• No results found

Niet bij preventie alleen : simulatie en analyse van een debat tussen voor- en tegenstanders van meerlaagsveiligheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Niet bij preventie alleen : simulatie en analyse van een debat tussen voor- en tegenstanders van meerlaagsveiligheid"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

74 75

Niet bij preveNtie alleeN

Simulatie en analyse van een debat tussen

voor- en tegenstanders van meerlaagsveiligheid

Sten de Wit (TNO)

Ruben Jongejan (Jongejan Risk Management Consulting)

Herman van der Most (Deltares)

(2)

76 77

Niet bij preveNtie alleeN

4.1

Wanneer u dit debat in gesproken vorm zou beluisteren, zou u de tekst en de argumenten van de voorstander en die van de tegenstander achter elkaar horen. Als lezer bent u in het voordeel dat u ook tussendoor kunt overstappen van de linker- naar de rechterkolom en daardoor de argumenten nog beter in relatie tot elkaar kunt zien.

4.1

InleIdIng

Van oudsher is het waterveiligheidsbeleid in Nederland gericht op preventie: dijken en waterkeringen die een overstroming moeten voorkómen. De laatste jaren wordt in toenemende mate aandacht gevraagd voor een meerlaagse benadering waarin niet alleen plaats is voor preventieve maatregelen, maar ook voor gevolgbeperkende maatregelen. De Beleidsnota Waterveiligheid gaat uit van het concept van meerlaagsveiligheid: preventie vormt hierin de eerste laag, gevolgd door ruimtelijke ordening en rampenbestrijding.

De inhoudelijke discussie over het nut van een overstap naar een meerlaagse benadering wordt fragmentarisch gevoerd. In veel discussies en publicaties wordt vaak maar één kant van de zaak belicht of wordt slechts een beperkt deel van de argumenten benoemd. In dit stuk wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste argumenten vóór en tegen een meerlaags waterveiligheidsbeleid in Nederland, in hun onderlinge samenhang.

De uitwisseling van argumenten is vormgegeven als een debat tussen een overtuigd voorstander en een overtuigd tegenstander van meerlaagse waterveiligheid. Deze vorm maakt het mogelijk om de argumenten vóór en tegen scherp neer te zetten. Door het gebrek aan nuance in het debat wordt helder op welke grondslag de verschillende argumenten berusten. Er blijkt een duidelijke relatie te bestaan tussen de argumenten van de beide opponenten, en hun wereldbeelden en morele overtuigingen. Dit inzicht heeft belangrijke

consequenties voor de wijze waarop het beleidsdebat over meerlaagsveiligheid (niet) dient te worden gevoerd en de rol van wetenschap en kennisinstituten in het debat. Meer kennis kan de argumenten van de partijen wel aanscherpen, maar het onderliggend waardenconflict niet oplossen.

De simulatie van het debat raakt daarmee aan de kern van het PROmO-project. PROmO is gericht op integratie: integratie van wetenschap en beleid, en integratie van verschillende wetenschappelijke disciplines. Deze integratie kan alleen tot stand worden gebracht als de perspectieven die door de verschillende partijen worden gehanteerd elkaar verdragen: een samen- hangende onderbouwing van beleid vereist een gemeenschappelijke basis. Het is dan ook van belang dat beleidsmakers en wetenschappers de rol van waarden en wereldbeelden in hun argumentatie (h)erkennen. Alleen dan kunnen beleidsmakers de juiste vragen stellen aan de wetenschap en kan interdisciplinair wetenschappelijk onderzoek vruchtbare resultaten opleveren.

Simulatie van een beleidsdebat

Het debat draait om de stelling: ‘Nederland moet zwaar inzetten op gevolg-beperking in het waterveiligheidsbeleid’. Aan het woord komen twee personen die een totaal tegengestelde mening zijn toegedaan. Zij krijgen allebei twee beurten om hun argumenten voor het voetlicht te brengen en de ander te overtuigen.

De voorstander van de stelling opent het debat. Hij geeft kort aan wat er mis is met het bestaande waterveiligheidsbeleid en wat volgens hem de oplossing is: meerlaagsveiligheid. Daarna maakt zijn tegenstander duidelijk dat hij ernstige twijfels heeft bij een meerlaags waterveiligheidsbeleid en legt uit waarom. Na deze ‘opzetbeurt’ voor de opponenten barst het debat in volle hevigheid los. De argumentaties worden rijker en uitgebreider, waarbij de opponenten inhaken op elkaars argumenten. Na de simulatie van het debat volgt een nabeschouwing met een nadere analyse van de grondslagen van de argumenten in het debat. Om de relatie tussen de argumenten helder te houden zijn de betogen van voor- en tegenstander in twee kolommen naast elkaar weergegeven. De teksten van de voorstander van de stelling en zijn argumenten staan in de linkerkolom, terwijl de argumenten van de tegenstander in de rechterkolom staan.4.1

(3)

78 79 Voorstander

EEn ovErStroming iS nooit uit tE SluitEn

Het huidige waterveiligheidsbeleid vertoont grote gaten. Het is geheel gericht op preven- tie, maar als het misgaat – en dat kán gebeuren – dan gaat het ook écht mis. De ramp in New Orleans in 2005 heeft laten zien dat de gevolgen van een overstroming enorm kunnen zijn. Meer dan 1000 mensen kwamen om het leven. Honderdduizenden mensen raakten ontheemd. De economische schade liep in de tientallen miljarden dollars. Nu, ruim vier jaar na de ramp, zijn de sporen van de ramp nog lang niet uitgewist. Wat in New Orleans gebeurde, kan ook in Nederland gebeuren. Hoe degelijk de waterkeringen ook zijn, een overstroming is nooit geheel uit te sluiten. Het is daarom onverantwoord om in het beleid alleen aandacht te schenken aan preventie. Want hoe klein de overstromings-kans ook is, het kán vreselijk misgaan. In het huidige beleid wordt bij het inrichten van onze ruimte niet of nauwelijks rekening gehouden met overstromingsrisico’s. VINEX-wijken worden aangelegd in de diepste polders. Daarbij worden nauwelijks speciale maatregelen getroffen met het oog op over- stromingsrisico’s. Maar als er een overstroming plaatsvindt, is de schade niet te overzien. Het is dan ook tijd voor een beleid dat zich niet alleen richt op de waterkeringen, maar ook op het gebied daarachter. Door zwaar in te zetten op de ruimtelijke ordening kan de kwetsbaar-heid van Nederland sterk worden verkleind.

Daarnaast moet de inzet op rampenbestrijding fors worden vergroot en moet de zelfredzaam-heid van burgers worden verbeterd. In de VS ontstond grote verontwaardiging toen bleek dat de overheid totaal niet ingesteld was op de ramp die New Orleans trof. Het duurde dagen voordat de duizenden mensen die zich hadden verzameld in de Superdome waren geëvacueerd; in een lokaal ziekenhuis wachtten artsen tevergeefs op hulp terwijl zij wanhopig vochten voor het leven van hun patiënten. Dergelijke taferelen mógen in Nederland niet voorkomen. Het is dus van belang dat evacuatieroutes en shelters (vlucht- en schuilplaatsen) worden aangelegd, en dat wordt geïnvesteerd in de zelfredzaam-heid van burgers en de slagkracht van hulpdiensten.

