• No results found

Is seksueel narcisme een risicofactor voor het plegen van seksuele delicten? : een vergelijking van zedendelinquenten en controlegroepen op expliciete en impliciete maten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Is seksueel narcisme een risicofactor voor het plegen van seksuele delicten? : een vergelijking van zedendelinquenten en controlegroepen op expliciete en impliciete maten"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Is seksueel narcisme een risicofactor voor

het plegen van seksuele delicten?

Een vergelijking van zedendelinquenten en controlegroepen op expliciete en

impliciete maten.

Naam: Ellen Spreeuwenberg Studentnummer 10778675

Module: Masterthesis Klinische Forensische Psychologie

Opleiding: Master Gezondheidszorg Psychologie – Klinische Forensische psychologie

Faculteit: Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Studiejaar: 2014/2015

Plaats en datum: Amsterdam, september 2015

(2)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

2 Samenvatting

Seksueel narcisme wordt geassocieerd met seksuele agressie. In eerder onderzoek werd enkel gebruik gemaakt van zelfrapportagematen. In huidig onderzoek worden veroordeelde

zedendelinquenten vergeleken met controlegroepen op seksueel narcisme. Zedendelinquenten die veroordeeld zijn voor enige vorm van kindermisbruik worden niet meegenomen. Naast een expliciete vragenlijst van seksueel narcisme wordt ook een impliciete associatie test meegenomen. De impliciete associatie test meet of deelnemers een sterkere associatie hebben met vrouwen als gelijkwaardig aan mannen of met vrouwen als prestige object. Resultaten indiceren dat, in tegenstelling tot verwachtingen, zedendelinquenten de laagste score hebben op de expliciete maat van seksueel narcisme. Daarnaast werd gevonden dat alle groepen een sterkere associatie hebben met vrouwen als gelijkwaardig aan mannen dan met vrouwen als prestige object. Mogelijk is juist laag seksueel narcisme een risicofactor voor seksuele delicten. Resultaten worden kritisch geanalyseerd en richtlijnen voor toekomstig onderzoek worden gegeven.

(3)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

3 Zedendelicten zijn van zeer grote impact en hebben veel gevolgen voor slachtoffer, omgeving en maatschappij, maar ook voor de dader. Onderzoek laat zien dat 22% tot 32% van de vrouwen een vorm van seksuele aanranding heeft ervaren (Carolyn, 2014). Daarnaast blijkt dat 12% tot 46% van de mannen seksueel dwingend of agressief gedrag zou willen vertonen mits hij daarvoor niet gepakt wordt (Smith, Martin & Kerwin, 2001). Belangrijk om te beseffen is dat seksuele agressie niet door alle mensen op eenzelfde manier geïnterpreteerd wordt. Voor sommige seksuele relaties is het gebruikelijk om agressie een rol te laten spelen in seksuele interactie en kan het als opwindend ervaren worden (Imhoff, Bergmann, Banse & Schmidt, 2013). Seksueel agressief of dwingend gedrag wordt in huidig onderzoek gebruikt als verzamelnaam voor verschillende seksuele delicten. Mannen in de groep

zedendelinquenten zijn voor een of meerdere zedendelicten veroordeeld. Een zedendelict wordt omschreven als een misdrijf of overtreding waarbij iemand (een) ongeoorloofde, seksuele handeling(en) pleegt (Van Dale, 2015). In huidig onderzoek wordt gefocust op zedendelinquenten met slachtoffers van 16 jaar en ouder. Ongeveer 1% tot 2% van de mannelijke populatie wordt veroordeeld voor een zedendelict (Hanson & Morton-Bourgon, 2005). Van deze mannen pleegt ongeveer 13,7% opnieuw een zedendelict, met een

gemiddelde follow-up periode van 5 tot 6 jaar (Hanson & Morton-Bourgon, 2005). De belangrijkste risicofactoren blijken een seksuele deviantie en een antisociale oriëntatie (Hanson & Morton-Bourgon, 2005). Deze risicofactoren voorspellen de kans op recidive, maar deze voorspelling is nog verre van perfect. Om zedendelicten te verminderen is het van belang om overige mechanismen achter seksueel agressief te begrijpen en te

onderzoeken, zodat hiermee rekening gehouden kan worden in behandeling. Narcisme en seksueel agressief gedrag

Baumeister, Catanese en Wallace (2002) ontwikkelden de “Narcistische reactantie theorie van verkrachting en seksuele dwang”. Reactantie kan gezien worden als de weerstand

(4)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

4 die optreedt wanneer vrijheden beperkt worden. Wanneer iemand wordt afgewezen voor seksuele intimiteit kan deze weerstand een rol spelen. Ofwel de afwijzing wordt geaccepteerd, ofwel er wordt overgegaan tot overtuigend, dwingend, of gewelddadig gedrag om toch seks te hebben. Narcistische trekken maken het waarschijnlijk dat de man weerstand ervaart in eerste instantie en daarnaast komen neigingen voor dwang tot seks bij mannen met narcistische trekken eerder voor. De aanname dat de vrouw de man seksuele bevrediging verschuldigd is gaat uit van een toegenomen gevoel van rechten en uitbuiting. In samenspel met narcisme kan reactantie dus mogelijk een rol spelen bij seksueel dwingende, agressieve gedragingen of verkrachting.

Deze theorie wordt onderbouwd door verschillende onderzoeken. Veroordeelde zedendelinquenten bleken hoger te scoren dan normgroepen betreft neigingen tot narcistisch gedrag (Petruccelli, Santilli, Petruccelli & De Risio, 2008). In een ander onderzoek werd geconcludeerd dat mannen met een hoge narcistische score eerder seksueel agressief gedrag vertoonden dan mannen met een lage score op narcisme, vooral wanneer ze hun gedrag konden rationaliseren of als ze zich afgewezen voelden (Bushman, Bonacci, van Dijk & Baumeister, 2003). Thiry (2012) vond dat er in forensische populaties meer

persoonlijkheidsstoornissen voorkomen dan in normgroepen. Echter wordt deze theorie niet in elk onderzoek ondersteund. Zo werd gevonden dat zedendelinquenten betreft psychische of persoonlijkheidsstoornissen niet afweken van normgroepen (Fazel, Hope, O’Donnel & Jacoby, 2002). Ook in de meta-analyse van Hanson en Morton-Bourgon (2005) wordt de rol van narcisme niet erkend.

Al met al is er onvoldoende bewijs om narcisme als risicofactor te zien voor het plegen van seksuele delicten (Baumeister, Catanese & Wallace, 2002; Widman & McNulty, 2010; Bushman, Bonacci, van Dijk & Baumeister, 2003). Een mogelijke reden voor het gebrek aan bewijs voor de rol van narcisme is dat het begrip afgebakend moet worden.

(5)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

5 Widman en McNulty (2010) stellen dat narcisme niet noodzakelijk terug komt in seksuele situaties. Er moet volgens hen gekeken worden naar seksueel narcisme.

Seksueel narcisme en seksueel agressief gedrag

Het begrip ‘seksueel narcisme’ werd voor het eerst geïntroduceerd naar aanleiding van een onderzoek naar mannen waarbij sprake was van huiselijk geweld (Hurlbert en Apt, 1991). Deze mannen verschilden op een aantal punten omtrent houdingen ten opzichte van seks van de mannen waarbij geen sprake was van huiselijk geweld. Om seksueel narcisme in kaart te brengen werden verschillende zelfrapportagelijsten ontwikkeld zoals de Hurlberts Index of Sexual Narcissism (HISN) (Hurlbert, Apt, Gasar, Norman, Murphy & Murphy, 1994) en de Sexual Narcissism Scale (SNS) (Widman & McNulty, 2010). De SNS meet vier sub- schalen: exploitation (seksuele uitbuiting), entitlement (seksuele rechten), low empathy (lage seksuele empathie) en sexual skills (seksuele vaardigheden). Bij een groep mannelijke

psychologiestudenten (N=378) met een gemiddelde leeftijd van 19,5 jaar werd de SNS-score geassocieerd met seksuele agressie. Van deze groep had 69% minstens eenmalig

geslachtsgemeenschap gehad. Seksueel narcisme was positief geassocieerd met de door de studenten gerapporteerde frequentie van seksuele agressie en de waarschijnlijkheid van toekomstige seksuele agressie. Met algemeen narcisme werd geen associatie gevonden (Widman & McNulty, 2010).

