• No results found

Enkele agrarisch-structurele kengetallen en berekeningen ten behoeve van de herziening van het streekplan voor Friesland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Enkele agrarisch-structurele kengetallen en berekeningen ten behoeve van de herziening van het streekplan voor Friesland"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LANDBOUW-ECONOMISCH INSTITUUT

Interne Nota 3 3 9

Ir. K.M. Dekker

Enkele

agrarisch-structurele

kenge-tallen en

berekenin-gen ten behoeve van

de herziening van

het streekplan voor

Friesland

Juli 1987

(2)

INHOUD

Biz.

1. INLEIDING 5 2. KENMERKEN VAN DE AGRARISCHE STRUCTUUR PER GEMEENTE 6

3. KENMERKEN VAN DE AGRARISCHE STRUCTUUR IN NEGEN CLUSTERS

VAN GEMEENTEN 8 4. ENKELE GEVOLGEN VAN PRODUCTIEBEPERKENDE MAATREGELEN IN

DE MELKVEEHOUDERIJ 11

NASCHRIFT 13 TABELLEN 14 1. Enkele kenmerken per gemeente, 1977 14

2. Enkele kenmerken per gemeente, 1985 19 3. Kenmerken voor clusters van gemeenten, 1977 24

4. Kenmerken voor clusters van gemeenten, 1985 25 5. Kenmerken voor clusters van gemeenten, 1992 26

6. Kenmerken voor de provincie Friesland 27 BIJLAGEN

1. VAT-bedrijfstype 28 2. Clusters van gemeenten 29

KAARTEN

1. Clusters van gemeenten en prognosegebleden

(gemeentelijke indeling voor 1984) 30 2. Clusters van gemeenten

(gemeentelijke indeling 1984) 31

(3)

1. INLEIDING

Op verzoek van de Provinciale Planologische Dienst in Friesland zijn door het Landbouw-Economisch Instituut een aantal agrarisch-structurele kengetallen berekend, ten behoeve van de werkzaamheden voor de herziening van het Streekplan voor Friesland.

In de eerste plaats gaat het om gemeentelijke gegevens, die betrek-king hebben op de jaren 1977 en 1985. Ze zijn ontleend aan de zogenaamde meitellingen van het CBS. Het jaar 1977 is gekozen omdat voor dat jaar een groot aantal gegevens is berekend ten behoeve van de opstelling van het Streekplan voor Friesland. Deze zijn opgenomen in LEI-Publikatie 2.131 1) en de bijbehorende documentatie-bijlage. Omdat in 1984 in Friesland een gemeentelijke herindeling heeft plaatsgevonden, zou in een groot aantal gemeenten geen goede vergelijking van gegevens van v66r die tijd en nà die tijd mogelijk zijn. Daarom zijn voor het jaar 1977 alle geregistreerde agrarische bedrijven ingedeeld naar de per 1 januari 1984 van kracht zijnde gemeentegrenzen. Ze worden dan ook voor wat het jaar 1977 betreft onder de naam van de thans bestaande gemeenten gepresenteerd.

In de tweede plaats betreft het een aantal kenmerken die zijn bere-kend voor groepen van gemeenten, wederom voor de jaren 1977 en 1985. In

eerder genoemde LEI-publikatie waren een aantal zogenaamde "prognosegebie-den" onderscheiden, bestaande uit gemeenten of groepen van gemeenten (van vóór 1 januari 1984). Voor die prognosegebieden was berekend hoe de

situatie met betrekking tot een aantal agrarisch-structurele kenmerken er naar alle waarschijnlijkheid in 1992 zou uitzien, als aan een aantal voor-waarden zou zijn voldaan. De gemeentelijke herindeling maakt het niet mogelijk om voor diezelfde prognosegebieden een beeld te geven van de

situatie in 1985.

Om toch een vergelijking mogelijk te maken tussen de situatie in 1977, de prognose voor 1992 en de situatie in 1985, is het volgende

ge-daan. Uit de oorspronkelijke vijftien prognosegebieden kon door samenvoe-gingen een negental gebieden worden gevormd waarvan de grenzen nagenoeg samenvallen met de tegenwoordige gemeentegrenzen. Voor die negen gebieden zijn uit het eerder verzamelde materiaal een aantal kengetallen voor 1977 en de prognose voor 1992 afgeleid. Die gegevens worden vergeleken net de overeenkomstige kengetallen die voor 1985 voor dezelfde negen gebieden uit het voor de huidige gemeenten ter beschikking staande materiaal zlj.n. bere-kend.

Op deze wijze is het mogelijk de ontwikkelingen tussen 1977 en 1985, tegen de achtergrond van de prognose voor 1992, niet alleen voor de pro-vincie als geheel maar ook voor een aantal deelgebieden te beschoowen.

Bij de opstelling van de prognose was destijds geen rekening gehouden met produktiebeperking In Frieslands belangrijkste agrarische produktle-tak, de melkveehouderij. De invoering van de superheffing betekent ten op-zichte van de voorspelde ontwikkeling een drastische verandering. Voor wat betreft de ontwikkeling van het aantal melkkoeien en het aantal bedrijven met melkkoeien zal daar enige aandacht aan worden besteed. Een beduidende vermindering van het aantal melkkoeien zou kunnen betekenen dat een aan-zienlijke oppervlakte grasland voor andere doeleinden zou kunnen worden benut. Daar zal in het volgende bovendien op worden Ingegaan.

1) Regionale verscheidenheid In structuur en ontwikkeling van de

agrarische bedrijven in Friesland. LEI-publikatle 2.131, Den Haag, september 1979.

(4)

KENMERKEN VAN DE AGRARISCHE STRUCTUUR PER GEMEENTE

Deze kenmerken zijn opgenomen in de tabellen 1 (voor 1977) en 2 (voor 1985). Voor een juiste beoordeling van de kenmerken dienen de volgende punten in acht te worden genomen:

a. Zowel in 1977 als in 1985 zijn de agrarische bedrijven over de

gemeenten verdeeld met inachtneming van de gemeentegrenzen zoals die vanaf 1 januari 1984 van kracht zijn.

b. Het totaal aantal bedrijven betreft alle agrarische bedrijven met een omvang van ten minste 10 sbe.

c. De oppervlakte cultuurgrond en de gemiddelde bedrijfsoppervlakte zijn uitgedrukt in hectares gemeten maat.

d. Bij de berekening van de gemiddelde oppervlakte cultuurgrond per be-drijf op hoofdberoepsbedrijven, zijn de bedrijven zonder cultuurgrond inbegrepen. In 1977 waren dit er in Friesland 128, in 1985 waren het

er 102. De aantallen per gemeente zijn niet in het gebruikte compu-terprogramma opgenomen; de invloed op het gemiddelde is in het alge-meen zeer gering.

e. Het gemiddeld aantal melkkoeien is alléén berekend voor bedrijven mèt melkkoeien.

f. De normen voor de berekening van het aantal standaardbedrijfseenheden (sbe) worden zo nu en dan aangepast. Dat houdt verband met wijzigin-gen in de verhoudinwijzigin-gen tussen de toegevoegde waarde van de verschil-lende gewassen en diersoorten. Het aantal sbe in 1977 is berekend met in 1975 opgestelde normen, het aantal sbe in 1985 met in 1981 opge-stelde normen. De herwaardering geschiedt zodanig dat in het jaar van vaststelling het totale aantal sbe zoals dat zou zijn berekend met oude normen, ongeveer gelijk blijft. De onderlinge verhoudingen tus-sen gewastus-sen, diersoorten en produktierlchtingen kunnen echter veran-deren.

Ten opzichte van de normen van 1975 betekenen de normen van 1981 voor de provincie Friesland een opwaardering met enige procenten van rund-veehouderij en akkerbouw en een geringer aantal sbe In de orde van grootte van enkele procenten voor de tuinbouw en van bijna 20% voor de intensieve veehouderij. In het volgende deel wordt hier nog nader op ingegaan.

g. Het aantal sbe weidevee per ha gras + voedergewassen Is berekend in-clusief de sbe voor grasland, schapen en paarden.

h. De bedrijfstypen zijn gevormd door samenvoegingen uit de zeer gede-tailleerde zogenaamde VAT-typen, zie bijlage 1. Per type wordt hierna aangegeven uit welke samenvoeging van VAT-typen het is opgebouwd: rundveebedrijven intensieve veehouderijbedrijven overige veehouderijbedrijven akkerbouwbedrijven glastuinbouwbedrijven opengrondstuinbouwbedrijven gecombineerde bedrijven VAT 1 + 2 ; VAT 3, 6 t/m 13; VAT 4, 5, 14 t/m 17; VAT 18 t/m 21; VAT 22 t/m 24; VAT 25 t/m 33; VAT 34 t/m 37.

Ten aanzien van het kengetal: sbe per vaste mannelijke arbeidskracht, moeten de volgende twee kanttekeningen worden gemaakt. In de eerste plaats zijn de sbe-normen veranderd, zoals aangegeven onder f. In de tweede plaats is het indelingscriterium voor het aantal per week ge-werkte uren gewijzigd van 15 naar 20. In 1977 zijn vast genoemd:

(5)

re-j. Omdat gegevens van individuele bedrijven niet herkenbaar mogen worden gepubliceerd, zijn in de tabellen géén gegevens van de gemeente Vlie-land opgenomen.

De In de tabellen 1 en 2 opgenomen kengetallen geven een overzichte-lijk beeld van overeenkomsten en verschillen tussen de agrarische struc-tuur in de Friese gemeenten. Bij vergelijking tussen 1977 en 1985 van een aantal kengetallen, valt onder andere het volgende op.

