• No results found

Anders zijn is oké!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Anders zijn is oké!"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Anders zijn is oké!

Een afstudeeronderzoek identiteit, waarbij leerlingen leren dat anders zijn oké is.

Afstudeeronderzoek Identiteit Sophie van der Velden 2038434

Groep 3-4

RKBS de Wegwijzer Willie van Pelt – Hilverda

(2)

2

Voorwoord

Tijdens de tweede college identiteit in periode 1 wist ik al mijn ervaring waar ik iets mee wilde gaan doen; mijn reizen!

In periode 1 heb ik lang gezocht naar een onderwerp voor dit afstudeeronderzoek. Vanuit mijn reizen in Afrika ben ik gaan nadenken. Wat was nu het belangrijkste voor mij tijdens deze reizen? Uiteindelijk kwam ik snel op het punt dat ik me daar altijd mezelf heb gevoeld. Dat ik me daar niet druk maakte over wat anderen van mij vonden. Daarom kon ik daar echt mezelf zijn. Mensen kende me daar niet. Tijdens mijn reis door Madagaskar had ik dat vrije gevoel meer dan tijdens mijn verblijfplaats in Ghana. Dit omdat de mensen in Ghana mij wel leerde kennen en ik daar een gedurende tijd mee samen moest werken. Ik zat daar in een huis met een aantal meiden waar ik mee om moest leren gaan. Natuurlijk ging dit vol met plezier en was dit gemakkelijk, maar tijdens mijn reis in Madagaskar samen met mijn beste vriendin was dit gemakkelijker. Mijn beste vriendin kende mij nou eenmaal zoals ik ben en samen konden wij ons zelf zijn. Heerlijk!

Vanuit dat gevoel ben ik dit afstudeeronderzoek gestart. Hoe heerlijk is het gevoel als mensen je accepteren zoals je bent. In dit onderzoek staat het thema anders zijn centraal.

Sophie van der Velden, Mei 2014

(3)

3

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1: Inleiding 4

1.1 Reflectie op professionele identiteit 4

1.2 Deelvragen en onderzoeksvraag 5

1.2.1 Onderzoeksvraag 5

1.2.2 Deelvragen vanuit verschillende invalshoeken 5

1.3 Eigen leervragen 5

Theoriedeel

Leeswijzer

6

Hoofdstuk 2: Theoretisch kader 7

2.1 Maatschappelijke invalshoek 7 2.2 Levensbeschouwelijke invalshoek 7 2.2.1 Islam 7 2.2.2 Christendom 8 2.2.3 Jodendom 8 2.4 Psychische invalshoek 8

Hoofdstuk 3: conclusie en reflectie 10

3.1 Antwoorden en conclusies op de deelvragen 10

3.1.1 Deelvragen vanuit de maatschappelijke invalshoek 10

3.1.2 Deelvragen vanuit de levensbeschouwelijke invalshoek 10

3.1.3 Deelvragen vanuit de psychologische invalshoek 11

3.2 Antwoord en conclusie onderzoeksvraag 12

Praktijkdeel

Leeswijzer

13

Hoofdstuk 4: levensbeschouwelijk verhaal 14

4.1 Brammetje Baas 14

Hoofdstuk 5: uitvoering 14

5.1 Lessenserie en reflectie 14

5.1.1 Kikker is een kicker 14

5.1.2 Draak-ezel 15

5.1.3 Draak-ezel 15

5.1.4 Anders zijn is oké! 16

5.1.5 Wie ben ik? 17

5.1.6 Wat is er zo speciaal aan jou? 18

Hoofdstuk 6: conclusie en reflectie met betrekking op mijn professionele identiteit 19

6.1 Reflectie en conclusie professionele identiteit 19

Literatuurlijst 20

Bijlage 21

Bijlage 1: schema Child well-being 21

Bijlage 2: collage 22

Bijlage 3: resultaten tekenopdracht draak-ezel 22

Bijlage 4: resultaten van het eigen portret 22

(4)

4

Hoofdstuk 1

Inleiding

1.1 Reflectie op professionele identiteit

Als ik kijk naar mijn eigen godsdienst, Rooms Katholiek, kan ik geen direct antwoord geven op de vraag of ik gelovig ben. Ik ben gedoopt en heb vrijwillig mijn communie en vormsel gedaan. Ik ga naar de kerk wanneer het kerstmis is, iemand trouwt of iemand overleden is. Bij het binnenstappen in de kerk, krijg ik vaak een warm gevoel. Het voelt alsof iedereen op dat moment medelijden en vooral veel respect voor elkaar heeft. Alsof dezelfde mensen elkaar opzoeken. Alsof je naast een vreemde zit en die vreemde ineens niet meer vreemd voor je is. Buiten dit gevoel binnen de kerk, heb ik ook een ander gevoel wanneer ik buiten de kerk ben. Gelovig zijn is veel meer dan het gevoel wat je krijgt binnen in de kerk. Als ik naar het geloof kijk, voel ik me snel gevangen. Alsof iedereen die gelovig is, op dezelfde manier over iets moet denken. Het gevoel dat het kritisch denken van je afgenomen wordt. Dit is natuurlijk een rationale gedachte. Zo denkt de zus van mijn oma hier totaal anders over. Zij leeft de regels van het Rooms Katholiek geloof keurig na. Ze wijkt hier niet van af en vertelt mij dat dit haar gelukkig maakt. Ze heeft het gevoel van steun, die onbeschrijflijk is. Haar manier van lezen, waarin zij zich juist niet gevangen voelt.

Deze rationele gedachten komen voort uit de slechte verhalen over de Islam, waar vrouwen uitgehuwelijkt worden en in vele verhalen erg slecht behandelt worden. Dit heeft zoveel met mij gedaan dat ik vorig jaar hier een onderzoek over heb gedaan tijdens de kernopgave algemene levensbeschouwing. Mijn hoofdvraag luidde: “Waarin worden de moslimse vrouwen onderdrukt?” Hier kwam ik achter dat er juist in de Koran staat dat Moslimse vrouwen niet onderdrukt mogen worden. Vrouwen moeten juist gerespecteerd worden. Vrouwen mogen niet uitgehuwelijkt worden, in plaats daarvan moet er een goedkeuring plaats vinden binnen in de familie. Wanneer men een man niet goedkeurt, mag de vrouw daar niet mee trouwen en moet zij de relatie beëindigen. Het uithuwelijken waar hoogstwaarschijnlijk menige mensen aan denken wanneer men aan de Islam denkt, wordt niet in de Koran behandelt.

Door mijn onderzoek en mijn ervaringen in Afrika ben ik mezelf hard tegengekomen. In Ghana heb ik voor 4 maanden stage gelopen, terwijl ik in Madagaskar een maand met alleen een rugzak zelfstandig met een vriendin gereisd heb. Twee verschillende landen, culturen en reizen. Tijdens deze reizen ben ik erachter gekomen dat het belangrijk is om jezelf te zijn. Ik kon mezelf zijn tijdens deze twee reizen. Hierdoor heb ik het optimale uit het land en uit mezelf kunnen halen. Ik heb me niet hoeven afvragen wie ik ben en hoe ik over kom, want ze kende me daar niet. Ik ben dan ook iemand die zich snel aanpast. Ik ben erg flexibel en dit is tijdens het reizen duidelijk naar voren gekomen.

