• No results found

De relatie tussen opvoedstress van moeders en sociaal emotionele problemen en gedragsproblemen bij een kind

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen opvoedstress van moeders en sociaal emotionele problemen en gedragsproblemen bij een kind"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De relatie tussen opvoedstress van moeders en

sociaal emotionele problemen en gedragsproblemen

bij een kind

Naam: Marieke de Corte Student nummer: 6199038

Onder begeleiding van: dhr. dr. P.J. Hoffenaar Datum: 26 januari 2015

(2)

2

Inhoudsopgave

Abstract 3

Inleiding 4

Sociaal emotionele problemen 7

Gedragsproblemen 11

Discussie 15

(3)

Abstract

In dit literatuurreview staat de volgende vraagstelling centraal: wat is de relatie tussen opvoedstress van moeders en sociaal emotionele problemen en gedragsproblemen bij een kind in de leeftijd van 0 tot 6 jaar? Opvoedstress wordt teweeggebracht door taken die bij het moederschap horen. Uit de resultaten blijkt dat moeders met opvoedstress hun kind dysfunctioneel opvoeden, wat een sterke voorspellende samenhang heeft met het ontstaan van sociaal emotionele problemen en gedragsproblemen bij hun kind. Geconcludeerd is dat opvoedvaardigheden medieert tussen opvoedstress en problemen bij kinderen. Bij het interpreteren van deze conclusie is het van belang om het transactionele in ogenschouw te nemen; ook kinderen dragen bij aan hun eigen functioneren door de invloed die zij hebben op het moederschap.

Keywords: opvoedstress, opvoedvaardigheden, sociaal emotionele problemen,

(4)

4

Inleiding

Het opvoeden van kinderen is geen makkelijke opgave, het moederschap is namelijk een verantwoordelijke taak. Ondanks dat het moederschap voor de meeste moeders als een bron van geluk wordt gezien ervaart volgens het blad ‘J/M voor moeders’ 80% van de Nederlandse moeders opvoedstress (J/M, 2014). Opvoedstress hoeft niet veroorzaakt te worden door ernstige levensgebeurtenissen of constante stressoren, een opeenstapeling van dagelijkse opvoedsituaties kunnen al fungeren als de oorzaak van opvoedstress (Crnic & Low, 2002). Dagelijkse opvoedstress kan teweeggebracht worden door uitdagend gedrag van het kind of door opgaven die bij het moederschap horen (Coplan, Bowker & Cooper, 2003). Volgens een definitie van Deater-Deckard (1998) is opvoedstress de aversieve psychologische reactie op de eisen die het moederschap stelt. In alle lagen van de samenleving komt opvoedstress voor (Crnic & Low, 2002).

Een van de meest invloedrijke onderzoekers op het gebied van opvoedstress is Abidin (Morgan, Robinson & Aldridge, 2002). Abidin heeft in 1983 de ‘Parent Stress Index’ (PSI) ontwikkeld, een instrument dat stress meet binnen de gezinscontext (Abidin, 1992). In Nederland is deze test vertaald en werkt als de ‘Nijmeegse Moederlijke Stress Index’ (NOSI) (De Brock, Vermulst, Gerris & Abidin, 1992). Daarnaast heeft Abidin in 1990 een dimensioneel model van opvoedstress opgesteld waarin wordt beschreven dat cumulatie van kleine stressoren negatieve effecten kan hebben voor de kwaliteit van het moederschap en voor de moeder kind relatie. In dit dimensioneel model staat centraal dat opvoedstress van invloed is op het psychologisch welbevinden van moeders en daarmee op hun opvoedgedrag (Belsky, 1984; Belsky, Woodworth & Crnic, 1996; Crnic & Low, 2002).

Een laag psychologisch welbevinden van moeders kan leiden tot een strenge opvoeding, minder monitoring, minder sensitiviteit, minder emotionele beschikbaarheid en een afname van de stimulering van intellectuele competenties (Belsky, 1984). Minder

(5)

responsief opvoedgedrag door dagelijkse opvoedstress kan worden gezien als een risicofactor voor de ontwikkeling bij een kind (Victor, Bernat, Bernstein, & Layne, 2006; Williford, Calkins, & Keane, 2007). Kwalitatief verminderd opvoedgedrag kan leiden tot negatieve gevolgen bij een kind, dan wel in de vorm van een verminderde gezondheid, gedragsproblemen, sociaal emotionele problematiek of verminderde leerprestaties (Belsky, 1984; Belsky et al., 1996; Crnic & Low, 2002; Deater-Deckard, 1998).

Omdat uit de wetenschap blijkt dat opvoedstress samenhangt met disfunctioneel opvoedgedrag, wat daaropvolgend in relatie staat met uiteenlopende problemen van kinderen (Morgan et al., 2002), kan opgemerkt worden dat opvoeding de relatie tussen moederlijke stress en problemen bij kinderen verklaart (Deater-Deckard, 1998). Huidig onderzoek zal zich richten op gedragsproblemen en sociaal emotionele problemen bij kinderen als gevolg van verstoorde opvoedvaardigheden ontstaan door opvoedstress.

Volgens Begeer en Albrecht in Kievit, Tak en Bosch (2009) is de sociaal emotionele ontwikkeling al het gedrag met betrekking tot de omgang met anderen. Sociale en emotionele vaardigheden doen een beroep op het vermogen om gevoelens van anderen aan te voelen en te begrijpen (Kolevzon, Gross & Reichenberg, 2007) en worden door de sociale omgang bepaald (Jutel & Nettleton, 2011). Kinderen van 4 jaar oud met weinig sociale en emotionele competentie, vertonen probleemgedrag in de puberteitsjaren (Bornstein, Hahn, & Haynes, 2010). De aard en kwaliteit van vroegkinderlijke ervaringen in het gezin zijn van belang voor de sociaal emotionele ontwikkeling van een kind (Ainsworth, 1989; Hazan & Shaver, 1987).

Naast de sociaal emotionele problemen kunnen gedragsproblemen worden omschreven als ongewenst gedrag dat voor anderen storend is. Voorbeelden van gedragsproblemen bij jonge kinderen zijn driftbuien en woedeaanvallen, agressief gedrag en delinquent gedrag (Schaffer, 1996). Probleemgedrag dat naar buiten toe gericht is en zich uit in druk gedrag, agressief gedrag en aandachtsproblemen wordt omschreven als

(6)

6 externaliserend probleemgedrag. Voornamelijk bij kinderen die al op jonge leeftijd agressief en opstandig zijn kunnen de problemen uitgroeien tot ernstige gedragsproblemen en delinquentie (Freeman, Perry & Factor, 1991). Ook Kazdin (1995) heeft aangetoond dat gedragsproblemen bij kinderen tot 6 jaar een groter risico geeft op criminaliteit, psychische en lichamelijke gezondheidsproblemen en beroepsmatige, sociale en burgerlijke aanpassingsmoeilijkheden.

