• No results found

Wanneer heeft de Nederlandse consument recht op een tegemoetkoming bij vertraging of annulering van een vliegtuig, trein, bus en boot indien er sprake is van buitengewone omstandigheden en hebben passagiers gelijke rech

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wanneer heeft de Nederlandse consument recht op een tegemoetkoming bij vertraging of annulering van een vliegtuig, trein, bus en boot indien er sprake is van buitengewone omstandigheden en hebben passagiers gelijke rech"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wanneer heeft de Nederlandse consument recht op een

tegemoetkoming bij vertraging of annulering van een

vliegtuig, trein, bus en boot indien er sprake is van

buitengewone omstandigheden en hebben passagiers gelijke

rechten onder de verschillende verordeningen?

Naam: Gamze Göksen Studentnummer: 10278095

Scriptiebegeleidster: mevr. Y.A. Bos

Master: Privaatrecht: Commerciële rechtspraktijk Datum: 21 november 2016

(2)

Inleiding...3

1 Verordening EG 261/2004...4

1.1 Toepassingsgebied...4

1.2 In welke gevallen stelt de verordening minimumvoorwaarden vast?...6

1.2.1 Instapweigering tegen de wil van de passagier...6

1.2.2 Annulering van de vlucht...7

1.2.3 Vertraging van de vlucht...7

1.3 Welke rechten hebben vliegtuigpassagiers?...10

1.3.1 Recht op informatie...10

1.3.2 Recht op compensatie...10

1.3.3 Recht op verzorging...12

1.3.4 Recht op een alternatief reisplan of terugbetaling van het ticket...13

1.4 Wanneer is er sprake van buitengewone omstandigheden?...14

1.4.1 Technische problemen...14 1.4.2 Vulkaanuitbarstingen...16 1.4.3 Terrorisme en sabotage...16 1.4.4 Stakingen...17 1.4.5 Weersomstandigheden...18 1.4.6 Birdstrikes...19

2. Tegemoetkoming bij vertraging of annulering van een trein, bus of boot...21

2.1 Tegemoetkoming bij vertraging of annulering van een treinreis: Verordening EG 1371/2007...21

2.1.1 Toepassingsgebied...21

2.1.2 Tegemoetkoming bij vertraging of annulering...22

2.2 Tegemoetkoming bij vertraging of annulering van een busreis: Verordening EU 181/2011...25

2.2.1 Toepassingsgebied...25

2.2.2 Rechten van de passagier in geval van annulering of vertraging...25

2.3 Tegemoetkoming bij vertraging of annulering van een bootreis: Verordening EU 1177/2010...27

2.3.1 Toepassingsgebied...27

2.3.2 Bijstand in geval van annulering of vertraging van het vertrek...28

2.3.3 Vervangend vervoer en terugbetaling in geval van annulering of vertraging van het vertrek. 29 2.3.4 Vergoeding van de prijs van het vervoerbewijs in geval van vertraging bij aankomst...29

3. Vergelijking tussen de verschillende verordeningen...31

3.1 Vergelijking tussen de Treinverordening en de Passagiersverordening...31

3.2 Vergelijking van de Bus- en de Bootverordening ten opzichte van de Passagiersverordening...33

Conclusie...34

(3)

Inleiding

Het vak Europees privaatrecht maakte mij bewust van het bestaan van Verordening EG 261/2004 (hierna: de Passagiersverordening). Omdat deze verordening niet uitgebreid is behandeld tijdens de cursus, wilde ik mij hierin verdiepen. Ik besloot een onderzoek te doen naar de rechten van de Nederlandse consument bij vertraging of annulering van een vliegtuig als gevolg van buitengewone omstandigheden. In het verlengde daarvan leek het mij interessant om deze verordening te vergelijken met andere Europese Verordeningen als het gaat om vertraging of annulering van een trein, bus en boot. Verordening EG 1371/2007 (hierna: de Treinverordening),

Verordening EU 181/2011 (hierna: de Busverordening) en Verordening EU 1177/2010 (hierna: de Bootverordening) worden vergeleken met de Passagiersverordening om te bepalen of passagiers gelijke rechten hebben onder al deze verschillende Europese Verordeningen.

Op 17 februari 2005 is de Passagiersverordening in werking getreden. Deze verordening legt minimumrechten vast van vliegtuigpassagiers bij langdurige vertraging van vluchten, annulering van vluchten en instapweigering. Passagiers hebben indien hiervan sprake is onder bepaalde voorwaarden recht op verzorging, compensatie, een alternatief reisplan of terugbetaling van het ticket. Deze rechten kunnen beperkt worden indien de luchtvaartmaatschappij kan bewijzen dat er sprake is van buitengewone omstandigheden.

De afgelopen jaren proberen luchtvaartmaatschappijen steeds vaker een beroep te doen op buitengewone omstandigheden, zodat zij bijvoorbeeld ontheven kunnen worden van de verplichting tot het betalen van compensatie. Voorbeelden van zaken die voor de rechter kwamen waren onder andere: het Wallentin Hermannarrest op 22 december 2008 en het Sturgeonarrest op 19 november 2009.

De centrale vraag in mijn scriptie luidt dan ook: Wanneer heeft de Nederlandse consument recht op een tegemoetkoming bij vertraging of annulering van een vliegtuig, trein, bus en boot indien er sprake is van buitengewone omstandigheden en hebben passagiers gelijke rechten onder de verschillende verordeningen?

Om deze probleemstelling zo goed en volledig mogelijk te kunnen beantwoorden, maak ik ter ondersteuning gebruik van een aantal deelvragen.

In hoofdstuk één wordt de Passagiersverordening uitgebreid besproken. In hoofdstuk twee wordt de Treinverordening, de Busverordening en de Bootverordening behandeld.

En in hoofdstuk drie wordt de Trein-, Bus- en Bootverordening Verordening met de Passagiersverordening vergeleken.

(4)

1 Verordening EG 261/2004

1.1 Toepassingsgebied

De Passagiersverordening legt minimumrechten vast van vliegtuigpassagiers bij langdurige vertraging van vluchten, annulering van vluchten en instapweigering. Indien daarvan sprake is, hebben passagiers onder bepaalde voorwaarden recht op verzorging, compensatie, een alternatief reisplan of terugbetaling van het ticket.1 Deze verordening is in werking getreden op 17 februari 2005.2

Op grond van artikel 3 lid 1 van de verordening is de verordening van toepassing op: Sub a: passagiers die vertrekken vanaf een luchthaven die gelegen is op het

grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is.

Hiervan zou bijvoorbeeld sprake zijn indien een passagier vertrekt vanuit een luchthaven gelegen in Nederland.

Sub b: Passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van

toepassing is, indien de luchtvaartmaatschappij een communautaire luchtvaartmaatschappij is.

Hiervan zou bijvoorbeeld sprake zijn indien een passagier vertrekt vanuit een luchthaven gelegen in Indonesië naar een luchthaven gelegen in Nederland met de KLM.

Op grond van artikel 2 sub c van de Passagiersverordening wordt onder een communautaire luchtvaartmaatschappij wordt het volgende verstaan:

‘een luchtvaartmaatschappij met een geldige exploitatievergunning die door een lidstaat is verleend overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen.’3

1 K. Arnold, ‘Application of Regulation (EC) No 261/2004 on Denied Boarding, Cancellation and Long Delay of Flights’, Air and Space Law 2007. H. de Coninck, ‘De Europese luchtvaartreglementering en de

passagiersrechten anno 2006’, DCCR 2006. C. van Dam, ‘Liever de lucht in. Europese rechten van luchtreizigers bij vervoersweigering, annulering en vertraging (EG-Verordening 261/ 2004)’, VR 2009. M. Verhoeven, ‘Rechten van vliegtuigpassagiers – Instapweigering, annulering en langdurige vertraging van vluchten’, NJW 2010. 2 Artikel 19 van de Passagiersverordening.

(5)

De verordening is echter niet van toepassing indien de passagiers compensatie of bepaalde voordelen hebben ontvangen of bijstand hebben gekregen in dat derde land. De kantonrechter in Haarlem heeft op 15 april 2009 beslist dat die compensatie of voordelen minstens gelijk moeten zijn aan de compensatie die staat in de

Passagiersverordening.4

Artikel 3 lid 2 noemt de voorwaarden op waaronder lid 1 toepassing kan vinden, namelijk:

Sub a: dat de passagiers een bevestigde boeking voor de vlucht hebben en zich bij de incheckbalie melden.

De melding bij de incheckbalie moet gebeuren op de tijd die eerder is aangegeven door de touroperator, een erkend reisbureau of de luchtvaartmaatschappij. Indien er echter geen tijd is aangegeven dan moet de melding bij de incheckbalie uiterlijk 45 minuten voor de gepubliceerde vertrektijd gebeuren.

Sub b: Dat de passagiers door een touroperator of luchtvaartmaatschappij van de vlucht waarvoor zij een boeking hadden, ongeacht de reden, zijn overgeplaatst naar een andere vlucht.

Op grond van artikel 3 lid 5 van de verordening is deze verordening van toepassing op elke luchtvaartmaatschappij die een lucht uitvoert een vervoer aanbiedt aan

passagiers, zoals bedoelt in lid 1 en 2. Artikel 3 lid 4 van de verordening geeft vervolgens aan dat deze verordening alleen geldt voor passagiers die met een gemotoriseerd luchtvaartuig met vaste vleugels worden vervoerd.