Wat me daar erg opviel, was dat het begrip ‘anders zijn’ daar een taboe is. Wanneer men in Ada Foah, Ghana gehandicapt is, wordt dit niet gewaardeerd. Men staat daar niet in het bevolkingsregister ingeschreven. Doordat ze niet ingeschreven staan, wordt een kind ook niet vermist. Wat heb je aan een gehandicapt kind, als er brood op de tafel moet komen? Een verschrikkelijke gedachte, maar die daar gedacht werd. In dit geval kwam het regelmatig voor dat zo’n kind ineens verdwenen was.

Ik ben een tijd depressief geweest, waarin ik erg ongelukkig was. Ik kon mezelf niet zijn en nam alles op mezelf. Dit waren vaak de kleine dingen, zoals ruzie thuis met mijn moeder, vader of broer. Ik betrok dit altijd nauwkeurig op mezelf en dacht dat ik de boosdoener was. In deze tijd was het erg moeilijk om echt mezelf te kunnen zijn. Dit kon ik voor mijn gevoel met mijn ouders en ex vriend niet bespreken. Uiteindelijk heb ik heel veel hulp gehad aan een psycholoog. Tegenwoordig, waar ik mijn psycholoog en het reizen erg voor wil bedanken, kan ik weer mezelf zijn. Ik heb een nieuwe vriend en heb het verleden van het ongelukkig zijn achter me gelaten. Mijn nieuwe vriend heeft me leren kennen toen ik echt mezelf was. Ik merk dat deze relatie goed voor me is, omdat hij steeds weer opnieuw karaktertrekjes van me benoemd die hij zo leuk vindt. Ondanks hij zich niet bewust is van het feit dat ik door diezelfde karaktertrekjes een lange tijd ongelukkig ben geweest. Het anders zijn, vindt hij juist leuk.

(5)

5

1.2 Deelvragen en onderzoeksvraag

1.2.1 Onderzoeksvraag

Kan ik, als groepsleerkracht, leerlingen van groep 3 en 4 bewust laten worden dat iedereen anders is en dat dit juist oké is?

1.2.2 Deelvragen vanuit verschillende invalshoeken

Deelvragen vanuit de maatschappelijke invalshoek

1. In hoeverre vindt de maatschappij ‘anders’ oké? 2. Hoe gelukkig zijn kinderen in Nederland?

Deelvragen vanuit de levensbeschouwelijke invalshoek

3. Wat zegt de Islam over het begrip anders zijn?

4. Wat zegt het Christendom over het begrip anders zijn? 5. Wat zegt het Jodendom over het begrip anders zijn?

Deelvragen vanuit de psychologische invalshoek

6. In hoeverre vinden leerlingen uit groep 3-4 het belangrijk om erbij te horen?

7. In hoeverre trekken de leerlingen van groep 3-4 de meningen van andere over zichzelf aan?

1.3 Eigen leervragen

Mijn eigen leervraag, is een leervraag die niet binnen een aantal stappen beantwoord kan worden. Hoogstwaarschijnlijk kan hij nooit beantwoord worden. Wel kunnen er handvatten gegeven worden die ingezet kunnen worden in het basisonderwijs. Ondanks ik me hiervan bewust ben, is het wel een leervraag die ik belangrijk vind. Ik wil achter het antwoord van deze leervraag komen, omdat deze leervaag een sleutel kan zijn voor geluk.

Om deze pittige leervraag te onderzoeken, maak ik gebruik van de didactische driehoek die Alkema, Dam, Kuipers, Lindhout & Tjerkstra (2009) beschreven hebben. Ik maak hier gebruik van door tijdens de lessenserie van zes lessen, rekening te houden met de rol die je hebt als leerkracht, de didactische werkvormen behorend bij de levensbeschouwelijke ontwikkeling en het welzijn en de levensbeschouwelijke ontwikkeling van de leerlingen

Mijn eigen leervraag luidt:

(6)

6

Theoriedeel

Leeswijzer

In het theoriedeel staat de literatuur centraal. Er is een bewuste keuze gemaakt voor de invalshoeken. Zo is er in de levensbeschouwelijke invalshoek ook een bewuste keuze gemaakt voor de Islam en Christendom. Dit omdat volgens Idema (2007) het Christendom en de Islam de twee belangrijkste geloven zijn in Nederland. Na het literatuuronderzoek komen de antwoorden en conclusies op de deelvragen en onderzoeksvraag centraal te staan in hoofdstuk 3.

(7)

7

Hoofdstuk 2

Theoretisch kader

Om een gekaderd literatuuronderzoek te schrijven is een definitie van anders op zijn plaats. Hieronder volgt de definitie die aangehouden wordt tijdens dit onderzoek.

Anders betekent: verschillend, niet hetzelfde, divers, bijzonder, origineel en afwijkend (Woorden.org, z.j.) (Muiswerk online, z.j.) (MWB, z.j.).

2.1 Maatschappelijke invalshoek

Mensen zijn, volgens Moei (2014), vaak niet tevreden met zichzelf. Dit komt omdat mensen zich vergelijken met andere mensen. Mensen vergelijken zich met andere mensen die bijvoorbeeld intelligenter, succesvoller, aantrekkelijker, sportiever, rijker of populairder zijn. Hij concludeert ook dat mensen zich meestal niet vergelijken met mensen die dommer, lelijker, dikker of armer zijn.

Moei (2014) beweert dat mensen zich met andere mensen vergelijken wanneer ze niet blij met zichzelf zijn. Hij concludeert ook dat mensen helemaal niet willen vergelijken. De meeste mensen willen volgens hem, gelukkig zijn met zichzelf.

Wanneer er volgens Moei (2014) vergeleken wordt, wordt er enkel naar één kenmerk van een ander persoon gekeken. We vergeten de andere kenmerken van die persoon. Bijvoorbeeld wordt er gekeken naar rijkdom van een ander persoon. Er wordt tijdens deze vergelijking vergeten dat deze persoon, ondanks hij rijk is, misschien wel erg ongelukkig is. Dit kenmerk van die andere persoon wordt in de vergelijking niet mee genomen. Echter jezelf vergelijken maakt je een stuk ongelukkiger en onzekerder (Moei, 2014).

Naast jezelf vergelijken ben je volgens de website ik ben anders (2013), anders wanneer je een ander gedrag laat zien dan een gemiddeld mens. Hiernaast leggen zij uit dat er geen gemiddeld mens bestaat. Zij beschrijven dat ieder mens uniek is en dat wanneer je bijvoorbeeld een gedragsstoornis hebt je niet anders bent, maar juist uniek. Ook hebben zij het niet over een afwijking wat iemand heeft, maar hebben zij het over bepaalde eigenschappen van gedrag of het denken.