Preventie is feilbaar en elk mensenleven telt. Het is cruciaal dat de ruimtelijke ordening en de rampenbestrijding een belangrijke plaats krijgen in het waterveiligheidsbeleid. Tegenstander

voorkomEn iS bEtEr dan gEnEzEn

‘Een veel grotere inzet op gevolgbeperking.’

Het klinkt goed, maar daar zijn in de praktijk veel kanttekeningen bij te plaatsen. Het waterveiligheidsbeleid zit echt niet op zo’n aanpassing te wachten. De ramp in New Orleans was een belangrijke waarschuwing die we ter harte moeten nemen; maar we moeten er wel de goede lessen uit trekken.

Huidig beleid is doelmatig en doeltreffend

Kern van uw betoog is dat het altijd mis kán gaan, en dat we ons dus moeten voorbereiden op die situatie. De overstromingsramp van New Orleans wordt gebruikt om dit betoog kracht bij te zetten: a) zie je wel dat het mis kan gaan en b) kijk eens wat een ellende er dan ontstaat als je je niet hebt voorbereid! Dit mag in Nederland niet gebeuren! Natuurlijk mag dit in Nederland niet gebeuren. En dat is precies de inzet van het huidige beleid. U doet het voorkomen alsof ‘het kan misgaan’ een gegeven is waar we helemaal geen invloed op hebben, maar dat is natuurlijk niet zo. Al honderden jaren bouwen we dijken en waterkeringen om ons land te beschermen tegen het water. Sterker nog, een groot deel van ons land bestaat bij de gratie van die dijken. En die dijken zijn een zeer probaat middel om de kans ‘dat het misgaat’ te verkleinen. Ter illustratie: de kans op een overstroming kunnen we in Nederland tien keer zo klein maken door een deel van de dijken met een aantal decimeters te verhogen.

Wanneer we de waterveiligheid onder de maat vinden, kunnen we deze verhogen door twee soorten maatregelen:

1 beter ons best doen om een overstroming te voorkomen (preventie)

2 proberen te redden wat er te redden valt als het misgaat (gevolgbeperking) Daarbij moeten we ons realiseren dat 100 procent veiligheid niet bestaat. Welk type maatregelen we ook nemen, preventief of gevolgbeperkend, zolang we in laaggelegen gebieden blijven wonen, werken en recreëren, lopen we een zeker risico. Want zoals preventie feilbaar is, geldt dat ook voor gevolgbeperk-ende maatregelen. In de meeste gevallen zullen we maar een deel van de mensen kun- nen evacueren, een deel van de gebouwen overstromingsbestendig kunnen maken. Hoe goed we ook ons best doen, er blijft altijd een bepaalde kans op schade en op slachtoffers. Maar dat is niets nieuws; in ons wonen, werken en recreëren staan we bloot aan talloze risico’s, in het verkeer, door gevaarlijke stoffen, noem maar op. Ook deze risico’s kunnen we niet ver- mijden, maar we kunnen ze wel terugbrengen tot een acceptabel niveau. Dat geldt ook voor overstromingsrisico’s. Laten we daarvoor die maatregelen kiezen die het meeste waar voor hun geld leveren, die de waterveiligheid het meest kosteneffectief verhogen.

Voorgesteld beleid weinig kosteneffectief

Welk type maatregelen is in dit opzicht te verkiezen? U acht het nodig om sterk in te zetten op gevolgbeperkende maatregelen. Hoe staat het met kosteneffectiviteit van dergelijke maatregelen in verhouding tot preventieve maatregelen? Hierover zijn geen eenduidige cijfers beschikbaar, maar ik heb een gerede twijfel dat grootschalige investe-ringen in gevolgbeperkende maatregelen

4.2

(4)

80 81

opwegen tegen de baten ervan in termen van extra waterveiligheid. Laat ik dat toelichten. Er worden twee typen gevolgbeperkende maatregelen genoemd door mijn opponent: rampenbestrijding en maatregelen op het terrein van de ruimtelijke ordening.

Rampenbestrijding

Rampenbestrijding heeft nauwelijks effect op maatschappelijke ontwrichting en economische schade, maar richt zich op het beperken van de slachtoffers. Vriend en vijand is het erover eens, dat bij een overstroming van enige omvang de hulpverlening vanuit de overheid tekort zal schieten en de overheid dus een (groot) beroep zal moeten doen op de burgers. Dat betekent dat de burgers een actieve rol zullen moeten spelen, zich zullen moeten voorbereiden op een overstroming, en adequaat moeten handelen ten tijde van een ramp. Daarvoor is een ‘waterbewustzijn’ nodig dat op dit moment niet aanwezig is. De burger voelt zich veilig achter de dijken, ziet hoog- waterbescherming als een collectief goed en heeft op dat punt een groot vertrouwen in de overheid. Daarmee ontbreekt bij burgers de prikkel om zelf, bewust maatregelen te gaan treffen voor een grotere waterveiligheid. Daar komt nog bij dat het scala aan zinvolle handelingsopties van individuen om hun waterveiligheid te vergroten, beperkt is. Meebetalen aan een collectieve hoogwaterbe-scherming lijkt in verreweg de meeste gevallen de beste optie. Kortom, de mogelijkheden om burgers een actieve en effectieve rol te laten spelen in de rampenbestrijding bij groot- schalige overstromingen zijn beperkt.

Ruimtelijke ordening

Verreweg het grootste deel van de bebouwing in Nederland ligt er al. Ter illustratie: de prog- nose is dat de komende vijf jaar ca. 80.000 woningen per jaar worden bijgebouwd, op een

totale woningvoorraad van zeven miljoen. In die nieuw te bouwen wijken en woningen kunnen mogelijk tegen relatief lage kosten maatregelen worden genomen die de robuust- heid tegen overstromingen fors vergroten. Bij de bestaande woningen daarentegen zal óf heel veel geïnvesteerd moeten worden om een effect van betekenis te realiseren, óf zullen de maatregelen een marginaal effect hebben. De armslag voor maatregelen in de ruimtelijke ordening is dus beperkt.

New Orleans in juist perspectief

Laten we met deze inzichten gewapend nog even terugblikken op New Orleans. Wat zich daar afspeelde tart elke beschrijving, en bracht – terecht – wereldwijde verontwaardiging en bezorgdheid teweeg. Dit nooit weer, en al helemaal niet bij ons! Maar waarom ging het in New Orleans nou zo vreselijk mis? Hoe kwam het dat er ineens zo’n beroep werd gedaan op zelfredzaamheid en rampenbestrijding, die vervolgens niet functioneerde? Dat kwam vooral omdat ze in New Orleans onvoldoende hadden geïnvesteerd in het voorkómen van zo’n ramp. De waterkeringen waren naar Nederlandse maatstaven op een veel te laag veiligheidsniveau ontworpen, en hadden bovendien op grote schaal achterstallig onderhoud. Waren de waterkeringen in en rond New Orleans ontworpen en onderhouden geweest op basis van de uitgangspunten van het bestaande Nederlandse beleid, dan had deze ramp zeer waarschijnlijk voorkómen kunnen worden, en hadden ze daar geen schade of slachtoffers te betreuren gehad.