Op grond van artikel 3 lid 6 van de verordening is de verordening niet van toepassing in gevallen waarin een pakketreis geannuleerd wordt om andere redenen dan het annuleren van de vlucht.

Ook is deze verordening, op grond van lid 3, niet van toepassing op passagiers die tegen een gereduceerd tarief reizen of die gratis reizen dat niet rechtstreeks of indirect voor het publiek toegankelijk is. Het frequent-flyerprogramma of een andere commerciële programma’s vallen daarentegen wel onder deze verordening.

Artikel 19 van de verordening bepaalt tot slot dat de verordening rechtstreeks van toepassing is in elke lidstaat.

(6)

1.2 In welke gevallen stelt de verordening minimumvoorwaarden vast?

1.2.1 Instapweigering tegen de wil van de passagier

Indien de passagier bij het inchecken hoort dat hij niet mee mag met de vlucht, omdat het vliegtuig vol zit, is er sprake van instapweigering. Vaak heeft de

luchtvaartmaatschappij de vlucht overboekt. De passagier heeft bij instapweigering onder de Passagiersverordening bepaalde rechten.

Op grond van artikel 2 sub j van de Passagiersverordening wordt onder instapweigering het volgende verstaan:

‘weigering om passagiers op een vlucht te vervoeren, hoewel zij zich voor instappen hebben gemeld volgens de voorwaarden van artikel 3, lid 2, zonder dat de

instapweigering is gebaseerd op redelijke gronden zoals redenen die te maken hebben met gezondheid, veiligheid of beveiliging, of ontoereikende reisdocumenten.’

Op grond artikel 4 lid 1 van de verordening vraagt de luchtvaartmaatschappij, in de situatie dat zij een instapweigering voor een vlucht kan verwachten, in beginsel of er vrijwilligers zijn die hun boekingen willen opgeven in ruil voor bepaalde voordelen. De voorwaarden waaronder de voordelen plaatsvinden, moeten tussen de passagier en luchtvaartmaatschappij overeengekomen worden. Passagiers hebben in ieder geval recht op een alternatief reisplan of terugbetaling van hun ticket.

Op grond van lid 2 heeft de luchtvaartmaatschappij de bevoegdheid passagiers tegen hun wil de toegang tot de vlucht weigeren, indien het aantal vrijwilligers dat zich aanbiedt niet voldoende is om de resterende passagiers met boeking te laten meevliegen op de vlucht.

De kantonrechter in Haarlem wees op 27 mei 2009 echter een verzoek tot compensatie af. 5 De luchtvaartmaatschappij had de passagiers het instappen

geweigerd omdat de vlucht was volgeboekt. De kantonrechter baseerde zijn oordeel op het volgende:

‘De kantonrechter is echter van oordeel dat, gelet op onderstaande omstandigheden, het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om

compensatie aan de passagiers toe te kennen. Hiertoe is het volgende redengevend. Vast is komen te staan dat de passagiers 27 minuten eerder dan de oorspronkelijk geplande tijd zijn geland op West Palm Beach. Zij hadden dus geen vertraging. De kantonrechter kan het betoog van EUclaim (procedeert op volmacht van de passagiers) dat eerder aankomen evenveel ongemak oplevert als vertraging niet volgen, temeer omdat EUclaim niet heeft aangegeven waar dit ongemak uit zou bestaan. Gesteld noch gebleken dat de passagiers op enigerlei wijze schade hebben geleden, zoals extra kosten voor verzorging, transfers of een vervangende vlucht dan

(7)

wel dat zij met de vervangende vlucht van United Airlines in een lagere klasse dan oorspronkelijk gepland zijn vervoerd.

Voor een vergoeding als de onderhavige, die in de verordening uitdrukkelijk wordt omschreven als “compensatie”, moet tenminste sprake zijn van enig nadeel. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, moet echter veeleer worden aangenomen dat in deze zaak sprake is geweest van enig voordeel. Van compensatie kan onder die omstandigheden naar het oordeel van de kantonrechter in redelijkheid geen sprake zijn.

1.2.2 Annulering van de vlucht

Op grond van artikel 2 sub l van de Passagiersverordening wordt onder annulering het volgende verstaan:

’het niet uitvoeren van een geplande vlucht waarop ten minste één plaats was geboekt.’

Op grond van artikel 5 lid 4 draagt de luchtvaartmaatschappij de bewijslast over het melden van de annulering van de vlucht aan de passagier en de tijdstip wanneer die melding plaatsvindt.

Na melding van de annulering zal de luchtvaartmaatschappij op grond van lid 2 de passagier moeten uitleggen welk alternatief vervoer beschikbaar is.

1.2.3 Vertraging van de vlucht

In de Passagiersverordening is geen definitie van het begrip ‘vertraging’ te vinden. Het Hof van Justitie geeft op 19 november 2009 een invulling aan dit begrip.6 Daarbij geeft het Hof van Justitie het volgende aan:

Een vlucht is aldus „vertraagd” in de zin van artikel 6 van verordening nr. 261/2004 indien zij volgens de oorspronkelijke planning wordt uitgevoerd en de daadwerkelijke vertrektijd later valt dan de geplande vertrektijd. In de tweede plaats wordt volgens artikel 2, sub l, van verordening nr. 261/2004 bij de annulering van een vlucht, anders dan bij de vertraging ervan, een oorspronkelijk geplande vlucht niet uitgevoerd. Geannuleerde en vertraagde vluchten vormen dus twee duidelijk onderscheiden categorieën van vluchten. Uit deze verordening kan dus niet worden afgeleid dat een vertraagde vlucht als een „geannuleerde vlucht” kan worden gekwalificeerd op de loutere grond dat de vertraging enige tijd of zelfs lang heeft geduurd. Bijgevolg kan een vertraagde vlucht ongeacht de duur van de vertraging, ook al is deze lang, niet als geannuleerd worden beschouwd wanneer uiteindelijk wordt vertrokken

overeenkomstig de oorspronkelijk vastgestelde planning.

6 HvJ EG 19 november 2009, nr. C-402/07 en nr. C-432/07, Sturgeon v. Condor Flugdienst GmbH / Stefan Bock –

(8)

Aldus kan in beginsel worden geconcludeerd dat er sprake is van een annulering wanneer de oorspronkelijk geplande en vertraagde vlucht wordt vervangen door een andere vlucht, dat wil zeggen wanneer de planning van de oorspronkelijke vlucht wordt opgegeven en de passagiers van deze vlucht zich aansluiten bij de passagiers van een vlucht die eveneens is gepland, los van de vlucht die de aldus overgeboekte passagiers hebben geboekt.

In tegenstelling tot annulering van een vlucht, geeft de Passagiersverordening aan de passagiers niet het recht om compensatie te vragen bij vertraging van een vlucht. Om die reden hebben luchtvaartmaatschappijen geprobeerd om annuleringen als

vertragingen aan te merken.

Op 20 december 2006 wees de kantonrechter in Haarlem een vordering tot compensatie af omdat de vlucht volgens de kantonrechter vertraagd was en niet geannuleerd.7

Het Hof van Justitie heeft op 19 november 2009 in het Sturgeonarrest een belangrijke uitspraak gedaan omtrent compensatie bij vertraging, namelijk dat het ongemak die passagiers lijden bij vertraging en annulering vergelijkbaar is en om die reden passagiers van vertraagde vluchten ook aanspraak kunnen maken op compensatie. Dit kan alleen wanneer zij na drie of meer uren na de oorspronkelijke aankomsttijd hun eindbestemming bereiken. Het Hof van Justitie oordeelde:

‘Dat passagiers van vertraagde vluchten kunnen voor de toepassing van het recht op schadevergoeding met passagiers van geannuleerde vluchten worden gelijkgesteld en kunnen aldus aanspraak maken op de in artikel 7 van deze verordening bedoelde compensatie, wanneer zij door een vertraging van de vlucht drie of meer uren tijd verliezen, dat wil zeggen wanneer zij hun eindbestemming drie of meer uren na de door de luchtvaartmaatschappij oorspronkelijk geplande aankomsttijd bereiken. Passagiers waarvan de vlucht is geannuleerd en die waarvan de vlucht vertraagd is, lijden vergelijkbare schade, namelijk tijdsverlies, en bevinden zich aldus voor de toepassing van het in artikel 7 van verordening nr. 261/2004 bedoelde recht op compensatie in een vergelijkbare situatie. Aangezien de schade die luchtreizigers in geval van annulering of langdurige vertraging lijden, vergelijkbaar is, kunnen passagiers van vertraagde vluchten en passagiers van geannuleerde vluchten niet verschillend worden behandeld zonder dat inbreuk wordt gemaakt op het beginsel van gelijke behandeling. Dit geldt temeer gelet op het doel van verordening

nr. 261/2004, de bescherming van alle luchtreizigers te verbeteren.

Een dergelijke vertraging verleent de passagiers evenwel geen recht op compensatie indien de luchtvaartmaatschappij kan aantonen dat de langdurige vertraging het 7 Ktr. Haarlem 20 december 2006, ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5276.