‘Child well-being in rich countries’ (Adamson, 2013) is een onderzoek van Unicef. In dit onderzoek is onderzocht in welke rijke landen kinderen gelukkig en tevreden zijn. Ze hebben onderzoek gedaan naar gezondheid, veiligheid, onderwijs, gedrag, huisvesting en materiële rijkdom. Nederland staat bovenaan op de lijst gevolgd door Noorwegen, IJsland Finland en Zweden.

Terwijl op de website van Trimbos bevestigd wordt dat bijna een kwart van alle Nederlandse vrouwen tot 65 jaar een depressieve stoornis gehad heeft (Trimbos instituut, 2010). Zij bevestigen ook dat de westerse wereldbevolking jaarlijks 4% tot 10% lijdt aan depressie. Hoe kan het zijn dat een groot deel van de kinderen gelukkig is en vervolgens wanneer ze ouder zijn depressief worden?

2.2 Levensbeschouwelijke invalshoek

2.2.1 Islam

Er wordt vaak negatief over de Islam gedacht. Er wordt hierbij waarschijnlijk gedacht dat deze gelovige mensen, niet vrij mogen zijn in wat ze doen. Echter spreekt de Koran dit in de vijf zuilen tegen. Er moet geleefd worden volgens de vijf zuilen, maar wanneer iemand dit niet kan, bijvoorbeeld wanneer men ernstig ziek is, hoeft het niet te vasten. Het geloof moet volgens de Koran je niet in de weg zitten. Het moet een leidraad zijn voor het leven en wanneer dit niet gaat hoeft het niet (Idema, 2007).

Een homo zijn terwijl je moslim bent, wordt volgens de volksmond vaak als taboe gezien. Dit type anders zijn, kan niet door iedereen worden geaccepteerd (Poll, 2011). Toch kan iemand homo zijn binnen het geloof. Er is nooit concreet gezegd dat dit niet mag. Poll (2011) beweert ook dat er in de Koran niet eens een woord voor homoseksualiteit bestaat. Dit taboe komt volgens hem voort uit de culturen en opvattingen van gelovige.

(8)

8 2.2.2 Christendom

In het Christendom wordt rekening gehouden met de tien geboden. Deze tien geboden komen echter in het Jodendom ook voor, volgens Berg, Brouwers en Bosman (z.j.). De tien geboden zijn:

1. Gij zult geen afgoden vereren, maar Mij alleen aanbidden en boven alles beminnen. 2. Gij zult de Naam van de Heer, uw God, niet zonder eerbied gebruiken.

3. Wees gedachtig, dat gij de dag des Heren heiligt. 4. Eer uw vader en uw moeder.

5. Gij zult niet doden.

6. Gij zult geen onkuisheid doen. 7. Gij zult niet stelen.

8. Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen. 9. Gij zult geen onkuisheid begeren.

10. Gij zult niet onrechtvaardig begeren, wat uw naaste toebehoort.

Volgens Idema (2007) mogen Christenen om vergeving vragen van hun zonde. Naast deze tien geboden wordt verder niet verduidelijkt wat de zonde zijn. Volgens Berg, Brouwers en Bosman (z.j.) zijn deze tien geboden een richtlijn voor de Christenen. Door deze na te leven, kan men via het geloof zelf een keuze maken voor een manier van leven (Berg, Brouwers, & Bosman, z.j.). Hoogstwaarschijnlijk zal het zo zijn dat de cultuur bepaald hoe er geleefd moet worden.

Als men gaat kijken naar de homoseksualiteit binnen het Christendom, komen er verschillende opvattingen. In de bijbel staat wel iets over de taboe van homoseksualiteit, volgens een aantal onwetenschappelijke bronnen. Tevens ontstaat er een discussiepunt omdat volgens andere onwetenschappelijke bronnen naar voren komt dat het er maar net aan ligt hoe het leest. We kunnen hoogstwaarschijnlijk een conclusie trekken dat de gelovige binnen het Christendom het over dit onderwerp niet eens zijn.

2.2.3 Jodendom

Ook in het Jodendom wordt rekening gehouden met de tien geboden. Deze tien geboden kan teruggevonden worden in paragraaf 2.2.2 Christendom (Idema, 2007).

Volgens de website Mens en samenleving (2010) kunnen ook de Joden om vergeving vragen na een zonde. Echter kan dit alleen rechtstreeks aan God zelf. Dit betekent volgens hen niet dat men zomaar iets mag doen met de gedachte dat het daarna om vergeving kan vragen. Ook in het Jodendom wordt niet beschreven wat precies de zonden zijn.

Net zoals het Christendom en Islam wordt niet alles toegelicht over hoe er geleefd moet worden. Verschillende aspecten komen aan bod, maar niet alles. Zo wordt er niets gezegd over de omgang met mensen die anders zijn. Buiten dat is het onderwerp anders zijn erg groot. Hoogstwaarschijnlijk zal het zo zijn dat men niets tegen een gedragsstoornis hebben. De manier van bepaalde kleding en bepaalde gedragingen zullen

hoogstwaarschijnlijk wel als verkeerd ervaren worden. Er wordt echter niet duidelijk beschreven wanneer dit zo is.

Volgens Pierik en Hoof (2010) staat in de Torah dat Joden geen homoseksuele relaties mogen hebben. Een groot taboe volgens heb in het Jodendom. Zij beweren ook dat verschillende landen nog steeds een doodstraf hebben op mensen die homoseksueel zijn. Wanneer men je betrapt op het hebben van een homoseksuele relatie wordt je gerechtelijk gestraft.

2.3 Psychische invalshoek

De sociale vergelijking is het verlangen om je eigen vermogens, expertise, meningen en gedrag te vergelijken met die anderen. In het boek ‘ontwikkelingspsychologie’ (Feldman, 2005) wordt beschreven dat ieder mens zich met elkaar vergelijkt. Naast de sociale vergelijking kennen we ook nog de neerwaartse sociale vergelijking. Tijdens de neerwaartse sociale vergelijking, vergelijken we onszelf met mensen die duidelijk minder competent of succesvol zijn. Dit wordt gedaan om het eigen zelfbeeld te beschermen.

Hiernaast ook beschreven dat leerlingen op zevenjarige leeftijd een globaal, ongedifferentieerd beeld van zichzelf ontwikkelen. Als de eigenwaarde van een kind positief is, zal het aangeven in veel dingen goed te zijn.

(9)

9

Als de eigenwaarde van een kind negatief is, zal het aangeven dat het in veel dingen slecht is. Na verloop van tijd wordt hun eigenwaarde weer gedifferentieerd.

