• No results found

De afdruk van het Italische stempel. De literaire kritiek van Vincenzo Gioberti en de wording van de nationale literatuurgeschiedenis - Hoofdstuk III Het

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De afdruk van het Italische stempel. De literaire kritiek van Vincenzo Gioberti en de wording van de nationale literatuurgeschiedenis - Hoofdstuk III Het"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

De afdruk van het Italische stempel. De literaire kritiek van Vincenzo Gioberti en

de wording van de nationale literatuurgeschiedenis

Sosef, W.C.J.

Publication date

2002

Link to publication

Citation for published version (APA):

Sosef, W. C. J. (2002). De afdruk van het Italische stempel. De literaire kritiek van Vincenzo

Gioberti en de wording van de nationale literatuurgeschiedenis. Eigen Beheer.

General rights

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulations

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.

(2)

Hoofdstukk i n

Hett "nationale stempel" in de literaire kritiek van Gioberti

Alss wij de literair-kritische beschouwingen van Gioberti overzien, kunnen wij een opvallendd verschil constateren tussen de verspreide aantekeningen uit de Turijnse jaren en dee gepubliceerde werken uit de Brusselse en Parijse periode.' In de jeugdgeschriften overheerstt namelijk nog het kosmopolitische klimaat van de achttiende eeuw, waarin Deninaa een "algemene" literatuurgeschiedenis had geschreven. Zo wijdde Gioberti zich inn zijn vroegste literair-historische aantekeningen evenzeer aan niet-Italiaanse als Italiaanse auteurs.. Behalve Dante, Ariosto, Machiavelli, Alfieri of Manzoni, de door Gioberti meest genoemdee auteurs, worden ook een groot aantal Franse, Duitse of Engelse auteurs behandeld:: Fénélon, Shakespeare, Leibniz, maar vooral Rousseau. In deze aantekeningen iss weliswaar reeds sprake van een "nationaal stempel", maar dit speelt nog een ondergeschiktee rol. Dante wordt als de grootste schrijver aller tijden beschouwd: niet zozeerr omdat hij zijn meesterwerk in het Italiaans geschreven heeft, maar omdat hij daarmeee de grondslag heeft gelegd van de moderne Europese literatuur.

Eenn omslag van dit kosmopolitische uitgangspunt naar een meer "nationale" benaderingg vinden wij in de vanaf het jaar 1838 gepubliceerde werken, het Primato met name,, waarin aan de Italiaanse beschaving de eerste plaats wordt toegekend juist vanwege haarr italianita. Deze ontwikkeling in het werk van Gioberti kan gelden als een voorbeeld vann de algemeen optredende overgang van de achttiende-eeuwse meer "kosmopolitische" tott de negentiende-eeuwse meer "nationale" cultuur.2 Tezelfdertijd kunnen wij echter een tegengesteldee beweging signaleren, namelijk een "hervatting van de traditie van de Verlichtingg in het perspectief van een seculier spiritualisme".3 Dit is bijvoorbeeld het gevall bij Giuseppe Mazzini, die zoals wij zagen het "literaire patriottisme" afwijst ten gunstee van een schitterend visioen van "Europese literatuur". Dit idee werd echter lang niett door iedereen geaccepteerd: zo spreekt Francesco Forti, een medewerker van de

Antologia,Antologia, zijn twijfel uit over het nationale "nut" van dergelijke literatuur, omdat het

11

In 1833 ging Gioberti, geboren en getogen in Turijn, in ballingschap. Na een verblijf van een jaar in Parijs verhuisdee hij naar Brussel, vanwaar hij in 1846 weer terugkeerde naar Parijs. Daar verbleef hij tot aan zijn dood in 1852,, met een onderbreking van een jaar (1848-1849), waarin hij deel uitmaakte van het kabinet in Turijn.

22 Vgl. de Inleiding, pp. 13-14.

33 Ferraris, Letteratura e impegno civile, p. 186.

(3)

"volk"" er niet in geïnteresseerd zou zijn.4 Het gaat hier echter om een nieuwe vorm van kosmopolitisme,, die zich duidelijk wil onderscheiden van het abstracte universalisme van dee classicistische literatuur, en die daarmee de nationale waarden niet uitsluit.5 Dit "romantische"" kosmopolitisme krijgt bij Gioberti stem in het Rinnovamento, dat zonder hett idee van het Italiaanse primaat af te vallen grote aandacht besteedt aan de Europese politiekee werkelijkheid.6 Tegelijkertijd is — zoals wij al zagen — het kosmopolitische aspectt voor Gioberti altijd verbonden geweest met de universele rol van de katholieke kerk.. In het algemeen bestaat er in Gioberti's filosofie een dialectische relatie tussen de afzonderlijkee en de universele gemeenschap.7 In zijn literaire kritiek neemt de nationale ideologiee echter een prominenter positie in dan enige vorm van "universalisme".8

OmOm het "nationale stempel" in Gioberti's literair-historische beschouwingen op het spoorr te komen moeten wij ons begeven op het weidse terrein van zijn filosofie en theologie.. De teksten en thema's die ons interesseren zijn namelijk altijd ingebed in een ideologischh of filosofisch betoog. Het "discorsetto non solo sul Papa, ma sull'Italia", zoals Giobertii het Primato in wording nog omschrijft9, is daarvan het beste voorbeeld.

3.11 Nationaal karakter

InIn Gioberti's ideologie staat het begrip genio nazionale centraal. Het karakter of "genie"" van de natie is de bron van Italië's politieke en culturele prestaties, en van haar vermogenn tot herrijzenis. Want, zo verklaart Gioberti in zijn eerste boek, "de nationale aardd van een volk is zijn essentie, zijn ziel, zijn leven; zolang als het dat bewaart, hoe groott zijn politieke ellende ook is, kan het herrijzen".10 Dit karakter dreigt echter

44

Geciteerd in ibid., p. 206.

55

Vgl. G. Natali, // Settecento, Vallardi, Milano 19503"9271,1, p. 624.

66 "Né i partimenti nazionali offendono 1'unione cosmopolitica, anzi ne fanno parte, perchè 1'universale non puö stare

senzaa il particolare" {Del rinnovamento II, p. 22).

77 Vgl. Gesuita moderno V, p. 454, waar Gioberti spreekt over "de dialectische band" tussen de nationale

werkelijkheidd (nazionalitè) en "de eenheid van de menselijke familie".

88 Als Gioberti het heeft over de "puriteinen", waarmee hij met name de Mazzinianen op het oog heeft, veroordeelt

hijj het kosmopolitisme evenzeer als het particularisme (municipalismó), "twee gebrekkige extremen, waartussen de dialectischee idee natie een middenpositie inneemt" {Del rinnovamento I, p. 257).

99

In een brief aan G. Baracco, d.d. 17 nov. 1842 {Epistolario IV, p. 150).

100 "Infatti, 1'indole nazionale di un popoio è la sua essenza, la sua anima, la sua vita; finché egli la conserva,

(4)

verlorenn te gaan door de "dienstbaarheid" aan het buitenland, die bestaat in de imitatie van dee buitenlandse taal en gewoontes.

Inn de Italiaanse literatuurgeschiedenis beschouwt Gioberti het nationale karakter, ookk wel aangeduid met de term nazionalita11, als bepalend voor de continuïteit van de stampastampa italica12 of italianita13. Daarmee paste Gioberti het sinds het eind van de

achttiendee eeuw in zwang zijnde begrip "nationaal karakter" toe op het Risorgimento.14 Dee Italiaanse identiteit zou zich tegenover de uit het buitenland afkomstige opinies staande kunnenn houden als zij die corrigeert en in haar eigen traditie opneemt, zodat die opinies hett "zegel" van de natie krijgen opgedrukt.15

Sindss Ernest Renan in 1881 de "natie" definieerde als een product van de wil tot zelfbestemming,, en niet zozeer van "natuurlijke" factoren als afstamming en taal, worden theorieënn over "nationaal karakter" als een vaststaand gegeven met scepsis bejegend. Toch hebbenn dit soort essentialistische opvattingen lang doorgewerkt.16 In het Nederlandse taalgebiedd verscheen nog in 1945 Karaktertrekken der vaderlandsche letterkunde van Anthoniee Donker, wiens bedoeling het was "het karakter van het Nederlandse volk te omschrijvenn en dan na te gaan in hoeverre dit volkskarakter zich weerspiegelt in de

"" Het Grande dizionario delta lingua lingua italiana di Salvatore Battaglia, Utet, Torino 1961— , vol. XI (1981), geeft dee volgende betekenissen van nazionalita: "identita nazionale", "coscienza nazionale", "indipendenza nazionale". In hett werk van Gioberti geldt vooral de eerste betekenis.

122

Stampa heeft dezelfde dubbele betekenis, n.1. "afdruk" en "aard", als het Nederlandse "stempel". In het Grande dizionario,dizionario, vol. XX (2000), wordt de term o.m. omschreven als: "impronta" (afdruk), "esempio fornito o costituito da unaa persona o dalle sue qualita", 'Tinsieme delle caratteristiche [...] che sono abituali o peculiari di una persona o di unn gruppo", "carattere fondamentale di un'opera artistica o letteraria". Vgl. boven, pp. 62, noot 87.

