• No results found

Hoe beïnvloedt het empatisch vermogen menselijke inter-temporele beslissingen met betrekking tot geld?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoe beïnvloedt het empatisch vermogen menselijke inter-temporele beslissingen met betrekking tot geld?"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoe beïnvloedt het empatisch

vermogen menselijke

inter-temporele beslissingen met

betrekking tot geld?

Nu kopen, over twee jaar betalen! Inter-temporeel beslissen is het kiezen

tussen beloningen van verschillende absolute waarde met verschillende

vertragingen. In dit onderzoek staat empathie als motivatie centraal bij

het uitstellen van een beloning. De hoofdvraag luidt dan ook: Hoe

beïnvloedt het empathisch vermogen menselijke inter-temporele

beslissingen met betrekking tot geld? Vanuit de disciplines psychologie,

neurowetenschappen en evolutiebiologie wordt een hypothese gevormd

en een onderzoeksvoorstel opgezet om het verband tussen empathie en

inter-temporeel beslissen te testen.

Debbie van Wijchen 6071325 (Neurowetenschappen) Johan Hibender 6116442 (Psychologie)

Robin van Amersfoort 6055680 (Biologie)

Universiteit van Amsterdam

(2)

INHOUDSOPGAVE

I.

Inleiding

II.

Wat is empathie en hoe is het te meten?

III.

Hoe wordt een intertemporele beslissing gemaakt en hoe is die te meten

?

IV.

Hoe beïnvloed empathie inter-temporeel beslissen?

V.

Conclusie

VI.

Onderzoeksvoorstel

(3)

INLEIDING

Nu kopen, over twee jaar betalen! Dit soort reclametrucs worden veel gebruikt. Ze verleiden mensen onmiddellijk aan te schaffen zonder na te hoeven denken over de (extra) kosten. Ze verleiden tot het maken van een inter-temporele keuze voor het onmiddellijk aanschaffen van dure aankopen ten koste van hun financiële situatie in de toekomst. Inter-temporeel beslissen is het kiezen tussen beloningen van verschillende absolute waarde met

verschillende vertragingen (Kalenscher & Pennartz, 2007). Kunnen de mensen die zich laten verleiden zich minder goed inleven in de toekomst dan mensen die zichzelf niet in financiële problemen brengen? Beslissingen die mensen maken worden bepaald door verschillende factoren. Ons leek het interessant om te kijken of het empathisch vermogen hier ook deel van uit maakt. Uit onderzoek blijkt dat zowel mensen als dieren een onmiddellijke beloning overwaarderen ten opzichte van een beloning die verder in de toekomst ligt. Dit geldt bij mensen voor zowel geldelijke beloningen als primaire beloningen zoals voedsel (McClure et al., 2007). Deze overwaardering komt overeen met het waargenomen koopgedrag van dat door reclames wordt uitgebuit. Zal er een verband te vinden zijn tussen hun empatische vermogens en de inter-temporele beslissing?

Over het tot stand komen van de inter-temporele beslissing bestaat een aantal hypotheses. Bij een groot deel van het onderzoek wordt aangenomen dat het verantwoordelijke deel van de hersenen bestaat uit een geduldige en een ongeduldige component, een motivatie en een remmer (McClure et al., 2004). In deze onderzoeken wordt nagenoeg altijd getwist over de remmer alsof de motivatie om voor een grotere beloning in de toekomst te kiezen simpelweg altijd aanwezig is. Maar welk vermogen stelt mensen überhaupt in staat om voor een vertraagde beloning te kiezen? Waarom kiezen mensen niet consequent voor een beloning in het heden? Wij onderzoeken of empathie deze motivatie kan zijn, of beïnvloed. De hoofdvraag van dit onderzoek is:

Hoe beïnvloedt het empatisch vermogen menselijke inter-temporele

beslissingen met betrekking tot geld?

Er zal toegewerkt worden naar een onderzoeksvoorstel waarin mensen zullen worden getest op empathie en inter-temporeel beslissen. Als er een verband ontdekt wordt kan de

hoofdvraag beantwoord worden. Er zullen drie disciplines gebruikt worden; evolutiebiologie, psychologie en neurowetenschappen. De psychologie rijkt ons de methoden aan om inter-temporeel beslissen en empathie bij mensen te meten en de bijpassende definities. Vanuit de evolutiebiologie zal een hypothese gemaakt kunnen worden door middel van het beschrijven van gedrag van verschillende diersoorten wat betreft empathie en inter-temporeel beslissen. Vanuit de neurowetenschappen zal een hypothese gemaakt kunnen worden door middel van onderzoek naar overlapping van neurale substraten. Na integratie van deze laatste disciplines zal een definitieve hypothese opgesteld worden. Het

onderzoeksvoorstel kan opgezet worden wanneer de neurowetenschappen en de evolutiebiologie geïntegreerd kunnen worden met de definities die door de psychologie gebruikt worden in de meet methoden. Voor deze integraties wordt meerdere malen gebruik gemaakt van de integratietechniek herdefiniëring en de integratie techniek extensie (Repko, 2008:283-286). Om tot het antwoord op de hoofdvraag te komen zullen de volgende

deelvragen behandeld worden:

 Wat is empathie en hoe is het te meten?

 Hoe wordt een inter-temporele beslissing gemaakt en hoe is die te meten?  Hoe beïnvloed empathie inter-temporeel beslissen?

(4)

Wat is empathie en hoe is het te meten?