Ja, laten we lessen trekken uit New Orleans, maar dan wel de goede: laten we onze water- keringen op peil houden. Elk mensenleven telt, en voorkomen is beter dan genezen. En dat

(5)

82 83 Voorstander

niEt bij prEvEntiE allEEn

Uw betoog steunt op een viertal argumenten, die helaas geen hout snijden. Ik zal u uit- leggen waarom.

Wel degelijk inzetten op rampen- bestrijding en ruimtelijke ordening U stelt dat het huidige beleid doelmatig is op basis van het argument dat ook gevolgbeper-kende maatregelen kunnen falen. U stelt het daarbij voor alsof we moeten kiezen tussen preventie en gevolgbeperking, maar dat is een onterechte voorstelling van zaken: het is geen kwestie van OF preventie OF gevolg-beperking, maar van EN-EN. Geen enkele maatregel biedt 100 procent bescherming. Juìst omdat preventie kan falen is het van belang dat we gesteld staan voor overstro-mingen. Hiertoe kunnen we maatregelen nemen om de rampenbestrijding te verbeteren, en de ruimtelijke ordening bij te sturen.

Rampenbestrijding

Een betere organisatie en paraatheid van de rampenbestrijding verbetert niet alleen de veiligheid bij overstromingen, maar ook bij andere incidenten zoals milieurampen en grote verkeersongevallen. Transportmiddelen die ten behoeve van de beheersing van overstromingen nodig zijn, zoals helikopters en vrachtauto’s, kunnen ook elders van dienst zijn. De landmacht heeft ongetwijfeld baat bij extra transportmiddelen. En politie en geneeskundige hulpverlening zullen zeker profijt hebben van helikopters voor surveillancetaken en het vervoeren van zwaargewonden bij andere incidenten.

Ruimtelijke ordening

De boodschap dat we nu eenmaal in laaggele-gen gebied wonen en dat overstromingsrisico’s er ‘dus’ bijhoren vind ik onbegrijpelijk. Nederland ìs inderdaad een laaggelegen land. En veel bebouwing lìgt in diepe polders. Maar de veronderstelling dat het inzetten op gevolgbeperking daarom niet effectief zou zijn, getuigt van een gevaarlijke kortzichtig-heid. Door nu bij te sturen in de ruimtelijke ordening kunnen we Nederland de komende eeuw overstromingsbestendig maken. Door nieuwe woonwijken bijvoorbeeld verhoogd aan te leggen kan geleidelijk een mega-terp ontstaan die duurzaam bescherming biedt tegen de gevaren van klimaatverandering. Dat vraagt om een langetermijnvisie. Als we ons alleen maar richten op de korte termijn, blijven we bouwen in de diepste polders. De kwetsbaarheid van Nederland neemt dan alleen maar toe tot op de dag dat het vreselijk misgaat. Laten we de trend nu al ombuigen, stap voor stap, en niet wachten tot een ramp ons van koers doet veranderen.

Het vertrouwen in kosten-batenanalyse is misplaatst

Mijn opponent heeft een groot vertrouwen in kosten-batenanalyse. Dat vertrouwen gaat geheel voorbij aan een aantal grote beper-kingen van dat soort analyses, in ieder geval als het gaat over de bescherming van Nederland tegen extreme bedreigingen. Aannamen in kosten-batenanalyses

In de kosten-batenanalyse is risico het product van kans en schade en gaat het om het bepalen van ‘optimale’ overstromingkansen. Er wordt gesproken over kansen van 1/4.000, 1/10.000 of nog kleiner. Maar wat zeggen dergelijke getallen? Het zijn abstracte Tegenstander

aanpaSSing huidig bElEid niEt nodig

U heeft vier argumenten genoemd, die ik één voor één zal weerleggen.

Marginale rol voor rampenbestrijding en ruimtelijke ordening

U stelt dat wij zouden willen kiezen tussen óf preventie óf gevolgbeperking. Niets is minder waar. Ons pleidooi is juist om alle mogelijke maatregelen te beschouwen en vervolgens díe maatregelen te kiezen die het meeste waar voor hun geld leveren. Aangezien dit in de meeste gevallen preventieve maatregelen zullen zijn, lijkt het mij verstandig dat we ons concentreren op deze maatregelen.

Ik zie dan ook geen noodzaak om grootschalig in te zetten op het beheersen van gevolgen van overstromingen. Uw argumenten om toch in dergelijke maatregelen te investeren kunnen daaraan niets veranderen. U merkt terecht op dat de rampenbestrijding in Nederland bij grootschalige rampen een beperkte slagkracht heeft. Opschaling van de huidige rampenbe-strijdingscapaciteit naar een omvang waarin een zinvolle bijdrage kan worden geleverd aan de beheersing van een overstroming van enige ernst lijkt niet realistisch. Het is zeer de vraag in hoeverre de hoeveelheid specia- listisch materieel die daartoe zou moeten worden aangeschaft, ook emplooi vindt in andere toepassingen zoals het leger, zoals u suggereert. Het ligt meer voor de hand dat dergelijk materieel het grootste deel van de tijd stilstaat met het risico dat áls er dan een keer een beroep op wordt gedaan, de spullen niet blijken te werken, bijvoorbeeld een stra- lingswagen van het RIVM of de intensive care. Het is niet voor niets dat het kabinet onlangs

heeft besloten om de rampenbestrijding niet specifiek op overstromingsrisico’s toe te snijden in verband met de hoge kosten. In plaats daarvan zal worden ingezet op maatregelen die voor meerdere ramptypen inzetbaar zijn.

Ook uw pleidooi om Nederland geleidelijk aan op te hogen met behulp van megaterpen, en daarmee het overstromingsrisico uiteindelijk tot vrijwel nul te reduceren kan ons niet overtuigen. De kosten om deze terpen te realiseren zijn hoog in verhouding tot een oplossing in de vorm van dijken. Wanneer we toch veel geld willen investeren in waterveilig- heid, laten we dan bijvoorbeeld kiezen voor extra hoge en/of brede dijken. Daarmee kunnen de overstromingskansen ook worden terugge-bracht tot verwaarloosbare waarden, maar tegen veel lagere kosten.

