• No results found

Kwalitatief goede zorg binnen het gesloten kamerprogramma

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kwalitatief goede zorg binnen het gesloten kamerprogramma"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

30 mei 2016

Avans Hogeschool Breda

Sociaal Pedagogische Hulpverlening Eerste beoordelaar: Monique Cornelissen Tweede beoordelaar: Eva Verwijmeren Novadic-Kentron Vught

Opdrachtgever: Clay Tubalawony Praktijkbegeleider: Jeffry Bontenbal

Avans Hogeschool Breda

Kwalitatief goede zorg

binnen het gesloten

kamerprogramma

Onderzoeksrapport

(2)

Voorwoord

In het kader van mijn afstuderen aan de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening aan Avans Hogeschool te Breda is dit onderzoeksrapport tot stand gekomen. Het onderzoek is geschreven in opdracht van de instelling Novadic-Kentron, op de afdeling Gesloten Opname Dubbel Diagnostiek te Vught.

In mijn studie ben ik altijd gefascineerd geweest in dynamische vraagstukken. Ik heb dan ook gekozen voor de minor ‘Werken in gedwongen kader’. Vanuit deze minor wilde ik graag in de praktijk zien hoe het gedwongen kader eruit zag. Voor mijn afstudeeronderzoek ben ik dan ook op zoek gegaan naar een gesloten setting waarbinnen gewerkt wordt met het gedwongen kader.

Voor de totstandkoming van het onderzoek heeft een aantal mensen een bijdrage geleverd aan mijn onderzoek, die ik hierbij graag wil bedanken. Mijn dank gaat uit laten naar de afdeling Gesloten Opname DD en in het bijzonder mijn praktijkbegeider J. Bontenbal. Daarnaast ook mijn leerteam en begeleidende docent vanuit Avans Hogeschool te Breda.

Tilburg, mei 2016 Hannah van Disseldorp

(3)

Inhoudsopgave

Voorwoord...1 Samenvatting...3 Inleiding...4 Begripsbepaling...5 Leeswijzer...5 1. Methodologie...6 1.1 Probleemstelling...6 1.2 Verantwoording onderzoeksmethoden...7

1.3 Richtlijn voor validiteit en betrouwbaarheid...8

2. Resultaten...9

2.1 Hoe ziet de huidige zorg eruit binnen het gesloten kamerprogramma bij de afdeling Gesloten Opname DD van Novadic-Kentron, te Vught?...9

2.2 Wat is kwalitatief goede zorg binnen het gesloten kamerprogramma, volgens de cliënt?...11

2.3 Wat is kwalitatief goede zorg binnen het gesloten kamerprogramma, volgens de hulpverlener? ...13

2.4 Voldoet de huidige zorg binnen het gesloten kamerprogramma aan kwalitatief goede zorg?. . .16

3. Conclusie...18

4. Vooruitblik...20

5. Innovatie...22

5.1 Eisen van de opdrachtgever...22

5.2 Innovatieve meerwaarde...23

5.3 Aanbevelingen...24

5.4 Voorbeeld implementatie aanbeveling...26

6. Literatuurlijst...28

7. Bijlagen...29

7.1 Beoordelingsadvies opdrachtgever...29

7.2 Betekenisvolle tekstfragmenten uit de indirecte observatie...31

7.3 Toestemmingsformulier geluidsopname...35

7.4 Verbatim verslagen cliënten...36

7.5 Horizontale vergelijking data-analyse cliënten...42

7.5 Verbatim verslagen hulpverleners...50

(4)

Samenvatting

Op de afdeling Gesloten Opname Dubbel Diagnostiek binnen Novadic-Kentron heerst er onduidelijkheid of er binnen het gesloten kamerprogramma kwalitatief goede zorg geboden wordt (persoonlijke communicatie, 27 november 2015). Vanuit deze probleemstelling is dit onderzoek opgesteld. De definitie van kwalitatief goede zorg die gehanteerd wordt is geformuleerd door Simons (2014). Kwalitatief goede zorg betreft doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte zorg die aansluit op de reële behoefte van de cliënt.

Doordat er binnen de afdeling onduidelijkheid heerst of men kwalitatief goede zorg biedt, bevinden de hulpverleners zich in een tweestrijd. Binnen het ´goed hulpverlenerschap´ zouden hulpverleners kwalitatief goede zorg moeten bieden. Echter is dat nog onduidelijk of dat werkelijk gebeurd binnen het gesloten

kamerprogramma. Hierdoor kunnen ze niet vanuit beroepscode werken, namelijk dat de sociaalagogisch werker mede bewaakt of de kwalitatief van de dienstverlening van de instelling voldoende wordt gewaarborgd. Deze vragen roepen een ethisch dilemma op, dit is een tweestrijd binnen de professionele rol van de hulpverlener. Vanuit het ‘goed hulpverlenerschap’ zou de zorg die de hulpverleners bieden kwalitatief goed moeten zijn. Zo handelen de hulpverleners aan de ene kant vanuit het behandelplan met de bedoeling om kwalitatief goede zorg te bieden. Anderzijds is het onduidelijk of het huidige gesloten kamerprogramma kwalitatief goede zorg biedt. Deze kwestie komt terug in de beroepscode van de SPH’er, namelijk dat de sociaalagogisch werker mede bewaakt of de kwaliteit van de dienstverlening van de instelling voldoende wordt gewaarborgd.

Het doel van dit onderzoek is, het formuleren van aanbevelingen ten aanzien van het gesloten

kamerprogramma. De aanbevelingen bieden hulpverleners nieuwe handvatten, waardoor de kwaliteit van de zorg verbeterd kan worden en de hulpverleners vanuit ‘goed hulpverlenerschap’ kunnen handelen. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: ‘‘Hoe ziet kwalitatief goede zorg binnen een gesloten kamerprogramma, van de afdeling Gesloten Opname Dubbel Diagnostiek van Novadic-Kentron te Vught, eruit?’’

Binnen dit onderzoek is er gebruik gemaakt van verschillende datamethoden. Door middel van observaties en de huidige richtlijn voor het gesloten kamerprogramma is er gekeken naar hoe de huidige zorg binnen het gesloten kamerprogramma eruit ziet. Daarnaast zijn er interviews gehouden met cliënten en hulpverleners. Tijdens deze interviews zijn respondenten bevraagd over wat zij van de kwaliteit van de zorg binnen het gesloten kamerprogramma vinden. Uit de interviews met de cliënten kwam naar voren dat de doelstelling voor hen niet helder is, waardoor er niets gezegd kan worden over doeltreffendheid en doelmatigheid. Zij gaven wel aan dat het gesloten kamerprogramma cliëntgericht was, maar het sloot echter niet aan bij hun reële

behoeften.

Hulpverleners geven in de interviews aan dat het nog onduidelijk is of de doelen, die worden gesteld binnen het gesloten kamerprogramma, worden behaald. Wel geven zij middelen aan die helpend zijn in het bereiken van het doel. De hulpverleners geven aan dat het gesloten kamerprogramma wel cliëntgericht is. Er is echter geen eenduidige mening of de interventie aansluit bij de reële behoefte van de cliënt. Ook blijkt uit de interviews met de hulpverleners dat zij niet op één lijn liggen en er tegenstrijdigheden naar voren komen.

De conclusie van het onderzoek is dat er geen duidelijk beeld is of de huidige zorg binnen het gesloten kamerprogramma van kwalitatief goed niveau is. Er wordt door hulpverleners en cliënten wel een eigen zienswijze beschreven over hoe het gesloten kamerprogramma eruit zou moeten komen te zien, om mogelijk kwalitatief goede zorg te bieden.

Tot slot wordt er in dit onderzoeksrapport een innovatie beschreven. Dit betreft aanbevelingen die gedaan zijn vanuit alle resultaten die het onderzoek heeft opgeleverd. Binnen deze innovatie is de zienswijze van de hulpverleners en cliënten opgenomen en deze is in combinatie met de observaties en literatuur vormgegeven.

(5)

Inleiding

In het kader van het afstudeerjaar van de studie Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) is dit

onderzoeksrapport opgesteld. Dit onderzoeksrapport is specifiek gericht op het gesloten kamerprogramma op de afdeling Gesloten Opname Dubbel Diagnostiek (DD) van Novadic-Kentron, te Vught. Het gesloten

kamerprogramma is een vrijheidsbeperkende interventie die de cliënt ondergaat, zoals een verplicht verblijf in de eigen kamer. De cliënt kan deze ruimte niet op eigen initiatief verlaten (Novadic-Kentron, 2015).

Hulpverleners en het management stellen zichzelf vragen over de kwaliteit van de zorg binnen het gesloten kamerprogramma (persoonlijke communicatie, 27 november 2015). Dit naar aanleiding van de toename van het toepassen van deze interventie en het ontbreken van wetenschappelijke literatuur over het gesloten kamerprogramma. Zij vragen zich af of de zorg die ze nu bieden, binnen het gesloten kamerprogramma, kwalitatief goede zorg is. Daarnaast vragen zij zich af of er nog verbeterpunten zijn betreffende de zorg die zij bieden in het gesloten kamerprogramma.

Deze vragen roepen een ethisch dilemma op, dit is een tweestrijd binnen de professionele rol van de hulpverlener. Vanuit het ‘goed hulpverlenerschap’ zou de zorg die de hulpverleners bieden kwalitatief goed moeten zijn. Zo handelen de hulpverleners aan de ene kant vanuit het behandelplan met de bedoeling om kwalitatief goede zorg te bieden. Anderzijds is het onduidelijk of het huidige gesloten kamerprogramma kwalitatief goede zorg biedt. Deze kwestie komt terug in de beroepscode van de SPH’er, namelijk dat de sociaalagogisch werker mede bewaakt of de kwaliteit van de dienstverlening van de instelling voldoende wordt gewaarborgd. Door middel van dit onderzoek zal bovenstaand ethisch dilemma opgelost worden. Het doel van het onderzoek is het schrijven van aanbevelingen, waarin eventuele verbeterpunten rondom kwalitatief goede zorg binnen het gesloten kamerprogramma worden omschreven. Dit zorgt voor nieuwe handvatten, waardoor de kwaliteit van de zorg verbeterd kan worden en de hulpverlener vanuit ‘goed hulpverlenerschap’ kan handelen.