Het aantal agrarische bedrijven in Friesland is tussen 1977 en 1985 met 1600 of bijna 15% afgenomen, de oppervlakte cultuurgrond met bijna

1,3%. De gemiddelde oppervlakte per bedrijf moet dus flink zijn men. Het gemiddeld aantal melkkoeien per bedrijf Is nog sterker toegeno-men, zodat er bovendien sprake is van een intensivering van het grasland-gebruik. In het volgende deel wordt aan deze ontwikkelingen meer aandacht besteed.

Het percentage hoofdberoepsbedrijven van alle agrarische bedrijven is tussen 1977 en 1985 gedaald. Van de acht gemeenten met een in 1977

verhou-dingsgewijs laag percentage hoofdberoepsbedrijven, behoren er vijf tot de gemeenten waar dit zelfde percentage sedertdien het sterkst is afgenomen. Dat zijn Achtkars pelen, Ameland, Dantumadeel, Sneek en Terschelling. In deze gemeenten zijn blijkbaar voorwaarden aanwezig voor het ontstaan van nog meer niet-hoofdberoepsbedrijven.

In alle gemeenten is de gemiddelde oppervlakte van de hoofdberoepsbe-dri jven toegenomen. Het lijkt erop, dat de verschillen tussen de gemeente-lijke gemiddelden en het provinciale gemiddelde iets afnemen. In twintig gemeenten is het verschil tussen de gemiddelde bedrijfsoppervlakte en de gemiddelde oppervlakte van alle bedrijven in Friesland kleiner geworden.

Een dergelijke tendens naar verkleining van de onderlinge verschillen lijkt ook naar voren te komen bij beschouwing van de ontwikkeling van de

gemiddelde melkveestapels op hoofdberoepsbedrijven. Zeven van de negen ge-meenten met een in 1977 relatief kleine gemiddelde melkveestapel, behoren tot de groep waarin de melkveestapels het sterkst zijn gegroeid. Terwijl van de acht gemeenten met in 1977 relatief grote melkveestapels er zes be-horen tot de gemeenten waarin de gemiddelde melkveestapel de geringste groei vertoonde.

(6)

3. KENMERKEN VAN DE AGRARISCHE STRUCTUUR IN NEGEN CLUSTERS VAN GEMEENTEN

Deze kenmerken zijn opgenomen in de tabellen 3 (voor 1977), 4 (voor 1985), en 5 (prognose 1992). In de tabellen 3 en 5 is uitgegaan van de

vóór 1 januari 1984 geldende gemeentegrenzen. De clusters van gemeenten zijn genummerd van 1 tot en met 9. In bijlage 2 is aangegeven om welke

ge-meenten het gaat, alsmede welke prognosegebieden uit LEI-publikatie 2.131 het betreft. De gemeenten van na 1 januari 1984 zijn in tabel 4 zodanig

gegroepeerd dat de grenzen van de gevormde clustes geheel of nagenoeg ge-heel samenvallen met de grenzen van de overeenkomstig genummerde clusters in de tabellen 3 en 5.

De punten b, c, f en i voor wat betreft de in deel 2 behandelde ken-merken per gemeente zijn hier van overeenkomstige toepassing. Het zelfde geldt voor g, al is in de tabellen 3, 4 en 5 de benaming iets anders:

"rundvee " in plaats van "weidevee". Voorts geldt, dat

de gemiddelde oppervlakte van hoofdberoepsbedrijven in dit geval be-trekking heeft op bedrijven mèt cultuurgrond;

waar sprake is van bouwland het braakland er aan is toegevoegd. Bij de opstelling van de prognose voor 1992 is destijds geen rekening gehouden met de invoering van produktiebeperkende maatregelen. De Invoe-ring van de "superheffing" om de melkproduktie te beperken, zal zeker vloed hebben op de verdere ontwikkeling van de melkveehouderij. Die in-vloed zal zich zeker niet beperken tot de produktieomvang in de melkvee-houderij, maar zich ook uitstrekken tot de omvang van andere produkties en tot het verloop van het aantal agrarische bedrijven en arbeidskrachten. In mei 1985, een jaar na de inwerkingtreding van de beschikking superheffing zijn daar al duidelijk de gevolgen van te merken. Zo blijkt uit de gege-vens van tabel 6, waarin aan dezelfde cijfers over de provincie Friesland die ook in de tabellen 3, 4 en 5 voorkomen, de gegevens van mei 1984 zijn toegevoegd, dat de produktieomvang in de rundveehouderij In één jaar met 88.655 sbe (op hoofdberoepsbedrijven) is verminderd. Dat is met 6 procent. Een verdere vermindering van de melkproduktie met bijna 1% voor het

melk-jaar 1985-1986 is verplicht, terwijl in Europees verband afspraken worden gemaakt voor nog weer een vermindering met 3% binnen 3 jaar.

Bij een vergelijking tussen de ontwikkelingen zoals die tussen 1977 en 1985 hebben plaatsgevonden en de prognose voor de ontwikkelingen tussen 1977 en 1992, dient daar in ieder geval al rekening mee te worden gehouden.

Voor de gehele provincie was voor de periode 1977-1992 een verminde-ring van de opppervlakte cultuurgrond met gemiddeld 0,4% per jaar aangeno-men. De werkelijke vermindering tot 1985 bedroeg ongeveer 0,2% per jaar. Waarschijnlijk is een stagnerende economische ontwikkeling hier mede debet aan. Het is de laatste tijd herhaaldelijk voorgekomen dat gemeenten agra-rische grond die ze met het oog op andere doeleinden hadden aangekocht, te koop aanbieden.

Voor wat het aantal agrarische bedrijven betreft, was een verminde-ring tot 1992 met gemiddeld 2,3% per jaar voorspeld. Tot 1985 bedroeg de vermindering gemiddelde 2,0% per jaar. Met name trad er vanaf 1981 een

da-ling op in het afnemingspercentage tot 0,6% in het jaar 1983/84. Het is niet precies bekend wat daar de oorzaak van is, maar de voltooiing van de

overgang op tankmelken, zowel als de slechte werkgelegenheidssituatie bui-ten de land- en tuinbouw kunnen er op van invloed zijn geweest. Tussen

1984 en 1985 is de afname 1,9% geweest; mede onder invloed van de produk-tiebeperkende maatregelen en de mestproblematiek is te verwachten dat de

(7)

zijn het bedrijf te beëindigen (hoge prijzen voor grond met leveringsrech-ten, lage inflatie). De beperkende maatregelen kunnen potentiële opvolgers er van doen afzien om te zijner tijd een bedrijf over te nemen.

In de volgende clusters van gemeenten is de afname van het aantal agrarische bedrijven tot nu toe minder snel gegaan dan destijds was ver-wacht: 2 (Het Bildt, Franekeradeel, Harlingen), 3 (Ferwerderadeel, Leeu-warderadeel, Menaldumadeel), 4 (Boarnsterhim) en 6 (Heerenveen,

Ooststel-lingwerf, Weststellingwerf). Sneller ging het in gebied 9 (Achtkarspelen). Werd destijds een gemiddelde jaarlijkse toename van het aantal niet-hoofdberoepsbedrijven met 0,8% verwacht, tussen 1977 en 1985 heeft deze 1,8% bedragen. In 1985 is het voor 1992 verwachte aantal reeds gepasseerd. Een verdere relatieve toeneming is mogelijk; onder invloed van de produk-tiebeperkende maatregelen kunnen nevenactivititeiten overgaan in het hoofdberoep, terwijl agrarische bedrijfshoofden wellicht meer dan voorheen andere inkomensmogelijkheden gaan zoeken. De "tweede tak" kan ook worden gezocht in buiten het eigen agrarische bedrijf liggende activiteiten.

Het aantal hoofdberoepsbedrijven nam tussen 1977 en 1985 af met ge-middeld 2,6% per jaar; de prognose kwam uit op 2,9%.

De oppervlakte bouwland op hoofdberoepsbedrijven nam tussen 1977 en 1985 toe met gemiddeld 2,2% per jaar, terwijl voor de periode tot 1992 een toename werd verwacht met 1% per jaar.

Met name in het zuidoostelijke deel van de provincie vond een belang-rijke uitbreiding van de oppervlakte bouwland plaats (met name cluster 6: Heerenveen, Ooststellingwerf, Weststellingwerf). Het gaat hier vooral om uitbreiding van het areaal snijma'is en betekent dus geen verandering van de produktierichting.

De prognose van de ontwikkeling van de produktieomvang In sbe was destijds gebaseerd op de sinds 1975 van kracht zijnde sbe-normen. Sedert 1982 zijn de berekeningen van de produktieomvang gebaseerd op de sbe nor-men van 1981. Die wijken in sommige opzichten in niet geringe mate af van de normen van 1975. Om toch tot een inzicht te komen van de gang van zaken tot 1985 tegen de achtergrond van de prognose voor de periode van 1977 tot 1992, is het volgende gedaan. Voor de meitelling van 1982 zijn zowel bere-keningen van de produktieomvang gemaakt met normen van 1975 als met normen van 1981.

Voor Friesland in totaal is in 1982 de produktieomvang volgens de nieuwe normen, gedeeld door de produktieomvang volgens de oude normen op hoofdberoepsbedrijven:

voor de rundveehouderij voor de akkerbouw

voor de tuinbouw

voor de intensieve veehouderij

1,0360; 1,0659; 0,9690; 0.8062.