In de wetenschap is het gebied van dagelijkse opvoedstress niet veel onderzocht. Eerder onderzoek was hoofdzakelijk gericht op opvoedstress als gevolg van een bijzonder stressvolle omstandigheid, zoals een ziek of gehandicapt kind (Costa Weems, Pellerin & Dalton, 2006; Nelson, Stage, Duppong-Hurley, Synhorst & Epstein, 2007). In een gezin met gezonde kinderen kunnen moeders ook een hoge mate van stress ervaren (Crnic & Low, 2002). Daarom gaat dit onderzoek juist in op het continuüm van alledaagse opvoedstress bij gezinnen zonder bijzondere omstandigheden. De vraagstelling van dit literatuuronderzoek luidt dan ook: wat is de relatie tussen opvoedstress van moeders en sociaal emotionele problemen en gedragsproblemen bij een kind in de leeftijd van 0 tot 6 jaar?

De eerste 6 levensjaren heeft het gezin de meeste invloed op het kind (Bronfenbrenner, 1977; Renk, Oliveros & Sieger 2003). Bovendien blijkt dat de opvoeding van jonge kinderen als meer stressvol wordt ervaren als de opvoeding van moedere kinderen (Crnic & Low, 2002). Er bestaat een aanzienlijke kans dat problemen die zich in de eerste levensjaren van een kind manifesteren voor langdurige negatieve effecten kunnen zorgen (Benzies, Harrison, Magill-Evans, 2004). Derhalve is voor deze literatuurstudie de leeftijdsgroep van 0 tot 6 jaar gekozen. Door meer onderzoek kunnen de juiste preventie- en interventieprogramma’s ontwikkeld worden om sociaal emotionele problemen en gedragsproblemen onder kinderen te voorkomen en te verhelpen.

(7)

Deze literatuurstudie is als volgt opgebouwd: de relatie tussen opvoedstress van moeders en sociaal emotionele problemen bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 6 jaar wordt in de eerste paragraaf besproken. De relatie tussen opvoedstress van moeders en gedragsproblemen bij kinderen leeftijd van 0 tot 6 jaar wordt in de tweede paragraaf uiteengezet. Tot slot wordt het literatuuronderzoek afgesloten met een discussie waar antwoord wordt gegeven op de centrale vraagstelling en waar aanbevelingen worden gedaan voor nader onderzoek.

Sociaal emotionele problemen

In deze paragraaf wordt de relatie tussen opvoedstress van moeders en sociaal emotionele problemen besproken. Zoals eerder betoogd kan opvoedstress van invloed zijn op het sociaal emotioneel functioneren van kinderen (Deater-Deckard, 1998). Dit verband wordt verklaard door het feit dat opvoedstress de opvoedvaardigheden van moeders kan verstoren (Victor et al., 2006; Williford et al., 2007). Verschillende onderzoeken hebben vastgesteld dat het effect van opvoedstress op kinderen wordt gemedieerd door de kwaliteit van de interacties tussen moeders en kinderen (Belsky, 1984; Deater-Deckard, 1998; Patterson, 1982; Webster-Stratton, 1990).

In onderzoek van Anthony et al. (2005) wordt aangeduid dat een hoog niveau van opvoedstress samenhangt met een verstoorde moeder kind relatie en dat opvoedstress de kwaliteit van opvoeden negatief beïnvloedt. De interactie tussen moeder en kind is te bekijken aan de hand van drie opvoedstijlen: de autoritaire, de autoritatieve en de permissieve opvoedstijl. Deze verschillen van elkaar in twee dimensies: ‘controle’ (de mate waarin moeders regels stellen, controle uitoefenen op hun kinderen) en ‘betrokkenheid’ (de mate van responsiviteit, vriendelijke, warme en betrokken band met het kind) (Baumrind, 1980). Moeders die de autoritaire opvoedstijl hanteren hebben veel toezicht op hun kinderen en

(8)

8 beperken de onafhankelijkheid van hun kinderen. De betrokkenheid van deze moeders bij hun kinderen is beperkt. Bij de autoritatieve opvoedstijl leggen moeders hun kinderen grenzen op maar ze motiveren hen tegelijkertijd om een eigen mening te vormen. Moeders met een permissieve opvoedstijl leggen nauwelijks grenzen op aan hun kinderen. Er kan in deze opvoedstijl zowel veel als weinig betrokkenheid zijn (Blissett & Haycraft, 2008). Bekend is dat kinderen die op een autoritatieve wijze worden opgevoed in mindere mate moeilijkheden ervaren in hun sociaal emotionele ontwikkeling tegenover kinderen die op een autoritaire wijze worden opgevoed (Denham et al., 2001).

Opvoedstress bij moeders kan spanningen in het gezin, zorgelijke gedachten over het moederschap en negatief opvoedgedrag bij de moeder veroorzaken (Caldera & Lindsey, 2006; Fairbrother & Woody, 2008). Het onderzoek van Mills-Koonce en collega’s (2007) geeft aan dat moeders met opvoedstress niet goed weten te anticiperen op de signalen van het kind. Gestreste moeders zijn namelijk dominant in de interactie met hun kind, regelmatig boos of geïrriteerd en ze tonen geen aandacht voor de ondersteuning van de autonomie van het kind (Mills-Koonce et al., 2007). Daarbij blijkt uit een onderzoek van Feldman, Dollberg en Nadam (2011) dat kinderen van gestreste moeders geen (oog)contact maken met hun moeder of ze trekken zichzelf terug om conflicten te voorkomen. Gestreste moeders grijpen in bij spellen of taken ook als dat niet nodig is, waardoor kinderen gevoelens van incompetentie kunnen ontwikkelen (Ispa et al., 2004; Jones et al., 1997; Rubin, Burgess & Hastings, 2002; Rubin, Cheah & Fox, 2001; Szabo et al., 2008).

Bovendien blijkt dat kinderen spanningen kunnen beleven aan de negatieve manier van opvoeden. Deze spanningen kunnen tot uiting komen bij kinderen op vierjarige leeftijd in contact met leeftijdsgenoten waarbij ze vaak angstig, geremd of teruggetrokken zijn (Cohn et al., 1986; Jones et al., 1997; Szabo et al., 2008). Naar de gevolgen van opvoedstress hebben Bornstein et al. (2010) een longitudinaal onderzoek verricht. Er werd een verband gezocht

(9)

tussen de ontwikkeling van sociaal en emotionele competenties, internaliserende en externaliserende problemen en opvoedstress. De steekproef omvatte 117 kinderen in de leeftijd van 4, 10 en 14 jaar. De informatie over deze kinderen werd verkregen via moeders en onderwijzers. Geconstateerd werd dat kinderen van 4 jaar oud met een lage sociaal en emotionele competentie op tienjarige leeftijd meer internaliserende problemen vertoonden. Bornstein et al. (2010) concluderen dat opvoedstress van moeders problemen in de sociaal emotionele ontwikkeling teweeg kunnen brengen.