Voorafgaand aan dit onderzoek, heeft er een vooronderzoek plaats gevonden over kwalitatief goede zorg binnen het gesloten kamerprogramma op de afdeling Gesloten Opname DD van Novadic-Kentron. Binnen het vooronderzoek zijn de eerste fasen van de onderzoekscyclus doorlopen zoals beschreven in ‘Praktijkonderzoek in zorg en welzijn’ van van der Donk en van Lanen (2012). Zo is de onderzoeker begonnen met het oriënteren van het praktijkprobleem. Tijdens de oriëntatie zijn de probleemanalyse en de verschillende perspectieven op micro-, meso- en macroniveau beschreven. Op macroniveau is terug te zien dat in februari 2015 Edith Schippers, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een alternatief pakket presenteerde waarin maatregelen staan waarmee de kwaliteit van de zorg omhoog moet gaan en zorgkosten bespaard worden. De kern van deze maatregelen is dat voor alle partijen, de cliënten, zorgverleners en verzekeraars, lonender wordt om te kiezen voor de beste zorg (Rijksoverheid, 2015). Ook Novadic-Kentron (2010) wil dat de organisatie en de medewerkers de kwaliteitsborging en –verbetering kunnen waarmaken. Dit in mate dat de cliënt klantgerichte, doelmatige en doeltreffende zorg ontvangt. Binnen het gesloten kamerprogramma op de afdeling Gesloten Opname DD wordt er gewerkt met een richtlijn om de kwaliteit van de interventie te waarborgen. Echter is het probleem dat het nog nooit nader is onderzocht of de richtlijn zorgt voor kwalitatief goede zorg.

Hierna is er ingezoomd op het praktijkprobleem, zodat er afgebakend kon worden waaruit de hoofdvraag is ontstaan: ‘’Hoe ziet kwalitatief goede zorg binnen een gesloten kamerprogramma, van de afdeling Gesloten Opname Dubbel Diagnostiek van Novadic-Kentron te Vught, eruit?’’ Deelvragen die hieruit voortvloeien zijn:

 Hoe ziet de huidige zorg eruit binnen het gesloten kamerprogramma bij de afdeling Gesloten opname DD van Novadic-Kentron te Vught?

 Wat is kwalitatief goede zorg binnen het gesloten kamerprogramma, volgens de cliënt?  Wat is kwalitatief goede zorg binnen het gesloten kamerprogramma, volgens de hulpverlener?  Voldoet de huidige zorg binnen het gesloten kamerprogramma aan kwalitatief goede zorg?

(6)

Vervolgens werd er in de planfase het onderzoeksplan opgesteld waarin de vormgeving van het

onderzoeksproces staat beschreven. Hierna werd er data verzameld door middel van de methodes: observaties, interviews en literatuurstudie. De data zijn geanalyseerd, waaruit conclusies zijn getrokken die gebruikt zijn bij het beantwoorden van de hoofd- en deelvragen. Na de conclusies is er een verbeterplan ontworpen. Dit verbeterplan is een innovatie die geïmplementeerd kan worden in de dagelijkse praktijk. Tot slot zijn binnen dit onderzoeksrapport de laatste fasen van de onderzoekscyclus toegepast, namelijk rapporteren en presenteren. In dit rapport zijn de resultaten gerapporteerd en gepresenteerd. De opdrachtgever zal dit onderzoeksrapport met de bijbehorende innovatie ontvangen.

Begripsbepaling

Digi-bord: een digitaal overzicht waarin belangrijke zaken worden beschreven zoals juridische status, opnamedoel etc. Deze wordt elk ochtendoverleg nagelopen door behandelaren en het

verpleegkundig/sociotherapeutisch team.

Gesloten kamerprogramma: een vrijheidsbeperkende interventie die de cliënt ondergaat, zoals een verplicht verblijf in een individuele ruimte, bijvoorbeeld de eigen kamer. De cliënt kan deze ruimte niet op eigen initiatief verlaten (Novadic-Kentron, 2015).

Kwalitatief goede zorg: wanneer de zorg doeltreffend, doelmatig en patiënt/cliëntgericht is en afgestemd is op de reële behoefte van de patiënt/cliënt, is er sprake van kwalitatief goede zorg (Simons, 2014).

Middelengebruik: een verzamelterm voor het gebruik van alcohol, softdrugs en harddrugs (Ganpat, Soe-Agnie, Poel, Meer & Boon, 2007)

Patiëntenvertrouwenspersoon (PVP): is een persoon die onafhankelijk is van de instelling. De PVP helpt de cliënt door middel van voorlichting te geven over de cliënt zijn/haar rechten, hen te ondersteunen bij het handhaven ervan en ingrijpen bij klachten van de cliënt (art. 59 Wet Bopz). De PVP behartigd dan ook alleen de belangen van de cliënt (Stichting PVP, z.d.).

USER: een elektronisch patiëntdossier, waarin verschillende modules aanwezig zijn zoals een rapportagesysteem (EPG).

Verpleegkundig/sociotherapeutisch team: directe hulpverleners, bestaande uit verpleegkundigen en sociotherapeuten. Door het team wordt er vierentwintig uur per dag zorg geboden op de afdeling Gesloten Opname DD van Novadic-Kentron te Vught.

Leeswijzer

In het eerste hoofdstuk wordt de probleemstelling toegelicht, waarna er, per deelvraag, verantwoording gegeven wordt over de onderzoeksmethoden. Daarnaast worden de validiteit en betrouwbaarheid van dit onderzoeksrapport uitgebreid toegelicht. Vervolgens worden de resultaten die het onderzoek heeft opgeleverd in het tweede hoofdstuk beschreven. Dit gebeurt aan de hand van de beantwoording van de deelvragen. Het daarop volgende is hoofdstuk drie, de conclusie. Hierin worden alle resultaten samengevat en er wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag. Hierop volgt de vooruitblik. De kritische opmerkingen, vragen en discussiepunten die het onderzoek heeft opgeleverd, worden hier ter sprake gebracht. In het vijfde hoofdstuk wordt de innovatie gepresenteerd, bestaande uit een aanbevelingen voor de afdeling Gesloten Opname DD van Novadic-Kentron. Ten slotte zijn er zeven bijlagen. In de eerste bijlage staat het beoordelingsadvies van de opdrachtgever. De belangrijke tekstfragmenten van de indirecte observatie zijn in bijlage twee weergegeven. Het toestemmingsformulier voor geluidsopnamen bevindt zich in bijlage drie. Hierna volgen de verbatim verslagen en de horizontale analyse van de cliënten. De verbatim verslagen en de horizontale analyse van de hulpverleners sluiten dit rapport af.

(7)

1. Methodologie

Allereerst wordt er een korte samenvatting gegeven van de oriëntatiefase uit het vooronderzoek, namelijk de probleemstelling. Hierna wordt er per deelvraag een verantwoording gegeven over de gebruikte

onderzoeksmethoden die in de planfase zijn opgesteld. Het betreft een beschrijving van de methoden van dataverzameling, de ontwerpactiviteiten en de data-analysetechnieken die binnen het onderzoek zijn toegepast. Ook worden er randvoorwaarden voor het uitvoeren van het onderzoek beschreven. Dit is van invloed op de aanpak die gebruikt is omdat anders de dataverzameling niet uitgevoerd kan worden. Tot slot wordt er beschreven hoe de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek centraal heeft gestaan in het onderzoek.

1.1 Probleemstelling

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Edith Schippers, zegt: ‘Kwaliteit loont in de zorg.’ Zij presenteerde in februari 2015 een alternatief pakket met maatregelen waarmee de kwaliteit van de zorg omhoog moet gaan en zorgkosten bespaard moeten worden. De kern van deze maatregelen is dat het voor alle betrokken partijen, cliënten, zorgverleners en verzekeraars, beloond wordt om te kiezen voor de beste zorg. Het aanscherpen van kwaliteitseisen, behoort tot deze maatregelen (Rijksoverheid, 2015). Ook Novadic-Kentron streeft naar kwalitatief goede zorg binnen de instelling, door middel van een kwaliteitssysteem dat voortdurend in ontwikkeling is. Novadic-Kentron (2010) wil dat de organisatie en de medewerkers de kwaliteitsborging en – verbetering kunnen waarmaken, dit in de mate dat de cliënt klantgerichte, doelmatige en doeltreffende zorg ontvangt. Deze definitie sluit aan op de definitie over kwalitatief goede zorg van Simons (2014), die centraal staat binnen dit onderzoek. Zoals in de inleiding wordt beschreven, wordt er binnen de afdeling Gesloten Opname DD gewerkt met het gesloten kamerprogramma. Voor de uitvoering hebben zij een richtlijn opgesteld. Het gesloten kamerprogramma wordt ingezet door hulpverleners in de veronderstelling dat er kwalitatief goede zorg wordt geboden. Het probleem is echter dat dit nog nooit nader is onderzocht. Hierdoor is het onduidelijk of de zorg binnen het gesloten kamerprogramma kwalitatief goed is en of er eventueel verbeterpunten zijn. Dit zorgt voor een ethisch dilemma, de hulpverleners denken te handelen vanuit het ‘goed hulpverlenerschap’, terwijl men dit niet zeker weet.

(8)

Deelvraag 1: ‘Hoe ziet de huidige zorg eruit binnen het gesloten kamerprogramma bij de afdeling Gesloten Opname DD van Novadic-Kentron, te Vught?’

Om deze deelvraag te beantwoorden is er gebruikt gemaakt van indirecte observaties. Dit is in plaats van de minder gestructureerde observaties met een niet-participerende rol vanwege de reden dat de onderzoeker niet aanwezig was wanneer het gesloten kamerprogramma ingezet werd. Deze indirecte observatie is gedaan vanuit de rapportage die artsen en het verpleegkundig/sociotherapeutisch team hebben opgesteld. Vanuit deze rapportage heeft de onderzoeker haar observatie kunnen invullen. De data die uit deze observaties zijn gekomen, zijn geanalyseerd door middel van het ordenen van de rapportages van de verschillende vraagstellingen. Om dit onderzoek tot een goed resultaat te brengen, is het een randvoorwaarde voor de onderzoeker om toegang te krijgen tot het rapportagesysteem.