133 Volgens een van de definities van het Grande dizionario, vol. VIII (1973) kan italianita omschreven worden

als:: "Conformita all'indole, agli ideali, ai sentimenti ecc. degli Italiani; partecipazione all'attivita culturale, artistica, produttivaa del popoio italiano; intenso, profondo, operoso amore patrio per l'ltalia". Voor Gioberti geldt vooral de eerstee betekenis. Het begrip "italianita", dat in de publicistiek circuleerde sinds de Franse tijd, komt veelvuldig voor inn het Rinnovamento, waar de "italianita del senno e del costume" geldt als essentiële voorwaarde voor de herrijzenis vann het vaderland.

144 Voor een korte geschiedenis van het begrip "nationaal karakter" vgl. J. Leerssen, Nationaal denken in Europa.

EenEen cultuurhistorische schets, Amsterdam University Press, Amsterdam 1999, pp. 43-64. Vgl. A.D. Smith, The ethnic originsorigins of nations, Blackwell, Oxford 1986, p. 193; idem, National Identity, Penguin Books, London 1991, pp. 84-85 (Vicoo en Alfieri); Hazard, La revolution francaise, p. 472 (De Staèl). Zie ook E.H. Gombrich, 'In search of cultural history',, in Idem, Ideals and Idols. Essays on values in history and art, art, Phaidon, London 1994, pp. 24-59, waarin het Hegeliaansee idee bestreden wordt van één enkel nationaal karakter of "nationale geest".

155

"L'italianita verra preservata, se c'ingegneremo di appropriarsi Ie opinioni predominanti, migliorandole, incorporandolee colle tradizioni italiche e improntandole col suggello del nostro genio" (Del rinnovamento II, p. 48).

166

"In dit essentialisme is het nationale denken a-historisch, een voortdurende valkuil voor misleidende anachronismes"" (Leerssen, Nationaal denken in Europa, p. 10). Met zijn "cultuurhistorische schets" wil Leerssen "het historischehistorische karakter van het nationale denken [...] demonstreren" (ivf).

(5)

Nederlandsee letterkunde".17 De Italiaanse cultuurhistoricus Alberto Asor Rosa, die uitgaat vann een "antropologisch" gezichtspunt, spreekt liever niet van één enkel nationaal karakter maarr van "een samenstroming van verschillende genen, en van zeer gedifferentieerde historische,, culturele, maatschappelijke en raciale invloeden".18

Voorr Giulio Bollati, auteur van een aantal essays over het nationale karakter "als geschiedeniss en als uitvinding", vormt het zoeken naar een definitie van dat karakter een apartt historisch probleem, dat vraagt om een onderscheid tussen de vroege inwoners van Italiëë en de onderdanen van de nationale eenheidsstaat. Hij gaat uit van de vraag naar wat "Italiaan"" en italianita nu eigenlijk betekenen. Op die vraag zijn uiteenlopende antwoorden gegevenn aan de hand van het feitelijke gedrag van de Italianen of de historische uitingen vann italianita. Dit alles wil hij echter niet vatten onder de noemer van een "natuurlijk gegeven"" genio nazionale}9 Gioberti wordt door Bollati gepresenteerd als een van de meestt fantasierijke "ingenieurs van de italianita"?0 Inderdaad, nog afgezien van het frequentee gebruik van deze term in met name het Rinnovamento21, hanteert Gioberti ook

dee andere hierboven genoemde termen uit zijn nationale ideologie niet alleen als "bouwstenen"" voor de toekomstige natie maar ook als criterium voor de beoordeling van dee grote werken uit de literatuurgeschiedenis.

Voorr de auteur van het Primato ligt het fundament van de Italiaanse eenheid, voorwaardee voor Italië's bestaan als natie, echter niet bij "het Italiaanse volk", want dat iss in zijn ogen niet zozeer een actuele werkelijkheid als wel een vanuit de traditie geprojecteerdd ideaal.22 Gioberti ziet eerder:

177 F. Ruiter, 'Anthonie Donkers Karaktertrekken der vaderlandsche letterkunde herlezen', in K. Enenkel e.a. (eds.),

"Typisch"Typisch Nederlands". De Nederlandse identiteit in de letterkunde, Florivallis, Voorthuizen 1999, pp. 179-189, aldaar p.. 187.

188

Asor Rosa, 'Il canone delle opere', p. xxxv. Met nationaal "gen" (gêne) wordt bedoeld: "un patrimonio di concetti,, di atteggiamenti, di comportamenti e di caratteri, che danno un tono inconfondibile all'insieme, e anche a ciascunoo dei singoli componenti dell'insieme" (ibid., pp. xxxii). Vgl. ook ibid., p. lü, waar de auteur gebruik maakt vann de term "genio nazionale".

199

G. Bollati, L'italiano. Il carattere nazionale come storia e invenzione, Einaudi, Torino 1983, pp. 37-44.

200 Ibid., p. 44. In zijn verspreide aantekeningen stelt Gioberti dat de italianita "consiste nell'elemento proprio e

concreto,, che costituisce il nostro genio" (V. Gioberti, Teorica della mente umana, ax.d. Edm. Solmi, Torino 1910, p.. 458).

211 De geef enkele voorbeelden uit het Rinnovamento: Alfïeri "rinnovö e contemperö insieme Ie idee di Dante e del

Machiavelli,, e piantö 1'italianita come base di tutto 1'edifizio politico" (I, 245). "[...] la declinazione del nostro essere nazionalee o vogliam dire della italianita politica corrispose con esatta proporzione alia scadimento della letteraria [...] "" (II, p. 498).

(6)

un'Italiaa e una stirpe italiana congiunta di sangue, di religione, di lingua scritta ed illustre; ma divisa di govemi,, di leggi, d'instituti, di favella popolare, di costumi, di affetti, di consuetudini.23

Hett nationale karakter als samenbindend element is volgens Gioberti dus uitsluitend gebaseerdd op etnische afstamming, godsdienst en taal.24 Vanwege die veelheid van regeringen,, instellingen, dialecten en levenswijzen wil hij slechts spreken van een "popoio inn potenza". Wij kunnen hieruit afleiden dat hij een duidelijk onderscheid maakt tussen "volk"" als historisch gegroeid en daarmee ook veranderlijk element, en "natie" als natuurlijkk en vaststaand gegeven. Dat ook godsdienst en taal geen "natuurlijke gegevens" zijnn maakt dit onderscheid enigszins kunstmatig. In zijn beschouwing naar aanleiding van Luigii Taparelli's Delia nazionalita, dat in 1846 verscheen, maakt Gioberti van de gelegenheidd gebruik om zijn eigen ideeën daaromtrent op een wat systematischer wijze uiteenn te zetten.25 Ook Gioberti onderscheidt hier het "natuurlijke" en "kunstmatige" aspectt van de nazionalita: het eerstgenoemde omvat de etnische afstamming, de taal en hett grondgebied; het tweede betreft "de vrije keuze van de mensen", namelijk de politieke enn bestuurlijke instellingen. Nu blijkt dat Gioberti, in tegenstelling tot de opvatting van Taparelli,, aan het grondgebied, en daarmee aan het klimaat, een groter gewicht toekent dann aan afstamming en taal. Als eerste "titel" van het primaat noemt hij, in het

Rinnovamento,Rinnovamento, "de kwaliteit van de ligging en van het grondgebied".26 Bovendien stelt hij,, tenminste in zijn reactie op Taparelli's geschrift, de "natuurlijke" factoren als geheel

bovenn de "kunstmatige" factoren:

Laa nazionalita naturale, cioè 1'unita di paese, di stirpe e di lingua (i quali elementi uniti insieme fanno il genio naturalee dei popoli), è il principio e la radice dell'artificiale, cioè di quella che consiste nelle instituzioni.27

2323 Del primalo I, pp. 92-93. Vgl. Scritti letterarii, p. 102: "Ogni nazione ha in questa [la letteratura] il suo genio

particolare,, determinate da tutte Ie circostanze sue particolari".

244 Vgl. Del rinnovamento I, p. 184: " [...] la nazionalita di un popoio [...] si fonda nella razza, nel sennone, nel

sito,, e non proviene daH'arbitrio, ma dalla natura".

233 'Delia nazionalita in proposito di un'operetta del P[adre] Luigi Taparelli d'Azeglio', in Gesuita moderno V, pp.

417-465.. Vgl. F. Traniello, 'La polemica Gioberti-Taparelli sull'idea di nazione e sul rapporto tra religione e nazionalita',, in Popoio, nazione e storia nella cultura italiana e ungnerese dal 1789 al 1850, a.c.d. V. Branca e S. Graciotti,, Olschki, Firenze 1985, pp. 295-316.

266 Del rinnovamento IL p. 628.

2121

(7)

Ditt impliceert, zo vervolgt Gioberti, dat die "instellingen" in harmonie moeten zijn mett de natuurlijke eenheid van het volk. Tot zover constateren wij bij Gioberti dus een vrijj deterministische opvatting van het begrip "natie". In het vervolg van zijn beschouwing voegtt Gioberti de natie echter in het "kosmopolitische" geheel van "cinque momenti unificativi,, che sono la casa, la citta, la nazione, la razza e la specie", waarvan de laatste driee "momenten" gespecificeerd worden als: Italië, Europa, christenheid.28 Uiteindelijk heeftt de natie voor Gioberti een kosmopolitische roeping, zoals de historische voorbeelden vann Israël en het antieke Rome al hebben aangetoond. Daarom is Italië "la nazione principe"" en "la nazione universale" (p. 459).