Als nu wordt aangenomen dat de onderlinge verhouding tussen de ver-schillende gewassen en diersoorten per sector tussen 1982 en 1985 niet noemenswaard is veranderd, dan kan per produktietak in 1985 de omvang vol-gens de oude normen worden benaderd door de omvang volvol-gens de nieuwe nor-men te delen door de zojuist berekende factoren. Dat zou betekenen (op hoofdberoepsbedrijven):

voor de rundveehouderij 1399355 : 1,0360 = 1350730 sbe; voor de akkerbouw 163469 : 1,0659 = 153360 sbe; voor de tuinbouw 32764 : 0,9690 = 33810 sbe; voor de intensieve veehouderij 53174 : 0,8062 = 65960 sbe;

Totaal 1603860 sbe. Dat zou neerkomen op een jaarlijkse gemiddelde toename tussen 1977 en 1985 met 0,7%. De prognose voor de periode van 1977 tot 1992 kwam uit op

een jaarlijkse gemiddelde groei met 0,6%. Voor wat de rundveehouderij be-treft bedragen beide groeipercentages gemiddeld 0,5% per jaar, maar daar

(8)

moet bij worden aangetekend dat door de invoering van de superheffing de produktieomvang tussen 1984 en 1985 met 6% is afgenomen. In de periode 1977-1984 bedroeg de jaarlijkse gemiddelde groei in deze produktietak 1,5%. Dat is beduidend meer dan de zojuist genoemde 0,5%. De prognose ging uit van een veebezetting met 2,20 melkkoe per ha grasland in 1992, terwijl de groei van de melkveestapel de eerst jaren nog vrij snel en later steeds langzamer zou verlopen. De gemiddelde groei van het aantal melkkoeien in Friesland, op hoofdberoepsbedrijven en niet-hoofdberoepsbedrijven samen, bedroeg tussen 1977 en 1984 1,8% per jaar, tegen 2,6% gemiddeld over de

vijf daaraan voorafgaande jaren. Het afnemende groeitempo van de produk-tieomvang in de melkveehouderij en dus de rundveehouderij komt hier duide-lijk uit naar voren.

De groei van de omvang van de akkerbouw ging iets sneller dan in de prognose; de tuinbouw liet een afname zien met gemiddeld 1,5% per jaar, terwijl er volgens de prognose een lichte groei met 0,3% per jaar zou kun-nen optreden. De groei van de produktieomvang in de intensieve veehouderij was - na omrekening in verband met de gewijzigde sbe-normen - per jaar ge-middeld 3,2%, volgens de prognose 2,9%.

Beoordeling van de gegevens over de aantallen vaste mannelijke ar-beidskrachten wordt bemoeilijkt doordat enkele jaren geleden bij de mei-telling een indelingscriterium is verlegd van ten minste 15 uren per week op het agrarische bedrijf werkzaam naar tenminste 20 uren per week. De uitkomsten van 1985 zullen in verband daarmee wat aan de lage kant zijn; hoeveel te laag is niet te zeggen. Erg groot zullen de verschillen voor wat betreft mannelijke arbeidskrachten niet zijn.

Evenals het aantal bedrijven verliep de achteruitgang van het aantal vaste mannelijke arbeidskrachten wat langzamer dan voor de periode

1977-1992 bij de prognose verwacht. Met name was dat het geval in de vol-gende clusters van gemeenten:

2. (Het Bildt, Franekeradeel, Harlingen); 4. (Boarnsterhim);

6. (Heerenveen, Ooststellingwerf, Weststellingwerf).

In deze gebieden nam het aantal bedrijven eveneens minder snel af dan in de prognose werd verwacht.

(9)

4. ENKELE GEVOLGEN VAN PRODUKTIEBEPERKENDE MAATREGELEN IN DE MELKVEEHOUDERIJ.

Volgens de beschikking Superheffing kan er in Nederland in het melk-prijsjaar 1984-1985 door melkveehouders zonder dat daarop een strafheffing wordt toegepast een hoeveelheid melk worden geleverd, ongeveer gelijk aan de in 1983 afgeleverde hoeveelheid melk minus 6,6%. Later is daar voor het jaar 1985-1986 een vermindering met nog een procent bijgekomen. In EEG-verband zijn afspraken gemaakt voor een verdere vermindering met 3% na het huidige melkprijsjaar 1 ) .

In het volgende zal worden getracht een Indruk te geven van enkele gevolgen van deze maatregelen voor de melkveehouderij tot 1990, waarbij In eerste instantie de laatstgenoemde 3% beperking buiten beschouwing wordt gelaten. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat de melkveehouders In Friesland voor wat de heffingvrij te leveren hoeveelheid betreft, hebben te maken met dezelfde percentages vermindering als van kracht zijn voor het gehele

land.

Voor wat betreft het effect op het aantal melkkoeien wordt er daarbij tevens van uitgegaan, dat

- de melkveehouders de melkveestapel zullen aanpassen aan de heffing-vrij te leveren hoeveelheid melk;

- ze de best producerende melkkoeien zullen aanhouden; - de melkgift per koe na 1985 gemiddeld zal toenemen met 1,5% per

jaar 2 ) .

Dan kan worden berekend dat tussen 1983 en 1990 het aantal melkkoeien in Friesland met ongeveer 15% zal teruglopen. Dat betekent, na een top van 407.500 melkkoeien in 1984, een vermindering met 60.000 tot 347.500 in 1990.

In 1985 waren er in Friesland 6643 bedrijven met melkkoeien, met ge-middeld 57 melkkoeien per bedrijf (in 1984: 6781 bedrijven met melkkoeien, gemiddeld 60 per bedrijf). Tot 1984 nam het gemiddelde aantal melkkoeien per bedrijf jaar in jaar uit toe door zowel een Intensiever gebruik van het grasland als een vermindering van het aantal bedrijven met melkkoeien. Het ligt voor de hand dat ten gevolge van de Invoering van de superheffing geen verdere intensivering van het graslandgebruik meer zal plaatsvinden; een extensivering ligt meer in de lijn der verwachting. Voorts is te ver-wachten dat de vermindering van het aantal bedrijven met melkkoeien-verder zal doorgaan: de leeftijdsopbouw van de bedrijfshoofden en de opvolgings-situatie maken dat plausibel. Waarschijnlijk zullen de produktiebeperkende maatregelen de animo onder de agrarische jongeren verminderen om »et name

kleinere melkveehouderijbedrijven zonder uitbreidingsmogelijkheden (öf het moet zijn door grond met een heffingvrije hoeveelheid melk van andere

be-drijven bij te kopen) over te nemen. Om die reden Is een hervatting van de toename van het gemiddeld aantal melkkoeien per bedrijf na 1985, mèt onge-veer twee per jaar, plausibel. Als deze ontwikkeling wordt aangenomen zou-den er, bij een gemiddelde melkveestapel in Friesland van 67 dieren en 347.000 koeien, in 1990 5200 bedrijven met melkkoeien kunnen zijn. Dat zijn er bijna 1450 minder dan in 1985. Die behoeven niet alle te verdwij-nen, een aantal van deze bedrijven - mogelijk nu al met ook andere produk-tietakken - zal het melkvee afstoten en geheel of gedeeltelijk op andere produkties overgaan.

1) Inmiddels is daarin een niet geringe verandering gekomen, waaraan in een naschrift achter dit gedeelte enige aandacht wordt besteed. 2) Zie: Economische en structurele gevolgen van de superheffing.

Mede-deling 336. Landbouw- Economisch Instituut, Den Haag, oktober 1985.

(10)

Het zal duidelijk zijn dat de oppervlakte grasland en voedergewassen in gebruik voor melkvee en bijbehorend jongvee, door bovengenoemde maatre-gelen ruim voldoende zal zijn om in de eigen ruwvoederbehoefte te voor-zien. Dat was het in zijn totaliteit ook al in 1983, met een gemiddelde bezetting van 1,98 melkkoe per ha. Door de eerste aanpassing aan de super-heffing is het aantal melkkoeien per ha gras en voedergewassen al terugge-lopen tot 1,84 in 1985.

Stel dat het in 1990 1,80 zou zijn, dan zou voor de Friese melkvee-stapel, plus bijbehorend jongvee en een evenredig aantal mestrunderen, schapen en paarden, in dat jaar zo'n 193.000 ha grasland en voedergewassen nodig zijn. Dat is 13.000 ha minder dan in 1985 werd gebruikt. Bij een

zelfde veebezetting als in 1983, met 1,98 melkkoeien per ha, zou ongeveer 175.000 ha nodig zijn, 30.000 ha minder dan thans in gebruik. Het meren-deel van het grasland is niet voor andere agrarische teelten geschikt. Er is hier uitgegaan van het jaar 1990, mede met het oog op het tij-delijke karakter van de Beschikking Superheffing. Aan die tijdelijkheid wordt allerwegen getwijfeld. Wanneer in 1992 de beschikking door verlen-ging nog zou bestaan en de heffingvrije hoeveelheid melk zou nog met 3% extra zijn verminderd, dan zou het aantal melkkoeien in 1992 nog zo'n 6% minder bedragen dan hierboven voor 1990 is berekend. Dat heeft vanzelf-sprekend ook weer invloed op het aantal bedrijven met melkkoeien en op de oppervlakte grasland en voedergewassen die nodig is om in de noodzakelijke ruwvoederbehoeft van melkvee en bijbehorend jongvee te voorzien.

Met het oog op de overschotsituatie, waar verschillende vormen van agrarische voortbrenging mee te maken hebben, wordt er de laatste tijd meer en meer gesproken over het uit de produktie nemen van landbouwgron-den. Wanneer daar ook in verband met wat hier in het kader van de melkvee-houderij als verwachting is uitgesproken, aan wordt gedacht, moet er onder andere met het volgende rekening worden gehouden.

