• No results found

Verschillen tussen Ingroup en Outgroup in de interpretatie van schaamte

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verschillen tussen Ingroup en Outgroup in de interpretatie van schaamte"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Verschillen Tussen Ingroup en Outgroup in de Interpretatie van Schaamte

Bachelorproject Sociale Psychologie Naam: VHP Verwaaijen

Studentnummer: 10173021 Begeleider: Pum Kommattam Aantal woorden: 4682

(2)

2 Abstract

Momenteel zijn er veel spanningen tussen etnische groepen. Accurate interpretatie van emoties draagt bij aan een goede verstandhouding tussen ingroups en outgroups. In dit onderzoek werd onderzocht of schaamte bij ingroup-leden meer als schaamte wordt geïnterpreteerd en bij outgroup-leden meer als desinteresse. In totaal werd aan 122

autochtone en 120 allochtone Nederlanders een emotieherkenningstaak aangeboden met vier condities; afbeeldingen van ingroup-vrouwen, ingroup-mannen, outgroup-vrouwen en

outgroup-mannen. Deelnemers gaven per afbeelding aan in welke mate vier emotielabels van toepassing waren, op een schaal van 1-100. Uit de resultaten bleek dat schaamte bij ingroup vrouwen meer werd geïnterpreteerd als schaamte. Bij outgroup vrouwen, ingroup mannen en outgroup mannen werd schaamte meer geïnterpreteerd als desinteresse. Hiermee is

gedeeltelijk bewijs gevonden voor de hypotheses. Dat dit niet gold voor de ingroup mannen, kan komen doordat schaamte geen stereotype emotie is voor mannen en daardoor minder snel accuraat geïnterpreteerd wordt.

(3)

3 Verschillen Tussen Ingroup en Outgroup in de Interpretatie van Schaamte

Spanningen tussen etnische groepen zoals migranten uit Turkije en Marokko en de Nederlandse bevolking zijn sinds de aanslagen van 9/11 en na de moord op Theo van Gogh extra toegenomen (Peters, 2010). Door de vele nieuwsberichten en tv-programma’s waarin vooroordelen benadrukt worden, wordt het lidmaatschap van de ingroup en outgroup extra saillant gemaakt. De ingroup is een sociale groep mensen afgebakend op basis van wederzijds vertrouwen en verbondenheid (Brewer, 1999) waarvan het lidmaatschap zorgt voor een sociale positie en het gevoel van zelfwaardering (Correll & Park, 2005). De groep waartoe men niet behoort, is de outgroup (Correll & Park, 2005; Brewer, 1999). Wanneer deze groepen saillant zijn, denken mensen meer over zichzelf en anderen vanuit hun

groepslidmaatschap (Seger, Smith, Kinias & Mackie, 2009). Hierdoor denken ingroup en

outgroup-leden meer vanuit al bestaande stereotypen en vooroordelen en wordt de outgroup

vaak negatief beoordeeld waardoor deze spanningen in stand blijven of verergeren (Haslam, Oakes, Turner & McGarty, 1995).

Om een goede verstandhouding te onderhouden tussen de ingroup en outgroup binnen een samenleving is het van belang dat men elkaars emoties goed herkent. Het accuraat

interpreteren van gezichtsexpressies, zorgt voor de juiste interpretatie van de emotionele staat van die persoon (Fölster, Hess & Werheid, 2014). Hierdoor kan men verbaal of non-verbaal accuraat op elkaar reageren en het zorgt bovendien voor wederzijds begrip en goede

interpersoonlijke relaties en communicatie (Fölster, Hess & Werheid, 2014).

In dit onderzoek wordt gekeken naar de emotie schaamte. Het accuraat interpreteren van schaamte heeft namelijk een positieve invloed op de relatie tussen personen (Feinberg, Willer & Keltner, 2012). Echter bestaan er verschillen in de interpretatie van emoties tussen culturen (Elfenbein, Beaupré, Levesque & Hess, 2007) en tussen ingroups en outgroups (Elfenbein, Beaupré, Levesque & Hess, 2007; Wickline, Bailey & Nowicki, 2009).

(4)

4 Complexere emoties worden meer toegekend aan ingroup-leden dan aan outgroup-leden (Leyens, Rodriguez‐Perez, Rodriguez‐Torres, Gaunt, Paladino, Vaes & Demoulin, 2001). Bovendien zorgt infrahumanisatie, de neiging om minder vaak ‘menselijke’ emoties toewijzen toe te wijzen aan outgroup-leden dan aan ingroup-leden, mogelijk voor inaccurate

interpretatie van emoties (Gaunt, Leyens & Demoulin, 2002; Demoulin, Leyens, Paladino, Rodriguez‐Torres, Rodriguez‐Perez & Dovidio, 2004; Paladino & Vaes, 2009) en is men meer gemotiveerd om emoties accuraat te herkennen bij de ingroup dan bij de outgroup (Young & Hugenberg, 2010). Het is om bovenstaande redenen waarschijnlijk dat schaamte vaak inaccuraat herkend wordt door de ingroup bij outgroup-leden. Uit eerder onderzoek is bovendien gebleken dat schaamte vaker bij de outgroup wordt geïnterpreteerd als desinteresse dan bij de ingroup (Kommattam, in preparation.). Aangezien desinteresse wordt gezien als negatieve emotie, terwijl schaamte wordt gezien als positieve emotie, kan deze

misinterpretatie leiden tot een onterecht oordeel over die persoon. Wanneer schaamte wordt geïnterpreteerd als desinteresse, kan dit bij de observeerder bijvoorbeeld een gevoel van belediging opwekken wat leidt tot een boze reactie. Deze misinterpretatie van schaamte bij

outgroup-leden zoals Turken en Marokkanen houden het vooroordeel dat zij

gedesinteresseerd zijn en de spanningen tussen deze allochtone en autochtone Nederlanders in stand. Daarom is het van belang om deze misinterpretaties in kaart te brengen. De

bovengenoemde argumenten zullen in dit onderzoek verder uiteengezet worden en daarnaast zal in dit onderzoek de interpretatie van schaamte bij ingroup- en outgroup-leden worden vergeleken.