Wezenlijkk anders dan Gioberti's opvattingen zijn die van Cuoco en Mazzini, twee anderee belangrijke hoofdrolspelers uit het Risorgimento. Cuoco spreekt, in het voetspoor vann Montesquieu, over het belang van de "publieke geest" van de natie.29 Mazzini, de grotee pedagoog van het Risorgimento, noemt als voorwaarden van de italianita het afzien vann ieder egoïsme, de afwijzing van het materialisme, de onvoorwaardelijke beschikbaarheidd voor het doel van de nationale eenheid en voor de bovennationale missie vann Italië.30 Zowel Cuoco als Mazzini leggen dus meer de nadruk op de "morele" factorenn die bepalend zijn voor het nationale karakter.

Dee in zijn nationale ideologie besloten begrippen worden door Gioberti vanaf zijn vroegstee geschriften gehanteerd. Zo wordt in de Pensieri de romantische literatuur omschrevenn als "geïnspireerd door het nationale karakter".31 In het Primato stelt Gioberti datt een schrijver niet alleen met zijn individuele temperament te maken heeft maar ook mett het karakter van de natie.32

Dee terminologie van Gioberti is zeer divers, en de "definities" zijn niet steeds eenduidig.. Zo presenteert Gioberti in het nu volgende citaat uit de Pensieri de grote

288

Ibid., p. 426.

299 Aldus in het "Programma" van het Giornale italiano, bestemd "a formar lo spirito pubblico di una nazione" (V.

Cuoco,, Scritti vari, a.c.d. N. Cortese e F. Nicolini, Bari 1924,1, p. 3). Volgens Cuoco's vocabulaire betekent de term "publiekee geest" zowel "nationaal bewustzijn" als "publieke opinie" {ibid.).

300

Dit zijn formuleringen uit Mazzini's / doveri dell'uomo, uit 1860 (vgl. Bollati, L'italiano, pp. 61-62).

311

" [...] che s'inspira ai dettami ünmediati della natura e segue gl'impulsi del genio nazionale" (Pensieri. MiscellaneeMiscellanee II, p. 482).

(8)

werkenn van het Trecento als model van de "nationale literatuur", omdat zij alle, en met namee het werk van Dante, het "stempel" dragen van het nationale karakter:

EE gia la sola fïamma accesa della Divina Commedia bastó in quel secolo a produrre il Canzoniere e il

Decamerone;Decamerone; opere che, benchè cedano alia prima rispetto al fine che devono avere Ie lettere, Ie sono uguali perr 1'impronta che portano del genio della nazione.35

Inn dezelfde "gedachte" worden in Gioberti's woordenschat frequent voorkomende termenn gehanteerd als: nativo vigore (aangeboren kracht), volto italiano (Italiaans voorkomen),, materia italiana, gusto particolare della nazione (bijzondere smaak van de natie),, carattere particolare, indole nazionale (nationale aard).34 Andere bij Gioberti voorkomendee formuleringen die passen in het betekenisveld van genio nazionale zijn bijvoorbeeld:: tempra nazionale (nationaal karakter)35, senno italiano (Italiaans inzicht)36,

geniogenio ausonio31, en ook stampa italica, het "Italische stempel". Deze formuleringen van

hett begrip nationaal karakter wijzen — en daarmee zijn zij tamelijk "formeel" te noemen —— op het "bijzondere" als onderscheiden van het "universele".

Eenn meer "inhoudelijke" benadering van dit begrippencomplex vinden wij in de

TeoricaTeorica del sovranaturale38, waarin Gioberti uiteenzet hoe het "verval" van de taal, de

kunstt en de literatuur, waaraan het Italiaanse volk ten prooi was geweest, geleid had tot hett verlies van de publieke persoonlijkheid.39 Over die "kwaliteiten" van de nationale

Pensieri.Pensieri. Miscellanee n, p. 488.

344 Ibid., p. 490. Vgl. Delprimato I, p. 179.

"Ora,, la tempra nazionale di un popoio consiste nella lingua, nelle lettere, nelle arti, nelle usanze, nelle instituzioni,, e in cento altre cose [...] " (Teorica del sovranaturale II, p. 298). Vgl. Introduzione allo studio della filosofiafilosofia I, p. 239).

V.. Gioberti, Degli errori filosofici di Antonio Rosmini, Capolago 1846, II, p. 295, geciteerd in Pensieri e giudizigiudizi di V. Gioberti, p. 241. Giordano Bruno wordt daar genoemd als een van de filosofen, "begiftigd met Italiaans inzicht". .

37 7

Overr Metastasio schrijft Gioberti dat in hem "het Ausonische genie [...] nog schitterde" (Del primato ID, p. 36).. De Ausoniërs waren een van de oude Italische volkeren.

38 8

"Ora,, quando un popoio ha perduto la coscienza di sé medesimo, e quella spezie di personality civile ch'è il fondamentoo del suo genio nazionale [...] " (Teorica del sovranaturale II, p. 306); op dezelfde pag. wordt, in verband mett het in het Seicento opgetreden verval, de term "declinazione morale e civile" gebruikt, die in het Primato terugkeertt als: "declinazione del genio nazionale" (Del primato primato I, pp. 182 e.v.).

39 9

(9)

identiteitt of het nationale karakter is Gioberti het meest expliciet in een noot bij de

IntroduzioneIntroduzione allo studio della filosofia:

See tu leggi Dante, il Petrarca, il Machiavelli, 1'Ariosto, Galileo, ancbe senza mettere in considerazione Fidiomaa divino in cui scrivono, e avendo 1'occhio soltanto al loro modo di sentire e di pensare, ti accorgi che questii scrittori sono nostrali. Quelia limpidezza e pacatezza di pensiero, quella schietta e robusta virilita, quel senno,, quella sagacitè, quella moderazione, quell'aggiustatezza che ti mostrano un animo ben conformato, in cuii Ie varie potenze si bilanciano fra di loro, e, in fine, quella evidenza e scoltura di concetti inimitabili, sono qualitaa che riunite insieme si trovano di rado fuori d'Italia.40

Watt het eerste opvalt is dat Giovanni Boccaccio en Torquato Tasso, die toch beiden eenn belangrijke plaats in de thans geldende literaire canon innemen, ontbreken. Is Gioberti'ss opsomming niet als uitputtend bedoeld? Of wil hij juist aangeven dat zij genoemdee eigenschappen niet bezitten? Het eigene van de Italiaanse literatuur ziet Gioberti,, in dit fragment tenminste, in een bepaalde "manier van denken en voelen", dus inn een "morele" of geestelijke werkelijkheid, en niet zozeer in een werkelijkheid die bepaaldd wordt door "natuurlijke" factoren als: klimaat, ligging, of taal, zoals Gioberti in eenn latere periode zou stellen. Maar de als in een litanie opgesomde eigenschappen: "helderheidd van denken", "robuuste mannelijkheid", "scherpzinnigheid", "beheersing", "harmoniee van geestelijke vermogens", "vormgeving van onnavolgbare begrippen", vormenn beslist niet de grootste gemene deler van de Italiaanse literatuur. Natuurlijk, voor dee trecentisti Domenico Cavalca en Jacopo Passavanti, die door Gioberti geprezen worden omm hun "heldere en bevallige zuiverheid"41, en voor Paolo Sarpi, auteur van de Istoria

deldel Concilio Tridentino (1619), geprezen om zijn "heldere proza", gaat het wel op42, maarr alswijdaar iemand als Giambattista Marino, de belangrijkste vertegenwoordiger van dee literaire barok, tegenoverplaatsen, dan zijn karakteristieken als "mannelijkheid" en "beheersing"" niet meer van toepassing. De eigenschappen die Salfi, zoalswijgezien hebben, aann de secentisti toekende, n.L "verbeeldingskracht" en "enthousiasme",beantwoorden

400

Introduzione I, nota XXXVII, p. 322.

411

Cavalca en Passavanti "esprimono mirabilmente la limpida e leggiadra schiettezza, e talvolta la vibrata facondia, dell Pentateuco e dei Giudici" {Delprimato III, p. 75). Domenico Cavalca (t 1342) schreef de Vite dei santi padri, een vertalingg uit het Latijn. Jacopo Passavanti (t 1357), dominicaan evenals Cavalca, bundelde zijn preken in de Specchio delladella vera penitenza.

422

"E veramente il tremendo frate con tutti gli errori suoi fu ancora per altezza d'ingegno, per sagacita speculativa, perr senno pratico, per limpidezza e candore di elocuzione italianissimo" (Delprimato I, p. 184). Vgl. Epistolario III, p.. 98.

(10)

evenminn aan wat in feite een ideaalbeeld is dat Gioberti zich van de Italiaanse literatuur gevormdd heeft.