Omdat in de sociaal emotionele ontwikkeling de emotieregulatie een belangrijk aspect is (Morris, Silk, Steinberg, Myers & Robinson, 2007), wordt de samenhang tussen beide nader toegelicht. Het begrip emotieregulatie vat de acties samen waarmee een kind invloed uitoefent op het herkennen, benoemen, uiten en hanteren van emoties. Deze acties kunnen bewust of onbewust zijn (Gross, 1998). Verschillende factoren zijn van invloed op de ontwikkeling van emotieregulatie, zoals de manier van opvoeden van moeders en het emotioneel klimaat in een gezin. In een literatuur review stelde Morris et al. (2007) vast dat kinderen met behulp van hun moeders leren welke emoties acceptabel zijn en hoe ze emoties kunnen beheersen. Negatieve reacties van moeders op emoties van het kind verhogen negatieve emoties bij kinderen. Hierdoor leren kinderen emoties te vermijden in plaats van te begrijpen of op de juiste wijze te uiten. Als kinderen niet in staat zijn om hun emoties te reguleren in de interactie met moeder, hebben kinderen een grotere kans om in interactie met de omgeving sociale en emotionele problemen te vertonen (Morris et al., 2007).

Sociaal emotionele vaardigheden leren kinderen bijvoorbeeld als hun moeder sensitief reageert op het gedrag van het kind. Ook wordt het empathisch vermogen van het kind beter ontwikkeld als moeders sensitief zijn (Feldman et al., 2011). Ook op latere leeftijd kunnen kinderen van sensitieve moeders emoties van anderen beter begrijpen (Ereky-Stevens, 2008). In een studie van Crnic, Gaze en Hoffman (2005) naar opvoedstress en sensitief

(10)

10 opvoedgedrag van moeders werden 125 normaal ontwikkelende kinderen van 0 tot 4 jaar en hun moeders onderzocht. Onderzoek werd verricht door observaties in de thuisomgeving van de kinderen waardoor informatie over de interactie tussen moeder en kind werd verkregen. Daarbij vulden moeders de Child Behavior Checklist (CBCL) van Achenbach (2001) in om het gedrag van kinderen te screenen op internaliserende problemen. Resultaten geven aan dat opvoedstress een belangrijke voorspeller bleek te zijn voor de dyadische interactie tussen moeder en kind. Ondanks het verband tussen opvoedstress en het welzijn van het kind werd geen bewijs gevonden ter ondersteuning van de veronderstelling dat het opvoedgedrag van moeders medieert tussen opvoedstress en sociaal emotionele problemen bij een kind.

Een onderzoek van Nelson el al. (2007) naar verschillende risicofactoren die emotionele problemen kunnen voorspellen selecteerde 78 kinderen uit de kleuterklas en 79 kinderen uit groep drie van drie verschillende scholen. Probleemgedrag werd gemeten door de CBCL (Achenbach, 2001), risico factoren werden vastgesteld door een gestructureerd ontwikkelingsinterview en het familie functioneren werd bepaald door de PSI (Abidin, 1995). Aangeduid werd dat opvoedstress een aanzienlijke invloed heeft op het wel of niet ontstaan van emotionele problemen bij kinderen. Nelson et al. (2007) gebruikten in hun onderzoek het argument dat een kind met een lastig temperament en een moeder met uitstekende opvoedvaardigheden waarschijnlijk geen emotionele problemen zal gaan vertonen. Daartegenover heeft een kind met een moeilijk temperament meteen moeder met dysfunctionele opvoedvaardigheden en opvoedstress een aanzienlijke kans op emotionele problemen.

In hetzelfde jaar bestudeerden Anhalt, Telzrow en Brown (2007) de invloed van stress van moeders tijdens de prenatale en perinatale periode op de ontwikkeling van hun kind. 948 moeders en hun kind zijn onderzocht vanuit de Early Child Care Research van National Institute of Child Health and Human (NICHD) (2005). Opvoedstress bij moeders en de

(11)

emotionele toestand van het kind werd gemeten aan de hand van de PSI (Abidin, 1983), the Social Support scale (Marshall & Barnett, 1993) en de Parental Locus of Control Scale (PLCS) (Campis, Lyman, and Prentice-Dunn,1986) toen het kind één maand oud was. De voorgaande meetinstrumenten en de CBCL (Achenbach, 2001) werden afgenomen toen het kind in het eerste leerjaar zat. De bevindingen tonen aan dat opvoedstress tijden de perinatale periode van negatieve invloed is op het emotioneel gedrag van kinderen een jaar later (Anhalt et al., 2007).

Kortom, in deze paragraaf is aan de hand van de wetenschappelijke literatuur de relatie tussen opvoedstress en sociaal emotionele problemen bij normaal ontwikkelde kinderen in de leeftijd van 0 tot 6 jaar verduidelijkt. Gevonden is dat opvoedstress van invloed is op sociaal en emotionele problemen middels opvoedgedrag. De opvoedvaardigheden van voornamelijk moeders worden verstoord door opvoedstress waardoor zij niet kunnen voldoen aan de behoefte van kinderen. Hierdoor kunnen er sociaal emotionele problemen bij kinderen ontstaan. De opvoedvaardigheid is een mediërende factor tussen opvoedstress en sociaal emotionele problemen.

Gedragsproblemen

In de komende paragraaf wordt de relatie tussen opvoedstress en gedragsproblemen van kinderen in de leeftijd van 0 tot 6 jaar besproken. Het verband tussen opvoedstress en gedragsproblemen loopt via opvoedvaardigheden van moeders (Aplleyard, Egeland, Van Dulmen & Sroufe, 2005). Loeber (1990) heeft bijvoorbeeld beargumenteerd dat opvoedstress van invloed is op een verminderde kwaliteit van opvoedvaardigheden van moeders wat kan bijdragen aan agressief gedrag van kinderen. Dit kan leiden tot ernstige gedragsproblemen zoals conduct disorder (Loeber, 1990).

Tot op heden is er geen direct verband aan te tonen tussen opvoedstress van moeders en gedragsproblemen bij kinderen. Het verband wordt gemedieerd door opvoedvaardigheden

(12)

12 van moeders (Abidin, 1992). Abidin (1992) kwam tot deze conclusie door uiteenlopende factoren te beoordelen die van invloed zijn op opvoedgedrag. De beoordeling kwam tot stand aan de hand van een literatuur review van oude en meer recent ontwikkelde modellen over de verklaring van moederlijk gedrag. Hierin werden voornamelijk het gedragsmodel van Patterson (1982), het eerste model over opvoedstress van Abidin (1983) en Belsky’s (1984) model over determinanten van opvoedgedrag beschouwd. In navolging van Abidin (1992) stelt Deater-Deckard (1998) vast dat moeders met veel opvoedstress een autoritaire opvoeding hanteren, wat voor negatieve gevolgen voor het kind kan zorgen. Deater-Deckard (1998) betoogt dat opvoedstress indirect van invloed is op probleemgedrag bij kinderen. Dit resultaat wordt bevestigd door bevindingen uit een recenter onderzoek, waaruit blijkt dat kinderen van moeders met opvoedstress die weinig warmte en veel afwijzing in de opvoeding vertonen meer externaliserend probleemgedrag tonen (Roelofs, Meesters, Huurne, Bamelis & Muris, 2006).

