• No results found

Levenslang en TBS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Levenslang en TBS"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie Strafrecht Universiteit van Amsterdam Faculteit

der Rechtsgeleerdheid

Levenslang en TBS

Naam: E.M. Hoogland

Opleiding: Mastertrack: Strafrecht Studentnummer: 5743648

Emailadres: els.hoogland@student.uva.nl

Scriptiebegeleider: dhr. prof. mr. T. Blom Inleverdatum: 26 juli 2019

(2)

2 Abstract

In deze masterscriptie wordt onderzocht of de Hoge Raad zijn standpunt dat levenslang niet in combinatie met tbs met dwangverpleging kan worden opgelegd dient te herzien. Het standpunt van de Hoge Raad wordt hierbij afgezet tegen de inspanningsverplichting om levenslanggestraften met een psychische stoornis behandeling te bieden gericht op rehabilitatie, zoals volgt uit

jurisprudentie van het EHRM.

Dit is onderzocht aan de hand van het bestuderen van kamerstukken, vakliteratuur en nationale wetgeving en jurisprudentie. Daarnaast heeft er één interview met het hoofd Detentie en Re-integratie van P.I. Heerhugowaard plaatsgevonden.

In het tweede hoofdstuk wordt het wettelijk kader van de levenslange gevangenisstraf en tbs-maatregel met dwangverpleging uiteengezet aan de hand van de geldende wet- en regelgeving. Uit dit onderzoek komt naar voren dat er geen wettelijke beperkingen zijn die zich verzetten tegen het gelijktijdig opleggen van levenslang en tbs met dwangverpleging.

In het derde hoofdstuk wordt in gegaan op het oordeel van de Hoge Raad dat levenslang en tbs met dwangverpleging niet in combinatie met elkaar kunnen worden opgelegd bezien vanuit de wetsgeschiedenis en de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden ten aanzien van de levenslange gevangenisstraf de afgelopen decennia. Hieruit zal blijken dat de Hoge Raad zijn oordeel destijds heeft gebaseerd op het verschil in grondtrekken en het karakter van de levenslange

gevangenisstraf en tbs-maatregel.

In het vierde hoofdstuk worden de beleidswijzigingen ten aanzien van de levenslange

gevangenisstraf in Nederland, tezamen met de jurisprudentie van de Hoge Raad dienaangaande en de bevindingen uit de praktijk getoetst aan de verplichtingen zoals geformuleerd door het EHRM. Uiteindelijk zal in de conclusie blijken dat het standpunt van de Hoge Raad niet meer houdbaar is en dient te worden herzien. Afgesloten wordt met aanbevelingen ten aanzien van de

(3)

3 Woord vooraf

Voor u ligt mijn scriptie met de titel “Levenslang en tbs”.

Met het afronden van mijn scriptie komt het einde van mijn master strafrecht, en daarmee mijn studie Rechtsgeleerdheid, in zicht. Het was een intensief en bij tijden pittig traject maar ik heb met veel plezier aan mijn scriptie gewerkt. Een woord van dank richt ik tot de volgende personen. Allereerst gaat mijn dank uit naar prof. mr. T. Blom. Dank voor de prettige begeleiding, heldere feedback en bemoedigende woorden. Dit heeft mij gemotiveerd door te zetten en mijn scriptie naar een hoger niveau gebracht.

Daarnaast wil ik de directie van P.I. Heerhugowaard bedanken voor de mogelijkheid om binnen de kaders van het gevangeniswezen informatie te verkrijgen over de tenuitvoerlegging van de

levenslange gevangenisstraf. Meer in het bijzonder wil ik het hoofd Detentie- en Re-integratie bedanken voor het interview en de waardevolle informatie voor mijn scriptie die ik daardoor heb verkregen. Het heeft bepaalde aspecten van mijn onderzoek in een ander licht geplaatst,

verduidelijkt en mijn onderzoek meer diepgang gegeven.

Ook wil ik mijn collega’s van Bureau CvT Alkmaar bedanken. Voor het sparren, meelezen, jullie begrip en het bieden van de tijd en ruimte die ik nodig had om mijn scriptie tot een goed einde te brengen. Debbie, in het bijzonder wil ik jou bedanken voor het nakijken van de diverse

hoofdstukken in al hun versies. Ik waardeer het enorm.

Een bijzonder dankwoord is voor mijn goede vriendin, Nanne Oudshoorn. Dank voor je wijze raad, scherpe oog, kritische noot, rotsvaste vertrouwen in mij en je voortdurende welwillendheid en bereidheid om mij waar nodig of mogelijk te helpen. Maar bovenal ben ik dankbaar voor onze bijzondere vriendschap die dit alles een extra dimensie geeft.

Tot slot gaat mijn dank naar mijn prachtige gezin voor jullie liefde, vertrouwen en geduld de afgelopen periode. Jullie zijn mijn anker, mijn solide basis. Boven alles ben ik jullie dankbaar dat jullie mij leerden wat echt belangrijk is en op lastige momenten mij daar aan herinnerden.

Nu is het tijd voor Il dolce far niente.

Els Hoogland Juli 2019

(4)

4 INHOUDSOPGAVE

1. Inleiding ……….6

1.1 Inleiding………... 6

1.2 Relevantie en opbouw van het onderzoek………....6

2. Het wettelijk kader voor levenslang en de tbs-maatregel in Nederland………8

2.1 Inleiding……….8

2.2 De levenslange gevangenisstraf in Nederland………...8

2.2.1 Tijdelijk of levenslang...8

2.2.2 Straftoemeting………9

2.2.3 Wijze van tenuitvoerlegging………...9

2.2.4 Periodieke herbeoordeling door het Adviescollege levenslanggestraften….9 2.2.5 Gratie……….9

2.3 Tbs………11

2.3.1 Het doel van de tbs-maatregel………...11

2.3.2 Opleggen, verlengen en beëindigen van tbs met dwangverpleging…...…..11

2.3.3 De langdurige forensische psychiatrische zorg-afdeling……….12

2.4 Artikel 13 Sr……….13

2.5 Tussenconclusie………14

3. Levenslang niet mogelijk in combinatie met tbs………...15

3.1 Inleiding………...15

3.2 Het gerechtshof………15

3.2.1 Introductie van de zaak Lucia de B………..15

3.2.2 Levenslang en tbs met dwangverpleging……….15

3.3 De Hoge Raad………..16

3.3.1 Arrest van de Hoge Raad……….16

3.3.2 Conclusie van de Procureur-Generaal………17

3.3.3 Noot van Mevis……….17

3.4 Levenslang is levenslang………18

3.4.1 Gratiebeleid tot 1986………18

3.4.2 Gratiebeleid na 1986………18

3.5 Ontwikkelingen met betrekking tot art. 13 Sr………19

3.6 Tussenconclusie……….21

4. Levenslang met behoud van perspectief……….….22

4.1 Inleiding……….…..22

4.2 Jurisprudentie van het EHRM………..……22

4.2.1. Prospect of release en posibility of review………...22

4.2.2 Murray vs. NL...23

4.3 Beleidswijziging 2017………..24

4.3.1 Rehabilitatie vs. resocialisatie en re-integratie………....24

4.3.2 Vaststellen zorgbehoefte en aanbieden behandeling………24

4.4 Ontwikkelingen in de Nederlandse jurisprudentie………...25

4.4.1. Hoge Raad 5 juli 2016………..25

4.4.2 Hoge Raad 19 december 2017……….26

(5)

5

4.5 Het huidige beleid in de praktijk……….26

4.5.1 Pro-Justitia-rapportage na aanvang onherroepelijke detentie…………...27

4.5.2 Vaststellen zorgbehoefte en behandeling in het PPC………..27

4.5.3 Aansluiting met tbs-kliniek………..27

4.6 Tussenconclusie………..28 5. Conclusie………29 5.1 Conclusie ………...29 5.2 Aanbevelingen………30 Literatuur Bijlage I

(6)

6 1. Inleiding

“Op basis van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan de maatregel van

terbeschikkingstelling met dwangverpleging alleen samen worden opgelegd met een tijdelijke gevangenisstraf en dus niet samen met een levenslange gevangenisstraf (..)

Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat, rekening houdend met een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid, een gevangenisstraf van 28 jaren en de maatregel van

terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege passend en geboden is. Dit is enerzijds gestoeld op de wens om verdachte zo lang mogelijk uit de maatschappij te houden en anderzijds, gezien het feit dat de kans bestaat dat verdachte op enig moment in die maatschappij zal

terugkeren, er in ieder geval voor te zorgen dat die terugkeer niet plaatsvindt zonder dat

verdachte eerst intensief is behandeld.”1

Bovenstaand citaat is afkomstig van de uitspraak in de strafzaak tegen Michael P. wegens het doden en verkrachten van de Anne Faber. De jurisprudentie waar aan wordt gerefereerd betreft de uitspraak in de strafzaak tegen Lucia de B in 2006 waarin De Hoge Raad oordeelde dat een levenslange gevangenisstraf en tbs-maatregel niet in combinatie met elkaar konden worden opgelegd.2 Het standpunt ten aanzien van de levenslange gevangenisstraf was destijds dat de veroordeelde levenslang buiten de maatschappij werd geplaatst, terwijl het doel van de tbs-maatregel is dat de veroordeelde na een (succesvolle) behandeling terug kan keren in de maatschappij. In de strafzaak tegen Michael P., waarin bij Michael P. een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis is vastgesteld, legde de rechtbank hem geen levenslange gevangenisstraf op omdat hij “bij levenslang zonder adequate behandeling terug zou kunnen keren in de maatschappij”.3

De vernieuwde gratieprocedure en recente jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) ten aanzien van de tenuitvoerlegging van onze levenslange gevangenisstraf gaf de rechter kennelijk aanleiding om aan te nemen dat, ook bij levenslang, terugkeer in de maatschappij wel degelijk tot de mogelijkheden behoort. Dan rijst de vraag hoe reëel dit terugkeer perspectief is voor de groep levenslanggestraften bij wie een (ernstige) psychische stoornis is vastgesteld.