(9)

gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden, dat wil zeggen van

omstandigheden waarop de luchtvaartmaatschappij geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen.’8

Na deze uitspraak merkt K. Besenbruch-Petronia toch op dat er niet helemaal gesproken kan worden van gelijkheid tussen geannuleerde en vertraagde vluchten.9 Passagiers van geannuleerde vluchten genieten meer rechten dan passagiers van vertraagde vluchten. K. Besenbruch-Petronia verduidelijkt haar standpunt met twee voorbeelden, namelijk dat op grond van de Passagiersverordening het recht op terugbetaling van de ticketprijs voor het gedeelte van de reis dat niet is gemaakt pas ontstaat indien er sprake is van een vertraging van minimaal vijf uur.10 Indien er sprake is van annulering ontstaat dit recht echter onmiddellijk.11 Verder heeft de passagier indien sprake is van annulering van de vlucht de keuze uit een alternatieve vlucht naar de bestemming, dat wil zeggen een andere vlucht bij de eerste

gelegenheid of op een ander moment wanneer de passagier dat wilt, en terugbetaling van de ticketprijs. Een passagier van een vertraagde vlucht heeft

daarentegen niet de keuze voor een alternatieve vlucht naar de bestemming, ook niet na drie of vijf uur vertraging. K. Arnold en P. Mendes de Leon delen dezelfde

opvatting.12

Vanuit de rechtsleer is er veel kritiek geuit op het Sturgeonarrest van het Hof van Justitie.13 De bespreking hiervan wordt buiten beschouwing gelaten. Ondanks het geuite kritiek wordt de leer uit het Sturgeonarrest tot op heden toegepast door de Geschillencommissie Luchtvaart en de Nederlandse rechtbanken.14

1.3 Welke rechten hebben vliegtuigpassagiers?

8 HvJ EG 19 november 2009, nr. C-402/07 en nr. C-432/07, Sturgeon v. Condor Flugdienst GmbH / Stefan Bock –

Cornelia Lepuschitz v. Air France SA.

9 K. Besenbruch-Petronia, ‘Compensatie vliegtuigpassagiers nader bezien’, TVR 2010. 10 Art. 6 lid 1 sub c onder iii jo. art. 8 lid 1 sub a van de Passagiersverordening. 11 Art. 5 lid 1 sub a jo. art. 8 van de Passagiersverordening.

12 K. Arnold & P. Mendes de Leon, ‘Regulation (EC) 261/2004 in the Light of the Recent Decisions of the European Court of Justice: Time for a Change?!’, Air Law 2010.

13 J. Balfour, ‘Airline Liability for Delays: The Court of Justice of the EU Rewrites EC Regulation 261/2004’, Air

and Space Law 2010. K. Besenbruch-Petronia, ‘Compensatie vliegtuigpassagiers nader bezien’, TVR 2010. K.F.

Haak, ‘De rol van het Europees Hof van Justitie in het passagiersvervoer door de lucht’, TPR 2010. P. Mendes De Leon, ‘De vulkaan in IJsland en de Sturgeon-zaak uit Luxemburg leiden tot uitbarstingen’, NJB 2010.

14 Ktr. Amsterdam 11 augustus 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BR6267; Ktr. Zwolle 22 juni 2011,

ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ8737; Rb. Amsterdam 11 mei 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ6471; Ktr. Haarlem 10 maart 2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:BP8512; Ktr. ’s-Gravenhage 7 februari 2011, ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8066; Ktr. ’s-Gravenhage 5 oktober 2010, LJN BP8072, RCR 2011, 41; Ktr. Haarlem 15 juli 2010,

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN2126; Ktr. ’s-Gravenhage 14 juli 2010,ECLI:NL:RBSGR:2010:BP8057; Hof Amsterdam 16 februari 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BM5267; Geschillencommissie Luchtvaart 24 november 2010, nr. 49431.

(10)

1.3.1Recht op informatie

Op grond van artikel 14 van de Passagiersverordening is de luchtvaartmaatschappij verplicht om er voor te zorgen dat bij het inchecken een goed leesbaar bericht duidelijk zichtbaar voor de passagier is uitgehangen met de tekst:

‘Indien u niet tot uw vlucht wordt toegelaten, of indien deze is geannuleerd of voor minstens twee uur is vertraagd, vraagt u dan bij de incheckbalie of bij de boarding gate om de tekst waarin uw rechten vermeld staan, met name met betrekking tot compensatie en bijstand.’

Indien sprake is van annulering van de vlucht, instapweigering of vertraging van meer dan twee uur, bezorgt de luchtvaartmaatschappij op grond van lid 2 elke passagier die daarmee te maken krijgt een schriftelijke mededeling waarin de regels omtrent bijstand en compensatie staan volgens de Passagiersverordening. Ook krijgen passagiers een schriftelijke mededeling met gegevens om contact op te kunnen nemen met de toezichthoudende instantie.

Op grond van artikel 15 lid 2 van de verordening hebben passagiers het recht om aanvullende compensatie te vragen, indien zij niet juist zijn ingelicht omtrent hun rechten waardoor zij een lagere compensatie hebben aanvaard dan waarop zij rechten hadden volgens de verordening.

1.3.2Recht op compensatie

Het Hof van Justitie heeft eerder op 19 november 2009 een uitspraak gedaan en beslist dat compensatie bedoeld is om tijdverlies van de passagier te vergoeden.15 Op grond van artikel 4 lid 3 (instapweigering) jo. artikel 5 lid 1 sub c (annulering) jo. artikel 7 van de Passagiersverordening hebben passagiers recht op compensatie. Sinds het Sturgeonarrest hebben passagiers ook recht op compensatie wanneer zij na drie of meer uren na de oorspronkelijke aankomsttijd hun eindbestemming bereiken. De hoogte van de compensatie hangt volgens artikel 7 lid 1 af van de afstand van de vlucht, namelijk:

Sub a: voor alle vluchten tot en met 1500 km bedraagt de compensatie € 250.00, of Sub b: voor alle intracommunautaire vluchten van meer dan 1500 km en voor alle andere vluchten tussen 1500 en 3500 km bedraagt de compensatie € 400.00, of Sub c: voor alle vluchten die niet vallen onder sub a en b bedraagt de compensatie € 600.00.

15 HvJ EG 19 november 2009, nr. C-402/07 en nr. C-432/07, Sturgeon v. Condor Flugdienst GmbH / Stefan Bock

(11)

Om de aftstand te bepalen wordt er gekeken naar de laatste bestemming waar de passagier als gevolg van de instapweigering of annulering na de geplande tijd zal aankomen. De afstanden worden op grond van lid 4 gemeten volgens de groot-cirkelmethode.

De luchtvaartmaatschappij heeft op grond van lid 2 de bevoegdheid om de

compensatiebedragen die genoemd zijn in lid 1, inde volgende gevallen, met 50% te verlagen:

Sub a: voor alle vluchten van 1500 km of minder, indien de passagiers niet langer dan twee uur later op hun eindbestemming arriveren, of

Sub b: voor alle vluchten binnen de Gemeenschap van meer dan 1500 km en voor alle andere vluchten tussen 1500 en 3500 km, indien de passagiers niet langer dan drie uur later op hun eindbestemming arriveren, of

Sub c: voor alle andere vluchten die niet onder sub a of b vallen, indien de passagiers niet langer dan vier uur later op hun eindbestemming arriveren.

Op grond van lid 3 wordt de compensatie, bedoeld in lid 1, in contant geld uitbetaald, door middel van een elektronische overmaking aan de bank, per bankoverschrijving, bankcheque of, met de schriftelijke toestemming van de passagier, in de vorm van reisbonnen en/of andere diensten.

Daarnaast hebben passagiers op grond van artikel 12 lid 1 van de Verordening de bevoegdheid om meer compensatie te vragen dan welke zijn vastgelegd in de verordening. De compensatie die toegekend wordt op grond van deze verordening kan echter in mindering worden gebracht op de verdere compensatie.

Op grond van artikel 12 lid 2 van de verordening hebben passagiers bij

instapweigering echter geen recht op compensatie, indien zij vrijwillig een boeking hebben ingeleverd. Deze passagiers hebben namelijk op grond van artikel 4 lid 1 van de verordening een overeenkomst gesloten met de luchtvaartmaatschappij over bepaalde voordelen.

Verder hebben passagiers bij annulering op grond van artikel 5 lid 1 sub c ook geen recht op compensatie in de volgende gevallen:

Sub i: indien de annulering minimaal twee weken voor de geplande vertrektijd was meegedeeld, of

Sub ii: indien de annulering tussen twee weken en zeven dagen voor de geplande vertrektijd was meegedeeld en een andere vlucht naar hun bestemming wordt aangeboden die niet eerder dan twee uur voor de geplande vertrekdatum vertrekt en minder dan twee uur later dan de geplande aankomsttijd de passagier op de

eindbestemming brengt, of

Sub iii: indien de annulering minder dan zeven dagen voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld en een andere vlucht naar hun bestemming wordt aangeboden

(12)

die niet eerder dan één uur voor de geplande vertrektijd vertrekt en de passagier minder dan twee uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming brengt.