(5)

5

De Interpretatie van Schaamte

Schaamte is een zelfbewuste, non verbale emotie (Keltner & Buswell, 1997) waarmee men door uiting hiervan aangeeft dat men zich bekommert om de normen en verwachtingen die ten grondslag liggen aan een sociale relatie met een ander (Dijk, De Jong & Peters, 2009). Mensen die schaamte laten zien, worden daarom beoordeeld als meer pro sociaal,

betrouwbaar en coöperatief dan mensen die weinig tot geen schaamte laten zien (Feinberg, Willer & Keltner, 2012). Het accuraat interpreteren van schaamte is daarvoor wel

noodzakelijk. Het is waarschijnlijk dat door misinterpretatie van schaamte als desinteresse, iemand ook handelt naar die verkeerd geïnterpreteerde emotie. Hierdoor kan een ingroup-lid zich bijvoorbeeld onterecht beledigd voelen over de getoonde desinteresse wat niet ten goede komt aan de onderlinge relatie. Wanneer iemand boos wordt op een persoon omdat de

schaamte wordt aangezien voor desinteresse, kan dat het schaamtegevoel bij die persoon juist extra versterken. Ook is het mogelijk dat wanneer het vooroordeel bestaat dat outgroup-leden minder geïnteresseerd zijn, dit ertoe leidt dat schaamte sneller als desinteresse geïnterpreteerd wordt en hierdoor het vooroordeel in stand blijft. Het accuraat interpreteren van schaamte kunnen onterechte verbale en non-verbale reacties voorkomen en het in stand houden van vooroordelen tegengaan. Daarom kan een accurate interpretatie van schaamte een rol spelen in het behouden of verbeteren van een goede verstandhouding tussen ingroups en outgroups in de hedendaagse samenleving.

De Rol van Culturele Verschillen in Interpretatie van Emoties

Een theorie die de mogelijkheid ondersteunt dat schaamte bij outgroup-leden onjuist herkend wordt door ingroup-leden, is de dialecttheorie. Volgens de dialecttheorie ontstaan verschillen in herkenning door culturele verschillen in uiting van de emoties (Marsh,

(6)

6 Elfenbein & Ambady, 2003; Elfenbein, Beaupré, Levesque & Hess, 2007). Uit eerder

onderzoek werd duidelijk dat het herkennen van basisemoties angst, verdriet, blijheid, verbazing, minachting en boosheid die allen bij mens en dier voorkomen (Ekman, 1992) een universele basis heeft (Ekman, 1993). Dit geldt evenals voor enkele complexere emoties die cultureel en context afhankelijk zijn (Ekman, 1993; 1994). Maar uit onderzoek bleek dat er niet alleen sprake is van universaliteit, maar dat er ook verschillen zijn in de herkenning van emoties (Marsh, Elfenbein & Ambady, 2003; Elfenbein, Beaupré, Levesque & Hess, 2007). De dialecttheorie stelt dat emoties minder vaak accuraat herkend worden door leden van een andere cultuur dan door leden binnen dezelfde cultuur doordat de uitingen van de emoties subtiel verschillen. Doordat er verschillen zijn tussen culturen in de uiting van schaamte, wordt schaamte daarom mogelijk minder vaak accuraat herkend bij outgroup-leden.

In het onderzoek van Wickline, Bailey en Nowicki (2009) werden Afrikaans-Amerikaanse, Europees-Afrikaans-Amerikaanse, Afrikaans internationale en Europees internationale studenten gevraagd om de emotie van gezichtsuitdrukkingen van Europese en Afrikaanse gezichten te benoemen. Er werd gekeken naar de invloed van cultuur op basis van

geografische achtergrond en naar de etniciteit van de deelnemers. Afbeeldingen van emoties van Europees-Amerikanen werden beter herkend door Europees-Amerikanen dan door internationale studenten, maar niet beter dan Europees-internationale en Afrikaans-Amerikaanse studenten. Hieruit bleek dat deelnemers de emoties van leden van dezelfde culturele of etnische groep beter herkenden dan van leden behorend tot een andere culturele of etnische groep. Dit laat zien dat er sprake is van een ingroup advantage, namelijk dat leden van een culturele of etnische ingroup, emoties bij andere leden van hun ingroup beter herkennen dan bij leden van de outgroup (Elfenbein, Beaupré, Levesque & Hess, 2007; Wickline, Bailey & Nowicki, 2009). Aan de hand van het ingroup advantage zal schaamte dus beter worden herkend bij ingroup-leden dan bij outgroup-leden.

(7)

7 De dialecttheorie en het ingroup advantage ondersteunen beiden de mogelijkheid dat schaamte bij outgroups onjuist herkend wordt door ingroup-leden wanneer deze groepen verschillen in cultuur. Volgens deze theorie zorgen de verschillen in uiting van schaamte ervoor dat ingroup-leden schaamte minder goed bij de outgroup herkennen dan bij leden van hun eigen cultuur. Maar ingroups en outgroups verschillen ook op andere vlakken dan enkel cultuur. Een ingroup kan namelijk op basis van veel gebieden gevormd worden zoals

opleidingsniveau, geslacht of religie. Daarom zal er naast de dialecttheorie en het ingroup

advantage ook naar andere factoren gekeken worden om misinterpretatie van schaamte tussen ingroups en outgroups te kunnen veronderstellen.