Uit Murray vs. Nederland volgt welke verplichtingen op lidstaten rusten bij de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf, wanneer sprake is een psychische stoornis bij de

veroordeelde. Het EHRM verweet de Nederlandse overheid dat Murray geen enkel

behandelaanbod werd gedaan hoewel bij voorbaat vaststond dat zonder enige behandeling van zijn stoornis het recidivegevaar niet zou verminderen. Sinds de uitspraak van het EHRM inzake

Murray vs. Nederland hebben de nodige ontwikkelingen plaatsgevonden op het gebied van de tenuitvoerlegging van de Nederlandse levenslange gevangenisstraf zoals o.a. het besluit Adviescollege Levenslanggestraften dat op 1 maart 2017 in werking is getreden. Volgens de gratieprocedure dient er 27 jaar nadat de levenslange detentie is aangevangen een herbeoordeling plaats te vinden door de Minister van Justitie en Veiligheid. De eerste 25 jaren van de detentie bestaan echter uit vergelding en worden er geen op re-integratie gerichte activiteiten of

behandeling aangeboden. Uit het arrest van Murray vloeit voort dat ook voor de

levenslanggestrafte met een psychische stoornis, voorafgaand aan zijn eerste herbeoordeling, een volwaardige rehabilitatie mogelijk dient te worden gemaakt om hem daadwerkelijk een

1 Rb. Midden-Nederland, 27 juli 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:3330. 2 HR 4 maart 2006, ECLI:NL:HR2006:AU5496.

(7)

7 perspectief te bieden. Dit is mijns inziens niet mogelijk zonder dat een levenslanggestrafte bij wie een psychische stoornis is vastgesteld, wordt behandeld wordt voor zijn stoornis. Het voorgaande heeft geleid tot de volgende onderzoeksvraag:

Is het standpunt van de Hoge Raad dat levenslang niet in combinatie met tbs met

dwangverpleging kan worden opgelegd nog houdbaar gelet op de inspanningsverplichting om levenslanggestraften met een psychische stoornis een behandeling te bieden gericht op

rehabilitatie, zoals volgt uit jurisprudentie van het EHRM?

1.2 Relevantie en opbouw van het onderzoek

Met mijn onderzoek wil ik een bijdrage leveren aan dit vraagstuk en concrete aanbevelingen doen hoe de groep levenslanggestraften met een psychische stoornis, in het licht van Murray vs.

Nederland een reëel perspectief kan worden geboden. Om tot beantwoording van de onderzoeksvraag te komen, heb ik de volgende deelvragen gehanteerd:

- Wat is het beleid en de praktijk momenteel ten aanzien van levenslang en TBS?; - Wat was de aanleiding voor de Hoge Raad om het standpunt in te nemen dat tbs niet in

combinatie opgelegd kan worden?;

- Welke verplichtingen gelden volgens jurisprudentie van het EHRM ten aanzien van levenslanggestraften met een geestelijke stoornis?;

- Is het in Nederland ontwikkelde beleid en de praktijk in overeenstemming met deze verplichtingen?;

- Op welke wijze kan invulling worden gegeven aan de uit Murray vs. Nederland volgende inspanningsverplichtingen?

Het onderzoek is als volgt opgebouwd.

In hoofdstuk 2 wordt het wettelijk kader van de levenslange gevangenisstraf en tbs-maatregel met dwangverpleging uiteengezet aan de hand van de geldende wet- en regelgeving

In hoofdstuk 3 wordt in gegaan op het oordeel van de Hoge Raad dat levenslang en tbs met dwangverpleging niet in combinatie met elkaar kunnen worden opgelegd bezien vanuit de

wetsgeschiedenis en de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden ten aanzien van de levenslange gevangenisstraf de afgelopen decennia. Hierbij is gebruik gemaakt van relevante kamerstukken en literatuur- en jurisprudentieonderzoek.

In hoofdstuk 4 worden de beleidswijzigingen ten aanzien van de levenslange gevangenisstraf in Nederland, tezamen met de jurisprudentie van de Hoge Raad dienaangaande en de bevindingen uit de praktijk getoetst aan de door het EHRM gestelde eisen die voortvloeien uit Murray vs.

Nederland. Dit wordt gedaan aan de hand van de relevante jurisprudentie en wet- en regelgeving. Daarnaast heeft een interview met het hoofd Detentie en Re-integratie van P.I. Heerhugowaard, plaatsgevonden om zo het beleid ook in de praktijk te toetsen.

In hoofdstuk 5 wordt een antwoord op de centrale onderzoeksvraag geformuleerd en worden aanbevelingen gedaan hoe de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf kan worden ingericht.

(8)

8 2. Het wettelijk kader voor levenslang en de tbs maatregel in Nederland

2.1 Inleiding

Het Nederlands strafrechtelijke sanctiestelsel kent twee soorten sancties, te weten straffen en maatregelen. Door deze tweedeling spreekt men ook wel van een tweesporenstelsel.4

Een straf, zoals bedoeld in artikel 9 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), kan worden opgelegd wanneer iemand een strafbare gedraging verricht, welke hem ook kan worden toegerekend. Het gaat hierbij aldus om sanctionering van het gedrag. Het delict en de daaropvolgende straf zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.5

Voor een goed begrip van het standpunt van de Hoge Raad, dat de levenslange gevangenisstraf en de tbs-maatregel niet met elkaar verenigbaar zijn, is het noodzakelijk beide te bespreken, in al hun overeenkomsten en verschillen bezien. In dit hoofdstuk wordt het wettelijk kader van de

levenslange gevangenisstraf en de tbs-maatregel uiteengezet. Ook verdient artikel 13 Sr in het bijzonder bespreking, nu op grond van dit artikel een levenslanggestrafte in een tbs-kliniek kan worden geplaatst. Dit hoofdstuk beperkt zich tot een korte bespreking van de huidige wet- en regelgeving en tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf en tbs-maatregel en wordt afgesloten met een conclusie. In de aansluitende twee hoofdstukken wordt ingegaan op de wetsgeschiedenis, de ontwikkelingen in de jurisprudentie en de daarop volgende

beleidswijzigingen in de afgelopen twee decennia.

2.2 De levenslange gevangenisstraf in Nederland

2.2.1 Tijdelijk of levenslang

Indien iemand wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf, is deze tijdelijk of levenslang, zo blijkt uit artikel 10 Sr.6 Levenslang is de zwaarste sanctie die in Nederland kan worden opgelegd en is om die reden voorbehouden aan een beperkt aantal, ernstige delicten, zoals moord en het plegen van een misdrijf met een terroristisch oogmerk.7 In die gevallen waar de rechter een levenslange gevangenisstraf kan opleggen, kan de rechter in plaats daarvan ook kiezen voor een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste 30 jaar.8

Ons Wetboek van Strafrecht kent echter niet de verplichte oplegging van een levenslange gevangenisstraf bij bepaalde delicten, zoals dit in bijvoorbeeld in Duitsland wel het geval is.9

2.2.2 Straftoemeting

Er zijn geen wettelijke bepalingen waaruit blijkt dat de levenslange gevangenisstraf en tbs-maatregel onverenigbaar zijn. Desondanks oordeelde de Hoge Raad in 2006 in de strafzaak tegen Lucia de B. dat een levenslange gevangenisstraf en tbs-maatregel niet in combinatie met elkaar konden worden opgelegd.10 Dit oordeel werd destijds ingegeven door het feit dat de veroordeelde bij een levenslange gevangenisstraf levenslang buiten de maatschappij wordt geplaatst, terwijl het doel van de tbs-maatregel is dat de veroordeelde na een (succesvolle) behandeling terug kan keren in de maatschappij. De Hoge Raad heeft daarbij opgemerkt dat verminderde

toerekeningsvatbaarheid van de verdachte geen belemmering vormt voor het opleggen van een

4 Kelk 2008, p. 335. 5 Torremans 2008, p. 268. 6 Schuyt 2013, par. 2.

7 Artikel 289 Sr en Artikel 288a Sr. 8 Schuyt 2013, par. 2.

9 Bron WODC.

(9)

9 levenslange gevangenisstraf.11 Dit staat evenwel op gespannen voet met het schuldbeginsel,

inhoudende dat niet zwaarder mag worden gestraft dan de schuld met zich meebrengt. De Hoge Raad hanteert echter de opvatting dat deze uitleg van het schuldbeginsel geen steun vindt in het recht en om die reden dus niet onverenigbaar is.12 Evenmin vormt, naar het oordeel van de Hoge Raad, een eerder opgelegde tbs-maatregel of lopende tbs-maatregel een belemmering voor het opleggen van een levenslange gevangenisstraf.13

2.2.3 Wijze van tenuitvoerlegging

Momenteel kent Nederland 36 gedetineerden die onherroepelijk een levenslange gevangenisstraf ondergaan.14 De Penitentiaire Beginselenwet (hierna: de Pbw) kent geen bijzondere regels voor tot levenslang veroordeelde gedetineerden. Het in artikel 2, tweede lid, van de Pbw geformuleerde resocialisatiebeginsel, namelijk dat een gedetineerde tijdens zijn detentie dient te worden voorbereid op zijn terugkeer in de vrije maatschappij, wordt op deze gedetineerden niet van toepassing geacht.15 Deze uitzondering is echter niet wettelijk geregeld. Zij vloeit voort uit de opvatting dat 'levenslang' in artikel 10 lid 1 Sr in beginsel letterlijk moet worden genomen. Hoewel voor de levenslanggestrafte wel een detentie- en re-integratieplan wordt opgesteld, worden er geen activiteiten gericht op re-integratie opgenomen zolang zij hier niet voor in aanmerking komen.16

De Pbw onderscheidt twee differentiatiecriteria: geslacht en de mate van beveiliging.17 Artikel 10, derde lid, van de Pbw geeft daarnaast de mogelijkheid gevangenissen te onderscheiden naar lengte van de straf of het strafrestant van geplaatste veroordeelden, door middel van het stellen van regels bij of krachtens algemene maatregelen van bestuur.18 De toenmalig staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was voornemens samenplaatsing van lang- en levenslanggestraften per 1 januari 2013 te realiseren.19 In de praktijk is dit echter bij een voornemen gebleven.20 Dit betekent dat

levenslanggestraften, in principe, ook bij kortgestraften geplaatst kunnen worden, wat in de praktijk ook daadwerkelijk gebeurt.21 Voorts is in de huisregels van de P.I. Heerhugowaard, waar momenteel 14 levenslanggestraften zijn ondergebracht, geen bijzondere regelgeving voor deze specifieke groep gedetineerden opgenomen.22 Voor hen geldt daarom hetzelfde beleid als voor kortgestraften, hoewel het uitgangspunt en de beleving van de detentie voor levenslanggestraften significant anders is.

