• No results found

Berekening van de vraag naar openluchtrecreatie in de ruilverkaveling Lopikerwaard voor het jaar 1980 volgens de bronmethode

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Berekening van de vraag naar openluchtrecreatie in de ruilverkaveling Lopikerwaard voor het jaar 1980 volgens de bronmethode"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NOTA 628 15 juni 1971 Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding

Wageningen

BEREKENING VAN DE VRAAG NAAR OPENLUCHTRECREATIE IN DE RUILVERKAVELING LOPIKERWAARD VOOR HET JAAR

I98O VOLGENS DE BRONMETHODE

H. Bergman

BIBLIOTHEEK _

STARiNGGÊSOUW

Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatiemidde-len, dus geen officiële publikaties.

Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een een-voudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discus-sie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de conclu-sies echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek nog niet is afgesloten.

Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking.

0000 0672 6547

(2)

o <! Cu re ( I 4 OQ CD O q m < fl> 3 co r+ O I-N rt 0 O

3

CO rt-0 3

a

•i N t — i . 3 3 P P

3

re CD e-h H -CL CO O ir H -l - h rt-P> r t -I—i n-(D l — > P rt-CD <! re co o »' 0 co r t -3

3

3 t—« i — ' re 3 <! re có o 3d h-»' 3 re 3 X re <•+ r - ' H -OQ 3 eu re Cf re Cu o re ) - • • 3 OQ 3 Cu re 3 P P CD r t -re 2 o r+ P Q

3

o ro 00 H ' CO re re 3 < P 3 Cu re

3

p 3 3 co o H M -•Xi r i -re 3 Cu H -re 3* 3 P H-« M ' re rt-re 3 Cu M ' re 0 ro a i 3' h—" H*. 3 CD rtM -rt 3 3 rt < O O H O 3 h-J rt 3 3 r+ re n 3 re *f re 3 P rt-re 3" H -CO ff 0 3 Cu h1 -3 (TQ H -O < re >-i re re Cu rt-re n 3" 3 H -CO n 3" P

1

rt-re 3 P P W H -Cu re P Cu re i—• H -3 0 P * > re n H re P r i " H -re 1 o Cu re N o re i f < P 3 3-re rt-O 3 i—• i-t-3 3 r i -re n t-î-1 3 M -co n 3 -ro en o fcf 0 O I—' r i -re > H 3 3-re

3

• en 3 Cu co o 3 i—' M - h»-o p co 3 " 3 - J o 3" re n-Cu h " ' TS t—» O

3

p

o

3 I—r t -3 3 r i -re n 3* 3 ( - ' • re ! * P P 3 Cu re X o 0Q re re td o CO er o 3 3 re 3 p — ' p 3 Cu co re tr* P 3 Cu W O 3 P P 3 Cu re X o 0q re i-i re f p 3 Cu cr o 3 3 co o o 0 h - ' r+ re ö re < re 3 r i -re I-J re 3 cr re ff P p »—* Cu re 3 h i -o h*-ff re ct-CU H -T i h - ' 0

3

P 3 t—• O td 3 h ^ vO 3" re rt-Cu h - ' o

3

p 2! re Cu re 1 ffi • td re 0Q

3

p 3 re i-i Cu O w o

3

p p I-j r t H ^ 0q re cr 0 i-i re 3 r i -re X re 3 0Q re h - ' 0 X M O

pc

w

w

0

2

(3)

I N H O U D

b i z .

1 . INLEIDING !

2. PROBLEEMSTELLING 2

3. DE OPZET VAN HET REKENSCHEMA 3 4. DE RESULTATEN VAN DE BEREKENINGEN S 5. DE GEMETEN SITUATIE VOOR DE JAREN 196S/1970 10

(4)

1. INLEIDING

In het kader van de niet agrarische aanspraken op de ruimte in de toekomstige ruilverkaveling de Lopikerwaard, werd een onderzoek inge-steld naar de grootte van de vraag van voor de Lopikerwaard in het jaar I98O relevant geachte vormen van openluchtrecreatie. De noodzaak hier-toe was mede gezien de ligging van de polder ten opzichte van de rand-stad Holland sterk aanwezig.