Impliciete Associatie Test

Bij het afnemen van zelfrapportagematen moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat mensen hun antwoorden niet naar waarheid invullen. Wanneer in

forensische settingen uitkomsten niet naar verwachtingen zijn wordt vaak gedacht aan sociale wenselijkheid als verklarende factor (Stahl & Sacco, 1995; Blumenthal, Gudjonsson & Burns, 1999). Tegengesteld hieraan vinden Tan en Grace (2008) juist dat zelfrapportagematen bij

(6)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

6 delinquenten vaak accurate voorspellers zijn van het recidive risico. Om in huidig onderzoek de invloed van sociale wenselijkheid te kunnen onder- of ontkennen wordt in huidig

onderzoek een maat van sociale wenselijkheid meegenomen.

Een taak welke minder tot niet gevoelig is voor sociale wenselijkheid is de Impliciete Associatie Test (IAT). Deze test meet automatische, onbewuste gedachten, welke door cognitieve controle, evaluatievermogen, vergelijkingen met normatieve standaarden, en sociale wenselijkheid bij zelfrapportage gemist kunnen worden (Nosek, 2005). Helmus, Hanson, Babchishin en Mann (2013) vonden dat attituden die seksuele daderschap goedkeuren een psychologische risicofactor zijn voor recidive bij zedendelinquenten.

Voorbeelden van attituden zijn ‘slachtoffer had geen pijn/genoot’, ‘seksuele behoeften moeten bevredigd worden’ of ‘het slachtoffer vroeg er om’. Er bleek een klein maar significant effect te zijn. Seksueel narcisme bevat ook factoren welke overlappen met daderschap goedkeurende attitudes. Bij een hoog seksueel narcistische score is er namelijk sprake van uitbuitende

gedachten, denken recht op seks te hebben wanneer iemand maar wil en weinig empathie voor de sekspartner (Widman & McNulty, 2010).

In huidig onderzoek zal een IAT meegenomen worden. Deze test is oorspronkelijk ontwikkeld door Greenwald, McGhee en Schwartz (1998) en uitgegroeid tot het meest gebruikte instrument, met name in de sociale psychologie, om houdingen of attituden van groepen mensen te onderzoeken. Het betreft een computertaak waarbij proefpersonen enkelvoudige stimuli (zoals woorden of foto’s) zo snel mogelijk moeten categoriseren. Het verwerven van aanzien heeft een centrale rol in de eerder besproken theorie van Baumeister, Catanese en Wallace (2002), waardoor wordt verwacht dat mannen met een hoge score op seksueel narcisme vrouwen zien als prestige object. In huidig onderzoek worden met de IAT associaties onderzocht tussen het wel of niet ‘willen’ van vrouwen als gelijkwaardig (het gelijkheidsblok) versus wel of niet ‘willen’ van vrouwen als prestige object (het prestigeblok).

(7)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

7 Er wordt geprobeerd om hiermee een onderdeel van seksueel narcisme te meten. Omdat voorafgaand aan dit onderzoek nog onduidelijk is of ‘vrouwen als een prestige object zien’ uitsluitend te maken heeft met seksueel narcisme, en niet met dominantie, wordt in huidig onderzoek hiervoor gecontroleerd door een maat voor dominantie mee te nemen.

Huidig onderzoek en hypothesen

De centrale onderzoeksvraag luidt: “Is seksueel narcisme een risicofactor voor het plegen van seksuele delicten?”. Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van expliciete en impliciete metingen bij zedendelinquenten, forensische controlegroep, en een niet-

forensische controlegroep.

Als seksueel narcisme een risicofactor is voor seksueel agressief gedrag, kan verwacht worden dat zedendelinquenten hoger scoren op een expliciete maat van seksueel narcisme dan controlegroepen (Baumeister, Catanese & Wallace, 2002; Imhoff, Bergmann, Banse, & Schmidt 2013;Widman & McNulty, 2010; Bushman, Bonacci, van Dijk & Baumeister, 2003). Verder wordt verwacht dat de resultaten van de IAT laten zien dat de groep

zedendelinquenten de sterkste associatie heeft met vrouwen als prestige object, opgevolgd door de forensische controlegroep. Verwacht wordt dat de niet- forensische controlegroep een sterkere associatie heeft met vrouwen als gelijkwaardig (Baumeister, Catanese & Wallace, 2002).

Methode

Vooronderzoek

Voorafgaand aan huidig onderzoek heeft een veldstudie en een stimulus-validatie studie plaatsgevonden om stimuli van de impliciete taken te verifiëren en valideren.1 In de veldstudie werd aan behandelaren van zedendelinquenten (N=17) in tbs-klinieken een lijst van

1 Huidig onderzoek is onderdeel van een grotere studie naar attituden ten opzichte van vrouwen. In deze studie

(8)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

8 attituden ten opzichte van vrouwen voorgelegd, welke samen werden gesteld aan de hand van literatuuronderzoek. Op een vierpuntschaal gaven zij aan of die attituden voorkwamen bij zedendelinquenten of niet (1= ‘nog bijna nooit voorgekomen’ tot 4= ‘komt bijna altijd voor’). Uit deze studie bleek dat behandelaren van zedendelinquenten onder andere de attitude ‘vrouwen zijn prestige objecten’ vaak terug zagen komen bij zedendelinquenten. In de online stimulus validatie taak werd aan 91 Nederlandse respondenten (waarvan 46 mannen, leeftijd M=28.29, SD=12.95) gevraagd om op schaal van 1 tot 10 aan te geven of de afgebeelde vrouwen een prestige object van de man waren. Op basis hiervan werden de foto’s geselecteerd. Een foto bleek niet te correleren met enige andere foto, waardoor deze is vervangen en een nieuw online onderzoek, waar 51 respondenten (waarvan 22 mannen, leeftijd M=25.67, SD=7.03) aan mee deden, heeft de set foto’s zoals ze zijn gebruikt in huidig onderzoek gevalideerd.

Deelnemers

Aan huidig onderzoek hebben 113 mannen deelgenomen: zedendelinquenten (N=33), een forensische controlegroep (N=47) en een niet-forensische controlegroep (N=33). De groep zedendelinquenten en de forensische controlegroep zijn geworven in tbs-klinieken, via het direct aanspreken van patiënten. Door middel van dossieronderzoek werden patiënten onderverdeeld in de groep zedendelinquenten of in de forensische controlegroep. In de zedengroep werden mannen geplaatst met een of meerdere zedendelicten, met slachtoffers van 16 jaar en ouder. In de forensische controlegroep werden mannen geplaatst met een ander soort delict dan een zedendelict. Er waren een aantal voorwaarden om deel te nemen voor beide tbs-groepen, namelijk: mannen met leeftijd tussen de 18 en 70 jaar, hetero- of biseksuele voorkeur en geen acute psychotische verschijnselen. De mannen van de niet- forensische controlegroep werden geworven via flyers, posters, direct aanspreken en in de eigen omgeving van onderzoekers. Bij alle deelnemers heeft een screening plaatsgevonden

(9)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

9 om te checken of zij voldeden aan de volgende voorwaarden: man met leeftijd tussen 18 en 70 jaar, hetero- of biseksuele voorkeur, schoolniveau van MBO of lager. Daarnaast werd

gevraagd of zij in het verleden een veroordeling op hun naam hadden gehad, of dat zij momenteel in behandeling waren van een psycholoog of psychiater. Slechts wanneer beide vragen met nee beantwoord werden, konden zij deelnemen aan het onderzoek. Indien het niveau van Nederlands onvoldoende bleek werden deelnemers uitgesloten van onderzoek. Alle deelnemers ontvingen een vergoeding van €10, wat ofwel direct werd uitbetaald, ofwel op hun rekening gezet werd. Alle deelnemers zijn vooraf geïnformeerd dat deelname geheel vrijwillig is en dat zij, indien wenselijk, op elk ogenblik konden stoppen met het onderzoek. De Commissie van Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam heeft voorafgaand aan het onderzoek goedkeuring gegeven voor de procedure van het onderzoek.

Procedure

Het onderzoek werd afgenomen in tbs-klinieken (zedendelinquenten en de forensische controlegroep), op de universiteit en bij mensen in hun eigen omgeving (de niet-forensische controlegroep). Deelnemers werden individueel getest. Bij elke testafname is gezorgd voor een rustige omgeving, waar zij achter een laptop plaats konden nemen en waar aan hen gevraagd werd om de informatiebrief van het onderzoek te lezen. Hierna werd de

toestemmingsverklaring doorgenomen en ondertekend. Het onderzoek startte met een aantal vragen naar demografische gegevens, waarna vragenlijsten en computertaken werden afgenomen. De gemiddelde duur van een testafname was 45 tot 60 minuten.

Materiaal

Alle taken en vragenlijsten werden afgenomen met een vooraf geïnstalleerd programma (Inquisit Millisecond).