2.2.4 Periodieke herbeoordeling door het Adviescollege levenslanggestraften.

Sinds 1 maart 2017 kent Nederland een periodieke herbeoordeling voor de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf. Deze herbeoordeling wordt uitgevoerd door het Adviescollege levenslanggestraften ingesteld (hierna: ACL). In hoofdstuk 4 wordt uitvoerig stil gestaan bij de ontwikkelingen in de jurisprudentie die aanleiding gaven tot wijzigingen in de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf en het invoeren van de periodieke herbeoordeling door het ACL. Voor nu volstaat enkel te vermelden wat de taken van het ACL zijn. Het ACL bestaat uit twee juristen, een psycholoog, een psychiater en een wetenschapper. Eén van de taken van het

11 HR 4 december 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB6351, NJ 2008/19. 12 HR 10 september 1957, NJ 1985/5.

13 Zie bijvoorbeeld GHARL 18 april 2007,ECLI:NL:GHARN:2007:BA3178, NJSF 2007/181. 14 Forum Levenslang, nieuwsbrief januari 2019.

15 Van Hattum 2009, ‘In de daad een mens. De gratieprocedure levenslanggestraften: departementaal beleid en magistratelijke toezicht, vroeger en nu’, p. 325-326.

16 Art. 1c, lid 4, Regeling Spog. 17 Art. 11 en 13 Pbw.

18 Bleichrodt/Vegter 2016, p. 133.

19 Aanhangsel Handelingen II 2012/13, 1594. 20 Aanhangsel Handelingen II 2012/13, 1594. 21 RSJ 15/1575/GB, 25 augustus 2015, beroep.

(10)

10 ACL is het adviseren van de minister van Justitie en Veiligheid na 25 jaar detentie met betrekking tot de vraag of en, zo ja, voor welke re-integratieactiviteiten een levenslanggestrafte in aanmerking dient te komen. Het ACL stelt dan tevens de termijn vast waarbinnen zij een vervolgadvies zal uitbrengen. Wanneer het college adviseert geen re-integratieactiviteiten aan te bieden, dan volgt de minister dit advies altijd, terwijl hij, wanneer het college adviseert wel bepaalde

re-integratieactiviteiten aan te bieden, gemotiveerd van dit advies mag afwijken. Een andere taak van het ACL is het informeren van de minister over de voortgang van de resocialisatie- en

re-integratieactiviteiten van de levenslanggestrafte in het kader van diens ambtshalve beoordeling van de mogelijkheid tot gratieverlening die uiterlijk na 27 jaar detentie conform de in artikel 19 Gratiewet vervatte procedure plaatsvindt.

De toetsingscriteria die het ACL bij de advisering hanteert, zijn: a. het recidiverisico; b. de delictgevaarlijkheid; c. het gedrag en de ontwikkeling van de levenslanggestrafte gedurende zijn detentie en d. de impact op het slachtoffer en de nabestaanden en in de sleutel daarvan de

vergelding.23 Het ACL heeft tot op heden in twee individuele zaken van levenslanggestraften advies uitgebracht aan de minister.24

2.2.5 Gratie

De enige mogelijkheid om vrij te komen na oplegging van de levenslange gevangenisstraf, is door gratieverlening op grond van de Gratiewet.25 Onze huidige Gratiewet stamt uit 1987.26

Gratieverlening geschiedt door de Koning en houdt in het kwijtschelden, verminderen of veranderen van de straf.27 Om een gratieverzoek in te dienen moet er sprake zijn van een onherroepelijke straf.28

Gratie kan worden verleend:

− op grond van enige omstandigheid, waarmede de rechter op het tijdstip van zijn beslissing

geen of onvoldoende rekening heeft gehouden of kunnen houden en die, ware zij op dat tijdstip wel of voldoende bekend geweest, hem aanleiding zou hebben gegeven tot het opleggen van een andere straf of maatregel, of tot het afzien daarvan; dan wel

− indien aannemelijk is geworden dat met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing

of de voortzetting daarvan geen met de strafrechtstoepassing na te streven doel in

redelijkheid wordt gediend, kan er gratie verleend worden.29

In 1986 werd voor het laatst gratie verleend aan een levenslanggestrafte vanuit het oogpunt van resocialisatie.30 Ook in 2009 werd bij koninklijk besluit aan een levenslanggestrafte gratie verleend.31 Deze gratie werd echter enkel verleend op humanitaire gronden. Het betrof een levenslanggestrafte die terminaal ziek was en uiteindelijk kort na zijn vrijlating overleed. Van gratieverlening in het kader van resocialisatie was zodoende geen sprake.

Theoretisch gezien kan de levenslanggestrafte zich ook wenden tot de civiele rechter om middels een kort geding op grond van artikel 162, Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek te verzoeken om invrijheidstelling. Nu de civiele rechtsgang in de praktijk nog niet heeft geleid tot de

invrijheidstelling van levenslanggestraften, volstaat voor dit onderzoek het enkel noemen van de mogelijkheid.

23 Artikel 4 Besluit Adviescollege Levenslanggestraften.

24www.adviescollegelevenslanggestraften.nl; tweejaarbericht maart 2019, p. 9.

25 www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/straffen-en-maatregelen/vervroegde-vrijlating/gratie. 26 Laatstelijk gewijzigd bij wet van 22 februari 2017, Stb. 2017, 82 (Kamerstukken 34 086). 27 Art. 4 lid 1 Gratiewet.

28 www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/straffen-en-maatregelen/vervroegde-vrijlating/gratie. 29 Art. 2 lid 1 Gratiewet.

30 Factsheet 2011, p. 23.

(11)

11 2.3 Tbs

De terbeschikkingstelling (hierna: tbs) is een bijzondere maatregel binnen het Nederlandse

strafrecht. De tbs wordt gezien als de meest ingrijpende strafrechtelijke maatregel die - indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan - onbegrensd verlengd kan worden op vordering van het Openbaar Ministerie.32 Tbs kan worden opgelegd met bevel tot dwangverpleging van

overheidswege op grond van art. 37b Sr, of met voorwaarden op grond van art. 38 Sr. In deze scriptie wordt, voor zover relevant, uitsluitend ingegaan op tbs met dwangverpleging van overheidswege.

2.3.1 Het doel van de tbs-maatregel

Waar de grondslag van de vrijheidsstraf ligt in de vergelding, hebben maatregelen een andere grondslag en kunnen deze in ons sanctiestelsel worden onderverdeeld in beveiligingsmaatregelen en herstelmaatregelen.33 Een beveiligingsmaatregel beoogt de maatschappij te beschermen tegen een bepaald gevaar dat een persoon of voorwerp wordt geacht te veroorzaken.34 De tbs is een treffend voorbeeld van een beveiligingsmaatregel en heeft aldus tot doel het beschermen van de samenleving. Die bescherming vindt in eerste instantie plaats door het fysiek opsluiten van de gestelde in een kliniek. Daarnaast vindt die bescherming plaats door behandeling van de tbs-gestelde, waardoor het gevaar voor herhaling tot een aanvaardbaar risico moet worden

teruggebracht.

Het uitgangspunt van de tbs is dat de tenuitvoerlegging van de tbs zoveel mogelijk dienstbaar wordt gemaakt aan de behandeling van de veroordeelde en de voorbereiding op diens terugkeer in de maatschappij, zo volgt uit artikel 2 lid 1 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (hierna: Bvt).

Uit de Memorie van Toelichting op de Bvt volgt eveneens dat het doel van de tbs tweeledig is, nu deze maatregel, naast het aspect van maatschappelijke beveiliging, ook ziet op de resocialisatie van de tbs-gestelde in de maatschappij middels verpleging en behandeling.35 Het onderscheid tussen verpleging en behandeling wordt in de Bvt duidelijk weergegeven: met verpleging wordt bedoeld de passieve verzorging die tevens is gericht op veiligheid. Behandeling gaat verder, nu deze gericht is op actieve gedragsbeïnvloeding met het oog op vermindering van de gevaarlijkheid van de betrokkene, zodat resocialisatie verantwoord is.36

2.3.2 Het opleggen, verlengen een beëindigen van tbs met dwangverpleging

Om een verdachte een tbs-maatregel op te kunnen leggen dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:

− de verdachte moet worden veroordeeld voor een feit of feiten waarvoor op grond van

artikel 37 a lid 1 Sr het opleggen van de tbs-maatregel is toegestaan;

− bij de verdachte diende er ten tijde van het begaan van de feiten een gebrekkige

ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens te bestaan;

− de feiten moeten verdachte als gevolg van voornoemde stoornis niet of in verminderde

mate kunnen worden toegerekend;

− als gevolg van de stoornis dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid

van personen of goederen in het geding te zijn.37

32 Ter Haar/Meijer/Seuters 2013, p. 21. 33 Bleichrodt /Vegter 2016, p. 41. 34 Bleichrodt/Vegter 2016, p. 41. 35 Kamerstukken II 1993/94, 23 445, nr. 3, p. 7. 36 Stb. 1997, 280. 37 Artikel 37a Sr.

