Boeken
Boekbespreking
M. Metsemakers, P. van Amelsvoort & J. van Jaarsveld (2002), Het organiseren van ken n isin
tensieve processen , Vlijmen, ST-groep, ISBN
90 8060 7010,180 blz.
Dit boek past in een serie uitgaven van de ST- groep, een organisatie-adviesgroep die zich in zijn advies- en opleidingswerk baseert op de sociotechniek. De sociotechniek is een organi satietheorie die zich onder de inspirerende lei ding van Ulbo de Sitter heeft ontwikkeld tot een alternatief voor de (gangbare) complexe bu reaucratie. De organisatie van de arbeid vormt daarin de sleutelvariabele.
In de serie borduren de adviseurs van de ST- groep voort op hun voortschrijdende inzichten en ervaringen met het toepassen van socio- technische ideeën in de praktijk. De boekjes uit de serie zijn te beschouwen als de neerslag van die ervaringen. Het werken met ideeën in de praktijk kan leiden tot positieve en tot nega tieve ervaringen. In het eerste geval is de theo rie succesvol; in het tweede geval lopen de toe- passers tegen onvolkomenheden of lacunes aan. Het interessante van de publikaties van de ST-groep is dat beide gezichtspunten worden gecombineerd. Ze laten enerzijds zien hoe vruchtbaar de sociotechniek is voor praktijk problemen van allerlei aard, anderzijds laten ze zien op welke punten de theorie kan worden verbeterd of aangevuld. De reeks kan in die zin worden beschouwd als praktische theorie bouw. Dat is opvallend aangezien de sociotech niek, zeker in zijn door De Sitter geconstru eerde Nederlandse variant, een theoretische achtergrond heeft. De Sitter cs hebben in de ja- ren zeventig zorgvuldig eerst een theorie over organisaties als systemen van arbeidverdeling
opgezet en deze theorie vervolgd met de pre sentatie van een ontwerpmethodiek.
Met deze ontwerpmethodiek is de ST-groep vervolgens aan de slag gegaan. In plaats van de theoretische grondslagen ter discussie te stel len, modificeert en amendeert men de ont werpprincipes met praktische inzichten.
De jongste loot aan de stam van publicaties van de ST-groep illustreert dit. De ST-groep speelt hier in op de verandering in het karakter of de aard van de gemiddelde onderneming. Steeds meer mensen werken in ondernemin gen waar de kennis doorslaggevend is voor het prestatieniveau.
Over dit nieuwe type onderneming (en de achterliggende nieuwe economie) is al een ar senaal aan boeken verschenen. Wat tot nu toe ontbreekt, is het vraagstuk van structurering en inrichting van de organisatie. Deze lacune wil onderhavig boekje opvullen.
Het eerste hoofdstuk behandelt de kenmer ken van de kennisintensieve onderneming. In deze onderneming draait het niet zozeer om materiële productie of herkenbare dienstverle ning, maar veleer om vaak uniek kenniswerk. De moderne onderneming wordt gekenmerkt door haar dynamische en zgn. non-lineaire or ganisatieprocessen. De auteurs leggen dit nieuwe concept uit door de vergelijking met de traditionele werkwijze, die kan worden gety peerd met de woorden stabiel, lineair (opeen volgende stappen), gestandaardiseerd, voor spelbaar en daarmee planbaar, routine-oplos singen.
In dit hoofdstuk staan ook de contouren van de typische ontwerpaanpak voor deze nieuwe bedrijven in termen van strategie, structuur, personeel, systemen en cultuur (communicatie).
In hoofdstuk 2 worden deze ideeën vervol
Boeken gens verder uitgewerkt. De ST-groep schetst
de alternatieven voor de organisatievormge- ving. Hier passeren alle varianten de revue die zich bevinden in het scala van enerzijds de functionele (i.c. monodisciplinaire) organisatie en anderzijds de parallelle structuur met mul tidisciplinaire eenheden. Daartussen bevinden zich de bekende matrixstructuren, variërend naar de mate waarin de monodisciplines dan wel de projecten de overhand krijgen. In deze typologie herkennen we het klassieke thema uit de sociotechniek: de keuze tussen bewer- kingsgerichte versus orderstroomgerichte or ganisatiestructuren. De auteurs lichten hun pleidooi voor de laatste vorm uit aan de hand van de volgende principes: structurering op hoofdlijnen (maximale omvang vijftig perso nen), inbouwen van expertisekringen (om ont- moetingskansen te vergroten), inrichting als continue dynamische activiteit en de organisa tie van het projectteamwerk (omvang vier tot zeven personen).
Daarna worden in het derde overgangs- hoofdstuk twee voorbeelden uit de praktijk ge schetst, een uit de wereld van het elektronisch betalingsverkeer, de ander een onderzoeksin stelling. Beide illustreren hoe het sociotechni- sche gedachtegoed in de kennisintensieve sec- toe kan worden toegepast.