De huidige mogelijkheden voor dagrecreatie zijn hengelen, toerrij-den en oeverrecreatie (VAN KEULEN, 1970). Het hengelen vindt voorname-lijk plaats langs de Vlist en de Hollandse IJssel, het toerrijden langs de Vlist, de Lek en de Hollandse IJssel, terwijl de oeverrecreatie uit-sluitend op de strandjes langs de Lek wordt bedreven.

Ten aanzien van de oeverrecreatie bestaan er plannen deze vorm van openluchtrecreatie verder te ontwikkelen. Hierbij wordt gedacht aan een strandbad dat door middel van het graven van een zandput nabij IJsselstein zal kunnen worden verwezenlijkt. Het vrijkomende zand kan dan worden gebruikt voor wegenbouwprogramma's, stadsuitbreidingen en dergelijke.

Wat betreft het toerrijden zijn de uitbreidingsmogelijkheden be-perkt. Omdat het bij deze vorm van openluchtrecreatie juist gaat om het typische karakter van het gebied, vooral langs de Vlist en de Lek-dijk, zal verbreding van de wegen (= verhoogde capaciteit) over het algemeen afbreuk kunnen doen aan hét karakter van de toeristische rou-te, zodat de waarde voor het toerrijden daardoor zou kunnen dalen.

Voor de hengelsport zijn er zeer wel uitbreidingsmogelijkheden aanwezig langs de Lek en de Hollandse IJssel, mits de waterkwaliteit en daarmee de visstand weer op een redelijk peil wordt gebracht. Mo-menteel loopt- de visstand door de toenemende waterverontreiniging steeds terug.

Ten aanzien van de verblijfsrecreatie tenslotte bestaan de plan-nen hiervoor terreiplan-nen aan te leggen nabij het strandbadcomplex

(5)

2 . PROBLEEMSTELLING

2.1 . A 1 g .e m e e n

In het kader van het in de inleiding geschetste geldt ten aanzien van de'recreatievoorzieningen het volgende probleem:

Koe groot is het aantal recreanten dat een bepaalde vorm van openlucht-recreatie zal kunnen gaan bedrijven op een bepaalde plaats en in een

bepaald jaar. Om dit te bepalen.kan men diverse rekenmethoden toepassen. Veel gebruikt worden wel de z.g. object- en bronmethbde..Bij de.object-methode wordt gebruik gemaakt.van gegevens die verkregen zijn d.m.v. objectonderzoek (zie par. 2.2.2). Bij de bronmethode wordt gebruik ge-maakt van gegevens die verkregen zijn d.m.v. onderzoek.aan de bron, d.i. het woongebied van de recreanten (zie par. 2.2.1).

In het kader van deze nota is gewerkt met behulp van de bronmethode. Hierbij zijn zowel de resultaten van de berekeningen als de methode zelf van belang. Mede met het oog op het eerste worden de resultaten

van een aantal berekeningen, zoals ze in deze nota worden gepresenteerd, onderling en met de gemeten situatie.in de jaren 1969 en 1970 vergele-ken (BAKKER, 1970; VAN KEULEN, 1970).

2.2 B r o n e n o b j e c t o n d e r z o e k 2.2.1 Brononderzoek

De bronmethode is gebaseerd op gegevens die verkregen zijn bij het brononderzoek:

Brononderzoek is het meten van het recreatiegedrag van de bevolking van een bepaald universum (zoals stad, regio of provincie), gekoppeld aan de bepaling van socio-economische facetten (VAN LIER, 1970).

De gegevens die bepaald worden betreffen zowel het aantal malen

("occasions") als de totale tijdsduur (bijv. uitgedrukt in het aantal "activity days") dat aan een aantal, nader gedefinieerde vormen van openluchtrecreatie wordt deelgenomen. Deze gegevens kunnen dan ge-bruikt .worden voor o.a. eenvoudige rekenschema's of complete vraagmo-dellen.