Aann dat ideaalbeeld wordt een wezenlijke bijdrage geleverd door Gioberti's opvattingg over de rol van de katholieke kerk in de Italiaanse geschiedenis, waaraan ik in hett vorige hoofdstuk al gerefereerd heb. Gioberti ging ervan uit dat "het katholieke beginsell onlosmakelijk verbonden is met het nationale karakter van Italië".43 Ook Alessandroo Manzoni, de grootste auteur van de Italiaanse romantiek, streefde naar een verzoeningg tussen het Italiaanse en het katholieke element, terwijl Sismondi een dergelijke verzoeningg afwees, op grond van een negatieve beoordeling van de rol die Kerk en paus inn de Italiaanse geschiedenis gespeeld hadden. Vanaf zijn eerste grote werken maakte ook Giobertii zich sterk voor de verzoening tussen godsdienst en cultuur, waarbij hij Manzoni ziett als "gids en voorbeeld".44

Ookk in het Primato wijdt Gioberti uit over het unieke van Italië, dat vanwege zijn katholiekee karakter behalve het "nationale" ook een "algemeen" aspect heeft.45 Daarom iss het "Italische genie" het meest onpartijdig, tolerant en verzoeningsgezind van alle nationalee karakters.46 Het eigenaardige is dus dat het bijzondere en eigene dat de

italianitaitalianita volgens Gioberti zou moeten hebben, als het ware wordt afgezwakt door het

algemenee en kosmopolitische van de cattolicita. Om nog een voorbeeld te geven uit de

Prolegomeni:Prolegomeni: daar worden Alfieri en Manzoni beiden geprezen omdat zij een zeer groot

gevoell hadden voor het "Italiaanse genie". Maar terwijl Alfieri zich teveel afsloot voor de universelee lading van de italianita, beleed Manzoni een werkelijk "katholiek kosmopolitisme".47 7

Dezee tweeledigheid van het Italiaanse nationaal karakter wordt door Gioberti nog vanuitt een andere invalshoek geformuleerd, namelijk die van de algemene geschiedenis vann de westerse beschaving. Gioberti onderscheidt twee "componenten", overeenkomstig dee opeenvolging van de klassieke en de christelijke beschaving:

433

Vgl. Del primato I, pp. 50-51.

444

Teorica del sovranaturale II, p. 313.

455 "Ora il genio particolare e universale, di cui voglio parlare, è appunto di questa data, essendo italiano e cattolico,

ee quindi specifico e generico" (Del primato III, p. 214).

466 Ibid., p. 215. Gioberti voegt eraan toe dat het genio italico, juist omdat het niets uitsluit, ook minder "vast

omschreven"" en "uitgesproken" is.

(11)

l'iinoo dei quali è naturale, antico, pelasgico, dorico, etrusco, latino, romano, e s'attiene alia stirpe e alle abitudinii primitive di essa; 1'altro è sovranaturale, modemo, cristiano, cattolico, guelfo, e proviene dalle credenzee e instituzioni radicate, mediante un uso di ben quindici secoli [...]/*

Dee ene component wordt dus gevormd door de "natuurlijke" afstamming, de andere doorr de "bovennatuurlijke" geloofsovertuigingen en instellingen. Hier worden wel heel verschillendee elementen samengevoegd, zodat het Italiaanse genie meer het beeld geeft vann een bonte verzameling van eigenschappen, dan van de door Gioberti voorgestane "helderheid".. Hier heeft de retoriek het gewonnen van de reflectie.

Dee invloed van het nationale karakter op de literatuur wordt door Gioberti expliciet aann de orde gesteld in zijn behandeling van de romantische stroming, waar hij overigens, inn het Primato, met de nodige reserve tegenover stond, zoals wij nog nader zullen zien. InIn de jeugdgeschriften, die ontstaan zijn in de jaren van de romantische manifesten, geeft Giobertii nog blijk van een open houding. Zo stelt hij in een van de pensieri dat de romantiekk ontstaat uit de doorwerking van de nationale aard in de literatuur, en daarmee onderscheidtt zij zich van het classicisme, dat juist voortkomt uit de imitatie van andere literaturen.49 9

Aann het eind van het Primato geeft Gioberti als het ware een bondige samenvatting vann zijn theorie van het "nationale genie":

Ognii popoio ha il suo genio nazionale, di cui Ie opere letterarie sono lo specchio e 1'effetto, e che, improntato inn esse, da loro un volto proprio e pellegrino.50

Inn de literaire werken wordt dus het nationale karakter weerspiegeld of "afgedrukt", enn dat resulteert in een "eigen gezicht" van die literatuur: de stampa italica.

Wiee zijn nu de auteurs geweest die voor Gioberti's ideaalbeeld model gestaan hebben?? Dante en Petrarca duidelijk meer dan Boccaccio of Poliziano; Machiavelli, Vico enn Manzoni meer dan Ariosto of Leopardi. In het algemeen lijken het toch meer de

488

Del primato I, p. 179.

499 "II romanticismo altro non è che la naturalezza, la spontaneita e, per cosl dire, 1'indole nazionale nella letteratura;

ill classicisme è 1'imitazione della letteratura altrui" (Pensieri. Miscellanee II, p. 481). Vgl. boven, p. 73 noot 31.

500 Del primato III, p. 134. Zie ook ibid., p. 223. Vergelijk dit met een dergelijke formulering van Sismondi (boven,

(12)

prozaschrijverss dan de dichters te zijn die aan Gioberti's voorwaarden voldoen.51 Maar dee dichter Leopardi dan, die als "nieuwe en fantastische lyricus" geëerd wordt?52 Of heeftt Gioberti dan vooral de auteur van de Operette morali op het oog, welke hij juist als prozaa zo hogelijk waardeert?53 Met Giordani geldt Leopardi als de allergrootste onder dee Italianen, "vanwege de uitgelezen italianita van hun gevoel".54

Dee literair-historische visie van Gioberti is geijkt op Dante Alighieri, de schepper vann de Divina commedia. In diens werk had de nog jonge Italiaanse literatuur een hoogtepuntt bereikt dat daarna nooit meer werd overtroffen. Dante Alighieri is de auteur diee de waarden van de italianita en het genie van de natie het best vertegenwoordigt.De enigee manier om de Italiaanse literatuur, na het verval van 17e en 18e eeuw, weer tot bloei tee brengen bestond daarom, ook in Gioberti's opvatting, in een "wederopstanding" van Dante.55 5

Inn het reeds geciteerde fragment uit de Pensieri identificeert Gioberti de "nationale eer"" met de naam van Dante.56 Naast andere beschouwingen die Gioberti aan Dante heeft gewijdd springt één beschouwing er met name uit. In het hoofdstuk van het Primato, dat gewijdd is aan Italië's leidende positie op het gebied van de kunsten en de letteren, houdt Giobertii een lofrede op de literaire en nationale betekenis van Dante.57 In die uiteenzettingg geldt de Commedia niet alleen als het fundament van de Italiaanse maar ook vann de Europese of "christelijke" literatuur in haar geheel:

Laa Divina Commedia è quasi la Genesi universale delle lettere e arti cristiane [...] ; onde il suo poema è veramentee la Bibbia umana del nuovo incivilimento [...] : universale nella poesia, nell'eloquenza e nelle gentilii arti (p. 15).

Sll

Vgl. Del primato III, pp. 40-41, waar Gioberti het "welsprekende proza" belangrijker acht dan de "allerschoonste verzen". .

322 Ibid., p. 247. 533

"Uitgelezen prozaschrijver" heet Leopardi in het Primato (ibid.). In een brief aan Leopardi, d.d. 14-9-1829 geeft Giobertii blijk van zijn grote bewondering voor "de grote kunst en de voortreffelijkheid" van de Operette morali (Epistolario(Epistolario I, p. 293-94).

544

" [...] ma per la squisita italianita del sentire [...] mi paiono gli ultimi degl'Italiani" (Del rinnovamento II, p. 533). .

555

" [...] la risurrezione di Dante era la condizione richiesta pel risorgimento del pensiero e dell'ingegno italiano" (Del(Del primato Dl, p. 36).

5656 Pensieri. Miscellanee II, p. 491.

577 Del primato UI, pp. 15-19. Het betreft cap. VII van parte seconda van het Primato: 'L'Italia è principe nelle

letteree e nelle arti belle'. Andere stukken over Dante vinden we in de postume werken (Studi filologici en Pensieri. Miscellanee),Miscellanee), in het Rinnovamento (II, pp. 448-456), in Del bello (cap. X) en in het Primato zelf (III, pp. 34-37).

(13)

Datt het om een "Italiaans" werk gaat is dus niet het eerste wat vermeld wordt. Dat komtt pas in het vervolg van het hoofdstuk ter sprake, als Gioberti de Commedia vergelijkt mett de Orlando furioso van Ludovico Ariosto. Zelden lijken auteurs zo weinig op elkaar, concludeertt Gioberti, ofschoon

ii nostri due sommi portino del pari 1'impronta della stampa italica (p. 20).

Gioberti'ss beschrijving van de eminente kwaliteiten van Dante's meesterwerk, waarbijj hij aan Purgatorio en Paradiso niet minder aandacht besteedt dan aan Inferno, verdientt het in haar geheel gelezen te worden, want zij vormt een van de hoogtepunten vann het Primato.

Niett minder lovend is de behandeling van de Divina Commedia in Del bello5*,

waarr Gioberti spreekt over het volmaakte voorbeeld van "de epopee die alle soorten van welsprekendheidd en poëzie omvat" (pp. 235-236). In Del bello verwerpt Gioberti de opvattingg van Giovanni Marchetti "dat het overheersende idee van de Divina Commedia vann politieke aard is" (p. 238). Maar in zijn jonge jaren had hij zich inzake Dante meer uitgelatenn over diens blijvende betekenis voor de politieke constellatie van Italië. In een vann zijn pensieri had hij gesteld dat Dante's werk niet op de eerste plaats bedoeld was voorr het esthetische of literaire genot, maar moest leiden tot handelen op politiek, moreel enn godsdienstig terrein.59 Zo lezen wij in een andere aantekening uit Gioberti's Turijnse periodee dat het eerste doel van het divino poema was: "de Italianen tot beschaving brengen middelss een vorst van absolute heerschappij".60 De opvatting van Vico, dat Dante nog eenn groter dichter geweest zou zijn als hij geen "filosoof' was geweest, wordt door Giobertii bestreden. Voor hem staat het vast dat Dante, de grootste der dichters, óók een zeerr degelijk filosoof was geweest.61 In Del bello spreekt hij zich in dezelfde zin uit: "Dantee had niet de grootste dichter en schrijver kunnen zijn, als hij niet ook een voortreffelijkk filosoof en theoloog was geweest" (p. 237).

