• No results found

Verkeersdoorstroom en CO 2 uitstoot in een file bij invoer zelfrijdende auto’s

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verkeersdoorstroom en CO 2 uitstoot in een file bij invoer zelfrijdende auto’s"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Docenten: Lieke Mulder & Evert Glebbeek  Aantal Woorden: 5244   

 

 

 

Verkeersdoorstroom en CO

2

­uitstoot in een 

file bij invoer zelfrijdende auto’s 

 

                  Abstract:  Een zelfrijdende auto (ZRA) zal in de nabije toekomst op de Nederlandse wegen  geïntroduceerd worden. ZRA’s gedragen zich in de file anders dan mensen en in dit  onderzoek wordt bekeken wat de verkeersdoorstroom en de CO​2­uitstoot is voor de  optimale en verwachte verhouding tussen zelfrijdende en niet zelfrijdende auto’s in het  verkeer op de A10 tussen knooppunt De Nieuwe Meer en knooppunt Amstel.​ ​Door middel  van een model en inzichten uit de natuurkunde werd de CO​2­uitstoot en de  verkeersdoorstroom bij file bij verschillende percentages ZRA bepaald. Hieruit bleek dat  CO​2­uitstoot tot 50 procent ZRA verminderde met 35 procent en bij hogere percentages  veranderde de uitstoot niet significant meer. De verkeersdoorstroom vertoonde een  maximale verbetering van 11 procent bij een percentage van 18,5% ZRA’s. Er werd ook een  enquête afgenomen om de bereidheid van de automobilist te bepalen voor het aanschaffen  van een ZRA, hieruit bleek dat deze bereidheid ongeveer 26 procent is.   

 

 

 

(2)

Inhoudsopgave 

 

Inleiding

 

Theoretisch Kader

 

Methoden

 

Resultaten

10 

 

Conclusie

16 

 

Discussie

17 

 

Aanbeveling

19 

 

Literatuurlijst

20 

 

Bijlage 1: Berekening

22 

 

Bijlage 2: Vragenlijst

24 

 

 

 

 

 

(3)

Inleiding

 

 

Nu er al ruim anderhalf miljoen mijlen op de openbare weg in de Verenigde Staten zijn  gereden met de​ zelfrijdende auto (ZRA)​ van Google (Urmson, 2015) lijkt het erop dat men in  de nabije toekomst ook in Nederland ZRA’s op de weg zal gaan zien. Het beleid van de  rijksoverheid gaat er vanuit dat ZRA’s voor een betere verkeersdoorstroming zullen zorgen  (Rijksoverheid, 2015).     Een kenmerk van ZRA’s is dat ze zich veel voorspelbaarder gedragen dan mensen en dat ze  onderling met elkaar communiceren. Dit zal waarschijnlijk als voordeel hebben dat ZRA’s  minder snel file veroorzaken en minder uitstoot gassen produceren op de snelweg. Dit is  inderdaad al aangetoond in een onderzoek van TNO naar auto’s die uitgerust waren met  onderlinge communicatie apparatuur (​Netten, Broek & Blom, 2010)​ en in een theoretisch  model die de effecten van semi­automatische cruise control berekent (Rajamani & Zhu,  2012). Er zal dus minder file ontstaan op een snelweg met alleen maar ZRA’s.     Het is echter niet heel waarschijnlijk dat er van de ene op de andere dag alleen maar ZRA’s  zullen zijn. Een waarschijnlijker scenario is dat bij de invoering van ZRA’s in het begin maar  enkele automobilisten in een ZRA gaan rijden. In de loop van de tijd zal men steeds meer  ZRA’s gaan gebruiken. Dit is te vergelijken met de overschakeling tussen handgeschakeld en  automatisch geschakelde auto’s, wat tevens geleidelijk is gegaan. Momenteel zijn er niet  alleen maar automatisch geschakelde auto’s, dus op basis hiervan is het aannemelijk dat er  in de toekomst ook niet alleen maar ZRA’s in het verkeer zullen zijn.     Een nadeel van de ZRA is dat het communicatiesysteem van een ZRA nog niet voorbereid is  op onvoorspelbaar gedrag, bijvoorbeeld door plotseling opduikende motorrijders of  wegwerkzaamheden ​(Keeken, 2014)​.     Tot slot stelt Markoff (2012) dat er legio agressieve autorijders in het verkeer zijn, waar  robots moeilijk mee om kunnen gaan, omdat ZRA’s de aanname hebben dat iedereen zich  aan de verkeersregels houdt. Zo bezien zou het zelfs een negatief effect kunnen hebben op  de doorstroom. ZRA’s kunnen an sich dan wel beter zijn voor de verkeersdoorstroom bij file  en de CO​2­uitstoot, maar bij de introductie van ZRA’s in Nederland kunnen  verkeersdoorstroom en CO​2­uitstoot toch verslechteren.     Dresner & Stone (2007) stellen daarentegen dat het verkeer baat heeft bij elke extra ZRA op  de weg. In hun onderzoek baseren ze zich echter vooral op kruispunten. Echter, in dit  onderzoek worden de effecten van een combinatie van ZRA’s en NZRA’s op de  verkeersdoorstroom bij file en CO​2­uitstoot onderzocht op een druk gebied dat dagelijks te  kampen heeft met veel files, namelijk de A10 tussen knooppunt de De Nieuwe Meer en  knooppunt Amstel (ANWB).    

(4)

De onderzoeksvraag, die bij deze probleemstelling is geformuleerd, is de volgende: 

Wat is de verandering in de verkeersdoorstroom bij file en de verandering in​ ​CO​2­uitstoot 

voor het optimale en verwachte percentage zelfrijdende auto’s in het verkeer op de A10  tussen knooppunt De Nieuwe Meer en knooppunt Amstel?  