Tot slot is de luchtvaartmaatschappij, op grond van lid 3, ook niet verplicht om compensatie aan te bieden als zij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Wel moet de luchtvaarmaatschappij daarbij aantonen dat ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen de annulering niet voorkomen kon worden. In paragraaf 1.4 wordt hier uitgebreider op ingegaan. 1.3.3Recht op verzorging

Op grond van artikel 6 lid 1 (vertraging) jo. artikel 4 lid 3 (instapweigering) jo. artikel 5 lid 1 sub b (annulering) jo. artikel 9 lid 1 sub a van de Passagiersverordening hebben passagiers recht op verzorging in de vorm van verfrissingen en maaltijden die in redelijke verhouding tot de wachttijd staan. Op grond van sub b hebben passagiers ook recht op kosteloos hotelaccommodatie indien verblijf van één of meer nachten noodzakelijk wordt of indien een langer verblijf noodzakelijk wordt dan het door de passagier geplande verblijf. Verder hebben passagiers op grond van sub c ook recht op kosteloos vervoer tussen de luchthaven en de plaats van de accommodatie. Als het gaat om vertraging hebben passagiers op grond van artikel 6 lid 1 jo. artikel 9 van de verordening recht op bijstand bij vertragingen van:

Sub a: twee uur of meer bij alle vluchten van 1500 km of meer, of

Sub b: drie uur of meer voor alle vluchten binnen de Gemeenschap van meer dan 1500 km en voor alle andere vluchten tussen 1500 en 3500 km, of

Sub c: vier uur of meer voor alle vluchten die niet onder sub a of b vallen.

Op grond van lid 2 kunnen passagiers naast de rechten genoemd in lid 1 ook twee gratis telefoongesprekken of telex-, fax- of e-mailberichten verzenden.

In nr. 18 van de preambule van de Passagiersverordening staat bovendien dat de verzorging van passagiers die wachten op een uitgestelde of alternatieve vlucht, geweigerd of beperkt kan worden als het verlenen van die verzorging extra oponthoud meebrengt.

1.3.4Recht op een alternatief reisplan of terugbetaling van het ticket

(13)

Op grond van artikel 4 lid 3 (instapweigering) jo. artikel 5 lid 1 sub a (annulering) jo. artikel 6 lid 1 (vertraging) jo. artikel 8 van de Passagiersverordening hebben passagiers het recht op terugbetaling van hun ticket of recht op een alternatief reisplan.

Op grond van artikel 6 lid 1 hebben passagiers vanaf minimaal 5 uur vertraging pas het recht op een alternatief reisplan of op terugbetaling van hun ticket. De

berekening van de vertraging geschiedt vanaf de geplande vertrektijd.

Deze terugbetaling gebeurt op grond van lid 1 sub a binnen zeven dagen in contant geld door middel van een elektronische overmaking aan de bank, per bancheque of bankoverschrijving en tot slot met de schriftelijke toestemming van de passagier, in de vorm van reisbonnen en/of andere diensten. Deze terugbetaling geschiedt tegen de prijs waarvoor het ticket gekocht was voor het gedeelte en de gedeelten die reeds zijn gemaakt indien verder reizen geen zin meer heeft in het licht van het oorspronkelijke reisplan van de passagier en voor het gedeelte of de gedeelten van de reis die niet zijn gemaakt.

Ook heeft de passagier op grond van lid 1 sub a, b en c recht op een retourvlucht naar het eerste vertrekpunt bij de eerste gelegenheid, een andere vlucht onder

vergelijkbare vervoersvoorwaarden naar hun eindbestemming bij de eerste

gelegenheid of een andere vlucht onder vergelijkbare vervoersvoorwaarden naar hun eindbestemming op een andere datum naar keuze van de passagier indien er plaats beschikbaar is.

Op grond van lid 3 draagt de luchtvaarmaatschappij die een passagier een vlucht aanbiedt naar een andere luchthaven dan die waarvoor geboekt was, de kosten van de reis van die andere luchthaven naar de luchthaven waarvoor was geboekt of naar een andere nabijgelegen bestemming die met de passagier is overeengekomen. Op grond van lid 2 is het recht op terugbetaling van het ticket ook van toepassing op passagiers van wie de vlucht onderdeel is van een pakketreis. Dit geldt niet indien dit recht echter bestaat op grond van de Richtlijn 90/314/EEG. Volgens de Richtlijn 90/314/EEG bestaan er twee grondslagen voor de consument die hun het recht op terugbetaling van het ticket geeft. Ten eerste als de reisorganisator het pakket voor de overeengekomen vertrekdatum annuleert door een oorzaak welke niet aan de

consument te wijten is.16 Ten tweede als de consument de overeenkomst opzegt doordat de reisorganisator zich voor het vertrek verplicht ziet de overeenkomst ingrijpend te wijzigen.17

1.4 Wanneer is er sprake van buitengewone omstandigheden?

16 Artikel 4 lid 6 Richtlijn 90/314/EEG. 17 Artikel 4 lid 5 Richtlijn 90/314/EEG.

(14)

Op grond van de Passagiersverordening hebben passagiers van geannuleerde- en vertraagde vluchten van meer dan drie uur recht op compensatie. De

luchtvaartmaatschappijen kunnen echter ontheven worden van deze verplichting indien zij kunnen aantonen dat er sprake is van een ‘buitengewone omstandigheid’ die ondanks he treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden. Bij buitengewone omstandigheden kan er bijvoorbeeld gedacht worden aan: technische problemen, vulkaanuitbarstingen, terrorisme en sabotage, stakingen, weersomstandigheden en birdstrikes. Het is belangrijk om te bepalen in welke gevallen er gesproken mag worden van buitengewone omstandigheden. Preambule nr. 14 van de Passagiersverordening benoemd enkel de mogelijke omstandigheden die als een buitengewone omstandigheid aangemerkt kan worden, namelijk: ‘buitengewone omstandigheden kunnen zich met name voordoen in gevallen van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de

luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.’

In de rechtspraak wordt een verdere invulling gegeven aan het begrip buitengewone omstandigheden.

1.4.1 Technische problemen

Het Hof van Justitie deed op 22 december 2008 uitspraak over de vraag of een technisch probleem van een luchtvaartuig dat annulering van de vlucht tot gevolg heeft onder het begrip ‘buitengewone omstandigheden’ valt in de zin van artikel 5 lid 3 van de Passagiersverordening.18

Het Hof van Justitie oordeelde dat indien sprake is van een technisch probleem bij een luchtvaartuig, dat een annulering tot gevolg heeft, niet meteen sprake is van een buitengewone omstandigheid. Er is alleen sprake van een buitengewone

omstandigheid indien dit probleem voortvloeit uit gebeurtenissen die wegens hun oorsprong of aard niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij. Vereist is dat de luchtvaartmaatschappij daarop ook geen daadwerkelijke invloed heeft kunnen uitoefenen. Het Hof van Justitie oordeelde ook dat de frequentie van technische mankement niet van invloed is voor de vaststelling of er al dan niet sprake is van een buitengewone

omstandigheid.

Tot slot oordeelde het Hof dat de gemeenschapswetgever niet de bedoeling heeft gehad in alle buitengewone omstandigheden een vrijstelling te verlenen van de verplichting om de passagiers bij annulering van hun vlucht compensatie te betalen, maar uitsluitend wanneer sprake is van buitengewone omstandigheden die ondanks 18 HvJ 22 december 2008, nr. C-549/07, Friederike Wallentin-Hermann v. Alitalia – Linee Aeree Italiana SpA.

(15)

het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. Dit betekent dat niet in alle omstandigheden aanleiding bestaat om een vrijstelling te geven. De persoon die zich op dergelijke omstandigheden wil beroepen moet

bovendien aantonen dat de genoemde omstandigheden op geen enkel manier niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen. Hiermee worden maatregelen bedoeld die vooral voldoen aan voor de betrokken luchtvaartmaatschappij aanvaardbare economische en technische

voorwaarden op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden. Ook het feit dat een luchtvaartmaatschappij aan de voorgeschreven

minimumvereisten inzake het onderhoud van een luchtvaartuig heeft voldaan, betekent niet dat de luchtvaartmaatschappij ‘alle redelijke maatregelen’ heeft

genomen, waardoor de luchtvaartmaatschappij niet meer zijn verplichting hoeft na te komen om compensatie te betalen.

Het Hof van Justitie heeft deze uitspraak herhaald in het Sturgeonarrest, namelijk dat dat een technisch probleem aan een luchtvaartuig dat de annulering of de vertraging van een vlucht tot gevolg heeft, niet onder het begrip ‘buitengewone

omstandigheden’ valt, tenzij dit probleem voortvloeit uit gebeurtenissen die wegens hun aard of hun oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij, en deze hierop geen

daadwerkelijke invloed kan uitoefenen.19

Ook in de zaak Van der Lans / Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV herhaalde het Hof van Justitie haar eerdere uitspraak, namelijk dat een technisch mankement, in dit geval een technisch mankement aan het brandstofsysteem, inherent is aan de

bedrijfsoefening van een luchtvaartmaatschappij en de luchtvaartmaatschappij hierop geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen en daarom niet aangemerkt mag worden als een buitengewone omstandigheid.20

Deze uitspraken zijn bovendien bevestigd in de lagere rechtspraak.21 Uit deze zaken bleek dat het technische mankement in kwestie inherent was aan de bedrijfsoefening van een luchtvaartmaatschappij en de luchtvaartmaatschappij hierop geen

daadwerkelijke invloed kon uitoefenen en daarom niet aangemerkt mocht worden als een buitengewone omstandigheid.

Op 3 januari 2007 stelde de kantonrechter Haarlem vast dat de vlucht vanuit Amsterdam naar Milaan geannuleerd was doordat de weerradar defect was. De kantonrechter toetste marginaal, omdat de gezagvoerder naar het oordeel van de kantonrechter verantwoordelijk was voor de vliegveiligheid. Om de annulering van de 19 HvJ EG 19 november 2009, nr. C-402/07 en nr. C-432/07, Sturgeon v. Condor Flugdienst GmbH / Stefan Bock

– Cornelia Lepuschitz v. Air France SA.