Onss gaat het nu om de rol die Gioberti aan Dante's werk toekent in de nationale literatuurgeschiedeniss van Italië. Daarbij moeten wij vooropstellen dat de "universele"

588

Het betreft cap. X van Del bello, getiteld 'Del bello artificiale ortodosso', dat voor een belangrijk deel aan Dantee gewijd is (pp. 235-248).

599 Pensieri. Miscellanee II, p. 494.

600 Scritti letterarii, p. 85. Gioberti's "welfisme" botst hier met de "gibellijnse" positie van Dante. 611

(14)

betekeniss van Dante voor Gioberti minstens even belangrijk is als de nationale. Dante wordtt immers gekenschetst als "il poeta nazionale non solo degl'italici, ma di tutti i popoli cristiani"62,, "il principe e fondatore delle lettere e arti cristiane"63, "scrittore cosmopoliticoo insieme e italiano", "fondatore delle lettere italiche ed europee"64, "padre dellaa nostra e di tutte Ie moderne letterature"65, en tenslotte "padre della cultura italica edd europea, come Omero della greca e della latina".66 Dit zijn titels die het bereik van dee "nationale literatuurgeschiedenis" ruimschoots overschrijden. Overigens keert eenzelfde karakteriseringg van de eerste eeuwen van de Italiaanse literatuurgeschiedenis terug in een hedendaagss werk als de door Alberto Asor Rosa geconcipieerde Letteratura italiana. Daarinn wordt immers gesteld dat wij van een echt nationale literatuurgeschiedenis van Italiëë pas kunnen spreken vanaf ongeveer halverwege de zeventiende eeuw.67 In de daaraann voorafgaande periode, die door Asor Rosa gekarakteriseerd wordt als schommelendd "fra comunalismo e cosmopolitismo"68, maakt de Italiaanse literatuur evenzeerr deel uit van de Europese als van de Italiaanse literatuurgeschiedenis.

Alswijj ons echter beperken tot het Primato, krijgen wij een meer "Italiaans" beeld vann Dante, mét Ariosto en Leopardi immers drager van het "Italische zegel". De "herrijzenis"" van Dante, "padre delle nostre lettere"69, is zoals wij zagen de voorwaarde voorr een algehele opbloei van Italië. De "tweede incarnatie" van Dante zal een "literaire wedergeboorte"" brengen, en dat geeft goede hoop voor de politieke en godsdienstige toekomstt van Italië.70 Het is opvallend dat Gioberti in zijn beschouwingen over de Italiaansee letteren de poëtische productie die op de Commedia gevolgd is niet erg hoog

622

Ibid., p. 482.

633 Del bello, p. 226. 644 Ibid., p. 245. 655

Pensieri. Miscellanee II, p. 491.

666

Del rinnovamento II, p. 634. In een onuitgegeven "gedachte" uit 1816-1817 had Gioberti de vergelijking met Homeruss nog aangewend voor Ariosto, zoals blijkt uit het gereproduceerde handschrift in Del primato II, plaat III (pp. 176-177):: "L'Omero Italiano è l'Ariosto: Dante è un uomo a parte che non si puö paragonare che aH'autore del libro dii Giobbe o dell'Apocalisse".

677 Ik volg hier de periodisering van Asor Rosa in zijn preliminaire beschouwingen, 'Letteratura, testo, societa',

pp.. 21-27. Zie ook van dezelfde auteur: 'Il canone delle opere', pp. xxxi-xxxvi; li-lv.

688 Asor Rosa, 'Letteratura, testo, societa', p. 23. 699

Del primato III, p. 34.

700

(15)

acht.711 Hij houdt zich, zoals ik boven al heb aangegeven, liever bezig met het "welsprekendee proza", hoewel ook daarin geen grote resultaten zijn behaald. Wat dat betreftt zijn de grote dichters meer "welsprekend" geweest.72 Voor zijn eigen tijd kent Giobertii in ieder geval een groter nationaal belang toe aan het proza. Maar ook dan komt hijj uit bij Dante, want "niun maestro di eloquenza si puö trovare che sia migliore o maggioree di Dante".73

Hett andere grote terrein waarop Dante een wezenlijk belang heeft, is dat van de "beschaving"inn haar geheel. Hierboven hebben wij al gezien dat Gioberti hem, in het

Rinnovamento,Rinnovamento, tooide met de titel: "padre della cultura italica ed europea".74 Dante is zelfss de schepper van taal en natie: "Dante fu egualmente il padre della letteratura e della

scuolaa politica italiana; [...] si puö dire per questo rispetto che 1'Alighieri creasse la nazionee e la lingua".75 In Del bello wordt de Commedia beschouwd als "il principio dinamicoo da cui mosse la civilta intellettiva delle nazioni cristiane".76

Hett Italiaanse "stempel" van Dante's werk lijkt dus niet zozeer te bestaan in formelee of literaire kenmerken als wel in inhoudelijke kwaliteiten van meer politieke of algemeenn culturele aard. Dante is "de meest Italiaanse Italiaan" omdat hij een fundamentelee bijdrage heeft geleverd aan de wording van zowel de Italiaanse taal als de Italiaansee natie. Dit zijn echter kwaliteiten die men niet kan beschouwen als karakteristiek voorr de gehele op Dante volgende Italiaanse literatuur. Voor Machiavelli en Alfieri wel, maarr voor auteurs als Boccaccio en Tasso toch in veel mindere mate of helemaal niet. Bovendienn dringt de vraag zich op naar de overeenkomsten tussen Dante en Ariosto, in wiee immers "in gelijke mate" het Italiaanse karakter tot uitdrukking zou komen. Als door dee Commedia het Italiaanse nationale leven van rond het jaar 1300 vertegenwoordigd wordt,, dan, zo redeneert Gioberti, schept Ariosto, geleid door een "kosmopolitisch instinct",, in zijn Orlando toch meer een beeld van de middeleeuwse wereld in zijn geheel, dann uitsluitend van de christelijke of Italiaanse, zoals Dante doet, die ook op zijn reis door

711

"Lascio stare la poesia, benché in due parti vastissime e nobilissime di essa, quali sono la lirica e la drammatica, 1'estroo italiano abbia appena dato qualche saggio della sua virtu" (ibid., p. 39).

722

" [...] se non che eloquentissimi mi paiono i nostri maggiori poeti, e specialmente Dante, il Petrarca, 1'Ariosto, l'Alfieri,, in molti luoghi delle loro opere" (ibid.).

733

Ibid., p. 40.

744

Dante is ook "fondatore della civilta laicale e cattolica dell'eta moderna" (Del primato I, p. 235).

755

Del rinnovamento II, pp, 494-95.

766

Del bello, p. 246. Met Dante "incominciö il corso della civilta secolare" (ibid., p. 260).

(16)

onder-- en bovenwereld zijn vaderstad niet vergeet.77 En op grond waarvan kent Gioberti ookk aan Leopardi de kwaliteiten toe van de "antica stampa italiana"? In het Primato lijkt diee karakterisering de enigszins willekeurige conclusie uit een opsomming van titels als: "ingegnoo straordinario ed universale", "erudito vasto e profondo", "acuto osservatore del cuoree umano".78 De redenering in het Rinnovamento toont grotere logica, omdat daar een, weliswaarr tamelijk los, verband wordt gelegd tussen "la squisita italianita del sentire" en 'Tamorr della patria".79 Toch wekken deze en voorafgaande voorbeelden de indruk dat dee als lofprijzing bedoelde formuleringen, van "Italisch stempel" tot "uitgelezen

italianita",italianita", als karakterisering tamelijk inhoudsloos zijn, of naar gelang de auteur in

kwestiee van inhoud wisselen.

Inn de door Gioberti gehanteerde periodisering gelden zowel het "nationale" als het "universele"" als karakteristiek voor de veertiende-eeuwse Commedia en voor de zestiende-eeuwsee Orlando fitrioso. Dit is een tamelijk vlakke periodisering, in vergelijking waarmee dee in onze tijd door Asor Rosa gehanteerde indeling in een "antikatholieke" en een "katholieke"" epoque een veel levendiger beeld geeft van de Italiaanse literatuur. Deze zou inn de "klassieke" periode "niet minder antiprotestant dan antikatholiek" zijn geweest.80 Dee "echt nationale literatuur" staat aanvankelijk onder katholieke voogdij, maar geleidelijk aann wordt de autonomie van de intellectuelen groter.81 Hier dringt de vraag zich op — enn Gioberti worstelde daar serieus mee —, of de nationale literatuur van Italië meer bepaaldd wordt door de "katholieke" of door de "Italiaanse" identiteit. Hij loste dit dilemma eenvoudigg op door "katholiek" en "Italiaans" identiek te verklaren, toen hij in het Primato schreef:: "«on si puö essere perfetto Italiano da ogni parte, senza essere cattolico, né goderee meritamente del primo titolo, senza partecipare allo splendor del secondo".82

Inn het model van Gioberti gaat het vooral om het contrast tussen de "vrome" literatuurr van de eerste eeuwen (denken wij aan auteurs als Cavalca en Passavanti) en de "ongelovige"" literatuur van de moderne tijd (denken wij aan Leopardi). Het uitgangspunt

777 Del primato III, p. 21.

788 Ibid., p. 247. Zie boven, p. 78 voor andere omschrijvingen. 799 Del rinnovamento II, p. 533.

800

Asor Rosa, 'Letteratura. testo, societa', p. 24.