 

De ​verkeersdoorstroom bij file​ en de ​CO​2­uitstoot van files worden steeds meer onderzocht  nu er meer technologische middelen, zoals ZRA’s, komen om deze problemen te  verminderen. De onderzoeken naar ZRA’s die nu lopen worden vaak bekeken vanuit één  discipline. Dit probleem is echter beter te benaderen vanuit meerdere disciplines. In dit  onderzoek zullen inzichten uit de politicologie en modellen uit de natuurkunde en  kunstmatige intelligentie gecombineerd worden om de ​verkeersdoorstroom bij file​ en  CO​2­uitstoot bij verschillende verhoudingen ZRA’s en NZRA’s te bepalen.    Aan hand van natuurkundige technieken wordt er bekeken wat het verschil is in rijgedrag  tussen ZRA’s en NZRA’s en hoe deze verschillen wiskundig tot uiting moeten komen in het  model. Er wordt in dit onderzoek ook gekeken wat de verandering in file door de ZRA’s  betekent voor de ​CO​2­uitstoot.  

 

Als men iets wil zeggen over de verandering in ​CO​2­uitstoot en verkeersdoorstroom bij file  schiet de natuurkundige algebraïsche oplossingsmethode echter tekort. Door middel van  een computermodel dat ZRA’s en NZRA’s simuleert zal worden onderzocht wat de 

verkeersdoorstroom bij file​ en ​CO​2­uitstoot is bij verschillende verhoudingen van deze  auto’s. Er is een sterke samenwerking nodig tussen de natuurkunde en de kunstmatige  intelligentie om de aannames goed in het model te verwerken.     Het onderzoek heeft echter geen enkele zin als het los staat van de realiteit. Door middel  van een enquête wordt onderzocht wat de waarschijnlijke verhoudingen tussen ZRA’s en  NZRA’s in de toekomst zullen zijn. De politicologie zal betekenis geven aan de resultaten van  het model en kijken hoe bijvoorbeeld de overheid het beste op deze informatie kan  inspelen. Deze onderzoeksvraag wordt daarom opgesplitst in drie deelvragen:    1. Welk percentage ZRA’s in het verkeer zal in de toekomst het waarschijnlijkst zijn?     2. Wat is de verandering in de ​verkeersdoorstroom bij file​ bij het optimale en het  verwachte percentage zelfrijdende auto’s in het verkeer?   

3. Wat is de verandering in de ​CO​2­​uitstoot bij het optimale en verwachte percentage 

zelfrijdende auto’s in het verkeer?   

 

In een ideaal geval, dat wil zeggen: met alleen maar ZRA’s in het verkeer, zal de  verkeersdoorstroom bij file worden verbeterd omdat auto’s met elkaar kunnen 

(5)

communiceren en daardoor beter op elkaar kunnen inspelen. Hierdoor wordt het  anticipatievermogen verhoogd, waardoor er minder schokgolven door een groep rijdende  auto’s gaan en de doorstroom dus wordt verbeterd. Daarnaast wordt de  verkeersdoorstroom verbeterd doordat ZRA’s dichter op elkaar kunnen rijden dan NZRA’s.  De CO​2­uitstoot zal, in een ideaal geval, worden verminderd omdat auto’s minder vaak  hoeven te remmen en op te trekken door het verhoogde anticipatie­vermogen  (Rijksoverheid, 2015). Daarom is de hypothese als volgt opgesteld.   H1: Er is een optimale verhouding van aantallen zelfrijdende auto’s en niet­zelfrijdende  auto’s op de snelweg om de verkeersdoorstroom bij file maximaal te laten verlopen en de  CO​2­uitstoot te minimaliseren.   Dit wil zeggen dat er gepoogd wordt de gedachte dat meer ZRA’s op de weg automatisch  leidt tot meer verkeersdoorstroom bij file en minder CO​2­uitstoot te falsificeren. Op basis  van de resultaten wordt een beleidsadvies opgesteld aan de overheid om verkoop van ZRA’s  te stimuleren tot op zekere, nader te bepalen, hoogte.      

Theoretisch kader 

 

Model  Om verkeer te modelleren zijn er drie typen modellen te onderscheiden, ieder met een  verschillend detailniveau (Roubos, 2006).    • ​Microscopische modellen beschrijven het plaats­tijd gedrag van individuele voertuigen op  een weg, welke invloed ondervinden van andere voertuigen in zijn buurt.  • Mesoscopische modellen beschrijven het gedrag van een groep voertuigen.   • Macroscopische modellen zien alle voertuigen samen als een geheel en het verkeer  wordt gerepresenteerd door variabelen als dichtheid, intensiteit en snelheid.    In dit onderzoek zal er gebruikt worden gemaakt van een microscopisch model. Dit  allereerst, vanwege het feit dat er dan de mogelijkheid is om het rijgedrag van auto’s op  individueel aan te kunnen passen. En ten tweede, zodat er van iedere individuele auto  meetgegevens verkregen kunnen worden. Uiteindelijk is het echter wel van belang dat de  gevolgen van onze aanpassingen in het model op macro niveau bestudeerd kan worden. Tot  slot kan een algemeen geldende conclusie getrokken worden.     Bewapend met deze voorwaarden, is er uiteindelijk een verkeer simulator gevonden die  aansloot op de desbetreffende behoeften. Dit is de ​open­source traffic simulator ​  van Treiber  en Kesting (2010), geschreven in de programmeertaal Java, die terug te vinden is op de  website: ​http://www.traffic­simulation.de/ 

(6)

