• No results found

Sociale of persoonlijke macht : hoe neemt een leider zijn groep ondergeschikten waar?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sociale of persoonlijke macht : hoe neemt een leider zijn groep ondergeschikten waar?"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sociale of persoonlijke macht: Hoe neemt een leider

zijn groep ondergeschikten waar?

Elisa Wessel

Datum: 5 maart 2015 Studentnummer: 6080278 Begeleider: Dr. A.C. Homan

(2)

- 1 - Abstract

De invloed van macht op aandacht en diversiteitspercepties werd onderzocht bij een groep van 161 deelnemers. Macht werd opgesplitst in sociale en persoonlijke macht, de deelnemers werden random toegewezen aan de sociale of persoonlijke macht conditie. Er werd een situatie geschetst waarin de deelnemers macht hadden over een groep ondergeschikten. Aandacht werd gemeten door de tijd dat de deelnemers naar hun ondergeschikten keken te meten en diversiteitspercepties werden gemeten aan de hand van een vragenlijst. Er werden geen verschillen gevonden in de mate van aandacht en diversiteitspercepties tussen de groepen. Uit het onderzoek kwam dan ook naar voren dat er geen verschil is tussen het hebben van persoonlijke of sociale macht en de manier waarop een groep ondergeschikten wordt waargenomen.

Inleiding

Er is al veel onderzoek gedaan naar macht en hoe dit ons leven beïnvloedt (Guinote & Philips, 2010). Dagelijks worden en beslissingen genomen door mensen met macht die van invloed kunnen zijn op ons allemaal (Weick & Guinote, 2008). Macht is dan ook een interessant onderwerp aangezien iedereen om ons heen wel eens afhankelijk is van iemand met macht, en wij allemaal in situaties terecht komen waarin we macht hebben over anderen. Het gedrag van mensen wordt beïnvloed door het hebben van macht, en macht kan verschillende gevolgen hebben voor de personen die geen macht bezitten (Fiske, 1993; Goodwin, Gubin, Fiske, & Yzerbyt, 2000). Macht heeft namelijk onder andere invloed op de mate van stereotyperen, op de mate van aandacht en op de manier waarop wij dingen waarnemen (Lammers, Stoker, & Stapel, 2009; Goodwin, 1998; Guinote, Judd, & Brauer, 2002). Doordat macht invloed heeft op de manier waarop wij naar mensen en dingen kijken is het van belang om meer te weten te komen over de verschillende factoren die hier van invloed op zijn. Dit kan ons namelijk

(3)

- 2 -

inzicht verschaffen over hoe groepen functioneren en hoe leiders hier invloed op hebben. Het huidige onderzoek zal gaan kijken naar de invloed van macht op aandacht en

diversiteitspercepties.

Macht kan op verschillende manieren worden gedefinieerd maar de algemeen

geaccepteerde definitie van macht is controle hebben over de uitkomsten van anderen (Fiske, 1993). Mensen die controle hebben over de uitkomsten van anderen zijn dan ook machtig. Mensen waarvan de uitkomsten afhankelijk zijn van anderen zijn juist machteloos (Goodwin et al., 2000). Uit het onderzoek van Fiske (1993) komt naar voren dat mensen die geen macht bezitten meer aandacht schenken aan degenen met macht omdat ze van hen afhankelijk zijn. Mensen met macht hebben juist minder aandacht voor degenen die geen macht hebben omdat zij niet van hen afhankelijk zijn. Hieruit kan worden opgemaakt dat het al dan niet hebben van macht en afhankelijkheid van invloed zijn op de mate van aandacht.

Mensen worden dagelijks blootgesteld aan grote hoeveelheden van informatie, maar niet al deze informatie krijgt evenveel aandacht. Dit gebeurt met een reden. Het selectief verwerken van informatie zorgt er namelijk voor dat mensen de informatie kunnen ordenen, dat mensen betekenis kunnen geven aan de informatie, en het helpt mensen om hun gedrag te sturen. De mogelijkheid om informatie selectief te verwerken beïnvloedt namelijk het gedrag, het oordeel en de percepties van mensen (Guinote, 2007). Mensen zijn dan ook vanuit

zichzelf al selectief in hun mate van aandacht.

Een van de soorten van informatie waaraan leiders aandacht kunnen schenken zijn hun ondergeschikten. Al sinds de oudheid werken mensen samen, de gehele geschiedenis van de mens bestaat uit samenwerken in groepen (Kozlowski & Ilgen, 2006). Organisaties maken steeds meer gebruik van groepen (Ilgen, 1999), omdat groepen een positief effect op

creativiteit en besluitvorming kunnen hebben. Door de toenemende globalisering ontstaat er bij organisaties de druk om te groeien en te ontwikkelen. Door deze druk is er de behoefte aan

(4)

- 3 -

diversiteit in vaardigheden en ervaringen, daarnaast is er steeds meer behoefte aan het snel kunnen schakelen en wordt er een beroep gedaan op flexibiliteit. Groepen kunnen aan deze behoeftes voldoen, waar individuen deze organisatie veranderingen niet alleen bij kunnen benen (Kozlowski & Bell, 2003). Het goed kunnen waarnemen van de mogelijkheden van groepen zou kunnen helpen bij het aansturen van de groep (Kozlowski & Ilgen, 2006). Een van de cruciale kenmerken waar leiders op kunnen letten, is de samenstelling van de groep (van Knippenberg, De Dreu, & Homan, 2004). Diversiteit in de groep leidt tot potentieel een grotere hoeveelheid informatie en kennis dan homogeniteit, mits de groep in staat is om deze verschillen effectief te benutten (van Knippenberg & Schippers, 2007). Het zou dan ook effectief kunnen zijn voor een leider om de verschillende kenmerken van de leden van hun teams waar te nemen (Homan & Greer, 2013). Uit onderzoek van Polzer, Milton en Swann, Jr. (2002) blijkt namelijk dat teams effectiever presteren als zij hun unieke eigenschappen laten zien in plaats van dat zij deze eigenschappen verbergen. De vraag is echter of leiders meer of minder geneigd zijn om de verschillen tussen hun groepsleden waar te nemen. Het onderzoek hiernaar binnen de literatuur naar macht laat echter tegenstrijdige effecten zien. Aangezien veel teams aangestuurd worden door leiders, en zij in staat moeten kunnen zijn om de verschillen tussen teamleden op een goede manier te benutten, is het relevant om te kijken of het ervaren van macht van invloed is op de mate waarin verschillen tussen de groepsleden worden waargenomen.