(10)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

10 Bij het eerste onderdeel, demografische gegevens, werd aan deelnemers gevraagd naar hun leeftijd, beroep, hoogst genoten opleiding, burgerlijke staat, nationaliteit, en samenwonen in het verleden.

Impliciete Associatie Test. Vervolgens werd een IAT afgenomen, volgens de

procedure beschreven door Greenwald, Nosek en Banaji (2003). In deze IAT moesten korte zinnen en foto’s zo snel mogelijk worden gecategoriseerd bij bijbehorende labels. De foto’s van de IAT bestonden uit twee sets van zes foto’s waarvan op zes foto’s gelijkheid tussen een man en vrouw centraal staat, en zes foto’s waarop vrouwen als prestige object van de man te zien zijn (voor foto’s zie appendix 1). Deze twee sets werden beide gelabeld door een foto uit dezelfde categorie. De korte zinnen bestonden uit twee set van zes korte zinnen, waarvan de ene set gelabeld werd als “IK WIL WEL” ( “IK DROOM VAN”, “IK VERLANG”, “IK STREEF NAAR”, “IK WIL ZELF”, “IK WENS”), en de andere set korte zinnen gelabeld werd als “IK WIL NIET” (“IK WIL NIET ZELF”, “IK WEIGER”, “IK VERMIJD”, “IK HOEF NIET”, “IK BEN TEGEN”). In elk blok werden de labels links- en rechtsboven op het scherm te zien en verschenen de stimuli (de foto’s of korte zinnen) in het midden. Er werd aan deelnemers gevraagd hun vingers op de ‘e’- en ‘i’- toets van het toetsenbord (QWERTY-toetsenbord) te plaatsen. Indien een stimulus behoorde tot de categorie linksboven, was het de bedoeling dat zij de ‘e’-toets indrukten. Indien de stimulus behoorde tot de categorie

rechtsboven, was het de bedoeling dat zij de ‘i’-toets indrukten. Voor de duidelijkheid was op de ‘e’- en ‘i’- toets een sticker geplakt. De IAT bestond uit zeven blokken, waarvan vijf oefenblokken (elk 20 trials) en 2 testblokken (elk 40 trials). In de oefenblokken werd geoefend met het categoriseren van de stimuli. De testblokken bestonden uit het

gelijkheidsblok en het prestigeblok. In het gelijkheidsblok werd linksboven op het scherm het label “IK WIL WEL” gecombineerd met een foto waar de vrouw te zien is als gelijkwaardig aan de man. Rechtsboven op het scherm werd “IK WIL NIET’ gecombineerd met een foto

(11)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

11 waar vrouwen als prestige object van de man zijn afgebeeld. In het midden verschenen stimuli (zinnen of foto’s) die links of rechts gecategoriseerd moesten worden. In het prestigeblok werden de plaatsjes verwisseld, zodat “IK WIL WEL” gecombineerd was met foto’s waar vrouwen als prestige object van de man zijn afgebeeld, en “IK WIL NIET” gecombineerd was met foto’s waar de vrouw te zien is als gelijkwaardig aan de man. Het idee is dat wanneer iemand eerder vrouwen ‘wil’ als gelijkwaardig dan als prestige object, op het gelijkheidsblok sneller de stimuli zal categoriseren dan op het prestigeblok. Welk blok een deelnemer als eerste kreeg was afhankelijk van de conditie waarin een deelnemer zat. Verschilscores (d-scores) werden berekend aan de hand van de procedure beschreven door Greenwald, Nosek en Banaji (2003). Een positievere score duidt op een sterkere associatie met vrouwen als prestige object en een negatieve score op een sterkere associatie met vrouwen als

gelijkwaardig.

Vragenlijsten. Seksueel narcisme wordt gemeten aan de hand van de Sexual

Narcissism Scale (SNS) ontwikkeld door Widman en McNulty (2010). De SNS is een gevalideerd instrument en heeft een hoge interne consistentie (Cronbach’s α=.91), goede validiteit en een adequate betrouwbaarheid voor de totaalscore en vier subschalen. Er werd bewijs gevonden voor een vier-factor model met de subschalen: Seksuele uitbuiting

(exploitation, items: 12, 14, 15, 18), seksuele rechten (entitlement, items: 5, 6, 9, 13, 20), lage empathie (low empathy, items: 2, 8, 10, 11, 17) en seksuele vaardigheden (sexual skills, items: 1, 3, 4, 7, 16). De vragenlijst is vertaald door onderzoekers van de studie naar attituden ten opzichte van vrouwen. De items bestaan uit stellingen en deelnemers kunnen op een

vijfpuntschaal aangeven in hoeverre het zij met die stelling eens zijn, waarbij scores kunnen variëren van 1 (helemaal oneens) tot 5 (helemaal eens). De items 8 en 10 zijn gespiegeld en deze zijn omgespiegeld alvorens deze scores zijn meegenomen in de analyses.

(12)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

12 De dominantie trekken van deelnemers worden gemeten aan de hand van een schaal van de Multidimensional Personality Questionnaire – Brief Form (MPQ-BF-NL) (Patrick, Curtin & Tellegen, 2002). De vragenlijst meet persoonlijkheidstrekken en bestaat uit 155 items, onderverdeeld onder 11 primairy trait scales en 7 broad trait scales. Zowel de MPQ als de MPQ-BF zijn gevalideerde vragenlijsten en hebben een goede betrouwbaarheid (Cronbach’s α varieert tussen .75 en .91 over de verschillende schalen) (Patrick, Curtin, & Tellegen, 2002). Voor huidig onderzoek is alleen de primairy trait scale “Social Potency” meegenomen. De Social Potency schaal bestaat uit 12 items, te beantwoorden met ja (=1) of nee(=0). Des te hoger de scores op de schaal Social Potency, des te meer de scores dominantie trekken impliceren. De items 2, 4, 7 en 10 zijn gespiegeld en deze zijn omgespiegeld alvorens de scores zijn meegenomen in de analyses. Deze schaal wordt om verwarring te voorkomen in deze studie de dominantieschaal genoemd.

Sociale wenselijkheid wordt gemeten aan de hand van een verkorte versie van de Balanced Inventory of Desirable Responding (BIDR) (Steenkamp, Jong & Baumgartner, 2009; Paulhus & John, 1998). De vragenlijst heeft een voldoende tot goede betrouwbaarheid (Cronbach’s α varieert tussen .70 en .86 over de verschillende schalen) (Stöber, Dette & Musch, 2002). De vragenlijst bestaat uit 20 items, welke te verdelen zijn over twee subschalen: Self Deception (item 2, 3, 6, 10, 11, 14, 15, 16, 19 en 20) en Impression

Management (item 1, 4, 5, 7, 8, 9, 12, 13, 17, 18). De items 2, 5, 8, 9, 10, 12, 13, 16, 19 en 20 zijn gespiegeld. Deze zijn omgespiegeld alvorens de scores zijn meegenomen in de analyses. De Self Deception schaal meet onbewuste gunstige bias in zelf-beschrijvingen (Paulhus & John, 1998). Deze schaal wordt in huidig onderzoek Zelfbedrog (ZB) genoemd. De

Impression Management schaal meet de doelbewuste reacties om een publiek te imponeren (Paulhus, & John, 1998), en wordt in dit onderzoek Impressie Management (IM) genoemd.

(13)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

13 Het Intelligentie Quotiënt (IQ) wordt ingeschat aan de hand van de Nederlandse

Leestest voor Volwassene (NLV). Het is een snelle manier om het verbale IQ in te schatten (Schmand, Lindeboom, & Van Harskamp, 1992). De test bestaat uit vijftig woorden welke voorgelezen worden door de deelnemer. De lijst bevat woorden met een ongewone of lastige uitspraak. Op basis van de uitspraak van de woorden krijgt een deelnemer punten (goed = 2 punten, twijfel = 1 punt, fout = 0 punten). De somscore wordt berekend en omgezet naar een IQ-score. Er is veel kritiek op de test, omdat normtabellen verouderd zijn en woorden niet meer gebruikt worden (De Lugt, Ponds, Rozendaal, Houx, & Jolles, 1995), desondanks is besloten de lijst mee te nemen omdat het op een makkelijke manier inzicht geeft in het ruwe IQ van de deelnemers.

Resultaten

De statistische analyses zijn uitgevoerd met het programma SPSS Statistics 22.0. Daarnaast zijn de analyses uitgevoerd met een significantieniveau van p<.05.