De Rol van Primaire en Secundaire Emoties

Naast culturele verschillen in de herkenning van emoties, zijn er ook verschillen in het toewijzen van emoties aan ingroups en outgroups. De herkenning van gezichtsexpressies bleek cultuur afhankelijk, maar uit eerder onderzoek is ook gebleken dat ingroup-leden de neiging hebben om bepaalde emoties vaker toe te wijzen aan de ingroup en juist minder vaak aan de outgroup (Leyens, Paladino, Rodriguez-Torres, Vaes, Demoulin, Rodriguez-Perez & Gaunt, 2000; Paladino & Vaes, 2009). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen primaire emoties en secundaire emoties (Leyens et al., 2000; Martin, Bennett & Murray, 2008). Primaire emoties zijn emoties die worden ervaren door mensen en dieren zoals verbazing, woede en angst. Deze emoties zijn universeel en makkelijk waar te nemen (Demoulin et al., 2004). Ze ontwikkelen zich al snel na de geboorte en de emotie is meestal maar van korte duur (Demoulin et al., 2004). Secundaire emoties zijn meer complexere emoties die zich ontwikkelen gedurende sociale ervaringen en interacties waarvoor een hogere mate van intelligentie en moreel besef nodig is (Gaunt, Leyens & Demoulin, 2002). Voorbeelden van

(8)

8 secundaire emoties zijn jaloezie, irritatie en schuld. De secundaire emoties worden gezien als emoties, die moeilijker te observeren zijn dan primaire emoties en van langere duur zijn (Demoulin et al., 2004).

Ook schaamte wordt geschaard onder de secundaire emoties (Tracy & Robins, 2008). Wanneer er contact plaatsvindt tussen individuen van verschillende sociale groepen, heeft men de neiging om vaker secundaire emoties toe te wijzen aan de ingroup dan aan de

outgroup en ontkent men soms zelfs dat outgroup-leden secundaire emoties bezitten (Leyens

et al., 2000). Dit werd onder andere gevonden in het onderzoek van Leyens et al. (2001) waarin het eerste experiment studenten van het Spaanse vaste land met hoge status werden vergeleken met studenten van de Canarische eilanden met relatief lage status. Beiden groepen schreven meer secundaire emoties toe aan hun ingroup dan aan de outgroup. Echter ging het hierbij enkel om positief geladen woorden. In een tweede experiment werden positief en negatief geladen woorden gebruikt. De deelnemers kozen uit een lijst van positieve en

negatieve primaire en secundaire emoties, diegenen zij kenmerkend achtten voor hun ingroup en outgroup. Hieruit bleek dat in beiden groepen de deelnemers zowel meer positieve als negatieve secundaire emoties toewezen aan de ingroup dan aan de outgroup. Aangezien schaamte een secundaire emoties is, kan op basis van dit onderzoek mogelijk gesteld worden dat schaamte vaker wordt toegewezen aan ingroup- dan outgroup-leden. Omdat schaamte volgens ingroup-leden minder tot niet aanwezig is bij outgroup-leden, is het waarschijnlijk dat schaamte bij outgroup-leden ook minder vaak accuraat wordt geïnterpreteerd.

Dat men secundaire emoties minder vaak aan outgroup-leden toekent, gebeurt onbewust en op basis van algemene overtuigingen over de outgroup (Gaunt, Leyens &

Demoulin, 2002). De ingroup blijkt daarnaast ook de neiging te hebben om minder menselijke emoties toe te wijzen aan de outgroup-leden, waardoor ze hen ook als minder menselijk zien. Dit noemt men infrahumanisatie van de outgroup (Paladino & Vaes, 2009). Er is sprake van

(9)

9 infrahumanisatie van de outgroup wanneer alle noodzakelijke emoties die een mens ‘mens’ maakt worden toegewezen aan de ingroup, terwijl er minstens één van deze emoties in mindere mate wordt toegewezen aan de outgroup (Demoulin et al., 2004). De ‘menselijke’ emoties staan gelijk aan de secundaire emoties en de ‘niet menselijke’ emoties aan de primaire emoties (Leyens et al., 2000) en worden dus op dezelfde kenmerken onderscheiden (Demoulin et al., 2004). Omdat schaamte als menselijke emotie wordt gezien, kan aan de hand van infrahumanisatie verwacht worden dat schaamte minder vaak wordt toegewezen aan

outgroups en daarom ook vaker inaccuraat geïnterpreteerd zal worden bij outgroups en bij ingroups accurater wordt geïnterpreteerd.

De Rol van Motivatie op de Waarneming van Emoties

Naast de invloed van infrahumanisatie en het ingroup advantage bij het herkennen van schaamte, speelt ook de motivatie voor gezichtswaarneming een rol. Ingroup-leden hebben minder motivatie om de juiste emotie bij de outgroup waar te nemen en te interpreteren dan bij de ingroup zelf (Young & Hugenberg, 2010). Dit komt doordat ingroup-leden onderling vaker en belangrijkere sociale interacties hebben die meer opleveren voor het individu en de groep dan sociale interacties met outgroup-leden (Malpass, 1990). Hierdoor is de motivatie voor gezichtswaarneming bij outgroup-leden lager. In het onderzoek van Young en

Hugenberg (2010) werd gekeken of motivatie een rol speelt in de herkenning van emoties bij

ingroup en outgroup-leden. De deelnemers werden toegewezen aan een ingroup of outgroup

op basis van een persoonlijkheidsvragenlijst die ze moesten invullen. Vervolgens werd aan dit lidmaatschap een kleur toebedeeld om deze saillant te maken. Ze beoordeelden via een

emotieherkenningstaak de emoties op de gezichten van foto’s, waarbij de kleur op de

(10)