De relatie tussen moederlijke stress en gedragsproblemen van kinderen kan inzichtelijk worden gemaakt door een transactioneel model (Barry, Dunlap, Cotten, Lochman & Wells, 2005). Dit transactioneel model houdt in dat moederlijke stress gedragsproblemen bij kinderen kan veroorzaken, evenzo kunnen gedragsproblemen van kinderen stress bij moeders veroorzaken (Coyne, Thompson & Palmer, 2002). Consistent met het transsactionele model vonden ook Brook, Zheng, Whiteman en Brook (2001) een wederzijdse beïnvloeding tussen opvoedstress en gedragsproblemen bij jonge kinderen.

In het algemeen indiceert een hogere mate van zelf gerapporteerde stress bij moeders een hogere mate van gedragsproblemen bij hun kinderen (Feldman, Eidelman & Rotenberg, 2004; Qi & Kaiser, 2003). Deze resultaten ondersteunen de bevindingen van Benzies et al. (2004) dat opvoedstress bijdraagt aan het ontstaan van gedragsproblemen bij kinderen. Zij deden een longitudinaal onderzoek naar de relatie tussen het gezinsklimaat tijdens de vroege

(13)

kinderjaren en karakteristieken van probleemgedrag bij jongere met probleemgedrag op zevenjarige leeftijd. 62 moeders en vulden het eerste jaar de Parenting Stress Index en de Dyadic Adjustment Scale in. Wanneer hun kind zeven jaar oud was vulden zij de Eyberg Behavior Inventory Intensity and Problem vragenlijst in. Er is aangetoond dat opvoedstress van moeders tijdens de vroege kinderjaren samenhangt met probleemgedrag bij het kind op zeven jarige leeftijd.

Daarnaast wordt door Crnic en Greenberg (1990) gesteld dat hoe meer stress moeders ervaren hoe groter de invloed is op hun manier van opvoeden. Crnic en Greenberg (1990) hebben de relatie tussen dagelijkse opvoedstress en opvoedvaardigheden onderzocht bij 74 moeders en hun kind van 5 jaar oud. De focus van het onderzoek lag op de mate van stress en de invloed ervan op het functioneren van moeders, kinderen en familie. Moeders hebben vragenlijsten met betrekking tot opvoedstress, aspecten van opvoeden, individuele psychologische status, sociale ondersteuning, familie functioneren en het gedrag van het kind ingevuld. Daarbij zijn moeders en hun kind geobserveerd gedurende een spel activiteit in een laboratorium setting. Analyses hebben aangetoond dat dagelijkse opvoedstress een significante voorspellende factor is voor het ontstaan van gedragsproblemen bij een kind van 5 jaar. De resultaten worden verklaard doordat opvoedstress bijdraagt aan de disfunctionele relatie tussen moeder en kind (Crnic & Greenberg, 1990).

Later is er een soortgelijk onderzoek gedaan, echter in de natuurlijke omgeving van een gezin. In dit onderzoek van Belsky et al. (1996) wordt ook gesteld dat een hoge mate van opvoedstress samenhangt met een hoge mate van opvoedproblemen. De opvoedproblemen kunnen bij kinderen tot uiting komen door ernstig probleemgedrag. Belsky et al. (1996) observeerde 52 moeders met een te vroeg geboren baby en 52 moeders met een baby die niet te vroeg is geboren in de natuurlijke omgeving van de moeder en het kind. De eerste observatie vond plaats toen de baby één maand oud was. Bij de tweede observatie werden

(14)

14 interacties tussen moeder en kind geobserveerd toen de baby 4 maanden was. Belsky et al. (1996) vonden een verband tussen opvoedstress van moeders en de ontwikkeling van gedragsproblemen bij kinderen op latere leeftijd toen de kinderen 2 tot 3 jaar oud waren.

Volgens Östberg en Hagekull (2000) is opvoedstress bepalend voor disfunctioneel moederschap. Zij zijn tot deze conclusie gekomen doordat ze 1.081 moeders met kinderen van 6 maanden tot 3 jaar onderzochten. In deze cross-sectionele studie vulden moeders vragenlijsten in uit een Zweeds model gebaseerd op de Parent Domain van de Parenting Stress Index (Abidin, 1983). Een recenter onderzoek uit 2013 van Östberg en Hagekull is verricht naar de effecten van verschillende soorten stress bij moeders op internaliserende en externaliserende problemen, sociale competentie en sociale competentie bij hun kinderen. De relaties tussen 436 moeders en hun kinderen uit Zweden werden onderzocht en ook de demografische factoren, familie stressoren en opvoedstress werden meegenomen in het onderzoek. De resultaten laten zien dat een hoger niveau van opvoedstress is geassocieerd met moeders die meer externaliserende problemen en minder sociale competentie rapporteerden over hun kind. Verder is een opvallend resultaat uit het onderzoek dat sociale inhibitie een unieke en sterke relatie heeft met opvoedstress (Östberg & Hagekull, 2013).

Deze resultaten corresponderen met bevindingen van een onderzoek van Bagner et al. (2009). Zij hebben onderzoek verricht naar de samenhang tussen opvoedstress en gedragsproblemen van het kind op latere leeftijd. Zij hebben onderzoek gedaan naar de betrekking tussen vroeg voorkomende opvoedstress en probleemgedrag van het kind op latere leeftijd. Daardoor is vastgesteld dat er een direct verband is tussen opvoedstress bij de moeder die zich voordoet wanneer het kind 4 maanden oud is, en probleemgedrag bij het kind wanneer het 36 maanden oud is (Bagner et al., 2009). Ook Hall, Rayens en Peden (2008) hebben onderzoek gedaan naar de voorspellende aspecten die bijdragen aan internaliserend en externaliserend probleemgedrag bij kinderen tussen de 2 en 6 jaar oud. Stress verklaarde 21%

(15)

van de variantie voor externaliserend probleem gedrag, aan de hand van dit resultaat kan gesteld worden dat stress bij de moeder een directe invloed heeft op de mate van externaliserend probleemgedrag bij het kind. Eveneens vonden Renk et al. (2007) een relatie tussen opvoedstress bij de moeder en gedragsproblemen bij het kind. In deze studie zijn 64 moeders met hun kind onderzocht. In deze studie is moederlijke stress onderzocht door moeders de vragenlijst Parenting Stress Index in te laten vullen en zijn de gedragsproblemen onderzocht met behulp van de Child Behavior Checklist. De onderzoekers concluderen dat moeders die veel last hebben van opvoedstress meer externaliserend probleemgedrag bij het kind opmerkten (Renk et al., 2007).