Het ‘erbij horen’ is volgens het boek gekoppeld aan je eigen status. Status is de positie van iemand die hem door andere leden van een groep wordt toegekend. Zo zie je dat leerlingen met een hoge sociale status eerder vrienden maakt kinderen uit een hoge sociale status. Kinderen uit een lage sociale status zal veel moeite hebben om vrienden te maken. Kinderen uit de hoge status hebben dan ook eerder toegang op spelletjes, speelgoed, boeken en informatie. De laatste zin zorgt ervoor waarom kinderen erbij willen horen. Ze willen niet alleen spelen en alleen zijn tijdens het spelen. Het is toch veel leuker om gezellig met andere kinderen een spelletje te spelen en als eerste gekozen te worden?

(10)

10

Hoofdstuk 3

conclusie en reflectie

3.1 Antwoorden en conclusies op de deelvragen

De deelvragen zijn samen met de antwoorden hieronder beschreven. Voorzichtig wordt er aan het eind van iedere deelvraag een conclusie getrokken. Deze antwoorden komen zowel uit de theorie wat hierboven beschreven is als eigen ervaringen uit de praktijk.

3.1.1 Deelvragen vanuit de maatschappelijke invalshoek

1. In hoeverre vindt de maatschappij ‘anders’ oké?

In mijn stageklas merk ik dat leerlingen anders naar elkaar kijken, wanneer een leerling ‘ander’ gedrag vertoond. Met ander gedrag bedoel ik een bepaald soort gedrag waarin niet alle leerlingen zich kunnen vinden, bijvoorbeeld: boosheid. Een leerling wordt erg snel boos, waardoor het zich machteloos en gefrustreerd voelt. Sommige leerlingen kunnen zich hierin niet verplaatsen. Deze leerlingen kijken op en irriteren zich aan het feit dat hij zo snel boos wordt. Hij verpest immers voor hen de sfeer. Echter kan deze leerling hier bewust niets aan doen. Verschillende onderzoeken zijn geraadpleegd om te verklaren waar deze boosheid vandaan komt. Deze leerling heeft hulp nodig om uit die boosheid te komen. Echter wordt dit door meerdere kinderen niet gewaardeerd waardoor deze leerlingen moeilijk een band op kan bouwen. Het anders zijn wordt door de meeste kinderen niet altijd gewaardeerd.

Tijdens mijn stage vorig jaar, stond ik in een kleuterklas. Deze basisschool had acht kleuterklassen. In een andere kleuterklas zat een donkere leerling. In weer een andere kleuterklas zat een jongetje die nog maar net op school zat. Deze leerling is, zonder in overleg met de groepsleerkracht, naar buiten gerend om dit donker meisje te slaan. Na gesprekken met de groepsleerkracht, kwam naar voren dat dit jongetje in shock was. Zijn reden tot het slaan was dat hij een monster gezien had. Uit gesprekken kwam naar voren dat hij nog nooit een getint persoon gezien had. Het anders zijn in kleur, had hij nog nooit ervaren.

Deze twee voorbeelden zijn negatieve voorbeelden. Natuurlijk zijn er ook positieve voorbeelden. De positieve voorbeelden onthoud je niet zo snel, omdat deze voor mij normaal zijn. Zoals bijvoorbeeld het begrijpen dat een leerling moet rekenen met een rekenrekje, of dat een leerling vaker naar de wc moet dan andere. Ook wordt geaccepteerd in mijn afstudeerstage dat bepaalde leerlingen aan de instructietafel moeten zitten voor extra uitleg. Deze positieve voorbeelden worden door de meeste kinderen als normaal ervaren, omdat zij het respecteren.

Uit deze voorbeelden en de theoriedeel op pagina 7, wordt verduidelijkt dat de maatschappij verschillend over het onderwerp denkt. Dit heeft te maken met verschillende invalshoeken en situaties.

2. Hoe gelukkig zijn kinderen in Nederland?

In bijlage 1 kan het schema afgelezen worden waarin naar voren komt hoe gelukkig kinderen, in verschillende landen zijn. Op het schema is te zien dat Nederland met een kleine voorsprong op de eerste plaats staat.

Gelukkige kinderen kunnen eerder begrijpen dat kinderen anders zijn, omdat ze zich minder met elkaar vergelijken. Uit de literatuurstudie komt naar voren dat ongelukkige leerlingen zich vaker met iemand vergelijken, waardoor we kunnen inbeelden dat er een kloof ontstaat.

3.1.2 Deelvragen vanuit de levensbeschouwelijke invalshoek

3. Wat zegt de Islam over het begrip anders zijn?

De Koran zegt niet veel over het grote begrip anders zijn. Als gekeken wordt naar een belangrijk aspect in ons maatschappij; homoseksualiteit, wordt er verschillend gereageerd. In de Koran staat niet dat het taboe is. Wel wordt er door vele gezegd dat de Koran beschrijft, aan de hand van een kort stukje, dat het niet mag. Dit is echter niet bewezen, omdat het slechts een interpretatie is op het verhaal.

(11)

11

Sommige Moslims zijn niet tegen homoseksualiteit. Over het algemeen kan gezegd worden dat hoogstwaarschijnlijk in de meeste gezinnen homoseksualiteit taboe is. Hiernaast zijn er veel aspecten die ervoor zorgen dat mensen anders zijn, al deze aspecten zijn niet beschreven. Het ligt hoogstwaarschijnlijk aan de persoon zelf wat hij denkt over het grote begrip anders zijn.

4. Wat zegt het Christendom over het begrip anders zijn?

Het antwoord van vraag 3; wat zegt de Islam over het begrip anders zijn, is te vergelijken met dit antwoord. Ook in het Christendom zeggen sommige gelovige dat homoseksualiteit taboe is. Ook zijn er mensen die dit juist goedkeuren. Wel moet men leven volgens de tien geboden. In deze tien geboden wordt niet beschreven dat homoseksualiteit niet mag. In de bijbel staan enkele verhalen waarbij sommige gelovige denken dat daardoor homoseksualiteit niet mag. Ook hier is nooit bewezen dat deze verhalen over dat onderwerp gaan. Ook dit is slechts een interpretatie van het verhaal.

5. Wat zegt het Jodendom over het begrip anders zijn?

Het Jodendom heeft veel overeenkomsten van het Christendom. De Joden moeten ook volgens de tien geboden leven en verder wordt niet duidelijk gezegd wat zij moeten doen met mensen die anders zijn. Anders zijn is een groot begrip en kan niet zo beantwoordt worden. Wel wordt er duidelijk over homoseksualiteit gezegd dat dit in het Joodse geloof niet mag. In sommige landen waar het Joodse geloof overheersend is, word men gedood wanneer het homoseksuele relaties heeft.

3.1.3 Deelvragen vanuit de psychologische invalshoek

6. In hoeverre vinden leerlingen uit groep 3-4 het belangrijk om erbij te horen?

Krijg je wel eens complimenten over je kleding of over iets wat je erg goed kan?

Ja: 79,1%

Nee: 12,4%

Soms: 8,4%

Vind je het leuk om een compliment te krijgen over iets wat je draagt of wat je goed kan?

Ja: 91,7%

Nee: 4,2%

Soms: 4,1%

Hierboven worden de resultaten weergeven. Deze resultaten komen van groep 3-4 van RKBS de Wegwijzer. Deze leerlingen worden betrokken bij de uitvoering van dit onderzoek.

