• No results found

Paasexcursie Loiregebied, van 9 tot en met 13 april 2009 met een interpretatie van de afzettingen bij Pauvrelay en Ferrière-Larçon

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Paasexcursie Loiregebied, van 9 tot en met 13 april 2009 met een interpretatie van de afzettingen bij Pauvrelay en Ferrière-Larçon"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Paasexcursie

Loiregebied,

van

9

tot

en

met

13

april

2009

meteen

interpretatie

van de

afzettingen

bij Pauvrelay

en

Ferrière-Larçon

Tonvan

Eijden

*

Hoewel het veel moeite kostte is Eener

opnieuw

in

ge-slaagd

om het hek van de bekende groevete

Pauvrelay

voor onsopente laten gaan. Ook op de

zandhoop

bij

Le Petit Glos

bij

Manthelanenin de kuil in het weiland

bij

Le Louroux mochtweerworden gegraven.

Jammerwaswel dat La Placette

bij Ferrière-Lanjon

voor ons

gesloten

bleef. Naeen slechte

ervaring

meteengroep

dieeen wareravage

achterliet,

laat de boer hier geen

groe-penmeertoe.

Hetgeen

welweeraantoonthoe

belangrijk

het is omde

eigenaren

van

vindplaatsen

tevriendtehouden. Enhoe enkelenhetvoor veleanderen kunnen

verpesten.

Gelukkig

kon nog wel worden gegraven

bij

het

bosje

aan

de andere kant vande weg,tegenoverLa Placette.

Ondanks deze

gunstige

vooruitzichten hadden zich niet veel leden opgegeven, de

deelnemerslijst

telde 16 namen, minder nog daner

meegingen

naarhet Bekkenvan

Parijs

vorig jaar. Vrijwel

iedereen kooservoor omde

‘Camping

Municipal’

in Le

Grand-Pressigny

als uitvalsbasiste

gebrui-ken,

alleen HenkenWil Mulder

prefereerden

een

‘cham-bre d’hóte’ in de buurt.

Schrijver

dezes beschikt nietover

eigen

vervoer,maarkon

gelukkig meerijden

met

Eddy Spijkerman. Eddy’s

doelwas

vooralomhaaientandenenbetrestenteverzamelen. Zeer

gunstig

voor

mij;

erbleefzo meerruimte in deautoover voor

mijn

zakkenmet

fossielgruis.

We arriveerdenna een

probleemloze

reisaanhet eindevan de

middag

in Le

Grand-Pressigny. Gemakkelijk

op

tijd

om ons op de ‘Mairie’inte

schrijven

voorde

camping,

en een

sleutelmee te

krijgen

die de

slagboom

in

werking

stelt.

Op

de

camping

keken

wij

verbaasd in het rond. Het

ter-rein leek ertotaal verlaten

bij

te

liggen.

Pas

bij goed

kij-ken ontwaarden

wij

achterineen

kampeerwagen.

Het bleek de wagenvanBenenJoke Nielandte

zijn,

die

blij

waren

datzeniet

langer

de

enigen

op de

camping

waren.De be-heerstervande

camping

kwam nogeven

langs

omtezien of alles in ordewas.

Zij

verzekerdeonsdat de

verlichting

vanhet terrein

ingeschakeld

zou

worden, hetgeen

nietzou

gebeuren.

De

prullenbakken

warenooknogniet

opgehan-gen,wemoestenonsafval

kwijt

in de kleine

bakjes

in het

toiletgebouwtje.

Maarwatwas er in vredesnaamaan de hand? Waar wa-renalle anderen? We hadden toch echt wel de

negende

af-gesproken?

Dringende

vragen, waaropechter geenantwoord kwam. En ermoesten andere

dingen gebeuren,

zoals het opzet-tenvandetenten.

Korte

tijd

later kwamen

gelukkig

de

volgende

deelnemers

opdagen;

Michiel Bakkeren

Dory

Roes. Wat later kwam

ernogeenheel

belangrijk

iemandaan; onze

onvermoei-bare excursieleider Stef

Mermuys.

Een andere

Stef,

name-lijk

Stef

Keulen,

arriveerde nog iets later.