Samenvattend blijkt uit bovenstaande onderzoeken dat er een verband bestaat tussen opvoedstress en gedragsproblemen bij kinderen, maar hiertussen is geen causale relatie vastgesteld. Er kan worden aangenomen dat opvoeding de relatie tussen moederlijke stress en problemen bij kinderen verklaart. Het verband is aanwezig voor kinderen tussen de 0 en 6 jaar. Tevens blijkt dat het transactionele model van belang is om de relatie tussen opvoedstress en gedragsproblemen bij kinderen te kunnen verklaren. Het model stelt dat er een wederzijdse beïnvloeding is tussen opvoedstress en gedragsproblemen bij kinderen.

Discussie

De volgende vraagstelling stond in dit onderzoek centraal: wat is de relatie tussen opvoedstress van moeders en sociaal emotionele problemen en gedragsproblemen bij een kind in de leeftijd van 0 tot 6 jaar? Op basis van eerder onderzoek werd verwacht dat opvoedstress van invloed is op sociale emotionele problemen bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 6 jaar. De tweede verwachting was dat opvoedstress samenhangt met gedragsproblemen bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 6 jaar.

(16)

16 Wat betreft de eerste verwachting laten de resultaten zien dat er enkel indirecte verbanden zijn aan te duiden tussen opvoedstress van moeders en sociaal emotionele problemen bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 6 jaar. In lijn met de verwachting is duidelijk geworden dat opvoedvaardigheden medieert tussen opvoedstress van moeders en sociaal emotionele problemen van kinderen. De mediatie houdt in dat opvoedstress adequate opvoedvaardigheden van moeders verstoord. Voorts is uit dit onderzoek gebleken dat moeders met een hoge mate van opvoedstress weinig warmte en aandacht tonen aan hun kinderen. De bevindingen uit huidig onderzoek komen overeen met bevindingen uit een onderzoek van Mills-Koonce et al. (2007). Deze bevindingen bevestigen dat moeders met opvoedstress niet goed weten te anticiperen op de signalen van het kind. Gestreste moeders zijn namelijk dominant in de interactie met hun kind, regelmatig boos of geïrriteerd en ze tonen geen aandacht voor de ondersteuning van de autonomie van het kind (Mills-Koonce et al., 2007).

Dit resultaat is bevestigd door onderzoek van Caldera en Lindsey (2006) waaruit blijkt dat moeders met opvoedstress nauwelijks responsief en sensitief zijn tegenover hun kinderen. Doordat opvoedstress adequate opvoedvaardigheden verstoort ervaren kinderen spanningen in de vroegkinderlijke jaren. Temeer zorgt dysfunctioneel ouderschap voor sociaal emotionele problemen bij kinderen van 0 tot 6 jaar (Fairbrother & Woody, 2008). Wanneer kinderen sociale emotionele problemen beleven in de leeftijd van 0 tot 6 jaar kan dat gevolgen hebben op latere leeftijd. Onderzoek toont aan dat sociaal emotionele problematiek op jonge leeftijd internaliserende en externaliserende problematiek teweeg kan brengen op latere leeftijd (Fairbrother & Woody, 2008). Een mogelijke verklaring voor de relatie tussen opvoedstress van moeders en de sociaal emotionele problemen van het kind is een verarming van emotieregulatie van het kind.

(17)

Als tweede werd verwacht dat opvoedstress van invloed is op gedragsproblemen bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 6 jaar. Deze invloed is te verklaren vanuit een indirect verband want ook voor gedragsproblemen geldt dat opvoedstress medieert tussen opvoedvaardigheden en gedragsproblemen. Een hoge mate van opvoedstress hangt samen met een hoge mate van opvoedproblemen. Opvoedproblemen kunnen bij kinderen tot uiting komen door ernstig probleemgedrag. Het gevonden resultaat komt overeen met de bevindingen uit het onderzoek van Hall et al. (2008), in hun onderzoek is gekeken naar voorspellende factoren die bijdragen aan gedragsproblemen bij kinderen tussen de 2 en 6 jaar oud. Vastgesteld is dat stress bij de moeder van invloed is op het niveau van probleemgedrag bij het kind. Echter is in het onderzoek stress gemeten en niet opvoedstress, daarom moeten de resultaten met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Niettemin zorgt het resultaat van het onderzoek van Hall et al. (2008) voor kennis over de gevolgen van stress bij moeders, hoofdzakelijk de gevolgen die te maken hebben met het ontstaan van probleemgedrag bij het kind. Daarbij is bevestigd dat er een samenhang is tussen moeders met opvoedstress en dysfunctionele opvoedvaardigheden en probleemgedrag bij kinderen. Waarbij zelfs de dysfunctionele opvoedvaardigheden een significante voorspeller waren voor externaliserend probleemgedrag (Yaman, Mesman, van IJzendoorn, & Bakermans-Kranenburg, 2010).

Dit onderzoek kent een aantal beperkingen, een daarvan is een mogelijke andere verklaring voor de sociaal emotionele problemen en gedragsproblemen bij normaal ontwikkelde kinderen. In dit onderzoek is geen aandacht besteed aan de omgevingsfactoren van het gezin. Omgevingsfactoren behoren ook tot het transactionele model en ook de omgevingsfactoren kunnen van invloed zijn op kind en ouder functioneren. Er zijn helaas geen gegevens verkregen over het opleidingsniveau van moeder, ook zijn er geen gegevens verkregen over de sociaal emotionele status van een gezin. Omdat in dit onderzoek enkel normaal ontwikkelde kinderen werden onderzocht is een mogelijke alternatieve verklaring te

(18)

18 vinden binnen de aanwezigheid van een lichamelijke- of verstandelijke handicap, stoornissen binnen het autistisch spectrum en aandacht stoornissen uitgesloten. Daarbij wordt er in het onderzoek naar gedragsproblemen en opvoedstress gebruikt gemaakt van kinderen die al enigszins gedragsproblemen tonen (Morgan et al., 2002; Williford et al., 2007).

Nog een beperking van het onderzoek is dat er slechts gebruik is gemaakt van twee verschillende meetinstrumenten, namelijk vragenlijsten en observaties. Zodoende is er een tekortkoming ontstaan, te weten de subjectiviteit van de verkregen gegevens via de metingen. Wanneer er in onderzoek gebruik wordt gemaakt van vragenlijsten ingevuld door de ouder om het gedrag van het kind weer te geven is er geen sprake van objectiviteit. Ouders hebben namelijk altijd een band met hun kind waardoor ze de vragenlijsten niet altijd even objectief invullen. In de beschreven onderzoeken werden sociaal emotionele problemen en gedragsproblemen werden gemeten aan de hand van vragenlijsten. Daartegen over staat een sterk punt dat sociaal wenselijke antwoorden worden vermeden door opvoedgedragingen van moeders te meten aan de hand van observaties.