              Figuur 1: Schermafdruk Ring­Road      Figuur 2: Schermafdruk Ring­Road (Treiber & Kesting, 2010).        (Treiber & Kesting, 2010).    In de hierboven gegeven figuren is te zien hoe het model eruit ziet. In ons onderzoek zullen  we gebruik maken van het deelmodel in figuur 1. Zoals te zien is in het desbetreffende  plaatje gaat het om een ​ring road ​  zonder in­ en uitstroom maar met een vast aantal auto’s  die constant rondjes blijven rijden en onder bepaalde voorwaarden van rijbaan wisselen.  Voor dit deelmodel is gekozen omdat vanwege een aantal redenen:  ­ Het model bevat gedurende een simulatie een vast aantal auto’s, snelheden kunnen  hier dus duidelijk per auto gemeten worden omdat alle auto’s gedurende de hele  simulatie in het model verblijven  ­ Het deelmodel in figuur 2, en hiermee ook veel andere verkeersmodellen werken  met een bepaalde instroom en uitstroom, dit leent zich niet voor het toetsen van  onze hypothesen omdat we dan veel meer onbetrouwbare aannames zullen wat  betreft deze in­ en uitstroom moeten doen. Ook zullen de meetgegevens van  individuele auto’s hier minder veelzeggend zijn voor het bestuderen van het macro  effect van onze hypothese.  ­ Het model bevat al een onderscheid tussen twee typen voertuigen, namelijk;  vrachtwagens en personenauto’s. Het is dus makkelijker om hier de ZRA in te voegen  als vervanging voor de truck.   Wat er exact in dit model gewijzigd gaat worden, wordt verder in dit onderzoek uitvoerig  besproken.    Veilige afstand    In het model wordt het onderscheid tussen ZRA’s en NZRA’s gemaakt door het aanpassen  van verschillende parameters (​Kesting et al., 2015​). De parameter die in dit onderzoek  wordt aangepast is de reactiesnelheid. Op basis van het onderzoek van Broek Calvert en  Noort uit 2012 wordt aangenomen dat de reactietijd van een ZRA 0.38 seconden is. De  reactietijd van een NZRA is de menselijke reactietijd, en die bedraagt gemiddeld ongeveer 

(7)

1.1 seconden en is normaal verdeeld tussen 0.8 seconden en 3 seconden (Treiber & Kesting,  2013).       Een ZRA kan dus sneller reageren op een snelheidsverandering van de auto voor zich. Dit zal  in het model inhouden dat de ZRA’s dichter op hun voorgangers kunnen rijden dan NZRA’s.  De veilige afstand is dus een minimale afstand die een auto tot zijn voorganger moet  hebben om niet op zijn voorganger te botsen, als deze plotseling remt. Deze afstand is gelijk  aan de reactietijd van de bestuurder maal de huidige snelheid plus de afstand die tijdens het  remmen wordt afgelegd. Dit vertaalt zich in onderstaande formule (formule 1, voor afleiding  formule zie blijlage). Hierin is s0 de minimale/veilige afstand, die auto’s tot elkaar moeten  hebben,   v0 is de snelheid van de auto, treactiede reactie tijd is , en acomf is de comfortabel  vertraging waarmee de auto afremt.          v v /(2 ) s0=   0* treactie+   02 * acomf     Formule 1: Met bovenstaande formule kan de minimale afstand, s0, die auto’s tot elkaar moeten houden worden    uitgerekend. De beginsnelheid is v0  de reactie tijd is treactie , en acomfis de grote van de vertraging waarmee de    automobilist afremt.    Gap time    De gap time T is de gewenste veilige afstand die een bestuurder tot zijn voorganger rijdt  gedeeld door de snelheid, zie formule 2.    T  =  s0/ vFormule 2: De gap time (T)  is de minimale afstand (s0) gedeeld door de snelheid (  v0).     Deze veilige afstand die een bestuurder tot zijn voorganger moet houden kan worden  uitgerekend aan hand van de reactietijd, de vertraging waarmee de bestuurder comfortabel  is en de snelheid van de auto, zie formule 3. De gap time wordt dan (voor de berekening, zie  Bijlage 1):       T =  treactie+  v /(2* acomf

Formule 3: In deze formule is T de gaptime, v0de beginsnelheid,   treactie  de reactie tijd, en acomfis de grote van de    vertraging waarmee de automobilist afremt. 

 

   

(8)

CO2­uitstoot 

Om de CO​2­uitstoot te berekenen wordt in dit onderzoek gebuikt gemaakt van formule 4, zie  hieronder (​Oguchi & Katakura, 2000​). In het onderzoek van Oguchi en Katakura (2000) is  een methode ontwikkeld om de CO​2­uitstoot te berekenen die ook rekening houdt met het  vertragen en versnellen van auto’s en niet alleen kijkt naar de gemiddelde snelheid. Een  belangrijke voorwaarde voor het gebruik van deze formule is dat de voertuigen in het  systeem tijdens hun autorit meerdere keren optrekken en afremmen.   Formule 4 is geldig voor zogenaamde ‘short trips’ (ST) dat wil zeggen een relatief korte rit  waarbij de auto vanuit stilstand vertrekt en vervolgens met variërende snelheid doorrijdt tot  hij weer tot stilstand komt. Als een autorit uit meerdere ST’s bestaat dan is de CO​2­uitstoot  gelijk aan de som van alle ST’s die met deze formule berekend worden. De totale reistijd is  dan de tijd die men over alle short trips doet en de afgelegde weg is de som over alle  afstanden die tijdens de short trips zijn afgelegd (Oguchi & Katakura, 2000). Tijdens dit  onderzoek wordt onder andere de CO​2­uitstoot tijdens het file rijden onderzocht. File rijden  bestaat vaak alleen maar uit zogenaamde ST’s. Dit onderzoek voldoet dus aan de eis dat het  systeem uit meerdere ST’s bestaat, dus het gebruik van deze formule is in deze situatie  gerechtvaardigd.  In een geval dat een auto met constante snelheid rondrijdt is deze formule dus niet geldig.  Deze methode om CO​2­uitstoot te berekenen wordt bij vrij recent onderzoek nog steeds  gebruikt (​Mizuta, Yamagata & Seya, 2012 ; ​Wen­Xing, 2013).  

[c T   D (v (t)  (t ))]  En= Kc 1 n + c2 n+ c3∑   t δt 2 n − vn2 − 1       Formule 4: Een formule om de CO

​​ ​​ ​​ 2­uitstoot voor één auto te berekenen.  Hierbij is  En de uitstoot van CO2 in kg van 

de n­de auto. T

​​ ​​ ​​ n is de tijd die een n­de auto over zijn reis doet en Dn  is de afstand die de n­de auto aflegt. vn(t) is de 

snelheid van een auto op tijdstip t (

​ ​ Oguchi & Katakura, 2000). 