Kosten-baten analyse waardevol instrument

Aannamen in kosten-batenanalyses

U vraagt zich af waarom we risico’s in kosten- batenanalyses definiëren als kans maal gevolg. Daarvoor bestaan gegronde redenen. Mensen hebben vaak moeite met het interpreteren van kansen, en maken daardoor op intuïtieve gronden dikwijls irrationele en inconsistente keuzes. Het risicobegrip in termen van kans maal gevolg biedt in kosten-batenanalyses een rationele basis voor beslissingen. Daarmee kunnen grove vergissingen worden voorkomen. Wanneer het gevolg van een overstroming uitsluitend zou bestaan uit materiële schade, dan staat de waardering van overstromings-risico’s als kans maal gevolg nauwelijks ter discussie. Het is in die context niet moeilijk om aan te tonen dat de rationele keuze

(6)

84 85 wiskundige begrippen, uitkomsten van

complexe berekeningen met veel onzeker-heden, die een doorsnee persoon weinig zeggen. Wat betekent het als een kans van 1/4.000 per jaar naar 1/10.000 per jaar wordt teruggebracht, van heel klein naar nog kleiner? Dit soort kansen zijn niet meer zinvol te relateren aan ervaringen in het dagelijks leven. De gevolgen van een overstroming zijn echter wel goed voor te stellen. Niet voor niets wijzen veel mensen op de grootte van de gevolgen van overstromingen, voordat ze over de kansen beginnen te praten. Waarom zouden we risico moeten voorstellen als het product van kans en schade, als de ernst van een situatie door mensen vooral wordt gebaseerd op de omvang van de gevolgen? Waarom zouden we grote waarde moeten toekennen aan een verlaging van een kans van 1/4.000 naar een nog nietszeggender getal? En als we gevolgen gaan waarderen, welke waarde kennen we toe aan immateriële schade? Hoe kan een expert bepalen welk geldbedrag moet worden aangehouden voor de dood van een kind? De uitkomsten van kosten-batenanalyses berusten op aannames en uitgangspunten die zeer discutabel zijn. Het zou dan ook onverstandig zijn om blind te varen op de uitkomsten van dergelijke analyses. Vertrouwen burgers in overheid

Het inzetten op gevolgbeperking is ook vanuit een ander perspectief van belang: het vertrouwen van burgers in de overheid. En zie dat maar eens zinvol in geld te waar- deren. Na iedere ramp wordt naar de overheid gewezen: ‘Hoe kan het dat de overheid dit heeft laten gebeuren?’ Om te voorkomen dat burgers het vertrouwen in de overheid verliezen na een overstroming, is het van belang dat burgers een realistisch beeld krijgen van wat zij wèl en níet van de

overheid mogen verwachten. Daartoe bestaat nu een uitgelezen mogelijkheid. Momenteel kan een burger overal ongestoord gaan wonen, zonder ooit te merken aan een overstromings- risico blootgesteld te zijn. Veel mensen denken dat overstromingen zich toch niet kunnen voordoen: ‘Daar zorgt de overheid toch voor?’ Maar die belofte kan de overheid onmogelijk doen: het kàn immers misgaan. Door veiligheidszones, een risicobelasting op kwetsbare gronden en subsidies voor over- stromingsbestendig bouwen wordt waterveilig- heid een tastbaar iets. Het wordt iedereen dan helder dat de overheid overstromingen simpelweg nooit geheel kan voorkomen. Ook periodieke evacuatie- en rampenoefeningen kunnen daaraan bijdragen. Het biedt burgers bovendien de mogelijkheid om zèlf verstandige keuzen te maken als het onverhoopt mis gaat. Waterveiligheid is niet alleen een zaak van de overheid. Het is een zaak van overheid en burgers samen.

Lessen uit andere risicodomeinen

Het continueren van een eenzijdige nadruk op preventie zou ook strijdig zijn met de dagelijkse praktijk in allerlei andere domeinen. Zo staart de overheid zich bij de bescherming van burgers tegen chemierampen niet blind op preventie, ook de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en rampenbestrijding worden bekeken. En om de veiligheid van kritieke infrastructuren te waarborgen wordt op allerlei typen maatregelen ingezet, kans-beperkende EN gevolgkans-beperkende. Als er in deze beleidsdomeinen wèl wordt ingezet op gevolgbeperking, waarom zouden we ons dan moeten beperken tot preventie als het gaat over waterveiligheid?

bestaat uit de optie waarbij de verwachting-waarde van de kosten (investeringen + kans x gevolgschade) minimaal is. Het risico wordt dan dus gewaardeerd als kans x gevolgschade.

Voor de immateriële schade -die niet is te spreiden op de kapitaalmarkt- ligt de situatie iets gecompliceerder. Maar omdat in kosten-batenanalyses geldbedragen worden aange-houden die overeen komen met de waarde van immateriële schades, kan dezelfde logica onverminderd worden toegepast. Ook hier is het dus rationeel om risico te definiëren als het product van kans en schadewaardering. De moeilijkheid zit hem uiteraard in de waar- dering van immateriële schade. En dat brengt me bij het tweede punt van kritiek van mijn opponent: dat immateriële schade in kosten- batenanalyses zou worden ondergewaardeerd.

Er worden in de wetenschappelijke literatuur verschillende methoden beschreven om de waardering van immateriële schade te bepalen op basis van onderzoeken of surveys. De uitkomsten van de verschillende methoden lopen in de regel fors uiteen en de waardering voor immateriële schade is dan ook niet eenduidig te bepalen. De resultaten geven echter wel een bandbreedte aan, waarop gevoeligheidsanalyses kunnen worden uitge-voerd. Het blijkt dat zelfs als wordt uitgegaan van een extreem hoge waardering van imma-teriële schade, de berekeningen aangeven dat preventieve maatregelen de gunstigste kosten-batenverhouding hebben. De kosteneffectivi-teit van preventieve maatregelen is dus robuust voor uiteenlopende aannamen voor de waardering van immateriële schade.

Vertrouwen burgers in overheid

Ook onder het kopje ‘misplaatst vertrouwen in kosten-batenanalyses’ gaat u in op een

vermeende relatie tussen meerlaagsveiligheid en het vertrouwen van de burger in de over- heid. Het ontgaat mij wat dit met kosten-batenanalyse te maken heeft. En erger: het wordt mij niet duidelijk wat het verband is met meerlaagsveiligheid. U stelt terecht dat het van belang is dat ‘burgers een realistisch beeld krijgen van wat zij wél en níet van de overheid mogen verwachten.’ Om dat te bereiken moet de burger volgens u aan de slag met oefenin-gen, risicobelastinoefenin-gen, en overstro-mings-bestendig bouwen. Dit argument heeft niets te maken met meerlaagsveiligheid. Gevolg-beperkende maatregelen worden hier voorgesteld om op een kostbare en indirecte wijze te communiceren wat we al lang weten: dat de overheid overstromingen nooit helemaal kan voorkomen.

Lessen uit andere risicodomeinen

Tot slot wordt door u hierbij nog aangevoerd, dat we bij overstromingsrisico’s ook aan rampenbestrijding zouden moeten doen, omdat dit op andere risicoterreinen ook gebeurt, bijvoorbeeld bij chemieconcerns. Dit argument suggereert, dat de rampenbestrijding bij chemische ongevallen adequaat kan optreden. De al eerder aangehaalde AGS-studie laat echter zien dat de rampenbestrijding voor veel ongevallen met gevaarlijke stoffen een te beperkte slagkracht heeft. Ook daar moeten ze het kennelijk voornamelijk hebben van preventie, het voorkómen van de rampen.