Exclusiecriteria

Alvorens de analyses zijn gestart is besloten om een aantal deelnemers niet mee te nemen in verband met onvolledige testafnames (N=8) of omdat het niveau van de

Nederlandse taal toch onvoldoende bleek (n=2). Hierdoor zijn de analyses uitgevoerd met een totaal aantal deelnemers van N=103.

Groepskarakteristieken

Eenweg- ANOVA’s met de groepen als factor (zedendelinquenten, forensische controlegroep, niet- forensische controlegroep) zijn gebruikt om verschillen in leeftijd en NLV-IQ te onderzoeken. Chi-kwadraattoetsen met de groepen als factor zijn gebruikt om verschillen in opleiding, samenwonen, vaste relatie en nationaliteit te onderzoeken (zie Tabel 1).

(14)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

14 Tabel 1

Gemiddelden en standaarddeviaties demografische gegevens

Zeden- delinquenten (N=28) Forensische controlegroep (N=45) Niet-forensische controlegroep (N=30) Totaal (N=102) Significantie Leeftijd 44.04a (12.140) 37.60a (9.384) 36.13a (13.271) 38.92 (11.718) p=.021** NLV-IQ 89.07a (10.110) 87.18a (11.610) 93.50a (13.125) 89.53 (11.887) p=.075* Opleiding: Geen opleiding VMBO/mavo LTS/praktijk MBO HAVO/hbs VWO 33.3% 22.7% 35.7% 27.0% 0.0% 20.0% 66.7% 45.5% 57.1% 21.6% 66.7% 40.0% 0.0% 31.8% 7.1% 51.4% 33.3% 40.0% 100% 100% 100% 100% 100% 100% p=.015**

Langer dan 2 jaar

samen gewoond: Wel 35.6% 40.7% 23.7% 100% p=.072* Niet 15.9% 47.7% 36.4% 100% Vaste relatie: Wel 14.3% 34.3% 51.4% 100% p=.001** Niet 33.8% 48.5% 17.6% 100% Nationaliteit: Autochtoon 26.0% 42.9% 31.2% 100% p=.723 Allochtoon 30.8% 46.2% 29.1% 100%

a/b= variabelen met gelijke letters per rij verschillen niet significant, verschillende letters per rij verschillen wel

(15)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

15

**=significant bij α=.05 *= significant bij α=.10

De groepen verschillen betreft de variabelen leeftijd, F(2,100)=4.028, p=.021,

opleiding, χ²=24.287, df=10, p=.015, en vaste relatie, χ²=13.371, df=2, p=.001. Betreft NLV-IQ, F(2,100)=2.659 samenwonen, χ²=5.260, df=2, en nationaliteit, χ²=.650, df=2, zijn op een significantieniveau van α=.05 geen significantie resultaten gevonden. Dit betekent dat het niet is gelukt om groepen te matchen betreft leeftijd, opleiding en relatie. Deze variabelen worden daarom meegenomen als covariaat in de hoofdanalyses. Voor de volledigheid wordt, in navolging van Simmons, Nelson, en Simonsohn (2011), ook beschreven hoe de resultaten zonder opname van de storende variabelen als covariaat eruit zagen. De Shapiro-Wilks test laat zien dat de scores normaal verdeeld zijn op de seksueel narcisme schaal, de

dominantielijst, de sociale wenselijkheid en de impliciete associatie test. Psychometrische eigenschappen

De dominantieschaal heeft een goede interne consistentie (Cronbach’s α=.85) evenals de seksuele narcisme schaal (Cronbach’s α=.80), gemeten bij alle deelnemers samen. De schalen van de seksueel narcisme schaal hebben voldoende tot goede psychometrische eigenschappen: Seksuele uitbuiting (Cronbach’s α=.71), seksuele rechten (Cronbach’s α=.76), lage empathie (Cronbach’s α=.70) en seksuele vaardigheden (Cronbach’s α=.83). Per groep valt de interne consistentie van SNS schalen en de zelfbedrogschaal echter lager uit. De interne consistentie van de BIDR is voldoende (Cronbach’s α=.68), evenals de schaal impressie management (Cronbach’s α=.68) bij alle deelnemers. De interne consistentie van de schaal zelfbedrog is minder betrouwbaar (Cronbach’s α=.53). Met name bij de groep zedendelinquenten en de niet- forensische controlegroep is de betrouwbaarheid niet goed.

(16)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

16 Tabel 2

Interne consistentie op vragenlijst per groep

Zedendelinquenten Forensische controlegroep Niet- forensische controlegroep Dominantieschaal .832 .849 .868 SNS totaal .694 .817 .796 SNS seksuele uitbuiting .595* .750 .666 SNS seksuele rechten .592* .807 .722 SNS lage empathie .427** .718 .780 SNS seksuele vaardigheden .823 .804 .841

BIDR (sociale wenselijkheid) .702 .641 .748

Zelfbedrog .251** .610 .574*

Impressie Management .748 .610 .724

*= slechte interne consistentie

**=onacceptabele interne consistentie

Wanneer items 9 en 20 van de SNS weggelaten worden, wordt een hogere betrouwbaarheid gevonden voor de schaal seksuele rechten bij de groep zedendelinquenten (Cronbach’s α=.74). De schaal is ook voor de controlegroepen nog van voldoende betrouwbaarheid (Cronbach’s α=.73). Bij de schaal seksuele uitbuiting wordt, wanneer item 12 en 14

verwijderd worden, eveneens een hogere interne consistentie bereikt (Cronbach’s α varieert van .71 tot .77 tussen de groepen). De interne consistentie van de schaal lage empathie wordt niet beter wanneer items weggelaten worden. Hetzelfde geldt voor de schaal zelfbedrog van de BIDR. Resultaten zullen met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden. Vergelijking van groepen op hoofdvariabelen

Voor de hoofdanalyses zijn verschillende ANCOVA’s uitgevoerd. Als afhankelijke variabelen zijn de scores op de seksueel narcisme schaal en sub- schalen, de dominantieschaal

(17)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

17 en de d-scores van de IAT meegenomen. De groepen (zedendelinquenten, forensische

controlegroep en niet- forensische controlegroep) zijn als factor meegenomen. Daarnaast zijn als covariaat leeftijd, opleiding en relatie meegenomen.

Tabel 3

Covariantieanalyses: Verschillen op de taken en vragenlijsten per groep

Zeden- delinquenten Forensische controlegroep Niet- forensische controlegroep

Totaal Significantie Effect-

grootte SNS totaal 2.15a (0.3802) 2.49b (0.5394) 2.36a,b (0.4566) 2.36 (0.4919) p=.049** ηp2=.061 SNS seksuele uitbuiting 1.74 (0.6574) 2.11 (0.9063) 2.09 (0.7001) 2.00 (0.7948) p=.318 ηp2=.024 SNS seksuele rechten 1.94a (0.6349) 2.47b (0.9732) 2.39b (0.7664) 2.30 (0.8554) p=.043** ηp2=.063 SNS lage empathie 1.51 (0.4268) 1.69 (0.6361) 1.72 (0.6228) 1.64 (0.5832) p=.177 ηp2=.035 SNS seksuele vaardigheden 3.42a,b (0.8207) 3.70b (0.7389) 3.25a (0.7642) 3.49 (0.7858) p=.065* ηp2=.055 Dominantieschaal 5.36 (3.5299) 5.81 (3.5521) 6.07 (3.7869) 5.76 (3.5909) p=.898 ηp2=.002 IAT (d-score) -0.529 (0.4238) -0.400 (0.4901) -0.513 (0.4221) -0.469 (0.4528) p=.476 ηp2=.015 a/b

= variabelen met gelijke letters per rij verschillen niet significant, verschillende letters per rij verschillen wel

significant.

**=significant bij α=.05 *= significant bij α=.10

Tabel 3 laat zien dat zedendelinquenten significant lager scoren dan de forensische controlegroep op de seksueel narcisme schaal. Dat verschil wordt met name gedragen door de lagere score op schaal seksuele rechten waarbij zedendelinquenten het laagst scoren in

(18)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

18 vergelijking met de controlegroepen. Op de andere schalen zijn geen verschillen te vinden tussen de groepen. Het verschil in seksuele rechten blijft significant wanneer de verkorte schaal wordt meegenomen, F(2,96)=4.27, p=.017, ηp2=.082. Hiervoor is een ANCOVA

uitgevoerd met als afhankelijke variabele de verkorte schaal van seksuele rechten, als

onafhankelijke variabele de groepen en als covariaten de leeftijd, opleiding en relatie. Met de verkorte seksuele uitbuiting schaal wordt geen significant verschil gevonden tussen de

groepen, F(2,96)=.225, p=.799, ηp2=.005. De resultaten van de dominantieschaal en impliciete

associatietaak laten geen significante verschillen zien. Met een t-toets is gekeken of de verschilscores significant van 0 afwijken (wat geen verschil in reactietijd op de prestige- en gelijkheidsblokken indiceert), en dit blijkt zo te zijn, t=10.565, p<.00045. Wanneer gekeken wordt in de verschillende groepen wijken de verschilscores ook significant af van 0.