8'' Ibid., p. 25.

822 Del primato I, p. 50. Het tweede deel van de zin, een parafrase van het eerste deel, heb ik laten staan als

(17)

vann het Primato is dat "la parola religiosa [...] è la sorgente e la radice di ogni altro verbo",, en dat "in virtu degl'instituti religiosi le arti, Ie lettere, le scienze [...] muovono daa celeste origine".83 De periodisering staat vooral in het teken van de na Dante inzettendee decadenza waardoor het godsdienstige karakter van de literatuur verloren ging.844 Leopardi wordt aangehaald als voorbeeld van de wijze waarop ook een grote geestt zonder de godsdienst slachtoffer kan worden van een "dwaalleer".85

Geenn groter contrast denkbaar dan tussen de Operette morali en de Commedia of tussenn de Promessi sposi en de Orlando furioso: toch krijgen deze werken en hun auteurs gelijkelijkk het predikaat "Italisch" opgedrukt, en daarmee wordt eerder de continuïteit dan dee breuk benadrukt.86 Dit betekent dat Gioberti, overeenkomstig de moreel-politieke doelstellingg van het Primato, in de geschiedenis van de Italiaanse literatuur vooral de elementenn waardeert die voortspruiten uit een verondersteld nationaal karakter. Zoals wij gezienn hebben, is "helderheid" een van de kwaliteiten van het nationaal karakter die niet alleenn in een algemene "definitie" maar ook bij de behandeling van afzonderlijke auteurs genoemdd worden. Een ander consistent kenmerk van het nationale karakter is het geworteldd zijn in de oudheid: Leopardi en Giordani worden de "ultimi degl'Italiani" genoemdd onder meer vanwege hun "wijze cultus van de antieken".87 De terugkeer naar "dee geest der oudheid" doet zich volgens Gioberti ook voor bij Parini en Alfieri.88 In iederr geval is het een objectief kenmerk waarvan nog wel meer voorbeelden te vinden zijn inn de Italiaanse literatuurgeschiedenis. Wat echter het kenmerk "helderheid" betreft lijken Gioberti'ss voorbeelden minder overtuigend als algemene karakteristiek. Wat hebben Boccaccioo en Manzoni, of Dante en Marino gemeen, als het gaat om "helderheid" of "vormgevingg van onnavolgbare begrippen"?89

833 Ibid., p. 48. 844

Del primato III, p. 34. Over de decadenza kom ik in § 3 uitvoeriger te spreken.

855

"A che valga il sapere, anche piü eminente, senza la religione, 1'Italia ha testè potuto vederlo in uno dei piü rari spiritii [...] . Questo pellegrino e sovrumano spirito visse e mori vittima di quelle filosofiche dottrine [...] " (ibid., p. 247). .

866

Asor Rosa is geneigd te spreken van twee totaal verschillende "Italiaanse literaturen" (Asor Rosa, 'Letteratura, testo,, societè', pp. 24-25).

877

Del rinnovamento II, p. 533.

888 Protologia III, p. 155. 899

(18)

Eenn bijzondere toepassing van zijn nationale ideologie geeft Gioberti in zijn conceptt van de "letteratura nazionale-popolare". Hij brengt de begrippen "natie", "volk", "literatuur"" en "taal" bijeen in een uiteenzetting van het Rinnovamento, als hij het belang vann de literatuur, en dus van de taal, voor de vorming van de natie wil benadrukken. Hij citeertt dan uit het Epistolario van Leopardi:

"Chiunquee vorra," dice il Leopardi, "far bene all'Italia, prima di tutto dovra mostrarle una lingua Filosofica, senzaa la quale io credo che ella non avrè mai letteratura modema sua propria, e NON AVENDO LETTERATURAA MODERNA PROPRIA, NON SARA' MAI PIU NAZIONE."90

Enn Gioberti's commentaar luidt dan als volgt:

EE in vero una letteratura non puö essere nazionale, se non è popolare; perché se bene sia di pochi il crearla, universalee dee esseme 1'uso e il godimento. Oltre che, dovenda ella esprimere Ie idee e gli affetti comuni e trarree in luce quei sensi che giacciono occulti e confusi nel cuore delle moltitudini, i suoi cultori debbono nonn solo mirare al bene del popoio ma ritrarre del suo spirito; tanto che questo viene ad essere non solo il finefine ma in un certo modo eziandio il principio delle lettere civili. E vedesi col fatto che esse non salgono al colmoo della perfezione e dell'efficacia se non quando s'incorporano e fanno, come dire, una cosa colla nazione [...]] (p. 514).

Volgenss het Rinnovamento, waarin Gioberti uiting geeft aan meer positief-democratischee opvattingen dan in het Primato, moet ook de literatuur "nationaal-volks" vann karakter zijn, en gericht zijn op het "welzijn van het volk".91 De boven gesignaleerde scheidingg tussen volk en natie wordt in dit ideaal dus overbrugd. Ook hier stelt Gioberti alss noodzakelijke voorwaarde voor een "volkse" literatuur 'Timpronta del genio patrio" enn "il marchio proprio della nazione".92 Als hij dan de Italiaanse literatuurgeschiedenis overziett is er eigenlijk geen van de klassieke proza-auteurs die daarin geslaagd is. De enigee uitzonderingen zijn: Gambattista Gelli93, Gaspare Gozzi94 en Carlo Goldoni, wiens

900 G. Leopardi, Epistolario, Le Monnier, Firenze 1849, I, pp. 229-230, geciteerd in Del rinnovamento II, p. 513

(kapitalenn van Gioberti). Het betreft een citaat uit een brief van Leopardi aan Giordani, d.d. 13-7-1821.

911 Ibid., p. 515. 922

Ibid.

933 Giambattista Gelli, behalve schrijver ook ambachtsman, mengde zich in het debat over de questione della della lingua,

waarinn hij streed voor een levende taal, die zich bevrijd had van de literaire traditie. Gelli wilde, met zijn

Ragionamenti,Ragionamenti, "de wijsheid verbreiden, door die aan te passen aan het begrip van allen" (N. Sapegno, Compendio di storiastoria della letteratura italiana, La Nuova Italia, Firenze 1964, II, p. 119).

944

Gaspare Gozzi, "il prosatore piü elegante, se non il piü nuovo, del Settecento italiano", liet zich door de Engelse SpectatorSpectator inspireren tot het oprichten van twee kranten: de Gazzetta veneta (1760-1761) en de Osservatore (1761-1762),, waarin hij een "levendige" en "intelligente" beschrijving geeft van de Venetiaanse maatschappij van de 18' eeuww (Sapegno, Compendio II, pp. 435-439). Gozzi stimuleerde de Dante-studie door zijn Difesa di Dante.

(19)

komediess door Gioberti "een volmaakt model van volksliteratuur" genoemd worden. Van dee negentiende-eeuwse auteurs komen in aanmerking: Alessandro Manzoni, Cesare Cantü enn Niccolö Tommaseo. De eerste schreef met zijn Promessi sposi "un libro che sia insiemee delizia del popoio e pascolo delle menti piü elette"; de twee anderen wijdden zich aann het onderricht van het volk.95

Uitt het bovenstaande blijkt dus dat de Gioberti van het Rinnovamento het "volkse" karakterr van de literatuur belangrijker vindt dan alle hooggestemde eisen die hij in zijn eerderee publicaties aan de Italiaanse literatuur gesteld had.

Dee analyse van het begrip genio nationale en van de verwante terminologie heeft niett geleid tot een eenduidig of zelfs maar duidelijk beeld van wat het voor Gioberti preciess inhoudt. Wél kunnen wij op grond van het bovenstaande vaststellen dat de "nationalee ideologie" van Gioberti niet zozeer een beschrijvende als wel een oratorische, enn in het bijzonder een panegyrische functie heeft. Ook is het duidelijk geworden dat de beoordelingscriteriaa die Gioberti in de feitelijke praktijk van zijn schrijversschap hanteert niett zozeer van ideologische als wel van esthetische aard zijn. Tenslotte hebben wij gezien datt de ideologie de esthetiek overvleugelt bij de toekenning van een rangorde aan de auteurss en hun opname in de canon. Die worden namelijk bepaald, zij het niet noodzakelijkerwijss altijd, door de plaats die de auteurs innemen op de parabool van de

decadenza. decadenza.

3.22 Taal en schrijver

InIn tegenstelling tot de geringe aandacht die de geschiedenis van de Italiaanse taal inn de eerste helft van de negentiende eeuw bij de meeste literatuurhistorici ontving, was dee aandacht die, behalve door auteurs als Cesari, Monti en Manzoni, door Gioberti aan hett onderwerp besteed werd van een zeker belang. In feite schreef hij, naast een rudimentairee geschiedenis van de literatuur, ook een beknopte geschiedenis van de taal, beidee met het doel bewijzen aan te voeren voor het "morele en politieke primaat" van

955

Cesare Cantü schreef een historisch commentaar op de Promessi sposi, en een Storia universale in 35 delen. Niccolöö Tommaseo (1802-1874), "una delle personalita piü ricche, complesse e versatili della nostra letteratura del secoloo XIX" (Sapegno, Compendio di storia della letteratura italiana III[1947], p. 140), was een vaste medewerker vann de Antologia. Tommaseo publiceerde volkspoëzie (Toscaans en Corsicaans) en maakte gewaardeerde vertalingen vann Griekse en lllyrische volksliederen.

