Insektenaantastingen
op
populier
en
wilg
in
1984
L.G.
MoraalRijksinstituut uoor Onderzoek in de
Bos-en
Landschapsbouw'De
Dorschkamp' Wageningenfiguur
l:
Aantastingsbeeld uan deinqui-line galmug; ingezonken afgeplatte plek-ken in wilgebast (op ware grootte)
figuur
2:
Een massale bezetting uan dewilgeschuimcicade
74
In
het
Knarbos, Larserbos, en deHol-In
de eerste maanden van 1984 bleken inenkele partijen Salix viminalis stokken uit Linschoten, welke bestemd waren voor
het maken van onderstammen,
insekten-aantastingen voor te komen die niet vaak
worden onderkend.
Veel stokken
vertoondenvooral
in
deonderste 75 cm, langwerpige ingezonken
en
afgeplatte plekken(figuur
l).
Hierinwerden
de
rode larven van de inquiline galmug (Resseliella dizy gomy zae Barnes)aangetroffen. Deze larven leven in het
al-gemeen
in
gangen van andere insekten,zoals
cambiummineervlieg
(Phytobiacambii Hend.). (Moraal, 1983).
Bij
het rooien van een wegbeplanting inTiel
bleken enige tientallen 40 jaar oudePopulus 'Marilandica' zwaar aangetast te zijn door de grote populierboktor (Saper-da carcharias L.).
De
horzelvlinder
(Sesia apiformisCl.)
trad schadelijk op bij populier in
Amster-dam
en
Leiden. De
wilgehoutrups(Cossus cossus
L.)
werdbij
populier en wilg gemeld uit Assen, Leiden,Terschel-ling (verspreid over het hele eiland),
Peel-gebied, zuidoost Drenthe en de Haarlem-mermeer.
Op het
eiland Tholen werd na de over-stromingsrampin
1953, die vele bomendeed sterven,
een grootschalige herin-plant uitgevoerd met snelgroeiende hout-soorten.Vooral
populieren van de eur-amerikaanse en nigra klonen werdenaan-geplant. Van de bomen die nu kaprijp zijn,
werd
in
1984 een inventarisatie verricht.Hierbij
bleekdat
ruim de helft van alle dijkbeplantingenop
het eilandin
minof
meerdere mate was aangetast door de wil-gehoutrups en de horzelvlinder. Ruim 7
km beplanting bleek zeeÍ zwaaÍ aangetast te zijn.
De spiraalgalluis (Pemphigus spyrothecae
Pass.)
werd
in
Leidenop
verschillendeplaatsen
bij
populieren
waargenomen. Dezeluis vormt
gallen met eenspiraal-vormige groef aan de bladsteel van zwarte
populieren.
De
opvallende galvorming veroorzaakt overigens maar een geringeeconomische schade.
landse Hout in de Flevopolders, werd een
lichte tot
matige aanwezigheidvan
deschimmelluis
(Phloeomyzus passerinnii Sign.) geconstateerdbij
de populiereklo-nen 'Flevo' en 'Dorskamp'.Wilgehaantjes (Phyllodecta spp.) werden
bij
populier
als
schadelijk gemeld inLeiden,
Meyendelen
Emmen.Bij
wilg traden dezelfde insekten schadelijk op in Heemskerk, Haarlemen in
grienden te Heeten. Doordat de wilgehaantjes twee generatiesper jaar
hebben, kunnen de bomen voortdurend kaal staan.De populiereglasvlinder (Paranthrene ta-baniformis Rott.) werd
in
1984 in de Fle-vopolders slechts incidenteel alsschade-lijk
gemeld. Alleen in de kavelsOZTl
en PZ 45 van het Horstewold werden hevige aantastingen waargenomen.Het
betrofhier
populier welkein
1983 ten gevolge van populiereglasvlinderschade werdaf-gezet
en
verbrand.De
1-jarige uitlopersvan deze planten werden in 1984 opnieuw
zwaar aangetast.
De genomen sanitaire maatregelen
garan-deerden hier dus geenszins het uitblijven
van
hernieuwde aantastingen.De
glas-vlinderszijn
waarschijnlijk afkomstig uitaangrenzende bossen.
Uit
nagekomen informatieis
gebleken,dat in Zuidelijk Flevoland eind 1983 totaal
62,1 ha aangetaste populier werd afgezet
en
verbrand.Uit
nacalculatie bleek, dat de werkelijke schadekosten (afzetten, uit-slepen, verbranden, groeiverliezen en op enen zetten) Íotaalf
97 .329,--. bedroegen.In Veenhuizen werd in een beplanting van
een
militair
complex een twee jaar oudeaantasting van de populiereglasvlinderge-constateerd. Ongeveer 150, 2 tot 4-jarige
bomen van de klonen'Geneva',
'Andros-coggin', 'Blom' en 'Fritzi
Pauli' bleken licht tot zwaar aangetast.De satijnvlinder (Leucoma salicis
L.
wel-ke
in
1983 in de Holandse Hout bijLely-stad nog 250 ha populier kaalvrat, werd daar
in
1984 nog maar weinigwaargeno-men.