Onderzoek van Guinote (2007) heeft laten zien dat macht invloed heeft op waar mensen hun aandacht op richten en dat hier verschillen in bestaan tussen mensen met of zonder macht. Zo kwam bijvoorbeeld uit onderzoek Fiske en Depret (1996) dat mensen met macht meer aandacht schenken aan stereotypische informatie en minder aandacht schenken aan individualiserende informatie in vergelijking met mensen zonder macht. Hierdoor worden stereotypes in stand gehouden en zullen individuele verschillen minder snel worden

(5)

- 4 -

waargenomen. Uit onderzoek van Goodwin (1998) komt bijvoorbeeld naar voren dat mensen met macht aandacht strategieën gebruiken die stereotypes in stand houden. Mensen met macht negeren namelijk informatie die stereotypes tegen spreken (by default) maar schenken

daarnaast juist meer aandacht aan informatie die stereotypes versterken (by design). Dit geldt niet alleen voor individuen maar ook voor groepen met macht. Uit verschillende onderzoeken is namelijk naar voren gekomen dat de outgroup als minder verschillend wordt ervaren dan de ingroup (the outgroup homogeneity effect). Dit heeft ook effect op het gebruik van

stereotypes, want als er niet op individuele verschillen wordt gelet of deze verschillen worden niet opgemerkt dan is het aannemelijk dat het oordeel over een individueel groepslid ook gebaseerd is op stereotypes (Guinote et al., 2002). De hierboven beschreven onderzoeken laten zien dat mensen met macht selectief zijn in hun mate van aandacht, en dat stereotypes in stand worden gehouden waardoor individuele verschillen niet worden opgemerkt. Onderzoek van bijvoorbeeld Overbeck en Park (2001) laat echter zien dat machtige mensen wel degelijk meer individualiserende informatie kunnen opmerken maar dit is wel afhankelijk van de hoeveelheid verantwoordelijkheden die de leiders hadden. Deze inconsistentie vraagt om verder onderzoek, zodat er gekeken kan worden of de manier waarop macht beleefd wordt misschien van invloed is op de mate van aandacht die machtige mensen schenken aan hun ondergeschikten en of individuele verschillen wel of niet worden opgemerkt.

Macht zorgt er ook voor dat de sociale afstand toeneemt tussen mensen (Magee & Smith, 2013). Dit zorgt voor een mindset waardoor machtige mensen zich minder verbonden voelen met anderen dan minder machtige mensen, waardoor mensen de voorkeur hebben om dingen alleen te doen (Lammers, Galinsky, Gordijn, & Otten, 2012). Macht kan dan ook leiden tot stereotypes door de gebrekkige mate van aandacht die leden van hoog machtige groepen aan hun omgeving besteden. Dit zou kunnen betekenen dat machtige mensen minder aandacht zullen schenken aan hun ondergeschikten en daarmee geneigd zijn om een groep als

(6)

- 5 -

één geheel te zien. Machtige mensen vinden het namelijk minder nodig en hebben minder cognitieve energie om aandacht te schenken aan hun omgeving (Fiske, 1993). Als gevolg daarvan zijn ze eerder geneigd om te denken in heuristieken en zal macht er voor zorgen dat men minder individualiseert. Hoog machtige mensen zullen dan waarschijnlijk minder

individuele verschillen zien tussen mensen dan minder machtige mensen. Hoe zij hun groepen dan wel waarnemen kan mogelijk twee kanten op gaan. Aan de ene kant kan het zo zijn dat ze de groep als geheel als minder variabel gaan zien (group homogeneity). Aan de andere kant zou macht er toe kunnen leiden dat leiders hun groep gaan opdelen in makkelijk waar te nemen subgroepen (e.g., op basis van sekse of ras). Om dit probleem te ondervangen zal er exploratief gekeken naar subgroep perceptie, zodat er onderzocht kan worden of macht invloed heeft op het opmerken van unieke verschillen tussen individuen en niet zo zeer alleen om het zien van verschillen. Als machtige mensen namelijk subgroepen creëren zien zij wel degelijk verschillen, echter zijn dit niet individuele verschillen (Homan, Greer, Jehn, & Koning, 2010), maar verschillen die het heuristisch makkelijk maken om de groep aan te sturen (Tajfel & Turner, 1986).

Hierboven heb ik geïllustreerd hoe aan de hand van het eerdere onderzoek naar macht het algemene idee is dat macht stereotyperen in de hand werkt (Fiske, 1993; Goodwin et., 1998; 2000; Guinote et al., 2002). Echter in recenter onderzoek is hier een nuance in aangebracht. Het blijkt dat mensen met macht wel degelijk onderscheid kunnen maken en aandacht kunnen schenken aan individuele verschillen maar dan alleen onder bepaalde omstandigheden. Bijvoorbeeld wanneer het nodig is voor een taak die zij uit moeten voeren (Overbeck & Park, 2001) of om hun doelen te behalen (Weick & Guinote, 2008). Zo laat het hierboven al beschreven onderzoek van Guinote (2007) zien dat mensen met macht selectief aandacht schenken aan informatie afhankelijk van wat belangrijk is voor hen.