Bij dit onderzoek is alleen gewerkt met eenvoudige rekenschema's (bij-lage I ) . Bij de toepassing van deze rekenschema's wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de reeds door diverse instellingen verzamelde ge-gevens

(6)

2.2.2 Objectonderzoek

De objectmethode is gebaseerd op gegevens die verkregen zijn bij het objectonderzoek. Van dit laatste kan de volgende definitie gegeven worden:

"Objectonderzoek is het meten van het recreatiegedrag van de bezoekers aan een bepaald object (bijv. strandbad, merengebied, bos, e t c ) , even-tueel in samenhang met de bepaling van de socio-economische variabelen van de bezoekers (VAN KEER, 1970). Een en ander vindt plaats door het trekken van een steekproef uit de bezoekers. De gegevens kunnen leiden tot zowel rekenschema's (al dan niet eenvoudig van opzet) als gebruiks-gravity- en inrichtingsmodellen.

Bij het toepassen van de gegevens van het objectonderzoek kiest men een bepaald object, dat een of.meerdere vormen van openluchtrecreatie te bie-den heeft als uitgangspunt. Men bepaalt.vervolgens de vraag naar dit ob-ject vanuit het omringende gebied d.m.v. tellen en enquêteren. Koppeling van het bezoek aan de socio-economische factoren van de herkomstgebieden van de recreanten.kan een gebruiksmodel voor het betreffend recreatie-project opleveren. Dit is een wiskundig model dat het bezoek aan een concreet project kan voorspellen aan de hand van de relatie die er bestaat tussen dit bezoek en een aantal socio-economische factoren.' In de meeste gevallen wordt in Nederland echter slechts gebruik

ge-maakt van rekenschema's of afstandsformuleringen, waarbij alleen reke-ning wordt gehouden met bevolking afstand en vervoermiddel. Daarnaast is het nog mogelijk een onderscheid te maken naar soort dag en accommo-datieniveau.

3. DE OPZET VAN HET REKENSCHEMA

3.1 A 1 g e m e e n

Bij de bronmethode worden de factoren die bij de openluchtrecrea-tie een rol spelen gemeten in het herkomstgebied van de recreanten

(= universum = gemeente). Het meten van de grootte van die factoren "ge-schiedt aan de hand van een aselecte representatieve steekproef, waarbij de totale populatie, indien nodig, nog is onderverdeeld in deelpopulaties. Bij de berekening wordt allereerst nagegaan welk gebied in aanmerking komt om recreanten te leveren. Vervolgens worden zowel de deelnemingsper-centages van de verschillende herkomstgebieden als die van de

(7)

verschillen-de vormen van openluchtrecreatie bepaald.

Het gebruik van de gegevens betreffende de verdeling van de recreanten over de voertuigklassen en de afstand die men bereid is af te leggen,

levert het.potentiële aantal recreanten op voor een bepaalde, afstands-klasse t.o.v. een herkomstgebied.

Om de recreanten, die per een bepaalde afstandsklasse berekend zijn toe te kunnen rekenen aan een bepaald nieuw te stichten project, moeten de reeds bestaande en toekomstige alternatieve recreatiemogelijkheden er nog ingebracht worden. In principe is dit op twee manieren mogelijk, nl. :

a. alle recreatie-objecten hebben een gelijke aantrekkelijkheid. b. de recreatie-objecten hebben een ongelijke aantrekkelijkheid. De grootte van deze aantrekkelijkheid is in deze bepaald aan de gevon-den bezoekcijfers en/of de geschatte capaciteiten. Deze uitkomst gesom-meerd over alle herkomstgebieden levert ten slotte het aantal recreanten ten per vorm van.openluchtrecreatie op een bepaald project en voor een bepaald jaar.