Deelvraag 2: ‘Wat is kwalitatief goede zorg binnen het gesloten kamerprogramma, volgens de cliënt?’

Door middel van half gestructureerde interviews is er antwoord gegeven op bovenstaande deelvraag. Het interview is met behulp van het boek ‘Basisboek interviewen: handleiding voor het voorbereiden en afnemen van interviews’ opgesteld (Baarde, Hulst & Goede, 2012). Aan de hand van de definitie over kwalitatief goede zorg van Simons (2014) zijn de vragen opgesteld en onderverdeeld uit de vier kernbegrippen, namelijk

doeltreffend, doelmatig, cliëntgericht en aansluiten bij de reële behoefte. Er is gebruik gemaakt van een drietal cliënten die het gesloten kamerprogramma hebben gevolgd. Het aantal respondenten is minder geworden dan gepland. De reden hiervoor is dat binnen het tijdsbestek dat de onderzoeker werkzaam was binnen de

instelling, enkel deze drie cliënten een gesloten kamerprogramma op de afdeling Gesloten Opname DD hebben gekregen. De interviews zijn woordelijk getranscribeerd en vanuit hier is er een horizontale analyse opgesteld. Vanuit deze analyse zijn de bevindingen vertaald naar conclusies, die gebruikt zijn in het beantwoorden van de deelvraag. De beschikbaarheid van cliënten die een gesloten kamerprogramma hebben gevolgd, is een randvoorwaarde om deze deelvraag te kunnen beantwoorden.

Deelvraag 3: ‘Wat is kwalitatief goede zorg binnen het gesloten kamerprogramma, volgens de hulpverlener?’

Ook bij deze deelvraag is er gebruik gemaakt van half gestructureerde interviews, maar dan met hulpverleners uit het verpleegkundig/sociotherapeutisch team die een gesloten kamerprogramma hebben begeleid. Het interview is ook opgesteld met behulp van het boek ‘Basisboek interviewen: handleiding voor het voorbereiden en afnemen van interviews’ van Baarde et al. (2012). Hierbij heeft de definitie van Simons (2014) over

kwalitatief goede zorg de basis gevormd. Er zijn vijf respondenten geïnterviewd vanwege de haalbaarheid van het onderzoek. De reden hiervoor wordt later in hoofdstuk 4 ‘Vooruitblik’ toegelicht. De verkregen data is geanalyseerd door middel van een horizontale analyse nadat ze woordelijk getranscribeerd zijn uitgewerkt. Uit deze analysetechniek zijn conclusies gekomen die van de bevindingen uit de horizontale analyse zijn afgeleid. Deze conclusies zijn gebruikt om de deelvraag te beantwoorden. Een randvoorwaarde die bij deze deelvraag van toepassing is, is de beschikbaarheid van de hulpverleners.

Deelvraag 4: ‘Voldoet de huidige zorg binnen het gesloten kamerprogramma aan kwalitatief goede zorg?’

Door middel van literatuurstudie, indirecte observaties en de half gestructureerde interviews is er antwoord gegeven op deze deelvraag. Aan de hand van de begrippen doelmatig, doeltreffend, cliëntgericht en de reële behoefte van de cliënt is de kwaliteit van zorg te beschrijven. Vanuit deze begrippen is er gekeken of de huidige zorg binnen het gesloten kamerprogramma voldoet aan kwalitatief goede zorg. De bevindingen en conclusies uit de verschillende data zijn naast elkaar gelegd om tot beantwoording van de deelvraag te komen. Het beschikken over verschillende data zijn een randvoorwaarde om de deelvraag te beantwoorden. De

instrumenten die hier voor nodig zijn geweest, zijn: een observatieschema, interviewvragen en beschikking tot databanken zoals HBO Kennisbank.

(9)

De richtlijnen over validiteit en betrouwbaarheid die zijn opgesteld door van der Donk en van Lanen (2012) zijn gebruikt tijdens het opstellen van het praktijkonderzoek. Door deze richtlijnen af te wegen is er gekozen voor onderzoeksmethoden die de meest valide en betrouwbare kennis oplevert. Hieronder is deze afweging uitgewerkt.

Tijdens de dataverzameling is er gebruik gemaakt van bron- en methodische triangulatie. Er is namelijk gebruik gemaakt van meerdere perspectieven, zoals: literatuur, hulpverleners en cliënten. Daarnaast is de data op verschillende wijze verzameld. Zo zijn er observaties gedaan, interviews gehouden en ook heeft er

literatuuronderzoek plaatsgevonden. Om de betrouwbaarheid te vergroten binnen de interviews, is er voor gekozen om de interviews plaats te laten vinden in dezelfde aparte ruimte, is het interview opgenomen en is er dezelfde vragenlijst gebruikt. Echter kan er wel gesteld worden dat de interviews kwalitatief goede informatie opleveren omdat een interview wel tot de kern komt van de respondent.

Over het praktijkonderzoek wordt door de onderzoeker gecommuniceerd met direct betrokkenen in de praktijk. De onderzoeker maakt haar onderzoek bespreekbaar met het verpleegkundig/sociotherapeutisch team en haar praktijkbegeleider, maar ook met haar leerteam op Avans Hogeschool te Breda.

De zorg voor transparantie in het onderzoek wordt door de onderzoeker gewaarborgd door het

onderzoeksproces zo inzichtelijk en helder mogelijk te beschrijven. Ook is het transparant gemaakt middels het verbatim uitwerken van de interviews, die in de bijlagen beschikbaar zijn om nader in te zien. Tevens is er een toestemmingsformulier getekend door respondenten over de geluidsopname die is gemaakt tijdens het interview. Deze kunnen beschikbaar worden gesteld wanneer hier vraag naar is. Tevens draagt de verantwoording van de onderzoeksmethoden bij aan een transparant onderzoek.

Een andere richtlijn die validiteit en betrouwbaarheid voor een praktijkonderzoek ten goede komt, is het verdiepen in het praktijkprobleem. De onderzoeker heeft dit gedaan door in het vooronderzoek uitgebreid het praktijkprobleem uit te werken, volgens de methode 5xW+H-methode (Donk & Lanen, 2012).Tijdens deze uitwerking zijn er relevante bronnen geraadpleegd, is het praktijkprobleem vanuit verschillende perspectieven benaderd en is er gecommuniceerd met direct betrokkenen van het probleem.

Ook is het van belang dat de onderzoeker zich verdiept in de organisatie. Dit heeft de onderzoeker gedaan door middel van verschillende beleidsstukken van de organisatie te lezen, maar ook door twee dagen per week binnen de organisatie aanwezig te zijn. Er wordt elke dag deelgenomen aan het ochtendoverleg, wanneer de onderzoeker aanwezig is, waarin belangrijke zaken besproken worden die van toepassing zijn binnen de afdeling.

Naast de verdieping in het praktijkprobleem en de organisatie, heeft de onderzoeker ook gekeken naar de verschillende perspectieven. In het vooronderzoek kwamen al verschillende betrokkenen naar voren met hun perspectieven zoals de instelling zelf, cliënten en hulpverleners, maar ook de Inspectie voor Gezondheidszorg (IGZ) en de Stichting voor Patiëntenvertrouwenspersoon (PVP).

Tot slot is er ook gebruik gemaakt van vakliteratuur, zoals in de richtlijn van van Donk en van der Lanen (2012) staat beschreven. Zo is er bijvoorbeeld vakliteratuur van het IGZ en de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) geraadpleegd.

Daar dit onderzoek aan al deze richtlijnen over validiteit en betrouwbaarheid binnen een praktijkonderzoek voldoet, kan er gesteld worden dat het onderzoek valide en betrouwbaar is. Er zijn echter wel mogelijkheden om de valide en betrouwbaarheid te verbeteren, dit wordt beschreven in hoofdstuk 4 Vooruitblik.

2. Resultaten

(10)

2.1 Hoe ziet de huidige zorg eruit binnen het gesloten kamerprogramma bij de afdeling Gesloten Opname DD van Novadic-Kentron, te Vught?

Binnen de afdeling Gesloten Opname DD van Novadic-Kentron, te Vught, werkt men met een richtlijn voor het gesloten kamerprogramma. Deze richtlijn geeft weer hoe de huidige zorg er minimaal uit hoort te zien. Door middel van indirecte observaties, vanuit de rapportage, is gekeken of de zorg in het gesloten kamerprogramma er ook werkelijk zo uit ziet. Het verpleegkundig/sociotherapeutisch team rapporteert op verschillende plekken in USER, zo kan er gerapporteerd worden bij de tijdsregistratie of dagrapportage.

Het protocol ‘Protocol separeren, richtlijn afzondering, richtlijn gesloten kamerprogramma’ is van toepassing op het gesloten kamerprogramma. De richtlijn van het gesloten kamerprogramma is afgeleid van het protocol separeren (Novadic-Kentron, 2015). Hulpverleners werken met deze richtlijn en dit wordt bevestigd door de gedane observaties. Er wordt namelijk gerapporteerd, in observatie 2, dat de ‘’cliënt begeleid aan de hand van het gesloten kamerprogramma’’ is. Hiermee wordt de richtlijn bedoeld. In de richtlijn komt duidelijk naar voren dat de norm is dat een gesloten kamerprogramma geen eenzame opsluiting is. Deze norm wordt gewaarborgd door verschillende afspraken die staan beschreven in een toegesneden plan van de cliënt. Dit toegesneden plan is vormgegeven in een programma, in samenspraak met de cliënt en indien mogelijk naaste(n).