Daarna volgt er een aantal Capita Selecta- hoofdstukken. Dit deel behandelt in een, lijkt het, vrij willekeurige volgorde relevante the ma's verbonden aan de ingrijpendheid van een sociotechnische organisatieverandering. Aller eerst: hoe organiseren we verbondenheid? De ST-groep biedt raadgevingen om de hechting te vergroting op vier terreinen: het werk zelf, de collega's, de projecten en de organisatie. Vervol gens komt in hoofdstuk 5 het cruciale vraag stuk van leidinggeven aan bod. Elementair hierin is de balans in drie verschillende rollen: leiderschap, managen en coachen.
Daarna komt in hoofdstuk 6 het cultuurbe grip aan bod. Tegen cultuur hebben sociotech- nici van origine een aversie: 'het is er, maar lie ver doen we er niets mee, omdat we niet pre cies weten wat het is.' Meermalen al is het cul tuurelement in de wetenschap dientengevolge ten dode opgeschreven. Als een phoenix her rijst het dan vervolgens weer en begint het aan een revival. Verdienste van deze publicatie is dat het begrip operationeel wordt gemaakt door middel van stuurknoppen. De indirecte
kant is overeenkomstig het traditionele socio technische voorstel: werken aan structuren en systemen. De directe kant maakt gebruik van personeelspsychologische en -agogische in zichten. Er wordt een faseerde aanpak voor cultuurbeïnvloeding gepresenteerd.
Het laatste hoofdstuk gaat in op de aanpak van de verandering. Het vormt een actualisatie van het eerder gepresenteerde cyclische model van belichten-richten-inrichten-verrichten. Het boek heeft een zeer praktische uitstraling. De ST-groep verstaat de kunst zijn ideeën beel dend en vooral oplossingsgericht aan te bie den. Uit de redeneringen en vele voorbeelden blijkt de brede ervaring die de adviseurs heb ben. Het boek zit boordevol praktische tips.
De schematische en geordende presentatie van gedachten werkt prettig voor de lezer, en mooie illustratie hiervan vormen het zoge naamde schakelkastjes- en bloemblaadjesmo- del (waarin het probleem en de oplossing van specialisatie versus overlap worden uitgelegd). E)e raadgevingen en richtinggevende principes zijn ook voor de nieuwe bedrijven als socio- technisch te karakteriseren. Het kernthema van de keuze tussen de bewerkingsgerichte ver sus de ordergerichte structurering komt name lijk ook in dit boek terug, maar nu in een moderner jasje. Het komt tot uiting in de in vulling van de matrixstructuur. Welk organisa tieprincipe krijgt voorrang: de monodiscipli naire afdeling of de multidisciplinaire projec ten?
Het boek laat zien dat er in het veld van de sociotechnische organisatieverandering een verschuiving qua onderwerp plaatsvindt. Richtte men zich vroeger sterk en alleen op de harde kant (de structuurbouw), met het gege ven dat veel bedrijven dat station al zijn gepas seerd verschuift de aandacht naar de meer organisatie-ontwikkelende (bijna agogische) kant van organisatieverandering. De belang rijkste indruk die bij mij die na lezing dan ook achterblijft, is dat sociotechniek springlevend is: het gedachtegoed verpopt zich naar gelang van het toepassingsgebied of vraagstuk.
Zoals hiervoor opgemerkt, past de uitgave in een serie van ST-publicaties. Voornaamste kenmerk is de aanleiding uit praktijkproble- matiek. Sociotechniek is een kunde met een brugfunctie tussen wetenschap en praktijk. Grondlegger Ulbo de Sitter startte vanuit een
Boeken
theoretische ambitie: de andere pijler van de brug.
Met de sterkte, i.c. de praktische fundering, is daarmee meteen de zwakte van dit ST-boek geformuleerd. Ik mis de mate waarin de neer geslagen informatie bijdraagt aan de ontwikke ling van de ST-theorie. Een hamvraag is in wel ke mate de (zowel beschrijvende als ontwer pende) theorie moet worden aangepast. Het ene moment lijkt het boek specifiek bedoeld te zijn voor de kennisintensieve onderneming, het andere moment lijkt de informatie een ge actualiseerde versie van eerdere ideeën, met een generiek toepassingsgebied. Het ene mo ment wordt er vergeleken met de traditionele bewerkingsgerichte onderneming, het andere moment met de sociotechnische onderneming in traditionele sectoren.
In hoeverre zijn de behandelde thema's in het tweede deel nu specifiek verbonden aan de kennisintensieve onderneming? Correct lijkt me wel dat de meer HRM-achtige onderwer pen belangrijker worden naarmate de bedrijfs situatie afhankelijker wordt van de capacitei ten van mensen, met andere woorden in de kennisintensieve onderneming.
Als bedrijfskundig wetenschapper beschouw ik het boek als een uitnodiging om het over zicht aan leerboeken aan te vullen met een doorwrochte actuele sociotechnische ontwerp theorie. Sociotechniek bestaat immers in een traditie waarin de praktijkinzichten een voor name impuls voor theorieontwikkeling vor men.