Zoals gezien kan worden, vinden leerlingen het belangrijk om erbij te horen. De deelvraag wordt niet letterlijk gevraagd. Er kan hierbij als antwoord dus niet geconcludeerd worden dat leerlingen uit groep 3-4 het belangrijk vinden om erbij te horen. Wel kan er geconcludeerd worden dat leerlingen het fijn vinden om waardering te krijgen.

7. In hoeverre trekken de leerlingen van groep 3-4 de meningen van andere over zichzelf aan?

Als iemand je uitlacht of iets lelijks over je kleding of over je kwaliteiten zegt, wordt je daar dan somber van?

Ja: 54,2%

Nee: 45,8%

Als iemand je uitgelachen heeft of iets lelijks gezegd heeft over je kleding of over iets wat je niet goed kan, neem je dit in je hoofd dan mee tijdens de volgende schooldag?

Ja: 33,4%

Nee: 58,2%

Soms: 8,4%

Hierboven worden de resultaten weergeven. Deze resultaten komen van groep 3-4 van RKBS de Wegwijzer. Deze leerlingen worden betrokken bij de uitvoering van dit onderzoek. Zoals gezien kan

(12)

12

worden, zijn de leerlingen uit groep 3-4 niet altijd even ontdaan van negatieve woorden van een ander.

3.2 Antwoord en conclusie onderzoeksvraag

De onderzoeksvraag luidt: kan ik, als groepsleerkracht, leerlingen van groep 3 en 4 bewust laten worden dat iedereen anders is en dat dit juist oké is?

In het literatuuronderzoek komt naar voren dat leerlingen zich bewust zijn van het feit dat andere leerlingen ook anders kunnen zijn. Kinderen kunnen zich bewust worden dat andere mensen anders zijn. Wel moet er kritisch gekeken worden naar de leeftijdscategorie van kinderen. Leerlingen uit groep 3-4 hebben er niets aan om een lessenserie van zes te krijgen over homoseksualiteit. Sommige leerlingen weten wat het is, maar weten ze ook wat het inhoudt? Een onderwerp wat veel te heftig is voor deze groep kinderen. Als leerlingen een juist onderwerp krijgen, kunnen zij hoogstwaarschijnlijk bewust worden van het feit dat iedereen anders is en dat dit juist leuk kan zijn.

(13)

13

Praktijkdeel

Leeswijzer

Het praktijkdeel bestaat uit een levensbeschouwelijk verhaal en de uitvoering van een lessenserie van zes op de stageschool. Daarna is een persoonlijke reflectie en conclusie geschreven over mijn professionele identiteit. In het praktijkdeel is bewust gekozen voor creatieve en verhalende werkvormen. Deze werkvormen zijn bewust gekozen, omdat volgens Berg, Steenis en Valk (2011) deze werkvormen essentieel kunnen zijn bij het ontwikkelen van de levensbeschouwelijke ontwikkeling.

(14)

14

Hoofdstuk 4

Levensbeschouwelijk verhaal

4.1 Brammetje Baas

Twee levensbeschouwelijke verhalen die met elkaar in verband staan. Zoals eerder vernoemd is er een leerling in mijn stageklas die snel boos wordt. Hij wordt zo boos dat er op dat moment niet over gepraat kan worden. Stampvoeten en schreeuwen vult dan de gehele klas. Andere leerlingen snappen dit niet, waardoor deze leerling aangekeken wordt. Om de geringste punten wordt hij kwaad, zoals bijvoorbeeld een rekenwerkje wat afgemaakt moet worden. Nadat deze leerling rustig is en je er over wilt praten, kan hij niet vertellen waarom hij zo boos was. Ook ziet hij dan nog steeds niet in dat je het beste met hem voor hebt. Hij snapt zelf niet waarom hij boos is en waarom hij bepaalde dingen moet doen. Hierdoor voelt hij zich machteloos wat zich uit in boosheid. Verschillende onderzoeken vinden plaats om erachter te komen waar de boosheid vandaan komt. Naast deze boosheid heeft deze leerlingen erg moeite met concentreren. Boosheid en niet kunnen concentreren is voor hem een combinatie wat hem nog machtelozer laat voelen.

http://www.youtube.com/watch?v=hATBePGzwnM

Brammetje Baas, een film die mij geïnspireerd heeft. Het is niet alleen een film voor jonge kinderen, maar zeker ook een film voor volwassenen. Een film die mij als groepsleerkracht op andere gedachtes gebracht heeft. Een andere kijk op concentratieproblemen, waardoor ik nu meer handvatten gekregen heb voor deze stoornis. Natuurlijk wist ik als groepsleerkracht wel dat leerlingen bijvoorbeeld met concentratieproblemen niet alles bewust uitvoeren. Sommige leerlingen kunnen er niet altijd iets aan doen. Echter komt het echte besef pas na het kijken van deze film. Dit komt omdat het verhaal vanuit Brammetje verteld wordt, niet vanuit een deskundige. Je bekijkt via deze film het probleem door de ogen van een jonge leerling, die vaak niet snapt waarom hij iets gedaan heeft.

Ik vind het een levensbeschouwelijk verhaal, omdat het voor mij veel doet met mijn levensbeschouwelijke ontwikkeling. Ik zou erg graag willen weten wat het doet voor een leven net zoals Bram. Of wat het doet met een vader, moeder of leerkracht wanneer een leerling zo ongeconcentreerd is. Er komen bij mij verschillende levensvragen naar boven tijdens het kijken van de film.

Door deze twee verhalen te combineren ben ik als groepsleerkracht verschillende handvatten tegen gekomen. Ik kan de leerling uit mijn stageklas nu via andere ogen bekijken en op deze manier respect naar hem uiten dat hij het juist erg goed doet in de klas. Hij is vaak gefrustreerd en ongeconcentreerd wat leidt tot boosheid. Door hem hierin te begrijpen kan hij mij ook begrijpen. Er moet geen druk voor hem weggelegd worden dat hij ons moet begrijpen. Waarom begrijpen wij zijn handelingswijze niet? Hij zit toch met een probleem waar een oplossing voor moet komen. Het helpt niet om hem te vertellen wat juist wel moet. Er moet dus een een stap terug gezet worden in de benadering naar deze leerling.

(15)

15

Hoofdstuk 5

uitvoering

5.1 Lessenserie en reflectie

5.1.1 Kikker is een kikker

Datum:

Woensdag 26 maart 2014

Tijdsduur:

Film: circa 7 minuten Gesprek: circa 7 minuten

Doel:

· Leerlingen worden zich bewust van het feit dat Kikker een kikker is die een eigen persoonlijkheid heeft en daardoor niet altijd de dingen kan doen die zijn andere dierenvrienden wel kunnen.

· Leerlingen worden zich bewust dat Kikker het uiteindelijk niet erg vindt om een kikker te zijn, omdat hij trots is op zijn kwaliteiten.