(7)

86 87 De kosten van gevolgbeperking worden

overschat

Gevolgbeperking afdoen als irrelevant omdat het niet kosten-effectief zou zijn, berust op onverantwoorde generalisaties en negeert de mogelijkheden tot meekoppeling. Daardoor lijken de kosten en baten van gevolgbeper-kende maatregelen ongunstiger dan ze in werkelijkheid zijn.

De kosten van zowel dijkversterking als gevolg- beperking zijn sterk locatieafhankelijk. Om het risico in een dijkring zo efficiënt mogelijk te verlagen is een mix van maat-regelen beter dan een eenzijdige inzet op preventie. Met maatwerk kan veel geld worden bespaard. Ook door gevolgbeperkende maatregelen mee te koppelen met andere functies en gebieds-ontwikkelingen kan veel geld worden bespaard. Shelters kunnen in normale tijden worden gebruikt als stadions, wegen kunnen worden aangelegd als compartimenteringsdijken, in terpen kunnen leidingen en tunnels worden geplaatst en waterbergingsgebieden kunnen uitgroeien tot prachtige natuurgebieden. Gevolg- beperking hoeft helemaal niet duur te zijn.

Functiekoppelingen gebruiken

De kernpunten van uw betoog zijn op dit punt: 1 lokaal kan mix van preventieve en

gevolgbeperkende maatregelen wel degelijk effectief zijn

2 door gevolgbeperkende maatregelen mee te koppelen met andere functies en gebiedsontwikkelingen kan veel geld worden bespaard

Ik onderschrijf dat voor specifieke, lokale vraagstukken gevolgbeperkende maatregelen wel eens kosteneffectief kunnen zijn. Hiervoor is echter geen nieuw beleid nodig rond meerlaagsveiligheid.

Wanneer waterveiligheidsmaatregelen tegen lage kosten gekoppeld kunnen worden met andere functies en voorzieningen, dan kan dit uiteraard de moeite waard zijn. Ook hiervoor is geen nieuw beleid nodig, waarin ‘zwaar wordt ingezet op gevolgbeperkende maatregelen’. Er kan volstaan worden met een kleine beleids- aanpassing waardoor men alerter wordt op het benutten van kansen voor functiekoppeling, mochten die zich voordoen.

Kwantitatieve risicoanalyses onvolledig U noemt de ramp die New Orleans trof het resultaat van gebrekkig ontworpen water-keringen, maar ik noem New Orleans het resultaat van misplaatst vertrouwen in de mogelijkheden om de natuur te beheersen. Natuurlijk zijn er in New Orleans grove fouten gemaakt. En natuurlijk behoort de Nederlandse waterbouwkundige kennis tot de wereldtop. U stelt op basis daarvan dat de ramp die New Orleans trof, zich in Nederland niet zou hebben voorgedaan. We zouden blijkbaar beschikken over een gouden standaard, een perfect dijkontwerp. Dat veronderstelt kennis, zeer veel kennis. Het is een gevaarlijke misvatting dat wij die zouden bezitten. Daarvoor is de natuur veel te complex.

De Nederlandse waterkeringen moeten steeds zeldzamere bedreigingen het hoofd kunnen bieden. Die bedreigingen liggen steeds verder buiten ons ervaringsgebied. Geen enkele dijk heeft ooit een 1/10.000-jaar-stormvloed hoeven weerstaan. Hoe kunnen we zeker zijn dat de keringen zich zullen gedragen zoals we verwachten bij dat soort omstandigheden? Ook in Nederland zijn onverwachte problemen niet uit te sluiten, ondanks onze kennis en eeuwenlange ervaring. In 1984 bezweek een dijk door zettingsvloeiing. Met dat faalme-chanisme had tot die tijd niemand rekening gehouden. Wie durft uit te sluiten dat er niet nog meer onbekende faalmechanismen bestaan? En wie kan met zekerheid zeggen dat de faalmechanismen die we wel kennen zich bij steeds extremere omstandigheden hetzelfde blijven gedragen? Ondanks onze kennis en ervaring schiet onze kennis van de natuur fundamenteel tekort om verrassingen uit te kunnen sluiten. Ook wíj beschikken niet over het perfecte dijkontwerp. Daarom moeten

Kwantitatieve risicoanalyses waardevol

In uw smeuïge betoog zitten twee ernstige gedachtekronkels. In de eerste plaats wordt een risicoanalyse, een instrument om inzicht te krijgen in de (overstromings)veiligheid één op één gekoppeld aan preventieve maatregelen. De risicoanalyse wordt in het geheel niet in verband gebracht met de gevolgbeperkende maatregelen. Daarmee ontstaat de suggestie dat die maatregelen zonder meer adequaat als tweede beschermlaag zullen functioneren, ‘no risks attached’. Als je daar even over nadenkt is dat natuurlijk onzin. Gevolgbeperkende maat- regelen kennen ook faalmechanismen, manieren waarop het mis kan gaan. Ten aanzien van de rampenbestrijding heeft de TMO-oefening dit overduidelijk gemaakt. Deze maatregelen kunnen (de gevolgenkant van) het over-stromingsrisico dus wel reduceren, maar zeker niet wegnemen. Wanneer je wilt weten hoeveel die risicoreductie door gevolgbeperk-ende maatregelen is, en of dat voldogevolgbeperk-ende is, dan zul je een analyse moeten maken van de risico’s, een risicoanalyse dus. In die risico- analyse worden dan faalmechanismen van zowel de dijken als van de gevolgbeperkende maatregelen beschouwd. En kunnen faal-mechanismen van zowel dijken als gevolg-beperkende maatregelen over het hoofd worden gezien. Het feilbaar zijn van een risicoanalyse is dus geen argument voor of tegen een bepaald type maatregelen.

In de tweede plaats zoomt u in uw betoog sterk in op de splinter in andermans oog, maar laat de balk in eigen oog gemakshalve buiten beschouwing. Er wordt gesteld dat de ervaringen met dijken onvoldoende zijn om een valide uitspraak te doen over de betrouw-baarheid van die dijken in de toekomst. Maar met die dijken hébben we tenminste ervaring, al honderden jaren. Over al die jaren

(8)

88 89 we onze pijlen niet richten op preventie

alleen. Het is tijd om te investeren in een overstromingsbestendig Nederland, vóórdat we het slachtoffer worden van onze hoogmoed. Samenvatting

U onderbouwt uw voorkeur voor voortzetting van het huidige beleid op basis van de vermeende doelmatigheid en kosteneffec-tiviteit van preventie. Maar doelmatig is het huidige beleid zeker niet, en kosten-effectief evenmin.