In formule 4 is E​n de uitstoot van CO​2 in kg van de n­de auto. T​n is de tijd die een n­de auto  over zijn reis doet en D​n is de afstand die de n­de auto aflegt. v​n(t) is de snelheid van een  auto op tijdstip t en v​n(t­1) is de snelheid van de auto op tijdstip t­1. De deltafunctie is een  boleaan. Dit houdt in dat er gecontroleerd wordt of vn(t) groter is dan vn(t­1). Als vn(t)  groter is dan vn(t­1) dan wordt het verschil van de snelheden in het kwadraat wel  meegenomen in de som. De auto versnelt dan namelijk. Hierbij wordt benzine verbrand dus  komt er CO​2 vrij. Als vn(t) kleiner is dan vn(t­1) dan wordt het verschil van de snelheden in  het kwadraat niet meegenomen in de som. De auto vertraagt dan door te remmen of uit te  rollen. Hierbij wordt geen benzine verbrandt, dus komt geen CO​2 vrij.   Dit model is empirisch getest door het rijgedrag van auto’s te meten en te kijken naar het  brandstof verbruik van deze auto’s. Dit is gedaan in 1216 ST’s (Oguchi & Katakura, 2000).  Bij  een constante snelheid valt de laatste term weg aangezien het verschil tussen snelheden 

(9)

altijd nul zal zijn. Voor de energie per meter, bij een constante snelheid, kan formule 5 van  formule 4 worden afgeleid.   En/Dn= Kc[c T /D  1 n n + c2 nD /D ] n       /D [c 1/v  En n= Kc 1 n + c2   Formule 5: Een formule om de CO ​​ 2­uitstoot per meter voor één auto met constante snelheid te berekenen. Hierbij  is  E

​​ ​ ​ ​​ ​​ n de uitstoot  CO2 in kg van de n­de auto.  Dn  is de afstand die de n­de auto aflegt. vn is de constante snelheid 

van een auto.  In formule 5 is te zien dat de energie per meter evenredig is met 1/vn, als de auto met  constante snelheid rijdt. Dit betekent dat de auto minder energie verbruikt, als hij harder  gaat rijden. In eerste instantie klinkt dit niet logisch aangezien de luchtweerstand alleen  maar toe neemt en de rolweerstand gelijk blijft als de auto harder gaat rijden (Mackay,  2008). Desalniettemin speelt de efficiëntie van de motor ook een rol. Uit de praktijk blijkt  dat een auto op zijn zuinigst is tussen de 50 en 80 kilometer per uur (Mackay, 2008;  Boer &  Vermeulen, 2004). In het model is naast de lucht en rolweerstand ook rekening gehouden  met de motor efficiëntie en bij lage snelheden die men in de file rijdt is dit model dus een  goede benadering voor de CO​2.  De constanten c1, c2 en c3 hebben volgens het onderzoek in het onderzoek van Oguchi en  Katakura uit 2000 respectievelijk de waardes 0.30 liter/s ; 0.028 liter/m en 0.056 liter maal . Deze waardes zijn dus niet van toepassing op de Lexus, maar “op een s/m) ( 2    passagiersauto met automaat en een 2 liter benzinemotor” (Oguchi & Katkura, 2000). De  constante Kcstaat voor hoeveelheid uitgestoten CO​2 in kilogram per liter verbruikte  brandstof. 

Voor het meten van de CO​2­uitstoot, moetKcdus worden bepaald. Er zal in dit onderzoek  worden verondersteld datKceven groot is voor NZRA’s en ZRA’s, omdat er dan alleen  gekeken wordt naar de invloed van het rijgedrag van ZRA’s en NZRA’s op de CO​2­uitstoot.  Het aantal kilogram CO​2­uitstoot per verbruikte liter brandstof voor de Lexus RX450h is 2.3  (Car fuel data, CO​2 and vehicle tax tools, 2015). Dit getal is berekend door de uitstoot van  CO​2 in kg per gereden kilometer te delen door het verbruik van de auto in liter per gereden  kilometer.   

 

Methoden 

 

Enquête 

 

(10)

Het doel van de enquête is om een indicatie te vergaren over de bereidheid van mensen om  in de toekomst een ZRA aan te schaffen. Voor deze enquête zijn er 89 mensen in  Amsterdam op straat ondervraagd naar hun bereidheid om een ZRA aan te schaffen. Er zijn  daarbij nog twee andere vragen gesteld, namelijk de leeftijd, die op ordinale schaal is  opgedeeld in vier categorieën, en of de persoon momenteel handgeschakeld, dan wel  automatisch rijdt. De bereidheid om een ZRA aan te schaffen is verdeeld op nominale schaal  in drie antwoordcategorieën, namelijk: ja, nee en misschien. In bijlage 2 bevindt zich de  volledige vragenlijst. De vragenlijst is bewust zo klein mogelijk gehouden, zodat zo min  mogelijk mensen weigeren om de enquête te laten afnemen. Op deze wijze is de enquête  representatiever. Er is ook een betrouwbaarheidsinterval opgesteld om te benaderen waar  het werkelijke gemiddelde van de mensen dat bereid is tot aanschaf van een ZRA ongeveer  ligt.  Daarnaast is er gekeken of leeftijd van invloed is op de bereidheid tot aanschaf van een ZRA.  Er is sprake van één ongepaarde meting en één groep. Er zijn drie variabelen gemeten,  namelijk de leeftijd (op ordinale schaal), handgeschakeld/automatisch rijden (op nominale  schaal) en bereidheid tot aanschaf van een ZRA (op nominale schaal). Het  significantieniveau is gekozen op α = 0,05. Om te onderzoeken of de leeftijd  (onafhankelijke variabele) van invloed is op de bereidheid tot aanschaf van een ZRA  (afhankelijke variabele) is een Chi­kwadraattoets voor afhankelijkheid vereist. De data is  getoetst middels SPSS.  Het eerste dat onderzocht is, is dus wat de huidige frequentie is onder volwassenen in  Amsterdam dat bereid is tot aanschaf van een ZRA en het tweede dat onderzocht is, is de  betrouwbaarheidsinterval, en het derde of de bereidheid tot aanschaf van een ZRA  afhankelijk is van de leeftijd. 