3.2 W e r k w i j z e

•3.2.1 Bepaling van de grootte van het recreanten leverende gebied Vanuit de "ingangen" van de Lopikerwaard zijn cirkels getrokken voor de verschillende wegafstandsklassen, te weten 0 2 km; 12-1 8 km; 18-25 km en 25-37 km (zie ook bijlage n ) .

Een en ander vloeit voort uit de omstandigheid dat de meeste vor-men, van openluchtrecreatie langs de randen plaatsvindt (VLIST-LEKDIJK, enz.).

3.2.2 Aantal recreanten per herkomstgebied

Ter bepaling van het aantal potentiële recreanten per herkomst-gebied voor het jaar I980, is gebruik gemaakt van bekende deelnemings-percentages aan openluchtrecreatie uit andere onderzoekingen (KNP 19^3; WIPPLER, 1966). (tabel 1) en het inwoneraantal voor het jaar I980 (ETI, Utrecht, 1970).

(8)

Tabel 1 Het deelnemingspercentage per soort gemeente en urbanisatie-graad voor een vijftal jaren

; soort gemeente Urbanisatie- * jaar

graad

1969 1975 1980 1990 2000

plattelandsgemeente A verstedelijkt platteland B 1 stedelijke gemeente C

20*

25*

30*

22*

27*

33*

23*

30*

37*

28*

35*

42*

32%

4o*

48*

* indeling C.B.S. (1964)

Door gebruik te maken van de verdeling van de recreanten over de diverse voor de Lopikerwaard relevant geachte vormen van openluchtre-creatie in de provincie Utrecht (tabel 2 ) , kan het aantal potentiële recreanten per vorm openluchtrecreatie berekend worden (ETI, Utrecht,

1970 (2)).

Tabel 2 Verdeling van de recreanten over de voor de voor de

Lopiker-waard relevant geachte vormen van openluchtrecreatie voor een drietal jaren op een gemiddelde zomerse zondag (ETI, Utrecht

(2)).

vorm van recreatie landrecreatie oeverrecreatie hengelsport toerrijden 1969 24,05g 16,5* 2,0* 25,0* jaar 1976

22*

20*

2,0*

20*

I98O 21,1* 21,5* 2,0* 18,5* De gegeven percentages zijn samen geen 100*. Het ontbrekende gedeelte

(= 31>3%) vertegenwoordigt de niet voor de Lopikerwaard relevant

ge-achte vormen van openluchtrecreatie.

Een daling van het percentage met de jaren betekent niet dat het abso-lute aantal recreanten per vorm ook verminder«t. Door toename van de bevolking kan dit stijgen.

(9)

5.2.3. Verdeling van de recreanten over de verschillende afstands-klasseh.

Deze verdeling is afgeleid uit de functie genoemd in het rapport Recreatie in Twenthe (Grontmij, R.B.B., T"6?) "en wordt weergegeven in figuur 1 .

5 5 CA

12 %

10 %

6fc

..

0

12 18 37 km wegafstand

figuur 1. Verdeling van de recreanten naar afstand voor het jaar IQÖO bij de verhouding van '0 % auto's en 20 % (brom)fietsen.

De verhouding hemelsbreed afstand - wegafstand is voor de provin-cies Utrecht en Zuid-Holland door middel van een steekproef bepaald en bedraagt 1 : 1,25. Door de hemelsbreed afstanden op de kaart te ver-menigvuldigen rnet 1,25 konden de wegafstanden uitgezet worden (bij-lage II).De gebruikte percentages voor de afstandsverdeling zijn gewo-gen gemiddelde tussen de voertuigewo-gen (auto: (brom)fiets = *!• : 1).

3.2.4. Bepaling van de alternatieve mogelijkheden per herkomstgebled Vanuit een bepaald recreatieproject worden lijnen.getrokken die een indeling van de herkomstgebieden. geven in de afstandsklassen. Bepaald is nu in welke afstandsklasse.dit herkomstgebled ligt ten op-zichte van dat recreatie-project. Verder is uitgelijst welke herkomst-gebieden in dezelfde afstandsklasse ten opzichte van de andere alter-natieven en de Lopikerwaard lagen. Op deze manier is een lijst gemaakt waarin per herkomstgebied en per afstandklasse de alternatieve mogelijk-heden vermeld staan.