De stelling dat het huidige beleid doelmatig is, berust op een gevaarlijke overschatting van onze kennis en kunde. De Nederlandse waterkeringen moeten belastingen het hoofd kunnen bieden die nog nooit zijn voorgeko-men. Maar we weten niet zeker of ze dat ook werkelijk kunnen. Het is daarom belangrijk dat wordt geïnvesteerd in het terugbrengen van de kwetsbaarheid van Nederland tegen overstromingen.

De tweede stelling, dat het huidige beleid kosteneffectief is, berust op een handig gekozen definitie van wat een risico is. De angst voor overstromingen hangt vooral samen met de omvang van de gevolgen, niet op de kansgetallen die een expert uit een computermodel heeft getoverd. Waarom wordt in de definitie van risico niet meer gewicht toegekend aan datgene wat mensen daadwerkelijk angst aanjaagt: de gevolgen? Ook in andere beleidsvelden wordt gekeken naar gevolgbeperkende maatregelen. Gevolgbeperking hoeft ook helemaal niet duur te zijn: door maatwerk te leveren en functiekoppelingen te benutten zijn forse besparingen mogelijk.

Het moge duidelijk zijn dat preventie alléén onvoldoende is om Nederland te beschermen tegen overstromingen. Ook gevolgbeperking moet volop onze aandacht krijgen. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Veel mensen wonen nu eenmaal in laaggelegen gebieden. Het verlagen van de kwetsbaarheid van Nederland is dan ook niet van vandaag op morgen gerealiseerd. Het vergt visie en volhardendheid. Maar gebrek aan ambitie kàn en màg geen argument zijn om het huidige beleid ongewijzigd voort te zetten.

is een schat aan kennis opgebouwd, die we vandaag de dag gebruiken om onze waterke-ringen op peil te brengen en te houden. Is die kennis nu volledig? Nee, vast niet. Er zullen ongetwijfeld nog een aantal blinde vlekjes in blijken te zitten. Maar die vlekjes vallen in het niet bij de reusachtige witte vlekken die we hebben op het gebied van rampenbestrij-ding bij grootschalige rampen als overstro-mingen. Het zal nog heel lang duren voordat onze kennis en kunde op dit terrein ook maar in de buurt komt van de kennis en kunde die we over dijken hebben. Het zal nog heel lang duren voor we eenzelfde inzicht hebben in de faalmechanismen en we ons niet meer laten verrassen door onverwacht gedrag. Het zal nog heel lang duren voor we dergelijke maatregelen even betrouwbaar kunnen inzetten als dijken.

Samenvatting

Laten we ons breed oriënteren op mogelijke maatregelen om onze waterveiligheid te ver- groten. En laten we vervolgens ons geld daar inzetten waar het het meeste oplevert. Kosten- batenanalyses laten zien dat het versterken van onze waterkeringen – een preventieve aanpak dus – het meest kosten-effectief is. Laten we die preventieve aanpak dan ook kiezen.

Uw argument dat kosten-batenanalyses niet zaligmakend zijn doet hier niets aan af. Een kosten-batenanalyse is een nuttig instrument om alternatieve strategieën op een rationele en consistente manier met elkaar te kunnen vergelijken. Daarmee wordt voorkomen dat hetzij kansen dan wel gevolgen intuïtief de boventoon gaan voeren in risico-inschattingen, omdat het een beter tot de verbeelding spreekt dan het ander.

Daar waar aannamen moeten worden gedaan kan met een gevoeligheidsanalyse in kaart worden gebracht wat de invloed daarvan is. Uit dergelijke gevoeligheidsstudies blijkt bij- voorbeeld dat preventieve maatregelen het meest kosteneffectief zijn ongeacht de precieze keuze voor de waardering van immateriële schade zoals mensenlevens. Uw bezwaar dat immateriële schade zo moeilijk te waarderen is, doet in deze discussie dus niet ter zake.

Met het huidige beleid kan Nederland goed en tegen de laagste kosten worden beschermd tegen overstromingen. Uiteraard is het wense- lijk om gevolgbeperkende maatregelen te nemen daar waar dat tegen lage kosten kan, bijvoor- beeld door combineren van deze maatregelen met andere functies of voorzieningen. Maar daar is geen aanpassing van het beleid voor nodig! Voorkomen is beter dan genezen. En dat is precies waar het huidige beleid voor staat.

(9)

90 91

4.3

nAbeschouwIng

Het voorgaande debat werd gevoerd tussen twee fictieve personen. De ene persoon verdedigde de stelling dat het Nederlandse waterveiligheidsbeleid zwaar moet inzetten op gevolgbeperking. De ander argumenteerde tegen die stelling. De argumenten die beiden gebruikten, zijn niet fictief. Deze zijn gebaseerd op betooglijnen en argumenten die wij in verschillende publicaties in de afgelopen jaren zijn tegengekomen. Een lijst met een aantal van deze publicaties is in de Verantwoording bijgevoegd.

De debatvorm geeft de mogelijkheid om de argumenten scherper neer te zetten, en laat ook duidelijk zien hoe de argumenten van voor- en tegen-stander op elkaar inhaken. Wat deze vorm minder expliciet maakt, is dat er verschillende soorten argumenten worden gebruikt. In de eerste plaats bestoken de opponenten elkaar met ‘technische’ argumenten. Een voorbeeld zijn de argumenten over en weer over de kosteneffectiviteit van gevolgbeperkende maatregelen. Beide partijen hebben hierover geen eenduidige gegevens, gebruiken onduidelijke systeemgrenzen, en vullen deze onzekerheden in op basis van ‘plausibele’ schattingen of redeneringen. Dit zijn geschilpunten waar wetenschappelijk onderzoek nuttige inzichten kan toevoegen, wanneer een aantal van deze onzekerheden kan worden gereduceerd of expliciet gemaakt.

Daarnaast wordt een (groot) deel van de argumenten bepaald door onderliggende waarden en overtuigingen. Bij een analyse van het beschreven debat vallen twee dominante waardedimensies op waarin de opponenten met elkaar van mening verschillen. Deze zijn hiernaast grafisch weergegeven.

De horizontale as in de figuur gaat over het vertrouwen in de mate waarin we het gedrag van natuurlijke systemen kunnen voorspellen en beheersen met technologische oplossingen. Rechts is het vertrouwen in de voorspelbaarheid en beheersbaarheid groot, links heerst de overtuiging dat de natuur een complex en grillig systeem is dat intrinsiek onvoorspelbaar is en zich niet laat beheersen door technologie.

De verticale dimensie in de figuur geeft verschillen weer in overtuiging met betrekking tot de manier waarop besluitvorming zou moeten plaatsvinden. Aan de onderkant van de figuur heerst de overtuiging dat iedere persoon even geschikt is om afwegingen te maken. ‘Leken’kennis en percepties zijn waardevol naast de kennis van experts. Besluitvorming komt idealiter tot stand via dialoog en discours, waarin de verschillende actoren continu zowel probleem-stelling als oplossingsrichtingen herformuleren en ter discussie stellen.