In de eerste plaats betreft het zeer vele, overal in Friesland voor-komende bedrijven met melkkoeien, waar de oppervlakte grasland en voeder-gewassen mogelijk niet ten volle benut kan worden. Het gaat dus niet om bepaalde gebieden of aaneengesloten complexen van gronden.

In de tweede plaats zullen, zolang er geen grote mate van zekerheid bestaat over het al of niet in de toekomst voortduren van de produktiebe-perkende maatregelen, waarschijnlijk zeer veel agrarische bedrijven de grond willen aanhouden met het oog op een mogelijk toekomstig herstel van de verloren gegane produktiecapaciteit of een produktie-uitbreiding.

(11)

NASCHRIFT

In het voorgaande was sprake van een mogelijke verdere beperking van de heffingvrij te leveren hoeveelheid melk met nog eens 3%, te verdelen over de produktiejaren 1987/'88 en 1988/'89. Onlangs is besloten om de melkstroom nog veel drastischer verder in te dammen. Met verschillende maatregelen wil de overheid nu een produktiebeperking met 8,5% zien te be-reiken, kortelings aangevuld met nog eens 0,5%. Daarvan is 5,5% een "tij-delijke korting", waarbij de melkveehouder een bepaalde compenstaie in geld ontvangt voor niet geleverde melk.

Deze maatregelen zullen in Ieder geval tot een verdere afname van het aantal melkkoeien leiden. Ze zullen ook tot gevolg kunnen hebben dat het aantal bedrijven met melkvee nog sterker afneemt dan eerder reeds is aan-genomen. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat door verschil-lende oorzaken de inkomens In de melkveehouderij tot nu toe, gezien de om-standigheden, nog behoorlijk op peil konden blijven. Een aanzienlijke da-ling van de krachtvoerprijzen, een vervanging van krachtvoer door zelf ge-wonnen ruwvoer, minder aankoop van ruwvoer, een betere verzorging van het vee, een laag rentepeil, al deze factoren hebben daartoe bijgedragen. Mo-gelijk zal daardoor en door de "tijdelijkheid" van een deel van de beper-king, vergezeld van een compensatie in geld, het aantal bedrijven met melkvee toch niet veel sterker afnemen dan reeds is aangegeven. Van een groei van de gemiddelde melkveestapel zal waarschijnlijk voorlopig geen sprake kunnen zijn; het gemiddeld aantal melkkoeien per bedrijf in Fries-land zal naar verwachting In de buurt van 57 blijven steken.

(12)

Tabel 1 Enkele kenmerken per gemeente, 1977 Gemeente

Kenmerk Bedrijven:

totaal aantal bedrijven % hoofdberoepsbedrljven Grondgebruik:

Totaal cultuurgrond (ha) % bij hoofdberoepsbedrljven % blijvend + tijdelijk grasland % bouwland + braak % tuinland Acht- kars-pelen 567 83,6 7184 94,0 99,8 0,2 0,1 Ame-land 128 77,3 1857 83,9 100,0 -Het Bildt 274 80,7 7119 93,7 32,9 63,7 3,4 Bols-ward 28 75,0 593 91,0 100,0 - Boarn- ster-him 412 90,3 12179 94,6 99,9 0,1 0,1 Dantu-madeel 333 82,6 5885 92,1 98,9 0,8 0,2 Donge-radeel 550 84,7 12226 91,4 64,6 34,1 1,3 Bedrijfsomvang (hoofdberoep): Gemiddelde bedrijfs-oppervlakte (ha) 14,2 Gemiddeld aantal melkkoeien 28,7

Gemiddelde produktieomvang (sbe) 99,8 % rundveehouderij 88,5 % akkerbouw 0,1 % intensieve veehouderij 10,7 % tuinbouw 0,7 % bedrijven vanaf 90 sbe 46,4

15,7 27,0 100,3 100,0 46,5 30,2 38,4 208 28,2 60,6 1,0 10,1 76,9 25,7 49,3 151,2 100,0 31,0 55,0 193,4 99,1 0,5 0,3 87,6 19,7 37,8 136,6 90,7 0,9 5,0 3,4 59,3 24,0 37,9 171,6 59,5 34,0 1,6 4,9 75,5 Intensiteit grondgebruik (hoofdberoep): Sbe weidevee per ha gras+voedergewassen Sbe akkerbouw per ha bouwland Melkkoeien per 100 ha gras+voedergewassen Grootveeëenheden per 100 ha gras+voedergewassen 6,2 3,8 166 232 6,4 -132 227 6,0 6,5 131 206 5,9 -165 207 6,2 2,4 166 220 6,4 7,5 171 230 6,7 6,9 168 234 Bedrijfstype (hoofdberoeps): % rundveebedrijven % intensieve veehoud.bedr. % overige veehouderijbedr. % akkerbouwbedrijven % glastuinbouwbedrijven % opengronds tuinbouwbedr. % gecombineerde bedrijven 80,4 11,2 7,6 0,2 -0,6 -77,8 -22,2 -21,7 0,5 5,9 53,8 0,9 5,4 11,8 90,5 -9,5 -92,7 0,5 6,2 -0,5 -86,5 5,1 5,5 1,5 1,1 0,4 53,6 1,1 8,4 23,0 0,6 3,2 10,1 Produktieomvang per man

(hoofdberoep):

Sbe per vaste mannelijke

(13)

Tabel 1 (le vervolg) Gemeente Kenmerk Fer- wer- dera-deel Fra- neke-radeel Gaas- ter- lân-Sleat Har-1 In-gen Hee- ren-veen Kol- lu- mer-land Leeu-warden Bedrijven:

totaal aantal bedrijven % hoofdberoepsbedrijven Grondgebruik:

Totaal cultuurgrond (ha) % bij hoofdberoepsbedrijven % blijvend + tijdelijk grasland % bouwland + braak % tuinland 309 89,6 7379 96,8 74,1 25,4 0,4 369 86,2 7958 95,4 68,8 29,6 1,6 303 92,4 6868 97,8 99,4 0,4 0,2 71 88,7 1833 93,9 65,6 32,8 1,6 424 84,2 9404 94,1 97,6 2,4 0,1 371 86,5 8041 95,6 77,3 22,2 0,6 166 84,9 3554 93,1 99,3 0,2 0,6 Bedrijfsomvang (hoofdberoep): Gemiddelde bedrijfs-oppervlakte (ha)

Gemiddeld aantal melkkoeien Gemiddelde produktieomvang (sbe) % rundveehouderij % akkerbouw % intensieve veehouderij % tuinbouw

% bedrijven vanaf 90 sbe Intensiteit grondgebruik (hoofdberoep): Sbe weidevee per ha gras+voedergewassen Sbe akkerbouw per ha bouwland Melkkoeien per 100 ha gras+voedergewassen Grootveeëenheden per 100 ha gras+voedergewassen 2 5 , 8 2 3 , 9 2 4 , 0 2 7 , 3 2 4 , 8 2 3 , 9 2 3 , 5 3 8 , 7 3 8 , 1 4 8 , 0 4 8 , 4 4 7 , 5 3 4 , 0 4 4 , 6 1 7 2 , 9 1 7 8 , 6 164,4 2 2 3 , 9 1 6 8 , 0 1 4 3 , 4 1 7 4 , 1 69,3 27,3 1,* 2,1 74,4 59,6 26,1 2,3 11,9 74,8 96,4 0,2 2,2 1,3 74,3 50,0 28,0 7,3 14,7 87,3 94,2 1,8 3,8 0,7 79,3 82,9 14,5 1,8 0,8 65,1 79,9 0,1 1,4 18,6 80,1 6,3 7,1 152 212 6,5 6,5 165 227 6,6 3,4 189 240 6,5 6,6 155 224 6,5 4,9 181 239 6,5 3,8 172 235 6,0 4,2 150 209 Bedrijfstype (hoofdberoeps): % rundv©ebedrijven % intensieve veehoud.bedr. % overige veehouder!jbedr. % akkerbouwbedrijven % glastuinbouwbedrijven % opengronds tuinbouwbedr. % gecombineerde bedrijven 59,9 1,1 9,7 17,7 0,4 1,8 9,4 57,5 1,6 9,4 17,0 5,3 1,6 7,5 92,9 2,1 2,1 -1,8 0,7 0,4 46,0 1,6 9,5 22,2 7,9 3,2 9,5 91,9 3,4 2,8 0,8 0,3 0,6 0,3 87,5 2,2 3,7 5,0 -0,3 1,2 76,6 0,7 8,5 -12,8 1,4 -Produktieomvang per man

(hoofdberoep):

Sbe per vaste mannelijke

arbeidskracht 116,5 117,6 117,2 110,2 122,6 105,1 114,7

(14)

Tabel 1 (2e vervolg) Kenmerk Gemeente Leeu- war- dera-deel Lem- ster-land Llt- ten- sera-diel Menal- duraa-deel Nije-furd Oost- stel- ling-werf Op- ster-land Bedrijven:

totaal aantal bedrijven % hoofdberoepsbedrijven Grondgebruik:

Totaal cultuurgrond (ha) % bij hoofdberoepsbedrijven % blijvend + tijdelijk grasland % bouwland + braak % tuinland Bedrijfsomvang (hoofdberoep): Gemiddelde bedrijfs-oppervlakte (ha)

Gemiddeld aantal melkkoeien Gemiddelde produktieomvang (sbe) % rundveehouderij % akkerbouw % intensieve veehouderij % tuinbouw