Eddy, Michiel, Dory

enik hebbenmoeten constaterendat het helaas

mogelijk

is om ineenop culinair terrein

goed

bekend staand land als

Frankrijk

zéér

matig

eten voorge-zet te

krijgen.

In Le

Grand-Pressigny zijn

slechtstwee

res-taurants. Het eerste, ineen

hotelletje, oogde

wel erg

sjo-felen

leeg,

we

gingen

naarhet

andere,

‘Grand Ma’. Dat

wasdus geendoorslaandsucces, maar

ach,

we haddenik elk

geval

eten.

Na hetetenpraattenwe na

bij

de campervande

Nielands,

onder hetgenotvan een

drankje (of

twee...of

drie...).

Entot onze

verbazing

kwamertegenelfuurtoch nogeen

auto het terrein op

rijden.

Het bleken JanenMark Boes

te

zijn,

vermoeidna een

lange dag

reizen. Waarvoor ons

gewone

stervelingen

de afstandnaar

Pressigny

ongeveer 800kilometer

is,

hadden

zij

ruim 1400kilometer

afgelegd

om erte

komen,

enhierdoorwarenze‘iets’

langer

onder-weggeweest.

Hoeze’m dat

geflikt

hadden? Zó

simpel

dat hetaan

geniali-teitgrenst.Hoewel Jan al vele malen eerder in het

Loirege-biedwasgeweesthaddenze

bij

vertrek hunnieuwe

speeltje

ingeschakeld,

een

routeplanner,

enGrand

Pressigny

inge-toetst.

Triomfantelijk gaf

hetapparaataande wegteweten,

en ze

volgden

de

aanwijzingen

trouwop. Dat hunroute niet

over

Antwerpen richting Parijs ging

deed in debovenkamers

vande heren geen alarm

afgaan.

In blindvertrouwen op de

technologie

namenze aan dat diteen snellerewegomde

grote steden heenzou

zijn,

enbleven hun

digitale

wegwij-zer

volgen.

Pas in Oost

Frankrijk,

toen zeal

bijna

ter

hoogte

vanBaselwaren,

drong

de

gruwelijke

waarheid

langzaam

door:er

klopte

iets niet. De

routeplanner

leiddehen welnaar De

afgelopen

decennia is er met de traditionele WTKG

paasexcursie vrijwel

steeds

gezocht

in het Bekkenvan

Pa-rijs.

Helaas wordt het echter steeds

moeilijker

omtoegang

te

krijgen

tot

goede

verzamel-locaties. Bovendien kennen veel WTKG-ers de bekende

plaatsen

inmiddelsvanhaver totgort.

Hetgeen

nietwegneemtdaterelke keerweer vol-doende deelnemers

zijn.

Sindseenaantal

jaren

wonenEenen

Rieja

Vaessen

bij

Le

Petit-Pressigny

in het

Loire-gebied. Jarenlang

warenhier geenWTKG-excursies

georganiseerd,

voornamelijk

om-dat het

moeilijk

is om

toestemming

voor verzamelente

krijgen

op de

weinige

nogbestaande

goede vindplaatsen.

Maar Een kent inmiddelseenaantal

belangrijke

mensen, en

via dezecontactenlukte het hemtoegangte

krijgen

toteen

paarhistorische locaties. Een hele

prestatie,

wantdatwas

ietswat zelfs Franse

verenigingen

nietvoorelkaar hadden

gekregen.

In 2007 werd hierdooreeninteressante paasex-cursie

mogelijk,

waaraanveel WTKG-ers

deelnamen,

en

waarbij

veel leuk materiaal werd

gevonden.

Het

lag

dan ookvoorde handomop

herhaling

tegaan.

(2)

Foto

Jan

Boes.

een

Pressigny,

maar naar een heel ander

Pressigny!

Afijn,

na uren en urende maximum snelheidtehebben

overschre-denwashet laatopde avondeer zeaankwamen in het

juis-te

Pressigny.

Hun

enige

troostwasdatzede drukke wegen

rond

Parijs

hadden vermeden. En dat hun verhaal in geuren

enkleuren de annalenvande WTKG

ingaat.