10 In het eerste onderzoek kregen de deelnemers per foto 500ms de tijd om de emotie te

herkennen en de computertoets behorend tot de gekozen emotie, in te drukken. Uit de resultaten bleek dat gezichtsexpressies van ingroup-leden accurater werden herkend dan van

outgroup-leden. Echter wanneer motivatie een rol zou spelen, moet er sprake zijn van

motivatie en genoeg tijd om de informatie te kunnen verwerken. Om te kijken of het ingroup

advantage daadwerkelijk werd veroorzaakt door motivatie, werd in het tweede onderzoek de

tijd gemanipuleerd. Er werd verwacht dat wanneer de deelnemers 250ms de tijd kregen om waar te nemen, zij niet genoeg tijd hadden voor de informatieverwerking waardoor motivatie geen rol kan spelen en er dus geen sprake zou moeten zijn van het ingroup advantage. Uit de resultaten bleek dat er in het tweede onderzoek geen sprake was van het ingroup advantage. Hieruit blijkt dat motivatie een rol speelt in de verwerking van het waarnemen

gezichtsuitdrukkingen. Deelnemers maakten bij het decoderen van emoties bij ingroup-leden gebruik van cognitieve verwerkingsprocessen waarvoor meer tijd en meer motivatie nodig was. De motivatie tot verwerking van gezichtsexpressies kan daarom mogelijk een derde factor zijn die van invloed is op de interpretatie van schaamte. Wanneer ingroup-leden minder gemotiveerd zijn om schaamte accuraat te interpreteren bij outgroup-leden dan bij ingroup-leden, kan dit ook sneller tot misinterpretatie van schaamte leiden.

Het Huidige Onderzoek

Ondanks de bevindingen van het ingroup advantage, infrahumanisatie en de mate van motivatie tot verwerking, is er nog geen direct onderzoek gedaan naar de misinterpretatie van schaamte bij outgroup-leden. Wel bleek uit de resultaten van het onderzoek van Kommattam (in preparation.) dat schaamte mogelijk bij outgroup-leden wordt geïnterpreteerd als

(11)

11 antwoord-labels op vaste volgorde werden aangeboden. In dit onderzoek zal een conceptuele replicatie van het onderzoek van Kommattam (in preparation.) worden gedaan door middel van een emotieherkenningstaak waarbij wordt gecontroleerd voor volgorde-effecten. Er wordt onderzocht of er verschillen in interpretatie van schaamte door ingroup-leden bij outgroup-leden zijn. Aangezien het bij herkenning van emoties meer gaat om het maken van een keuze tussen emoties die al dan niet aanwezig zijn, wordt in dit onderzoek gekeken naar in welke mate meerdere emoties per model aanwezig zijn. Hiervoor moeten de deelnemers bij elk emotielabel de mate van aanwezigheid aangeven via een slider op een schaal van 1-100.

Verwacht wordt dat ingroup-leden schaamte meer interpreteren als schaamte bij

ingroup-leden dan als desinteresse. Daarnaast wordt verwacht dat ingroup-leden schaamte

meer als desinteresse interpreteren bij outgroup-leden dan als schaamte.

Methode

Deelnemers

Aan dit onderzoek hebben in totaal 242 deelnemers deelgenomen tussen de 18 en 85 jaar (M= 32.01, SD= 16.12) en met verschillende achtergronden op basis van het eigen geboorteland en die van de ouders. In totaal werden 62 mannen en 60 vrouwen van autochtoon Nederlandse achtergrond gerekruteerd, en 61 mannen en 59 vrouwen van allochtoon Nederlandse achtergrond. Van de autochtoon Nederlandse deelnemers is Nederland het geboorteland en ook die van beiden ouders. Bij deelnemers van autochtoon Nederlandse achtergrond is het eigen of van één of beiden ouders het geboorteland anders dan Nederland. 33 autochtoon Nederlandse deelnemers zijn toegewezen aan de ingroup-vrouw conditie, 26 aan de ingroup-man conditie, 28 aan de outgroup-vrouw conditie en 30 aan de

(12)

12 gerekruteerd op het Amstelstation en bij ingangen van winkelcentra in Amsterdam. Als

beloning voor deelname kregen zij een gelukspoppetje. Voor dit onderzoek is goedkeuring aangevraagd bij de Commissie van Ethiek (2015-SP-4295).

Materialen

Voorafgaand aan de emotieherkenningstaak werd een sorteertaak aangeboden op een iPad waarmee de intergroups context saillant werd gemaakt. Deze taak bestond uit het ranken van tien bevolkingsgroepen door deze op volgorde van grootte in Nederland te zetten. Dit werd gedaan door de balkjes met daarin een bevolkingsgroep boven of onder elkaar te verslepen. Op plaats 1 stond de meest voorkomende bevolkingsgroep in Nederland, op plaats 2 de op een na grootste bevolkingsgroep enzovoorts.

Daarnaast werd er gebruik gemaakt van de Amsterdam Dynamic Facial Expression Set (Van der Schalk, Hawk, Fischer & Doosje, 2011). Uit de volledige set zijn 24 verschillende modellen tussen de 18 en 25 jaar gekozen, waarvan de helft man en de helft vrouw. De modellen werden op een iPad aangeboden in de vorm van stilstaande afbeeldingen. Op elke afbeelding was een emotionele expressie uitgebeeld.

Het design bestond uit een 2x2 between subjects design op basis van ingroup,

outgroup en geslacht. Dit zorgde voor vier condities; de ingroup-vrouw, ingroup-man,

outgroup-vrouw en outgroup-man conditie. Voor de ingroup-vrouw en ingroup-man condities

werden vrouwelijke en mannelijke modellen van Noord-Europese afkomst gekozen. Voor de

outgroup-vrouw en outgroup-man condities werden vrouwelijke en mannelijke modellen van

Mediterrane (Marokkaanse en Turkse) afkomst gekozen. Een deelnemer die bijvoorbeeld aan de ingroup-man conditie werd toegewezen, kreeg enkel mannelijke Noord-Europese modellen te zien. De zes emoties die de modellen lieten zien waren schaamte, trots, minachting, angst, verbazing en woede omdat eerdere bevindingen uitwezen dat er bij deze emoties vaker sprake is van misinterpretatie (Shioiri, Someya, Helmeste & Tang, 1999). De volgorde waarop de

(13)

13 emoties en bijbehorende emotielabels werden aangeboden, was gerandomiseerd om volgorde-effecten te voorkomen.