(12)

12 Strikt genomen eist de wet voor oplegging van tbs geen causaal verband tussen de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis en het gepleegde delict.38 In de Kraggenburg-zaak heeft de Hoge Raad ook geoordeeld dat inderdaad geen causaal verband is vereist tussen de psychische stoornis van de verdachte en het delict.39 Het is voldoende als er sprake is van gelijktijdigheid.40 Op grond van artikel 38d Sr duurt de opgelegde maatregel tbs met dwangverpleging twee jaar en kan dit op vordering van de officier van justitie steeds worden verlengd met één of twee jaar.41 De vordering tot verlenging wordt ingediend bij de rechtbank waar de strafzaak in eerste aanleg is behandeld.42 Voor verlenging is advies nodig van het hoofd van de inrichting dat wordt

onderschreven door de behandelaars van de tbs-gestelde.43 Tegen de beslissing van de rechtbank staat zowel voor de officier van justitie als de tbs-gestelde beroep open bij het gerechtshof Arnhem – Leeuwarden.44 Voor het de verlenging geldt, net als bij de oplegging, het

gevaarscriterium.45 Bij de verlenging van de tbs met dwangverpleging is dit het enige criterium; het is niet vereist dat bij de verlenging nog een stoornis bestaat.46

De tbs komt ten einde indien er door de officier van justitie geen vordering wordt ingediend of indien de rechtbank de vordering tot verlenging afwijst.47 Sinds 1 juli 2013 geldt voor de tbs met dwangverpleging dat de afwijzing van de verlengingsvordering moet worden gecombineerd met voorwaardelijke beëindiging van de verpleging.48 Onvoorwaardelijke beëindiging van de tbs is slechts mogelijk als de verpleging minstens een jaar voorwaardelijk beëindigd is geweest.49

2.3.3 De Langdurige forensisch psychiatrische zorg

Uit het voorgaande volgt dat het doel van de tbs met verpleging, zowel beveiliging van de maatschappij omvat als het behandelen van de tbs-gestelde, zodat de kans op delictherhaling tot een aanvaardbaar risico wordt teruggebracht en de tbs-gestelde kan re-integreren in de

maatschappij. Een deel van de populatie tbs-gestelden wordt echter niet meer behandeld, omdat bij hen is vastgesteld dat verdere behandeling zinloos is, niet mogelijk is of omdat de tbs-gestelde dat zelf niet wil.50 In 1999 is de longstay-afdeling in het leven geroepen als voorziening voor uitbehandelde, blijvend delictgevaarlijke patiënten die nog wel zorg en begeleiding - en het beveiligingsniveau van een tbs-kliniek - nodig hadden.51 Per 1 januari 2019 is het nieuwe

Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg (hierna: LFPZ) ingegaan en wordt de term longstay niet meer gehanteerd.52

Het beleidskader is van toepassing op tbs-gestelden met dwangverpleging die door hun blijvende delictgevaarlijkheid, een indicatie hebben voor langdurige forensisch psychiatrische zorg.53 De criteria voor plaatsing op een LFPZ-afdeling zijn de volgende:

1) Er bestaat een risico dat de tbs-gestelde een ernstig delict pleegt. Dit risico voor fysieke of psychische schade van anderen is zodanig groot dat de

38 Attinger e.a./Mevis e.a. 2015, p.5.

39 HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1311, J 2008, 193 m m.nt. Mevis. 40 HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1311, J 2008, 193 m m.nt. Mevis. 41 Art. 38 Sr.

42 Art. 590o jo 509p Sv. 43 Art. 590o, tweede lid, Sv. 44 Art. 590 Sv.

45 Art, 38, tweede lid, Sr. 46 Bleichrodt/Vegter 2016, p. 178. 47 Bleichrodt/Vegter 2016, p. 180. 48 Kamerstukken II, 2010/11, 32337, nr. 7. 49 Art. 509t, tweede lid, Sv.

50 Deenen 2007, ‘Longstay, anders dan levenslang?’ p. 25. 51 Kordelaar/Kluiter 2013,’Longstay out of the box’, p. 203. 52 Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg 2019, p.7. 53 Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg 2019, p. 8.

(13)

13

maatschappij daartegen moet worden beschermd. Het risico blijkt uit een recente risicotaxatie (niet ouder dan een jaar).

2) Beveiliging naast eventuele zorg is nodig om te voorkomen dat de tbs-gestelde tot het onder 1. genoemde delict komt.

3) Het delictrisico is niet zodanig afgenomen dan wel beheersbaar geworden dat de tbs-gestelde buiten beveiliging en toezicht kan.

4) De tbs- gestelde heeft conform “state of the art” alle behandelingsmogelijkheden ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen, zonder dat

dit heeft geleid tot een substantiële vermindering van het delictgevaar.54

Waar tot 2019 de geboden behandeling en zorg op de longstay-afdeling niet zozeer gericht was op de uiteindelijke terugkeer in de maatschappij, heeft de LFPZ juist als doelstelling te blijven

zoeken naar nieuwe behandelmogelijkheden en om resocialisatie van de patiënt mogelijk te maken.55 Kwaliteit van leven en stabilisatie zijn eveneens onderdeel van de doelstelling.56 Na plaatsing op de LFPZ-afdeling wordt voor iedere patiënt een behandelplan opgesteld, de zorg en behandeling zijn hierbij hoofdzakelijk gericht op stabilisatie van de psychiatrische stoornis en een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven maar resocialisatie blijft wel tot de mogelijkheden

behoren.57 Het behandelplan wordt jaarlijks geëvalueerd.58

Periodiek wordt getoetst of het noodzakelijk is de patiënt nog op de LFPZ-afdeling verblijft door de LFPZ-voorziening waar de patiënt verblijft een onafhankelijk adviseur.59 De toetsing van de LFPZ-plaatsing loopt met ingang van het nieuwe Beleidskader synchroon met de procedure van de verlenging van de tbs-maatregel.60 De toets ziet daarnaast op de behandelingsvatbaarheid van de patiënt waarbij wordt bekeken of er nieuwe interventies, medicijnen of andere omstandigheden zijn waardoor behandeling nu wel zou kunnen aanslaan of dat er kan worden volstaan met een lager beveiligingsniveau.61 Op het moment dat er voldoende perspectief op uitstroom wordt vastgesteld, wordt het Landelijke Adviescommissie Plaatsing Forensische Zorg (LAP) gevraagd te adviseren over het door het FPC opgestelde uitstroomplan.62 Anders dan bij het beëindigen van de tbs-maatregel, neemt de minister van Justitie en Veiligheid en niet de rechtbank een

plaatsingsbeslissing nadat het LAP positief adviseert over het opheffen van de LFPZ-indicatie.63 Indien de plaatsingsbeslissing inderdaad strekt tot opheffing van de LFPZ-indicatie, kan de uitstroom naar een reguliere tbs-kliniek gerealiseerd worden.64 Indien de minister negatief beslist, kan de patiënt in beroep bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (hierna: RSJ) binnen zeven dagen nadat hij kennis heeft gekregen van de getekende plaatsingsbeschikking, zo blijkt uit artikel 69 van de Bvt.

2.4 Artikel 13 Sr

Ondanks dat het huidige standpunt is dat een levenslange gevangenisstraf niet in combinatie met een tbs-maatregel kan worden opgelegd, behoort het plaatsen van een levenslanggestrafte in een tbs-kliniek wel degelijk tot de mogelijkheden.

54 Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg 2019, p. 21. 55 Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg 2019, p. 21. 56 Kamerstukken II 2004/05, 29 452, 35, p.6.

57 Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg 2019, p. 9. 58 Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg 2019, p. 9. 59 Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg 2019, p. 15. 60 Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg 2019, p. 15-16. 61 Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg 2019, p. 21. 62 Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg 2019, p. 17. 63 Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg 2019, p. 17. 64 Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg 2019, p. 17.

(14)

14 Een tot gevangenisstraf veroordeelde kan in voorkomende gevallen wegens zijn gebrekkige

ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens worden geplaatst in een tbs-kliniek op grond van artikel 13, eerste lid, Sr. Er is voorts geen wettelijke bepaling die

levenslanggestraften uitsluit van deze mogelijkheid. De beslissing tot overplaatsing naar een tbs-kliniek is voorbehouden aan de minister van Justitie en Veiligheid .65 De minister laat zich

adviseren door de adviescommissie geestelijk gestoorde gedetineerden.66 Het derde lid van artikel 13 Sr bepaalt dat de beslissing tot een dergelijke plaatsing wordt gebaseerd op een met redenen omkleed (gezamenlijk of afzonderlijk uitgebracht) advies van tenminste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines - onder wie een psychiater - die de betrokkene hebben onderzocht. Niet alleen in geval van detentieongeschiktheid van een gedetineerde ligt plaatsing in een tbs-kliniek in de rede, dit is ook mogelijk indien de in het gevangeniswezen beschikbare

psychiatrische zorg onvoldoende is voor de gedetineerde in verband met zijn psychopathologie, dan wel garanties voor een humane tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in het licht van die pathologie ontbreken.67 Tegen de beslissing tot plaatsing in een tbs-kliniek, alsmede tegen de weigering een verzoek om een dergelijke plaatsing in te willigen, staat beroep open bij de beroepscommissie van de RSJ op grond van artikel 13, vierde lid, Sr. Indien de wens van de levenslanggestrafte om te resocialiseren, en niet zijn psychische gesteldheid, de kern van het verzoek tot overplaatsing naar een tbs-kliniek vormt, is afwijzing van dit verzoek door de minister niet onredelijk of onbillijk.68

2.5 Tussenconclusie

In dit hoofdstuk is de huidige wet- en regelgeving en tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf en tbs-maatregel, alsmede artikel 13 Sr, op hoofdpunten besproken. Waar bij de levenslange gevangenisstraf vergelding voorop staat, heeft de tbs-maatregel als doel enerzijds de maatschappij te beschermen tegen de delictgevaarlijkheid van de tbs-gestelde door hem fysiek op te sluiten in een tbs-kliniek, en anderzijds door middel van de behandeling van de tbs-gestelde het gevaar tot een aanvaardbaar risico terug te brengen zodat de tbs-gestelde terug kan keren in de maatschappij. De Hoge Raad heeft in de strafzaak tegen Lucia de B. geoordeeld dat een levenslange gevangenisstraf en tbs-maatregel niet in combinatie met elkaar opgelegd kunnen worden gelet op dit verschil in grondtrekken.