Beginsituatie:

· Leerlingen werken dagelijks een kwartier aan hun levensbeschouwelijke ontwikkeling via de methode Trefwoord.

Uitvoering:

· Leerlingen bekijken in stilte samen met de groepsleerkracht de video.

· Kikker is in het begin van de film erg trots op zichzelf. Nadat eend voorbij komt en

aangesproken wordt door kikker, zegt eend dat hij kan vliegen. Door deze uitspraak wilt kikker kunnen vliegen. Na meerdere gesprekken met zijn dierenvrienden wilt hij steeds meer; lezen, taart bakken, timmeren etc. Kikker komt er steeds achter dat hij het niet kan. Hij voelt zich machteloos en voelt zich erg onzeker. Hij wordt er zelfs ongelukkig van. Na een gesprek met zijn vrienden, komt hij erachter dat hij uniek is. Hij kan namelijk zwemmen en dat kan haas niet. Hierdoor worden de goede punten van kikker benoemd. Hij is hierna trots op zichzelf en komt erachter dat iedereen zijn goede kanten heeft en dat iedereen anders is. Anders zijn is juist oké!

· Leerlingen bespreken samen met de medeleerlingen en groepsleerkracht klassikaal de film, waarin de volgende vragen worden behandeld

· Waar ging de film over?

· Waarom was Kikker in het begin van de film trots op zichzelf?

· Wat gebeurde er waarom Kikker ineens opzoek ging naar andere dingen die hij kon gaan

leren?

· Wat wilde Kikker allemaal leren en waarom kon hij dat niet? · Wat gebeurde er waarom Kikker weer trots op zichzelf werd?

Reflectie:

In het begin van de film zaten veel leerlingen te lachen. Ondanks groep 4 in het begin reageerde dat Kikker een film voor kleuters is, vonden ook zij het grappig. Op de helft van de film kon er gezien worden dat de kinderen benieuwd waren naar Kikker. In het filmpje is te zien hoe ongelukkig Kikker wordt van de dingen die hij niet kan. De kinderen reageerde hierop. Je zag dat de kinderen medelijden hadden met Kikker.

Tijdens het nabespreken van de film was er veel enthousiasme. Bijna alle leerlingen waren actief betrokken bij de vragen die gesteld werden. Alle vijf de vragen zijn met de leerlingen besproken. Kort werd er besproken met de leerlingen welke eigenschappen zij uit het filmpje konden. Ook hier kwamen enthousiaste reacties uit. Enkele leerlingen hebben samen met mama of papa wel eens iets gebakken of getimmerd. Groep 3 reageerde erg enthousiast met het leren lezen. Zo had ieder kind wel iets van het filmpje wat hij of zij kan.

(16)

16 5.1.2 Draak-ezel Datum: Donderdag 27 maart 2014 Tijdsduur: Gesprek: 10 minuten Tekenen: 10 tot 20 minuten

Doel:

· Leerlingen beseffen zich dat ieder dier een eigen karakter heeft. · Leerlingen leren welke eigenschappen een zelfgekozen dier heeft.

Beginsituatie:

· Leerlingen werken dagelijks een kwartier aan hun levensbeschouwelijke ontwikkeling via de methode Trefwoord.

· Leerlingen weten dat Kikker en zijn dierenvrienden over verschillende eigenschappen bezitten.

Uitvoering:

· Leerlingen bespreken samen met de groepsleerkracht de collage op bijlage 2. Tijdens de bespreking wordt er gepraat over de eigenschappen van ieder dier op de collage.

· Iedere leerling selecteert individueel een dier op basis van één of meerdere eigenschappen. Deze leerling moet kunnen vertellen op welke eigenschap het dier heeft dat gekozen is.

· Leerlingen tekenen het dier wat ze gekozen hebben. Alleen het dier wordt getekend en ingekleurd. leerlingen mogen niet de tekening versieren door een omgeving erbij te maken. De tekening moet echter ook precies een portret zijn van een dier. Een kuiken kan bijvoorbeeld geen hoed op hebben etc.

Reflectie:

Samen met de leerlingen is de collage besproken. Leerlingen konden veel vertellen over de dieren. Misvattingen over deze dieren zijn besproken zoals: “katten zijn lui”. “Nee, katten zijn erg actief vooral ’s nachts. Katten die binnenshuis zijn, dus die niet naar buiten komen kunnen lui overkomen, maar oorspronkelijk zijn alle katten erg actief”.

De kinderen konden het begrip eigenschappen al beter plaatsen. Echter hadden ze hier nog wel moeite mee. Hierdoor heeft de groepsleerkracht veel rondgelopen en met de leerlingen de eigenschappen besproken. Een leerling vond het moeilijk om iets te bedenken. Deze leerling heeft vaker moeite met het creatief denken. Hij wist niet welke richting hij op moest denken, hierdoor heeft hij zijn werkje in de afgesproken tijd niet af kunnen maken.

Leerlingen beseffen zich dat dieren eigenschappen heeft. Ook weten de leerlingen welke eigenschappen dit zijn voor het dier wat ze zelf getekend hebben. De meeste leerlingen hebben antwoord gegeven op de volgende twee vragen aan het einde van de les: waarom heb je dat dier gekozen? Welke eigenschap heb je dus eigenlijk gekozen? 5.1.3 Draak-ezel Datum: Maandag 31 maart 2014 Tijdsduur: Uitleg: 3 minuten

Tekenen en plakken: 20 minuten

Doel:

· Leerlingen leggen een link met de tekening en het begrip ‘anders zijn’. · Leerlingen leren het woord uniek.

(17)

17

Beginsituatie:

· Leerlingen werken dagelijks een kwartier aan hun levensbeschouwelijke ontwikkeling via de methode Trefwoord.

· Leerlingen weten dat Kikker en zijn dierenvrienden over verschillende eigenschappen bezitten. · Leerlingen beseffen zich dat ieder dier een eigen karakter heeft.

· Leerlingen weten welke eigenschappen een zelfgekozen dier heeft.

Uitvoering:

· De groepsleerkracht heeft de tekening van de vorige les door midden geknipt. Leerlingen kunnen kiezen welk deel ze willen behouden voor het vervolg van de opdracht. Dit moeten ze kiezen aan de hand van eigenschappen bijvoorbeeld: aan het gezicht van de aap is te zien dat hij grappig is, dus zijn hoofd bewaar ik en zijn lijf gooi ik weg.

· De groepsleerkracht legt uit dat leerlingen een nieuw vel papier krijgen en een nieuw dier moeten tekenen. Dit dier moet een halve dier zijn die tegen het oude dier aanpast. Wanneer een leerling het hoofd van de aap bewaard heeft, moet het een nieuw dier op eigenschappen kiezen aan de hand van het lijf zoals de veren van een pauw.

Reflectie:

Zie bijlage 3 voor een aantal resultaten. Leerlingen reageerde erg enthousiast over het maken van een uniek dier. Echter had ik de dieren horizontaal doorgeknipt. Voor een beter begrip van de opdracht zou het beter geweest zijn om de dieren verticaal door te knippen. Het was erg moeilijk voor de leerlingen om een onderkant te selecteren op basis van eigenschappen. Echter zijn de resultaten en vooral het begrip van het thema anders zijn goed naar voren gekomen. Leerlingen hebben een basis gelegd voor de volgende les.