(7)

- 6 -

Een persoon met macht kan verschillende motieven hebben waardoor er mogelijk verschillende effecten worden gevonden voor aandacht en diversiteitspercepties, afhankelijk van het type macht dat iemand bezit. In dit verband, wordt er in recentere literatuur een onderscheid gemaakt tussen persoonlijke en sociale macht (Lammers et al., 2009). Persoonlijke macht is het hebben van macht over zichzelf en het vrij zijn van invloed van anderen. Hierdoor hoeven mensen met persoonlijke macht zich niet druk of zorgen te maken over anderen of hun sociale omgeving, zij zijn onafhankelijk van anderen. Dit houdt in dat zij kunnen krijgen wat zij willen zonder dat zij daar anderen voor nodig hebben. Sociale macht is juist het hebben van macht over anderen en het kunnen beïnvloeden van het gedrag van anderen. Hierdoor voelen mensen met sociale macht zich verantwoordelijk voor hun ondergeschikten, zij moeten er namelijk voor zorgen dat er dingen gedaan worden. Sociale macht wordt dan ook geassocieerd met afhankelijkheid van anderen in plaats van

onafhankelijkheid van anderen, zoals bij persoonlijke macht het geval is. Dit houdt in dat mensen met sociale macht hun ondergeschikten nodig hebben om hen dingen te laten doen die zij normaal niet zouden doen (Lammers et al., 2009).

In het huidige onderzoek zal gekeken worden of deze twee vormen van macht op verschillende manieren van invloed zijn op de manier waarop een leider zijn groep

ondergeschikten waarneemt. Omdat in de bestaande literatuur het onderscheid tussen de twee vormen van macht en de invloed daarvan op aandacht en diversiteit nog onvoldoende belicht is. De verwachting is dat mensen met persoonlijke macht minder gemotiveerd zijn om extra aandacht te schenken aan hun ondergeschikten en om verschillen tussen hen op te merken omdat ze niet afhankelijk van hen zijn. Deze verwachting komt dus overeen met het eerdere onderzoek naar de effecten van macht. Exploratief zal hier worden onderzocht of ze wel eerder geneigd zijn om in subgroepen te denken. Bij sociale macht is het echter zo dat macht verantwoordelijkheid over de anderen betekent waardoor ze rekening moeten houden met de

(8)

- 7 -

anderen en gemotiveerd zijn om aandacht aan hen te schenken. Er wordt dan ook verwacht dat mensen met sociale macht meer aandacht aan anderen schenken en ook meer individuele verschillen opmerken. Dit vanwege het feit dat de leider verantwoordelijkheid ervaart ten aanzien van de ondergeschikten en op die manier afhankelijk van hen is.

Hypotheses

1. Leiders met sociale macht nemen meer variabiliteit tussen hun ondergeschikten waar dan leiders met persoonlijke macht.

2. Leiders met sociale macht schenken meer aandacht aan hun ondergeschikten dan leiders met persoonlijke macht.

3. De relatie tussen macht en variabiliteitspercepties wordt gemedieerd door aandacht. Exploratief zal er nog gekeken worden naar subgroep perceptie, zodat er onderzocht kan worden of macht invloed heeft op het opmerken van unieke verschillen tussen individuen en niet zo zeer alleen om het zien van verschillen.

Methode

Deelnemers

Honderdeenenzestig personen deden mee aan het onderzoek. Negenenzeventig deelnemers waren eerstejaars studenten van de opleiding psychologie die studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Zij werden beloond met een half proefpersoon punt nadat zij het onderzoek hadden afgerond. Aangezien deelname gebeurde via de Universiteit wordt deze steekproef in het vervolg de UvA-studenten steekproef genoemd. Tweeëntachtig deelnemers zijn geworven via mail en social media, zij namen vrijwillig deel aan het onderzoek. Deze steekproef is geworven vanuit het persoonlijk netwerk en bestond uit werkende, studenten en werklozen. Aangezien deelname vrijwillig was wordt deze steekproef in het vervolg de niet UvA-studenten steekproef genoemd. Van de 161 deelnemers waren er 45 man en 116 vrouw.

(9)

- 8 -

De leeftijd varieerde van 17 tot en met 67 jaar met een gemiddelde leeftijd van 27.50 en een standaarddeviatie van 12.64. De deelnemers werden random toegewezen aan de twee verschillende condities, 79 deelnemers zaten in de sociale macht conditie en 82 deelnemers zaten in de persoonlijke macht conditie. De analyses werden uitgevoerd over zowel de gehele steekproef als over de twee losse steekproeven. Van de 82 deelnemers uit de niet

UvA-studenten steekproef waren er 34 man en 48 vrouw. De gemiddelde leeftijd varieerde van 17 tot en met 67 jaar met een gemiddelde leeftijd van 35.40 en een standaarddeviatie van 13.60. Van de 79 deelnemers uit de studenten steekproef waren er 11 man en 68 vrouw. De leeftijd varieerde van 17 tot en met 26 jaar met een gemiddelde leeftijd van 19.29 en een

standaarddeviatie van 1.41.

Procedure

De deelnemers uit de studentenpopulatie werden geworven via de Universiteit van Amsterdam, en konden via een link naar Qualtrics deelnemen aan het online onderzoek. De deelnemers uit de niet UvA-studenten populatie werden per mail of via social media gevraagd om deel te nemen aan het onderzoek. Deelnemers lazen aan het begin van het onderzoek een informed consent en hier konden zij ook aangeven of ze mee wilden doen aan het onderzoek. Als dit was gedaan dan doorliepen de deelnemers een aangepaste versie van de experimental power prime, deze versie is sinds de publicatie in 2009 aangepast door de auteur om het effect te versterken (Lammers et al., 2009). Zie voor specifieke manipulatie teksten Bijlage A. In de sociale macht conditie kregen de deelnemers de vraag om terug te denken aan een situatie waarin zij macht hadden over anderen en waarin zij anderen stuurden en controleerden. In de persoonlijke macht conditie kregen de deelnemers de vraag om terug te denken aan een situatie waarin zij persoonlijk macht hadden en waarin zij vrij waren van de invloed van anderen. Vervolgens werden ze gevraagd deze herinnering op te schrijven. Deelnemers kregen een tekst vak te zien waarin zij hun situatie konden beschrijven. Nadat de deelnemers