Voor tbs-gestelden geldt dat bij gebleken onbehandelbaarheid en blijvende delictgevaarlijkheid, zij kunnen worden overgeplaatst naar een LFPZ-afdeling. Op deze afdeling is de doelstelling een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven en stabilisatie van de psychiatrische stoornis, waarbij het onderzoeken van nieuwe behandelmogelijkheden om resocialisatie van de patiënt mogelijk te maken, eveneens tot de doelstelling behoort.

Tot slot is besproken dat een veroordeelde , onder bepaalde voorwaarden, in een tbs-kliniek kan worden geplaatst op grond van artikel 13 Sr. Er is geen wettelijke bepaling die

levenslanggestraften uitsluit van deze mogelijkheid.

Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat, ondanks de door de Hoge Raad gestelde onverenigbaarheid van de levenslange gevangenisstraf en de tbs-maatregel, in sommige gevallen de wegen van deze straf en maatregel elkaar wel kruisen.

65 Artikel 41 Pm.

66 Zie art. 27 Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing (regeling van 15 augustus 2000, Stcrt. 2000, 176, laatstelijk gewijzigd op 17 augustus 2017, Stcrt. 2017, 486, i.w.tr. op 1 september 2017).

67 RSJ 12 augustus 2015, 15/800/TR. 68 RSJ 12 augustus 2015, 15/800/TR.

(15)

15 3. Levenslang niet mogelijk in combinatie met tbs

3.1 Inleiding

In het voorgaande hoofdstuk is het wettelijk kader van de levenslange gevangenisstraf en de tbs-maatregel op hoofdpunten uiteengezet. In dit hoofdstuk wordt het standpunt van de Hoge Raad, dat een levenslange gevangenisstraf niet kan worden opgelegd in combinatie met een

tbs-maatregel, nader bezien. Dit wordt gedaan aan de hand van de strafzaak tegen Lucia de B. Na een korte schets van de verdenkingen tegen Lucia de B. wordt eerst het arrest van het gerechtshof Den Haag besproken dat Lucia de B. in hoger beroep veroordeelde tot een levenslange gevangenisstraf

en een tbs-maatregel met dwangverpleging. Vervolgens wordt het arrest van de Hoge Raad

besproken.

Het arrest van de Hoge Raad dient te worden bezien in het licht van de wetgeschiedenis enerzijds en het politieke klimaat van dat moment anderzijds. Daarnaast wordt ingegaan op de

beleidswijzigingen met betrekking tot art. 13 Sr die in de daaropvolgende jaren hebben plaatsgevonden, waarna wordt afgesloten met een conclusie.

3.2 Het gerechtshof

3.2.1 Introductie van de zaak Lucia de B.

In december 2001 werd Lucia de B. aangehouden wegens verdenking van betrokkenheid bij de dood van een aantal patiënten van het ziekenhuis waar zij op dat moment werkzaam was als verpleegkundige. Door de directeur van het betreffende ziekenhuis was aangifte tegen Lucia de B. gedaan wegens vijf moorden en vijf pogingen van moord toen duidelijk werd dat Lucia de B. kort voor het overlijden of ten tijde van het overlijden verantwoordelijk was geweest voor de zorg van deze patiënten. Ziekenhuizen waar Lucia de B. eerder werkzaam was geweest kwamen vervolgens met soortgelijke verdenkingen. Op 24 maart 2003 werd Lucia de B. door de rechtbank Den Haag veroordeeld tot levenslang wegens, onder meer, moord op vier patiënten en de poging tot moord op drie andere patiënten. Zowel het OM als Lucia de B. gingen tegen dit vonnis in hoger beroep.

3.2.2 Levenslang en tbs met dwangverpleging

Het hof komt op 18 juni 2004 tot een bewezenverklaring van zeven moorden en vier pogingen tot moord en overweegt kort en bondig ten aanzien van hoogte van de straf, dat alleen levenslang een adequate vergelding kan zijn voor de door Lucia de B. gepleegde delicten. Het hof merkt op dat naast het component van vergelding, de levenslange gevangenisstraf ook als afschrikking voor anderen die zich in een soort gelijke situatie bevinden dient. Ook dient de levenslange

gevangenisstraf tot preventie van soortgelijke delicten in de toekomst door Lucia de B.69

De overwegingen van het hof ten aanzien van de eveneens opgelegde tbs-maatregel hebben meer voeten in aarde.

Het hof overweegt dat nu bij een levenslange gevangenisstraf voornamelijk de aspecten van vergelding, vereffening van de schade toegebracht door Lucia de B. en de afschrikkende werking van de gevangenisstraf kenmerkend zijn, preventie van soortgelijke delicten door Lucia de B. minder naar voren komt. In het licht van het mogelijke recidiverisico van Lucia de B. acht de het hof dit problematisch. Het hof acht de beveiligende werking van de levenslange gevangenisstraf onvoldoende om de samenleving te kunnen beschermen tegen een herhaling van soortgelijke

(16)

16 feiten door de verdachte en heeft zodoende de mogelijkheid van tbs met dwangverpleging naast de levenslange gevangenisstraf onderzocht.70

Ten aanzien van de combinatie levenslang en tbs komt het hof tot de overweging dat er geen wettelijke bepalingen zijn die een combinatie van een levenslange gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging uitsluiten.71 Het hof vervolgt dat het wettelijk systeem zich evenmin tegen deze combinatie verzet en verwijst naar de mogelijkheid van artikel 13 Sr dat voorziet in de

mogelijkheid een veroordeelde tot gevangenisstraf, die wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens daarvoor in aanmerking komt, in een justitiële inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden te plaatsen.72 Dit artikel sluit een dergelijke plaatsing voor een veroordeelde tot levenslange gevangenisstraf niet uit.73

Het hof veroordeelt Lucia de B. tot een levenslange gevangenisstraf en in het geval deze straf op grond van artikel 2, sub b, van de Gratiewet wordt omgezet in een tijdelijke gevangenisstraf, aansluitend tot tbs met dwangverpleging, mits zij dan bereid en in staat is tot delictbespreking en behandeling.74

3.3. Hoge Raad

Lucia de B. ging in cassatie tegen het arrest van het hof. In totaal werden zeventien middelen ingesteld. Het zeventiende middel was gericht op de strafbaarheid van Lucia de B., de

sanctieoplegging en omvatte vier klachten. De Hoge Raad vernietigde het beroep uitsluitend ten aanzien van het ingestelde middel dat de sanctieoplegging betreft, voor het overige werd het cassatieberoep verworpen.

3.3.1 Arrest van de Hoge Raad

De Hoge Raad gaat eerst in op de tegenstrijdigheid in motivering ten aanzien van de strafbaarheid en toerekeningsvatbaarheid door het hof nu er enerzijds wordt overwogen dat de strafbare feiten Lucia de B. volledig moeten worden toegerekend en anderzijds dat bij de sanctieoplegging een causaal verband wordt aangenomen tussen de gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens en levensdelicten.75

Vervolgens oordeelt de Hoge Raad dat de opgelegde straf en maatregel niet met elkaar te verenigen zijn en overweegt daartoe:

“Met het opleggen van een levenslange gevangenisstraf beoogt de rechter te voorkomen dat de veroordeelde nog terugkeert in de samenleving, zodat een op die terugkeer gerichte behandeling van een geestelijke stoornis van de veroordeelde niet aan de orde is.

Daarentegen strekt de tenuitvoerlegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met

dwangverpleging er (mede) toe de veroordeelde na een verpleging die tot het gewenste resultaat

heeft geleid, te doen terugkeren in de maatschappij”.76

De Hoge Raad overweegt daarnaast dat de rechter bij de strafoplegging geen rekening mag houden met beslissingen op eventuele toekomstige gratieverzoeken.77

Uit bovenstaande passage is veelal afgeleid dat het standpunt van de Hoge Raad ook is dat levenslang inderdaad levenslang is.78

70 Gerechtshof ’s-Gravenhage 18 juni 2004, ECLI:NL:GHAMS:2006:AY3864, r.o. 15.22. 71 Gerechtshof ’s-Gravenhage 18 juni 2004, ECLI:NL:GHAMS:2006:AY3864, r.o. 15.31. 72 Gerechtshof ’s-Gravenhage 18 juni 2004, ECLI:NL:GHAMS:2006:AY3864, r.o. 15.31. 73 Gerechtshof ’s-Gravenhage 18 juni 2004, ECLI:NL:GHAMS:2006:AY3864, r.o. 15.31. 74 Hof 18 juni 2004, ECLI:NL:GHAMS:2006:AY3864, r.o. 15.34.