 

Model    Voor dit onderzoek is het model van Treiber en Kesting (2010) op vier manieren veranderd.  Ten eerste is in het model van Treiber en Kesting niet direct de reactie tijd aan te passen,  maar wel is de gap time tussen een ZRA en een NZRA in het model aan te passen. Door  formule 3 in het model te verwerken en middels de snelheid van de auto en de reactietijd, is  de gap time te bepalen.     Ten tweede zijn de parameters die het rijgedrag van een ​truck ​  beschreven gelijk gesteld aan  die van een auto. Een uitzondering hierop is de voertuiglengte, die hebben we in het model  aangepast naar 1 pixel  minder lang dan de gewone auto. Dit laatste met name om nog  onderscheid te kunne maken tussen de twee typen voertuigen en vanwege het feit dat de  ZRA ook daadwerkelijk een stuk korter is dan de gewone NZRA.   

(11)

Vervolgens, is de reactietijd toegevoegd met als waarde 0.38 voor de ZRA en 1.1 voor NZRA  (Broek, Calvert & Noort, 2012; Treiber & Kesting, 2013). Nu is er duidelijk van een ​truck ​  geen  sprake meer en nu bevat het model dus de twee beoogde voertuig typen. Namelijk, de ZRA  en de NZRA.     Tenslotte is de output in het model aangepast. Het model gaf in eerste instantie alleen een  grafiek met de snelheid van een willekeurige auto tegen de tijd, maar dit is zo aangepast dat  het elke seconden de tijd en de snelheid per individuele auto in een tekstbestand schrijft.     Aan de hand van dit tekstbestand kan de gemiddelde snelheid van de auto worden  berekend. Dit wordt een aantal keer herhaald bij verschillende percentages ZRA’s, namelijk  van 0 tot 100 procent in stappen van ongeveer 10 procent. 

 

CO2­uitstoot   

De formule voor de ​CO​2­uitstoot (​Oguchi & Katakura, 2000​) is als model in het programma  Python uitgewerkt. Dit model heeft als invoer de reistijd en reisafstand van een auto en een  lijst met snelheden van de auto voor elke seconde. Als uitvoer geeft dit model de  CO​2­uitstoot van een auto in kilogram over een bepaalde tijd. 

 

Resultaten 

 

Enquête    De resultaten van de enquête worden hieronder getoond in percentages in tabel 1.    Totale N = 89  Aanta l  Percentag e  Bereid tot aanschaf  23  25,8  Niet bereid tot aanschaf  54  60,7  Misschien bereid tot aanschaf  12  13,5  Tabel 1: Percentage van de bereidheid tot aanschaf van een ZRA  Men is dus nog niet erg bereid om een ZRA aan te schaffen. Veelgenoemde redenen zijn het  verliezen van de controle en de lol van het zelf willen rijden.     Betrouwbaarheidsinterval   

(12)

Bij het berekenen van het betrouwbaarheidsinterval wordt er vanuit gegaan dat er sprake is  van een binomiale verdeling. De antwoordcategorie voor de bereidheid tot ZRA is  opgedeeld in drie categorieën, namelijk ja, nee en misschien. Hier wordt het  betrouwbaarheidsinterval berekend voor de personen die zeker een ZRA zullen aanschaffen,  dus zal de antwoordcategorie misschien als geen zekere bereidheid tot aanschaf van een  ZRA worden beschouwd.     De standaarddeviatie bij een binomiale verdeling kan worden berekend door middel van de  formule: ​ (np(1­p))    Voor het betrouwbaarheidsinterval van een bereidheid tot aanschaf betekent dit dat de  standaarddeviatie van de steekproef √(23 . 0,258 . (0,742)) = 2,098.  Het betrouwbaarheidsinterval wordt berekend door de gevonden puntschatting ± 2  standaarddeviaties te doen.  23 + 2 . 2,098 = 27,196  23 ­ 2 . 2,098 = 18.804    Dus bij een volgende steekproef uit dezelfde populatie zal 95% van deze steekproeven een  puntschatting vinden dat tussen deze waarden zal liggen. De populatie dat zeker weten  bereid is om een ZRA aan te schaffen in de toekomst zal waarschijnlijk tussen de 21,2% en  de 30,6% liggen.     Bereidheid tot aanschaf ZRA afhankelijk van leeftijd?    Er is onderzocht of de leeftijd een invloed heeft op de bereidheid van de respondenten om  een ZRA aan te schaffen. Leeftijd is de onafhankelijke variabele; bereidheid tot aanschaf van  een ZRA de afhankelijke variabele. In tabel 2 hieronder bevindt zich een overzicht van de  bereidheid van respondenten per leeftijd.   

Leeftijd  Ja  Misschien  Nee 

Jonger dan 30  9  2  7  31 t/m 40  6  3  11  41 t/m 50  5  5  9  Ouder dan 50  3  2  27  Tabel 2: Overzicht van de bereidheid van respondenten per leeftijdscategorie     Hier is al duidelijk te zien dat men, naarmate men ouder is, minder snel bereid is om een  ZRA aan te schaffen. Middels de Chi­kwadraattoets wordt getest of dit ook daadwerkelijk zo  is. Hieronder staan de resultaten van de Chi­kwadraattoets in tabel 3. 

(13)

           

Toets  Value  Df  Asymp. Sig. (2­sided) 

Pearson Chi­kwadraat  16.261  6  0.012*  Linear­by­Linear  Association  11.123  1  0.001*  N of Valid Cases  89        Tabel 3: Chi­kwadraattoets         * is significant    In tabel 3 is te zien dat leeftijd dus een significant effect heeft op de bereidheid om een ZRA  aan te schaffen. Er waren indicatoren dat dit het geval is, dus het had ook éénzijdig getoetst  kunnen worden, wat het verband nog significanter maakt. Daarnaast is bij linear­by­linear  association te zien dat dit verband lineair is.     Hieruit kan geconcludeerd worden dat de bereidheid tot aanschaf van een ZRA in de  toekomst toe zal nemen. Ten eerste omdat er in de toekomst relatief minder ouderen zullen  zijn en meer jongeren. Ten tweede werd tijdens het afnemen van de enquête meermaals  gesteld door respondenten dat men minder snel een ZRA zou nemen, omdat men daar nog  niet mee vertrouwd is en men de werking ervan ook nog niet volledig vertrouwd. Dit zijn  dus twee redenen waarom in de toekomst de bereidheid tot aanschaf van een ZRA omhoog  zou kunnen gaan.      Verkeersdoorstroom & CO2­uitstoot    In het model zijn de snelheden gemeten van 60 auto’s die gedurende 567 seconden over  een ring­road reden. De simulatie is 13 keer uitgevoerd met elke keer een ander percentage  ZRA.  In tabel 4 en grafiek 1 & 2 staan de resultaten van de simulaties voor de  verkeersdoorstroom. In tabel 4 en grafiek 1 staan de gemiddelde snelheid voor  verschillende percentages ZRA. In grafiek 2 staat de gemiddelde tijd dat een auto stilstaat  uitgezet tegen meerdere percentages ZRA. In tabel 4 en grafiek 3 staat de CO​2­uitstoot in kg  per auto per gereden meter. Hieruit is vervolgens de CO​2­uitstoot per meter berekend.       