(10)

- 9 -

dit hadden gedaan werd er een scenario geschetst, dit scenario is aangepast naar de steekproef. Aan de niet UvA-studenten steekproef werd verteld dat zij zich moesten inbeelden dat zij aan het hoofd stonden van een organisatie en dat zij een jaar lang samen met een groep

internationale stagiairs allerlei opdrachten moesten uitvoeren. Er werden een aantal van deze opdrachten aan hen beschreven zoals het organiseren van een teamuitje, het werven van nieuwe stagiairs en het organiseren van een afscheidsfeest. Aan de studenten steekproef werd verteld dat zij zich moesten inbeelden dat zij aan het hoofd stonden van een internationale studentenorganisatie en dat zij een jaar lang samen met hun fractieleden allerlei opdrachten moesten uitvoeren. Ook hier werden een aantal opdrachten beschreven zoals het organiseren van een barbecue, het vinden van sponsoren en het organiseren van een afscheidsfeest. Daarna kregen zij een foto te zien van hun stagiairs (deze foto was in iedere conditie gelijk), zie Bijlage C. De foto was gekozen omdat er veel verschillen tussen de groepsleden bestaan zoals sekse en etniciteit. Daarnaast was er gekozen voor zes groepsleden omdat dit een aantal is wat goed te onthouden is maar wat daarnaast nog wel cognitieve energie vraagt. Daarnaast werd er persoonlijke informatie over de individuele stagiairs/ fractieleden gegeven. Deze informatie bevatte voornaam, leeftijd, geboorteland, studie specialisatie en persoonlijkheidstrek.

Diversiteit bestaat namelijk uit verschillende dimensies en er is voor gezorgd dat iedere dimensie terugkomt in de informatie die werd gegeven over de stagiairs/ fractieleden. Diversiteit kan bestaan uit demografische kenmerken (in dit geval leeftijd, gender en geboorteland), uit job-gerelateerde kenmerken (in dit geval studierichting) en uit psychologische kenmerken (in dit geval persoonlijkheid) (van Dijk, van Engen, & van Knippenberg, 2012). Er werd hen gevraagd om de foto goed in zich op te nemen en de informatie over de stagiairs/ fractieleden te lezen. Deelnemers konden zolang als zij wilden kijken naar deze pagina zodat zij informatie over hun ondergeschikten konden vergaren. De deelnemers bepaalden zelf wanneer zij doorklikten naar de volgende pagina. Als zij dit

(11)

- 10 -

hadden gedaan dan volgden er nog een paar pagina’s met een aantal vragenlijsten over de kenmerken van de groepsleden, een vragenlijst om te kijken of de manipulatie effect had, en demografische vragen. Als de deelnemers de vragenlijsten hadden ingevuld werd hen

gevraagd wat zij dachten dat het echte doel van het onderzoek was. Op deze pagina vulden de deelnemers uit de studentenpopulatie ook hun collegekaartnummer in zodat er proefpersoon punten konden worden toegekend aan de deelnemers, deelnemers uit de andere steekproef hebben deze vraag niet te zien gekregen. De laatste pagina van het onderzoek bestond uit de debriefing. Hier konden deelnemers hun emailadres achter laten om informatie te ontvangen over het ware doel van het onderzoek. Daarnaast konden zij aan het einde eventuele kritiek of opmerkingen kwijt.

Materiaal

Manipulatie check. Om te controleren of de manipulatie van macht heeft gewerkt

vulden de deelnemers 3 verschillende vragenlijsten in. De vragen zijn verkregen van

Lammers et al., (2009) en werden beantwoord op een negenpunts Likert-schaal, variërend van helemaal mee eens tot helemaal mee oneens. Vier vragen meten de gevoelens van

persoonlijke macht, een voorbeeld vraag kan zijn: ‘Ik voelde mij onafhankelijk’. Vier vragen meten de gevoelens van sociale macht, een voorbeeld vraag kan zijn: ‘Ik voelde mij

verantwoordelijk’. Macht over het algemeen wordt ook gemeten aan de hand van vier vragen, een voorbeeld vraag kan zijn: ‘Ik voelde mij machtig’. Zie Bijlage B voor de volledige vragenlijst.

De betrouwbaarheid van de vragenlijsten is geanalyseerd aan de hand van Cronbach’s alfa. Vanaf een betrouwbaarheid van α = .70 kan gezegd worden dat een vragenlijst

betrouwbaar is. Voor de vragenlijst van persoonlijke macht gold α = .83, voor de vragenlijst van sociale macht gold α = .83 en voor de vragenlijst van macht in het algemeen gold α = .84.

(12)

- 11 -

Deze alfa’s liggen boven het criterium van .70, er kan dan ook worden aangenomen dat deze vragenlijsten betrouwbaar zijn.

Aandacht. Deelnemers kregen een pagina te zien met daarop de foto’s van hun

ondergeschikten en daarnaast informatie over hun rol in het team en een aantal demografische gegevens. Aan de deelnemers werd gevraagd om kennis te maken met hun ondergeschikten en dat zij verder konden klikken wanneer zij daar klaar voor waren. Aandacht werd gemeten door de tijd dat een deelnemer naar de pagina heeft gekeken te meten.

Perceptie van groep variabiliteit. Deelnemers vulden een vragenlijst in bestaande uit

zes vragen om percepties van variabiliteit te meten. Deze vragen zijn verkregen van Doosje, Ellemers en Spears (1995) en Turban en Jones (1988) en werden beantwoord op een vijfpunts Likert-schaal, variërend van helemaal mee eens tot helemaal mee oneens. Voorbeeldvragen zijn: “Mijn ondergeschikten verschillen van elkaar” en “Mijn ondergeschikten verschillen qua leeftijd niet veel van elkaar”. De betrouwbaarheid van de vragenlijst is geanalyseerd aan de hand van Cronbach’s alfa. Voor de vragenlijst gold α = .70. Deze alfa ligt op het criterium van .70, er kan dan ook worden aangenomen dat deze vragenlijst betrouwbaar is.