Leerlingen begrijpen dat verschillende eigenschap je uniek maakt. Niet iedereen heeft precies dezelfde eigenschappen en iedereen heeft verschillende eigenschappen.

5.1.4 Anders zijn is oké!

Datum:

Dinsdag 1 april 2014

Tijdsduur:

20 minuten

Doel:

· Leerlingen weten dat uiterlijke- en karaktereigenschappen je anders maakt dan andere mensen.

Beginsituatie:

· Leerlingen werken dagelijks een kwartier aan hun levensbeschouwelijke ontwikkeling via de methode Trefwoord.

· Leerlingen weten dat Kikker en zijn dierenvrienden over verschillende eigenschappen bezitten. · Leerlingen beseffen zich dat ieder dier een eigen karakter heeft.

· Leerlingen weten welke eigenschappen een zelfgekozen dier heeft.

· Leerlingen hebben een link gelegd met de tekening en het begrip ‘anders zijn’. · Leerlingen weten wat het woord uniek betekent.

Uitvoering:

· De groepsleerkracht maakt op het digibord een woordweb. In het midden van het woordweb komt het onderwerp te staan: anders zijn is oké!

· Samen met de leerlingen wordt besproken wat een woordweb is en wat het onderwerp betekent. · De groepsleerkracht maakt het woordweb af, door middel van de ideeën die de leerlingen inbrengen.

Zo komt er samen een woordweb.

· Aan het einde van het woordweb wordt er een link gelegd met uiterlijke- en karaktereigenschappen. Samen met de leerlingen worden de eigenschappen gecategoriseerd op uiterlijke en karakter

(18)

18

eigenschappen. Uiterlijke eigenschappen worden blauw onderstreept en karaktereigenschappen worden rood onderstreept.

Reflectie:

Er was een actieve bijdrage tijdens het maken van een woordweb. Er is 20 minuten intensief besproken wat het onderwerp betekent en wat erbij hoort. Het duurde lang voordat de leerlingen op het laatst op de woorden uiterlijk en karakter kwamen. Dit zijn moeilijke termen voor de leerlingen uit groep 3-4. Wel kwamen ze er zelf achter met behoorlijk wat sturing van de groepsleerkracht. De leerlingen hadden veel moeite om deze twee worden te onthouden. Echter hadden zij geen moeite om de eigenschappen met elkaar in verband te brengen. Ze wisten dat wanneer iemand een bril heeft, dit hoort bij iemand die dik is en niet bij iemand die goed kan rekenen.

5.1.5 Wie ben ik?

Datum:

Woensdag 2 april 2014

Tijdsduur:

30 minuten

Doel:

· Leerlingen uit groep 3 kunnen zichzelf tekenen zoals ze denken te zijn, waarbij ze kritisch naar zichzelf gekeken hebben.

· Leerlingen uit groep 4 kunnen zichzelf tekenen zoals ze denken te zijn, naar aanleiding van eigenschappen die ze over zichzelf hebben opgeschreven.

Beginsituatie:

· Leerlingen werken dagelijks een kwartier aan hun levensbeschouwelijke ontwikkeling via de methode Trefwoord.

· Leerlingen weten dat Kikker en zijn dierenvrienden over verschillende eigenschappen bezitten. · Leerlingen beseffen zich dat ieder dier een eigen karakter heeft.

· Leerlingen weten welke eigenschappen een zelfgekozen dier heeft.

· Leerlingen hebben een link gelegd met de tekening en het begrip ‘anders zijn’. · Leerlingen weten wat het woord uniek betekent.

· Leerlingen weten dat uiterlijke- en karakter eigenschappen twee verschillende aspecten zijn en dat dit maakt wie je als persoon bent.

Uitvoering:

· Leerlingen krijgen van de groepsleerkracht een klein papiertje. Leerlingen uit groep 4 moeten eerst 6 eigenschappen over zichzelf opschrijven en naar aanleiding van deze eigenschappen een portret tekenen. Leerlingen uit groep 3 mogen deze eigenschappen in hun hoofd bedenken en op papier visueel maken aan de hand van een portret.

· Nadat leerlingen het getekend hebben, controleren ze bij de buurman of buurvrouw of het portret klopt.

Reflectie:

Zie bijlage 4 voor enkele resultaten.

Leerling zijn gedurende deze 30 minuten intensief bezig geweest met het tekenen van zichzelf. Aan het portret zijn de karaktereigenschappen niet altijd te zien. Het verzinnen van eigenschappen was zo gebeurt bij de leerlingen. Echter waren het vooral uiterlijke kenmerken zoals: blond haar, blauwe ogen etc. Het kritisch kijken naar zichzelf was pittig voor enkele leerlingen. Bruine ogen tekenen, terwijl ze blauwe ogen hebben. Deze problemen kwamen voornamelijk bij groep 3 voor.

(19)

19 5.1.6 Wat is er zo speciaal aan jou?

Datum:

Donderdag 3 april 2014

Tijdsduur:

30 minuten

Doel:

· Leerlingen leren kritisch naar andere leerlingen kijken, waarbij zij verschillende eigenschappen over een ander ontdekken.

· Tijdens de afsluiting (nabespreking) van het thema, beseffen de leerlingen dat iedereen anders is en dat dit juist alleen maar leuk is.

Beginsituatie:

· Leerlingen werken dagelijks een kwartier aan hun levensbeschouwelijke ontwikkeling via de methode Trefwoord.

· Leerlingen weten dat Kikker en zijn dierenvrienden over verschillende eigenschappen bezitten. · Leerlingen beseffen zich dat ieder dier een eigen karakter heeft.

· Leerlingen weten welke eigenschappen een zelfgekozen dier heeft.

· Leerlingen hebben een link gelegd met de tekening en het begrip ‘anders zijn’. · Leerlingen weten wat het woord uniek betekent.

· Leerlingen weten dat uiterlijke- en karakter eigenschappen twee verschillende aspecten zijn en dat dit maakt wie je als persoon bent.

· Leerlingen uit groep 3 kunnen zichzelf tekenen zoals ze denken te zijn.

· Leerlingen uit groep 4 kunnen zichzelf tekenen zoals ze denken te zijn, naar aanleiding van eigenschappen die ze over zichzelf hebben opgeschreven.

Uitvoering:

· Iedere leerling krijgt een maatje. Een leerling uit groep 3 krijgt een groep 4 maatje en andersom. Zo is de gehele groep gesplitst.

· Wanneer de leerlingen een maatje hebben, wat samengesteld is door de groepsleerkracht, krijgen de leerlingen een gelinieerd blaadje. Op dit blaadje schrijven ze de naam op van het maatje. Op dit blaadje schrijven ze zes eigenschappen op van het maatje. Dit maatje keurt de zes eigenschappen. Wanneer het maatje vindt dat een eigenschap onjuist is wordt dit samen besproken. De bedoeling is dat ze samen naar elkaar gaan kijken en eigenschappen ontdekken. Samen moeten ze een conclusie trekken, is dit wel of geen eigenschap van jou?