(14)

            Percentage  ZRA  gemiddelde  snelheid(m/s)  CO​2­uitstoot  kg/meter/voertuig  0.0  6.84  0.115  5.0  7.23  0.0992  10.0  7.31  0.105  18.3  7.64  0.0844  23.3  7.36  0.0861  38.3  6.51  0.0828  51.7  5.53  0.0751  61.7  7.11  0.0771  66.7  7.26  0.0777    75.0  6.70  0.0799  81.7  6.18  0.0832  93.3  6.28  0.082515  100.0  5.77  0.084251 

(15)

Tabel 4: In deze tabel staat voor de  ​ CO​2​­uitstoot in kg per voertuig per gereden km en gemiddelde snelheid in m/s  voor verschillende percentages ZRA. De totale hoeveelheid auto’s per simulatie was 60 en de elke simulatie duurde  567 seconden.    Grafiek 1: In deze afbeelding staat de gemiddelde snelheid van de auto’s op de y­as, uitgezet tegen het  percentage zelfrijdende auto’s op de x­as.      Grafiek 2: Op de y­as staat de gemiddelde tijd in seconden dat een auto stilstaat uitgezet tegen het percentage  zelfrijdende auto’s op de x­as.     

(16)

  Grafiek 3: In deze grafiek staat de gemiddelde CO ​​ 2­uitstoot per gereden meter op de y­as uitgezet tegen het  percentage zelfrijdende auto’s op de x­as.    Uit bovenstaande grafieken en tabellen blijkt dat de verkeersdoorstroom een optimum  heeft bij een percentage van 18.3 ZRA’s en verbetert met 11 procent ten opzichte van nul  procent ZRA’s. De CO​2­uitstoot heeft een minimum bij een percentage van 52 procent ZRA’s  en neemt af met 35 procent ten opzichte van nul procent ZRA’s.    Ook is door middel van lineaire interpolatie te bepalen dat bij het verwachte percentage van  26 procent de CO​2­uitstoot 0.086 kg per gereden kilometer per auto en de gemiddelde  snelheid 7.21 m/s is. Dit houdt respectievelijk een afname van 25 procent en toename van 5  procent in.           

 

 

 

(17)

Conclusie 

 

De enquête heeft ons een ruwe indicatie verschaft van de bereidheid tot aanschaf van een  ZRA onder de Nederlandse bevolking in Amsterdam. Volgens ons onderzoek ligt deze  momenteel ongeveer rond de 26% en zal waarschijnlijk liggen tussen de 21% en de 31%.  Daarnaast weet 13% het niet en 61% zegt nu geen ZRA te willen aanschaffen in de (nabije)  toekomst.  Uit de resultaten blijkt dat bij een percentage ZRA’s van 52 procent de CO​2­uitstoot in kg per  voertuig per meter met 35 procent afneemt ten opzichte van nul procent ZRA’s. De  CO​2­uitstoot blijft daarna ongeveer hetzelfde. De optimale verkeersdoorstroom is bij een  percentage van 18 procent ZRA’s, de verkeerdoorstroom neemt dan toe met 11 procent.   De verschillen zijn, in het algemeen, niet heel groot en de invoering van de ZRA heeft,  volgens ons model, niet heel veel effect op de verkeersdoorstroom bij file. Uit grafiek 2 blijkt  dat ZRA’s wel invloed hebben op de hoeveelheid tijd die een auto in stilstand doorbrengt.  Dit is ook terug te zien in de effecten op het milieu, want in grafiek 3 is te zien dat de  CO​2­uitstoot voor 50 procent erg afneemt en vervolgens ongeveer gelijk blijft.   Als de resultaten lineair geïnterpoleerd worden t.o.v. het punt dat het dichtst in de buurt  ligt van het verwachte percentage ZRA’s van 26 procent, vermindert de CO​2­uitstoot met 25  procent en neemt de verkeersdoorstroom toe met 5 procent ten opzichte van de  CO​2­uitstoot en verkeerdoorstroom bij nul procent ZRA’s.    Er is inderdaad een optimaal percentage van 18 procent ZRA’s op de snelweg waarbij de  verkeersdoorstroom bij file maximaal is en er is een optimaal percentage ZRA’s van 52  procent waarbij de CO​2­uitstoot minimaal is. De hypothese er is een optimale verhouding  van aantallen zelfrijdende auto’s en niet­zelfrijdende auto’s op de snelweg om de  verkeersdoorstroom bij file maximaal te laten verlopen en de CO​2 uitstoot te minimaliseren,  is dus bevestigd.     