(20)

Italië.966 Behalve tegen de verwaarlozing van de taal door de wetenschappers keerde Giobertii zich ook tegen het onvermogen van de auteurs zelf om zich in goed Italiaans uit tee drukken. Want, zo schrijft hij in het Primato, "goede schrijvers zijn sinds anderhalve eeuww uiterst zeldzaam geworden".97 In de achttiende eeuw was het Italiaans onderhorig geweestt aan de invloeden van het Frans en aan de dictaten van de retorica. Het op een herlevingg van het oorspronkelijke, liefst veertiende-eeuwse, Italiaans gerichte purismo was tee beperkt. Gioberti's ideaal was, zoals wij gezien hebben, een taal die ook opneemt wat onderr het volk leeft, en die slechts van retorische zinswendingen gebruik maakt als dat effectieff is.98

Evenalss de literatuur in haar geheel — zo stelt Gioberti — bezit ook de taal waarin diee literatuur geschreven is haar genio nazionale." Dit genio manifesteert zich met name inn de stijl van een werk, door Gioberti 'Telemento spirituale della parola" genoemd.100 Dee "kunst van het schrijven" moet dus in overeenstemming zijn met het karakter van de taal.. De stijl, zo verklaart Gioberti in het traktaat Del bello, moet beantwoorden aan de behoeftenn van het heden, zonder echter het voorbeeld van de "gouden eeuw", het

Trecento,Trecento, uit het oog te verliezen.101

Inn het volgende zal ik niet alleen aandacht besteden aan Gioberti's uiteenzettingen overr de geschiedenis van de taal, maar ook aan zijn beschouwingen over het belang van dee juiste stijl.102 Tenslotte zal ik zijn ideeën over de rol van de schrijver en het begrip "idealee schrijver" bespreken.

966 Zie met name cap. Vul van het tweede deel van het Primato (III, pp. 47-78), dat als titel draagt: 'L'Italia è

principee nella favella e la sua lingua è il primo degl'idiomi figliati dal latino per opera del Cristianesimo'. Ook in het

RinnovamentoRinnovamento besteedt Gioberti, in het hoofdstuk over de schrijvers, speciaal aandacht aan de geschiedenis van de taal (Del(Del rinnovamento II, pp. 502-509).

977

" [...] il numero dei buoni scrittori è da un secolo e mezzo divenuto rarissimo" (Del primato III, p. 70). Vgl. ibid.,ibid., p. 204, over de "schandalige verwaarlozing van de eigen taal".

988

In de Introduzione allo allo studio della filosofia zegt Gioberti, verrassenderwijs, van zichzelf: "Io mi sono adoperato dii essere semplicissimo [...]. Non ho uccellato ai fiori e agli artifizi rettorici che piacciono oggidl, non perché io non abbiaa potuto, ma perché non ho voluto" (Introduzione I, p. 68).

999 "Il principio vitale di un idioma è il suo genio natio, riposto nella struttura grammaticale, nella sintassi, nella

omogeneitaa e parentela acustica delle voci [...] " (Del primato III, p. 47).

1000 Introduzione I, p. 322. Hier begint dan de reeds geciteerde passage over de typische kenmerken van de

Italiaansee schrijvers (zie boven, p. 76).

,0,,

Del bello, p. 256.

1022

Vgl. A. Frattini, 'Osservazioni sullo stite del Gioberti critico', in Letteratura e critica. Studi in onore di NatalinoNatalino Sapegno IV, Bulzoni ed., Roma 1977, pp. 457-486. Deze studie behandelt enerzijds de stijl van Gioberti zelf, anderzijdss diens beschouwingen over stijl.

(21)

Dee eigenschappen van het Italiaans, door Gioberti onder meer omschreven als "helderheid",, "precisie" en "zuiverheid", vloeien alle voort uit het "synthetisch vermogen" waarmeee het Italiaans zich onderscheidt van de meer "analytische gang" van een taal als hett Frans.103 Van een eigenschap als "zuiverheid", die vooral betrekking heeft op de onderlingee verbinding der zinsdelen, zegt Gioberti dat zij die in overeenstemming brengt mett het nationale karakter dat de taal eigen is.104 De "helderheid" en "precisie" van het Italiaanss worden, in het Primato, enerzijds afgezet tegen de "duisterheid" en "vaagheid" vann het Duits, anderzijds vergeleken met de "vlotte doorzichtigheid" {disinvolta

perspicuita)perspicuita) van het Frans. Zelfs de Fransen kunnen zich niet meten met de besten van

dee trecentisti, evenmin als de Spanjaarden, met al hun waardigheid en plechtstatigheid, het opp kunnen nemen tegen Boccaccio, Guicciardini of Bartoli. Zoals wij hierna nog zullen zien,, is het vooral het Trecento, dat in Gioberti's waardering de hoogste punten behaalt. Ookk al bezit de Italiaanse taal haar eigen nationale karakter, zij kent toch binnen diee ene taal een regionaal bepaald onderscheid, namelijk tussen het "Toscaanse" en het "Romeinse"" element. Dat wordt door Gioberti verwoord met de termen "grecita" en "latinita",, waarvan het eerste zich uitdrukt in "la proprieta, la freschezza, la vivacita, la graziaa dello stile", het tweede in "la precisione scientiflca, 1'ampiezza oratoria, la gravita dell dire, la magnificenza, la maesta".105 Als voorbeelden van het laatste, dus van de

latinita,latinita, noemt Gioberti onder meer: Boccaccio, Guicciardini, Botta, terwijl hij Cavalca,

Cellinii en Leopardi noemt als voorbeelden van "de Griekse zuiverheid en elegantie". Dantee is dan de auteur in wie er nog een eenheid bestond tussen "de verschillende ingrediënten"" van het Italiaans.106

Dante,, "de goddelijke dichter", geldt als de schepper van het Italiaans, waarbij Giobertii — zoals wij zagen — meer aan het proza denkt dan aan de poëzie, waarvan er inn zijn ogen al "genoeg" geproduceerd is. Want "de hoogste eer en de maatschappelijke machtt van de literatuur" zijn niet te vinden in verzen, hoe mooi die ook zijn, maar in het

1033

Del primato III, pp. 56-62. Vgl. Introduzione I, pp. 66-75, waar de door Gioberti genoemde eigenschappen, "chiarezza",, "precisione", "semplicita", "purita", met name gelden voor de "stile insegnativo" (didascalico, scientifico). Giobertii veroordeelt vooral een verkeerd begrepen "elegantie", zoals in zijn tijd mode was.

1044 Ibid.,p. 71. 1055

Del bello, p. 259.

mm

"Niuno scrittore ha fatto meglio questa fusione armonica dei varii ingredienti della lingua nostra, che il divino poetaa [...] (ibid.).

(22)

"plechtigee proza".107 Daaraan ontbreekt het echter in Italië, vindt Gioberti, die overigens inn lovende termen spreekt over de "plechtige taal" van Boccaccio.108 Bij "welsprekendheid"" denkt Gioberti aan drie onderwerpen: "filosofie", "godsdienst" en "vaderland".1099 Met zijn eigen werk wilde Gioberti een poging doen in dat gemis aan welsprekendd proza op de drie genoemde terreinen te voorzien. Giacomo Leopardi was daarbij,, met de prozaschetsen van zijn Operette morali, een groot voorbeeld voor hem.1100 Het Primato, waarin de ontwikkeling van de Italiaanse literatuur zo'n belangrijke plaatss inneemt, zal op zijn beurt beschouwd worden als een mijlpaal binnen de Italiaanse literairee canon I n, en als model van "prosa eloquente".

Eenn belangrijk voorbeeld van welsprekend proza ziet Gioberti, behalve in de reeds genoemdee Sarpi, in Niccolö Machiavelli, vanwege diens, overigens spaarzaam aangewende,, keuze van epitheta, en de bijzondere eenvoud van zijn stijl, waardoor hij met Tacituss vergeleken kan worden.112 Bewonderenswaardig acht Gioberti vooral de natuurlijkee "beknoptheid" van Machiavelli's stijl, in vergelijking waarmee de weliswaar ookk beknopte stijl van Villani, Compagni of Davanzati113"geforceerd" klinkt. De werken vann Machiavelli hebben zo'n "losse", "eenvoudige" stijl dat het aan "slordigheid" doet denken.. Voor Gioberti blijkt het "echte" Italiaans uit te munten door een eenvoudige welsprekendheid.. Deze wordt weliswaar gekenmerkt door een typisch Italiaanse "weidsheid"" van zinsbouw, maar bezondigt zich niet aan retorische overdrijving.114 Gelet

1077

Del primato III, p. 40. Gioberti zegt er wel bij dat hij voor Homerus en Dante een uitzondering maakt. Hij noemtt Dante trouwens "maestro di eloquenza".

mm Ibid., p. 57.

1099

Ibid. In de dedica van het Primato aan Silvio Pellico onderscheidt Gioberti ook drie onderwerpen waarmee Pellicoo zich bezighield: lettere, patria en religione.

1100

In een brief aan Leopardi d.d. 14-9-1829 schrijft Gioberti: "Prima di scrivere mi conviene imparare 1'arte difficilee dello stile in genere; e poi dello stile italiano [...]. E, a dirvi il vero, non fui mai cosi capace di questa doppia difficolta,, quanto dopo lette Ie vostre Operette morali, dove la superaste con tanta maestria [...] " (Epistolario I, p. 293). .