Uit eerder onderzoek bleek dat misinterpretaties voornamelijk plaatsvinden wanneer het model aangeboden werd in een neutrale context (Kommattam, in preparation; Milanak & Berenbaum, 2014). Daarom werd in dit onderzoek per afbeelding een kort neutraal verhaaltje aangeboden, bijvoorbeeld ‘Deze persoon is bij een basketbal wedstrijd. Wat denk je dat deze persoon voelt?’. Deelnemers moesten voor vier emotielabels aangeven in welke mate dat gevoel van toepassing was op het model. Omdat eerdere bevindingen aangeven dat schaamte bij outgroups wordt geïnterpreteerd als desinteresse (Kommattam, in preparation.), is voor de emotie schaamte altijd gebruik gemaakt van het label desinteresse. Door sliders naar links of rechts te schuiven, gaf men de mate van het gevoel per label aan op een schaal van 0

(helemaal niet aanwezig) tot 100 (heel veel aanwezig).

Procedure

Het onderzoek werd face-to-face uitgevoerd met een gestructureerde vragenlijst. De deelnemers werden verteld dat ze deelnamen aan een onderzoek over emoties. Allereerst vinkte de proefleider de eigen naam op de iPad aan en overhandigde de iPad aan de deelnemer. Hierna kregen de deelnemers een online informatiebrochure te zien waarin de procedure werd uitgelegd en werd gemeld waar ze terecht konden voor klachten. Op de volgende pagina kregen ze het Informed Consent te lezen. Indien er niet ingestemd werd met deelname werd de deelnemer automatisch naar het einde van de vragenlijst gestuurd en

bedankt voor de deelname. Bij instemming met deelname aan het onderzoek werd doorgegaan met de vragenlijst.

Allereerst werd de bevolkingsgroep sorteertaak aangeboden. Na het voltooien van deze taak werd de deelnemer aselect aan één van de vier condities toegewezen om volgorde-effecten te voorkomen. Er volgde een instructie op het scherm waarin de deelnemer werd

(14)

14 gevraagd om alledaagse situaties te beoordelen aan de hand van zes afbeeldingen van mensen met daarbij een kort verhaal. De deelnemer moest bij zes verschillende modellen beoordelen in welke mate vier emoties van toepassing waren op het model. Aan het eind van de

vragenlijst werd gevraagd naar leeftijd van de deelnemer, geslacht, afgeronde opleiding, opleiding op dit moment, geboorteland van de deelnemer en geboorteland van de vader en moeder. Ten slotte werd er gevraagd in welke mate de deelnemer contact heeft met leden van andere etnische culturen door vier percentuele opties (0-25%, 25-50%, 50-75% en 75-100%). Deze gegevens werden later in de analyse meegenomen.

Tot slot werd de deelnemer bedankt voor deelname, werd de beloning overhandigd en kon de proefleider overige opmerkingen plaatsen met betrekking tot de deelnemer of de afname indien relevant. In totaal nam het invullen van de vragenlijst drie tot zes minuten in beslag.

Resultaten

Van de 244 deelnemers zijn de gegevens van twee deelnemers niet meegenomen in de analyses omdat de vragenlijst niet compleet ingevuld was. Dit kwam doordat één deelnemer tijdgebrek had en de trein moest halen en de andere doordat halverwege het draadloze internet uitviel en de deelnemer de vragenlijst hierdoor opnieuw moest invullen.

In dit onderzoek werd gekeken naar de verschillen in interpretatie van autochtoon Nederlandse deelnemers bij ingroups en outgroups met als onafhankelijke variabele het

ingroup- of outgroup-lidmaatschap en als afhankelijke variabele de mate waarop er per label

gescoord is op schaamte, minachting, boosheid, trots, angst en verbazing. Allereerst is er een variantieanalyse uitgevoerd met als onafhankelijke variabele de afbeeldingen (ingroup-vrouw,

(15)

15 werd geen significant effect gevonden, F(3,241) =.526, p =.665, r <.001. Vervolgens is er aan de hand van een chi-kwadraat analyse gekeken of de verhouding tussen mannen en vrouwen gelijk was in de vier condities. Uit de chi-kwadraat analyse bleek dat er geen samenhang was tussen sekse en de afbeeldingen, χ2(3) = .41, p =.938, Cramer’s V =.04. Daarna is gekeken naar de samenhang tussen groepslidmaatschap (ingroup of outgroup) en de afbeeldingen met een chi-kwadraat analyse. Uit de chi-kwadraat analyse bleek dat er geen samenhang was tussen groepslidmaatschap en de afbeeldingen, χ2(3) =2.12, p =.548, Cramer’s V =.09. Hieruit bleek dat de verhouding tussen ingroup en outgroup deelnemers gelijk verdeeld was over de condities.

Om te onderzoeken of er een verschil was tussen ingroup- en outgroup-leden in de interpretatie van emoties, werden per emotie de twee hoogst gerankte gemiddelden van de labels vergeleken. In Tabel 1 zijn van alle deelnemers de gemiddelde scores met

standaarddeviaties van de labels op alle emoties te zien. Wanneer we enkel kijken naar de scores op de schaamte-target, is te zien dat er hoger is gescoord op desinteresse bij de afbeeldingen van outgroup vrouwen en van outgroup mannen dan op schaamte bij outgroup vrouwen en outgroup mannen. Schaamte werd hoger gescoord bij de afbeeldingen van

ingroup vrouwen dan desinteresse. Bij de afbeeldingen van ingroup mannen werd

desinteresse hoger gescoord dan schaamte.