In navolging van Simmons et al. (2011) zijn de analyses ook uitgevoerd zonder het meenemen van de covariaten. Globaal gezien zijn de resultaten gelijk aan die van de ANCOVA’s, met uitzondering van de schaal seksuele vaardigheden, waar in een ANOVA wel een significant verschil wordt gevonden, F(2,100)=3.285, p=.042.

Verschilscore in milliseconden

In de hoofdanalyses is gebruikt gemaakt van de d-scores van de IAT, beschreven door Greenwald, Nosek, en Banaiji (2003). Echter zijn ook, volgens de originele scoringsprocedure van Greenwald, McGhee, en Schwartz (1998), de verschilscores in reactietijd in

milliseconden op de testblokken berekend (log-scores). De log-scores zijn gevoeliger voor storende variabelen (gemiddelde reactietijd per persoon bijvoorbeeld). Zowel de log-scores als de d-scores zijn berekend op basis van het prestige- en gelijkheidsblok.2 De log-score is berekend door de gemiddelde reactietijd in milliseconden van het gelijkheidsblok blok af te trekken van de gemiddelde reactietijd in milliseconden van het prestigeblok blok.

2 Er is geen interactie effect gevonden voor de conditie waar een deelnemer in geplaatst is, F(1,101)=1.411, p=.238.

(19)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

19 Figuur 1

Gemiddelde reactietijd IAT in milliseconden per blok

Oefenblokken zijn voor deze analyse niet meegenomen, evenals foute responses. De gemiddelde reactietijd op het prestige- en gelijkheidsblok per groep zijn weergegeven in figuur 1.

Negatieve log-scores duiden op een snellere reactietijd op het gelijkheidsblok,

positieve scores op een snellere reactietijd op het prestigeblok. De totale gemiddelde log-score van alle groepen is –223.637 (SD=345.4382). De gemiddelde log-score van

zedendelinquenten is -290.938 (SD=390.5559), de forensische controlegroep heeft een gemiddelde log-score van -158.73 (SD=350.0178) en de niet- forensische controlegroep heeft een gemiddelde logscore van -256.011 (SD=282.9668). Opnieuw is een ANCOVA toegepast met de log-scores als afhankelijke variabelen, de groepen als factor en leeftijd, opleiding en relatie als covariaat. De log-scores tonen, evenals de d-scores, geen significante verschillen tussen de groepen indien covariaten worden meegenomen, F(5,96)=0.943, p=.393, ηp2=.019.

In navolging van Simmons et al. (2011) is een ANOVA uitgevoerd, waarbij dezelfde resultaten gevonden werden.

(20)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

20 Sociale wenselijkheid

In de hoofdanalyses is een significant verschil gevonden tussen seksueel narcisme scores van zedendelinquenten en forensische controlegroep, waardoor het vermoeden ontstaat dat sociale wenselijkheid een mogelijke rol heeft gespeeld. Er zijn supplementaire

ANCOVA’s uitgevoerd om te kijken of de groepen verschillen in sociale wenselijkheid. Afhankelijke variabelen zijn BIDR, zelfbedrog (ZB) en impressie management (IM), factor zijn de groepen en leeftijd, opleiding en relatie zijn meegenomen als covariaten. Gegevens zijn terug te vinden in tabel 4.

Tabel 4 Sociale wenselijkheid Zeden- delinquenten Forensische controlegroep Niet- forensische controlegroep

F-waarden Significantie Effectgrootte

BIDR 3.09 (0.4684) 3.12 (0.4789) 3.21 (0.5190) F(2,96) = .220 p=.803 ηp2=.005 BIDR-ZB 3.31 (0.4081) 3.35 (0.5450) 3.39 (0.5963) F(2,96) = 1.134 p=.362 ηp2=.023 BIDR-IM 2.87 (0.7160) 2.85 (0.6639) 3.09 (0.6947) F(2,96) = .459 p=.634 ηp2=.009

In navolging van Simmons et al. (2011) is ook een ANOVA gedaan. Eveneens werden geen significante verschillen op de sociale wenselijkheid gevonden.

Om de rol van sociale wenselijkheid te beoordelen is gekeken naar de invloed van de schaal impressie management op de uitkomsten van de verkorte schaal van seksuele rechten. De schaal zelfbedrog is niet meegenomen vanwege de lage betrouwbaarheid bij de groep zedendelinquenten. Uit een ANCOVA, met seksuele rechten (verkorte versie) als afhankelijke

(21)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

21 variabele, de groepen als onafhankelijke variabele en impressie management als covariaat, is gebleken dat impressie management niet van invloed is op de uitkomsten van seksuele rechten (verkorte versie) (F(2,99)=1.625, p=.205, ηp2=.016).

Correlaties

In tabel 5 (zie appendix 2) zijn de correlaties te vinden tussen de taken en vragenlijsten van huidig onderzoek. De correlaties van de IAT met dominantiescores zijn sterker dan met seksueel narcisme scores.

Discussie

In huidig onderzoek is seksueel narcisme als mogelijke risicofactor van seksueel agressief gedrag onderzocht. Er zijn drie groepen vergeleken: zedendelinquenten, een forensische controlegroep en een niet-forensische controlegroep. Seksueel narcisme is gemeten aan de hand van expliciete vragenlijsten en daarnaast zijn taken en vragenlijsten rondom dominantie, sociale wenselijkheid en een IAT over associaties met vrouwen meegenomen. De groepen verschillen op leeftijd, opleidingsniveau en het hebben van een vaste relatie. Deze variabelen zijn in de analyses meegenomen als covariaat. De resultaten laten zien dat, in tegenspraak met voorgaande verwachtingen, zedendelinquenten de laagste scores hebben betreft seksueel narcisme. De verschillen tussen de zedendelinquenten en overige groepen zijn vooral terug te vinden in de schaal seksuele rechten waarbij de zedendelinquenten lager gescoord hebben dan de controlegroepen.

Zedendelinquenten en lage seksueel narcisme scores

De onverwacht lage seksueel narcisme score van zedendelinquenten kan op verschillende manieren verklaard en geïnterpreteerd worden.

(22)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

22 Een mogelijke verklaring voor het resultaat gevonden in de huidige studie en het tegengestelde resultaat in het onderzoek van Widman en McNulty (2010), is dat seksuele agressie gemeten werd bij studenten aan de hand van zelfrapportage. De voorspellende validiteit van zelfrapportage is laag wanneer het gaat om sociaal gevoelige onderwerpen (Greenwald, Poehlman, Uhlmann & Banaji, 2009) en zelfrapportage over seksueel gedrag blijkt onvoldoende accuraat (Schroder, Carey & Vanable, 2010). Verder zijn studenten op vele vlakken verschillend van een gemiddelde groep zedendelinquenten (Seto & Lalumière, 2010). Conclusies betreft een grote groep studenten kunnen niet zomaar gegeneraliseerd worden naar forensische settingen.

Een andere verklaring van de lage score van zedendelinquenten op seksueel narcisme is het effect van de behandeling. Zedendelinquenten zitten vaak al jaren in een tbs-kliniek waar zij veel leren over gedrag ten opzichte van vrouwen en seks. Zij hebben wellicht andere gedachten over vrouwen en seks als ten tijde van hun delict. Daarnaast zullen zij wellicht bij de vragen van de seksueel narcisme schaal meer nadenken over hun antwoorden omdat deze met seks te maken hebben. Echter lijkt faking good, de neiging om sociaal ongewenste eigenschappen te minimaliseren en sociaal gewenste eigenschappen naar de voorgrond te laten komen (Verschuere, Uzieblo, Schryver, Douma, Onraedt & Crombex, 2014), geen rol te spelen gezien de sociale wenselijkheid de resultaten niet beïnvloedt lijkt te hebben. Echter kan de invloed van sociale wenselijkheid niet volledig uitgesloten worden wegens de beperkte interne consistentie van de schaal zelfbedrog.