Een voorbeeld van een onderzoek waarin gebruikt wordt gemaakt van een ander meetinstrument is het onderzoek van Buodo, Moscardiono, Scrimin, Altoè en Palomba (2013) waarin de emotionele reactiviteit van kinderen wordt gemeten aan de hand van Skin Conductance Responses (SCRs). In dit onderzoek wordt de emotionele reactiviteit van kinderen als verklarende variabele beschouwd tussen opvoedstress en probleemgedrag van een kind. De SCRs van kinderen werden gemeten gedurende een aangename, neutrale en onaangename foto. Moeders volbrachten een vragenlijst (PSI) om de mate van opvoedstress van te stellen en een vragenlijst (CBCL) om de mate van gedragsproblemen bij het kind vast te stellen. Opvallend is dat kinderen ook zelf een vragenlijst hebben ingevuld om de mate van de gedragsproblemen vast te stellen. Door het gebruik van SCRs en het feit dat kinderen zelf een vragenlijst invulden is getracht om de subjectiviteit zo veel mogelijk te minimaliseren.

(19)

Bevindingen suggereren dat een hoog niveau van opvoedstress zorgt voor een laag niveau van SCRs op emotionele stimuli bij kinderen wat samenhangt met meer kwetsbaarheid voor gedragsproblemen (Buodo, Moscardiono, Scrimin, Altoè en Palomba, 2013)

Een tweede voorbeeld van een onderzoek waarin gebruikt wordt gemaakt van een ander meetinstrument is een onderzoek van Pendry en Adam (2007) waarin de relatie tussen opvoedvaardigheden van ouders en het cortisol niveau van kinderen en ouders wordt onderzocht. Het cortisol niveau van kinderen en van ouders werd gedurende twee weken twee maal per dag vast gesteld. Cortisol wordt het stresshormoon genoemd omdat het vrijkomt bij elke vorm van stress. Door het meten van de cortisol waardes bij zowel kinderen als diens ouders is er geen mogelijkheid tot subjectiviteit wat betreft de metingen van het stress niveau. Er werd geconcludeerd dat een hoge kwaliteit van sensitief en warm opvoeden samenhing met een laag cortisol niveau van kinderen (Pendry & Adam, 2007).

Door de wisselwerking tussen ouder en kind is het lastig aan te duiden welke elementen precies een oorzaak of gevolg van opvoedstress zijn. Hoe dan ook is opvoedstress van invloed op het opvoedgedrag van moeder en opvoedstress is de determinant van dis disfunctioneel ouderschap (Östberg & Hagekull, 2000), desondanks is een lineair verband tussen opvoedstress en disfunctioneel opvoedgedrag van moeder niet te onderbouwen (Abidin, 1992). Bovendien hangt het opvoedgedrag van moeder samen met bepaalde problemen bij kinderen, hierdoor is er een indirect verband tussen opvoedstress van moeder en sociaal emotionele problemen en gedragsproblemen bij het kind (Coplan et al., 2003). De continue wisselwerking tussen ouder en kind wat wordt bevestigd door het transactionele model waarin gesteld wordt dat er bij problematiek van kinderen geen enkelvoudige causale verbanden bestaan. Hierdoor is duidelijk geworden de opvoedstress in verband staat met negatieve gevolgen voor het kind, echter is de richting van het verband niet aan te geven.

(20)

20 Tot slot is het vergroten van kennis over de gevolgen voor jonge kinderen van opvoedstress bij moeder van belang gezien het feit dat opvoedstress veel voorkomt binnen Nederlandse gezinnen. Door meer inzicht kunnen sociaal emotionele problemen en gedragsproblemen bij kinderen voorkomen of verminderd worden, waardoor kinderen minder vatbaar zijn voor psychopathologie en problemen met leeftijdsgenoten. Daarnaast hangen sociaal emotionele competenties samen met de daadkracht en de zelfredzaamheid waarmee een persoon zich staande kan houden in de sociale omgang met anderen. Verder zorgen goede sociaal emotionele competenties ervoor dat sociale doelen behaald kunnen worden. Door het voorkomen van gedragsproblemen bij kinderen wordt de kans dat zij zich gaan bezig houden met criminaliteit kleiner. In vervolgonderzoek zou er rekening gehouden kunnen worden met de genoemde beperkingen van dit onderzoek.

.

Literatuur

Abidin, R. R. (Ed.), (1983). Parenting Stress Index Manuel. Charlottesville, VA: Pediatric Psychology Press.

Abidin, R. R. (1990). Introduction to the special issue: The stresses of parenting. Journal of

Clinical Child Psychology, 19, 298-302. doi:10.1207/s15374424jccp1904_1

Abidin, R. R. (1992). The determinants of parenting behavior. Journal of Clinical Child

Psychology, 21, 407-412. doi:10.1207/s15374424jccp2104_12

Abidin, R. R. (1995). Manual for the parenting stress index. Odessa, FL: Psychological Assessment Resources.

Achenbach, T. M. (2001). Manual for the child behavior checklist, 4-18. Burlington: University of Vermont, Department of Psychiatry.

Ainsworth, M. D. S. (1989). Attachment Beyond Infancy. American Psychologist. 44(4). 709- 716. doi:00000487-198904000-00042

(21)

Anhalt, K., Telzrow, C. F., & Brown, C. L. (2007). Maternal stress and emotional status during the perinatal period and childhood adjustment. School Psychology Quarterly,

22, 1, 74 –90. doi.org/10.1037/1045-3830.22.1.74

Anthony, L. G., Anthony, B. J., Glanville, D. N., Naiman, D. Q., Waanders, C., & Shaffer, S. (2005). The relationship between stress, parenting behavior and preschoolers social competence and behavior problems in the classroom. Infant and Child

Development, 14, 133-154. doi:10.1002/icd.385

Aplleyard, K., Egeland, B., van Dulmen, M. H. M., & Sroufe, L. A. (2005). When more is not better: the role of cumulative risk in child behavior outcomes. Journal of Child

Psychology and Psychiatry, 46, 235-245. doi: 10.1111/j.1469-7610.2004.00351.x

Bagner, D.M., Sheinkopf, S.J., Miller-Loncar, C., LaGasse, L.L., Lester, B.M., Liu, J.,…Das, A. (2009). The effect of parenting stress on child behavior problems in high-risk children with prenatal drug exposure. Child Psychiatry and Human Development, 40, 73-84. doi: 10.1007/s10578-008-0109-6

Barry, T. D., Dunlap, S. T., Cotten, S. J., Lochman, J. E., & Wells, K. C. (2005). The influence of maternal stress and distress on disruptive behavior problems in boys.

Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 44, 265–273.

doi:10.1097/00004583-200503000-00011

Baumrind, D. (1980). New directions in socialization research. American Psychologist, 35, 639. doi: 10.1037/0003-066X.35.7.639

Begeer, S. & Albrecht, G. (2009). Diagnostiek van de sociaal-emotionele ontwikkeling. In Kievit, J.A. Tak & J.D. Bosch (Eds.), Handboek Psychodiagnostiek voor de

hulpverlening aan kinderen (p. 607-656). Utrecht, Nederland: De Tijdstroom.