20 HvJ EU 17 september 2015, nr. C-257/14, Van der Lans / Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV. 21 Ktr. Haarlem 22 april 2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:BI3210; Ktr. Haarlem 6 mei 2009,

ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ2449; Hof Amsterdam 16 februari 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BM5267; Ktr.

’s-Gravenhage 14 juli 2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:BP8057; Ktr. Haarlem 15 juli 2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:BN2126; Ktr.’s-Gravenhage 5 oktober 2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:BP8072; Geschillencommissie Luchtvaart 24 november 2010, nr. 49431.

(16)

vlucht te voorkomen, had de luchtvaartmaatschappij alle redelijke maatregelen genomen. Het was niet mogelijk om de weerradar snel te repareren. De vordering tot het betalen van compensatie op grond van onvoorziene omstandigheden werd echter afgewezen, omdat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de

weersomstandigheden erg goed waren waardoor er geen risico bestond om te vliegen met een defecte weerradar.22

1.4.2 Vulkaanuitbarstingen

Op 20 maart 2010 vond in IJsland een eerste uitbarsting plaats van de vulkaan Eyjafjallajökull.

Een tweede uitbarsting vond plaats op 14 april 2010. Het gevolg van die tweede uitbarsting was dat veel vulkaanas verspreid was over het Europees luchtruim, waarop op 15 april 2010 een groot deel van het Europees luchtruim voor één week gesloten werd voor het luchtverkeer.23

Het Hof van Justitie heeft op 31 januari geoordeeld dat de uitbarsting van de vulkaan Eyjafjallajökull aangemerkt kon worden als een buitengewone omstandigheid, waardoor de luchtvaartmaatschappij in kwestie, Ryanair Ltd., geen plicht meer had om compensatie te betalen. De verplichting tot verzorging van passagiers moest door de luchtvaartmaatschappij echter wel worden nagekomen. 24

1.4.3 Terrorisme en sabotage

Op 22 december 2008 heeft het Hof van justitie EU beslist dat wanneer

luchtvaartuigen schade zouden ondervinden als gevolg van terrorisme of sabotage, sprake zou zijn van buitengewone omstandigheden.25

1.4.4 Stakingen

Op 20 augustus 2010 stelde de Geschillencommissie Luchtvaart vast dat de geboekte terugvlucht van Oulu naar Amsterdam geannuleerd werd doordat de piloten gingen staken. Als gevolg van die staking konden passagiers de dag daarop vertrekken. De Geschillencommissie Luchtvaart oordeelde dat de luchtvaartmaatschappij terecht een 22 Ktr. Haarlem 3 januari 2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ5828.

23 R. Abeyratne, ‘Responsibility and liability aspects of the Icelandic volcanic eruption’, Air and Space Law 2010. P. Mendes de Leon, ‘De vulkaan in IJsland en de Sturgeon-zaak uit Luxemburg leiden tot uitbarstingen’, NJB 2010.

24 HvJ EU 31 januari 2013, nr. C-12/11, McDonagh / Ryanair Ltd.

(17)

beroep kon doen op buitengewone omstandigheden, omdat het voor de

luchtvaartmaatschappij onduidelijk was dat zij op het moment dat de vlucht geboekt werd, wist dat de terugvlucht twaalf dagen later niet uitgevoerd zou kunnen

worden.26

Ook stelde het Geschillencommissie Luchtvaart op 20 augustus 2010 vast dat de geboekte terugvlucht van Rome naar Amsterdam geannuleerd werd doordat de luchtverkeersleiding in Rome op 23 oktober 2009 staakte. Voor 22 oktober 2009 werd die staking al aangekondigd, maar werd wel verlengd (ad hoc). Het

Geschillencommissie Luchtvaart was van oordeel dat de staking ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen kon worden en merkte de staking aan als een buitengewone omstandigheid.27

Op 15 april 2011 stelde het Geschillencommissie Luchtvaart vast dat de geboekte vlucht werd vertraagd door een stiptheidsactie van de Griekse luchtverkeersleiding. Doordat de luchtvaartmaatschappij niet van te voren wist dat een stiptheidsactie zou plaatsvinden, was het Geschillencommissie Luchtvaart van oordeel dat er sprake was van buitengewone omstandigheden.28

In de uitspraken van de Geschillencommissie Luchtvaart die gaan over de

stiptheidsactie van de Griekse Luchtverkeersleiding en de staking van de piloten, verwijst het Geschillencommissie Luchtvaart naar nr.14 van de preambule van de Passagiersverordening. Preambule nr. 14 van de Passagiersverordening spreekt over buitengewone omstandigheden in gevallen van stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Wilde stakingen worden over het algemeen in de literatuur aangemerkt als een

buitengewone omstandigheid.29 Dit is echter niet noodzakelijk het geval indien stakingen vooraf aangekondigd zijn. Een beroep op buitengewone omstandigheden zal moeilijk zijn indien de staking door het personeel van het luchtvaartmaatschappij wordt geleid. Om die reden heb ik twijfels bij de beslissing van het

Geschillencommissie Luchtvaart op 20 augustus 2010 waar het Geschillencommissie Luchtvaart oordeelde dat de staking van de piloten als een buitengewone

omstandigheid moet wordt aangemerkt.

1.4.5 Weersomstandigheden

De kantonrechter Haarlem oordeelde op 29 oktober 2009 dat de vlucht van Funchal naar Amsterdam geannuleerd werd door slechte weersomstandigheden. De

kantonrechter Haarlem was van oordeel dat er sprake was ban buitengewone omstandigheden en wees devordering tot betaling van compensatie af omdat deze

26 Geschillencommissie Luchtvaart 20 augustus 2010, nr. 37501. 27 Geschillencommissie Luchtvaart 20 augustus 2010, nr. 37501. 28 Geschillencommissie Luchtvaart 15 april 2011, nr. REI07-0690.

29 R.M. Beltzer, H.Ph. Ruys, J.P.H. Zwemmer, A.M. Du Burck, Handboek arbeidsrecht, Rijswijk: Licent Academy 2009, hfst.3.

(18)

buitengewone omstandigheid niet voorkomen kon worden door het treffen van alle redelijke maatregelen.30

Ook in andere zaken werd geoordeeld dat slechte weersomstandigheden aangemerkt dienden te worden als een buitengewone omstandigheid, waardoor

luchtvaartmaatschappijen ontheven werden van de verplichting tot het betalen van compensatie. De kantonrechter Haarlem oordeelde op 15 april 2009 dat het uitwijken van de vliegtuig en het landen op een andere plaats door weersomstandigheden gerechtvaardigd was omdat de weersomstandigheden de veiligheid van het toestel, de passagiers en de bemanning in gevaar konden brengen.31 Op 15 september 2010 kwam er een zaak voor de Geschillencommissie Luchtvaart. Het geschil betrof een geannuleerde vlucht vanuit Amsterdam naar Quito als gevolg van slechte

weersomstandigheden. Ook in deze zaak werd de vordering afgewezen op grond van buitengewone omstandigheden.32

De kantonrechter Amsterdam wees echter op 11 augustus 2011 de vordering af op grond van buitengewone omstandigheden. Deze zaak ging over een vertraagde vlucht van New York naar Schiphol als gevolg van extreem winterweer op het luchthaven van Schiphol. De vordering werd afgewezen omdat de luchtvaartmaatschappij niet de aantoonde hoe ernstig de weersomstandigheden waren. Ook slaagde de

luchtvaartmaatschappij er niet in om te bewijzen dat er lange wachtrijen waren bij het de-icen en dat het toestel wegens de beperkte houdbaarheid ervan opnieuw moest worden de-iced. Tot slot kon de luchtvaartmaatschappij geen verklaring geven voor het feit dat een andere vlucht eerder vertrok, terwijl die vlucht 3.5 uur later zou moeten vertrekken dan de geboekte vlucht.33

Wil de luchtvaartmaatschappij zich dus succesvol kunnen beroepen op buitengewone omstandigheden op grond van slechte weersomstandigheden, dan dient de

luchtvaartmaatschappij wel een aantal zaken te bewijzen, bijvoorbeeld hoe ernstig de weersomstandigheden waren en/of de gevolgen van de-icen.

1.4.6 Birdstrikes

Onder ‘birdstrikes’ wordt het opzuigen van vogels bedoeld in de motor van het vliegtuig. Er bestaat onduidelijkheid over de vraag of deze omstandigheid een buitengewone omstandigheid oplevert.

In de literatuur wordt verschillend gedacht of deze omstandigheid een buitengewone omstandigheid oplevert. J. Speybrouck is bijvoorbeeld van mening dat ‘birdstrikes’ aangemerkt moeten worden als buitengewone omstandigheden, omdat het

30 Ktr. Haarlem 29 oktober 2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:BG2720. 31 Ktr. Haarlem 15 april 2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:BI6311. 32 Geschillencommissie Luchtvaart 15 september 2010, nr. 39820. 33 Ktr. Amsterdam 11 augustus 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BR6267.

