Uitwerkingen Mulo-B RK Examen 1969 Meetkunde
Opgave 1.
a. 1 2 ( ) sin 21,33 O ABI AI BI AIB 1 2 21,33 6 8 sin 21,33 sin 24 AIB AIB o o 117, 2834097 117 AIB b. AB2 AI2BI2 2 AI BI cosAIB 2 36 64 2 6 8 cos117, 2834097o AB 2 114, 0056542 12. AB AB c. AI2 AB2BI2 2 AB BI cosABI 36 144,0056542 64 2 12, 00023559 8cos ABI o o192,0037694cosABI 172,0056542 ABI26,38280039 ABC53 .
d. BAI 180o117, 2834097o26,38280039o 36,33378991o o o o o o 72, 66757982 180 72,66757982 52,76560079 54,56681939 BAC C . o o sin 12,00023559 sin 72,66757982
sin sin sin sin 54,56681939
BC AB AB BAC BC BAC C C 14,0592087 14 .
Opgave 2.
Voor de oppervlakte van ABD geldt:
2 2
1 1
2AB BD p 2 q BD p
2 : 2 :
q BD p p q p p BD.
Zo kunnen we (zie figuur 1) BD h construeren.
Van ABD weten we nu de basis (AB q ) en de tophoek ADB. met behulp van de nasis-tophoek-constructie kunnen we de cirkel teken door A en B waarop het punt D ligt. Dit punt
D is de snijlijn van de cirkel met middelpunt N en een lijn evenwijdig met AB op afstand h.
Nu we ABD gevonden hebben, vervolgen we de constructie met een lijn AM AD. Op deze lijn AM ligt het middelpunt M van de omgeschreven cirkel van ABC. M is het snijpunt van AM en de middelloodlijn van AB. We kunnen nu de omgeschreven cirkel van ABC
Opgave 3.
a. o o 90 90 ADC AEC de som van een paar
overstaande hoeken in vierhoek ADCE is gelijk aan 180o, dus is ADCE een koordenvierhoek. b. C ligt op de omgeschreven cirkel van ABC en CE is raaklijn aan deze cirkel in het punt C, dus
1 2 boog
BCH BC
(boog van cirkel met middelpunt P door C) Ook geldt: 1 2 boog BAC BC , dus 1 2
( boog van omgeschreven cirkel van koordenvierhoek
BCH BAC
DEC BAC CD ADCE
// BCH DEC DE BC
c. Ook DBGC is een koordenvierhoek, want BDC BGC180o. Hieruit volgt direct, dat 1
2
( boog )
ABC DGC CD
.
Met betrekking tot de omgeschreven cirkel van ABC geldt 1 2 boog BAC BC en 1 2boog CBG BC
(BG is raaklijn aan de omgeschreven cirkel van ABC in het punt B), dus BAC CBG.
In ACD geldt ACD90o BAC.
In BCG geldt BCG90o CBG en omdat BAC CBG geldt ACD BCG. Nu geldt ACB ACD DCB DCG BCG DCB ACB DCG ACD BCG . We vonden al 1 2 ( boog ) ABC DGC CD
, dus hebben de driehoeken ABC en DCG twee paar gelijke hoeken, dus zijn de driehoeken gelijkvormig.