Reflectie:

Zie bijlage 5 voor enkele resultaten.

Een goede combinatie gemaakt wat betreft de maatjes. Leerlingen hebben steun aan elkaar gehad. Het opschrijven was voor groep 3 nog pittig. Ook het bedenken van karaktereigenschappen was voor groep 3 nog moeilijk. In de resultaten komt naar voren dat er meer uiterlijke eigenschappen opgeschreven zijn dan karaktereigenschappen.

Leerlingen hebben kritisch naar elkaar gekeken. Verschillende discussies ontstonden. Voor sommige discussies werd de groepsleerkracht geraadpleegd. Enkele keren heb ik antwoord gegeven op enkele eigenschappen. Bijvoorbeeld wanneer een leerling aan zijn maatje niet kon uitleggen wat een eigenschap betekende, maar ook wanneer ze beide twijfelde over de haarkleur etc.

Aan het einde van deze les is er kort geëvalueerd op het thema. Samen met de leerlingen is het onderwerp nog een kort aan bod gekomen. Leerlingen zien in dat iedereen anders is.

(20)

20

Hoofdstuk 6

conclusie en reflectie met betrekking op mijn professionele identiteit

6.2 Reflectie en conclusie professionele identiteit

Mijn eigen leervraag luidde: hoe kan je als leerkracht leerlingen uit groep 3-4 gelukkig maken?

Een pittige onderzoeksvraag wat ik van te voren al wist. Toch heb ik een aantal aspecten geleerd tijdens mijn levensbeschouwelijke ontwikkeling.

Voor gelukkig zijn, bestaat niet één sleutel. Heel veel verschillende aspecten zorgen ervoor dat iemand gelukkig is. Deze aspecten zijn bij iedereen anders, hetzelfde als dat ieder persoon anders is. Daarom is er geen één sleutel, maar heeft iedereen meerdere sleutels. Het kritisch naar jezelf kijken en het vergelijken met andere vermijden werkt voor mij als persoon voor gelukkigheid. Niet al te snel een opmerking van een ander op jezelf betrekken. Ook niet wanneer iemand van buiten je vriendenkring iets vervelends over je zegt. Blijf jezelf en zorg dat je die opmerking zo snel mogelijk vergeet. In het literatuuronderzoek beweerde Moei (2014) dat mensen ongelukkig worden van het vergelijken. Hier kan ik me nu nauw bij aansluiten.

Om leerlingen gelukkig te krijgen als groepsleerkracht is een onmogelijke taak. Wel heb ik als groepsleerkracht een pad waarin ik kinderen kan sturen om gelukkig te zijn. Denk hierbij aan een veilige en vertrouwde sfeer. Leerlingen moeten zichzelf kunnen zijn, zonder dat ze zich bezwaart voelen. Wanneer leerlingen zichzelf kunnen zijn, kunnen ze zich optimaal ontwikkelen. Zorg hiervoor dat leerlingen elkaar respecteren, zodat leerlingen de gelegenheid krijgen om zichzelf te zijn.

(21)

21

Literatuurlijst

Adamson, P. (2013). Child well-being in rich countries. Florence: Unicef office of research. Berg, B. v., Steenis, A. v., & Valk, J. d. (2011). Geloof je het zelf ?! Bussum: Coutinho.

Berg, E. v., Brouwers, J., & Bosman, F. (z.j.). Tien geboden. Opgeroepen op april 10, 2014, van Katholiek: http://www.katholiek.nl/tien-geboden/

Feldman, R. S. (2005). Ontwikkelingspsychologie. Benelux: Pearson Education.

IDEE. (2013). Anders zijn dan andere. Opgeroepen op november 15, 2013, van IDEE: http://www.idee-pmc.nl/mensbegrippen/anders-zijn.html

Idema, E. (2007). Een wereld vol geloof. Amersfoort: Kwintessens.

Ik ben anders. (2013). Ik ben anders. Opgeroepen op november 15, 2013, van Ik ben anders: http://www.ikbenanders.nl/index.html

Mens en samenleving. (2010, mei 2). Joodse visie: God rechtstreeks om vergeving vragen via gebed. Opgeroepen op januari 10, 2014, van Info.nu: http://mens-en-samenleving.infonu.nl/religie/54887-joodse-visie-god-rechtstreeks-om-vergeving-vragen-via-gebed.html

Moei, d. F. (2014, januari 10). Help - ik wil iemand anders zijn! Opgeroepen op mei 8, 2014, van Newstart: http://www.newstart.nl/blog/help-ik-wil-iemand-anders-zijn/

Muiswerk online. (z.j.). Anders. Opgeroepen op december 7, 2013, van Muiswerk: http://www.muiswerk.nl/WRDNBOEK/LTR_A/W147.HTM

MWB. (z.j.). Anders. Opgeroepen op december 7, 2013, van MWB:

http://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/ANDERS/1

Pierik, C., & Hoof, J. v. (2010). Opvattingen en ideeën over homoseksualiteit. Utrecht: Movisie. Poll, W. v. (2011, maart 2). 'Allah houdt van homo's'. Trouw .

Trimbos instituut. (2010, april 8). Feiten en cijfers depressie. Opgeroepen op november 15, 2013, van Trimbos instituut: http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychische-gezondheid/depressie/feiten-en-cijfers

Woorden.org. (z.j.). Anders. Opgeroepen op december 7, 2013, van Nederlandse woordenboek: http://www.woorden.org/woord/anders

(22)

22

Bijlage

(23)

23

Bijlage 2: collage

Bijlage 3: resultaten tekenopdracht Draak-ezel

Bijlage 4: Resultaten van het eigen portret

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het voorjaar legt het vrouwtje veel eieren, die door het mannetje worden bevrucht.. Deze „kikkerdril“ drijft in

Na verloop van tijd, verandert het kikker- visje in een kikker: eerst groeien de achterste poten, dan de voorpoten en vervolgens schrompelt de staart weg.. Na 2-3 maanden is

Men vindt ze in tuinen in de schaduw van __________, waar ze op zoek zijn naar slakken, wormen en

Plaats de pailletten met de rocailles steeds mooi dicht naast elkaar, zodat u van het tempex niets meer kunt zien.. Gaat u zo de hele

sprookjeswol rood + groen olijvenzeep voor vilt zwart garen..

Toen ze bij de rand van het bos gekomen waren, wees Kikker naar de grond8. ‘Kijk,’ zei

(Varkentje zegt het als Kikker vertelt dat hij zich niet lekker voelt. Varkentje denkt dat hij kou heeft gevat en zegt dan dat hij maar lekker onder de wol moet gaan.) Vinden ze

Eerst gingen Kikker en Eend samen spelen. Weten de kinderen nog wat ze