75 HR 14 maart 2016, ECLI:NL:HR:2006:AU5496 r.o. 9.4. 76 HR 14 maart 2016, ECLI:NL:HR:2006:AU5496 r.o. 9.8. 77 HR 14 maart 2016, ECLI:NL:HR:2006:AU5496 r.o. 9.7. 78 Zie o.a. Bleichrodt 2006a, p. 7; van Hattum 2009.

(17)

17

3.3.2 Conclusie van de Procureur-Generaal

De conclusie van de procureur-generaal verdient hier eveneens aandacht nu hij, anders dan de Hoge Raad heeft geoordeeld, concludeert dat het zeventiende middelt faalt in al zijn onderdelen. De procureur-generaal meent dat de doelen van de opgelegde straf en maatregel elkaar niet uitsluiten. Hij voert daartoe aan:

“Met levenslange gevangenisstraf wordt niet de definitieve uitsluiting uit de maatschappij nagestreefd, nagestreefd wordt die mogelijk te maken voor zover en zolang daarmee een met de strafrechtstoepassing na te streven doel wordt gediend. De tbs is weliswaar gericht op terugkeer in de samenleving, maar dan onder de voorwaarde dat er geen onaanvaardbare recidiverisico's aanwezig zijn. Door naast de levenslange gevangenisstraf een tbs met dwangverpleging op te leggen heeft het Hof - anders dan in de klacht wordt gesteld - niet de bedoeling gehad om

terugkeer van de verdachte in de samenleving in geval van gratie te voorkomen. De strekking is te

voorkomen dat de verdachte onbehandeld terug zou keren in de samenleving.”79

3.3.3 Noot van Mevis

Mevis merkt op dat de Hoge Raad hier met name heeft willen onderstrepen dat de rechter die een levenslange gevangenisstraf oplegt, zich bewust moet zijn dat die beslissing in de kern in houdt dat de veroordeelde de rest van zijn leven in gevangenschap doorbrengt.80 Dat ligt niet zo zeer besloten in het politieke klimaat dat ‘levenslang is levenslang’ uitdraagt, zo stelt Mevis, maar enkel en alleen dat de rechter die levenslang oplegt, geen invloed heeft op de mechanismen die de levenslange detentie ongedaan kunnen maken, zoals de gratieprocedure.81 Indien de rechter de veroordeelde het perspectief op terugkeer in de samenleving wil bieden, zou hij in beginsel geen levenslang moeten opleggen.82

Datzelfde geldt ook wanneer de rechter besluit tot oplegging van tbs met dwangverpleging. Mevis wijst er op dat de Hoge Raad vasthoudt aan de aard van de tbs als maatregel die in het teken staat van behandeling, en niet slechts een veiligheidsmaatregel. De patiënt moet tijdens de tbs-maatregel minstens zicht hebben op behandeling en via die weg ook op een eventuele terugkeer in de samenleving. Als dit niet de gewenste uitkomst is, zou de rechter geen tbs-maatregel moeten opleggen. Mevis concludeert zodoende dat als levenslang in beginsel levenslang is, en de tbs-maatregel gericht is op terugkeer in de maatschappij, de twee sancties niet gelijktijdig opgelegd kunnen worden.83 Dat er geen wettelijke bepaling is die de combinatie van de twee sancties uitsluit, doet daar niets aan af.

Tot slot gaat Mevis nog in op de overweging van het hof dat het gevaar bestaat dat een verdachte op enig moment onbehandeld weer in de samenleving terugkeert.84 Mevis erkent dat dit een mogelijkheid is, maar overweegt dat dit simpelweg niet het probleem is van de rechter die levenslang oplegt. Het is immers mogelijk dat de veroordeelde door middel van gratiering onder voorwaarde, bijvoorbeeld die van plaatsing in een tbs-kliniek of een GGZ-kliniek wordt geplaatst.

79 HR 14 maart 2006, ECLI:NL:PHR:2006:AU5496 r.o. 209.

80 HR 14 maart 2006, ECLI:NL: PHR:2006:AU5496, NJ 2007/345, m.nt. Mevis, r.o. 41. 81 HR 14 maart 2006, ECLI:NL: PHR:2006:AU5496, NJ 2007/345, m.nt. Mevis, r.o. 41. 82 HR 14 maart 2006, ECLI:NL: PHR:2006:AU5496, NJ 2007/345, m.nt. Mevis, r.o. 41. 83 HR 14 maart 2006, ECLI:NL: PHR:2006:AU5496, NJ 2007/345, m.nt. Mevis, r.o. 45. 84 HR 14 maart 2006, ECLI:NL: PHR:2006:AU5496, NJ 2007/345, m.nt. Mevis, r.o. 46.

(18)

18 3.4 Levenslang is levenslang

In het tweede hoofdstuk werd de mogelijkheid van gratieverlening op grond van de Gratiewet reeds kort besproken. Eveneens in het tweede hoofdstuk is genoemd dat er in 1986 voor het laatst gratie in het kader van resocialisatie is verleend. In de periode tussen 1986 tot aan het arrest van de Hoge Raad inzake Lucia de B. in 2006 is kennelijk de zienswijze ten aanzien van de

levenslange gevangenisstraf en de wenselijkheid dat de veroordeelde op enig moment weer vrij komt, gewijzigd.

3.4.1 Gratiebeleid tot 1986

In Nederland werd de levenslange gevangenisstraf ingevoerd in 1886 als vervanging van de doodstraf die in het jaar 1870 werd afgeschaft.85

Bij de invoering van de levenslange gevangenisstraf werd de nodige kritiek geuit. Zo werd onder andere aangevoerd dat de straf te zwaar zou zijn en een geciviliseerde samenleving niet waardig.86 Daarnaast was er kritiek omdat de leeftijd van de levenslanggestrafte van invloed is op de

daadwerkelijke tijd dat hij de straf ondergaat.87 Vanuit die gedachte werd besloten

levenslanggestraften niet uit te sluiten van de mogelijkheid tot verkorting van de straf, door middel van gratie.88

Het hoofd van de afdeling gratie van het Ministerie van Justitie concludeerde in 1957 en in 1963 dat de levenslange gevangenisstraf nooit tot het einde werd uitgezeten, de levenslange

gevangenisstraf werd gemiddeld gezien omgezet in een tijdelijke straf van 23 jaar.89 Verblijf in een behandelkliniek om de terugkeer naar de maatschappij soepel te kunnen laten verlopen, was gebruikelijk.90 Levenslang was in Nederland dus niet altijd daadwerkelijk levenslang.

Uit een nader onderzoek naar de mogelijkheden tot gratieverlening in 1957, volgde de

zogenoemde Samkaldenregeling.91 In deze regeling stonden standaardcriteria opgenomen voor het toekennen van gratie bij levenslanggestraften ter ‘voorkoming van de verstoring van

reclasseringskansen’.92 Het doel was dat gratie werd verleend op een punt dat de

levenslanggestraften nog actief konden participeren in de samenleving, voordat de schadelijke effecten van de straf of de leeftijd van de gedetineerde dat onmogelijk maakten.93

De Samkaldenregeling werd in 1978 opgenomen in de circulaire Volgprocedure langgestraften (hierna: Volgprocedure).94 De Volgprocedure hield kort gezegd in dat bij langgestraften periodiek onderzoek werd gedaan door het Penitentiair Selectie Centrum (hierna: PSC) naar met name de psychische gesteldheid van de gedetineerde om het verdere verloop van de tenuitvoerlegging te bepalen, en of met de verdere tenuitvoerlegging nog een redelijk doel werd gediend. Dit

periodieke onderzoek werd ambtshalve uitgevoerd.

Voor levenslanggestraften betekende dit concreet dat wanneer de eerste vijftien jaar van hun straftijd was verstreken, werd overwogen of zij voor gratie in aanmerking kwamen. Indien dit het geval was, werden zij ‘op jaren gesteld’ en kwamen zij na twee derde van de door het gratiebesluit vastgestelde straftijd te hebben uitgezeten voor voorwaardelijke invrijheidstelling in

aanmerking.95

85 Ten Voorde 2003,’Het ontstaan en de ontwikkeling van de levenslange gevangenisstraf in Nederland’, p. 272. 86 Ten Voorde 2003,’Het ontstaan en de ontwikkeling van de levenslange gevangenisstraf in Nederland’, p. 272. 87 Ten Voorde 2003,’Het ontstaan en de ontwikkeling van de levenslange gevangenisstraf in Nederland’, p. 272. 88 Ten Voorde 2003,’Het ontstaan en de ontwikkeling van de levenslange gevangenisstraf in Nederland’, p. 272. 89 Factsheet Forum levenslang, p. 6.

90 Van Hattum 2009.

91 Handelingen II, 1956/57, 4500 (Justitiebegroting), p. 2307-2308. 92 Handelingen II, 1956/57, 4500 (Justitiebegroting), p. 2307-2308. 93 Handelingen II, 1956/57, 4500 (Justitiebegroting), p. 2307-2308. 94 Circulaire van 7 juni 1978, PI, 1980, 79; Factsheet Forum Levenslang, p. 14. 95 Circulaire van 7 juni 1978, PI, 1980, 79, (Volgprocedure Langgestraften).

(19)

19 Tussen 1969 en 1982 werd de levenslange gevangenisstraf niet opgelegd. Hierdoor werd het gratiebeleid ook lange tijd niet toegepast.

3.4.2 Gratiebeleid na 1986

Bij de implementatie van de Gratiewet in 1987 was het uitgangspunt het gratiebeleid, zoals dat tot dat moment werd gevoerd, voort te zetten. In 1986 werd voor het laatst gratie verleend aan de in 1969 tot levenslang veroordeelde H. van Zon.