De narcistische reactantie theorie van Baumeister, Catanese en Wallace (2002) wordt door dit onderzoek niet ondersteund. Een van de basisassumpties van de theorie, welke ervan uitgaat dat zedendelinquenten denken recht te hebben op seks, vinden we in deze studie niet terug. Hiermee worden conclusies van eerder onderzoek naar attituden van zedendelinquenten rondom rape myths, zoals ‘ik heb recht op seks’ en ‘als ik geld spendeer aan een vrouw kan

(23)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

23 ik seks terug verwachten’ (Süssenbach, Eyssel, Rees & Bohner, 2015), in een ander daglicht gezet.

Mogelijk is de lage seksueel narcistische score van zedendelinquenten te verklaren vanuit het ambivalente seksisme, voor het eerst beschreven door Glick en Fiske (1996). Zij stellen dat attituden van verkrachters ten opzichte van vrouwen ambivalent kunnen zijn. Enerzijds is er sprake van vijandig seksisme, maar daarnaast kan er ook sprake zijn van welwillend seksisme. Vijandig seksisme wordt gekenmerkt door negatieve en haatvolle houdingen ten opzichte van vrouwen, bijvoorbeeld het zien van vrouwen als incompetent en minderwaardig als mannen (Viki, Abrams & Masser, 2004). Welwillend seksisme wordt daarentegen gekenmerkt met positieve en gewaardeerde houdingen ten opzichte van vrouwen. Mannen met meer welwillend seksistische houdingen hebben bijvoorbeeld het idee dat

vrouwen beschermd moeten worden door mannen (Viki, Abrams & Masser, 2004).

Welwillend seksisme lijkt in eerste instantie niet schadelijk te zijn voor vrouwen, maar kan dat wel zijn. De overtuigingen beperken namelijk de gelijkheidsrol van man vrouw. De

positieve evaluaties van welwillend seksisme impliceren dat vrouwen zwak zijn en beschermd moeten worden. Ze moeten traditionele rollen invullen en aanbeden worden door mannen voor hun seksualiteit (Glick & Fiske, 1996). Echter wordt deze visie niet volledig ondersteund door huidig onderzoek wanneer wordt gekeken naar de uitkomsten op de IAT omdat alle groepen een sterkere associatie hebben met vrouwen als gelijkwaardig. Wanneer welwillend seksisme een rol had gespeeld zouden we een sterkere associatie tussen vrouw als prestige object verwachten bij zedendelinquenten (Glick & Fiske, 1996).

Desondanks zijn de resultaten van de IAT niet alleszeggend, want in tegenstelling tot eerdere verwachtingen is de correlatie van de IAT en dominantietrekken van deelnemers sterker dan met de IAT en seksueel narcisme, waardoor eerder een construct van dominantie dan van seksueel narcisme wordt gemeten. Mogelijk zijn zedendelinquenten dus echt minder

(24)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

24 seksueel narcistisch dan controlegroepen. Onderzoeken welke wel relaties vonden tussen (seksueel) narcisme en seksuele agressie hebben vaak maar kleine effectgroottes of correlaties gevonden (Morrell & Burton, 2014; Baumeister, Catanese & Wallace, 2012). Seto en

Lalumière (2010) vonden in hun meta-analyse geen ondersteuning dat zedendelinquenten afwijkende overtuigingen ten opzichte van vrouwen of seksuele delicten hebben. Op empathisch niveau waren zij bijvoorbeeld gelijk aan normgroepen, zoals in deze studie op seksueel empathisch niveau ook terugvonden werd. Echter kunnen hier geen harde uitspraken over gedaan worden wegens de beperkte interne consistentie van deze schaal.

Zedendelinquenten worden vaak als wreed, onmenselijk en disrespectvol

afgeschilderd. De delicten liggen erg gevoelig voor de meeste mensen, wat maakt dat het een coping mechanisme kan zijn om zedendelinquenten als ‘gekken af te schilderen’, die niet-empathisch, egoïstisch en uitbuitend zijn en die over vele grenzen heen gaan. Een logische verklaring lijkt seksueel narcisme, echter wijzen huidige resultaten niet die richting uit. De mogelijkheid dat seksueel narcisme écht lager is dan bij normgroepen moet beschouwd en onderzocht worden. Juist het “overdreven” aardig zijn naar vrouwen en seksuele situaties kan een risicofactor zijn voor het plegen van seksuele delicten. Begripvolle, bescheiden, bezorgde en empathische houdingen naar seksuele situaties, en mogelijk ook naar vrouwen, spelen in combinatie met andere risicofactoren wellicht een grotere rol dan hoge scores op seksueel narcisme. De resultaten van de IAT spreken deze overweging niet tegen.

Interne consistentie zelfrapportage

De betrouwbaarheid van sommige schalen bleek beperkt. Over het algemeen zijn in huidig onderzoek korte vragenlijsten gebruikt. Het is niet de meest optimale oplossing om een of meerdere items weg te laten voor het verkrijgen van grotere interne consistentie, maar andere opties blijken ook beperkt. Echter is opvallend dat de interne consistentie soms laag

(25)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

25 uitviel, voornamelijk bij zedendelinquenten. Met interne consistentie van de schaal zelfbedrog van de BIDR werd geen hogere betrouwbaarheid bereikt met het weglaten van items. De manier waarop Steenkamp, de Jong en Baumgartner (2009) de items van de verkorte versie zijn geselecteerd is echter opvallend. Zij hebben een kortere versie van de originele BIDR van Paulhus en John (1998) samengesteld waarbij zij items hebben geselecteerd door potentieel beledigende of ongepaste items weg te laten. Het blijft onduidelijk op basis waarvan zij items als potentieel beledigend of ongepast hebben bevonden. De betrouwbaarheid van de items in andere populaties bleken desondanks hoger dan in huidig onderzoek (Cronbach’s α was rond de .65-.69) (Steenkamp, de Jong & Baumgartner, 2009). De manier van score kan volgens Stöber, Dette en Musch (2002) ook van invloed zijn. Zij beschreven de voor- en nadelen van het dichotoom scoren (antwoordmogelijkheden ja of nee) tegenover het scoren op een vijfpuntschaal beschreven. Er bestaat volgens hen nog veel onduidelijkheid over de betrouwbaarheid en de validiteit van de BIDR. De voorkeur in dat artikel gaat uit naar het scoren op een vijfpuntschaal, echter beargumenteerde Paulhus (1994) dat de schalen accurater zijn wanneer een supplementaire berekening met de score plaatsvindt (voor elke ‘5’ een punt erbij tellen bij de schaal zelfbedrog, voor elke ‘4’ en ‘5’ een punt erbij tellen op de schaal impressie management), maar ook dat bleek in huidig onderzoek geen verbetering betreft interne consistentie te geven. Een duidelijke verklaring voor de zeer lage interne consistentie bij zedendelinquenten op de schaal zelfbedrog is lastig te geven. Gedacht kan worden dat zedendelinquenten (en mensen uit de niet forensische controlegroep) tijdens het invullen van deze schaal zomaar iets gingen invullen omdat zij in de stress schoten, of niet wilden

antwoorden. Waarom dat juist bij hen gebeurde is echter onduidelijk. Sterktes, limitaties en vervolgonderzoek

Huidig onderzoek heeft limitaties, zoals de betrouwbaarheid van sommige schalen. Echter is getracht hier zo goed mogelijk voor te controleren maar desondanks moeten

(26)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

26 resultaten met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Verder vonden veel mensen de IAT lastig. Desalniettemin is de impliciete taak niet slecht gemaakt door de deelnemers. Het percentage fouten (12,8%) dat is gemaakt op de testblokken is in vergelijking tot eerder onderzoek niet merkwaardig (Greenwald, Nosek & Banaji, 2003). Echter worden in huidige IAT korte zinnen gecombineerd met foto’s, wat in eerdere IAT’s niet gebeurde (Nosek, Greenwald & Banaji, 2005). Om deze reden zullen resultaten van de IAT taak met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden. Ook moet rekening gehouden worden met het ‘experimenter effect’. Het experimenter effect is het mogelijke effect van de onderzoeker op de resultaten. Omdat in huidig onderzoek met name vrouwen de attituden ten opzichte van vrouwen bij mannen onderzoeken, is het niet onwaarschijnlijk om te denken dat hierdoor de data beïnvloed zijn. Een laatste limitatie is dat slechts mannen zijn meegenomen in de onderzoeksgroep.

Naast de limitaties heeft huidig onderzoek ook sterke punten. Het belangrijkste sterke punt van de huidige studie is de informatie uit de praktijk. Daarmee zijn de beperkingen van zelfrapportage en generalisatie onderstreept. Verder zijn impliciete maten meegenomen, wat ons inzicht heeft gegeven in het feit dat zedendelinquenten een sterkere associatie blijken te hebben met vrouwen als gelijkwaardig dan met vrouwen als prestige object. De berekeningen voor de verschilscore van de IAT zijn daarnaast afhankelijk en onafhankelijk van gemiddelde snelheid per proefpersoon op de IAT geanalyseerd.