Belsky, J. (1984). The determinants of parenting: A process model. Child Development, 55, 83-96. doi: http://www.jstor.org/stable/1129836

(22)

22 Belsky, J., Woodworth, S., & Crnic, K. (1996). Troubled family interaction during

toddlerhood. Development and Psychopathology, 8, 477-495. doi:http://dx.doi.org/10.1017/S0954579400007227

Benzies, R.N., Harrison, M.J., & Magill-Evans, J. (2004). Parenting stress, marital quality, and child behavior problems at age 7 years. Public Health Nursing, 21, 111-121. doi: 10.1111/j.0737-1209.2004.021204.

Blissett, A., & Haycraft, E. (2008). Are parenting style and controlling feeding practices related? Else4, Appetite 50, 477–485. doi: 10.1016/j.appet.2007.10.003

Bornstein, M. H., Hahn, C. S., & Haynes, O. M. (2010). Social competence, externalizing and internalizing behavioral adjustment from early childhood through early

adolescence: Developmental cascades. Development and Psychopathology, 22, 717-735. doi:10.1017/S0954579410000416

Brock, A. J. L. L. de, Vermulst, A. A., Gerris, J. R. M. & Abidin, R. R. (1992). Nijmeegse

Ouderlijke Stress Index: meetinstrument voor de vaststelling van stress bij opvoeders: een uitgebreide versie (NOSI) voor psychodiagnostische doeleind en een verkorte versie (NOSIK) voor signaleringsdoeleinden. Swets & Zeitlinger.

Bronfenbrenner, U. (1979). The ecology of human development. Experiments by nature and

design. Cambridge: Harvard University Presss.

Brook, J. S., Zheng, L., Whiteman, M., & Brook, D. W. (2001). Aggression in toddlers: Association with parenting and marital relations. Journal of Genetic Psychology,

162, 285–315. doi:10.1080/00221320109597963

Buodo, G., Moscardino, U., Scrimin, S., Altoe, G., & Palomba, D. (2013). Parenting stress and externalizing behavior symptoms in children: The impact of emotional reactivity.

Child Psychiatry and Human Development, 44, 786-797. doi:10.1007/s10578-013-

(23)

Caldera, Y. M., & Lindsey, E. W. (2006). Mother–father–child triadic interaction and mother–child dyadic interaction: Gender differences within and be2n contexts.

Sex Roles, 55, 511-521. doi:10.1007/s11199-006-9106-z

Coplan, R. J., Bowker, A., & Cooper, S. M. (2003). Parenting daily hassles, child

temperament, and social adjustment in preschool. Early Childhood Research

Quarterly, 18(3), 376-395. doi:10.1016/S0885-2006(03)00045-0

Costa, N. M., Weems, C. F., Pellerin, K., & Dalton, R. (2006). Parenting stress and

child psychopathology: An examination of specificity to internalizing and externalizing symptoms. Journal of Psychopathology and Behavioral Assessment, 28, 113-122. doi:10.1007/s10862-006-7489-3

Coyne, J. C., Thompson, R., & Palmer, S, C. (2002). Marital quality, coping with conflict, marital complaints, and affection in couples with a depressed wife. Journal of Family

Psychology, 16, 26–37. doi.org/10.1037/0893-3200.16.1.26

Crnic, K. A., & Greenberg, M. T. (1990). Minor parenting stresses with young children.

Child Development, 61, 1628–1637. doi: 10.1111/j.1467-8624.1990.tb02889.x

Crnic, K. A., & Low, C. (2002). Everyday stresses and parenting. In Bornstein, M.H. (Eds.),

Handbook of Parenting. Volume 5 Practical Issues in Parenting. New Jersey:

Lawrence Erlbaum Associates Inc. Publishers.

Crnic, K. A., Gaze, C., & Hoffman, C. (2005). Cumulative parenting stress across the preschool period: Relations to maternal parenting and child behavior at age 5.

Infant and Child Development, 14, 117-132. doi:10.1002/icd.384

Deater-Deckard, K. (1998). Parenting stress and child adjustment: Some old hypotheses and new questions. Clinical Psychology: Science and Practice, 5, 314-332. doi:10.1111/j.1468-2850.1998.tb00152.x

(24)

24 (2001). Preschoolers at play: Co-socialisers of emotional and social competence.

International Journal of Behavioral Development, 25, 290-301. doi:

10.1080/016502501143000067

Ereky-Stevens, K. (2008). Associations between mothers's sensitivity to their infants internal states and children's later understanding of mind and emotion. Infant and

Child Development, 17, 527-543. doi:10.1002/icd.572

Fairbrother, N., & Woody, S. R. (2008). New mothers’ thoughts of harm related to the newborn. Archives of Women’s Mental Health, 11, 221–229. doi:10.1007/s00737- 008-0016-7

Feldman, R., Eidelman, A. I., & Rotenberg, N. (2004). Parenting stress, infant emotion regulation, maternal sensitivity, and the cognitive development of triplets: A model for parent and child influences in a unique ecology. Child Development, 75, 1774- 1791. doi:0009-3920/2004/7506-0011

Feldman, R., Dollberg, D., & Nadam, R. (2011). The expression and regulation of anger in toddlers: Relations to maternal behavior and mental representations. Infant Behavior

and Development, 34, 310-320. doi:10.1016/j.infbeh.2011.02.001

Freeman, N. L., Perry, A., & Factor, D. C. (1991). Child behaviors as stressors: Replicating and extending the use of the CARS as a measure of stress: A research note. Journal of

Child Psychology and Psychiatry, and Allied Disciplines, 32, 1025-1030. doi:

10.1111/j.1469-7610.1991.tb01927.x

Gross, J. J. (1998). The emerging field of emotion regulation: an integrative review. Review of

Gerneral Psychology, 2, 271-299. doi:org/10.1037/1089-2680.2.3.271

Hall, L. A., Rayens, M.K., & Peden, A.R. (2008). Maternal factors associated with child behaviour. Journal of Nursing Scholarship, 40, 124-130. doi: 10.1111/j.1547- 5069.2008.00216.x

(25)

Hazan, C., & Shaver, P. (1987). Romantic love conceptualized as an attachment process. Journal of Personality and Social Psychology, 52, 511-524. doi.org/10.1037/0022-3514.52.3.511

Ispa, J. M., Fine, M. A., Halgunseth, L. C., Harper, S., Robinson, J., Boyce, L.,…Brady- Smith, C. (2004). Maternal intrusiveness, maternal warmth and mother-toddler relationship outcomes: Variations across low-income ethnic and acculturation groups. Child Development, 75, 1613-1631. doi:10.1111/j.1467-8624.2004.00806.x Jutel, A., & Nettleton, S. (2011). Towards a sociology of diagnosis: reflections and

opportunities. Social science & medicine, 73(6), 793-800. doi: 10.1016/j.socscimed.2011.07.014