Zo is er vastgelegd dat er ieder uur minimaal vijf minuten fysieke nabijheid wordt getoond door hulpverleners. Wanneer daar niet aan voldaan kan worden, hoort dit beargumenteerd te worden in het dossier. Dit is ook terug te zien in de observaties. Zo wordt er in observatie 3 gerapporteerd: ‘’Vanaf 16:15 ieder uur bezocht (zie tijdsregistratie).’’ Hieruit blijkt dat de cliënt ieder uur wordt bezocht, als er terug wordt gekeken in de

tijdsregistratie. In observatie 2 wordt er gerapporteerd: ‘’Cliënt is rustig in contact en ligt veel op bed. Cliënt heeft het contact moment van kwart over elf overgeslagen vanwege hoofdpijn. De overige contactmomenten rookt de cliënt twee sigaretten en wil daarna zelf terug naar zijn kamer’’. Uit deze observatie blijkt dat de hulpverleners fysieke nabijheid bieden en wanneer dit niet gedaan is, vanwege hoofdpijnklachten van de cliënt, dit ook vastgelegd in het dossier.

In het toegesneden plan moet worden afgesproken op welke wijze ander contact plaatsvindt met naasten en/of ervaringsdeskundigen. Het dagelijks contact met de behandelend arts valt hier ook onder en wordt

gerapporteerd in het rapportagesysteem EPD van USER. Zo wordt er in observatie 3 gerapporteerd door de behandelend arts: ‘‘Ligt te slapen in de crisiskamer, korte kennismaking. Heeft geen lichamelijke klachten, geen andere vragen. Kort uitleg gegeven over het gesloten kamerprogramma.’’ Er is echter geen dagelijks contact tussen de cliënt en de arts, blijkt uit de observaties. Wel vinden er dagelijks overleggen plaats over de cliënt zonder dat de cliënt daarbij aanwezig is. In deze overleggen worden cliënten besproken door verschillende behandelaren. Daarnaast is in de observaties terug te zien dat er gecommuniceerd wordt door middel van fysieke nabijheid. Dit blijkt uit de volgende observatie (observatie 3). ‘’Cliënt begon rond 19:00 uur te bellen via de intercom. Wilde gebruik maken van haar rookmoment. Benoemd dat we over 15 minuten zouden komen, volgens afspraak. Cliënt begon hierna door de intercom te roepen dat ze uit het kamerprogramma wilde en haar zus wilde zien. Ze bleef meerder malen bellen naar het kantoor. Op de camera was te zien dat ze met de intercom aan het gooi, aan schreeuwen en tegen de deur aan het schoppen was. Door de deur gevraagd of ze het rustig en veilig kon houden.’’ Hieruit blijkt dat er ook gecommuniceerd wordt door de spreek- en

luisterverbinding en met oogcontact via het deurvenster.

Een andere afspraak die in het protocol staat is dat de minimale frequentie van contact leggen elk half uur is. Dit is echter niet terug te vinden in de rapportage.

In de derde observatie wordt er gerapporteerd: ‘’Wilde graag haar zus bellen, kon deze niet bereiken en heeft uiteindelijk haar moeder aan de telefoon gehad. Hierna afgesproken dat cliënt rustig in bed gaat liggen en dat wij later terug komen.’’ Dit sluit aan bij de afspraak dat elk verzoek van de cliënt om extra contact zo spoedig mogelijk wordt ingewilligd. Wanneer dit niet mogelijk is, hoort dit te worden uitgelegd aan de cliënt en gerapporteerd te worden in het dossier.

Ook wordt er afgesproken hoe de dagelijkse verzorging wordt vormgegeven. Zo kan de afspraak gemaakt zijn dat het eten naar de cliënt wordt gebracht of dat er meegegeten kan worden met de groep. Dit hangt af van het toestandsbeeld van de cliënt en de afspraken die daarover zijn gemaakt. ‘’Haar eten gebracht op haar kamer.’’

(11)

en ‘‘Stelt dan zelf voor om mee te lunchen op de groep. Afgesproken dat ik dat morgen zal bespreken.’’ zijn rapportages uit observatie 3 die deze richtlijn belichten.

Daarbij is het ook van belang dat er doorlopend toezicht is bij een gesloten kamerprogramma op de cliënt. Dit houdt in dat de cliënt minimaal elk kwartier gecontroleerd moet worden middels een camera of venster in de deur. Dit wordt vastgelegd in de tijdsregistratie. Dit zijn de blokken dat de cliënt op de kamer verblijft. Wanneer de cliënt onder begeleiding activiteiten onderneemt, wordt dit in de dagrapportage beschreven.

Naast bovenstaande afspraken zijn er ook administratieve verplichtingen die van belang zijn bij het gesloten kamerprogramma. Belangrijke naasten (partner, familiecontactpersoon, wettelijk vertegenwoordiger) moeten worden ingelicht. Ook de besluitvorming tot het gesloten kamerprogramma en het dagelijks evalueren van de interventie moeten worden gerapporteerd in USER. In de observaties is echter terug te lezen dat het gesloten kamerprogramma niet dagelijks wordt geëvalueerd. Zo wordt er op een vrijdag gerapporteerd: ‘‘Maandag gesloten kamerprogramma evalueren en bekijken of ze weer kan starten met individuele begeleiding.’’ Ook wordt er op een maandag gerapporteerd: ‘’Tijdens de overdracht met collega’s besloten dat dhr. uit een gesloten kamerprogramma mag, krijgt nu een open kamerprogramma. Tijdens de nacht 21:30-8:00 gaat dhr. zijn deur nog wel op slot. Bij grensoverschrijdend gedrag of het niet op zijn kamer blijven, wordt het wederom een gesloten kamerprogramma. Donderdag a.s. evalueren.’’

Andere administratieve verplichtingen die bij het gesloten kamerprogramma komen kijken zijn, dat bij de tijdregistratie de duur van de ingezette toepassing door de verpleegkundige dagelijks in USER moet worden geregistreerd. Daarnaast is het van belang dat de cliënt schriftelijk geïnformeerd wordt wanneer de

vrijheidsbeperkende interventie van start is gegaan en om welke redenen. Wanneer dit tegen de wil is van de cliënt. Ook wordt er schriftelijk vermeld dat er de mogelijkheid is om de PVP in te schakelen en om gebruik te maken van de klachtenregeling aan de cliënt. Deze formulieren worden ook opgeslagen in USER. In observatie 3 komt dit ook naar voren, namelijk: ‘‘Formulieren zijn aangemaakt bij middelen en maatregel en worden overhandigd aan patiënt.’’ Bovendien moet bij het afsluiten van het gesloten kamerprogramma, indien dit niet voorzien had kunnen worden, binnen zeven dagen eventueel het gevaar en de middelen of maatregelen worden opgenomen in het behandelplan. Dit bleek ook zo te zijn bij observatie 1 waar het behandelplan hier ook later op werd aangepast.

Ten slotte is het de bedoeling dat het gesloten kamerprogramma geëvalueerd wordt. Het protocol ‘Protocol separeren, richtlijn afzondering, richtlijn gesloten kamerprogramma’ geeft aan dat de evaluatie uit het

separeerprotocol als richtlijn kan dienen. Uit observaties is echter niet op te maken dat deze evaluaties worden uitgevoerd.

Concluderend kan er gesteld worden dat de richtlijn ‘Protocol separeren, richtlijn afzondering, richtlijn gesloten kamerprogramma’ leidend is in de huidige zorg binnen het gesloten kamerprogramma (Novadic-Kentron, 2015). Dit blijkt uit de rapportages, daarin is ook terug te zien dat er soms wordt afgeweken van deze richtlijn. Zo is er geen dagelijks contact tussen de cliënt en behandelaren. Ook is er in de observatie niet terug te zien dat de afspraak, minimale frequentie van contact leggen elk half uur, wordt gehandhaafd. Tevens wordt het gesloten kamerprogramma niet dagelijks geëvalueerd en ook niet nadat de interventie is opgeheven geëvalueerd, zoals in de richtlijn wordt beschreven.

2.2 Wat is kwalitatief goede zorg binnen het gesloten kamerprogramma, volgens de cliënt?

Aan de hand van de definitie van kwalitatief goede zorg, zie begripsbepaling, zijn de interviews opgesteld. Het interview is gehouden met een drietal cliënten die het gesloten kamerprogramma toegewezen hebben

(12)

gekregen. In het interview hebben ze hun mening gegeven over wat zij kwalitatief goede zorg vinden binnen het gesloten kamerprogramma. Alle drie de respondenten geven aan dat ze wegens middelengebruik het gesloten kamerprogramma toegewezen hebben gekregen.

Doeltreffendheid en doelmatigheid

Wanneer er gesproken werd over het doel waarmee ze in het gesloten kamerprogramma werden gezet, konden twee van de drie respondenten deze vraag beantwoorden. De ene respondent vertelde dat er geen concreet doel was aangegeven, maar dat er per week gekeken werd hoe ze het deed. Terwijl de andere respondent vertelde dat het straffen het doel was, zo zegt de respondent: ‘’Het doel wat bij mij werd ingezet is soort van straf, denk ik.’’ Daarnaast zegt ze later: ‘‘Dan hebben ze iets gevonden, wat lijkt op gebruik en dan word je voor je eigen veiligheid en voor de afdeling, word je op een gesloten kamerprogramma gezet.’’ Hieruit blijkt dat het doel was om de veiligheid op de afdeling te waarborgen, maar ook voor de veiligheid van de cliënt. Om te kijken of het gesloten kamerprogramma daar doeltreffend in was, werd er gevraagd of het doel bereikt werd. Hierop antwoordde de respondent dat dit niet het geval was, namelijk: ‘’Nee, ik vind het best wel klets.’’

Op de vraag of het gesloten kamerprogramma de respondenten iets heeft opgeleverd, vertelden alle drie de respondenten dat het hen niets heeft opgeleverd. Wel zegt een respondent: ‘’Ja, misschien is het wel goed geweest dat ik eventjes niet kon, dat je niet kan gebruiken of dat je niet niet weg kan, weg kan lopen of dat je eventjes niet kan.’’