Het is van belang dat vervolgonderzoek naar seksuele delicten zich blijft focussen op impliciete taken aangezien nieuwe technieken van impliciete taken ons veel inzicht kunnen bieden in de houdingen van zedendelinquenten (Greenwald, Nosek & Banaiji, 2003). Er moet rekening gehouden worden met verklaringen welke uitgaan van positievere houdingen ten opzichte van vrouwen. Om een duidelijker beeld te schetsen van de werking en invloed van behandeling in tbs-klinieken zou het verder goed zijn om longitudinale onderzoeken te

(27)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

27 verrichten waarbij op het begin (alvorens behandeling start) en na een bepaalde periode van behandeling impliciete taken en expliciete vragenlijsten afgenomen worden. Op deze manier kan de invloed van het behandeleffect meegenomen worden.

Conclusie

In plaats van de verwachtte hogere seksueel narcisme scores worden in huidig onderzoek lagere scores gevonden bij zedendelinquenten dan controlegroepen op een

expliciete maat van seksueel narcisme. Daarnaast is gevonden dat zedendelinquenten, evenals de controlegroepen, een grotere associatie hebben met ‘het willen van’ vrouwen als

gelijkwaardig dan met ‘het willen van’ vrouwen als prestige object. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of zedendelinquenten echt minder seksueel narcistisch blijken dan we verwachtten, waarin de rol van behandeleffect niet vergeten mag worden. Daarnaast is van belang om impliciete testen mee te nemen en te focussen op positieve houdingen ten opzichte van vrouwen. Indien blijkt dat seksueel narcisme geen rol speelt, of juist een gebrek aan seksueel narcisme een risicofactor is, moeten behandelprogramma’s in tbs-klinieken hierop aangepast worden om het recidiverisico te verminderen. Risicotaxaties zullen, mits laag seksueel narcisme een risicofactor blijkt te zijn, zich hierop moeten focussen.

(28)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

28 Referenties

Baumeister, R.F., Catanese, K.R., & Wallace, H.M. (2002). Conquest by force: A narcissistic reactance theory of rape and sexual coercion. Review of General Psychology, 6(1), 92-135. doi: 10.1037/1089-2680.6.1.92

Bushman, B.J., Bonacci, A.G., Dijk, M. van, & Baumeister, R.F. (2003). Narcissism, Sexual Refusal and Aggression: Testing a Narcissistic Reactance Model of Sexual Coercion. Journal of Personality and Social Psychology, 84(5), 1027-1040. doi: 10.1037/0022-3514.84.5.1027

Carolyn, R. (2014). Sexual Arousal and Narcissism as Predictors of Heterosexual Males’ Sexual Coercion: A Comparison of Three Models (masterthesis). Unpublished master’s thesis, The University of Guelph, department Psychology.

De Lugt, M., Ponds, R., Rozendaal, N., Houx, P., & Jolles, J. (1995). The Dutch Adult

Reading Test (DART): A measure of (premorbid) intelligence level? Maastricht aging study: determinants of cognitive aging/ed.: Jellemer Jolles… [et al.] (pp. 157-161).

Egberink, I.J.L., Janssen, N.A.M., & Vermeulen, C.S.M. (2015, June 12) COTAN beoordeling 1999, Nederlandse Leestest voor Volwassene (NLV). Bekeken via www.cotandocumentatie.nl

Fazel, S., Hope, T., O’Donnel, I., & Jacoby, R. (2002). Psychiatric, demographic and personality characteristics of elderly sex offenders. Psychological Medicine, 32(2), 219-226. doi: 10.1017/S0033291701005153

Feelgood, S., Cortoni, F., & Thompson, A. (2007). Sexual coping, general coping and cognitive distortions in incarcerated rapists and child molesters. Joural of Sexual Agression: An international, interdisciplinary forum for research, theory and practice, 11(2), 157-170. doi: 10.1080/13552600500073657

(29)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

29

Glick, P., & Fiske, S. T. (1996). The ambivalent sexism inventory: Differentiating hostile and benevolent sexism. Journal of Personality and Social Psychology, 70, 491-512

Greenwald, A.G., McGhee, D.E., & Schwartz, J.L.K. (1998). Measuring Individual Differences in Implicit Cognition: The Implicit Association Test. Journal of Personality and Social Psychology, 74(6), 1464-1480.

Greenwald, A.G., Nosek, B.A., & Banaji, M.R. (2003). Understanding and Using the Implicit Association Test: I. An Improved Scoring Algorithm. Journal of Personality and Social Psychology, 85(2), 197-216. doi: 10.1037/0022-3514.85.2.197

Greenwald, A.G., Poehlman, T.A., Uhlmann, E.L., & Banaji, M.R. (2009). Understanding and Using the Implicit Association Test: III. Meta-Analysis of Predictive Validity. Journal of Personality and Social Psychology, 97(1), 17-41. doi: 10.1037/a0015575

Hanson, R.K., & Morton-Bourgon, K.E. (2005). The Characteristics of Persistent Sexual Offenders: A Meta-Analysis of Recidivism Studies. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 37(6), 1154-1163. doi: 10.1037/0022-006X.73.6.1154

Helmus, L., Hanson, R.K., Babchishin, K.M., & Mann, R.E. (2013). Attitudes Supportive of Sexual Offending Predict Recidivism: A Meta Analysis. Trauma, violence, & abuse, 14(1), 34-53. doi: 10.1177/1524838012462244

Hofmann, W., Gawronski, B., Gschwender, T., Le, H., & Schmitt, M. (2005). A Meta-Analysis on the Correlation Between the Implicit Association Test and Explicit Self Report Measures. Personality and Social Psychology Bulletin, 31(10), 1369-1385. doi: 10.1177/0146167205275613

Hurlbert, D.F., & Apt, C. (1991). Sexual narcissism and the abusive male. Journal of Sex & Marital Therapy, 17(4), 279-292. doi: 10.1080/00926239108404352

(30)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

30 Hurlbert, D.F., Apt, C., Gasar, S., Norman E. Murphy, W., & Murphy, Y. (1994). Sexual

Narcissism: A validation study. Journal of Sex & Marital Therapy, 20(1), 24-34. doi: 10.1080/00926239408403414

Imhoff, R., Bergmann, X., Banse, R., & Schmidt, A.F. (2013). Exploring the Automatic Undercurrents of Sexual Narcissism: Individual Differences in the Sex-Aggression Link. Archives of Sexual Behavior, 42(6), 1033-1041. doi: 10.1007/s10508-012-0065-x

Mouilso, E.R., & Calhoun, K.S. (2012). A Mediation Model of the Role of Sociosexuality in the Assocations Between Narcissism, Psychopathy, and Sexual Aggression.

Psychology of Violence, 2(1), 16-27. doi: 10.1037/a0026217

Morell, L.M., & Burton, D.L. (2014). An Exploration of Psychopathy in Self-Report

Measures Among Juvenile Sex Offenders. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 58(5), 550-566. doi: 10.1177/0306624X13479186

Nosek, B.A. (2005). Moderators of the Relationship Between Implicit and Explicit Evaluation. Journal of Experimental Psychology, 134 (4), 565-584. doi: 10.1037/0096-3445.134.4.565

Nosek, B.A., Greenwald, A.G., & Banaji, M.R. (2005). Understanding and Using the Implicit Association Test: II. Method Variables and Construct Validity. Personality and Social Psychological Bulletin, 31(2), 166-180. doi: 10.1177/0146167204271418

Paulhus, D. L., & John, O. P. (1998). Egoistic and moralistic biases in self-perception: The interplay of self-deceptive styles with basic traits and motives. Journal of Personality, 66(6), 1025–1060. doi:10.1111/1467-6494.00041

(31)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

31 Petruccelli, I., Santilli, M., Petruccelli, F., & De Risio, A. (2008). T06-P-08 Personality traits

of sex offenders. Sexuologies, 17, 100-100. doi: 10.1016/S1158-1360(08)72790-7 Schmand, B., Lindeboom, J. & Harskamp, F. van. (1992). NLV, Nederlandse Leestest voor

Volwassenen. Handleiding. Lisse: Swets & Zeitlinger.

Schroder, K.E.E., Carey, M.P., Vanable, P.A. (2003). Methodological Challenges in Research on Sexual Risk Behavior: II. Accuracy of Self Reports. The Society of Behavioral Medicine, 26(2), 104-123.