(19)

onmogelijk is om birdstrikes te voorkomen. Zelfs als alle redelijke maatregelen getroffen zouden zijn.34

Op grond van artikel 16 lid 1 van de Passagiersverordening wijst elke lidstaat een instantie aan die verantwoordelijk is voor de handhaving van de verordening. De Nederlandse toezichthoudende instantie, de Inspectie Verkeer en Waterstaat, is echter van mening dat ‘birdstrikes’ niet vallen onder het begrip buitengewone omstandigheden. Volgens de Inspectie Verkeer en Waterstaat zijn birdstrikes niet buitengewoon, ondanks het feit dat birdstrikes niet voorkomen kunnen worden. In de uitoefening van de activiteit van luchtvaartmaatschappijen komen birdstrikes namelijk vaak voor.35

Aan het Hof van Justitie werd in een zaak tegen de Tsjechische

luchtvaartmaatschappij Travel Service a.s de vraag voorgelegd of ‘birdstrikes’ een buitengewone omstandigheid oplevert. Het Hof van Justitie zal hierover nog een oordeel moeten vormen.

Recentelijk, namelijk op 28 juli 2016, heeft Advocaat Generaal Bot van het Hof van Justitie bij de voorbereiding van deze zaak geconcludeerd dat ‘birdstrikes’ niet aangemerkt mogen worden als een buitengewone omstandigheid.36 Dit heeft tot gevolg dat luchtvaartmaatschappijen verplicht worden om in een dergelijke situatie compensatie te betalen.

De Advocaat Generaal baseert zijn conclusie op het volgende, namelijk dat birdstrikes een gebruikelijk verschijnsel zijn in de uitoefening van de activiteit van

luchtvaartmaatschappijen, omdat er bij het ontwerp van vliegtuigen, de exploitatie van luchthavens en tijdens de verschillende vluchtfasen rekening wordt gehouden met deze omstandigheid. De frequentie van birdstrikes speelt hierin ook een rol.

Advocaat Generaal geeft verder aan dat voor de luchtvaartmaatschappij het gevaar van dieren een bekend probleem is, maar stelt dat piloten worden opgeleid om aandacht te besteden aan birdstrikes, geeft aan dat op de meeste luchthavens bijzondere maatregelen worden genomen om dieren en vogels van de luchthaven te verjagen en worden de onderdelen van vliegtuigen die het meest kwetsbaar zijn voor birdstrikes uitgebreid getest.

Het gevolg van deze redenering is dat indien passagiers van vluchten meer dan drie uur vertraging oplopen als gevolg van birdstrikes, de luchtvaartmaatschappijen 34 J. Speybrouck, ‘Overmacht: troubles in paradise’, Brugge, 2009.

35 Final report – Evaluation of regulation 261/2004 – February 2010, by Steer Davies Gleave,

http://ec.europa.eu/transport/themes/passengers/studies/doc/2010_02_evaluation_of_regulation_2612004.p df.

(20)

verplicht zijn om compensatie te betalen omdat deze omstandigheid geen buitengewone omstandigheid oplevert.

Alhoewel de conclusie van de Advocaat Generaal juridisch niet bindend is, zal het Hof van Justitie naar alle verwachting een soortgelijke uitspraak doen, omdat het Hof van Justitie veelal de conclusie van de Advocaat Generaal volgt.

2. Tegemoetkoming bij vertraging of annulering

van een trein, bus of boot

2.1 Tegemoetkoming bij vertraging of annulering

van een treinreis: Verordening EG 1371/2007

Het Europees Parlement en de Raad hebben op 23 oktober 2007 de

(21)

reizigers in het treinverkeer. Met ingang van 3 december 2010 is deze verordening van toepassing op reizigers in het treinverkeer.37

2.1.1 Toepassingsgebied

Artikel 2 lid 1 van de Treinverordening bepaalt wanneer deze verordening van toepassing is, namelijk op alle treinreizen en –diensten in de hele Gemeenschap die worden vertrekt door een of meer spoorwegondernemingen waaraan overeenkomstig Richtlijn 95/18/EG van de Raad van 19 juni 1995 betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen een vergunning is verleend.

Op grond van artikel 2 lid 2 van deze verordening is de verordening niet van toepassing op spoorwegondernemingen en vervoersdiensten aan wie geen vergunning is verleend op grond van Richtlijn 95/18/EG.

Artikel 2 lid 4 van de verordening maakt het mogelijk dat een lidstaat, op een transparante en niet-discriminerende wijze, voor een maximale periode van vijf jaar, een vrijstelling die tweemaal kan worden verlengd voor telkens ten hoogste vijf jaar, kan toekennen voor binnenlandse spoorwegdiensten voor reizigers. Het nadeel hiervan voor de passagiers is dat zij niet gemakkelijk kunnen weten of de verordening van toepassing is op de reis die zij maken, omdat de

spoorwegonderneming waarmee gereisd wordt vrijgesteld kan zijn.

Op grond van artikel 2 lid 5 van de verordening kan een vrijstelling voor stads-, voorstads- en regionale spoorwegdiensten verlengd worden voor onbepaalde tijd. Lid 5 benoemt daarnaast ook een aantal criteria om te kunnen bepalen wanneer er sprake is van stads-, voorstads- en regionale spoorwegdiensten, namelijk: afstand, frequentie van de dienst, aantal in de dienstregeling opgenomen stops, rollend materieel dat wordt gebruikt, stelsels inzake vervoerbewijzen,

schommelingen in het aantal passagiers tussen diensten in en buiten de spitsuren, treincodes en dienstregelingen.

Vervoersbedrijven die metro- en tramdiensten uitvoeren vallen echter niet op grond van artikel 3 sub 1 van de verordening onder de definitie van

spoorwegmaatschappijen, omdat deze vervoersmaatschappijen het vervoer van passagiers per spoor niet als hoofdtaak hebben. Vervoersbedrijven worden vaak aangemerkt als stadsvervoerders indien zij zowel tram-, bus- en mogelijk

metrovervoer kunnen aanbieden. De keuze voor een reis met een metro of een trein is dus van belang, omdat de reis met de metro niet valt onder de

verordening en de reis met de trein wel, ondanks deze reis ongeveer dezelfde tijd in beslag neemt.

37 Verordening (EG) Nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PbEG 2007, L 315/14).

(22)

2.1.2 Tegemoetkoming bij vertraging of annulering

Artikel 16 van de verordening geeft aan dat indien redelijkerwijs verwacht kan worden dat de vertraging bij aankomst op de eindbestemming krachtens de vervoersovereenkomst meer dan 60 minuten zal bedragen, de reiziger onmiddellijk de keuze krijgt tussen 3 opties. Deze zijn:

Sub a: terugbetaling van de volledige kostprijs van het vervoersbewijs voor de niet gemaakte gedeelten en voor de reeds gemaakte gedeelten indien de reis niet langer een enige bedoeling beantwoordt in verband met de oorspronkelijke reisplan van de reiziger, of

Sub b: voortzetting van de reis langs de gebruikelijke of langs een andere route naar de eindbestemming op de eerste gelegenheid, of

Sub c: voortzetting van de reis langs de gebruikelijke of langs een andere route naar de eindbestemming op een latere datum wanneer het de reiziger schikt. Artikel 17 van de verordening geeft de reiziger het recht om vergoeding te vragen van de prijs van het vervoerbewijs. Het doet er niet toe welke deel van de reis was verstoord. Op het moment dat er sprake is van vertraging, kan de passagier vergoeding vragen van de prijs van het vervoersbewijs.

Op grond van lid 4 heeft de reiziger geen recht op schadevergoeding indien de reiziger voor het kopen van het vervoersbewijs op de hoogste is gesteld van de vertraging. Wat voor vergoeding de reiziger krijgt, is afhankelijk van de duur van de vertraging. Op grond van lid 1 sub a en b van de verordening heeft de reiziger die vertraging heeft opgelopen tussen de 60 en 119 minuten recht op een vergoeding van 25% van de prijs van het vervoersbewijs en indien de vertraging bestaat van meer dan 120 minuten of meer heeft de reiziger recht op een vergoeding van 50% van de prijs van het vervoersbewijs. De vervoerprijs is gebaseerd op een enkele reis, wanneer het gaat om een vervoerovereenkomst voor heen- en terugreis wordt de vervoerprijs berekend door de prijs van het vervoersovereenkomst te delen door twee.

Voor reizigers die in het bezit zijn van een reispasje of een abonnement is er een aparte regeling wat betreft de schadevergoeding. Zij kunnen slechts aanspraak maken op een schadevergoeding indien zij herhaaldelijk geconfronteerd worden met vertragingen of uitval van de reis. De hoogte van de schadevergoeding is verschillend per spoorwegmaatschappij. De spoorwegmaatschappijen dienen regelingen op te stellen inzake vertragingen waarin de criteria zijn opgesteld voor de hoogte van de schadevergoeding. De vergoeding die uitgekeerd moeten worden op grond van de verordening zijn minimumnormen.

Spoorwegmaatschappijen kunnen dus op eigen initiatief of op basis van de

(23)

door spoorwegmaatschappijen niet altijd verplicht. Lid 3 bepaalt namelijk dat spoorwegmaatschappijen een minimumdrempel mogen invoeren, zodat er onder dat bedrag geen schadevergoeding uitgekeerd hoeft te worden. Deze drempel mag niet meer dan vier euro bedragen. Spoorwegmaatschappijen hoeven dus niet uit te keren onder dat minimumbedrag.

Spoorwegmaatschappijen in Nederland hanteren ook hier verschillende minimumdrempel bedragen. Ter illustratie, zie tabel hieronder.38 Verschillende abonnementen, zoals maand- en jaarabonnementen of studentenreisproducten zijn buiten beschouwing gelaten.