Hiermee ontbraken nog drie deelnemers. Yvonne

Butaye

zou op

zaterdag aankomen,

HenkenSinnie Bol kwamen

uiteindelijk

helemaalniet

opdagen.

Voor deeerste

excursiedag, vrijdag

10

april,

werd

begon-nenmetde befaamde groevenetbuiten het

gehucht

Pau-vrelay (foto onder).

Deze groeve is nietgroot,enop het eerste

gezicht

ziet het materiaalerniet veelbelovend uit: heel veel

gebroken

en/of

gerolde fossielen, vermengd

met kiezels. Ik

geef grif

toedat ik

nogal teleurgesteld

wastoen ik hetvoorheteerstzag.

Gelukkig

isdit zo’n

geval

waarin de eersteindruk niet de

juiste is,

het materiaal bevat wel

degelijk

een

gevarieerde fauna,

enniet alles is

gerold

of

gebroken.

Het eerder

genoemde

‘openen

van de hekken’moet niet alte

letterlijk

wordengenomen,hetwasnogsteeds

nood-zakelijk

omvia eengatin de

omheining

de groevete

be-treden. Al snel wasmen

gemoedelijk

aanhet zoekenen

zeven, enkwamen deeersteleuke vondsten. Net alstwee

jaar geleden

washet Jan Boes die als eersteeen

Cypraea

uit

zijn

zeefkon vissen. Een anderesoortdeze

keer,

omde

vreugde

nogtevergroten.

Hoewel wolken

geleidelijk

dezon aanhetoogontrokken

washet bestwarm, enuitstekend zoekweer. De één vulde

zakkenmet

gruis

om thuis uitte

zoeken,

de andere

pikte

ter

plekke

de krenten uit de

pap. Enna een

tijdje

mocht ik zelfook het

genoegenhebbeneen

Cypraea

tevinden. Zelfs de haaientandenverzamelaars

gingen

nietmet

lege

handen

weg, hoewel dit materiaalniet erg

rijk

isaanvisresten. Na de lunch scheidden zich de wegen.

Eddy

wilde in de

omgeving

van

Savigné

naarhaaientanden gaan

zoeken,

en

vertrokmet

zijn

auto.Waarin

mijn

emmersenzakken nog

lagen.

Niet heel slimvanme, want ik wildenaar

Ferrière-Larfon,

enkonmetStef

meerijden. Gelukkig

had Stefeen

paar zakkenover,en emmers waren erook voldoende. Een aantal anderen bleef nogwat

langer

in

Pauvrelay.

Aangekomen bij

Ferrièrezagenwedat dekuilen in de

bos-jes,

dietwee

jaar geleden

al slecht

toegankelijk

en

weinig

productief

bleken,nuzeer

overgroeid

en

opgevuld

waren.

Het leekonsteveel moeitevoor eenonzeker resultaatom

... de befaamde groevenet

(3)

Foto

Stef

Keulen.

hierte

gaan graven.Hetgatin het weiland

lag

erechter nog netzo

bij

alstoen,enhier lekenons de kansen beter. We

gingen

voortvarendtewerk. De

opgevulde

kuildiein 2007

eenaantal

Cypraea'

shad

opgeleverd

werd

leeggeschept

en

vergroot

(foto hieronder).

Vooral Mark

legde hierbij

een

tomeloze

energie

aan de

dag

zodat uit eensteeds indruk-wekkender

afmetingen

aannemende kuil al snelemmer na

emmer

gruis omhoog kwam,

omverdeeldtewordenover

de diverse zeven. Met zoveel

productiewerk

kwamen de eersteleuke vondsten snel: verschillende kleine

Cypraea

’s, kleine

Conus,

endiverse

Murex-achtigen.

Hetwasintussen drukkendwarm

geworden,

ende insec-ten werden uitermate vervelend. Ze bleven

hardnekkig

proberen

zelfmoordte

plegen

inonze

ogen,neuzen,

mon-den,

enalle andere

lichaamsopeningen

die ze maar

kon-den bereiken. Geen ideewat hiervan het evolutionairenut

zoukunnen

zijn.