De bovenkant van de figuur weerspiegelt de opvatting dat personen of instituten aan wie een grotere kennis of inzicht wordt toegedicht ook een zwaardere of zelfs doorslaggevende rol in de besluitvorming zouden moeten krijgen. Goede besluitvorming is bovendien systematisch, gestructureerd en rationeel. Er wordt gestreefd naar optimalisatie van effectiviteit en efficiency.

Wanneer de argumenten uit het debat in deze figuur worden geprojec-teerd, is te zien dat de voorstanders van meerlaagsveiligheid over het algemeen argumenteren vanuit waarden in het kwadrant linksonder. Ze maken duidelijk dat een kwantitatieve risicoanalyse onvolledig is en altijd zal zijn. Zinsneden als ‘Wie durft uit te sluiten dat niet nog meer onbekende faalmechanismen bestaan?’ en ‘De natuur is veel te complex’ illustreren dat hier vanuit de linkerkant van de figuur wordt geredeneerd. De argumenten: ‘Hoe kan de wetenschap of een expert bepalen welk geldbedrag moet worden aangehouden voor de dood van een kind?’ en ‘Waarom risico voorstellen als kans x gevolg (benadering vanuit experts) als de gevolgen van overstromingen zoveel sprekender zijn en de kansen zo abstract en nietszeggend’ (voor de niet-experts) illustreren dat hier vanuit de onderkant van de figuur wordt gedacht. De argumentatie stelt de dominante rol van de experts ter discussie en benadrukt juist de rol en het belang van de waardering en perceptie van de burger. Ook wordt aangehaald dat waterveilig-heid een zaak is van burgers en overwaterveilig-heid samen.

bESluitvorming zaak van dESkundigEn • gestructureerde besluitvorming • wetenschap waardevrij • samenleving maakbaar • rationaliteit • effectiviteit en efficiency • optimalisatie vEEl vErtrouwEn in tEchnologiE • beheersing natuur • maakbaarheid • menselijke inventiviteit bESluitvorming zaak van iEdErEEn • besluitvorming via dialoog en discours • wetenschap niet waardevrij • samenleving niet maakbaar • percepties en perspectieven • bounded rationality • satisficing bEpErkt vErtrouwEn in tEchnologiE • natuur te complex • techniek feilbaar • verleden geen garantie voor toekomst • meebewegen met natuurlijke processen

(10)

92 93 De tegenstanders van een forse inzet op meerlaagsveiligheid argumen-

teren voornamelijk vanuit het kwadrant rechtsboven. Zo wordt uitgelegd dat ‘mensen vaak moeite hebben met het interpreteren van kansen’ en daardoor ‘op intuïtieve gronden vaak irrationele keuzes maken’. Wetenschappelijke, gestructu-reerde methoden kunnen vergissingen voorkómen. Dit argument zit bovenin. De tegenstanders beschrijven ook hoe modellering en voorspelling van ‘de natuur’ (het water) noodzakelijk is en de basis vormt voor beheersmaatregelen, in welke vorm dan ook. Dit is een argument dat rechts thuishoort.

Verschillen in waardesystemen zijn van grote invloed op de discussie. Binnen één waardesysteem kunnen argumenten zinvol worden uitgediept met behulp van wetenschappelijk onderzoek. Voor geschilpunten die hun oorsprong vinden in verschillen in overtuiging en waarden geldt dit niet (zie ook kadertekst). Om deze punten scherper te krijgen zijn andere methoden meer geëigend. Zoals een debat.

In de argumenten van de tegenstander wordt onder meer ingegaan op de kosteneffectiviteit van rampenbestrijding. In een onderzoek van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen is gebleken dat de veiligheidsregio’s niet gesteld staan voor zware ongevallen met gevaarlijke stoffen, laat staan rampen. De mate van preparatie wordt voorgesteld als het resultaat van een investeringsbeslissing. De voorbereiding op rampen is – vanwege hun lage kans van voorkomen – vaak kosten-ineffectief, zie Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (2008). Voor verdere details over de economische onderbouwing van dit argument zie Jongejan et al. (te verschijnen). Bij de argumentatie over de kosteneffectiviteit van rampen-bestrijding is ook geput uit het kabinetsstandpunt naar aanleiding van de bevindingen van TMO. Daarin geeft het kabinet aan de kosten van grote investeringen in materieel voor massa-evacuatie bij overstromingen niet in verhouding te vinden tot de kans van optreden. De getallen die gebruikt worden ter illustratie van het beperkte aantal nieuw te bouwen woningen ten opzichte van de bestaande woningvoorraad, zijn ontleend aan de bouwprognoses van TNO (2008). Voor meer informatie over de relevantie van de overstromingen in New Orleans voor de Nederlandse context, zie Jonkman et al. (2005).

Voor- en tegenstander in debat

Voorstander

Voor verdere informatie over mega-terpen en de relatie tussen waterveiligheid en ruimtelijke ordening, zie Aerts et al. (2008). De argumenten vinden hun basis in onder meer Kahneman and Tversky (1979), Slovic (1987), Margolis (1996) en Chang (1997). De constatering dat mensen zich bij de beoordeling van over- stromingsrisico’s voornamelijk laten leiden door hun inschatting van de gevolgen wordt bevestigd door PROmO-onderzoek (Bockarjova et al, te verschijnen). Uit dat onderzoek blijkt ook dat subjectieve percepties ten aanzien van de kans op overstroming fors afwijken van de wetenschappelijke gegevens daarover. Voor een essay over de (in)compleetheid van faalkansanalyses en het voorbeeld van de zettingsvloeiing, zie Barends (2008).

Risicoanalyses gaan over risico’s waarvan we ons bewust zijn. Naarmate we minder kennis hebben over het (toekomstig) gedrag van een systeem wordt de kans groter dat vooralsnog onbekende scenario’s of faalmechanismen ons parten gaan spelen. Deze onttrekken zich aan een risico-analyse. Hoe groot is onze kennis van het natuurlijk systeem in dit opzicht? Wat is de kans dat we dergelijke onbekende, maar relevante scenario’s over het hoofd zien in de analyses van overstromingsrisico’s? De inschatting van die kans verschilt van persoon tot persoon. Voor een toelichting op de (subjectieve) interpretatie van kansen, zie Bedford and Cooke (2001).

StromiNgeN iN waterbeheer

Evenals dat op veel andere terreinen het geval is, verandert ook het denken over water- beheer in de loop van de tijd. Al in het oude China stonden taoïsten en confucianisten lijnrecht tegenover elkaar in hun opvattingen over het omgaan met de Gele Rivier. Om overstromingen te voorkomen, snoerden de confucianisten de rivier in tussen hoge dijken. Vervolgens kregen de taoïsten de overhand, en werd de vloedvlakte van de rivier verbreed zodat de stijging van het water horizontaal werd afgevlakt. Na enige tijd op taoïstische grondslag te hebben gewerkt, werd de andere opvatting weer sterker en kwam de rivier weer in een keurslijf terecht. Gedurende twintig eeuwen twistten de ingenieurs van beide scholen met elkaar over de juistheid van hun aanpak van de Gele Rivier, zonder dat één van beide gelijk kreeg (Dubbelman 1999: 16).