 

 

(18)

Discussie 

In tabel 1 (blz. 10) is te zien dat een groot deel van de deelnemers aan de enquête ouder zijn  dan 50. Aangezien leeftijd een significant effect heeft op het wel of niet aanschaffen van  een ZRA zou het werkelijke percentage dat een ZRA zou willen aanschaffen waarschijnlijk  iets hoger kunnen liggen. Daarentegen omvat de laatste leeftijdcategorie (50 of hoger) ook  de meeste leeftijden, dus is het logisch dat deze groep het grootst is.  Nadeel van het betrouwbaarheidsinterval is dat de categorie misschien niet handig is,  omdat uit wordt gegaan van een binomiale verdeling en de categorie misschien beschouwd  wordt als niet bereid tot aanschaf van een ZRA.  Daarnaast is men op straat nog niet echt vertrouwd met de ZRA, waardoor ze dit nu minder  snel zouden aanschaffen. Arends en van der Ende (2013) tonen aan dat oudere mensen over  het algemeen conservatiever zijn dan jongere mensen. Het zou dus goed kunnen dat  ouderen minder snel bereid zijn tot aanschaf van een ZRA, omdat ze conservatiever zijn. Tot  slot zullen er in de toekomst ook minder ouderen een auto aanschaffen en relatief meer  jongeren, waardoor de werkelijke bereidheid hoger kan liggen.  De simulaties in het computer model zijn een benadering van de realiteit. Er is in het  computermodel niet met alle factoren van menselijk rijgedrag rekening gehouden. De  belangrijkste tekortkoming van het model is dat er in het model maar één soort rijgedrag  geprogrammeerd voor NZRA. In de werkelijkheid is er natuurlijk een heel scala aan  verschillende soorten rijgedrag van mensen.  In dit onderzoek is ook maar één verschil aangebracht tussen ZRA’s en NZRA’s, namelijke de  snellere reactie tijd van de ZRA’s. In werkelijkheid zijn er meer verschillen tussen ZRA’s en  NZRA’s zoals onderlinge communicatie. Omdat er maar naar één eigenschap van ZRA’s  hebben gekeken zijn de resultaten niet helemaal representatief.   In grafiek 1 (blz. 13) en grafiek 2 (blz. 14) is ook een duidelijk schommeling te zien. Uit de  resultaten van ons onderzoek is het niet te zien of deze schommeling een fout marge is of  dat het effect op de file inderdaad fluctueert met het percentage ZRA of de weg. Om dit te  onderzoeken zou het model over een langere tijd of over een langere afstand moeten  worden uitgevoerd. Over een langere tijd meten is niet gedaan, omdat het programma  anders crashte.  Bij een percentage van 51.7 procent is de CO​2­uitstoot het laagst, maar staan de auto’s het  grootste deel van de tijd stil en is de verkeersdoorstroom het kleinst, zoals te zien is in  grafiek 1 en 2. De CO​2­uitstoot is dus het laagst, omdat de auto’s het grootste deel van de  tijd stil staan. Dit betekent dat de file bij dit percentage het hevigst is.     

(19)

Aanbeveling 

Deze aanbeveling is gericht aan de overheid om de verkoop van zelfrijdende auto’s dan wel  te stimuleren, dan wel te demotiveren. Momenteel is waarschijnlijk ergens tussen de 21 en  de 31% van de bestuurders bereid om een ZRA aan te schaffen. Bereid zijn tot is echter nog  iets anders dan het daadwerkelijk doen. In de reacties van de mensen op straat op de  enquête is duidelijk naar voren gekomen dat men nog niet erg bekend is met de ZRA en ook  een zeker wantrouwen heeft naar de ZRA. De overheid zou door middel van promotie en  subsidies zowel de bekendheid van de ZRA vergroten, als de aankoop van een ZRA door de  consument aantrekkelijker kunnen maken.   In tabel 4 (blz. 13) is te zien dat de verkeersdoorstroom het beste is bij 18,3% ZRA’s op de  weg, maar ook een aardige piek heeft bij 61,7% en 66,7%. Voor een minimale uitstoot van  CO​2 is 51,7% ZRA’s ideaal, maar 61,7% en 66,7% ZRA’s op de weg zorgen tevens voor weinig  uitstoot. Als men dus zowel naar de verkeersdoorstroom, als naar de uitstoot van CO​2 kijkt,  zijn de resultaten 61,7% en 66,7% het beste. Het advies aan de overheid luidt dan ook om  de verkoop van ZRA’s te stimuleren, totdat er tussen de 61,7% en 66,7% ZRA’s op de weg  rijden.    

 

 

 

 

(20)

Literatuurlijst 

 

ANWB. “Dagelijks drukke trajecten ochtend en avondspits”, verkregen op 8 oktober 2015  via ​http://www.anwb.nl/verkeer/nederland/verkeersinformatie/dagelijkse­drukke­trajecten  Boer, L.C. & Vermeulen J.P.L. (2004) “Oplossingen voor milieu, economie en technologie”.  Delft    Broek, T.H.A.,​ ​Netten, B.D.​, ​Blom, G.​, (2010). ​A270 Demo Schokgolfdemping. ​TNO ​ , ​Nationaal  Verkeerskundecongres, 3 november, 2010, Rotterdam  Broek, T.H.A., Calvert, S. C. & van Noort, M.  (2012). Cooperative Driving in Mixed Traffic  Networks – Optimizing for Performance.  ​2012 Intelligent Vehicles Symposium  Car fuel data,  CO​2 and vehicle tax tools (2015). Gevonden op 18 november 2015 van  http://carfueldata.direct.gov.uk/search­new­or­used­cars.aspx?vid=289663  Dresner, K. & Stone, P. (2007). “Sharing the Road: Autonomous Vehicles Meet Human  Drivers”, ​University of Texas, Austin, at Proceedings of the Twentieth International Joint  Conference on Artificial Intelligence,  ​ verkregen op 28 oktober 2015 via  http://www.aaai.org/Papers/IJCAI/2007/IJCAI07­204.pdf   Google Self­Driving Car Project (2015). Verkregen op 21 november 2015, via  http://www.google.com/selfdrivingcar/where/  van Keeken, C., (2014). “Dit is waarom je voorlopig niet in een zelfrijdende auto rijdt”  verkregen op 28 oktober, 2015 via  http://www.nrcq.nl/2014/09/11/dit­is­waarom­je­voorlopig­niet­in­een­zelfrijdende­auto­ri jdt   Kesting, A., Treiber, M., Schönhof, M., & Helbing, D. (2015). Extending adaptive cruise  control to adaptive driving strategies. ​Transportation Research Record: Journal of the  Transportation Research Board.  MacKay, D. (2008). Sustainable Energy­without the hot air. UIT Cambridge.  Markoff, J., (23 januari 2012). “Collision in the Making Between Self­Driving Cars and How  the World Works”, The New York Times, verkregen op 7 oktober 2015 via  http://www.nytimes.com/2012/01/24/technology/googles­autonomous­vehicles­draw­skep ticism­at­legal­symposium.html?_r=0   Mizuta, H., Yamagata, Y., & Seya, H. (2012, December). Large­scale traffic simualtion for  Low­Carbon City. In ​Simulation Conference (WSC), Proceedings of the 2012 Winter ​  (pp.  1­12). IEEE. 