(10)

5.2.5. Verdeling van de berekende aantallen recreanten over de al-ternatieve projecten en de Lopikerwaard

Als het aantal' recreanten per herkomstgebied per vorm van re-creatie en per afstandsklasse bekend is, volgt als laatste fase de correctie van deze aantallen met de alternatieve mogelijkheden. In principe kunnen hierbij 2 methoden toegepast worden, nl.:

(zie ook 3.1 )

' a alle recreatieprojecten hebben een gelijke aantrekkelijk-heid

b de recreatieprojecten hebben een aantrekkelijkheid op grond van de opgetreden bezoekcijfers of de geschatte ca-paciteit. In samenhang met deze twee.waarden wordt aan elk recreatieproject een gewicht gegeven.

Bij a is het gedeelte van de recreanten dat aan de Lopikerwaard

wordt toegerekend omgekeerd evenredig aan het aantal alternatieve mogelijkheden per vorm van recreatie. Een en ander kan in de

volgende formule worden uitgedrukt; R = R , x - ] — . (1 )

v vA A v

waarin: R = aantal recranten dat per vorm van recreatie en per

afstandsklasse aan de Lopikerwaard wordt toegerekend R = potentiële aantal recranten per vorm van recreatie

en per afstandsklasse

A = aantal alternatieve mogelijkheden per vorm van recre-atie en per afstandsklasse per vorm van recrerecre-atie. Bij b is het gedeelte van de recreanten dat aan de Lopikerwaard wordt toegerekend afhankelijk van zowel het totale gewicht van de alternatieven als het gewicht dat aan de Lopikerwaard moet wor-den toegekend.

R = R n x — - i - (2)

V V A X. + G

i v

waarin R = aantal recreanten dat per vorm van recreatie en.per v

afstandsklasse aan de Lopikerwaard toegerekend, potentiële- aantal reci

en per afstandsklasse gewicht dat per

wordt toegekend som van de gewic

den per afstandsklasse en per vorm van recreatie. R = potentiële- aantal recreanten per vorm van recreatie

X = gewicht dat per vorm van recreatie aan de L'waard

G = som van de gewichten van de alternatieve

(11)

De gebruikte gewichten staan per project en per vorm van recreatie vermeld in bijlage III, waarbij voor de Lopikerwaard voor elke vorm gerekend is met 5 verschillende gewichten« De reden van dit laatste is, dat er een duidelijke interactie kan worden waargenomen tussen de capaciteit van een project en het bezoek. Afhankelijk van de mo-gelijkheden die aanwezig zijn om een project voor openluchtrecreatie te plannen in samenhang met andere factoren die buiten het bestek van deze nota vallen, kan een bepaald gewicht gekozen worden.

4. RESULTATEN VAN DE BEREKENING

Met de methoden zoals in paragraaf 3 is beschreven is het aantal recreanten berekend dat in het jaar 1980 op een "gemiddelde zomerse zondag" in de Lopikerwaard verwacht kan worden.

Tabel 4 geeft een overzicht van die aantallen, waarbij aangenomen is dat alle alternatieve projecten een gelijk gewicht hebben, terwijl

tabel 5 die aantallen weergeeft, waarbij.verondersteld is dat de pro-jecten ongelijke gewichten kunnen hebben.