Om te kijken of autochtoon Nederlandse mensen schaamte anders interpreteren bij

outgroup-leden als bij ingroup-leden, zijn de gemiddelden van alle autochtoon Nederlandse

deelnemers vergeleken op de hoogste en één na hoogste score per label voor schaamte. De autochtoon Nederlandse deelnemers interpreteerden de afbeelding van de ingroup vrouw meer als schaamte (M=60.15, SD=28.24) dan desinteresse (M=44.48, SD=25.39). De autochtoon Nederlandse deelnemers interpreteerden de afbeeldingen van de ingroup man (M=56.38, SD=31.97) en outgroup man (M=55.00, SD=26.19) meer als desinteresse dan als

(16)

16 schaamte bij de ingroup man (M=53.58, SD=32.27) en outgroup man (M=49.20, SD=26.30). De afbeelding van de outgroup vrouw werd meer als desinteresse geïnterpreteerd (M=72.64,

SD=23.31) dan als schaamte (M=44.29, SD=24.94).

Daarnaast is gekeken naar de interpretatie van schaamte door autochtoon Nederlandse mannen apart van autochtoon Nederlandse vrouwen bij afbeeldingen van in- en outgroup mannen en in- en outgroup vrouwen. Verwacht werd dat schaamte door autochtoon Nederlandse mannen en vrouwen bij afbeeldingen van outgroup mannen en outgroup vrouwen als desinteresse werd geïnterpreteerd en bij afbeeldingen van ingroup mannen en vrouwen als schaamte. Uit een t-toets bleek naar verwachting dat autochtone Nederlandse mannen schaamte bij de afbeelding van outgroup mannen meer als desinteresse

interpreteerden (M=57.22, SD=23.28) dan als schaamte (M=49.72, SD=26.96), t(17)=4.58,

p<.001, r=.74. Autochtoon Nederlandse vrouwen interpreteerden schaamte op de afbeelding

van outgroup vrouwen meer als desinteresse (M=72.63, SD=23.65) dan als schaamte (M=47.25, SD=24.61), t(15)=3.09, p<.01, r=.62. De afbeelding van ingroup vrouwen werd meer geïnterpreteerd als schaamte (M=63.13, SD=26.44) dan als desinteresse (M=43.75,

SD=26.39), t(15)=-2.31, p<.05, r=.51, wat in lijn der verwachting lag. Tegen verwachting in

interpreteerden autochtoon Nederlandse mannen schaamte op de afbeelding van ingroup mannen meer als desinteresse (M=55.42, SD=34.68) dan als schaamte (M=53.33, SD=33.68), dit effect was echter niet significant, t(11)=.18, p=.863, r=.05.

Ook werd verwacht dat de afgeronde opleiding en het huidige opleidingsniveau geen invloed hebben op de uitkomst van hoogst scorende label op schaamte. Wel werd verwacht dat de mate van intergroepscontact mogelijk een moderator zou kunnen zijn voor het effect. Een hoge mate van contact met outgroup-leden heeft namelijk een positieve invloed op de herkenning van emoties bij outgroup-leden (Beaupré & Hess, 2006).

(17)

17 Een variantieanalyse is gedaan over de gemiddelde score op de emotie schaamte met als onafhankelijke variabelen het hoogst behaalde opleidingsniveau, de momenteel gevolgde opleiding en de mate van intergroepscontact. Er bleek geen hoofdeffect voor de mate van intergroepscontact, F(3,56)=.15, p=.931, η²=.01. Ook was er geen hoofdeffect voor hoogst genoten opleidingsniveau, F(6,56)=1.08, p=.386, η²=.10. En ook geen hoofdeffect voor huidige opleiding, F(3,56)=.49, p=.688, η²=.03. Ook zijn er geen interactie-effecten gevonden (ps>.05).

(18)

18 Tabel 1

Gemiddelden en Standaarddeviaties op de Hoogste en Één Na Hoogst Gescoorde Label per Afbeelding Voor Alle Deelnemers.

1 Hoogst gescoorde label 2 Eén na hoogste gescoorde label

Afbeelding Label 11 Label 22

Labelnaam M SD Labelnaam M SD

Ingroup Vrouw (N=60)

Angst Verbazing 74.50 22.25 Angst 46.00 27.14

Boosheid Boosheid 78.78 20.35 Frustratie 76.87 15.92

Schaamte Schaamte 63.35 26.66 Desinteresse 52.51 28.31

Minachting Teleurstelling 70.68 20.41 Minachting 57.72 27.26

Trots Tevredenheid 75.65 19.96 Trots 72.75 18.20

Verbazing Verbazing 84.63 14.65 Angst 58.21 23.76

Ingroup man (N=62)

Angst Verbazing 73.18 24.77 Angst 63.16 28.58

Boosheid Frustratie 76.89 20.86 Boosheid 75.87 17.08

Schaamte Desinteresse 55.32 31.78 Schaamte 52.47 31.02

Minachting Teleurstelling 68.27 27.12 Minachting 39.69 28.65

Trots Blijdschap 74.16 21.83 Tevredenheid 72.94 21.01

Verbazing Verbazing 70.94 26.68 Angst 38.06 28.06

Outgroup vrouw (N=59)

Angst Verbazing 65.92 22.85 Boosheid 51.76 29.50

Boosheid Boosheid 83.66 15.34 Frustratie 78.90 16.89

Schaamte Desinteresse 74.24 25.53 Schaamte 44.47 25.85

Minachting Teleurstelling 71.31 24.12 Minachting 55.83 24.47

Trots Tevredenheid 75.90 20.30 Blijdschap 75.78 19.29

Verbazing Verbazing 74.46 24.74 Angst 42.25 26.09

Outgroup man (N=61)

Angst Angst 59.56 30.38 Verbazing 58.38 28.26

Boosheid Frustratie 67.54 20.12 Boosheid 58.72 24.4

Schaamte Desinteresse 57.59 26.35 Schaamte 51.48 24.65

Minachting Teleurstelling 58.21 27.18 Minachting 53.28 24.38

Trots Tevredenheid 61.07 22.28 Trots 58.62 21.28

(19)