Maar desondanks vulden de zakken zich met

gruis,

de

doosjes

met

vondsten,

enwerd hetgat

dieper

en

dieper.

diep,

dat

Mark,

enlater

Jan, hulp nodig

had-denomerineneruittekomen. Deemmers

gruis

moesten zelfsaan eentouwworden

opgehesen.

Maar de

diepere

la-gen,

grijzig

witvan

kleur,

leverden minder

goed

materiaal

op dan de licht

geelbruine lagen

erboven. We verbreedden dus de kuil in

plaats

vante

blijven

pogen de mesozoische

ondergrond

teontsluiten.

Stefwasintussenaan een

eigen ontgrondingsactie

begon-nen, ineengatdat ook al snelgroteren

dieper

werd

(foto

rechteroagina onder).

Ondanks het feit dat dekuilenop

slechts enkelemetersvanelkaar

lagen,

verschilde het

ma-teriaal

duidelijk,

in Stef’s kuil washet minder

gerold

en

leekwat meergavefossielentebevatten.

Uiteindelijk

waren we moe

gestreden,

beslotenwedatwe

voldoendemateriaal

hadden,

enkeerdenterugnaarde

cam-ping

voor eenverfrissende

douche,

schone klerenen een

vloeibare

versnapering.

Wel

nodig,

naal het vermoeiende werk. Omdateenaantalvan onsnogmeerwilden

verza-melen lietenwedegatenopen.

Tijdens

hetnapratenarriveerdetotieders

verrassing

onze

Belgische

deelneemster

Yvonne,

haar

taalgebruik

verle-vendigde

de discussies

aardig.

Bij gebrek

aanalternatiefatenwedie avondweer

bij

‘Grand

Ma’,

enhetetenwas

warempel

watlekkerder dan de vori-ge keer. Helaas

begon

het intussen welte

regenen,endat zette flink door. Jammervan

mijn handdoek,

die ik

bui-ten te

drogen

had

gehangen.

Maar

mijn

zeer

krappe

tent-je

hield hetwater

gelukkig

wel buiten. In de

loop

vande

nacht werd het

gelukkig droog.

Op zaterdag

11

april ging

eengrootdeelvande

groepnaar

ManthelanenLe

Louroux,

enkelen

gingen

naar Ferrière-Lar-9on. Ik

ging

met

Eddy,

Michielen

Dory,

en

Yvonne,

naarde

omgeving

van

Savigné,

omdaar in

afzettingen

van eenwat

meeropen zee naarhaaientandenenbetrestentezoeken. Datwasnogeenflinkeafstandoverkleine

binnenweggetjes,

maarmetslechts één foute

afslag (mijn fout)

lukte dat. Dit

materiaal,

een

pakket

vanenkelemetersverkitte

(4)

Interpretatie

van

de

afzettingen bij Pauvrelay

en

Ferrière-Larçon

De ‘faluns’ die

bij Pauvrelay

en

Ferrière-Largon

voorko-menvertonen eenpaarduidelijkeovereenkomsten.

Op

beide

plaatsen

is het materiaal

grof,

slecht

gesorteerd,

bevat

(vrijwel)

geen klei of silt, maarwel kiezels. Door het ontbrekenvanfijnmateriaal is de

afzetting

zeer

po-reus. Hoofdbestanddeelzijn geroldeengebroken

fos-sielen. Metnamein de wandvande groevebij

Pauvre-layisgoedtezien datergrovereenfijnere lagen

voor-komen,en dat delagennietparallel zijn.

Bij

Pauvrelaykomen fossielen(sponzenen brachiopo-den), brokjeskalkenvuursteenuit de mesozoische

on-dergrond

voor,deze ontbreken

bij Ferrière-Largon.

Het materiaal is hier ook

duidelijk

grover dan

bij

Ferrière.

Bij

het

bekijken

vande fossielinhoud valt op datnaast

zeerveel onherkenbaar

gebroken

en

afgerolde

fragmen-tenookperfectgave, breekbare fossielen voorkomen -het isons

juist

omdezetedoen.

Bij

verder

kijken

valternogmeerop. Het vele

gerolde

fos-sielgruis

moet

afkomstig

zijnvan eenlossebodem,waar

getijdenstromingen

en

golven

in deondiepefalunzeevrij spelhadden. Maar

vermengd

hiermeekomenstukjes ko-ralenenbryozoën voor, dieeenvasteondergrond

no-dighebben. Ookmollusken zoalsNerita, Patella,

Diodo-ra,

zeepokken

enoesters hebbeneenvaste

ondergrond

nodig.