Maatschappij Vergoeding (vertraagd traject, enkel reis) Drempel

Syntus -Vertraging 60-119 minuten: 25%

-Vertraging 120 minuten of meer: 50%

€ 4.00

NS (NL) -Vertraging 30-59 minuten: 50%

-Vertraging 60 minuten of meer: 100%

€ 2.30 NS (Internatial) ICE International, Intercity Brussel, Intercity Berlijn, EuroNight, City Night Line

-Vertraging minder dan 60 minuten: geen -Vertraging 60-119 minuten: 25%

-Vertraging 120 minuten of meer: 50%

€ 4.00

Veolia Transport -Vertraging 30-44 minuten: 50%

-Vertraging 45 minuten of meer: € 15.00

€ 2.50

Arriva -Vertraging 30 minuten of meer: 50%

-Vertraging 60 minuten of meer: 100%

Niet beschik-baar

Uit deze tabel kan geconcludeerd worden dat passagiers van vertraagde treinen afhankelijk zijn van de spoorwegmaatschappij als het gaat om compensatie. Elke spoorwegmaatschappij heeft een eigen drempel waaronder niet uitgekeerd wordt. Bovendien hanteert elke spoorwegmaatschappij verschillende

vergoedingsbedragen. Zelfs als de passagier met dezelfde spoorwegonderneming reist, kan er een ander bedrag aan de passagier uitgekeerd worden. NS

International hanteert bijvoorbeeld andere vergoedingsbedragen dan NS Nederland. Naar mijn mening komt dit niet ten goede van de rechtszekerheid, omdat passagiers voor de hoogte van de vergoeding afhankelijk zijn met welke spoorwegmaatschappij zij reizen.

38 http://www.syntus.nl , http://www.ns.nl , https://www.veolia-transport.nl/nederland/index.html en

(24)

Op grond van artikel 18 lid 2 van de verordening hebben passagiers verder recht op kosteloos bijstand indien er sprake is van vertraging van meer dan 60 minuten. De vertraging wordt zowel bepaald aan de hang van de vertrektijd als de

aankomsttijd. De bijstand bestaat uit:

Sub a: maaltijden en verfrissingen die in redelijk verhouding staan tot de wachttijd, indien ze in trein of in het station beschikbaar zijn of redelijkerwijs kunnen worden aangeleverd, of

Sub b: hotel- of ander verblijf en vervoer tussen het spoorwegstation en de plaats van het verblijf in gevallen wanneer een verblijf van een of meer nachten

noodzakelijk wordt of een bijkomend verblijf noodzakelijk wordt, voor zover en indien fysiek mogelijk is, of

Sub c: indien de trein geblokkeerd wordt op het spoor, vervoer van de trein naar het spoorwegstation, naar het alternatieve vertrekpunt of naar de

eindbestemming van de dienst, voor zover en indien fysiek mogelijk is.

2.2 Tegemoetkoming bij vertraging of annulering

van een busreis: Verordening EU 181/2011

Het Europees Parlement en de Raad hebben op 16 februari 2011 de Busverordening uitgevaardigd betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers. Met ingang van 1 maart 2013 is deze verordening van toepassing op bus- en touringcarpassagiers.39

39 Verordening (EU) Nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PbEU 2011, L 55/1).

(25)

2.2.1 Toepassingsgebied

Artikel 2 van de Busverordening bepaalt het toepassingsgebied van deze

Verordening. Op grond van artikel 2 lid 1 van is deze verordening van toepassing op passagiers die gebruikmaken van geregelde vervoersdiensten voor

niet-specifieke categorieën passagiers waarvan de instapplaats en uitstapplaats zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt en waarvan de dienst een geplande reisafstand van 250 km of meer beslaat.

Hiervan is bijvoorbeeld sprake indien de passagier reist met een bus van Nederland naar Oostenrijk.

Lid 2 van de verordening bepaalt dat de verordening gedeeltelijk van toepassing is indien de reisafstand minder dan 250 km bedraagt.

2.2.2 Rechten van de passagier in geval van annulering of vertraging

Artikel 19 lid 1 van de Busverordening bepaalt dat indien de vervoerder

redelijkerwijs verwacht dat een geregelde vervoersdienst zal worden geannuleerd of het vertrek meer dan 120 minuten vertraging zal oplopen of indien er sprake is van overboeking, de passagier onmiddellijk de keuze wordt geboden tussen: Sub a: voortzetting van de reis of vervoer langs een andere route naar de eindbestemming, zonder bijkomende kosten en onder voorwaarden die te vergelijken zijn met die in de vervoersovereenkomst, bij de eerste gelegenheid, of Sub b: terugbetaling van de prijs van het vervoersbewijs en, indien relevant, een gratis terugreis per autobus of touringcar naar het eerste vertrekpunt volgens de vervoersovereenkomst, bij de eerste gelegenheid.

Op basis van lid 2 heeft de passagier behalve het recht op terugbetaling tevens de mogelijkheid om een schadevergoeding te vorderen van 50% van de prijs van het vervoersbewijs. De passagier heeft dit recht alleen als de vervoerder de

mogelijkheden genoemd in lid 1 nalaat te bieden.

Indien de geregelde vervoersdienst wordt geannuleerd of het vertrek vanaf een bushalte meer dan 120 minuten vertraging oploopt, heeft de passagier op grond van lid 4 het recht de reis voort te zetten, zich langs een andere route te laten vervoeren of het bedrag van het vervoersbewijs terugbetaald te krijgen als bedoeld in lid 1.

(26)

Voor reizigers die reizen met een abonnement of een reispasje, is lid 5 van toepassing. Zij hebben recht op teruggave van het evenredige deel van het volledige bedrag van het abonnement of reispasje.

Artikel 23 lid 1 van de verordening bepaalt voorts dat passagiers met een open vervoersbewijs, zolang het tijdstip van vertrek niet is aangegeven, geen gebruik kunnen maken van de rechten genoemd in artikel 19 (voortzetting van de reis, vervoer langs een andere route en terugbetaling van de prijs van het

vervoersbewijs) en 21 (bijstand in geval van annulering of vertrek met vertraging). Dit geldt niet voor passagiers met een abonnement en reispasje.

In het geval van een reis met een geplande duur van meer dan drie uur, die wordt geannuleerd of waarvan het vertrek vanaf het terminal meer dan 90 minuten vertraging oploopt, krijgt de passagier van de vervoerder op grond van artikel 21 van de verordening het volgende kosteloos aangeboden:

Sub a: hapjes, maaltijden en verfrissingen die in redelijke verhouding staan tot de wachttijd, op voorwaarde dat deze in de bus of in de terminal beschikbaar zijn of redelijkerwijs kunnen worden aangeleverd, of

Sub b: in het geval dat een of meer malen zal moeten overnacht: een hotelkamer of andere logies en hulp bij het zorgen voor vervoer tussen de terminal en het logies. De totale kosten voor onderdak per passagier mag door de vervoerder beperkt worden tot 80 euro per nacht gedurende maximaal twee nachten. Het vervoer tussen de terminal en de plaats van het verblijf is niet inbegrepen is die kosten.

Artikel 23 lid 2 van de verordening geeft echter aan dat wanneer de vervoerder bewijst dat de vertraging of de annulering het gevolg is van zware

weersomstandigheden of grote natuurrampen waardoor de veilige bedrijfsvoering van de autobus- of touringcardiensten in het gedrang komt, de vervoerder niet om overnachting hoeft te zorgen.

2.3 Tegemoetkoming bij vertraging of annulering van

een bootreis: Verordening EU 1177/2010

Het Europees Parlement en de Raad hebben op 24 november 2010 de

Bootverordening uitgevaardigd betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen. Met ingang van 18 december 2012 is deze verordening van toepassing op passagiers die over zee of binnenwateren reizen.40

40 Verordening (EU) Nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PbEU 2010, L 334/1).

(27)

2.3.1Toepassingsgebied

Op grond van artikel 2 van de Bootverordening heeft de verordening een ruim toepassingsgebied. Artikel 2 lid 1 van de verordening bepaalt dat de verordening van toepassing is op passagiers die reizen met een passagiersdienst waarvan de haven van inscheping gelegen is op het grondgebied van een lidstaat, passagiers die reizen met een cruise waarvan de haven van inscheping is gelegen op het grondgebied van een lidstaat en tot slot passagiers die reizen met een passagiersdienst waarvan de haven van inscheping gelegen is buiten het grondgebied van een lidstaat en de haven van ontscheping gelegen is op het gebied van een lidstaat, mits de dienst door een Unievoerder als omschreven in artikel 3 sub e van de verordening wordt verricht.41 Naar mijn mening komt dit er op neer dat de verordening van toepassing is op passagiers die reizen met een vervoerder die een haven heeft welke is gelegen in de Europese Unie.

Artikel 2 lid 1 sub c geeft aan dat op passagiers die reizen met een cruise waarvan de haven van inscheping gelegen is op het grondgebied van een lidstaat bepaalde artikelen van deze verordening niet van toepassing zijn, zoals vervangend vervoer en terugbetaling in geval van annulering of vertraging van het vertrek en vergoeding van de prijs van het vervoerbewijs in geval van vertraging bij aankomst.

Artikel 2 lid 2 van de verordening bepaalt in welke gevallen de verordening niet van toepassing is, namelijk bij passagiers die reizen met schepen met een vergunning om tot 12 passagiers te vervoeren, passagiers die reizen met schepen waarvan de voor de bedrijfsvoering van het schip verantwoordelijke bemanning uit ten hoogste drie leden bestaat, passagiers die reizen met passagiersschepen en voor een passagiersdienst in totaal een afstand van minder dan 500 meter enkel reis afleggen, passagiers die reizen op andere excursies en toeristische trips dan cruises of passagiers die reizen met historische passagiersschepen die voor 1965 zijn ontworpen.