19 Discussie

Dit onderzoek laat gedeeltelijk bewijs zien dat er een verschil is in interpretatie van schaamte bij ingroups en outgroups. Bij ingroup vrouwen van Noord-Europese afkomst werd schaamte meer accuraat geïnterpreteerd terwijl bij outgroup vrouwen van Mediterrane

afkomst schaamte meer als desinteresse werd geïnterpreteerd. Opvallend was dat schaamte bij

ingroup en outgroup mannen in beide gevallen meer werd geïnterpreteerd als desinteresse dan

schaamte. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat genderstereotypen een invloed hebben op de interpretatie schaamte. Van vrouwen wordt namelijk gedacht en verwacht dat zij meer schaamte ervaren en uiten dan mannen (Plant, Hyde, Keltner & Devine, 2000). Aangezien de interpretatie van ambigue emotionele expressies vaak consistent is met

genderstereotypen en –verwachtingen (Plant, Kling & Smith, 2004), zou dit kunnen verklaren waarom schaamte bij de ingroup en outgroup mannen werd geïnterpreteerd als desinteresse. Daarnaast heerst de verwachting dat mannen meer emoties uiten die machtsvertoon en assertiviteit laten zien (Fischer, Rodriguez Mosquera, Van Vianen & Manstead, 2004).

Terwijl van vrouwen juist wordt verwacht dat ze meer emoties laten zien die te maken hebben met het niet goed kunnen omgaan met negatieve gebeurtenissen, zoals verdriet, schaamte en schuld (Fischer et al., 2004). Desinteresse kan mogelijk ook een vorm zijn van het tonen van macht of assertiviteit, doordat men laat zien niet geïnteresseerd te zijn in wat een ander zegt of doet. Wanneer een man schaamte laat zien, kan dit daarom eerder geïnterpreteerd worden als desinteresse bij mannelijke ingroup- en outgroup-leden.

Het is belangrijk om bij dit onderzoek in acht te nemen dat het herkennen van emoties niet per definitie gelijk staat aan het interpreteren van emoties. Het interpreteren van emoties lijkt dichter bij de werkelijkheid te komen omdat er tijdens sociale interactie vaak niet één bepaalde emotie aanwezig is, maar meerdere emoties in verschillende mate. In het huidige onderzoek is een poging gedaan om te toetsen of er verschillen zijn in interpretatie van

(20)

20 schaamte bij ingroups en outgroups doordat de deelnemers bij elk label de mate van

aanwezigheid moesten aangeven via een slider. Er werden slechts vier labels aangeboden, waardoor men de emotie enkel onder één of meerdere labels kon scharen. Hierdoor kan het zijn dat de deelnemers eerst naar de labels keken en vervolgens bepaalden of ze labels herkenden in de afbeelding. Dit lijkt daarom ook deels op emotieherkenning. Er moet dus voorzichtig om worden gegaan met het begrip interpretatie.

Daarnaast is in dit onderzoek enkel gekeken naar de interpretatie van schaamte door autochtone Nederlanders bij ingroup- en outgroup-leden, maar niet naar de interpretatie van schaamte door allochtone Nederlanders. Aangezien de allochtone Nederlanders in dit

onderzoek zeer verschillende etnische achtergronden hadden, was het niet mogelijk om deze groep als aparte ingroup te beschouwen en de autochtone Nederlanders daarbij als outgroup. Hierdoor is niet gekeken of schaamte ook vaker inaccuraat wordt geïnterpreteerd door allochtone Nederlanders bij autochtone Nederlanders. Door in vervolgonderzoek enkel Marokkanen of Turken als outgroup te nemen, kan men bekijken of het effect twee kanten op gaat.

Dit onderzoek laat zien dat er verschillen zijn in de interpretatie van schaamte bij

ingroups en outgroups. Het lijkt erop dat bij vrouwen met allochtoon Nederlandse

achtergrond schaamte, een emotie die laat zien dat men zich bekommert om de verwachtingen van een ander, eerder wordt geïnterpreteerd als een blijk van desinteresse. Bij allochtoon en autochtoon Nederlandse mannen lijken verwachtingen van stereotype emoties een grote invloed te hebben op de interpretatie van schaamte, ongeacht het lidmaatschap van in- of

outgroup. Met dit onderzoek is het belang aangetoond van de bewustwording van verschillen

in interpretaties van emoties tussen ingroups en outgroups. Negatieve vooroordelen over Marokkaanse en Turkse Nederlanders lijken in stand te worden gehouden wanneer men een pro sociale emotie zoals schaamte interpreteert als een negatieve emotie zoals desinteresse.

(21)

21 Om een goede verstandhouding in de huidige samenleving te creëren tussen allochtone en autochtone Nederlanders, is het van belang dat men zich bewust wordt van de verschillen in interpretatie van emoties zoals schaamte.

(22)

22 Literatuur

Beaupré, M.G. & Hess, U. (2006). An ingroup advantage for confidence in emotion recognition judgments: The moderating effect of familiarity with the expressions of

outgroup members. The Society for Personality and Social Psychology, 32(1), 16-26.

Brewer, M. B. (1999). The psychology of prejudice: Ingroup love and outgroup hate?. Journal of social issues, 55(3), 429-444.

Correll, J., & Park, B. (2005). A model of the ingroup as a social resource. Personality and

Social Psychology Review, 9(4), 341-359.

Demoulin, S., Leyens, J. P., Paladino, M. P., Rodriguez‐Torres, R., Rodriguez‐Perez, A., & Dovidio, J. (2004). Dimensions of “uniquely” and “non‐uniquely” human

emotions. Cognition and emotion, 18(1), 71-96.

Dijk, C., de Jong, P. J., & Peters, M. L. (2009). The remedial value of blushing in the context of transgressions and mishaps. Emotion, 9(2), 287-291.

Ekman, P. (1992). Are there basic emotions?. Psychological Review, 99(3), 550-553.

Ekman, P. (1993). Facial expression and emotion. American psychologist,48(4), 384-392.

Ekman, P. (1994). Strong evidence for universals in facial expressions: a reply to Russell's mistaken critique. Psychological Bulletin, 115(2), 268-287.