Daarnaast komen ook

algen grazende

soortenals Cerithiumvoor, enook deze kunnen niet opeensteeds

bewegende gruisbodem

hebben

geleefd.

Ook heel

opvallend

is dat

bij

het thuis uitzoekenvanhet

fossielgruis

met

enige regelmaat

meest

juveniele

bival-venals

‘doosje’ gevonden

worden. De beide

schelphelf-tenlatenzeer

gemakkelijk

vanelkaarlos,endat bete-kent dater

oorspronkelijk

nog veelmeerin het materi-aal moeten hebbengezeten.En daar bivalvennahun dood door hetverslappenvandesluitspierenopengaan

endeschelpen

spoedig

vanelkaarlosraken, vraagtdit

om een

verklaring.

Die verklaring ligt, naarmijn idee,in de manier

waar-op het materiaal is afgezet, namelijkdooreen

bijzon-der

krachtige

storm. Eenstorm uit hetwestenof zuid-westen kon hetwater in de falunzee

hoog

opstuwen,

enzeer

krachtige stromingen

en

hoge golven

veroor-zaken. Materiaalvanstranden,zandbankenen

rotsige

kusten kon dan worden

vermengd

met

afgerold gruis

enlevende dieren uit het

diepere

water,enin korte

tijd

in grotemassa’s

bijeen

worden

gespoeld.

Dit verklaart hetbijelkaar voorkomenvanfossielen die

oorspronkelijk op verschillendeplaatsen moeten heb-ben geleefd,de verschillenin preservatie,en het

voor-komenvan ‘doosjes’.Deze bivalvenzijnlevend zódiep begravendatzezich nietmeer naardeoppervlakte kon-den werken. Na hun doodwas de druk van het sedi-mentgrootgenoegomteverhinderen dat deschelpen

zich

openden,

en vanelkaar konden losraken.

Bij Pauvrelay

moetde

ondergrond

in de directe

omge-ving

een eiland hebben

gevormd.

Hiervandaan

kwa-men de

brokjes

zachtekalk, ende mesozoische fos-sielen als sponzenen

brachiopoden.

Deze kunnen niet

ver

getransporteerd zijn.

In de

afzetting

bij

Ferrière-Largon

komen deze nietvoor, deze zalzijn

gevormd

alseenzandbank,verder wegvan

de kust. Bijhet graven hier bleek datertweepakketten voorkomen,op eengrijzig-witte laag met minder fos-sielenligt een

gelig-bruine laag

waarinmeergave fos-sielen voorkomen.

Mogelijk

liggenhierafzettingenvan

tweestormen

op elkaar.

Tonvan Eijden), De

Sparren

39, 1402 KD Bussum,

tel. 035-692 2477, email:

eijdent@hetnet.nl

(5)

Foto

Stef

Keulen.

denmetveel

bryozoën (de

‘facies

Savignien’)

wordt

vrij

grootschalig

ontgonnen

(foto rechts).

Slechts

weinig

kal-kige

fossielen

zijn

bewaard

gebleven,

maarenkele

lagen

bevatten wel vistandenenbetresten. Het

bekijken

vande steile wandenende

hopen

zanden

gruis

leverde

weinig

op,

voornamelijk

kleinepectens.Na een

poosje

vond ik éénzeergrote pecten.Later bleek dat Michielen

Dory

me

voor warengeweest:

zij

haddenereenstuk ofzes.

Uiteindelijk

vond ik eenniveaumet donker

gekleurde

steentjes,

waarin al eerdermensenhadden zitten hakken. Dit bleek de

gezochte laag

te

zijn,

en we

gingen

deze uit-bikkenen zeven.

Lastig werk,

het

spul

is best

hard,

ende

laag

is

vrij

dun. Maarwezaten

goed,

vooral

Eddy

haal-de erenkele

redelijk goed

bewaardeenzeer fraai

rood-bruin

gekleurde

tanden uit.