Perceptie van subgroepen. Exploratief werd er een vragenlijst meegenomen die de

perceptie van subgroepen meet. Deze vragenlijst bestaat uit een zestal vragen zijn verkregen via Homan, Greer, Jehn en Koning (2010). De vragen werden beantwoord op een zevenpunts Likert-schaal, variërend van helemaal mee eens tot helemaal mee oneens. De zes vragen zijn als volgt: “Als mijn team samenwerkt verdelen zij zich in subgroepen van mensen”, “Mijn team verdeelt zich op in subgroepen”, Mijn team breekt zich op in verschillende kleinere groepen als wij samenwerken”, Als wij beginnen met werken aan een taak dan breekt het hele team op in kleinere teams”, Als wij bezig zijn met een taak beginnen er subgroepen te

ontstaan”, “Tijdens werk gaan subgroepen bij elkaar zitten”. De betrouwbaarheid van de vragenlijst is geanalyseerd aan de hand van Cronbach’s alfa. Voor de vragenlijst gold α = .89.

(13)

- 12 -

Deze alfa ligt boven het criterium van .70, er kan dan ook worden aangenomen dat deze vragenlijst betrouwbaar is.

Resultaten

Manipulatiechecks

Om te controleren of de manipulatie heeft gewerkt werd er gekeken naar de

gemiddelden op de controle vragen en of deze verschilden tussen de twee condities. Dit om te controleren of mensen in de persoonlijke macht of sociale macht conditie ook daadwerkelijk meer persoonlijke macht of sociale macht ervoeren dan mensen in de andere conditie. Daarnaast werd er gekeken naar de hoeveelheid macht die de deelnemers ervoeren

onafhankelijk van de conditie, hier zouden geen verschillen gevonden moeten worden tussen beide condities. Dit is gedaan aan de hand van een onafhankelijke t-toets met een significantie niveau van 0.05. Er werd eerst gekeken naar het verschil in gemiddelden tussen beide

condities op persoonlijke macht. Uit de Levene’s test voor gelijke varianties kwam naar voren dat de varianties van de twee condities gelijk waren. De deelnemers in de persoonlijke macht conditie ervoeren meer persoonlijke macht (M = 8.63, SD = 1.25) dan deelnemers in de sociale macht conditie (M = 7.16, SD = 1.52). Dit verschil was significant, t(159) = -6.11, p < .001. Daarna werd er gekeken naar het verschil in gemiddelden tussen beide condities op sociale macht. Uit de Levene’s test voor gelijke varianties blijkt dat de varianties van de twee condities van elkaar verschilden, p < .001. De deelnemers in de sociale macht conditie

ervoeren meer sociale macht (M = 8.09, SD = 1.06) dan de deelnemers in de persoonlijk macht conditie(M = 5.83, SD = 2.22). Dit verschil was significant, t(128.77) = 7.35, p < .001. Tot slot werd er gekeken naar het verschil in gemiddelden tussen beide condities op macht in het algemeen. Uit de Levene’s test voor gelijke varianties kwam naar voren dat de varianties van de twee condities gelijk waren. Over het algemeen ervoeren de deelnemers in de sociale

(14)

- 13 -

macht conditie meer macht (M = 6.99, SD = 1.60) dan de deelnemers in de persoonlijke macht conditie (M = 6.50, SD = 1.92) maar dit verschil was niet significant, t(159) = 1.78, p = .08

Hypothesetoetsing

Eerst werd geanalyseerd of macht invloed had op de variabiliteitspercepties. Er werd gekeken of er een verschil bestaat in de mate van waargenomen variabiliteit tussen mensen met persoonlijke en sociale macht. Verwacht werd namelijk dat deelnemers in de sociale macht conditie meer verschillen zouden waarnemen dan mensen in de persoonlijke macht conditie. Voor iedere conditie werd de gemiddelde groepsvariabiliteit en bijbehorende standaardafwijking berekend. Een onafhankelijke t-toets is uitgevoerd op deze gemiddeldes met een standaarddeviatie van .05. Uit de Levene’s test voor gelijke varianties kwam naar voren dat de varianties van de twee condities gelijk waren. Er was geen verschil in de waargenomen groepsvariabiliteit tussen deelnemers in de sociale macht conditie (M = 2.31, SD = 0.67) en de deelnemers in de persoonlijke macht conditie (M = 2.19, SD = 0.61), t(159) = -1.31, p = .19. Dit was niet in lijn met de hypothese.

Aangezien de volledige steekproef bestond uit twee sub steekproeven bestaande uit een groep UvA-studenten en een groep niet UvA-studenten, heb ik vervolgens gekeken of er misschien verschillen waren in de reacties van de deelnemers op de manipulatie afhankelijk van de steekproef waartoe zij behoorden. Uit deze verdere analyses bleek een marginale trend. Wat interessant is dat UvA-studenten tegende verwachtingen in hebben gescoord terwijl de niet UvA-studenten wel scoorden zoals verwacht ondanks dat deze resultaten niet significant zijn, F(2,151) = 3.37, p = .07. Voor UvA-studenten was er geen verschil in waarneming van groepsvariabiliteit in de sociale macht conditie (M = 2.11, SD = 0.14) vergeleken met de persoonlijke macht conditie (M = 2.33, SD = 0.15), t(77) = .19, p = .85. Echter de gemiddelden lijken te duiden op een verschil dat tegengesteld is aan onze voorspelling,

(15)

- 14 -

steekproef is de trend wel in lijn met onze verwachting. Niet UvA-studenten in de sociale macht conditie namen meer groepsvariabiliteit (M = 2.31, SD = 0.10) waar dan niet UvA-studenten in de persoonlijke macht conditie (M = 2.07, SD = 0.10), t(80) = 1.68, p = .10.