Tabel 4. Verwacht aantal recreanten in de L'waard voor het jaar 1980 op een "gemiddelde zomerse zondag" bij gelijk gewicht van de alternatieve mogelijkheden

1

1 vorm van recreatie

landrecreatie oeverrecreatie toerrijden ) hengelen ! ( totaal verwacht bezoek 15 539 13 639 12 253

1

463 42 894

Volgens het model met gelijke gewichten kunnen er in de L'waard voor . het jaar 19^0 ongeveer 43000 recreanten verwacht worden op de normdag. De juisthied van deze uitkomst wordt bepaald door de ingevoerde fac-toren en de gedane veronderstellingen. Aangezien de gedane veronder-stelling van de gelijke gewichten van de alternatieve mogelijkheden een onjuiste aanname lijkt, is ook een prognose gemaakt waarbij de alternatieven een ongelijk gewicht hebben.

(12)

Tabel 5. Verwacht aantal recreanten In de Lopikerwaard voor het

jaar 1980, bij ongelijke gewichten van de alternatieve

mogelijkheden en 5 verschillende gewichten voor de

L'waard

landrecreatie

1 gewicht

bezoek

oeverrecreatie

gewicht

bezoek

toerrijden

gewicht

bezoek

-hengelen

gewicht

bezoek

-totaal bezoek

, . ,.„... „ , , . . ,

1

10500

2

.8413

9

17222

5

1069

37204

2

14113

.

t 4

10864

12

18506

8

1396

44879

3

16061

8

15194

17

20311

12

I658

53224

4

17733

12

I65IO

20

21092

16

I867

57202

5 ;

19013 ;

*

15 !

17857 !

L

i !

25

22134

j 20 !

2029 ;

61033 |

Volgens het model met de ongelijke gewichten kan er in de L'waard

voor het jaar I980 een aantal recreanten verwacht worden dat varieert

van 37OOO tot 61OOO. Ook hier geldt weer dat de betrouwbaarheid van

de uitkomsten afhankelijk is van de ingevoerde factoren en de

ge-dane veronderstellingen.

Het gewicht dat gekozen kan worden is afhankelijk van de

gedachte-ontwikkeling van de recreatie in de L'waard, in samenhang met.de

niet in deze nota genoemde inrichtingsaspecten van de L'waard.

Voor een waardebepaling van de gebruikte gewichten kan gerefereerd

worden naar bijlage III, waar van een aantal bestaande projecten de

gewichten vermeld staan. Door de grootte van de elementen per vorm

van recreatie te inventariseren, kan een idee gevormd worden omtrent

de eigenschappen van een gewicht toegekend aan de Lopikerwaard (zie

(13)

5. DE GEMETEN SITUATIE VOOR DE JAREN 1969/1970

Voor de jaren 1969 en 1970 zijn een aantal metingen verricht in de L'waard om een inzicht te krijgen in onder meer de omvang van een .

aantal vormen van openluchtrecreatie (VAN KEULEN, 1970; BAKKER, 1970). De resultaten hiervan worden weergegeven in tabel 6.

Tabel 6. Gemeten aantal recreanten voor een aantal vormen van open-luchtrecreatie voor de jaren 1969 en 1970 (VAN KEULEN, 1970; BAKKER, 1970)

vorm van recreatie toerrijden oeverrecreatie hengelaars totaal 1e drukste (topdag) 25 500 2 000 1 850 29 350 dag 3e drukste 14 250 1 800 1 740 17 790

dag 10e drukste dag j

9 000 1 200 1 500 11 7OO In bijlage V zijn de frequentiecurven van deze drie vormen van open-luchtrecreatie weergegeven.

Bij de vergelijking van tabel 6 met tabel 5 kan worden opgemerkt dat indien de recreatie in de Lopikerwaard ontwikkeld wordt, er de eerst-komende 10 jaar minstens een verdubbeling van het aantal recreanten op een.gemiddelde zomerse zondag (= 5e drukste dag) verwacht kan worden. Indien deze ontwikkeling zeer sterk gestimuleerd wordt kan. dit zelfs een verdrievoudiging betekenen van het aantal recreanten.

6. SAMENVATTING EN CONCLUSIES

Voor de toekomstige ruilverkaveling Lopikerwaard geldt o.a. het probleem:

Hoe groot is de vraag naar de onderscheiden vormen van openluchtre-creatie in de Lopikerwaard voor het jaar 19&0.