Mijn

grootstevondst deed ik toenikeen

stukje

wand wilde

weghalen

om

mijn

zeefte kunnen

plaatsen:

een

bijna

tien centimetergrote

steen-kemvan een Conus. Daarnaast vond ik nog enkele

huid-plaatjes

vankrokodillenenMichiel vondeendeelvan een

Mastodon-tand.

Op

de

terugweg

stoptenwe nogeven in

Savigné

omhet

museumte

bekijken.

Hier bezitmenhet resultaatvanvele

jaren

werkvanlokale verzamelaars. Naast vele

haaientan-den

(met

veel kleine

Megalodon

’s enhele

zakjes

vol met

Hemipristis,

dat isnou eens eensoortdie ik wel had willen

vinden)

ook bottenentandenvan

zoogdieren

en

reptielen.

Hetgeen

wel

duidelijk

maakt dat diteen

omgeving

iswaar

je

vaakmoetgaan zoekenendansoms

geluk

hebt. In de

loop

vande

dag

was de

bewolking

toegenomenen

helaas

begon

hettoenwe

bijna

terugwaren

opnieuw

te

re-genen.

Op

de

camping spraken

wede anderen. Die

had-den hetgrootstedeelvan de

dag doorgebracht

in het wei-land

vlakbij

Le Louroux

(foto hieronder).

Hier iseenheel andere

afzetting

te

bemonsteren,

ineenroodbruine

zandig-lemige

matrix zittengrote

Glycymeris, Conus,

Terebraen anderesoorten. Het iszwaarwerk,maarhet leverde mooie

zaken op. Stef KeulenenJan Boes hadden elkeenmooie

Ficus,

enStef

Mermuys

twee groteMurex

(foto’s

rechter-pagina bovenaan).

Welwas aanhet eindvande

middag

een

overhangende

wand

ingestort, gelukkig

washet

enige

dat Zoeken in de ‘facies

Savignien’.

(6)

Foto

Stef

Keulen.

bedolven werd Stefs houweel. Daarnaastwaser

gezeefd

in

de

zandhoop bij Manthelan,

en warenenkelennaar

Ferriè-re-Lar9on

gegaan.

Die avond

gingen Stef, Eddy, Yvonne, Michiel, Dory,

en iknaar

Paulmy,

waar wemetLen ineenblues-café aten,

met

begeleiding

dooreenblues-band

(foto rechts).

Ik heb

weinig ervaring

metditsoort

muziek,

maarhet trio

speel-de

volgens mij

zeer

verdienstelijk.

De

maaltijd

was

sim-pel,

maar

smakelijk,

alleen daarom al de moeite waard.

Sommigen besproeiden

heteten wel zeer

rijkelijk,

enna

thuiskomst zakte

Dory

door éénvanhun

zojuist gekochte

stoeltjes,

omdat dit scheef stond.

De

volgende

dag (zondag

12

april)

was alles weliswaar

doorweekt,

maardetentenhadden detest

opnieuw

door-staan,enhet

regende

nietmeer.

Eddy

enik vertrokkennaar

Ferrière-Larpon,

en

begonnen

degatenvan de

dagen

er-vooruitte

diepen.

Om ongeveer kwartovertien arriveerde Henk Mulder.

Hooguit

15 seconden later vond ikeen

Cy-praea,

liggend

op het

‘trappetje’dat

ik had

gemaakt

omde kuil inenuittekunnen komen. Ennogeenpaarseconden later haalde

Eddy

een

beschadigde Cypraea

uit

zijn

zeef.

Henkkon hier niet

bij: gisteren

had

hij,

ondanksfanatiek

graaf-

en

zeefwerk,

geen

Cypraea gevonden,

en

hij

wasnu

teruggekomen

omdat

hij

die

graagwilde hebben. Metons drieën werkten we

door,

de kuilen steeds verder

uitdiepend.

Na de

Cypraea

en eenaantal leuke kleine

mu-ricidenhield hetmetde vondsten wel op. Maartoenkwam

Stef,

die inmiddels

zijn

houweelweerhad

uitgegraven.