Cliëntgericht

De respondenten geven aan dat ze het gesloten kamerprogramma als straf hebben ervaren. Zo zegt een respondent: ‘’Je vrijheden worden gewoon afgepakt, je hebt gewoon niets te zeggen.’’ Ook kwamen er andere gevoelens naar boven bij de respondenten wanneer ze de interventie toegewezen kregen. Zo beschrijven de respondenten dat ze boos reageerden, ze vonden dat ze onrecht was aangedaan, onprettig en machteloos voelden. Er wordt aangegeven dat ze niets te doen hebben tijdens het gesloten kamerprogramma, er

bezigheden worden gemist. Een respondent zegt: ‘’Want je zit daar op je kamer en je maakt je eigen helemaal gek. Je hebt gewoon niets te doen en je gaat alleen maar lopen piekeren en nadenken, dan wordt de zucht alleen maar erger. Dus dan voel je je alleen nog maar rotter. Je moet gewoon vrij kunnen zijn, vind ik.’’ De respondenten geven aan dat ze tijdens het gesloten kamerprogramma vooral veel slapen, televisie kijken, muziek luisteren of tekenen.

Om te kijken of de cliënten centraal worden gesteld binnen het gesloten kamerprogramma, werd er de vraag gesteld of ze het idee hadden dat de interventie in het belang van hen werd ingezet. Twee van de drie

respondenten beantwoordden deze vraag positief. Ze hadden wel het idee dat het in het belang van hen werd ingezet, maar aan de andere kant zei een respondent: ‘’Ja, dat snap ik wel maar dat is maar. Weet je wat het is, als hun willen, krijg je het toch.’’

Het gesloten kamerprogramma werd niet eenduidig afgesloten, dit was bij elke respondent anders. Zo werd er aan een respondent een brief gegeven waarin stond dat de interventie wordt opgeheven. Dit na overleg tussen het verpleegkundig/sociotherapeutisch team en behandelaren. Hierna mocht de respondent weer met de groep. Een andere respondent ging over op een open kamerprogramma. Waarin ze op bepaalde tijden nog wel verplicht op haar kamer moest zijn, maar dan niet met een gesloten deur. Ook kan de cliënt mondeling geïnformeerd worden over het feit dat de interventie beëindigd wordt. Dit gebeurde bij de andere respondent. Hierna mocht ze weer over verhuizen naar haar eigen kamer.

Respondenten vertellen niet hoe het gewenste gesloten kamerprogramma eruit zou moeten komen zien. Eén van de respondenten geeft aan dat er niets te doen is en zich verveelt. De ander zou het gesloten

kamerprogramma houden zoals het is. Respondent 3 zegt: ‘‘Nee, dat je gewoon niet de hele tijd wordt achter nagelopen en gezeten en gedaan. Constant leiding om je heen enzo. Dat is echt gewoon zwaar irritant.’’ Daarnaast zegt ze ook naar buiten te willen tijdens het gesloten kamerprogramma. Het gesloten

kamerprogramma zou wel verbeterd kunnen worden, volgens de respondenten. Zo zegt een respondent: ‘‘Het is de afspraken die hun maken of ze komen het hier niet na, jij moet wel altijd op tijd zijn. Ja, ze luisteren wel maar ze doen er niets mee. Het is altijd als je iets zegt naar het personeel, dat ze met te weinig staan of dit dat.’’ Hieruit blijkt dat er binnen het gesloten kamerprogramma nog aspecten zijn die verbeterd kunnen worden, volgens de respondenten. Zo kunnen/kan:

(13)

 De personele bezetting beter/ruimer ingepland worden;

 De hulpverleners, die daadwerkelijk actie ondernemen, beter afstemmen op hetgeen wat de cliënt aangeeft.

Aansluiten bij reële behoefte cliënt

De respondenten vinden de zorg die geboden wordt binnen het gesloten kamerprogramma wel goed. Zo vertellen twee van de drie respondenten dat ze de contactmomenten erg prettig vinden. Binnen de contactmomenten wordt er gezorgd voor hun dagelijkse behoeften. Een voorbeeld hiervan is dat de

hulpverleners hen voorzien van eten en drinken, maar ook de gelegenheid geeft om te roken. Echter geven ze ook aan dat het gesloten kamerprogramma niet aansloot op hun reële behoefte op dat moment. Zo zegt een respondent: ‘’Nee, helemaal niet. Dat is echt niet fijn hoor, als je opgesloten zit op je kamer. Is gewoon een gevangenis.’’.

Concluderend, wanneer er gekeken wordt naar doeltreffendheid kan er gesteld worden dat het doel of onbekend was of volgens de cliënt niet behaald werd. Respondenten vertelden niets over doelmatigheid. Cliëntgerichtheid zagen de respondenten wel terug in de contactmomenten waarin de hulpverleners zorgden voor hun dagelijkse behoeften. Ook zeiden twee van de drie respondenten dat ze het idee hadden dat het gesloten kamerprogramma in belang van hen werd ingezet. De reële behoefte van de cliënt sloot echter niet aan op het inzetten van de interventie, volgens de respondenten. Verder werden er door de respondenten nog wel aspecten aangehaald die verbeterd kunnen worden, zodat de zorg hiermee ook kwalitatief verbeterd kan worden.

2.3 Wat is kwalitatief goede zorg binnen het gesloten kamerprogramma, volgens de hulpverlener?

Middels de definitie van kwalitatief goede zorg zijn de interviews opgesteld, zie begripsbepaling. Het interview is gehouden met vijf hulpverleners die het gesloten kamerprogramma hebben begeleid. In het interview hebben ze hun mening gegeven over wat zij kwalitatief goede zorg vinden binnen het gesloten

(14)

Vier van de vijf respondenten geven aan dat hun rol binnen het gesloten kamerprogramma het hebben van direct en intensief contact met de cliënt is. De hulpverleners zien hun rol ook als het inhoudelijk vormgeven van het programma dat wordt opgesteld voor de desbetreffende cliënt en het naleven ervan. Zo zegt een

respondent: ‘’Een contactmoment, doe ik als sociotherapeut hier en dat is dan mijn rol. Dus als mensen dan begeleiden tijdens contactmomenten, kijken hoe het met iemand gaat, wat heeft iemand nodig, hoe zit iemand erbij en ondersteunen, even mee gaan roken, even mee gaan eten, even iemand laten ventileren.’‘ Iets minder dan de helft van de respondenten ziet hun rol ook bij de gezamenlijke besluitvorming over het inzetten van het gesloten kamerprogramma en het observeren van de cliënt. Verder worden er door de respondenten ook nog andere taken benoemd, zoals nabijheid tonen en present zijn voor de cliënt.

Doeltreffendheid

Volgens vier van de vijf respondenten wordt het gesloten kamerprogramma ingezet met als doel rust bieden. Andere doelen die worden benoemd door twee van de vijf respondenten zijn het bieden van veiligheid voor de cliënt en mede-cliënten, stabiliseren van de cliënt, het verkrijgen van een goede werkrelatie en een prikkelarme omgeving creëren voor de cliënt. Verder wordt er door een enkele respondent nog gezegd dat regelmaat, de cliënt tot zichzelf laten komen, motivatie, structuur, resocialisatie en grenzen stellen ook doelen zijn van het gesloten kamerprogramma. Hieruit is op te maken dat er veel verschillende doelen worden benoemd door de respondenten en maar enkele doelen door meerdere respondenten worden bevestigd. Concluderend kan er gesteld worden dat er geen eenduidige lijn is met welk doel iemand in het gesloten kamerprogramma wordt gezet en wat voor doel men hiermee voor ogen heeft.

Of de hierboven genoemde doelen ook daadwerkelijk bereikt worden, zijn de respondenten het niet over eens. Drie van de vijf respondenten geven aan dat de doelen soms wel en soms niet worden bereikt. De andere twee respondenten zegt er één dat ze wel bereikt worden en de ander zegt van niet. Zo zegt een respondent: ‘’Ik denk dat we er nog nooit iemand mee geholpen hebben.’’ Iets meer dan de helft van de respondenten is van mening dat de doelen rust en stabilisatie wel bereikt worden. Verder zegt een enkele respondent dat met het gesloten kamerprogramma de goede werkrelatie en veiligheid wel bereikt worden.

Naast het doel werd ook gevraagd wat de respondenten zien als het gewenste effect van het gesloten kamerprogramma. De meerderheid van de respondenten geven aan dat het gewenste effect rust is. Wanneer de cliënt zichzelf weer helder voelt, vertellen iets minder dan de helft van de respondenten, behoort dit ook tot het gewenste effect. Daarnaast worden er door de respondenten nog meer verschillende aspecten benoemd als het gewenste effect, zoals: zelfinzicht, werkrelatie, stabilisatie van de cliënt en het beoogde doel halen wat er is gesteld voor de interventie. Toen de vraag werd gesteld of het gewenste effect ook daadwerkelijk wordt bereikt tijdens de interventie, gaven daar twee respondenten antwoord op. Zij geven daar geen eenduidig antwoord op. Wel wordt er aangegeven dat wanneer men ziet dat het gesloten kamerprogramma niet het gewenste effect bereikt, dat er dan op een andere interventie wordt ingestoken zodat het gewenste effect wel bereikt wordt.

Doelmatigheid

De doelen worden bereikt door één op één begeleiding te bieden volgens twee van de vijf respondenten. Verder benoemen de respondenten het gestructureerde programma, de medicatie en door de regie van de cliënt tijdelijk over te nemen als helpende factoren bij het bereiken van het doel. De doelen motivatie en zelfinzicht worden niet bereikt volgens een respondent. Respondenten benoemen verschillende belemmerende factoren voor het bereiken van het doel binnen het gesloten kamerprogramma. Zoals het inperken van de cliënt zijn of haar vrijheid. ‘’Je gaat haar steeds meer inperken omdat je haar nuchter wil hebben en dan loopt bij haar de spanning zo hoog op en ook de agressie en het onbegrip en alles loopt dan zo hoog op dat je je doel soms helemaal niet bereikt, zeg maar. Ja, wel je doel om iemand nuchter te krijgen.’’ vertelt een respondent. Andere belemmerende factoren die de respondenten benoemen zijn wanneer de cliënt niet de noodzaak ziet van de interventie, er de mogelijkheid is tot zelfbeschadiging en het niet hanteerbaar zijn in de eigen kamer.