Ook
in
andere eerder aangetasteLauwersoog werden de rupsen slechts in
kleine
aantallen gevonden.De
oorzaakvan de instorting van de
plaagis niet
duidelijk.
Medio
juni
werd
een massale bezetting van de wilgeschuimcicade gesignaleerd in l2-jarige wilgen bij Almere en in 2O-jarigewilgen (Salix alba) bij Biddinghuizen. De aantasting was spectaculair omdat het
door
de
insekten
geproduceerde dunvloeibare schuim langs takken en stam-men op de grond drupte, waardoor soms plassen werden gevormd (figuur 2).
Omdat deze cicade slechts
bij
weinigen bekendis, volgt
hieronder een beschrij-ving van het insekt en zijn levenswijze.De
wilgeschuimcicade
(Aphrophorasalicina Goeze)
komt
in
geheel Europauitsluitend
voor op
verschillendewilge-soorten.
Het
insekt wordt vaak verwardmet het schuimbeestje (Aphrophora alni
Fall.)
dat polyfaag is en behalve op wilgook voorkomt op els, populier, es en ver-schillende kruiden.
De wilgeschuimcicade is circa l0 mm lang en heeft groene tot olijfbruine vleugels en springpoten.
Het
insekt heeft een volledigegedaante-verwisseling:
uit
hetei
komt een zoge-naamde nimf, een jeugdfase waarin alleende vleugels nog niet ontwikkeld zijn. De
nimf is tot circa 8 mm lang. De kop en het
borststuk zijn donker-, het achterlijf licht gekleurd (figuur 3). De nimf heeft zuigen-de mondzuigen-delen en drie paar poten.
De cicaden vliegen van
juli
tot oktober en leggen hun eieren diep in het hout (tot in het merg) van wilgetwijgen, maar ook wel in de stammen van afgezette wilgen. Een groot aantal eilegsels dicht bij elkaarin
eentwijg
kan het verdrogen van dezetwijg
veroorzaken. De eierenoverwinte-ren. De nimfen
verschijnenbij
het uit-lopen van het blad en zuigen sappen uit debast van de twijgen.
Zij
leven vaak in groepjes in de door henzelfgeproduceer-de dun
vloeibare schuimmassa's. Wan-neer de vaten niet genoeg plantensap pro-duceren, steekt de nimf een of twee mili-meter daarnaast de snuit opnieuw in hethout. Op deze wijze ontstaan ringen van zuigplekken die zich vaak volledig sluiten.
HANDBOEK
VOOR
DE
POPULIERENTEELT
Vierde, geheel herziene druk (1976)Onder redaktie van
lr.
H. A. vander
MeidenUitgave van de vereniging Koninklijke Nederlandse Heide Maatschappii
figuur
3:Na
uerwijdering uan het schuim zijn de laruen goed zichtbaarEen nimf kan zo tijdens haar ontwikkeling
talrijke zuigringen produceren. De nimfen
zijn niet aan hun plaats gebonden. Met het
groeien van de stengels zoeken ze hoger
gelegen,
minder
verhoute, stengeldelenop. Btj
sterke windof
regen begeven zezich naar beneden om bij gunstiger weers-omstandigheden weer een hoger gelegen plaats op te zoeken.
Door
het zuigen ontstaan als reaktie van de plant omwallingen in de twijgen (figuur 4).Schade ontstaat vooral daar waar wilgen
in
een l-jarige
omloop ten behoeve vanvlechtwerk
van geschilde tenen wordengekweekt. De
tenen kunnen danop
deplaatsen
van de
zuigringen gemakkelijk aÍbreken.Het is verder mogelijk dat de planten door het zuigen zodanig verzwakken dat
secun-daire organismen de plant kunnen
infec-teren. Praktisch alle soorten wilgen
kun-figuur 4: Door
het zuigen uan de nimfeno nt s t aa n lat e r rínguormi ge omwallíng e n
nen worden aangetast; alleen S. amygda-lina zou min of meer resistent zijn (Kurir,
1969).
Literatuur
Doom,
D.,
1982.-
Aantastingen plantingen veroorzaaktop
boom- dooren
struikbe-insektenen mijten. In: Bosbescherming. Pudoc,
.
Wageningen (147 -317).Kuri,
A.,
1969.-
wertung
Untersuchungsergebnisseder
Weidenschaumzikadeund
Aus-(Aphrophora Salicina Goeze)
auf Amerikaner-Weide(Salix
americanaHort.)
und
Bachweide(Salix
rubra Hudson). Cbl. ges. Forstw. 86: l-35.Moraal,
L.G.,
1983.-
mineervlieg (Phytobia Een literatuurstudie over de cambium-cambii
Hend.Diptera;
Agromyzidae).Rapport'De
Dorschkamp' nr. 326, 3lp.
lto.-,ll
,x
De prijs van het handboek bedraagt
inklusieÍ verzendkosten
Bestelling uitslultend door overmaking van dit bedrag op giro 2604301 t.n.v. KNHM,
Lovink-laan 1, Arnhem, onder vermelding van:
,,Hand-boek Populierenleelt".