En die lietonsevenzien hoe

je

tekeer kunt gaan. Emmerna

emmervulde

hij

met vers

uitgehakt materiaal,

en haalde

daar binneneenhalfuur niet minder dan

vijf Cypraea'

s

uit!

Goed,

onze

geologisch

secretaris werkt sneller dan drie anderen samen,maar

hij

heeft het

geluk

vanminstens tien.

Het issomswat

ontmoedigend.

Maar daarom niet

getreurd,

ik heb ook voldoende mate-riaalomthuis eenhele

tijd bezig

te

zijn,

ende

Cypraea'

s

die ik vond

zijn (denk ik)

anderesoortendan die ik al had. Wel

begon ik,

luisterendnaar de

gesprekken

achter

mijn

rugom,na een

poosje

het ideete

krijgen

dat

Eddy

enHenk

wilden suggereren dat ik weleens een

goede geologisch

secretariszoukunnen

zijn.

Geen ideewaarom zedat

zou-den kunnen zou-denken...

Voor die avond had Len iedereen

uitgenodigd

voor een

hapje

en een

drankje,

enomdat

Eddy

enik al de hele

dag

gegraven hadden

gingen

we

bijtijds

weg.

Hetgeen

wel

be-tekendedatwe het

dichtgooien

vande kuilenaande

an-derenmoesten

overlaten,

ik

hoop

datmen ons dat niet al tezeer

kwalijk

heeftgenomen.

Naeendoucheenomkleden vertrokkenwe naarLe

Petit-Pressigny. Bij

degrotesilo’smoestenwe

zijn,

dustoenwe

die zagen

gingen

wezoeken. Te

laat,

bleek

het,

we waren de

juiste zijweg

toen al

voorbij.

We vroegen de wegaan

eenFranse boer. Die konons niet

helpen,

maar

Eddy

had het heldereideeom naarde

telefoongids

tevragen,endat

leverde denaam vanhet huis op. Die werdweerherkend

door de Franse

boer,

dieons

duidelijk

kon

uitleggen

waar wemoesten

zijn.

Lenen

Rieja

hebben

duidelijk

al veel werk in het

opknap-penvanhunmooieoudehuis

gestoken,

hetzieterallemaal

leuken

gezellig

uit. Meteenkeuraan

spullen

die zó ineen

volkenkundig

museumkunnen. Primavoorelkaar. Dat

gold

ookvoor de

hapjes,

er wasruim voldoendeenerg

smake-lijk. Applaus

voor de Vaessen’s! Eneen

prima afsluiting

van een

geslaagde paasexcursie,

ondanks eenwat

beperkt

aantal deelnemers.

*Tonvan

Eijden,

De

Sparren

39, 1402 KD Bussum,

tel. 035-692 2477, email:

eijdent@hetnet.nl

Foto’s links-enrechtsboven: het leverde mooie zaken op.

...

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Einde van anonimiteit: Wanneer gezichtsherkenning in horizontale relaties wijdverbreid raakt, en door zowel bedrijven als door burgers eenvoudig kan worden ingezet, dan zal het

Einde van anonimiteit: Wanneer gezichtsherkenning in horizontale relaties wijdverbreid raakt, en door zowel bedrijven als door burgers eenvoudig kan worden ingezet, dan zal het

Het unieke karakter van PXTM-PLD en het gegeven dat inactivatie groeiverstorend werkt, maakt fosfolipase D een geschikt aangrijpingspunt voor

Indien de gegevens betreffende geregistreerde aantallen verkeersdoden voor 1989 (1456) bij de interpretatie betrokken worden dan blijkt daaruit geen feitelijke

In deze begroting zijn de afgesproken bezuinigingen voor de periode 2017-2020, zodat de gemeentelijke bijdrage maximaal 4 miljoen euro wordt, voor zover mogelijk verwerkt.. Dit

Op basis van de aannames die gedaan zijn bij het opstellen van het rekenmodel Alescon 2.0 is in deze begroting rekening gehouden met sociaal plan kosten en overige

Figure 6.11: Chondrite-normalised chemical variation of the REE’s in the unreported meteorite sample Asab 3 as well as general L-group chondrites (Wasson and Kallemyn,

An overview of the theoretical constructs underpinning the module development and implementation is given, followed by a detailed description and justification of the