Helpende factoren bij het bereiken van het gewenste effect binnen het gesloten kamerprogramma zijn volgens twee van de vijf respondenten: het bieden van een prikkelarme omgeving, intensief contact tussen de cliënt en hulpverleners, duidelijkheid voor iedereen en eventueel medicatie. Verder wordt er door een enkele

respondent aangegeven dat structuur en regelmaat, nabijheid bieden, present zijn, informeren van de cliënt, in samenspraak met de cliënt, dat de cliënt tijdelijk geen regie heeft, geen contact met andere cliënten heeft en het gesloten kamerprogramma in een andere ruimte plaatsvindt als positief ervaren. Tot slot wordt er

(15)

aangehaald door een respondent dat er misschien helemaal geen gesloten kamerprogramma moet zijn om het gewenste effect te bereiken.

Technische zaken, zoals cameratoezicht en een spreek- en luisterverbinding die niet goed werken, het gevoel van opgesloten zitten en het weinig contact met behandelaren benoemen twee van de vijf respondenten als belemmerende factoren in het bereiken van het gewenste effect. Verder worden ook aspecten aangehaald door de respondenten, zoals: het niet naleven van het opgestelde programma, communicatiefouten, de cliënt afhankelijk maken van de hulpverleners, agressie, krappe bezetting en de tijdsduur van het gesloten kamerprogramma als belemmerend ervaren.

Cliëntgericht

Citaat respondenten: ‘‘Ik denk dat je soms wel wat kapot maakt bij mensen door ze op zo’n kamertje met zo weinig. Want vaak is het ook druk en kun je niet continu bij ze zijn. Kun je niet altijd aan de afspraken houden die gemaakt zijn omdat er bijvoorbeeld een separatie tussendoor komt of dat soort dingen.’’ Drie van de vijf respondenten bevestigen dit. Men loopt er tegenaan dat het opgestelde programma niet nageleefd kan worden door de hectiek op de afdeling. Ook komt er in de interviews naar voren dat technische middelen niet goed werken, zoals de camera- en/of spreek- en luisterverbinding, maar ook dat een cliënt niets leert tijdens het gesloten kamerprogramma. Het heeft geen meerwaarde voor de cliënt en er is geen passend natraject wanneer iemand uit het gesloten kamerprogramma komt.

Daarnaast missen drie van de vijf respondenten een evaluatie met de cliënt en collega’s over het gesloten kamerprogramma, maar ze missen ook dat er geen aangepaste ruimte is voor het gesloten kamerprogramma. Iets minder dan de helft van de respondenten geeft aan dat ze bezigheden voor de cliënt missen tijdens de interventie en dat er geen duidelijke communicatie over het doel en reden van de interventie is. Zo vertelt een respondent: ‘’Ja, dat is meer, zeg maar, dat we soms in ons team niet duidelijk communiceren met welk doel en met welke reden iemand in een gesloten kamerprogramma gezet is. Dat er dus ook niet duidelijk afgesproken wordt welke vorm we, zeg maar, daarbij gebruiken.’’ Naast duidelijke communicatie over het doel en met welke reden iemand in het gesloten kamerprogramma wordt gezet, wordt door deze respondent ook de

gedetailleerde beschrijving van de begeleidingsvorm gemist. Verder wordt er door de respondenten ook aangegeven dat de samenspraak met de cliënt gemist wordt. Tevens duidelijkheid binnen het gesloten kamerprogramma en andere middelen om in te zetten in plaats van de interventie.

De veiligheid binnen het gesloten kamerprogramma wordt goed gewaarborgd en de regels worden goed nageleefd, vertellen twee van de vijf respondenten. ‘’Wat ook heel goed gaat en wat maakt dat het ook heel voorspelbaar is, dat je duidelijke afspraken kunt maken over de contactmomenten die je met de cliënt hebt.‘’ zegt een respondent. Ook wordt er door verschillende respondenten benoemt dat de contactmomenten en tijdsregistratie goed gaan, zijn er duidelijke afspraken, een duidelijke rol voor de hulpverlener, de overdracht tussen collega’s, mogelijkheden creëren voor de cliënt, CRA werken en dat er geëvalueerd wordt.

Veiligheid wordt als hoofdreden gezien voor het inzetten van het gesloten kamerprogramma, zo zeggen vier van de vijf respondenten. Iets meer dan de helft van de respondenten vertelt dat het ook een reden kan zijn wanneer een cliënt groepsontwrichtend is of wanneer de cliënt zich agressief gedraagt. Wanneer iemand gebruikt heeft op de afdeling, rust nodig heeft of een prikkelvrije omgeving behoeft, kunnen dit ook redenen zijn voor het inzetten van de interventie volgens twee van de vijf respondenten. Zo vertelt een respondent: ‘’Want soms is het voor iemand een prikkelvrije omgeving, omdat de afdeling te druk is. Iemand kan gebruikt hebben en daardoor beperkt moeten worden omdat het anders te onveilig is. Iemand kan vanuit de separeer, stapjes terug weer op de afdeling komen en gaat vaak ook een gesloten kamerprogramma als tussenstop.’’ Verder wordt er nog aangehaald dat het ook ingezet wordt wanneer een cliënt grensoverschrijdend gedrag vertoont, zich niet aan de afspraken houdt, middelen deelt met medecliënten en om de orde op de afdeling te bewaren of te herstellen. De tegenstrijdigheid die hierboven naar voren komt, wordt in de conclusie toegelicht.

Aansluiten bij reële behoefte cliënt

Of de redenen voor het gesloten kamerprogramma ook aansluiten op de reële behoeften van de cliënten waren de respondenten het niet eens. Twee van de vijf respondenten vonden dat de redenen voor het gesloten kamerprogramma wel aansloten op de reële behoeften van de cliënten. Zo vertelt een respondent: ‘‘Dus ik denk dat in al die situaties het wel heel passend is en echt uit zorg voor de cliënt is om dit toe te passen.’’ Daarnaast wordt ook als argument gegeven dat het toegesneden plan, oftewel het programma, wordt

(16)

afgestemd op de cliënt. Echter zegt een andere respondent: ‘’Nee, het is niet altijd het beste voor de cliënt. Omdat het soms ook gewoon goed is voor een cliënt om naar buiten te gaan en gewoon eigen autonomie weer te hebben en zelf te bepalen wat er met zijn leven gebeurt.’’ De andere twee respondenten geven aan dat ze het soms wel en soms niet aan vinden sluiten bij de reële behoeften van de cliënten.

De afsluiting van het gesloten kamerprogramma wordt allereerst besproken in een overleg met de

behandelaren. Hierna worden afspraken gemaakt over het vervolgtraject. Tot slot kan er geëvalueerd worden met de cliënt, maar dit gebeurt niet altijd, vertellen vier van de vijf respondenten. Iets meer dan de helft van de respondenten voegt daaraan toe dat er ook een geleidelijke afname kan zijn van het gesloten

kamerprogramma, door bijvoorbeeld eerst over te gaan op een open kamerprogramma. Twee van de vijf respondenten benoemen ook dat er een gesprek plaatsvindt met de cliënt over het beëindigen van de

interventie en er verdere afspraken gemaakt worden. Verder wordt er nog verteld door de respondenten dat er ook per direct gestopt kan worden met het gesloten kamerprogramma. Ook is er een checklist waarin

verschillende taken staan die volbracht moeten worden wanneer de interventie wordt beëindigd zoals het op de hoogte stellen van betrokkenen, aldus een respondent.

Op de vraag of er kwalitatief goede zorg wordt geboden binnen het gesloten kamerprogramma reageren respondenten overwegend positief, zo vertelt een respondent: ‘‘Ik denk op het moment dat we dat inzetten en er is besloten dat het nodig is, dat we dan het kamerprogramma puur op zich draaien, dat we dan op zich wel goede zorg leveren.’’ Drie van de vijf respondenten bevestigen dit en één respondent beantwoordt deze vraag niet. De respondenten dragen hiervoor verschillende positieve redenen aan, zoals het cliëntspecifieke programma dat wordt opgesteld. Daarnaast wordt er ook gekeken naar de benodigdheden, wensen en

behoeftes van de cliënt en hieraan wordt zoveel mogelijk tegemoetgekomen. De cliënt wordt serieus genomen, er wordt nabijheid geboden zodat de cliënt er beter en gezonder van wordt, maar ook alle formele papieren worden geregeld.

Volgens drie van de vijf respondenten zou het gewenste gesloten kamerprogramma zich in een andere ruimte afspelen. Iets minder dan de helft van de respondenten vinden ook een andere indeling van de kamer

noodzakelijk. Antwoorden die eenmalig zijn gegeven, zijn dat er meer contact zou zijn met de behandelaren, de randvoorwaarden verbeterd dienen te worden, er meer structuur is, therapieën geboden worden en er een duidelijk natraject is voor wanneer de cliënt uit het gesloten kamerprogramma komt.

Concluderend kan er gesteld worden dat de hulpverleners niet helemaal op één lijn liggen qua ideeën over kwaliteit van zorg binnen het gesloten kamerprogramma. Ook komen er tegenstrijdigheden naar voren. Zo wordt gezegd dat er binnen het gesloten kamerprogramma duidelijkheid wordt gemist maar wordt er later gezegd, als het gaat over wat er goed gaat, dat er duidelijke afspraken zijn. Tevens wordt er aangegeven door de respondenten dat ze een evaluatie missen, waarna door een respondent wordt gezegd dat de evaluatie goed gaat. Wanneer er gekeken wordt naar doeltreffendheid, is het nog onduidelijk of de doelen die gesteld zijn voor het gesloten kamerprogramma ook daadwerkelijk behaald worden, aldus respondenten. Doelmatigheid is terug te zien in de één op één begeleiding die geboden wordt tijdens het gesloten kamerprogramma. Verder is het gestructureerde programma, medicatie en door de regie tijdelijk over te nemen van de cliënt ook helpend bij het bereiken van het doel, volgens de respondenten. Ook is er geen eenduidige mening over of het gesloten kamerprogramma aansluit op de reële behoeften van de cliënten. Wel is te stellen dat het gesloten

kamerprogramma cliëntgericht is. Zo wordt een specifiek programma opgesteld voor de cliënt en wordt, volgens de respondenten, aan de benodigdheden, wensen en behoeften van de cliënt zoveel mogelijk tegemoetgekomen.