4.4

verAntwoordIng

Inleiding

In de inleiding wordt verwezen naar de Beleidsnota Waterveiligheid (V&W 2009) en naar het PROmO-project (PROmO-projectplan 10 oktober 2007).

Argumenten van voor- en tegenstander

In de argumenten van de voorstander worden cijfers over de ramp in New Orleans gebruikt. Deze zijn ontleend aan Kok et al. (2006) en Kok et al. (2007). Voor verdere informatie over deze ramp wordt ook naar deze bronnen verwezen.

(11)

94 95

Tegenstander

Voor discussies over de ‘waarde van een mensenleven’ in verschillende contexten en interpretaties zie bijvoorbeeld HSE, (2001), Viscusi and Aldy (2003) en De Blaaij et al. (2003). Ook hier is weer gebruikgemaakt van het rapport van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (2008). Zie over kwantitatieve risicoanalyse Vrouwenvelder (2008).

Nabeschouwing

De horizontale as in de figuur van Neass (2003) hanteert een vergelijkbare schaal. De verticale as in de figuur vertoont verwantschappen met de ‘guardianship’ versus de ‘democracy’ van Dahl (1989). De extremen op deze as sluiten ook goed aan bij enerzijds het rationele model voor beleidsontwikkeling van Simon (1983), en anderzijds het incrementele model van Lindblom (Hague and Harrop 2001).

lIterAtuur

Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (2008). Risicobeleid en rampenbestrijding: op weg naar

meer samenhang. Den Haag.

Aerts, J., Spong, T., Bannink, B. (eds.) (2008). Aandacht voor Veiligheid. Rapport in het

kader van onderzoek voor Klimaat voor Ruimte, Ruimte voor Klimaat en DG Water.

Barends, F.B.J. ‘Het kan toch misgaan – ook de sterkste dijk kennen we niet door en door’. In: De Ingenieur, oktober 2008.

Bedford, T. and Cooke, R. (2001). Probabilistic Risk Analysis: Foundations and Methods.

Cambridge: Cambridge University Press.

Bockarjova, M., Geurts, P., Veen, A. van der. (te verschijnen). Risicopercepties van

overstromingen en het effect van het rapport van de commissie Veerman. Bouwprognoses 2008-2013 (2008). TNO-rapport 2008-D-R1180A, in opdracht van het

ministerie van VROM, TNO.

Chang, R. (Ed.) (1997). Incommensurability, incomparability and practical reason. Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press.

Dahl., R.A. (1989). Democracy and its critics. Syracuse, New Haven and London: Yale

University Press.

De Blaaij, A., Florax, R. J. G. M., Rietveld, P. and Verhoef, E. (2003). ‘The value of statistical life in road safety’. In: Accident Statistics and Prevention, 35, pp 973-986.

Dubbelman, H. (1999). Maatschappelijke golven in de waterbouwkunde. Proefschrift Technische Universiteit Delft, Delft: Delft University Press.

Geldof, G.D. (2008). ‘Veiligheid x 10 kan!’. In: H2O, 1-2009.

Hague, R. and Harrop, M. (2001). Comparative Government and Politics. Palgrave Macmillan.

HSE (2001). Reducing risks protecting people, HSE’s decision making process.

Jongejan, R., Vrijling, H. and Jonkman, B. (2008). ‘Bestuurders geboeid door de veiligheidsketen’. In: Openbaar Bestuur, 2: 2-3.

Jongejan, R.B., Helsloot, I., Beerens, R.J.J., Vrijling J.K. (forthcoming). ‘How prepared is prepared enough?’. In: Disasters: The Journal of Disaster Studies, Policy and

Management.

Jonkman, S. N., Stive, M. J. F. and Vrijling, J. K. (2005). ‘New Orleans is a Lesson to the Dutch’. In: Journal of Coastal Research, 21: 1085-1085.

‘Kabinetsstandpunt naar aanleiding van de bevindingen van de TMO’(2008). zie: Brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, In: Nationale

Veiligheid, 0708, 30821-6.

Kahneman, D. and Tversky, A. (1979). ‘Prospect theory: an analysis of decision under risk’. In: Econometrica, 47(2): 263-291.

Kok, M., Theunissen, R., Jonkman, B., Vrijling, H. (2006). Schade door overstroming:

Ervaringen uit New Orleans. TUDelft en HKVLijn in water.

Kok, M. et al. (2007). Twee jaar na Katrina: De catastrofale overstroming van New Orleans. TUDelft en HKVLijn in water.

Margolis, H. (1996). Dealing with risk: why the public and the experts disagree on

environmental issues. London: University of Chicago Press.

Ministerie van Verkeer en Waterstaat (29 december 2009). Beleidsnota waterveiligheid. Neass, A. (2003). Ecology, community, and lifestyle. Cambridge: Cambridge University Press.

Simon, H.E. (1983). Reason in human affairs. Stanford: Stanford University Press.

Slovic, P. (1987). ‘Perception of Risk’. In: Science, 236: 280-285.

Viscusi, W. K. and Aldy, J. E. (2003). ‘The value of a statistical life: a critical review of market estimates throughout the world’. In: The Journal of Risk and Uncertainty, 27: 5-76.

Vrijling, H. (2008). ‘Verloren in een zee van mooie plannen’. In: Trouw 13-09-2008, katern 4, pagina 2.

Vrouwenvelder, A.C.W.M. (2008). ‘Risicoanalyse: onbruikbaar speeltje of waardevol instrument’, Alert - Crisisbeheersing Rampenbestrijding, 25(2): 24-25.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gezondheidsraad dat er weinig wetenschappelijke kennis voorhanden is over de specifieke relatie tussen de rijgeschiktheid en ASS. Op basis hiervan kan geen valide argumentatie

In 2014 hebben wij nogmaals benadrukt dat het belangrijk is dat het kabinet voor indivi- duele bezuinigingen en lastenverzwaringen goed zicht heeft op de budgettaire en de

 Zijn er maatregelen genomen om besmetting via materialen te voorkomen (reiniging van werkstukken en arbeidsmiddelen die door meerdere werknemers gebruikt worden)?. ☐ Ja

Plaats CV ketels nooit op plaatsen waar ze niet zichtbaar zijn, maar altijd op plaatsen, waarbij lekkages direct worden

Een combinatie van interventies vanuit diverse domeinen (zorg, welzijn, sport, onderwijs) is voor risicogroepen essentieel. Samenwerking tussen die domeinen is dus noodzakelijk,

In deze ‘Tussenevaluatie’ worden de ontwikkelingen rondom de in 2016 ingevoerde maatregelen en de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars op het gebied van preventie in

Bij de zoektocht naar proportionele preventie moet je dus niet alleen in kaart brengen welke kosten de preventiemaatregel met zich meebrengt.. Je weet maar beter ook hoeveel

1 kant soveel onverskilligheid en slapheid bestrij moes word, was dit gelukkig dat die beweging in PRELLER 'n pleitbesorger gevind het, wat met warme oortuiging