen stilte de adem inhield.Misschien echrer is deze voor hem geschikte standplaats voor de
landschapsarchitect
toch nog
aanleidingom
hemhier
en daar,op
hellingen, langs wegenen
op
arme voormaligelandbouw-grond aan te planten.
Hij
kan dan als pionierbegroeiing samen mer berk, lijsterbes, els,oorwilg, vlier,
meidoorn, sleedoorn en andere vertegenwoordigersuit
de
struwelenq/ellicht de
voor-loper eninleider zijn
van latere eikenbossenofwel
kanhij
hel-lingen
vastleggen langs nieuwe autowegen.Literata*r
1 Adema,
K.
1971. Populus tremula. PopulierI
(2):27-29.2
Atlas van Nederland. IV. Bodemkunde (Bodemkaart).3
Broekhuizen, J. T.M.
van, en O. R. Tenge. 1969. De herkenning van Populusx
canesc€ns'ï?itte
van Haamstede' en Populusx
ca-nescens 'Limbricht'. Ned. Bosb. Tiidschr.
4l
(2):
61-63; Comm.Inst. Forestry Res., $Tageningen, nr. 12.
4
Burger,D.
Beitráge zur Lebensgeschichte der Populus tremula L.Proefschrift, 1920.
1
Ellenberg,H.
Vegetation Mitteleuropasmit
den Alpen. Stuttgart,r96i.
6
Koster, R., enA.
vanI7ilk.
1963. Vermeerdering van populierenuit
bladstekin
de open lucht. Ned. Bosb. Tiidschr.)i
(I2):
464-469; Kone Meded. Bosbouwproefstation, nr. 60.7
Leeuwen, Chr.G.
1955. Beplanting op vegetatiekundige grondslag.Stencil; Rapport Staatsbosbeheer
N.
73.8
Populierenin
bos, stad en landschap. \Tageningen, 1970.9
Sissingh, G. Onkruidassociatiesin
Nederland. Proefschr. \íagenin-gen, 1910.10 Vloten,
H.
van.
1914. Kruisingenmet
Leuce-populieren. KorteMeded. Bosbouwproefstation, nr. 22.
1l
\íeelderen,A.
rUf.H.
van, enC.J.M.Sloet
van Oldruitenborgh. 1968. Houtwallen een onkruidhaard? Ned. Bosb. Tijdschr. 40 (10):36r-i70.
12 Vesthoff, V., en Á. J. den Held. Plantengemeenschappen in
Neder-land. Zutphen, 1969.
H.
van
lersel
/
Demechanisatie
bij
de teelt van populierenplantsoen
Door
de sterk gestegenen nog
steeds oplopende kostenin
deboomkwekerij
zijn
de bedrijven die populieren
kweken meer en meer genoodzaakr om ookbij
de teelt van Plantsoen en bo-men zoveel mogelijk te rationaliseren.Als
men deze teelt nader onder de loep neemtzijn
een aantal verschillende handelingen te onderscheiden, zoals:A.
Her winnen van het stekhout.B.
Het
bewaren van het stekhout.C.
Het
uirplanten van de stekken.D.
De
verzorging van het veldgewas.E.
Het
rooien.F.
De
sortering.G.
Het
inkuilenof
bewarentot
de verzending.H.
Her plomberen en verzenden.A
Het winnen
val
het
stekhoutVroeger werd tamelijk veel stekhout gesneden
uit
drie- en vier-jarige bomendie
in
dekwekerij
stondenof
die afgeleverd wer-den. Deze methode is te arbeidsintensief. Bovendien is, vanwege het grote gevaarvoor
klonenvermenging,door
deNAKB
ver-boden omin
het komende seizoen stekop
deze wijze te winnen. Eengroot
gedeeltevan
het
stekhoutwordt
momenteel recht-streeks van deNAKB
betrokken. DeNAKB
heeft hiervoor eenprachtig perceel grond
met
moetplantenin
Oostelijk
Flevoland van waaruit men t.z.t. geheel Nederland van stekhouthoopt
te voorzien.Dit
geeft de kwekersnatuurlijk
veel meer zekerheid dat het betreffende materiaal inderdaad soortecht is.Een
aantal kwekers verzameltnog
steeds stekhoutuit
eigen moerhoek. Deze moerhoekwordt
regelmatig gekeurd en moetnatuurlijk ook
in
andere opzichtenwel
voldoen aande
eisendie
de
NAKB
stelt.Omdat
deze kwekersdit
stekhout steedskunnen
verzamelenin
de
zogenaamderustige
tijd,
(denk
aande wintermaanden als de bedrijven door vorst toch