Het domein dat de ST-groep in de publicatie be spreekt, is niet gemakkelijk. De capaciteiten die nu moeten worden gegroepeerd en gekop peld, bestaan puur uit menselijke competen ties. We hebben het dan over diffuse, ambigue, contingente en variabele capaciteiten (simpel gezegd: de eigenwijze professionals). Dat maakt het ontwerpen van kennisintensieve ondernemingen zo moeilijk. Volgens mij komt de complexiteit niet voort uit de turbulente markt. Voor een deel was die vroeger ook al tur bulent, voor een ander deel wordt die turbulen tie vaak overdreven en voor nog een ander deel hebben bedrijven die turbulentie zelf in de hand: ze kunnen die reduceren door eigen be leidskeuzes te maken.
Het mooie van het boekje is dat de auteurs er toch in slagen de lezer handvatten voor re
ductie van complexiteit in dit type bedrijven te bieden. Het succes daarvan wordt mijns in ziens toch vooral bepaald door het generieke systeemkundige arbeidsprocesmodel van de sociotechniek. Wat de ST-groep doet is dat m o del aan te passen voor de typische eigenschap pen van de KIO. Wat ik als wetenschapper jam mer vind, is dat die aanpassing niet expliciet wordt gepresenteerd.
De lezer kan ook in verwarring raken door de verschillende soms strijdige modellen die na elkaar worden gepresenteerd (denk aan het fasemodel voor cultuur en het fasemodel voor organisatieverandering; denk aan het paaltjes- model en aan de drie dimensies uit hoofdstuk 7; wellicht corresponderen ze, maar die relatie wordt niet verduidelijkt). Elk model zal zo zijn
eigen functie hebben.
Verder moet worden opgemerkt dat de uit gave diverse slordigheden qua taal, figuurop- maak (soms helder, soms echter ook complex zonder toelichting of verwijzing) en referenties bevat. In een tweede druk zouden deze onzorg vuldigheden eruit gehaald moeten worden. Resumerend kan ik stellen dat dit boek inder daad de lacune van ST-toepassing voor een nieuwe sector opvult. Het boek is voor de prak tijk geschreven en aan die doelstelling voldoet het ruimschoots: geïnteresseerden (adviseurs, onderzoekers, managers, praktijkwetenschap- pers) kunnen hier hun voordeel mee doen.
Theoretici kunnen van de inzichten ge bruikmaken om het sociotechnische gedachte goed door middel van nieuwe publicaties ge fundeerd te actualiseren.
Mare Peeters Nijmegen S ch ool o f M anagem ent
Binnengekomen
Dissertaties
Mark Govers (2003), Met ERP-systemen op
w eg n aar m o d ern e bu reau cratieën ?, Disserta
tie Katholieke Universiteit Nijmegen op 3 juni 2003 (in eigen beheer uitgegeven) ISBN 90 3730 611X
Boeken
Boeken en rapporten
A.G.C. van Lomwel & J.H.M. Nelissen (2003),
Het belan g van een w en k en d p ersp ectief bij scholing. O n derzoek n aar preferen ties van w erken den , OSA-publicatie A198, € 14,55,
ISBN 90 6566 032 1.
Lex Borghans & Bas ter Weel (2003), IC T en de
organisatie van w erk in N ederland. Een stu die op basis van h et OSA A rbeidsvraagpan el 1988 - 2000, OSA-publicatie A197, € 17,75, ISBN 90
6566 0224.
R. Batenburg, K. Asselberghs, F. Huijgen &. R van der Meer (2003), Het rapport De k w a lita
tieve structuur van de w erkgelegen heid in Ne derland, d eel V. Trends in beroepsn iveau en overscholing in de p erio d e 1987-2000, OSA-
publicatie A l96, € 19,90, ISBN 90 6566 012 7.
A.G.C. van Lomwel & J.H.M. Nelissen (2003), Z iekteverzuim , bed rijfsken m erken en
v erzu im beleid : een an aly se op basis van panel- data, OSA-publicatie A194, € 15,20, ISBN 90
6566 3916.
Didier Fouarge &. Christine Baaijens (2003),
Veranderende arbeidstijden . Slagen w erkn e m ers erin hun v oorkeu ren te realiseren 1, OSA-
publicatie A199, € 17,05, ISBN 90 6566 052 6. Petra Visser, Chantal Remery, Kène Henkens & Joop Schippers (2003), H oe w erven w erkge
vers{ Structurele a a n p a k p erson eelsv oorzie ning in N ederland, OSA-publicatie A193,
€ 17,00, ISBN 90 6566 3711.
Henk Vinken, Peter Ester, Ludo van Dun & Hans van Poppel (2003), A rbeidsw aarden, to e
k o m stb eeld en en loop b aan oriën taties. Een p i lo ts tu d y on der jonge N ederlanders, OSA-pu
blicatie A195, € 19,10, ISBN 90 6566 002 X.