Daarna werd het verschil in tijd dat de deelnemers uit de sociale en persoonlijke macht conditie naar hun team keken geanalyseerd. Verwacht werd dat deelnemers uit de sociale macht conditie langer keken naar hun team dan deelnemers uit de persoonlijke macht conditie. Voor iedere conditie werd de gemiddelde tijd en standaarddeviatie berekendi. Een onafhankelijke t-toets is uitgevoerd op deze gemiddeldes met een standaarddeviatie van .05. Uit de Levene’s test voor gelijke varianties kwam naar voren dat de varianties van de twee condities gelijk waren. Alhoewel deelnemers in de sociale macht conditie iets langer naar hun team (M = 86.95, SD = 59.32) lijken te kijken dan de deelnemers in de persoonlijke macht conditie (M = 80.49, SD = 50.8) is dit verschil niet significant, t(159) = -.743, p = .46. Dit was niet in lijn met de hypothese. Uitsplitsing naar sub-steekproef levert dezelfde resultaten op.

Aangezien de gevonden resultaten niet in lijn met de verwachtingen zijn is er verder naar de data gekeken. Er is gekeken naar verschillen tussen de condities, de steekproef, leeftijd en sekse, zie tabel 1.

(16)

- 15 - Tabel 1.

Correlaties van Leeftijd, Sekse, Steekproef en Conditie op Groepsvariabiliteit, Aandacht en Subgroep Perceptie.

Aandacht Groepsvariabiliteit Subgroep perceptie

Steekproef Correlatie (r) 0.33 -0.74 0.14 Significantie (p) <0.001 0.35 0.07 Conditie Correlatie (r) -0.06 -0.1 -0.61 Significantie (p) 0.46 0.19 0.44 Sekse Correlatie (r) -0.07 0.15 -0.28 Significantie (p) 0.38 0.07 0.73 Leeftijd Correlatie (r) 0.46 -0.02 0.21 Significantie (p) <0.001 0.81 0.01

Noot. Steekproef is gecodeerd als 0 = UvA-student en 1 = niet UvA-student. Conditie is gecodeerd als 0 =

sociale macht en 1 = persoonlijke macht. Sekse is gecodeerd als 0 = vrouw en 1 = man.

Uit de resultaten kwam naar voren dat leeftijd samenhangt met aandacht, dit houdt in dat hoe ouder iemand is hoe langer deze persoon kijkt naar de foto. Dit verschil is significant.

Daarnaast werd er een samenhang gevonden tussen aandacht en de steekproef. Er werd naar de gemiddelden gekeken en daaruit bleek dat de niet UvA-studenten steekproef (M = 101.34, SD = 61.24) over het algemeen langer keken naar hun groep dan de UvA-studenten

steekproef (M = 65.3, SD = 40.68). Een onafhankelijke t-toets is uitgevoerd op deze

gemiddelden en hieruit blijkt dat het verschil significant is, t(159) = -4.38, p <0.001. Tot slot werd er nog exploratief gekeken naar subgroep perceptie maar hier werden ook geen

resultaten voor gevonden. Er werd wel een marginale trend gevonden. Niet UvA-studenten nemen meer subgroepen waar (M = 4.29, SD = 0.14) dan UvA-studenten (M = 4.03, SD = 0.20).

(17)

- 16 - Discussie

In het huidige onderzoek werd onderzocht of macht invloed heeft op de manier waarop een leider zijn groep ondergeschikten waarneemt. Er werd een onderscheid gemaakt tussen persoonlijke en sociale macht. Uit het onderzoek komt naar voren dat er geen verschil is tussen het hebben van persoonlijke of sociale macht en de manier waarop een groep ondergeschikten wordt waargenomen. Leiders nemen geen verschil in diversiteit waar afhankelijk van het type macht dat zij bezitten en daarnaast zit er ook geen verschil in de aandacht die zij aan hun ondergeschikten schenken.

De gevonden resultaten liggen niet in lijn met de verwachtingen. Mensen met

persoonlijke macht zijn niet afhankelijk van hun ondergeschikten terwijl mensen met sociale macht zich juist verantwoordelijk voelen over de anderen omdat ze van hen afhankelijk zijn (Lammers et al., 2009). Hierdoor werd verwacht dat mensen met persoonlijke macht niet gemotiveerd zouden zijn om extra aandacht aan hun ondergeschikten te schenken terwijl mensen met sociale macht dit juist wel zouden zijn. Uit het huidige onderzoek komt naar voren dat er geen verschillen zijn tussen de beide vormen van macht en de hoeveelheid

aandacht die mensen aan hun ondergeschikten schenken. Dit hoeft echter niet te betekenen dat dit met motivatie te maken heeft aangezien er in het huidige onderzoek niet naar motivatie is gekeken maar alleen naar aandacht. In vervolg onderzoek zou dan ook gekeken kunnen worden of mensen met sociale macht ook daadwerkelijk meer gemotiveerd zijn om hun team te leren kennen dan mensen met persoonlijke macht. Omdat het huidige onderzoek thuis achter een computer gedaan kon worden is er geen controle geweest of deelnemers

daadwerkelijk de informatie goed tot zich hebben genomen. Door ook naar motivatie te kijken kan dit probleem ondervangen worden.

In het onderzoek is ook gekeken naar het verschil in de mate van waargenomen

(18)

- 17 -

resultaten zien in de relatie tussen macht en het waarnemen van diversiteit, terwijl het waarnemen van diversiteit erg belangrijk kan zijn voor de prestaties van een team (Polzer et al., 2002). Zo laat bijvoorbeeld onderzoek van Fiske (1996) en Goodwin (1998) zien dat het hebben van macht stereotypes in de hand werkt waardoor er minder individuele verschillen worden waargenomen terwijl onderzoek van bijvoorbeeld Overbeck en Park (2001) juist laat zien dat mensen met macht wel degelijk in staat zijn om individuele verschillen waar te nemen afhankelijk van hun motieven en verantwoordelijkheid. Het huidige onderzoek heeft hier duidelijkheid over willen geven door een onderscheid te maken tussen persoonlijke en sociale macht omdat de hierboven beschreven onderzoeken hier geen rekening mee hebben gehouden. Het huidige onderzoek heeft echter geen duidelijkheid kunnen scheppen over het waarnemen van diversiteit omdat er geen verschillen zijn gevonden tussen persoonlijke en sociale macht.