Kazdin, A. E. (1995). Conduct Disorders in Childhood and Adolescence, 2nd ed. Thousand Oaks, CA: Sage. doi:10.1097/00004583-199903000-00009

Kolevzon, A., Gross, R., & Reichenberg, A. (2007). Prenatal and Perinatal Risk Factors for Autism: A Review and Integration of Findings. Archives of Pediatric and Adolescent

Medicine, 161, 326–333. doi:10.1001/archpedi.161.4.326

Loeber, R. (1990). Development and risk factors of juvenile antisocial behavior and

delinquency. Clinical Psychology Review, 10, 1–42. doi:10.1016/0272-7358(90)90105-J

Mills-Koonce, W. R., Gariepy, J. L., Propper, C., Sutton, K., Calkins, S., Moore, G., & Cox, M. (2007). Infant and parent factors associated with early maternal sensitivity: A caregiver-attachment systems approach. Infant Behavior and Development, 30, 114–126. doi:10.1016/j.infbeh.2006.11.010

Morgan, J., Robinson, D., & Aldridge, J. (2002). Parenting stress and externalizing child behavior. Child and Family Social Work, 7: 219-225. doi:10.1046/j.1365-2206.2002.00242.x

(26)

26 Morris, A. S., Silk, L.S., Steinberg, L., Myers, S. S., & Robinson, L. R. (2007). The role of

the family context in the development of emotion regulation. Social Development, 16, 361-3883. doi: 10.1111/j.1467-9507.2007.00389.x

National Institute of Child Health and Human Development (NICHD) Early Child Care Research (2005). Social functioning in first grade: Associations with earlier home and childcare predictors and with current classroom experiences. Child Development,

74, 1639-1662. doi:10.1046/j.1467-8624.2003.00629.x

Nelson, J. R., Stage, S., Duppong-Hurley, K., Synhorst, L., & Epstein, M. H. (2007).

Risk factors predictive of the problem behavior of children at risk for emotional and behavioral disorders. Exceptional Children, 73, 367-379. doi: 10.1177/001440290707300306

Östberg, M., & Hagekull, B. (2000). A structural modeling approach to the understanding of parenting stress. Journal of Clinical Child Psychology, 29(4), 615-625.

doi:10.1207/S15374424JCCP2904_13

Östberg, M., & Hagekull, B. (2013). Parenting stress and external stressors as predictors of maternal ratings of child adjustment. Scandinavian Journal of Psychology, 54, 213– 221. doi:10.1111/sjop.12045

Patterson, G. R. (1982). Coercive family process. Oregon: Castalia Publishing Company, Eugene. doi: 10.1016/S0005-7894(84)80046-5

Pendry, P., & Adam, E. K. (2007) Associations between parents material functioning, maternal parenting quality, maternal emotion and child cortisol levels. International

Journal of Behavioral Development, 31, 218-231. doi: 10.1177/0165025407074634

Qi, C. H., & Kaiser, A. P. (2003). Behavior problems of preschool children from low-income families: Review of the literature. Topics in Early Childhood Special Education, 23, 188–216. doi: 10.1177/02711214030230040201

(27)

Renk, K., Roddenberry, A., Oliveros, A., & Sieger, K. (2007). The relation of maternal characteristics and perceptions of children to children’s emotional and behavioural problems. Child and Family Behavior Therapy, 29, 37-57.

doi:10.1300/J019v29n01_03

Roelofs, J., Meesters, C., Huurne, M. ter., Bamelis, L., & Muris, P. (2006). On the links between attachment style, parental rearing behaviors, and internalizing and

externalizing problems in non-clinical children. Journal of Child and Family Studies,

15, 331-344. doi: 10.1007/s10826-006-9025-1

Rubin, K. H., Burgess, K. B., & Hastings, P. D. (2002). Stability and social-behavioral consequences of toddlers’ inhibited temperament and parenting behaviors. Child

Development, 73, 483-495. doi:10.1111/1467-8624.00419

Rubin, K. H., Cheah, C. S. L., & Fox, N. (2001). Emotion regulation, parenting and display of social reticence in preschoolers. Early Education and Development, 12, 97-115. doi:10.1207/s15566935eed1201_6

Schaffer, H. R. (1996). Social Development. Oxford: Blackwell Publishing.

Victor, M. A., Bernat, D. H., Bernstein, G. A., & Layne, A. E. (2006). Effects of parent and family characteristics on treatment outcome of anxious children. Journal of Anxiety

Disorders, 21, 835–848. doi:10.1016/j.janxdis.2006.11.005

Szabo, N., Dekovic, M., Van Aken, C., Verhoeven, M., Van Aken, M. A. G., & Junger, M. (2008). The relations among child negative interactive behavior, child

temperament, and maternal behavior. Early Childhood Research Quarterly, 23, 366-377. doi:10.1016/j.ecresq.2008.01.004

Webster-Stratton, C. (1990). Stress: A potential disruptor of parent perceptions and family interactions. Journal of Clinical Child Psychology, 19 (4), 302-312. doi:10.1207/s15374424jccp1904_2

(28)

28 Williford, A. P., Calkins, S. D., & Keane, S. P. (2007). Predicting change in parenting stress

across early childhood: Child and maternal factors. Journal of Abnomal Child

Psychology, 35, 251-263. doi: 10.1007/s10802-006-9082-3

Yaman, A., Mesman, J., Ijzendoorn van, M. H., & Bakermans- Kranenburg, M. J. (2010). Perceived family stress, parenting efficacy, and child externalizing behaviors in second-generation immigrant mothers. Social Psychiatry and Psychiatric

Epidemiology, 45, 505-512. doi: 10.1007/s00127-009-0097-2

Website

J/M voor moeders. Geraadpleegd op vrijdag 3 oktober 2014, van http://blog.jmmoeders.nl/2010/09/opvoedstress/

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Interestingly, whereas Aquarius haloes B and E contain the least massive galaxies in terms of total stellar mass ( S13 ), they have the largest fraction of accreted spheroid

These values for the maximum deflection angles are deducted from the maximum range of motion which could be obtained by this joint design while maintaining high support

The increasing availability of human induced pluripotent stem cells (hiPSC) derived from healthy individuals and patients have accelerated advances in developing experimental in

Keywords: Sport coaches, human resources, performance appraisal, feedback, appraiser, expectations,

Why do vulture funds employ more aggressive strategies to demand sovereign debt repayments than the banking sector.. Understanding this question is increasingly becoming

Ingrid Oonk van de gemeente Lochem vertelt in De Stentor van 2004 (23 april): “Daar komt bij dat Staring met zijn gedichten onze regio heel goed onder de aandacht kan

responsibilities’ pillar structure, Ban effectively drops the responsibility to rebuild from the principle. The new pillar structure than works with a prevent / assist /

Wij klagen burgemeester Van Thijn, zijn wethouders, zijn commissarissen en andere functionarissen van de politie, zijn voorgangers en alle andere politiek