% bedrijven vanaf 90 sbe

164 86,6 3722 95,3 81,9 17,8 0,3 227 495 95,6 90,3 5527 11496 98,3 95,7 97,3 99,1 2,6 0,9 315 86,7 6183 96,0 78,6 19,9 1,5 322 94,1 743 86,1 99,3 0,6 0.1 811 89,9 7386 14931 14951 97,6 96,3 96,8 86,8 98,8 13,1 1,1 0,1 0,1 25,0 42,6 67,3 77,3 19,2 1,8 1,7 71,1 25,0 48,8 164,2 94,1 1,9 3,9 0,1 82,5 24,6 42,9 154,9 98,1 0,5 1,3 0,1 77,2 21,7 38,1 149,0 69,5 20,6 2,1 7,9 60,4 23,8 44,3 157,7 94,1 0,5 4,9 0,5 73,6 22,5 42,4 160,8 81,2 10,1 8,1 0,6 73,9 19,8 39,9 140,6 91,0 0,5 7,1 1,3 68,7 Intensiteit grondgebruik (hoofdberoep): Sbe weidevee per ha gras+voedergewassen Sbe akkerbouw per ha bouwland Melkkoeien per 100 ha gras+voedergewassen Grootveeëenheden per 100 ha gras+voedergewassen 6,3 7,2 161 224 6,3 4,6 176 229 6,2 6,3 165 217 6,0 7,3 152 211 6,3 5,3 166 219 6,6 5,5 182 247 6,5 3,5 177 242 Bedrijfstype (hoofdberoeps) : % rundveebedrijven % intensieve veehoud.bedr. % overige veehouderijbedr. % akkerbouwbedrijven % glastuinbouwbedrijven % opengronds tuinbouwbedr. % gecombineerde bedrijven 70,4 2,1 4,2 16,2 2,1 2,1 2,8 88,0 5,1 4,6 1,8 -0,5 -92,6 1,1 5,4 0,2 -0,4 0,2 61,9 2,2 11,0 12,5 3,3 4,4 4,8 85,8 3,3 8,9 0,7 1,3 -80,5 8,0 3,3 6,7 -0,6 0,9 87,1 6,4 5,1 0,1 0,5 0,3 0,4 Produktieomvang per man

(hoofdberoep):

Sbe per vaste mannelijke

(15)

Tabel 1 (3e vervolg) Gemeente Kenmerk Skar- ster-lân Schier- monnik-oog Smal- lin- ger-land Sneek Ter- schel-ling Tiet- jerk- stera-deel Vlie land Bedrijven:

totaal aantal bedrijven % hoofdberoepsbedrijven Grondgebruik:

Totaal cultuurgrond (ha) % bij hoofdberoepsbedrijven % blijvend + tijdelijk grasland % bouwland + braak % tuinland Bedrijfsomvang (hoofdberoep): Gemiddelde bedrijfs-oppervlakte (ha)

Gemiddeld aantal melkkoeien Gemiddelde produktieomvang (sbe) % rundveehouderij % akkerbouw % intensieve veehouderij % tuinbouw

% bedrijven vanaf 90 sbe Intensiteit grondgebruik (hoofdberoep): Sbe weidevee per ha gras+voedergewassen Sbe akkerbouw per ha bouwland Melkkoeien per 100 ha gras+voedergewassen Grootveeëenheden per 100 ha gras+voedergewassen Bedrijfstype (hoofdberoeps): % rundveebedrijven % intensieve veehoud.bedr. % overige veehouder!jbedr. % akkerbouwbedrijven % glastuinbouwbedrijven % opengronds tuinbouwbedr. % gecombineerde bedrijven Produktieomvang per man (hoofdberoep):

Sbe per vaste mannelijke arbeidskracht 576 8 449 79 70 609 96,2 100,0 89,3 83,5 67,1 78,8 13979 270 7800 98,7 100,0 97,0 99,7 100,0 0,2 0,2 24,9 50,0 2,9 0,5 82,7 33,7 67,0 99,5 0,4 0,1 18,9 36,3 1509 93,7 99,8 0,2 21,4 41,6 1301 73,9 20,5 25,6 96,6 100,0 100,0 95,9 0,1 3,6 0,4 62,6 99,5 0,5 65,2 83,3 0,6 1,2 14,8 51,1 11266 92,3 97,6 99,5 1,0 0,3 1,3 0,2 21,7 40,9 172,8 237,5 127,5 132,2 124,5 146,1 94,1 0,1 3,3 2,5 68,1 6,7 3,5 186 244 7,1 -199 263 6,5 1,6 176 242 6,1 -168 223 5,2 3,0 121 194 6,4 3,0 172 233 92,4 2,7 4,0 0,5 0,4 100,0 -90,0 3,0 6,0 0,5 0,5 87,9 1,5 10,6 -87,2 2,1 8,5 -2,1 89,8 2,9 4,4 1,5 1,5 126,5 135,7 105,9 76,5 99,2 107,2 17

(16)

Tabel 1 (4e vervolg)

Gemeente

Kenmerk Bedrijven:

totaal aantal bedrijven % hoofdberoepsbedrijven Grondgebruik:

Totaal cultuurgrond (ha) % bij hoofdberoepsbedrijven % blijvend + tijdelijk grasland % bouwland + braak % tuinland West- stel- ling-werf 745 89,1 16174 96,6 97,1 2,9 - Won- sera-deel 550 92,9 12546 97,6 90,4 9,2 0,3 Wym- britse-radiel 467 92,3 11486 97,4 99,9 0,1 -Friesland totaal Bedrijfsomvang (hoofdberoep): Gemiddelde bedrijfs-oppervlakte (ha)

Gemiddeld aantal melkkoeien Gemiddelde produktieomvang (sbe) % rundveehouderij % akkerbouw % intensieve veehouderij % tuinbouw

% bedrijven vanaf 90 sbe Intensiteit grondgebruik (hoofdberoep): Sbe weidevee per ha gras+voedergewassen Sbe akkerbouw per ha bouwland Melkkoeien per 100 ha gras+voedergewassen Grootveeëenheden per 100 ha gras+voedergewassen Bedrijfstype (hoofdberoeps): % rundveebedrijven % intensieve veehoud.bedr. % overige veehouderijbedr. % akkerbouwbedrijven % glastuinbouwbedrijven % opengronds tuinbouwbedr. % gecombineerde bedrijven Produktieomvang per man

(hoofdberoep):

Sbe per vaste mannelijke arbeidskracht 23,5 47,3 167,6 93,9 1,9 3,8 0,5 77,7 24,0 46,5 162,9 87,4 8,4 1,8 2,4 78,5 26,0 48,0 166,0 99,1 -0,9 -84,0 6,8 4,8 188 252 6,6 6,1 179 235 6,3 1,4 178 226 91,3 3,2 4,2 0,9 0,2 0,3 -80,2 2,2 3,3 9,6 1,4 0,8 2,5 96,3 1,2 2,3 -0,2 -10937 87,8 232647 95,5 90,3 9,3 0,4 23,1 42,6 157,7 85,6 8,6 3,4 2,5 72,7 124,5 114,4 117,9 6,4 6,2 173 233 81,7 3,4 5,6 5,5 1,0 1,0 1,8 115,0

(17)

Tabel 2 Enkele kenmerken per gemeente, 1985 Gemeente

Kenmerk Bedrijven:

totaal aantal bedrijven % hoofdberoepsbedrljven Grondgebruik:

Totaal cultuurgrond (ha) % bij hoofdberoepsbedrljven % blijvend + tijdelijk grasland % bouwland + braak % tuinland Acht- kars-pelen 441 74,1 6793 89,7 97,6 2,1 0,2 Ame-land 111 64,9 1833 81,2 99,8 0,1 -Het Bildt 244 79,5 7217 95,1 29,9 67,9 2,2 Bols-war d 21 90,5 558 96,7 100,0 - Boarn- ster-him 366 93,2 11802 96,6 99,9 0,1 - Dantu-madeel 274 72,3 5755 89,8 99,5 0,4 0,1 Donge-radeel 495 81,8 12339 93,0 60,8 37,4 1,8 Bedrijfsomvang (hoofdberoep) : Gemiddelde bedrijfs-oppervlakte (ha) Gemiddeld aant.melkkoeien Gemiddelde produktieomvang (sbe) % rundveehouderij % akkerbouw % intensieve veehouderij % tuinbouw

% bedrijven vanaf 90 sbe

18,6 44,3 148,8 88,9 0,8 8,1 2,2 63,9 20,7 43,0 143,9 99,6 0,2 0,3 -59,7 35,4 60,7 253,2 25,9 67,9 0,6 5,7 83,5 28,4 57,3 197,3 97,6 -2,4 -84,2 33,4 68,9 234,9 99,1 -0,7 0,1 87,4 26,1 60,3 214,2 88,7 0,1 10,8 0,4 74,7 28,3 56,5 220,3 56,0 35,9 3,1 4,9 81,2 Intensiteit grondgebruik (hoofdberoep) : Sbe weidevee per ha gras+voedergewassen Sbe akkerbouw per ha bouwland Melkkoeien per 100 ha gras+voedergewassen Grootveeëenheden per 100 ha gras+voedergewassen 7,1 3,7 191 254 6,9 6,2 159 246 6,1 7,1 146 210 6,8 -181 236 7,0 2,3 186 245 7,3 3,0 190 262 7,2 7,3 187 256 edrijfstype hoofdberoeps): rundveebedrijven intensieve veehoud.bedr. overige veehouder!jbedr. akkerbouwbedrijven glastuinbouwbedrijven opengronds tuinbouwbedr. gecombineerde bedrijven 81,0 9,8 6,1 0,9 0,3 1,8 -73,6 1,4 25,0 -22,2 1,0 5,7 60,8 -5,7 4,6 89,5 5,3 5,3 -90,0 0,9 8,8 -0,3 -82,3 5,1 11,6 -0,5 0,5 -52,3 2,5 5,4 28,1 1,0 4,4 6,2 Produktieomvang per man