Daarnaast is er in het huidige onderzoek gebruik gemaakt van twee verschillende samples, namelijk een UvA-studenten steekproef en een niet UvA-studenten steekproef. Er zijn verschillen gevonden tussen de UvA-studenten en de niet UvA-studenten waardoor vervolg onderzoek gewenst is. Uit het onderzoek komt namelijk naar voren dat UvA-studenten minder aandacht aan hun ondergeschikten schenken dan de niet UvA-UvA-studenten. Daarnaast is de diversiteit die UvA-studenten waarnemen in een andere richting dan de diversiteit die niet UvA-studenten waarnemen. UvA-studenten met sociale macht nemen namelijk minder diversiteit waar dan UvA-studenten met persoonlijke macht en dit is niet in de richting zoals werd verwacht. Terwijl niet UvA-studenten met sociale macht juist wel meer diversiteit waarnemen dan niet UvA-studenten met persoonlijke macht. De vraag is dan ook of het huidige onderzoek wel geschikt is om uit te voeren onder alleen studenten. Het zou namelijk mogelijk kunnen zijn dat studenten zich nog onvoldoende in kunnen leven in een situatie met macht omdat zij nog niet zoveel levenservaring hebben als de oudere groep

(19)

- 18 -

deelnemers. Een andere optie zou kunnen zijn dat de UvA-studenten niet serieus hebben meegedaan aan het onderzoek omdat zij minder aandacht aan hun ondergeschikten schonken dan de niet UvA-studenten steekproef. Dit zou kunnen komen doordat de UvA-studenten aan meerdere onderzoeken per jaar mee doen waardoor zij minder gemotiveerd zouden kunnen zijn en daardoor sneller hebben doorgeklikt in de vragenlijst. De niet UvA-studenten zijn juist mensen die juist extra gemotiveerd waren om het onderzoek serieus in te vullen omdat zij persoonlijk benaderd waren en het belang van het onderzoek inzagen. Vervolg onderzoek zou zich dan ook kunnen richten op een grotere groep niet studerende deelnemers. Omdat de twee groepen deelnemers zulke verschillende antwoorden hebben gegeven in het onderzoek is het lastig om hier conclusies aan te verbinden, vervolg onderzoek zou dit probleem kunnen ondervangen.

Een andere mogelijke verklaring voor het uitblijven van de verwachte effecten zou kunnen zijn dat de foto die gepresenteerd werd aan de deelnemers te makkelijk was. De aanwezigheid van zes personen was misschien onvoldoende om mensen tot heuristisch verwerken aan te zetten, aangezien deze hoeveelheid voor de meeste mensen nog overzichtelijk is. In toekomstig onderzoek is het misschien raadzaam om een foto te gebruiken met een grotere groep mensen. Daarnaast zijn er voor de twee sub-steekproeven verschillende beschrijvingen gebruikt. De beschrijvingen waren anders om zo het scenario voor beide steekproeven relatief geloofwaardig te maken, en dezelfde foto te kunnen

gebruiken. Een mogelijke verklaring voor het kleine verschil dat gevonden is tussen de UvA-studenten steekproef en de steekproef bestaande uit niet-UvA UvA-studenten is dat de

machtsafstand in de UvA studenten steekproef kleiner was dan in het andere steekproef. Bij de niet studenten steekproef betrof het namelijk een groep stagiairs, terwijl bij het UvA-studenten steekproef ging om UvA-studenten (net zoals de deelnemer zelf). Vervolg onderzoek zou dat verschil beter constant kunnen houden.

(20)

- 19 -

Het huidige onderzoek heeft gekeken naar de invloed van persoonlijke en sociale macht op aandacht en diversiteitspercepties. Het onderzoek heeft geen ondersteuning kunnen bieden voor de theorie dat mensen met persoonlijke macht minder gemotiveerd zijn om aandacht aan hun ondergeschikten te schenken en daardoor ook minder diversiteit waarnemen dan mensen met sociale macht. Er zijn echter een aantal opmerkelijke dingen naar voren gekomen waardoor meer onderzoek zeker gewenst is, dit zit hem voornamelijk in de

verschillen tussen de twee steekproeven. Vervolg onderzoek is noodzakelijk omdat het voor organisaties van groot belang is om ervoor te zorgen dat hun groepen zo optimaal mogelijk presteren. Inzicht in de invloed van macht kan hierbij helpen waardoor organisaties hierop kunnen sturen bij hun leiders. In de huidige samenleving is het werken in groepen niet meer weg te denken en je wil deze samenwerking natuurlijk optimaal kunnen benutten.

Literatuur

Bodenhausen, G. V. (2010). Diversity in the person, diversity in the group: Challenges of identity complexity for social perception and social interaction. European Journal of Social Psychology, 40, 1-16.

Doosje, B., Ellemers, N., & Spears, R. (1995). Perceived intragroup variability as a function of group status and identification. Journal of Experimental Social Psychology, 31(5), 410-436.

Fiske, S. T. (1993). Controlling other people: The impact of power on stereotyping. American Psychologist, 48(6), 621-628.

Goodwin, S. A., Gubin, A., & Yzerbyt, V. Y. (2000). Power can bias impression

processes: Stereotyping subordinates by default and by design. Group Processes and Intergroup Relations, 3(3), 227-256.

(21)

- 20 -

Goodwin, S. A., Operario, D., & Fiske, S. T. (1998). Situational power and interpersonal dominance facilitate bias and inequality. Journal of Social Issues, 54(4), 677-698. Guinote, A. (2007). Power affects basic cognition: Increased attentional inhibition and

flexibility. Journal of Experimental Social Psychology, 43, 685-697.