Bleichrodt houdt voor dat wanneer het gratiebeleid zoals dit tot 1986 werd gevoerd was

voortgezet, de in de jaren 80 tot levenslang veroordeelden in de loop van 2000 tot 2010 op jaren waren gesteld.96 Dat is echter niet geval. Zowel de in 1982 tot levenslang veroordeelde Yilmaz C. alswel de in 1988 tot levenslang veroordeelde Loi Wa C., zijn ook na een detentieperiode van respectievelijk 37 en 35 jaar niet op jaren gesteld.97 Er kan zodoende eenvoudig geconcludeerd worden dat van voortzetting van het tot 1987 gevoerde gratiebeleid, geen sprake is geweest. Bleichrodt wijt de omslag in het gratiebeleid enerzijds aan het feit dat er tussen 1969 en 1982 geen levenslange gevangenisstraf is opgelegd. Daarnaast werd in 2000 bij invoering van de Regeling Selectie en Overplaatsing Gedetineerden (SPOG) de hiervoor beschreven volgprocedure

afgeschaft als gevolg van, onder meer, een toename van het aantal langgestraften en de toegenomen werkdruk voor het Psychisch Medisch Overleg (hierna: PMO) die daaruit voortvloeide.98

Van Hattum laat zich kritisch uit. Zij wijt de omslag aan een gat in het gratiebeleid en gebrek aan belangstelling voor de historie van de straf.99 Een andere factor is de door Van Hattum benoemde verharding van het strafklimaat.100 Een eenduidig antwoord op de vraag wat de aanleiding was voor de omslag valt zodoende niet te geven. Wel wordt duidelijk dat sinds 2000 een weg werd ingeslagen waarbij aan de term levenslang een meer letterlijke betekenis werd gegeven. Sindsdien is levenslang gewoon wat het is, “opsluiting voor de rest van het leven”, zoals ook minister van Rechtsbescherming, Sander Dekker, onlangs nog bevestigend heeft geantwoord.101

3.5 Ontwikkelingen ten aanzien van art. 13 Sr

Zoals eerder benoemd maakt artikel 13 Sr het mogelijk veroordeelden die in verband met hun hun geestelijke gezondheid wel voor tbs-behandeling in aanmerking komen of later een stoornis ontwikkelen, in een tbs-kliniek te behandelen, ook als bij de sanctieoplegging geen tbs met dwangverpleging werd opgelegd. De achterliggende gedachte was hierbij diegenen die behandeling nodig hebben ‘de meest juiste behandeling’ te bieden.102

Het standpunt dat detentie van een levenslanggestrafte niet langer gericht was op resocialisatie, had tot gevolg dat werd afgestapt van het uitgangspunt dat de straf zoveel mogelijk dienstbaar dient te worden gemaakt aan de terugkeer in de maatschappij zoals neergelegd in artikel 2, tweede lid, van de Pbw. Voor levenslanggestraften bij wie een geestelijke stoornis is vastgesteld, leidde de ingeslagen weg tot nog een belangrijke wijziging.

96 Factsheet Forum levenslang, p. 6.

97 De vorige twee in de jaren 80 tot levenslang veroordeelden zijn niet meer in leven, bron factsheet Forum levenslang, p. ???

98 Bij art. 35 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, Stcrt. 12 september 2000, nr. 176, p. 9 is deze regeling ingetrokken; Bleichrodt 2006a.

99 Van Hattum 2009, ‘In de daad een mens. De gratieprocedure levenslanggestraften: departementaal beleid en magistratelijke toezicht, vroeger en nu’, p. 334.

100 Van Hattum 2009, ‘In de daad een mens. De gratieprocedure levenslanggestraften: departementaal beleid en magistratelijke toezicht, vroeger en nu’, p. 334.

101 Aanhangels Handelingen II, 2018/19, nr. 1733, p. 11. 102 Handelingen II 1984/85, 11932 (TBR), 19 sept. 1984, p. 21 rk.

(20)

20 De plaatsing van een levenslanggestrafte in een tbs-kliniek werd niet langer wenselijk geacht. Uit artikel 13, eerste lid, Sr volgt dat artikel 37c Sr overeenkomstig van toepassing is.103 Ofwel, op een gedetineerde die op grond van art. 13 Sr wordt overgeplaatst naar een tbs-kliniek, is de regeling van de tenuitvoerlegging van de tbs ook van toepassing, en dus ook de regelingen ten aanzien van het verlof. Immers is het verlof een wezenlijk onderdeel van de tbs-maatregel voor wat betreft de resocialisatie van de tbs-gestelde.

Deze wijziging houdt ook verband met het intrekken van de Volgprocedure in 2000. Met het wegvallen van de periodieke onderzoek werd immers niet langer ambtshalve bekeken of gratiëring van levenslanggestraften eventueel aan de orde zou moeten zijn. Zodoende paste het ook niet meer in het beleid om een levenslanggestrafte op grond van art. 13 Sr over te plaatsen naar een tbs-kliniek, met daarbij het vooruitzicht op terugkeer in de samenleving indien de behandeling succesvol zou verlopen.

Het bovenstaande neemt niet weg dat het nog steeds noodzakelijk kan worden geacht dat een levenslanggestrafte wordt behandeld in verband met een stoornis, of ter voorkoming van

detentieschade. Indien door het PMO wordt vastgesteld een levenslanggestrafte behandeling nodig heeft, kan de behandeling plaatsvinden binnen de kaders van het gevangeniswezen, bijvoorbeeld in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (hierna: PPC).

Het PPC is bestemd voor gedetineerden met een indicatie voor klinische zorg die vanwege een contra-indicatie niet in de GGZ kunnen worden opgenomen.

Uitgangspunt van behandeling in het PPC is het oplossen of beheersbaar maken van psychische problemen bij gedetineerden en is zodoende niet direct ingericht op langdurige zorg.104 De gemiddelde verblijfsduur van patiënten in het PPC is zo’n vier maanden.105 Als de psychische problemen (dankzij de behandeling) zijn verholpen of voldoende beheersbaar zijn, wordt de gedetineerde vanuit de PPC teruggeplaatst in de reguliere justitiële inrichting, eventueel op een afdeling met een Extra Zorg Voorziening (hierna: EZV).106 Van het bieden van een ‘meest juiste behandeling’ is zodoende geen sprake. Dit is een volstrekt andere benadering dan het hiervoor geschetste uitgangspunt dat oorspronkelijk aan art. 13 Sr ten grondslag lag.

Een ander punt dat behandeling in het PPC bemoeilijkt, is het feit dat het PPC een aanwijzing voor een individueel regime heeft. Op grond van artikel 22 Pbw nemen patiënten deel aan onderdelen van het dagprogramma voor zover zij daartoe in staat worden geacht. Indien zij hiertoe niet in staat zijn, kunnen de activiteiten zoveel als mogelijk individueel worden aangeboden. In de praktijk betekent dit echter, indien wordt geoordeeld dat een patiënt niet in staat is om aan onderdelen van het dagprogramma deel te nemen, hij gedurende die onderdelen wordt ingesloten in zijn verblijfsruimte.107 Dit valt moeilijk te rijmen met een behandeling in het kader van

resocialisatie.

Daarnaast is er momenteel een wachtlijst voor plaatsing in het PPC en een tekort aan EZV-plekken. Dit betekent dat gedetineerden met een grote zorgbehoefte soms noodgedwongen op reguliere afdelingen verblijven tot dat er plek beschikbaar is.108

103 Art. 13, eerste lid, Sr.

104 https://www.dji.nl/justitiabelen/volwassenen-in-detentie/zorg-en-begeleiding/penitentiair-psychiatrisch-centrum/index.aspx. 105 https://www.dji.nl/justitiabelen/volwassenen-in-detentie/zorg-en-begeleiding/penitentiair-psychiatrisch-centrum/index.aspx. 106 https://www.dji.nl/justitiabelen/volwassenen-in-detentie/zorg-en-begeleiding/penitentiair-psychiatrisch-centrum/index.aspx. 107 RSJ 16/3591/GA, 9 februari 2017, beroep.

(21)

21 3.6 Tussenconclusie

In dit hoofdstuk is ingegaan op de vraag, waarom de Hoge Raad van oordeel is dat levenslang en tbs met dwangverpleging niet in combinatie met elkaar kunnen worden opgelegd, ondanks dat er geen wettelijke bepalingen zijn die een dergelijke combinatie uitsluit. Gebleken is dat de Hoge Raad zich baseert op de grondtrekken en het verschil van karakter van de sancties. Als levenslang in beginsel levenslang is en de tbs-maatregel gericht is op terugkeer in de maatschappij, dan kan een gevangenisstraf die pas eindigt wanneer de levenslanggestrafte komt te overlijden, niet ook in het teken staan van behandeling gericht op terugkeer in de samenleving.

Daarnaast is gebleken dat levenslang in Nederland tot 1986 juist niet per niet definitie levenslang was en juist wel gericht was op resocialisatie.

Met de verharding van het strafklimaat en het intrekken van de Volgprocedure in 2000, verdween het resocialisatiebeginsel ten aanzien levenslanggestraften naar de achtergrond. Waar voorheen op grond van artikel 13 Sr een levenslanggestrafte kon worden overgeplaatst naar een tbs-kliniek voor behandeling, wordt dit nu onwenselijk geacht. Indien wordt vastgesteld dat een

levenslanggestrafte lijdt aan een psychische stoornis waarvoor behandeling noodzakelijk is, vindt de behandeling plaats binnen setting van het gevangeniswezen, bijvoorbeeld in een PPC. De behandeling richt zich op het verhelpen van de stoornis waar mogelijk, maar met name op het beheersbaar houden van de situatie en het beperken van detentieschade. Zodra het mogelijk is, wordt de levenslanggestrafte teruggeplaatst naar het reguliere gevangenisregime. Het bieden van de ‘meest juiste behandeling’ aan levenslanggestraften met een psychische stoornis is dan ook niet meer aan de orde.