2.4 Voldoet de huidige zorg binnen het gesloten kamerprogramma aan kwalitatief goede zorg?

Simons (2014) beschrijft kwalitatief goede zorg als volgt: wanneer de zorg doeltreffend, doelmatig, cliëntgericht is en afgestemd is op de reële behoefte van de cliënt. Aan de hand van deze begrippen is de verzamelde data vergeleken en geanalyseerd, zodat er gekeken kan worden of de huidige zorg aan kwalitatief goede zorg voldoet.

(17)

In de observaties en de richtlijn ‘Protocol separeren, richtlijn afzondering, richtlijn gesloten kamerprogramma’ staat niets beschreven over doeltreffendheid. Uit de observatie van de rapportage blijkt dat er geen concrete doelen worden benoemd wanneer een gesloten kamerprogramma wordt ingezet. Tevens wordt ook niet duidelijk, uit de observaties van de rapportage, of de doelen behaald zijn. Hierdoor kan er geen antwoord gegeven worden op de vraag of de huidige zorg doeltreffend is. Als er gekeken wordt naar wat cliënten en hulpverleners hierover zeggen, dan valt het op dat hulpverleners het niet eens zijn of het gesloten

kamerprogramma doeltreffend is. Zo geven drie van de vijf respondenten aan dat het doel soms wel en soms niet wordt bereikt. Eén respondent zegt dat het doel wel behaald wordt en de andere respondent niet. Volgens hulpverleners zit er ook nog verschil in welk doel er wordt gesteld en of het behaald wordt. Iets meer dan de helft van de respondenten stelt namelijk dat de doelen rust en stabilisatie wel behaald worden in het gesloten kamerprogramma. Een enkeling geeft aan dat doelen met betrekking tot een goede werkrelatie en veiligheid wordt behaald. Volgens cliënten is de huidige zorg in het gesloten kamerprogramma niet doeltreffend omdat het doel niet wordt bereikt. Een enkele cliënt vertelt: ´‘Het doel wat bij mij werd ingezet is soort van straf, denk ik.´‘ Daar komt bij dat alle respondenten het gesloten kamerprogramma ervaren hebben als straf. Uit onderzoek van Bauduin (2004), senior wetenschappelijk medewerker ethiek van het Trimbos-instituut, blijkt dat er een verband is tussen (beperkingen van) vrijheden en een onduidelijk verpleegdoel. Het gevolg hiervan is dat cliënten het gevoel hebben dat de hulpverlener alles bepaalt en dat zij dit moeten volgen. In plaats van dat hulpverleners in samenspraak met de cliënt het behandel- en verpleegdoel opstellen en dit ook proberen te bereiken, ervaren de cliënten deze interventie (beperkingen van vrijheden en een onduidelijk verpleegdoel) als strafmaatregel (Bauduin, 2004). Kijkend naar de beschrijving van Inspectie jeugdzorg (2005) zou de conclusie getrokken kunnen worden dat de doeltreffendheid met betrekking tot het gesloten kamerprogramma nog aandacht behoeft, daar het nu erop lijkt dat het wordt bepaald op basis van willekeur.

Doelmatigheid

Een doel bereiken door middel van de ingezette middelen en de efficiëntie waarmee gewerkt wordt (Inspectie jeugdzorg, 2005).

Vanwege de onduidelijkheid over de doeltreffendheid in de huidige zorg binnen het gesloten kamerprogramma, is het lastig te bepalen of de huidige zorg binnen de interventie wel doelmatig is. Aangezien het niet duidelijk is wat het doel is en of het doel wordt behaald, kan er niets gezegd worden over met welke middelen het doel is bereikt. Cliënten vertellen niets over doelmatigheid. De respondenten vertellen niets in het interview over welke middelen helpen om het doel te bereiken omdat zij vinden dat het doel niet wordt bereikt. De hulpverleners geven echter wel aan dat doelen worden bereikt door middel van één op één begeleiding, een gestructureerd programma, medicatie en de regie tijdelijk overnemen van de cliënt. Belemmerende factoren zijn het inperken van de vrijheid van de cliënt, wanneer de cliënt de noodzaak hier niet van inziet, mogelijkheid is tot zelfbeschadiging en het niet hanteerbaar zijn in de eigen kamer. Uit onderzoek van Planije, Rooijen en Kroon (2006), van het Trimbos-instituut, blijkt dat binnen dubbele-diagnosevoorziening in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) specifiek aandacht gegeven wordt aan de verslavingsproblemen, dit door het zorgaanbod goed af te stemmen op de cliënt. Zo blijkt dat 90% van de GGZ voorzieningen gebruik maken van individuele begeleiding en daarnaast altijd hulp bieden bij detoxificatie, maar ook verstrekken vrijwel alle dubbel diagnose voorzieningen (97%) medicatie. Dit is ook terug te zien binnen de afdeling Gesloten Opname DD, waar men aangeeft dat dit de doelmatigheid ten goede komt. Wanneer men de definitie van de Inspectie jeugdzorg (2005) kritisch bekijkt, kan men concluderen dat de middelen en efficiëntie waarmee gewerkt wordt nog onduidelijk is.

Cliëntgerichtheid

De cliënt wordt centraal gezet binnen het hulpverleningsproces en de zorg wordt afgestemd op de reële behoefte van de cliënt (Inspectie jeugdzorg, 2005).

Uit de observatie en de huidige richtlijn is niet terug te zien dat er cliëntgericht wordt gewerkt. Wel kan de aanname gedaan worden dat het toegesneden plan wat wordt opgesteld cliëntgericht is. Hieruit blijkt dat de cliënt als uitgangspunt wordt gezien voor het opstellen van het toegesneden plan. Dit staat beschreven in de richtlijn ‘Protocol separeren, richtlijn afzondering, richtlijn gesloten kamerprogramma’. Hierin staat ook beschreven dat het toegesneden plan, wanneer dit mogelijk is, in samenspraak met de cliënt wordt opgesteld. De afsluiting van het gesloten kamerprogramma blijkt uit onderzoek bij iedere cliënt anders te zijn, hieruit kan

(18)

opgemaakt worden dat dit is afgestemd op de cliënt. Echter is deze afstemming op de cliënt niet terug te zien vanuit de verzamelde data. Cliënten gaven aan dat ze het idee hadden dat het gesloten kamerprogramma wel in het belang van hen werd ingezet. Daarnaast vonden zij de contactmomenten erg prettig vanwege de

mogelijkheid tot het beter leren kennen van de begeleiding. Ook waren ze tevreden over de verzorging van de dagelijkse behoeften. Zo werden er bijvoorbeeld rookmomenten mogelijk gemaakt, wanneer een cliënt hier behoefte aan had. De hulpverleners zijn ook van mening dat er binnen het gesloten kamerprogramma cliëntgericht wordt gewerkt. Middels een specifiek programma wat op de cliënt is afgestemd, maar ook wordt er zoveel mogelijk aan de benodigdheden, wensen en behoeften van de cliënt tegemoetgekomen.

Concluderend, wanneer er gekeken wordt naar de definitie van Inspectie jeugdzorg (2005), kan er gesteld worden dat het gesloten kamerprogramma wel cliëntgericht is maar dit nog niet expliciet naar voren komt.

Aansluiten bij de reële behoefte van de cliënt

Door het toegesneden plan dat in de huidige zorg binnen het gesloten kamerprogramma wordt opgesteld, kan er worden aangesloten bij de reële behoefte van de cliënt. Of er ook werkelijk aangesloten wordt bij de reële behoefte van de cliënt is niet terug te zien in de observaties en de huidige richtlijn. De cliënten geven aan dat het gesloten kamerprogramma niet aansluit bij hun reële behoefte. Wel wordt er door de respondenten aangegeven waar het gewenste gesloten kamerprogramma aan moet voldoen als het aan wil sluiten bij de cliënt. In het gewenste kamerprogramma zijn er bezigheden voor de cliënt, staat de begeleiding niet te dicht op de cliënt, is er de mogelijkheid om naar buiten te gaan, worden afspraken beter nagekomen, is er een betere bezetting van de hulpverleners en wordt er werkelijk actie ondernomen met betrekking tot de

behoeften/wensen die de cliënt aangeeft. Bij de hulpverleners zijn de meningen verdeeld. Zo zeggen twee van de vijf respondenten dat het wel is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt. De reden die zij hiervoor geven is er uit zorg voor de cliënt de interventie wordt ingezet en het programma wordt op de desbetreffende cliënt afgestemd. Een andere respondent geeft aan dat het niet aansluit op de reële behoefte van de cliënt met als argument dat het beter is om de cliënt zijn eigen autonomie te laten behouden. De rest geeft aan dat het soms wel en soms niet aansluit. Incidenteel wordt er meer naar de groep gekeken dan naar de cliënt vertelt een respondent.

Concluderend is het onduidelijk of de huidige zorg voldoet aan kwalitatief goede zorg. Dit komt omdat de huidige zorg binnen het gesloten kamerprogramma niet voldoende in beeld is. De mate van doeltreffendheid, doelmatigheid, cliëntgerichtheid en of het aansluit op de reële behoefte van de cliënt is onbekend. Dit is niet terug te zien in de observaties of de huidige richtlijn. Wel kunnen deze begrippen vorm krijgen binnen het toegesneden plan wat wordt opgesteld tijdens het gesloten kamerprogramma. Cliënten en hulpverleners geven wel invulling aan de begrippen door middel van het geven van hun mening. Dit schetst echter geen concreet beeld van de huidige zorg.

3. Conclusie

Op basis van de onderzoeksresultaten wordt er antwoord gegeven op de onderzoeksvraag: ‘‘Hoe ziet kwalitatief goede zorg binnen een gesloten kamerprogramma, van de afdeling Gesloten Opname Dubbel Diagnostiek van Novadic-Kentron te Vught, eruit?’’.