(hoofdberoep):

Sbe per vaste mannelijke

arbeidskracht 1 1 5 , 5 131,2 1 5 6 , 0 144,2 163,8 1 6 1 , 3 148,2

(18)

Tabel 2 (le vervolg) Gemeente Kenmerk. Fer- wer- dera-deel 264 89,4 7381 97,5 69,2 30,3 0,5 Fra- neke-radeel 324 85,2 8055 95,6 64,5 34,4 1,2

Gaas- Har- Hee- Kol- Leeu-ter- lin- ren- lu- warden lân- gen veen

mer-Sleat land Bedrijven:

totaal aantal bedrijven % hoofdberoepsbedrijven Grondgebruik:

Totaal cultuurgrond (ha) % bij hoofdberoepsbedrijven % blijvend + tijdelijk grasland % bouwland + braak % tuinland Bedrijfsomvang (hoofdberoep): Gemiddelde bedrijfs-oppervlakte (ha)

Gemiddeld aantal melkkoeien Gemiddelde produktieomvang (sbe) % rundveehouderij % akkerbouw % intensieve veehouderij % tuinbouw

% bedrijven vanaf 90 sbe Intensiteit grondgebruik (hoofdberoep) : Sbe weidevee per ha gras+voedergewassen Sbe akkerbouw per ha bouwland Melkkoeien per 100 ha gras+voedergewassen Grootveeëenheden per 100 ha gras+voedergewassen Bedrijfstype (hoofdberoeps): % rundveebedrijven % intensieve veehoud.bedr. % overige veehouder!jbedr. % akkerbouwbedrijven % glastuinbouwbedrijven % opengronds tuinbouwbedr. % gecombineerde bedrijven Produktieomvang per man

(hoofdberoep):

Sbe per vaste mannelijke

278 62 371 310 130 89,6 87,1 80,3 86,5 82,3 6916 1727 9102 7845 3364 96,3 95,9 93,4 96,0 93,0 96,9 60,1 94,7 76,9 99,1 2,9 39,0 5,2 23,0 0,4 0,1 0,9 0,1 0,1 0,5 30,5 59,7 222,2 65,2 31,6 1,0 2,2 81,8 27,9 56,6 228,5 56,2 31,7 2,1 10,0 81,2 26,7 61,6 208,8 94,8 0,9 3,4 0,9 86,3 30,7 70,0 276,5 49,3 31,3 5,8 13,7 87,0 28,5 62,5 218,2 93,8 3,1 2,5 0,6 84,2 28,1 47,5 182,2 83,5 15,0 1,1 0,4 69,0 29,3 64,5 230,9 85,7 -0,1 14,3 86,9 6,9 7,6 175 239 7,2 7,4 188 255 7,4 3,6 207 262 7,6 6,9 202 270 7,3 4,5 200 262 7,1 4,1 185 250 6,8 -176 239 56,4 1,3 8,1 25,8 0,8 1,3 6,4 53,6 1,4 8,7 23,6 4,3 3,3 5,1 90,0 5,2 2,0 0,4 1,2 0,8 0,4 48,1 3,7 3,7 25,9 11,1 1,9 5,6 88,3 2,7 5,4 1,7 -1,0 1,0 84,3 1,9 4,5 7,5 0,4 0,7 0,7 77,6 0,9 7,5 -12,1 1,9

(19)

-Tabel 2 (2e vervolg) Kenmerk Gemeente Leeu- war- dera-deel Lern-st er-land Lit- ten- sera-diel Menal- duma-deel Nije-furd Oost- stel- ling-werf Op- ster-land Bedrijven:

totaal aantal bedrijven % hoofdberoepsbedrijven Grondgebruik:

Totaal cultuurgrond (ha) % bij hoofdberoepsbedrijven % blijvend + tijdelijk grasland % bouwland + braak % tulnland Bedrijfsomvang (hoofdberoep): Gemiddelde bedrijfs-oppervlakte (ha)

Gemiddeld aantal melkkoeien Gemiddelde produktieomvang (sbe) % rundveehouderij % akkerbouw % intensieve veehouderij % tuinbouw

% bedrijven vanaf 90 sbe Intensiteit grondgebruik (hoofdberoep): Sbe weidevee per ha gras+voedergewassen Sbe akkerbouw per ha bouwland Melkkoeien per 100 ha gras+voedergewassen Grootveeëenheden per 100 ha gras+voedergewassen 134 83,6 3700 92,1 194 89,7 5499 95,8 426 88,0 11441 95,4 78,1 96,5 99,7 21,8 2,8 0,3 0,1 0,8 263 284 634 667 76,0 88,0 83,1 82,2 5967 6929 14879 14849 89,7 93,2 95,2 93,8 75,7 99,2 81,8 97,5 23,1 0,7 18,1 2,5 1,2 0,1 0,1 0,1 30,4 59,3 220,7 72,7 25,2 1,6 0,5 78,6 30,3 63,4 232,7 90,6 2,4 4,0 3,1 94,3 29,1 58,2 207,1 98,8 -1,2 -86,7 26,8 56,4 198,4 67,9 23,6 1,0 7,6 73,0 25,8 58,3 199,1 95,7 0,6 2,9 0,9 81,6 26,9 61,0 217,6 80,1 12,6 7,0 0,3 81,8 25,4 57,6 206,6 90,4 1,2 7,6 0,8 82,3 6,8 8,1 176 239 7,2 6,3 197 253 7,0 4,3 188 246 6,6 7,6 171 232 7,4 6,1 200 263 7,4 5,5 201 268 7,4 4,1 198 265 Bedrijfstype (hoofdberoeps): % rundveebedrijven % intensieve veehoud.bedr. % overige veehouder!jbedr. % akkerbouwbedrijven % glastuinbouwbedrijven % opengronds tuinbouwbedr. % gecombineerde bedrijven 64,3 2,7 8,0 19,6 0,9 1,8 2,7 90,8 4,6 1,1 1,7 -1,1 0,6 91,7 1,1 7,2 -58,0 1,5 9,0 19,5 3,5 4,0 4,5 86,4 3,2 7,2 0,8 2,4 -77,0 10,2 2,8 7,6 -0,9 1,3 84,9 8,6 4,7 -0,5 0,5 0,7 Produktieomvang per man

(hoofdberoep):

Sbe per vaste mannelijke

arbeidskracht 156,4 1 5 6 , 9 147,1 139,2 142,6 166,9 149,6

(20)

Tabel 2 (3e vervolg) Gemeente Kenmerk Skar- ster-lân Schier- monnik-oog Smal- lin- ger-land Sneek Ter- schel-ling Tiet- jerk- stera-deel Vlie-land Bedrijven:

totaal aantal bedrijven % hoofdberoepsbedrijven Grondgebruik:

Totaal cultuurgrond (ha) % bij hoofdberoepsbedrijven % blijvend + tijdelijk grasland % bouwland + braak % tuinland 509 91,0 4312 97,3 99,5 0,4 -7 100,0 264 100,0 100,0 -380 77,4 7687 92,1 98,6 1,3 0,1 58 74,1 1331 87,4 99,6 -0,4 64 59,4 1099 81,9 95,8 2,6 1,6 481 77,8 10813 90,1 98,4 1,4 0,2 Bedrijfsomvang (hoofdberoep): Gemiddelde bedrijfs-oppervlakte (ha)

Gemiddeld aantal melkkoeien Gemiddelde produktieomvang (sbe) % rundveehouderij % akkerbouw % intensieve veehouderij % tuinbouw

% bedrijven vanaf 90 sbe

30,1 65,7 231,4 96,5 0,3 2,8 0,5 93,3 37,8 86,7 317,4 100,0 -100,0 24,1 52,2 184,8 96,1 0,5 3,1 0,4 76,9 27,0 57,7 189,3 99,7 -0,3 -79,1 23,7 41,5 160,3 96,6 1,3 -2,1 65,8 26,1 57,3 193,2 94,6 0,6 3,0 1,9 78,1 Intensiteit grondgebruik (hoofdberoep): Sbe weidevee per ha gras+voedergewassen Sbe akkerbouw per ha bouwland Melkkoeien per 100 ha gras+voedergewassen Grootveeëenheden per 100 ha gras+voedergewassen 7,4 4,5 205 262 8,4 -230 305 7,4 3,5 199 263 7,0 -194 243 6,6 3,3 153 235 7,0 3,3 186 251 Bedrijfstype (hoofdberoeps) : % rundveebedrijven 94,6 % intensieve veehoud.bedr. 3,2 % overige veehouderijbedr. 1,3 % akkerbouwbedrijven 0,4 % glastuinbouwbedrijven 0,2 % opengronds tuinbouwbedr. 0,2 % gecombineerde bedrijven 100.0 90,5 3,4 4,8 0,3 0,7 0,3 93,0 -7,0 -84,2 -13,2 -2,6 -84,2 3,7 9,1 0,8 1,9 0,3 Produktieomvang per man

(hoofdberoep):

(21)

Tabel 2 (4e vervolg)

Gemeente

Kenmerk Bedrijven:

totaal aantal bedrijven % hoofdberoepsbedrijven Grondgebruik:

Totaal cultuurgrond (ha) % bij hoofdberoepsbedrijven % blijvend + tijdelijk grasland % bouwland + braak % tuinland West-s tel- ling-werf 646 82,9 16201 93,6 94,7 5,3 - Won- sera-deel 487 91,6 12512 97,8 88,0 11,6 0,4 Wym- brit- sera-diel 406 89,7 11600 97,1 99,9 0,1 -Friesland totaal 9332 83,5 229782 94,3 88,3 11,3 0,4 Bedrijfsomvang (hoofdberoep): Gemiddelde hedrijfs-oppervlakte (ha)

Gemiddeld aantal melkkoeien Gemiddelde produktieomvang (sbe) % rundveehouderij % akkerbouw % intensieve veehouderij % tuinbouw

% bedrijven vanaf 90 sbe

28,3 65,1 229,9 93,1 3,4 3,3 0,2 85,4 27,4 58,4 199,3 86,8 9,6 1,8 1,8 83,9 31,0 64,0 224,1 99,8 -0,2 -91,8 27,8 59,3 211,5 84,9 9,9 3,2 2,0 82,2 Intensiteit grondgebruik (hoofdberoep): Sbe weidevee per ha gras+voedergewassen Sbe akkerbouw per ha bouwland Melkkoeien per 100 ha gras+voedergewassen Grootveeëenheden per 100 ha gras+voedergewassen 7,7 5,3 211 279 7,1 6,2 191 251 7,2 -199 255 7,2 6,8 194 256 Bedrijfstype (hoofdsberoeps) : % rundveebedrijven % intensieve veehoud.bedr. % overige veehouder!jbedr. % akkerbouwbedrijven % glastuinbouwbedrijven % opengronds tuinbouwbedr. % gecombineerde bedrijven 89,2 4,1 4,5 1,3 -0,6 0,4 78,7 2,2 4,9 10,1 0,9 2,0 1,1 95,9 0,3 3,8 -79,7 3,8 5,7 7,2 0,9 1,3 1.3 Produktieomvang per man

(hoofdberoep):

Sbe per vaste mannelijke

arbeidskracht 164,2 142,7 149,9 150,1

(22)

I I s s O s w » i f l to I < f c * M u o > 01 X) | i û H l A f f i " 1 rt rt 1-t £ I CM CM O O OS f l CM »J (0 I tO N H i - l [ K f t I CM CM v o n n - î oo • » OS » N «CO * <r O r v os oo o o ON o O CM CM C O N N N N N O \ > Î C O N > O H f O O « i - i «-CM « C M « < t » so s <r m o o s c O f t f i O s o m v o o o s » ON in OS 00 OS CM CM C O co in f-t m •»CO |v CM as <r CO O s o ft <-l m O J l H O N < r n H co oo m o m m » s t N l û N H 00 CO CM f t » o i n U I N vo m •> i—i *i—i « s oo O O CM o s os oo -* « sO Os Os f t CM I I CM r-i co o r v co os O "CO * \ û S N S V O CO 00 '•O \ D r v m os <r oo co l A r—t S « f t H O S OS » î H C O N - * f t OS CO i n CO so r v Os « <-< i v s * m - * - * s kB <-< sO 00 i-l CM CO f t CO * r—< « « S S > O O sO OS O •<* CO « •<f OS Os co so o f t O CM CO CO O « O « - * » CM O OS vO CO CO sO O U") CM O CO m rv -3-M - * S <*1 vO vO in co in « < t i n m oo o CM oo r v os o m CO CO OS os T-4 sO « co r v m oo so CM O -3- CM ft ft ft CM ro eo in CM m s co i-i rv « CM «<o « sf os CM o O CM os CO CO O CM S v " 0 0 « t—4 « in os o f t Os N O S I f l N H O S N « O » O « sO 00 sO O H vo N M r o c o m O P l r l l f l i-l i-I CM CM CM tv os os in CM 00 «3 -3" 00 « sD ft CM O 00 ft CM O 4) oo ca 0) •H N \o ft m os iv CM oo ft m vo o m in « <t S sO OS sO CM CO O 00 ft ft ft CM -* CO co s m • * co H i v oo oo os os m -a- « CO CM O f t OS CM v -- * CM CM CO CM CM iv rv co «r* so m —i ft O "CM «CM « CM co m so o sO OS CM CO o os m o co i-t OS » fl « 0 0 « rv rv -tf CM O O Os t-t rv c M o o s o o « * c M e o s O f i » 3 - r o c o m CO « CM m CM ft s ft os i CM «co « rv ft -a-O os so in m m m in CO CO ft <r co <J- T~I ft |V CM CM f t t n O S C M v O C O s O - a - O O O S O O v O C M 00 «CO «CM « o s « o « f t m r v o s - * • * f t c M v o c o m o o s i n f t os m oo oo o CM m f t oo O so os in oo O co oo rv « oo ft ft ft m ft CM CM m ft ft s m CO sD ft o « CM co m fi rv CO v- ft U G W 0> 4J CO ft o -» <T o o- <r o o Os CO sO CM 00 -f » O- 00 sO -» CO ft CM f CO O ft os m os so ft os C M \0 rv s os » Os co vO rv sO -<r lO VO CM -o os o f i os f i I—I #t f l * « 00 os o o ft Os CM CM 00 O ft 00 co « m «co « -3- sO rv CO r-l o C M rv co CM O o sö O O I I I I O S r l 0 < t O o « in « f—t in so ft CM rv CM sO CM CO <t sO CO OS v" « CM « <r os o O SO CM CM CO S CO CO rv s m r v c O f i f i m m s o «CO «CM " H O N f t O s s O O O r v v O O O C M sO sO <T ft O rv C M ft oo ft m -3- rv co m rv vo « <r m o co rv CM rv vo so <r rv oo O « s ft o os -I O rv -3- c o ft O T-> m \o m r-t i—i o r-t « rv oo o s rv o ft so \D m C M co co O -3- C M co ~3- « <r «rv « -3- co o «* co CM oo m rv st f t v o o o r v - ^ s o o s v - m m ^ r v c o 00 « O «CM « f t « O s « r v - 3 CO m c o c o c o c M c o s o o o s o < r o o O sO CO C O in CO CM S O in -» f> —t os o rv \o s <r oo m co « sO CM os rv m oo s ft os CM co -* oo m rv s os « so s co CM O ft co «O ~3" ft ft r-l CM CM CM co o m co O rv st « rv «rv « OO sO S CO ft o co rv in C M s t r o o o s c o o O v - m i n o s o O f i c o co « C M « i n « vO « o o « c o < * r v m m c M f i c M O s O f i m m o o o H co i-i co - 3 i n < * s o CM CO SO f t f i oo o m i n co CM H f t f t CM i n o cd X c •TA G XJ > G T-i O T-l u u oo - a U 01 S J3 a > G u > (U o x* u t3 V x> Cu <u o u (U Xi X) O T-\ o cd f t TG f l u <u 4J > u X) (U x> <u üÜ • f u 4) > O ai xt u u> •H U tfl u CKJ <0 r-t u XJ CU x> w o. a> o u 01 x> X) IU 4-1 A i «S G f t 01 > > U r. • f i (U X ) •r-t CX <U u a. xs X) o 05 ai a. .o <u a> xi o ai I— M oo tu ai •f x ) x i G 91 > •r-l M cd X ! rd X ! X . 0 cd r-l to cd I J 00 01 4-1 cd f t G > -H M XJ G cd x) d cd cd X X I c cd cd xt x) c « cd x: » 3 O x> Ol 4J A i ^? cd f l c > - n u G T* •s 4-1 01 4J X fr« cd f l c > -H M c 01 > • f i •r-t U X I ai X ) 01 oo 0) cd !-( 00 ai 4-1 M <d r-i > u s~? c •w S 3 O X> 01 4J -Ü rSS cd f l c > -H M X) d cd 3 4J cd f i d > - u M u ai to x> cd x i S I M ai o oo o u x ai M XJ « ai ai • ai o xi > > u •a ai d + ^ 3 .u w x i cd x ) d d f » rd ^-» rd ai r-i ai I H o <s> x> s 10 cd » 3 ^> u v ^ o 00 X i > rd > « > >

e

x* e x e e

o o o o ( i b I I h «1 t l •r-t I I <H { | <H * t 4J O . 4-1 Cu 4-> 4-1 . _ - ^ f i -!<i S X 3 ai o ai d • • H 4-1 3 d 4J . f ai ai x> x «5 U> U . X) VJ ai ai x x . X) IJ 14-1 a> o x O XI X U-! o A O ai x x ta o-— o O N O X ai to X ) u-i d • f i ai • " d ._ to X) ~ l ai x M « d rd S to rd > 0) X co o a> bû i •H rfl

(23)