(21)

Oguchi, T., & Katakura, M. (2000).​ New conceptual evaluation method of amount of exhaust  emission gas on vehicular road trafc.  Rajamani, R., & Zhu, C. (2002). “Semi­autonomous adaptive cruise control systems.”  Vehicular Technology, IEEE Transactions on, 51(5), 1186­1192.  Rijksoverheid, (2015). “Beleid voor zelfrijdende auto’s”, verkregen op 7 oktober 2015 via  https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/auto/inhoud/zelfrijdende­auto   Roubos, D., (2006). Wiskundige modellen voor filevorming. BWI­werkstuk, Vrije Universiteit,  Amsterdam, verkregen op 23 november 2015 via  http://www.math.vu.nl/~sbhulai/theses/werkstuk­roubos.pdf   Treiber, M., & Kesting, A. (2010). An open­source microscopic traffic simulator.​Intelligent  Transportation Systems Magazine, IEEE ​ ​ , ​2(3), 6­13.   Treiber, M., & Kesting, A. (2013). Traffic flow dynamics. ​Traffic Flow Dynamics: Data, Models  and Simulation, Springer­Verlag Berlin Heidelberg ​ .  Urmson, C., (11 mei 2015). “The View from the Front Seat of the Google Self­Driving Car”,  Backchannel, verkregen op 8 oktober via  https://medium.com/backchannel/the­view­from­the­front­seat­of­the­google­self­driving­ car­46fc9f3e6088  

Wen­Xing, Z. Analysis of  CO​2 emission in traffic flow (2013). ​Physica A: Statistical Mechanics  and its Applications, 392, 4787­4792. 

 

(22)

Bijlage 1: Berekening 

Voor het berekenen van de remweg wordt aangenomen dat de vertraging constant is in de  tijd en dat een automobilist precies deze minimale afstand tot zijn voorganger rijdt. Er  wordt eigenlijk aangenomen dat de automobilist dus perfect kan inschatten hoe hard hij  rijdt en aan hand daarvan kan uitrekenen hoe ver hij tot zijn voorganger kan rijden en dat de  automobilist deze afstand dan tot op de centimeter nauwkeurig volgt.  Stelt dat op t= 0 een auto remt. De auto achter de remmende auto ziet dit gebeuren en rijdt  eerst door met constante snelheid v0 totdat hij reageert op de remmende auto op  . De auto begint dan met constant te vertragen zoals in onderstaande figuur te   t t =  reactie   zien is. De snelheid als functie van de tijd ziet er als volgt uit:      Afbeelding 1: De snelheid van de rijdende auto staat op de y­as en de tijd staat op de x­as.  Op t = t_reactie begint de auto met constant te vertragen en staat op t_0 stil  De oppervlakte onder de grafiek is gelijk aan de de remweg, s0​,  van de auto. Met de  formule van de oppervlakte van een driehoek en vierkant vinden we:  (1)​   s0=  v0* treactie+   * v0dt /2)  Waarin dt​het tijdverschil is tussen het starten en het beëindigen van de vertraging ( ). De versnelling is gedefinieerd als het verschil in snelheid gedeeld door het   t0 − treactie   verschil in tijd: 

(23)

(2)​   a =    dv/dt   Hieruit volgt dat:  (3)​    d =  t  dv/a  In dit voorbeeld geldt dat:  (4)​    d =  v v0− 0   (5)​    d = tt 0 − treactie  Hieruit volgt dat:  (6)​    d =  t   v /a  0     Als de gevonden uitdrukking voor dt word gesubstitueerd in formule (1) vinden we:  (7) s0=  v0* treactie+  v /(202 * a )       

(24)

Bijlage 2: Vragenlijst enquête 

Vraag 1: In welke leeftijdscategorie bevindt u zich?  A: Jonger dan 29  B: 30 t/m 39  C: 40 t/m 49  D: Ouder dan 50    Vraag 2: Rijdt u handgeschakeld of automatisch?  A: Handgeschakeld  B: Automatisch    Vraag 3: Bent u bereid om in de toekomst een zelfrijdende auto aan te schaffen, met als  voordeel dat u iets anders in de auto kunt doen en als nadeel dat u de controle verliest?  A: Ja  B: Nee  C: Misschien   

 

       

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De ruimte die de EU-richtlijn biedt voor overschrijding van de drie jaar termijn zou mogelijk kunnen worden geïmplementeerd door in het Bssa een ontheffingsmogelijkheid op te

Verhouding groene stroom (aangekochte hernieuwbare elektriciteit van regionale oorsprong + productie door de eigen PV-installaties) op projecten civiel werken en milieuwerken

“In onze functies is rolvastheid van belang. Iemand kan niet zowel toezichthouder als adviseur zijn, omdat een toezichthouder onbevooroordeeld moet kunnen oordelen of in een

Alleen indien aan het bestemmingsplan een concreet plan voorafgaat dat samenvalt met het plan voor het werk (en het daarop volgende bestemmingsplan dus slechts een

Door heldere eisen aan de werking van de te gebruiken slimmer werkende bandenpompen te stellen is dit risico goed gecontroleerd. Er zijn bovendien harde eisen gesteld aan de

Verhouding groene stroom (aangekochte hernieuwbare elektriciteit van regionale oorsprong + productie door de eigen PV-installaties) op projecten civiel werken en milieuwerken

Target: minimum 98% verhouding tussen groene stroom van lokale oorsprong en totaal elektriciteitsverbruik voor alle kantoren en magazijnen in 2021 Reductiemaatregelen:. 

In de Uitdaging wordt gedebatteerd over de stelling: ‘Mogen kinderen zelfstandig rijden in een zelfrijdende auto?’ Laat de kinderen argumenten bedenken voor zowel de voorstanders