Uit de resultaten blijkt dat er geen duidelijk beeld geschetst kan worden of de huidige zorg binnen het gesloten kamerprogramma kwalitatief goede zorg is. Er wordt door hulpverleners en cliënten een beschrijving gegeven over de gewenste situatie ten aanzien van het gesloten kamerprogramma en wanneer dit zou kunnen leiden tot

(19)

kwalitatief goede zorg. Hoe het gesloten kamerprogramma eruit zou moeten komen te zien op basis van literatuur is nog onbekend, doordat er nauwelijks tot geen literatuur is over het gesloten kamerprogramma.

Doeltreffendheid binnen het gesloten kamerprogramma

Om doeltreffend te zijn, moet het doel helder zijn voor een ieder die te maken heeft met dit doel. Uit de resultaten blijkt dat dit niet het geval is. Hulpverleners en cliënten geven aan dat het doel betreffende de interventie niet duidelijk en helder is. Ook staat er in de huidige richtlijn niet beschreven naar wie en op wat voor manier gecommuniceerd moet worden over het doel, blijkt uit de observaties. Om doeltreffend te kunnen zijn binnen het gesloten kamerprogramma zal er een helder en duidelijk doel beschreven moeten worden voor alle betrokkenen en indien mogelijk in samenspraak met cliënten. Het doel moet dagelijks geëvalueerd worden: ‘’Is het doel behaald?’’ Dit alles moet aansluiten op de doeltreffendheid binnen het gesloten kamerprogramma. Movisie (2014) stelt dat evalueren gericht is op het in beeld brengen van een verandering in een situatie. Hierbij wordt er zowel naar het proces als naar het resultaat gekeken. Tijdens de dagelijkse evaluatie zal er gekeken worden naar het proces en wat voor resultaten het heeft opgeleverd.

Doelmatigheid binnen het gesloten kamerprogramma

Om doelmatigheid terug te laten komen binnen het gesloten kamerprogramma, zullen de middelen waarmee het doel wordt bereikt duidelijk omschreven moeten zijn voor de hulpverleners. Hulpverleners benoemen dat één op één begeleiding positief bijdraagt aan het bereiken van het doel. Daarnaast worden ook de structuur van het programma, medicatie en het overnemen van de regie van de cliënt als helpend benoemd. Wat weliswaar tegenstrijdig is, daar men het ook heeft over de autonomie van de cliënt als er gekeken wordt naar het aansluiten op de reële behoefte van de cliënt. Deze factoren dragen bij aan de kwaliteit van de

doelmatigheid van de zorg binnen het gesloten kamerprogramma. De één op één begeleiding en het verstrekken van medicatie wordt ook veel gebruikt in het zorgaanbod van andere GGZ instelling, blijkt uit onderzoek van Planije, Rooijen en Kroon (2006). Cliënten geven echter geen mening over de doelmatigheid. In de richtlijn en uit de observaties komt het begrip doelmatigheid niet terug. Om doelmatigheid terug te laten komen binnen de zorg van het gesloten kamerprogramma kan er ingezet worden op dagelijkse evaluatie, maar ook op de procesevaluatie van het gesloten kamerprogramma. Door een dagelijkse evaluatie kan er gekeken worden naar wat er helpend is voor het bereiken van het doel. Daarnaast door het gesloten kamerprogramma als geheel proces te evalueren met de hulpverleners en cliënten, kan er gekeken worden naar middelen die helpend zijn geweest. Wanneer de interventie nogmaals wordt ingezet, kunnen deze punten meegenomen worden zodat de zorg verbeterd wordt en indien mogelijk kan dit ervoor zorgen dat de nieuw uit te zetten interventie hierop kan aansluiten. Een procesevaluatie is een systematische manier om te kijken naar wat er goed gaat en wat (nog) verbetering behoeft. Het is van groot belang om de procesevaluatie goed in kaart te brengen, daar dit goed toegepast kan worden bij het uitzetten van nieuwe interventies met betrekking tot het gesloten kamerprogramma en/of onvoorziene problemen bij de werking en de uitvoering op te lossen. Dit maakt dat hulpverleners mogelijk proactief kunnen handelen tijdens de interventie. Binnen de procesevaluatie wordt er beschreven hoe bepaalde resultaten worden bereikt, betreffende de doelmatigheid van de interventie. Binnen een procesevaluatie kan er twee kanten op worden gegaan, namelijk instrumenteel of constructivistisch. Binnen een instrumentele procesevaluatie wordt er gekeken naar het verloop van de interventie, wat gaat goed en wat behoeft nog verbetering? Wanneer er wordt gekeken naar de waardering en ervaring van betrokkenen wordt het constructivistisch genoemd (Movisie, 2014). Aan te raden is dat beide vormen worden toegepast, beide respondentengroepen bevestigen dit.

Cliëntgericht te werk binnen het gesloten kamerprogramma

Om cliëntgericht te kunnen zijn, moet de cliënt het uitgangspunt zijn van de interventie. Hulpverleners en cliënten vinden dat de huidige zorg binnen de interventie cliëntgericht is. Dit door middel van het opgestelde programma, contactmomenten en het zoveel mogelijk tegemoetkomen aan de benodigdheden, wensen en behoeften van de cliënt. Om het gesloten kamerprogramma dus cliëntgericht te houden zullen deze factoren bekrachtigd moeten worden in de innovatie. Uit de huidige richtlijn, maar ook uit de observaties blijkt niet dat men cliëntgericht te werk gaat. Cliëntgerichtheid dient binnen de richtlijn dus nog meer op de voorgrond te treden, door de interventie meer in samenspraak vorm te geven bijvoorbeeld, aldus de hulpverleners.

(20)

Aansluiten op de reële behoefte van de cliënt binnen het gesloten kamerprogramma

Om aan te sluiten op de reële behoefte van de cliënt, moet er tijdens het contact met de cliënt duidelijk worden wat deze reële behoeftes zijn. Cliënten vinden dat het huidige gesloten kamerprogramma niet aansluit bij hun reële behoefte. Hierbij benoemen ze dat ze behoefte hebben aan bezigheden tijdens de interventie.

Bijvoorbeeld: de mogelijkheid om naar buiten gaan, meer ruimte tussen de begeleiding en de cliënt, afspraken beter nakomen door de hulpverleners, een betere bezetting van hulpverleners en wordt er werkelijk actie ondernomen met de dingen die de cliënt aangeeft. Hulpverleners zijn het niet met elkaar eens of het gesloten kamerprogramma aansluit bij de reële behoefte. Wat wel wordt aangegeven, is dat de interventie uit zorg voor de cliënt wordt ingezet en de reële behoefte vorm wordt gegeven in het gesloten kamerprogramma. In de richtlijn staat beschreven dat er een toegesneden plan, oftewel een programma, wordt opgesteld. In de richtlijn staat echter niet beschreven dat deze wordt afgestemd op de reële behoefte van de cliënt.

Naast bovenstaande begrippen worden er nog andere aspecten aangedragen die de kwaliteit van de zorg binnen het gesloten kamerprogramma, volgens de zienswijze van de hulpverleners en cliënten, kunnen

verbeteren. Goede technische faciliteiten, zoals een goedwerkende camera en spreek- en luisterverbinding, zou de hulpverleners helpen om de interventie goed uit te kunnen voeren. Daarnaast is het van belang dat de richtlijn ‘Protocol separeren, richtlijn afzondering, richtlijn gesloten kamerprogramma’, of een eventuele aanpassing hiervan, nauwkeurig wordt uitgevoerd. Dan zal er dagelijks contact zijn tussen de cliënt en

behandelaar. Dit is belangrijk in verband met de doelmatig- en doeltreffendheid. Doordat er dagelijks contact is tussen de cliënt en behandelaar, kan er geëvalueerd worden wat helpend en belemmerend is.

Tot slot is het ook erg belangrijk dat de hulpverleners op één lijn zitten, want uit het onderzoek blijkt dat er nog verschillende tegenstrijdigheden zijn tussen de hulpverleners. Een voorbeeld hiervan is dat in het interview met de hulpverleners wordt verteld dat er duidelijkheid wordt gemist, maar anderzijds wel wordt gezegd dat er duidelijke afspraken zijn. Daarnaast komt naar voren dat de evaluatie met de cliënt wordt gemist, terwijl één respondent vertelt dat de evaluaties juist goed gaan.

4. Vooruitblik

In dit hoofdstuk worden er kritische noten geplaatst bij de uitvoering van het onderzoek. Daarnaast wordt er ook een suggestie gegeven voor een mogelijk vervolgonderzoek. Verder worden er vragen en discussiepunten die het onderzoek heeft opgeleverd beschreven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

relatie thema’s: dit onderwerp heeft een relatie met de volgende thema’s: landschap, cultuurhistorie, natuur, verkeer en vervoer, landbouw, water, wonen en leefbaarheid.... 4 Fiets-

deelnemers ervaren zowel steun uit wat de jobcoach doet en zegt, als steun vanuit mededeelnemers; (3) de basis voor de toekomst die vanuit ‘Dynamisch Op Weg’ gelegd wordt,

Je gaat met je eigen kleine klas van lokaal naar lokaal voor de overige vakken.. Bij deze vakken krijg je ieder uur een

Maar het geeft ook veel voldoening, trots en energie als je merkt dat je daadwerkelijk een bijdrage kunt leveren aan de kwaliteit van leven van cliënten.. We gaan hierover graag

Als startpunt van de dataverzameling is er een test -interview afgenomen (Netwerk Kwalitatief Onderzoek AMC-UvA, 2002). Op basis hiervan is door de onderzoekers bekeken of

Met een volume van 5 liter biedt ze vol- doende plaats voor jouw waardevolle spullen en voor alles wat onderweg snel voor het grijpen moet zijn.. Uiterst praktisch: het

Deze preventieagenda is het vertrekpunt voor het leggen van meer verbindingen tussen kernpartners onderling, tussen kernpartners en initiatieven die door anderen worden

Allereerst kunnen de scholen voor voortgezet onderwijs in Zeeuws-Vlaanderen zelf belangrijke stappen zetten op weg naar een breed, rijk en thuisnabij aanbod door intensief samen