1111

Asor Rosa plaatst het Primato, als hij een canon van "klassieken" opstelt, op de lijn: Vico, De Sanctis, Croce, Gentilee (Asor Rosa, 'Il canone delle opere', p. xxxiv). G. Gentile onderscheidt twee verschillende "stijlen" van Gioberti'ss welsprekendheid (G. Gentile, 'Prefazione' a V. Gioberti, Epistolario I, p. xiii).

1122

Scritti letterarii, p. 96.

1133 Giovanni Villani en Dino Compagni waren Florentijnse kroniekschrijvers. Bernardo Davanzati vertaalde het

werkk van Tacitus.

(23)

opp de wijdlopige stijl van het Primato gaat Gioberti zelf voor zijn stijl liever te rade bij Boccaccioo dan bij Machiavelli.

Evenalss de literatuur is ook de taal onderhevig aan een historisch proces van opkomst,, bloei, verval en herrijzenis. Het is vooral aan de hand van dit thema dat Gioberti,, tegelijk met zijn geschiedenis van de literatuur, ook een geschiedenis van de taal schrijft,, en een typologie van de stijl. Vanaf de eerste eeuwen van de Italiaanse literatuur wass de taal onderhevig aan een proces van verarming, ten gevolge van velerlei beperkende regelss zoals die met name door de epigonen van Petrarca werden opgesteld.115 In het process van verval en herrijzenis geldt Dante weer als ijkpunt. Zijn Commedia staat niet alleenn aan het begin van de literatuur maar ook van de "nationale taal".116 In de

CommediaCommedia immers schitteren "eleganza e semplicita, dolcezza e forza, omogeneita e

varieta",, en dat zijn de hoogste waarden van een taal.117

Dantee was, zoals wij boven al gezien hebben"8, niet alleen de schepper van de natiee maar ook van het Italiaans. Deze opvatting past geheel binnen het kader van het debatt over de "questione della lingua", dat zich in de negentiende eeuw zou ontwikkelen naa de aanzet van Antonio Cesari, "il restitutore della lingua italiana".119 Deze stond aan dee wieg van het Italiaanse purisme, en wilde de taal van de trecentisti tot maatstaf nemen. Dee ruimere positie die Gioberti zelf in dat debat innam houdt in dat hij, met alle waarderingg voor de grote auteurs van het Trecento, niet minder waarde toekende aan de taall zoals die in de loop der eeuwen door het volk gesproken is. Want, zo verdedigt hij zijnn standpunt, ook Dante putte immers uit de "levende spraak van het volk", en vele schrijverss na hem.120

Dee andere "redder" van de taal is, in Gioberti's ogen, Vittorio Alfieri, de wegbereiderr van het Risorgimento. Diens tragedies worden door Gioberti weliswaar uit taalkundigg oogpunt negatief beoordeeld, maar zijn proza beschouwt hij als bijzonder "natuurlijk",, "krachtig" en "waardig".121

1,55 Del primato III, pp. 63-64. 1166

Del bello,?. 248.

1177

Del primato III, p. 63.

1188

Op p. 82.

1199

Introduzione I, p. 61.

1200 Del primato III, p. 66. 1211

(24)

Dee derde door Gioberti met eer overladen auteur, Giacomo Leopardi, is al even "atypisch"" als Alfieri, maar in omgekeerde richting. Terwijl zowel poëzie als proza van Leopardii door Gioberti voorbeeldig genoemd worden, moet hij toegeven dat de rol van Leopardii in het proces van nationaal-politieke bewustwording niet bijzonder groot geweest is.. Wel karakteriseert Gioberti hem als de dichter in wie "de Italisch-Griekse inspiratie" inn al zijn volheid herleefde, maar deze typering heeft toch vooral betrekking op zijn stijl.1222 In historisch perspectief wordt Leopardi's poëzie als de beste beschouwd na die vann Petrarca, terwijl zijn proza vergeleken wordt met dat van Annibale Caro. Zijn geschriften,, zo lezen wij in de Teorica del sovranaturale,

sonoo forse per naturalezza, per affetto, per profondita di sentire, congiunta a una eleganza di dettato impareggiabile,, ciö che la disperazione ha dettato di piü doloroso e di piü eloquente in alcuna lingua.123

Ookk hier gelden weer de criteria van "naturalezza" en "eleganza". Maar wederom achtt Gioberti het proza van grotere betekenis. Mét Machiavelli geldt Leopardi dan ook als "uitmuntendd prozaschrijver".124

Behalvee aan de taal besteedt Gioberti, in drie van zijn werken, ook speciale aandachtt aan de taak van de schrijver.125 Hij heeft dan niet zozeer de schrijver in het algemeenn op het oog, maar de "scrittore ideale", ook wel genoemd "scrittore dialettico" off "scrittore cattolico". De schrijvers zijn degenen die de ideeën aandragen, het liefst de ideee met een hoofdletter, de "Idea cattolica" of "Idea universale".126 De scrittore ideale heeftt tot onderwerp "de ideeën", en daarmee onderscheidt hij zich van degenen die alleen maarr feiten beschrijven of natuurlijke verschijnselen en wetten.127

Hett "nationale" belang van de schrijvers is hierin gelegen dat dankzij hun werk de gewoontee wordt ingevoerd om "op Italiaanse wijze" te denken en te voelen.128 De twee

1222

Del primato m, p. 249.

1233 Teorica del sovranaturale II, p. 352. Vgl. Epistolario I, p. 64. Bij het proza van Annibale Caro (1507-1566)

moetenn we m.n. denken aan diens brieven.

1244

Del rinnovamento II, p. 508.

1255

Voor de drie hoofdstukken die aan "de schrijver" gewijd zijn, zie Del primato III, pp. 193-259; Prolegomeni pp.. 307-386; Del rinnovamento II, pp. 468-537.

1266 Vgl. Del primato III, pp. 215, 217. 1277 Prolegomeni, pp. 307-308. 1288

" [...] 1'uso di pensare e sentire italianamente" {Del primato primato III, p. 198).

(25)

voornaamstee terreinen waarop de scrittore ideale zich beweegt zijn de dichtkunst en de filosofie.1299 Het is zijn taak een nieuwe Renaissance tot stand te brengen, die meer van morele,, godsdienstige en filosofische aard is dan literair of erudiet, zoals in de vijftiende enn zestiende eeuw het geval was.130

Ookk de schrijver van een literatuurgeschiedenis stelt zich een bepaald doel. Auteurs alss Gimma en Tiraboschi streefden naar een vergroting van Italië's roem en een erkenning vann haar verdiensten op velerlei terrein. Gioberti wijdt zijn overzicht van de literatuurhistoriee met name aan de bevestiging van Italië's primaat op het terrein van de letteren.. In de volgende paragraaf zullen wij zien hoe de Italiaanse literatuurgeschiedenis err volgens de criteria van Gioberti uit zou moeten zien.

Giobertii hecht duidelijk groot belang aan een eenvoudige en elegante stijl, met namee op het gebied van het prosa eloquente. Maar in het boven131 weergegeven lange citaatt uit de Introduzione allo studio della filosofia wordt noch over eenvoud noch over elegantiee gesproken. Het gaat daar ook meer om "inhoudelijke" dan "formele" factoren, namelijkk om een "wijze van voelen en denken". De Divina commedia geldt in Gioberti's stellingnamee als ijkpunt zowel wat de literatuur als de stijl en de taal zelf betreft. Over Dante'ss proza wordt echter weinig gesproken (alleen in verband met de Convivio).

Uitt dit en andere voorbeelden van gebrekkige consistentie wordt duidelijk dat Giobertii één officiële, "ideale" stellingname had, en een aantal afwijkingen daarvan als hett ging om concrete toepassingen van zijn kritische maatstaf. Deze tweeslachtigheid openbaartt zich het duidelijkst in de uiteindelijke "overwinning" van de esthetische op de

ideologischeideologische benadering.132

1299

Prolegomeni, p. 327. "La poesia è raadre dell'eloquenza" (ibid., p. 328). Maar elders, zoals we gezien hebben, wordtt de welsprekendheid juist geassocieerd met het proza.

1300 Ibid., p. 358. 1311 Zie p. 76. 1322

Calcaterra noemt het uiteenlopen van "intellectuele" en "esthetische" beoordeling een van de karakteristieken vann de criticus Gioberti, die "in uno stesso scritto vi rivela che alcuni scrittori gli piacciono e poi raziocinando li diminuisce,, ovvero li approva per ragioni intellettuali ed esteticamente ne mostra Ie manchevolezze" (C. Calcaterra, 'Rassegnaa bibliografica' [recensie van C. Sgroi, L'estetica e la critica letteraria in V. Gioberti], in Giornale storico delladella letteratura italiana LXXX (1922), pp. 344-357, aldaar p. 357).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (http s ://dare.uva.nl) UvA-DARE (Digital Academic Repository).. Disputing about taste: Practices

The second part of each interview consisted of relatively more structured questions on concepts such as ‘high culture’ and ‘low culture’, in order to specifically study

Samengevat brengen veel Nederlanders – met name hoogopgeleiden – culturele hiërarchie in de praktijk door zich te onderscheiden van, en neer te kijken op, andermans smaak,

Jingshu suggestedd bringing a few leaders of the county to the airport and when Jishi Zheng turnedd around to check with Wenyao, the latter took the phone and said: "In that

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons.. In case of

Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands.. You will

Conclusion 81 Chapterr 2 Individual and Institutional Ties: the Zheng Lineage in the.. Malayy Peninsula 85