Lid 4 maakt het echter mogelijk dat lidstaten passagiersdiensten die vallen onder openbaredienstverplichtingen, geïntegreerde diensten of openbaredienstcontracten kunnen vrijstellen voor de toepassing van deze verordening. Een voorwaarde voor de vrijstelling is wel dat de passagiersrechten die uit deze verordening voortvloeien in de nationale wetgeving of op vergelijkbare wijze gegarandeerd wordt.

Dit betekent dat wanneer een lidstaat een vrijstelling wil verlenen, de

passagiersrechten uit deze verordening in de nationale wetgeving of op vergelijkbare wijze gegarandeerd moet worden, waardoor het geven van vrijstellingen minder interessant wordt voor lidstaten.

41 Artikel 3 sub e Verordening 1177/2010: ‘Unievoerder’: een vervoerder die die gevestigd is op het

grondgebied van een lidstaat of vervoer aanbiedt per passagiersdienst naar of vanaf het grondgebied van een lidstaat.

(28)

Artikel 20 lid 1 van de verordening bepaalt verder dat als het tijdstip van het vertrek niet gegeven is, passagiers met een open vervoersbewijs geen aanspraak kunnen maken op bijstand in geval annulering of vertraging van het vertrek, vervangend vervoer en terugbetaling in geval van annulering of vertraging van het vertrek en vergoeding van de prijs van het vervoerbewijs in geval van vertraging bij aankomst. Een voorbeeld van een open vervoersbewijs is bijvoorbeeld een dagkaart. Dit geldt niet voor passagiers met een abonnement of reispasje.

2.3.2 Bijstand in geval van annulering of vertraging van het vertrek

Op grond van artikel 17 lid 1 van de verordening wordt aan de passagiers die uit haventerminals vertrekken gratis snacks, maaltijden of verfrissingen aangeboden die in redelijke verhouding staan tot de wachttijd, indien een vervoerder redelijkerwijs verwacht dat het vertrek van een passagiersdienst of een cruise een vertraging zal oplopen van meer dan 90 minuten na de geplande vertrektijd of wordt geannuleerd. Een vervoerder zal dit alleen moeten doen indien gratis snacks, maaltijden of

verfrissingen beschikbaar zijn of redelijkerwijs geleverd kunnen worden en passagiers vertrekken uit haventerminals.

Op basis van lid 1 kunnen passagiers die reizen met een vervoerder die meer dan 12 personen kan vervoeren en grote afstanden aflegt (meer dan 500 meter), waarbij langs de route geen haventerminal aanwezig is, dus niet rekenen op gratis snacks, maaltijden of verfrissingen indien ze een vertraging oplopen van meer dan 90 minuten (grote vertragingen). Dit kan vervelende situaties opleveren, zeker op tropische zomerdagen.

Op grond van lid 2 biedt de vervoerder, in geval van annulering of vertraging van het vertrek waarbij een verblijf van een of meer nachten of een langer verblijf

noodzakelijk wordt, voor zover en indien fysiek mogelijk is, de passagiers die uit haventerminals vertrekken, ook gratis passend verblijf aan boord of op de wal aan en vervoer tussen de haventerminal en de plaats van het verblijf. De totale kosten per passagier van het verblijf op de wal mag de vervoerder beperken tot 80 euro per nacht gedurende maximaal drie nachten. Het vervoer tussen de haventerminal en de plaats van het verblijf zijn niet in dat bedrag inbegrepen.

2.3.3 Vervangend vervoer en terugbetaling in geval van annulering of vertraging van het vertrek

Indien een vervoerder redelijkerwijs verwacht dat een passagiersdienst bij het vertrek van een haventerminal meer dan 90 minuten vertraging zal oplopen of zal worden geannuleerd, wordt aan de passagier op grond van artikel 18 lid 1 onmiddellijk de keuze aangeboden tussen:

Sub a: vervoer langs een andere route naar de eindbestemming, onder vergelijkbare voorwaarden, zoals bedoeld in de vervoersovereenkomst, bij de eerste gelegenheid en zonder extra kosten,of

(29)

Sub b: terugbetaling van de prijs van het vervoerbewijs en eventueel terugreis naar het eerste vertrekpunt, zoals beschreven in de vervoersovereenkomst, bij de eerste gelegenheid.

Lid 2 maakt mogelijk dat passagiers terugbetaling van het vervoersbewijs door de vervoerder kunnen verzoeken of recht hebben op dergelijk vervoer langs een andere route, indien een passagiersdienst wordt geannuleerd bij het vertrek uit een haven meer dan 90 minuten vertraging oploopt.

Op basis van lid 3 kan de volledige vergoeding van het vervoersbewijs, met instemming van de passagier, ook geschieden in de vorm van waardebonnen of andere diensten voor een gelijkwaardig bedrag als de oorspronkelijke bedrag van het vervoersbewijs. De voorwaarden dienen dan wel flexibel zijn wat betreft de

geldigheidsduur en de bestemming.

2.3.4 Vergoeding van de prijs van het vervoerbewijs in geval van vertraging bij aankomst

Op grond van artikel 19 lid 1 van de verordening kunnen passagiers in geval van vertraging bij aankomst zoals omschreven in de vervoersovereenkomst, zonder het recht op vervoer te verliezen, om schadevergoeding verzoeken. Een voorwaarde voor het indienen van de schadeverzoek is dat er sprake moet zijn van een geregelde dienst, dat wil zeggen dat het vooraf bekend was dat de dienst zou varen. Lid 1 geeft vervolgens de minimale duur van de vertraging aan om een verzoek tot

schadevergoeding in te dienen. Het moet gaan om:

Sub a: een uur vertraging wanneer de dienst maximaal vier uur duurt, of

Sub b: twee uur vertraging wanneer de dienst meer dan vier uur en minder dan acht uur duurt, of

Sub c: drie uur vertraging wanneer de dienst meer dan 8 uur en ten hoogste vierentwintig uur duurt, of

Sub d: zus uur vertraging wanneer de dienst langer dan vierentwintig uur duurt. Wanneer de opgelopen vertraging valt onder sub a tot en met d van lid 1 bedraagt het minimumbedrag van de vergoeding 25% van de vervoerprijs. Wanneer de

vertraging echter dubbel zo lang duurt als beschreven in sub a tot en met d, bedraagt de vergoeding 50% van de vervoerprijs. Lid 6 van dit artikel geeft echter aan dat er geen vergoeding uitgekeerd hoeft te worden onder de drempel die vervoerders kunnen instellen. Deze drempel bedraagt maximaal 6 euro.

Daarnaast geeft artikel 20 lid 4 aan dat er ook geen bedrag aan schadevergoeding uitgekeerd hoeft te worden indien de vervoerder bewijst dat de annulering of vertraging het gevolg is van weersomstandigheden die de veilige bedrijfsvoering van

(30)

het schip in het gedrang brengen en indien er sprake is van buitengewone omstandigheden die de uitvoering van de passagiersdienst belemmeren. De

vervoerder moet dan wel aantonen dat zelfs als alle maatregelen waren getroffen niet voorkomen hadden kunnen worden.

Op grond van artikel 19 lid 2 kunnen passagiers die in bezit zijn van een abonnement of reispasje om schadevergoeding verzoeken overeenkomstig de regelingen inzake schadevergoedingen van de vervoerder, indien zij gedurende de geldigheidsperiode van hun reispasje of abonnement herhaaldelijk geconfronteerd worden met

vertragingen bij aankomst. Artikel 20 lid 2 van de verordening bepaalt verder dat passagiers geen schadevergoeding kunnen verzoeken op grond van artikel 19 indien de passagier op de hoogte was van de vertraging voor aanschaf van het

vervoersbewijs of indien de vertraging of annulering aan de passagier te wijten is.

3. Vergelijking tussen de verschillende

verordeningen

3.1 Vergelijking tussen de Treinverordening en de Passagiersverordening.

Het grootste verschil tussen beide verordeningen is dat dat bij de Treinverordening gebrek is aan uniformiteit. Indien passagiers bij vertraging of annulering van een vlucht recht hebben op compensatie op grond van de Passagiersverordening, zijn

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nadat de passagiers in de stoeltjes hebben plaatsgenomen, beweegt de zweefmolen eerst zonder te draaien langs de mast omhoog.. In de mast bevindt zich een contragewicht met een

Op basis van voorcalculatie (kosten van het Perscentrum zoals kosten voor personeel dat werkzaam is ten behoeve van het Perscentrum, huur van de ruimte en overige externe kosten

Schade aan goederen komt enkel in aanmerking voor een schadevergoeding als de schade werd veroorzaakt door jachtwild.. Controleer welke maatregelen je verplicht moest treffen om

Deze aanvullende verzekering is bedoeld voor personen die eigenaar of houder zijn van een motor waarop zij bijrijders meenemen die niet verzekerd zijn op de ongevallenverzekering of

Van degenen die de voorzieningen hebben opgemerkt, is het merendeel (60-70% ) op de hoogte van de precieze plaats waar deze zich bevinden; dit geldt voor zowel camera's

Direct na het einde van de bestraling wordt een fotografisch gevoelige plaat achter het schilderij gezet.. Na zes uur wordt deze

[r]

[r]