Seto, M.C., & Lalumière, M.L. (2010). What Is So Special About Male Adolescent Sexual Offending? A Review and Test of Explanations Through Meta-Analysis.

Psychological Bulletin, 136(4), 526-575. doi: 10.1037/a0019700.

Simmons, J.P., Nelson, L.D., & Simonsohn, U. (2011). False-Positive Psychology:

Undisclosed Flexibility in Data Collection and Analysis Allows Presenting Anything as Significant. Psychological Science, 22(11), 1359-1366. doi:

10.1177/0956797611417632

Smith, S.M., Martin, L.L., & Kerwin, J.J. (2001). Inhibition and Disinhibition of Male Aggression Against Females: A Personality Moderator Approach. Journal of Applied Social Psychology, 31(1), 170-190. doi:10.1111/j.1559-1816.2001.tb02488.x

Stahl, S.S., & Sacco, W.P. (1995). Heterosocial Perception in Child Molesters and Rapists. Cognitive Therapy and Research, 19(6), 695-706.

Steenkamp, J.E.M., Jong, M.G., de, & Baumgartner, H. (2010). Socially Desirable Response Tendencies in Survey Research. Journal of Marketing Research, 47(2), 199-214. doi: 10.1509/jmkr.47.2.199

(32)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

32 Stöber, J., Dette, D.E., & Musch, J. (2002). Comparing continuous and dichotomous scoring

of the Balanced Inventory of Desirable Responding. Journal of Personality Assessment, 78, 370-389.

Süssenbach, P., Eyssel, F., Rees, J., & Bohner, G. (2015). Looking for Blame: Rape Myth Acceptance and Attention to Victim and Perpetrator. Journal of Interpersonal Violence, 1-22. doi: 10.1177/0886260515591975

Tan, L., & Grace, R.C. (2008). Social Desirability and Sexual Offenders. Sexual Abuse: A Journal of Research and Treatment, 20(1), 61-87. doi: 10.1177/1079063208314820

Thiry, B. (2012). An assessment of personality disorders with the Five-Factor Model Among Belgian inmates. International Journal of Law and Psychiatry, 35(4), 327-333. doi: 10.1016/j.ijlp.2012.04.010

Verschuere, B., Uzieblo, K., De Schryver, M., Douma, H., Onraedt, T.Y., & Crombez, G. (2014). The inverse relation between psychopathy and faking good: Not response bias but true variance in psychopathic personality. Journal of Forensic Psychiatry & Psychology, 25, 705-713. doi: 10.1080/14789949.2014.952767

Viki, G.T., Abrams, D., & Masser, B. (2004). Evaluating Stranger and Acquaintance Rape: The Role of Benevolent Sexism in Perpetrator Blame and Recommended Sentence Length. Law and Human Behavior, 28(3), 295-303.

Widman, L., & McNulty, J.K. (2010). Sexual Narcissism and the Perpetration of Sexual Aggression. Archives of Sexual Behavior, 39(4), 926-936. doi: 10.1007/s10508-008-9461-7

Van Dale. (2015). Nederlands Woordenboek. Geraadpleegd op 21 juli 2015, van

(33)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

33 Label categorie man vrouw gelijk

Appendix

Appendix 1

Foto’s van de impliciete associatie taak

VROUW ALS GELIJKWAARDIG

(34)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

34 Label categorie vrouw als prestige object

(35)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

35 Appendix 2

Tabel 5

Correlaties vragenlijsten en impliciete associatie taak

Totaal

SNS SNS_exp SNS_ent SNS_emp SNS_ssk Dom IAT (d) IAT(log) BIDR BIDR_ZB BIDR_IM

SNS 1 SNS_exp .857** 1 SNS_ent .860** .684** 1 SNS_emp .399** .289** .336** 1 SNS_ssk .399** .170 .118 -.406** 1 Dom .192 .175 .119 -.194* .319** 1 IAT (d) .188 .158 .226 .096 -.008 .219* 1 IAT (log) .195* .152 .190 .051 .089 .309** .799** 1 BIDR -.142 -.202* -.084 -.254** .130 .098 -.072 -.080 1 BIDR_ZB .125 .054 .085 -.209* .321** .204* .010 .040 .730** 1

(36)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

36

BIDR_IM -.297** -.327** -.184 -.198* -.063 -.018 -.109 -.143 .850** .261** 1

Zedendelinquenten

SNS SNS_exp SNS_ent SNS_emp SNS_ssk Dom IAT (d) IAT(log) BIDR BIDR_ZB BIDR_IM

SNS 1 SNS_exp .804** 1 SNS_ent .700** .569** 1 SNS_emp .172 -.104 .201 1 SNS_ssk .578** .302 -.037 -.273 1 Dom .165 .153 .057 -.253 .271 1 IAT (d) .094 .133 .064 -.209 .126 .476* 1 IAT (log) .057 .065 .011 -.170 .134 .380* .777** 1 BIDR -.424* -.247 -.259 -.308 -.227 -.148 -.204 -.260 1 BIDR_ZB -.142 -.001 -.152 -.199 -.041 .105 -.246 -.282 .699** 1 BIDR_IM -.475* -.322 -.254 -.291 -.274 -.253 -.128 -.182 .916** .354 1 Forensische controlegroep

(37)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE 37 SNS 1 SNS_exp .883** 1 SNS_ent .883** .683** 1 SNS_emp .458** .410** .367* 1 SNS_ssk .266 .084 .094 -.521** 1 Dom .269 .214 .164 -.155 .440** 1 IAT (d) .321 .280 .363* .006 .106 .277 1 IAT (log) .362* .314* .332* -.022 .251 .461** .837** 1 BIDR -.178 -.295* -.160 -.239 .262 .161 -.053 .046 1 BIDR_ZB .117 .022 .048 -.306* .517** .360* .079 .160 .729** 1 BIDR_IM -.363* -.446** -.274 -.069 -.087 -.091 -.147 -.077 .788** .153 1 Controlegroep

SNS SNS_exp SNS_ent SNS_emp SNS_ssk Dom IAT (d) IAT(log) BIDR BIDR_ZB BIDR_IM

SNS 1

SNS_exp .841** 1

(38)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE 38 SNS_emp .352 .213 .264 1 SNS_ssk .450* .209 .237 -.432* 1 Dom .076 .097 .050 -.264 .259 1 IAT (d) -.103 -.143 -.010 .420* -.447* -.091 1 IAT (log) -.157 -.212 -.056 .328 -.392* -.019 .758** 1 BIDR .062 -.073 .105 -.300 .355 .188 .019 -.084 1 BIDR_ZB .254 .125 .256 -.084 .304 .027 .031 .071 .788** 1 BIDR_IM -.106 -.207 -.044 -.382* .292 .260 .003 -.181 .876** .393* 1

**. Significant bij 0.01 niveau (two-tailed) *. Significant bij 0.05 niveau (two tailed)

SNS_exp = subschaal SNS exploitation, seksuele uitbuiting SNS_ent = subschaal SNS entitlement, seksuele rechten SNS_emp = subschaal SNS low empathy, lage empathie SNS_ssk = subschaal SNS sexual skills, seksuele vaardigheden Dom = dominantieschaal

(39)

SEKSUEEL NARCISME EN SEKSUELE AGRESSIE

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

While providing a foundation for further research, the present study highlights the need for further investigation and study into the conditions of precarity faced by women

Figure 2.3: An .igs file of a ship hull with additional points and vertices in order to fulfill the NURBS constraint, as seen from a CAD software (other than its owner).... (b)

Zo’n acht jaar geleden begon de Volkskrant, aanvankelijk in de columns van Martin Sommer, later bij monde van Truijens, nogal te ageren tegen het ‘Nieuwe Leren’. Heeft dat

Moreover, all granger causality tests indicate that lagged values of remaining grants, total loans and debt relief do not contribute in predicting tax revenues.. When model A

van processing fluency ervaren bij een fit tussen betrokkenheid en complexiteit, zouden ze in staat zijn om de simpele [complexe] logo’s in de lage [hoge] betrokkenheid conditie beter

1) De impliciet met behulp van de IAT gemeten vermoeidheid correleert matig en positief met de expliciet geuite vermoeidheid op de vragenlijst. 2) De mate van vermoeidheid hangt af

onderscheid te maken tussen twee varianten, te weten literatuuronderzoek en secundair onderzoek. Bij het eerste type onderzoek wordt er gebruik gemaakt van reeds

Deze bijdrage verschijnt naar aanleiding van de door dit tijdschrift georganiseerde en op 25 januari 2018 te houden studiedag over seksuele gedragingen in de digi- tale wereld.