Guinote, A., Judd, C. M., & Brauer, M. (2002). Effects of power on perceived and objective group variability: Evidence that more powerful groups are more variable. Journal of Personality and Social Psychology, 82(5), 708-721.

Guinote, A., & Phillips., A. (2010). Power can increase stereotyping: Evidence from managers and subordinates in the hotel industry. Social Psychology, 41, 3-9. Homan, A. C., & Greer, L. L. (2013). Considering diversity: The positive effects of

considerate leadership in diverse teams. Group Processes & Intergroup Relations, 16, 105-125.

Homan, A. C., Greer, L. L., Jehn, K. A., & Koning, L. (2010). Believing shapes seeing: The impact of diversity beliefs on the construal of group composition. Group Processes & Intergroup Relation, 13(4), 477-493.

Ilgen, D. R. (1999). Teams embedded in organizations: Some implications. American Psychologist, 54(2), 129-139.

Kozlowski, S. W. J., & Bell, B. S. (2003). Work groups and teams in organizations. In W. C. Borman, D. R. Ilgen, & R. J. Klimoski (Eds.), Handbook of psychology (Vol. 12): Industrial and Organizational Psychology (pp. 333-375). New York: Wiley.

Kozlowski, S. W. J., & Ilgen, D. R.(2006). Enhancing the effectiveness of work groups and teams. Psychological Science in the Public Interest, 7(3), 77-124.

Lammers, J., Galinsky, A. D., Gordijn, E. H., & Otten, S. (2008). Illegitimacy moderates the effects of power on approach. Psychological Science, 19(6), 558-564.

(22)

- 21 -

Lammers, J., Galinsky, A. D., Gordijn, E. H., & Otten, S. (2012). Power increases social distance. Social Psychological and Personality Science, 3(3), 282-290.

Lammers, J., Stoker, J. I., & Stapel, D. A. (2009). Differentiating social and personal power: Opposite effects on stereotyping, but parallel effects on behavioral approach tendencies. Psychological Science, 20(12), 1543-1549.

Magee, J. C., & Smith, P. K. (2013). The social distance theory of power. Personality and Social Psychology Review, 17(2), 158-186.

Overbeck, J. R., & Park, B. (2001). When power does not corrupt: Superior individuation processes among powerful perceivers. Journal of Personality and Social Psychology, 81(4), 549.

Park, B., & Judd, C. M. (1990). Measures and models of perceived group variability. Journal of Personality and Social Psychology, 59(2), 173.

Polzer, J. T., Milton, L. P., & Swann, Jr., W. B. (2002). Capitalizing diversity: Interpersonal congruence in small work groups. Administrative Science Quarterly, 47, 296-324. Preacher, K. J., & Hayes, A. F. (2008). Asymptotic and resampling strategies for assessing

and comparing indirect effects in multiple mediator models. Behavior Research Methods, 40(3), 879-891.

Sassenberg, K., Ellemers, N., & Scheepers, D. (2012). The attraction of social power: The influence of construing power as opportunity versus responsibility. Journal of Experimental Social Psychology, 48, 550-555.

Tajfel, H., & Turner, J. (1986). The social identity theory of intergroup behaviour. In S. Worchel & W. G. Austin (Eds.), The social psychology of intergroup relations (pp. 7– 24). New York: Academic Press.

Turban, D. B., & Jones, A. P. (1988). Supervisor-subordinate similarity: Types, effects, and mechanisms. Journal of Applied Psychology, 73(2), 228.

(23)

- 22 -

Van Dijk, H., Van Engen, M. L., & Van Knippenberg, D. (2012). Defying conventional wisdom: A meta-analytical examination of the differences between demographic and job-related diversity relationships with performance. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 119, 38-53.

Van Dijke, M., & Poppe, M. (2006). Striving for personal power as a basis for social power dynamics. European Journal of Social Psychology, 36(4), 537-556.

Van Knippenberg, D., De Dreu, C. K. W., & Homan, A. C. (2004). Work group diversity and group performance: An integrative model and research agenda. Journal of Applied Psychology, 89, 1008-1022.

Van Knippenberg, D., Schippers, M.C. (2007). Work group diversity. Annual Review of Psychology, 58, 515-541.

Weick, M., & Guinote, A. (2008). When subjective experiences matter: Power increases reliance in the ease of retrieval. Journal of Personality and Social Psychology, 94(6), 956-970.

i Data wordt weergegeven met uitbijters. Deelnemers 42, 57, 65, 141, 143 en 156 scoorden drie of meer

standaarddeviaties boven het gemiddelde op aandacht. Deze uitbijters hadden echter geen invloed op het eindresultaat van de analyse en daarom wordt de data weergegeven inclusief deze uitbijters.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op basis van het model SWAP, met nieuwe modules voor de berekening van directe effecten van droogte-, nat- en zoutschade, is een systeem ont- wikkeld waarmee metarelaties

2 Gronden met beperkte mogelijkheden voor bosbouw (goede groei van ten hoogste 2 gidsboomsoorten of normale groei van ten minste 3 gidsboomsoorten). 2.1 Goede groei van

Based on the results for total sustainability disclosures and the results for the sustainability categories individually, it can therefore be concluded that

In de nachten van vrijdag 1 op zaterdag 2, van zaterdag 2 op zondag 3 en van zaterdag 23 op zondag 24 oktober 1993 is in de provincie Groningen het alcoholgebruik

Dit onderzoek had tot doel om antwoord te geven op de vraag op welke wijze impliciete en expliciete kennis werd aangewend door leden van het operationeel netwerk voor het

Das spielt sicher eine Rolle, aber es kann keine Entschuldigung dafür sein, dass Menschen in Machtpositionen weniger Hemmungen gegenüber anderen Menschen haben, sich eher im

[r]

Regels aan de ene kant, agressieve aandeelhouders aan de andere kant… Het is niet alleen maar positief zoals ik al aangaf.. Een paar opmerkingen – hopelijk wat richtinggevend –