I I N N O N - * » N 03 I CO f l " M * l 9> M * CU "O I N l û H m S i n » r i fi t ON NO m ON P - r l CM P U ) I M H H PLI r-( | CM CM r i CM l - l «tf O - * ro « u"> « m « i-l co r-» r-4 fv O ON CM n o o v o * N N i n N » i û < r - * - 1 N n oo n H O ft m ft ON * i n MVÛ « \ 0 N \ 0 \ 0 r t O CO •* CO O N » O r t N ^ v O N H N N O N 0 > O r i oo ri ON en CM en oo » n r i o m i - l CJN v D P") U"\ * t f r - l r l en r i \o co ut • * ro s O l f t l f t C O r l CM NO i n r I r l Ct CM N O r-» \Q ft CM CM c o o * o H o CM « CM « NO ON i-( o CM ON N r J I f l t O N rn M « r-( m NO o CM H N O - l t i C O O C M O « n «ON " N N S en -<r pv, en i-i io 00 00 •^ m CM -tf oo en i—i en » •-I m en en <f ON r i r-- «* m ON ON ON -* CM r-l « rs o ^ •* 1*1 H o> <o 4 i—l * H ( O N (O « rs « O « •—( « ON C0 i-l .-I O in cri i ß S l f l H I I S f H ( * ) M ^ H N iTl » <J- « <f «CO »CO 1T1>* i o n NO CM r-» en en o ON i o ON en H n co ~* -o-oo vD r- i-i in m en ~cr CM « en •# m CM a) M «J • r l x> a) 1-1 P Ci P 0) 4-> CO vO O i CO < f - * e n i s en O en en CM 0 0 0 0 CM r - l 0 0 O r s -<r en CM en >X> N O <* m - t f r - l r-» P I C M i s O C M oo m i—i i—i • - J o N P C M p ^ m 0 0 I - l c* O N 0 0 CM i n O -3-0 -3-0 NO CM r - l m CM 1—1 1—1 . - I o m , N O NO en r - l r - l en O ON ON r» -* C M C M VO i - l N O - * en en CM i - i en 1 - 1 ON CM en O en m C M f s ft m CM en ft 0 0 CM t - i M O N CM r s ft en en en 0 0 • - I CM ft oo O CJ\ en i - i en CM en en i - i NO ^ D CM NO **• 0 0 en i - i r~ ft CM 0 0 en * I -CM CM ft CM CM -* en m O 0 0 oo en en oo i s i - i 0 0 t s r-4 «en I - I en r» • 1 - 4 O r - l m o « C M CM r - l i—l N O ft O 1 - 1 ft o 1 - 1 ft o CM ft o 1—1 ft o 1 - 1 !-H m CM r-i 1 - 1 CM CM 0 0 CM v D CM en o -cl-i n e n ft 0 0 vO CM CM CM « • » * e n r - l CM r - l O » C M e n r * C M i T l CM ft ON CM CM P~ ft en r - l r - l ft NO ^ 0 1—1 ft 1—1 NO m i * O r-4 r-l r l l f l M N S M O n O t O H < t O r - o o CM r-i c o e n CM •<t i n oo NO - » i-i « o er« o NO m r-i ON i s m n CM CM I-I O en NO r -\X ft CT\ ft O » vo m i-i \ o r-i o p» ft N* ft m o o o C O N o « • * i n oo C M C M C M C M CJN CM r-i en C M C M 0 ~ * m o e n e n v O O « rs « e n « m ^ o ^ o O C M r s f s m o N i s v O ps O en CM lO CM r-l o CM en < f - * c M L n o > m o m «CM « e n « i n i n o O r - i r ^ i n m o o v O i - i m o rs o <r O r-i i-i en i n m I en o oo en vo -* -* rs « i—i « i—i CM oo en rs CM r-i m o ON o Is* o o r l r l O O O O C M O C O t O N N i O l f l u-, « c s | ftrl «CM ft r s « ON 00 CM M f l O N H O O N O r i r s e \ i e M o o i s CM ON CM <r r-i vo i s en - j en ON CM - * o CM N0 v 0 m ft en r-i r-i vo i n i—i r - i - ^ C O l f l < f N O CM r s m i n « i n <-> <-i oo en i—l i—I v O m rs en in «d-Is» NO en i s « oo en en i n CJN CM e n ~ * O o o r-i ON o o ON en s o oo « en <f m NO ON O i o i n oo •—' >-0 O 0 0 « NO i - l f s 0 0 CM oo r-i o <r o r-i CM r-i o o e n CM o « ON CM r~ O m r-l r-l NO NO en ON ON r - >£> CM i n CM « <r ft < t * ON CO O ON CM r - l r s -sf oo >3-O >3-O N N >3-O c o i n c M e n o c M c M r - i N >3-O c M o o - c M v o e n vO "ON «CM « O « r - l «CMCMCM ON v O O N < t « • j co N i s e n i n r ^ o r v . r - i - ^ r - 1 m r - t c o o i n e n i n c O r - i e M r s m m in r-i CM i-i C M i—l C O C M i—l oo o m r~. NO r^ rs O » ON r-l r-. o oo CM oo in ~* i—i r-i CM CM CM r-» vO CM \o en o p— « 00 ft i—i « is en r-i in CM O M » v O N r-l 0 0 NO r-l r-l 0 0 » NO «CM -3- en CM m r - l 0 0 r - l C M O O C M Q O - 3 - m c O C M « N O « p ~ « N O C M P N . r i n s < f v O N o o - J oo ON <r r- o CM en oo 0 0 r - l ON o o CM ps o en r-i « ON r-1 i—l C M 0 0 f * ..if u v B e ed JZ C •H C 0) •v > G •<-> O -M U u oo ~a u eu 3 r O 3 10 c eu > i - > • H Ö P C! eu ta eu > eu > i - l J 3 T - l • r i - H P eu p •M a "O Si T J i-i eu 3 o O P eu a» ja J-l T 3 J ^ U-l cd o r - l o > r C P CU •»-> a, -H D . J î o eu u eu J 3 03 X I •r-l co eu P a, oo « eu •W p o p 0 0 P eu ce) eu t> -o O r - l T 3 rö n-i 1 - ) 4-> O •H C O r l « £ «s c eu > i - > • H P T ) CU r O eu 6 0 i - l P eu > O p 1 3 eu r O 03 O . eu O p eu T 3 H J O O (U 4-> -Ni CO r-t > P <u o. • • C eu > i - i i - i p -O eu O . J 3 O eu •o r - l cu -o "O • r i a eu O co a. eu o P eu X I •o V I 0 o * « x : T 3 C w l - l 03 rc) P 00 eu u X « r - l > P eu • o . r>S C • H S Cl) a -o o •r-l C8 r C 1 3 C CO r-l » 3 O r = eu .u r ^ « r - l > p eu O . Ss? c •r-l S eu a , i 3 o • H CO r C 1 3 C CO r - l C • H 3 4-1 eu 4-1 r i rO r i > p 0) a s«s c f t e CU a, is o •1-1 cd r C •o C cd . . r - l (3 03 eu cd > p • o 0 0 •r-l P CU T 3 4-1 eu ^ *4 X 3 eö r - l C eu > i - i OO P • H OJ 0 P O , 0> u a t ) > O - r l o rO . E 1 3 d co r - i S 3 O -o eu 4-1 ^ rO • H > P 0) O , 6^e c • H E CU c o o • H rO x: 1 3 c ed r~{ c • H 3 4J CU i - l r V i rfl r - l > P cu ( X ^ c 1-1 e <u Ci. 1 3 O • H # P CU r O • o l p o o x: ^ CU CU > 1 3 C 3 P /% CU X 3 10 N_y > B O CU • H 4-1 r i 3 - 3 O P tu 0) rO 3 CU w> p CU X ) eu o >

+

1 3 e co T-* co rfl P 6 0 rO x : p eu a. e eu -o • H P a> x> •o 14J o o £. « X i P CU ^ r l ed y r ^ eu X I co V ^ r > e o 0) • r H 4-> r i 3 •O O P r l -o C ed r l » 3 O X 3 cd XL P CU a e CU •o 1-1 « p CU X I •v i p 0 o X!

sT

3 O X i c • r l 3 4-1 r—\ CU X ) (0 X . X > 0 O eu T 4 4-1 r « 3 -a o P (3-1 P eu X I • o • l p p o cu O X i JZ 1 3 l p . o • o x jz CU CU / - N > CU . X I 4-1 03 C v ^ • H / - N t> <u e X o to a1 N—' »rl 4J • - y S => e ta o o CU p •MP a, r < 0) 3 --• • o to O U P o r l H ». * p T 3 cP X P o X 1*1 I M o o X ! Q . O p _* !/} X) 1 - 1 CU x> P cd c rO e eu u 03 CO > c a> •o » p o o x: </l i p •r^ • H P •o CU X I BJ c 0 o N CU •o c CU c o s « •I-I CU 6 0 r l —1 p CU > o rd rfl 4J O u p X 03 T 3 • H CU X p rfl c CO 0 a i 4-1 03 rfl > D. <r-N CU X 0) s ^ v > B O " O o P O H 25

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A qualitative research approach was used to study the role and experiences of deputy principals with instructional leadership in Zimbabwe.. A qualitative research was deemed

The title compound is a square pla- nar complex of Cu(II) with two molecules of N-methyl-N- phenyl-dithiocarbamate. The complex is centrosymmetric with half the complex in

geselecteerd type 1. niet algemeen voorkomend kruisingsouders uiterlijk gelijk uiterlijk verschillend uiterlijk gelijk uiterlijk verschillend vermeerdering in stullenteelt

Bij het berekenen van de gemiddelde nachttemperaturen zou waarschijnlijk blijken dat de afwijkingen niet groot geweest zijn, stellig niet in de vakken A en B.. Voor vak C geldt,

Door dr. Neururer is veel aandacht besteed aan het aantonen van lage concentraties van groeistoffen in planten. Aangezien met de reeds eerdergenoemde pastatoets van

La conference interministerielle decide que le groupe de travail 'Taskforce SSM', constitue en son sein, continuera ses travaux en vue d'etablir , apres revaluation

periode van den eersten pajoeng, terwijl het verschil met de volgende pajoengs gering is. De invloed van de in wezen positieve correlatie tusschen pajoenglengte en duur

These life expectancy tables, survival charts and also the available prognostic scores at the start of dialysis (REIN score [France], aREIN score [NBVN]) can help to inform