Bij de beantwoording van deze vraag is gebruik gemaakt van de reeds bekende deelnemingspercentages van de onderscheiden vormen van

open-luchtrecreatie en de invloed van de /afstand tussen woon- en recrea-tiegebied. Door middel van deze gegevens kan het aantal potentiële recreanten per herkomstgebied per vorm van recreatie en per

(14)

klasse berekend worden. Als laatste stap hierbij komt dan nog de ver-deling van de recreanten over de alternatieve mogelijkheden.

Hierbij is zowel met gelijke.als met ongelijke aantrekkelijkheid van die alternatieven gerekend.

Bij gelijke aantrekkelijkheid is.het aantal recreanten dat aan de Lopikerwaard wordt toegerekend omgekeerd evenredig aan het aantal alternatieve mogelijkheden.

Bij ongelijke aantrekkelijkheid wordt aan de projecten een gewicht toegekend op basis van opgetreden dagbezoekcijfers (bij bestaande projecten) en geschatte bezoekcijfers (bij geplande projecten). Volgens het model met de gelijke gewichten kunnen er in de Lopiker-waard in 1980 ongeveer 43 000 recreanten verwacht worden. Volgens het model met de ongelijke gewichten kan dit aantal variëren van 37 000 tot 61 000 recreanten. Welk aantal hierbij uiteindelijk op zal treden is afhankelijk van hetgeen er ten behoeve van de open-luchtrecreatie in de Lopikerwaard aangelegd zal worden. Er is name-lijk een duidename-lijke interactie tussen de capaciteit van een project en het opgetreden bezoek.

De keuze die ten slotte gemaakt moet worden ten aanzien van het ge-wicht dat aan de lopikerwaard toegekend zal moeten worden en daarmede bepalend is voor grootte en omvang der voorzieningen is afhankelijk van de.belangen die andere groepen bij de inrichting van deze polder hebben.

(15)

LITEMTUURLIJST

BAKKER, J.G. 1970. Enkele resultaten van het onderzoek 1970 betreffen-de het toerrijbetreffen-den in betreffen-de Lopikerwaard

ICW concept nota.

ETI, Utrecht, 1970 (1). Bevolkingsprognose voor 19^0 in de provincies Utrecht, NoordrHolland en Zuid-Holland.

1970 (2). Utrechts recreatieperspectief.

HEESTER, J. I97O. Nadere uitwerking van een recreatieconcentratie ten westen van IJsselstein.

ICW concept nota.

KEULEN, J.G. van, 1970. Polderrecreatie. Een verkenning inzake het gebruik van de Lopikerwaard voor openluchtrecreatie. LIER, H.N. van, 1970. Prognosemethoden in de openluchtrecreatie.

ICW nota 586.

R.N.P. 1963. Mensen op zondag. WIPPLER, R. 1966. Vrije tijd buiten.

(16)

oq 4 P p p. a x F-P a P "O s 4 (D o 4 a C O CD 4 • 4 C P P P« P a o a H CD d -03 H P p a n d - 0) H- g CD H -' 5 •O 4 ( P CD 4 O _ 4 ff CD CD P 4 3 A' d-O CD 3 n Oi c+ CK) <L

?

CD P. P P a d -p H BIJLAGE I

Rekenschema gebaseerd op: - deelnemingspercentages - afstandsbereidheidsfunctie - alternatieve recreatie

moge-lijkheden X X >R"Ï& P ff H j CD CO 3 d" <S

§ £

P . CD 01 3 ** H P 01 0) CD 1 !