(22)

22 4. Levenslang met behoud van perspectief.

4.1 Inleiding

Waar de politiek enerzijds vasthield aan het levenslang is levenslang uitgangspunt, ontstond er in de rechtspraktijk steeds meer discussie of de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf in Nederland niet in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Artikel 3 EVRM verbiedt marteling, een onmenselijke of vernederende

behandeling of bestraffing.109 In Murray vs. Nederland heeft het EHRM zich uitgelaten over de levenslange gevangenisstraf zoals die in Nederland ten uitvoer wordt gelegd. Voor deze scriptie is dit arrest van belang nu er specifiek wordt ingegaan op de positie van levenslanggestraften met een psychische stoornis. Aan de hand van Murray vs. Nederland wordt onderzocht welke

verplichtingen een Staat heeft als een levenslange gevangenisstraf wordt opgelegd aan iemand met een psychische stoornis en die stoornis in de weg staat aan zijn kans ooit te worden vrijgelaten. Vervolgens wordt getoetst of het in Nederland ontwikkelde beleid en de praktijk in

overeenstemming zijn met die specifieke verplichtingen.

4.2. Jurisprudentie van het EHRM

4.2.1. Prospect of release en possibility of review

Het opleggen van een levenslange gevangenisstraf is in beginsel niet strijdig met art. 3 EVRM, ook niet wanneer de straf volledig ten uitvoer wordt gelegd.110 Van belang is dat de straf de jure (juridisch) en de facto (feitelijk) verkort kan worden.111 Als blijkt dat de detentieduur op geen enkele wijze kan worden verkort, kan de straf als ‘irreducible’ (onverkortbaar) worden

beschouwd. Dit kan zodoende strijdigheid met art. 3 EVRM opleveren. Bij beantwoording van de vraag of een staf ‘irreducible’ is, wordt door EHRM getoetst of het nationale recht van de

aangesloten lidstaat bij oplegging van de levenslange gevangenisstraf ‘any prospect of release’ (perspectief op vrijlating) biedt.112

Uit het Vinter-arrest volgde de eis dat de veroordeelde vanaf het moment van oplegging van zijn straf juridisch én feitelijk perspectief op vrijlating moet hebben en dat dit recht vorm moet krijgen in een herbeoordeling van zijn situatie.113 Die herbeoordeling ziet er op of er zodanige

veranderingen aan de zijde van de veroordeelde hebben voltrokken en vooruitgang heeft plaatsgevonden in zijn resocialisatie, dat verdere tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf niet langer gerechtvaardigd is.114 Aanbevolen wordt dat de toets uiterlijk plaatsvindt na ca. 25 jaar.115

Het EHRM heeft daarnaast ook voorwaarden geformuleerd waaraan een toetsing moet voldoen. Ten eerste moet de toetsing zijn gebaseerd op een actuele waardering van de relevante informatie. Ten tweede moet de toetsing met voldoende procedurele waarborgen zijn omkleed. Ten derde moet de toetsing zijn gebaseerd op objectieve, van tevoren vastgestelde criteria. Daarbij geldt echter wel dat staten een bepaalde margin of appreciation (beoordelingsvrijheid) hebben om aan die toetsing invulling te geven. Het EHRM stelt bijvoorbeeld niet de eis dat er sprake moet zijn van een rechterlijke toetsing.116

109 Art. 3 EVRM: Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. 110 EHRM 12 februari 2008, 21906/04 (Kafkaris/Cyprus), par. 98.

111 EHRM 12 februari 2008, 21906/04 (Kafkaris/Cyprus), par. 98. 112 EHRM 12 februari 2008, 21906/04 (Kafkaris/Cyprus), par. 98. 113 EHRM 9 juli 2013, nrs. 66069/09, 130/10 en 3896/10 (Vinter e.a./VK).

114 EHRM 9 juli 2013, nrs. 66069/09, 130/10 en 3896/10 (Vinter e.a./VK), par. 109, 110 en 119–122. 115 EHRM 9 juli 2013, nrs. 66069/09, 130/10 en 3896/10 (Vinter e.a./VK), par. 120.

(23)

23

4.2.2 Murray vs. Nederland

De klacht van Murray hield in dat hij feitelijk nooit een reëel perspectief op vrijlating heeft gehad omdat hem gedurende de 34 jaar van zijn detentie de benodigde psychiatrische hulp was

onthouden en zodoende het recidivegevaar bleef bestaan. Murray leed aan een ernstige persoonlijkheidsstoornis en was verstandelijk beperkt. Door hem ingediende gratieverzoeken werden afgewezen omdat steeds werd geoordeeld dat hij nog een gevaar vormde.

In het arrest wordt door het EHRM benadrukt dat artikel 3 EVRM ook de gezondheid en het welzijn van levenslanggestraften beschermt en het lidstaten verplicht de vereiste medische hulp te bieden aan levenslanggestraften.117 Eveneens benadrukt het EHRM dat ook een

levenslanggestrafte de mogelijkheid dient te krijgen aan zijn rehabilitatie te kunnen werken en aan zijn voortgang te werken, voor de staten geldt dus een inspanningsverplichting.118 Onder

rehabilitatie verstaat het EHRM de re-integratie van de veroordeelde in de samenleving.119 Naast deze inspanningsverplichting voor de staten, geldt ook dat de levenslanggestrafte dient te worden voorzien van ‘detentieomstandigheden, voorzieningen, maatregelen of behandelingen’ om zichzelf te kunnen rehabiliteren.120

Deze verplichting kan inhouden dat een levenslanggestrafte moet worden overgeplaatst naar een gespecialiseerde inrichting, opdat hij de geschikte behandeling kan krijgen voor de

gediagnostiseerde problematiek.121 Het EHRM benoemt enkele voorwaarden waaraan lidstaten zich moeten houden bij het uitvoeren van een levenslange gevangenisstraf van een

levenslanggestrafte met een psychische aandoening. Zo moet er een inschatting gemaakt worden van de behandelingsmogelijkheden van de levenslanggestrafte, die gericht zijn op het mogelijk maken van rehabilitatie en verkleining van het risico op recidive.122 De behandelingen die hiervoor noodzakelijk zijn, moeten beschikbaar worden gemaakt voor zover dat kan binnen de gevangenissetting.123 Dit is van essentieel belang als behandeling een voorwaarde is voor de toekomstige mogelijkheid in aanmerking te komen voor invrijheidstelling en dus een feitelijke verkortbaarheid van de levenslange gevangenisstraf.124 Het EHRM merkt hierbij nog op dat juist bij levenslanggestraften met een psychische stoornis het van belang is dat er onderzoek naar hun geestelijke gezondheid wordt gedaan, juist omdat zij wellicht zelf niet beseffen dat behandeling noodzakelijk is als gevolg van die stoornis.125 Voor de staten geldt dus een

inspanningsverplichting, maar ook hier hebben staten een ruime beoordelingsvrijheid in welke mate zij faciliteiten, maatregelen of behandelingen nodig achten om een levenslanggestrafte in staat te stellen zich te rehabiliteren op die manier dat hij in aanmerking kan komen voor invrijheidstelling.126 Mocht blijken dat de levenslanggestrafte, ondanks de aangeboden

mogelijkheden, niet de benodigde vorderingen maakt om in aanmerking te komen voor mogelijke invrijheidstelling, dan rust op staten de positieve verplichting om de samenleving te beschermen tegen deze persoon en de detentie te laten voortduren, zolang er gevaar van hem uitgaat.127

117 EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10 (Murray/Nederland), par. 104, 111 en 112. 118 EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10 (Murray/Nederland), par. 111.

119 EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10 (Murray/Nederland), par. 102. 120 EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10 (Murray/Nederland), par. 108. 121 EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10 (Murray/Nederland), par. 108. 122 EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10 (Murray/Nederland), par. 108. 123 EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10 (Murray/Nederland), par. 108. 124 EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10 (Murray/Nederland), par. 108. 124 EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10 (Murray/Nederland), par. 108. 124 EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10 (Murray/Nederland), par. 108. 124 EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10 (Murray/Nederland), par. 108. 125 EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10 (Murray/Nederland), par. 108. 126 EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10 (Murray/Nederland), par. 110. 127 EHRM 26 april 2016, nr. 10511/10 (Murray/Nederland), par. 110.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In opdracht van het ministerie van Justitie heeft Regioplan voor het WODC onderzocht in hoeverre de penitentiaire inrichtingen geschikt te maken zijn voor de

Twee projecten bieden plaats aan longstay-patiënten, PI Vught en Overmaze. Een verschil tussen PI Vught en de andere projectlocaties is dat in Vught de tbs-afdelingen aparte

Het verbeteren van de doorstroming van TBS-gestelden na intramu- rale behandeling in een TBS-instelling heeft sinds de jaren negentig van de vorige eeuw nadrukkelijk de aandacht.

De combinatie van leren en werken maakt daar- naast dat professionals er vaak behoefte aan hebben dat het geleerde toepasbaar is in hun werkpraktijk en dat praktijksi- tuaties

en ondersteunende diensten Handel en reparaties Vrije beroepen en

In het Vlaams Gewest ligt de vormingsparticipatie van de oudere generaties werkenden op een hoger niveau dan gemiddeld in de Europese Unie: 9,1% van de 50-64-jarigen volgt vorming

Op basis van deze module dient geconcludeerd dat bijna de helft van de 15-64-jarige Vlamingen deelneemt aan een van de drie vormen van levenslang leren die in de module

De verdachte werd door de rechtbank veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf aangezien volgens de rechtbank "slechts een levenslange gevangenisstraf kan leiden