Elfenbein, H. A., Beaupré, M., Lévesque, M., & Hess, U. (2007). Toward a dialect theory: cultural differences in the expression and recognition of posed facial

expressions. Emotion, 7(1), 131.

Feinberg, M., Willer, R., & Keltner, D. (2012). Flustered and faithful: Embarrassment as a signal of prosociality. Journal of personality and social psychology, 102(1), 81-97.

(23)

23 Fischer, A. H., Rodriguez Mosquera, P. M., Van Vianen, A. E., & Manstead, A. S. (2004).

Gender and culture differences in emotion. Emotion, 4(1), 87.

Fölster, M., Hess, U., & Werheid, K. (2014). Facial age affects emotional expression decoding. Frontiers in psychology, 5(30), 1-13.

Gaunt, R., Leyens, J. P., & Demoulin, S. (2002). Intergroup relations and the attribution of emotions: Control over memory for secondary emotions associated with the ingroup and outgroup. Journal of Experimental Social Psychology, 38(5), 508-514.

Haslam, S. A., Oakes, P. J., Turner, J. C., & McGarty, C. (1995). Social categorization and group homogeneity: Changes in the perceived applicability of stereotype content as a function of comparative context and trait favourableness. British Journal of Social

Psychology, 34(2), 139-160.

Keltner, D., & Buswell, B. N. (1997). Embarrassment: its distinct form and appeasement functions. Psychological bulletin, 122(3), 250.

Kommattam, P. (in preparation.)

Leyens, J. P., Paladino, P. M., Rodriguez-Torres, R., Vaes, J., Demoulin, S., Rodriguez-Perez, A., & Gaunt, R. (2000). The emotional side of prejudice: The attribution of secondary emotions to ingroups and outgroups. Personality and Social Psychology Review, 4(2), 186-197.

Leyens, J. P., Rodriguez‐Perez, A., Rodriguez‐Torres, R., Gaunt, R., Paladino, M. P., Vaes, J., & Demoulin, S. (2001). Psychological essentialism and the differential attribution of uniquely human emotions to ingroups and outgroups. European Journal of Social

(24)

24 Malpass, R. S. (1990). An excursion into utilitarian analysis. Cross-Cultural Research,

24(1-4), 1-15.

Marsh, A. A., Elfenbein, H. A., & Ambady, N. (2003). Nonverbal “accents” cultural differences in facial expressions of emotion. Psychological Science,14(4), 373-376.

Martin, J., Bennett, M., & Murray, W. S. (2008). A developmental study of the

infrahumanization hypothesis. British Journal of Developmental Psychology, 26(2), 153-162.

Milanak, M. E., & Berenbaum, H. (2014). The effects of context on facial affect recognition. Motivation and Emotion, 38(4), 560-568.

Paladino, M. P., & Vaes, J. (2009). Ours is human: On the pervasiveness of infra‐

humanization in intergroup relations. British Journal of Social Psychology,48(2), 237-251.

Peters, K. (2010). Being together in urban parks: Connecting public space, leisure, and diversity. Leisure Sciences, 32(5), 418-433.

Pew Research Centre (2005). Islamic extremism: Common concern for Muslim and Western publics [online]. The Pew Global Attitudes Project. Available from:

http://pewglobal.org/reports/display.php?ReportID ¼ 248 [Accessed: 23-09-2006].

Plant, E. A., Hyde, J. S., Keltner, D., & Devine, P. G. (2000). The gender stereotyping of emotions. Psychology of Women Quarterly, 24(1), 81-92.

Plant, E. A., Kling, K. C., & Smith, G. L. (2004). The influence of gender and social role on the interpretation of facial expressions. Sex roles, 51(3-4), 187-196.

(25)

25 Seger, C. R., Smith, E. R., Kinias, Z., & Mackie, D. M. (2009). Knowing how they feel:

Perceiving emotions felt by outgroups. Journal of Experimental Social

Psychology, 45(1), 80-89.

Shioiri, T., Someya, T., Helmeste, D., & Tang, S. W. (1999). Misinterpretation of facial expression: A cross‐cultural study. Psychiatry and clinical neurosciences, 53(1), 45-50.

Tracy, J. L., & Robins, R. W. (2008). The automaticity of emotion recognition. Emotion, 8(1), 81-95.

Van Der Schalk, J., Hawk, S. T., Fischer, A. H., & Doosje, B. (2011). Moving faces, looking places: validation of the Amsterdam Dynamic Facial Expression Set

(ADFES). Emotion, 11(4), 907.

Velasco González, K., Verkuyten, M., Weesie, J., & Poppe, E. (2008). Prejudice towards Muslims in the Netherlands: Testing integrated threat theory.British Journal of Social

Psychology, 47(4), 667-685.

Wickline, V. B., Bailey, & W., Nowicki, S. (2009). Cultural in-group advantage: Emotion recognition in African American and European American faces and voices. The

Journal of Genetic Psychology, 170(1), 5-30.

Young, S. G., & Hugenberg, K. (2010). Mere social categorization modulates identification of facial expressions of emotion. Journal of personality and social psychology, 99(6), 964-977.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

More importantly, outgroup helping in response to a negative metastereotype was predicted by participants’ concern for the image of the group (Studies 2 and 3), or the degree to

Het grootste deel van het vastgestelde loonverschil is niet te wijten aan een verschil in directe uitbe- taling van mannen en vrouwen, maar aan onder meer de verschillen in

Table 3-1 Characteristics of learning communities and mentor groups 57 Table 3-2 Descriptive statistics and correlations 60 Table 3-3 Multilevel analysis of

Reference is to ‘the International Covenant on Civil and Political Rights (together with the General Comments and Views of the Human Rights Committee), the International Covenant

The research has also clearly shown the detrimental effect of ownership of resources, where there was not really any profit for any of the agents in the economy: The ’richest’ agent

[r]

De oorzaak van het feit dat de vrouwen niet significant hoger scoren op de depressieschaal dan mannen ligt bij het feit dat de vrouwen met een eetstoornis niet significant hoger