4*

F -P. H X p • i ) 03 d-O CD d- 4 P 3 4 F -P< C J . W H P W co CD \ / F -& P. f? m *" H p 03 03 CD ><! X •^•^. P o !-+> CD 03 <! c+ CO P 4 3 4 P - CD 03 O 1 4 K X * F- P- SS-CD 3 (ft CD P P 4 03 c+ O CD 4 4 H-C J . P. CD 4 01 -V o CD < CD 4 4 CD o 4 CD 3 c+ CD 3 <J H- p

£

3

g

m P- t+ CD CD P 3 ^ t -1 03 f1 - o g s CD CD P < d - P CD ff 4 4 O p. 4 P b CD CD O 4 m H-CD 3 p a p Cfl P- 3 CD c + g p CD f H1 d -ff 3 M O P P P. P 3 CD 4 P-P" 4 P CD <! o O 4 M . I

(17)

~3Ê (Q

o

< ~i O

c

o.

rv-, ^ - * ^ (/> ?T 7T7T => O

3 3 3 g

Q. (t> > • n C/l D (/) rN

O

z

m

e/) < >'

Z

P:

m

(18)
(19)

BIJIAGE III Gewichten per project en per vorm van recreatie voor de alternatie-ve recreatiemogelijkheden t.o.v. de Lopikerwaard op basis van de opgetreden bezoekcijfers (bij bestaande projecten) en geschatte be-zoekcijfers (bij geplande projecten).

Project Vallei en Eemland trechtse heuvelrug Kromme Rijn-gebied Midden Utrecht Rijn en Lek-gebied Noord West Utrecht Vinkeveense plassen Loosdrechtse plassen Vechtgebied Midden Delfland Spaamwoude Randmeren Noordzeekust Rottemeren Westeinder plassen Brielse Maas Nieuwkoopse plassen Reeuwijkse plassen Maarseveense plassen

vorm van recreatie

landrecreatie oeverrecreatie toerrijden hengelen 6 49,9 1,5 0,3 1,3 0,9 10 40 5 50 4 6 4 2 10

4

2

4

10

4

20 20 20 200

8

12 12 5,9 9,9 1,6 7,4 2,4 1,9 4,1 12,9 3,5 2 -1 10

5

5

15

5

5

2

5

3

5

6

1

(20)

Bijlage IV

Verband tussen gekozen gewicht en

h e t berekend bezoek voor 4 vormen

van openluchtrecreatie in het

jaar 1980

LANDRECREATIE berekend bezoek

16 000

14 0 0 0 -10 0 0 0 1 3 5 gekozen gewicht OEVERRECREATIE berekend bezoek 16 0 0 0 -12000 8 0 0 0 4 10 16 gekozen gewicht TOURR'JDEN berekend bezoek 2 1 0 0 0 1 9 0 0 0 -17000 9 17 ; 15 gekozen gewicht HENGELEN berekend bezoek 1800 1400 -1000 5 13 21 gekozen gewicht

(21)

Bijlage V.

Frequentieverdeling voor 3 vormen van

openluchtrecreatie in de Lopikerwaard

voor de jaren 1969/1970 (gemeten s i t u a t i e )

aantal recreanten 2.4 r

— tourrijden aantal x 10 0 0 0 • — oeverrecreatie aantal x l O O O — hengelaars aantal x 1000

geëxtrapoleerd gedeelte van de kromme

1 2 3 4 5 10 15 20 25

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook voor andere personen worden deze gegevens in de RNI bijgehouden, het is echter niet altijd duidelijk waar deze wijzigingen doorgegeven kunnen worden.. Oplossingen met

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Het EHRM vindt met 15 tegen 2 stemmen, en in afwij- king van de Kamer, geen schending van het recht op leven in zijn materiële aspect, maar doet dat unaniem wel voor wat betreft

Kwetsbare soorten voor energie-infrastructuur in Nederland; Overzicht van effecten van hernieuwbare energie-infrastructuur en hoogspanningslijnen op de kwetsbaarste soorten

In theorie zal er zeker sprake zijn van een relatie van maisteelt met bodemdaling, maar deze heeft dan vooral betrekking op de teeltwijze en niet direct op het gewas mais..

Heilig Hart Ziekenhuis Leuven – Brochure ontslag met een urinesonde 8 ’s Nachts kan je de nachtzak onderaan de