Om inter-temporeel beslissen te vergelijken met empathische vermogens is het belangrijk om te weten hoe empathie te meten is. En wat is empathie eigenlijk? De gebruikte

disciplines zullen een perspectief werpen op dit onderwerp, waarna deze geïntegreerd worden om tot een gezamenlijk perspectief te komen waarop het onderzoeksvoorstel gebaseerd wordt.

Vormen en definities van empathie

In de biologie wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van empathie (Preston & de Waal, 2002). De eerste, emotionele besmetting, of emotionele empathie (EE), is de overdracht van emotie. Volgens de Waal (2001) kan deze emotionele empathie de kern zijn van alle empathische reacties. In 1962 wordt deze vorm van empathie bij ratten ontdekt door George Rice & Pricilla Gainer. De ratten zijn erop geconditioneerd eten te krijgen bij het indrukken van een knop. Wanneer een andere rat in het zicht van de eerste rat echter een elektrische schok toegediend krijgt bij het indrukken van de knop, zal de rat stoppen de knop in te drukken (de Waal, 2001). In 1964 wordt soortgelijk onderzoek gedaan bij rhesus apen door een groep psychiaters onder leiding van Jules Masserman. De apen hongeren zichzelf voor dagen uit wanneer zij zien hoe een andere aap een schok krijgt bij het trekken aan een koord, een handeling waarbij zij gewend zijn met voedsel beloond te worden (de Waal 2001). Volgens de Waal (2001) is sprake van emotionele besmetting, EE.

Volgens de Schotse evolutiebioloog Smith (2006) brengt emotionele empathie belangrijke voordelen met zich mee. Het zou een effectief mechanisme zijn om geweld tegen te gaan, snel basale emoties distribueren in een sociale groep en communicatie tussen ouders en jongeren te bevorderen in onder soorten waarin de jongen hulpbehoevend geboren worden.

Een ander niveau van empathie binnen de biologie, cognitieve empathie (CE), kan herkend worden aan het zogenaamde ‘doelgericht helpen’. Dit is hulp waarbij de specifieke emotionele behoeften van ander in beschouwing genomen worden (Mossman, 2007). Een voorbeeld hiervan is het overeind proberen te duwen van oudere groepsgenoten bij olifanten. Om zulke specifieke hulp te kunnen bieden is inleving in de ander nodig. Waar emotionele empathie een instinct lijkt te zijn, is voor cognitieve empathie dus een hoger cognitief vermogen nodig (Smith, 2006)

Om de ander te kunnen onderscheiden van het zelf, is ook een bepaalde mate van zelfbewustzijn nodig (Smith, 2006). Om te testen of een dier zelfbewustzijn heeft, bestaat de MSR (mirror self-recognition) test, waarbij een organisme getest wordt op het vermogen zichzelf te herkennen in de spiegel. De soorten waarbij tot op heden zelfherkenning is vastgesteld buiten de Hominoidea (mensen en andere primaten), zijn de Tursiops truncatus (dolfijn), de Elephas maximus (olifant), de Pica pica (ekster) en de Orcinus orca (orka) (Mossman, 2007). De zelfbewuste apen, dolfijnen en olifanten staan daarbij ook bekend om het doelgericht helpen van zwakkeren of gewonden binnen de groep waarin zij leven (Mossman, 2007). Een ander argument voor het verband tussen cognitieve empathie en zelfbewustzijn komt uit de ontwikkelingspsychologie; de gelijktijdige opkomst van MSR en empathische vermogens in de ontwikkeling van een kind (Mossman, 2007).

Smith (2006) voorspelt dat cognitieve empathie wederom bijdraagt aan de communicatie bij soorten die in groepsverband leven en het ouderschap helpt bij het verzorgen van het nageslacht.

Smith (2006) onderzocht de manier waarop CE en EE met elkaar samenhangen. Hij zette 7 evolutionaire modellen tegen elkaar uit, waarna gekeken werd welk model in een populatie evolutionair stabiel zou zijn. Eén van deze modellen bevatte bijvoorbeeld alleen CE,

(5)

een ander model alleen EE, weer een ander bevatte beide vormen waarin zij onafhankelijk van elkaar waren. Hij kwam tot de conclusie dat een model waarin CE en EE twee aparte systemen zijn die wel met elkaar in interactie zijn, evolutionair stabiel is. Smith (2006) stelt daarom de totale empathische respons bij mensen voortkomt uit de integratie van CE en EE.

Na het vergelijken van verschillende neurowetenschappelijke onderzoeken, is er voor dit onderzoek een helder onderscheid opgesteld in vier vormen van empathie. Dit onderscheid is gebaseerd op fMRI studies naar betrokken hersengebieden, wat in de loop van dit hoofdstuk toegelicht zal worden. Ten eerste wordt er onderscheid gemaakt tussen de cognitieve en de affectieve, ofwel emotionele, aspecten van empathie (Overwalle, 2009; Schnell et al. 2010). Waar cognitie gaat over het perspectief nemen en gevolgtrekkingen maken over de belevingswereld van de ander, gaat affectie over het begrip of de ervaring van de emotionele toestand van de ander. Ten tweede wordt er onderscheid gemaakt tussen het direct waarnemen van een individu en het gebruiken van het mentale voorstellingsvermogen om tot empathie te komen (Yan Fan et al., 2010; Overwalle, 2009). Empathie die tot stand komt door directe waarneming, wordt mogelijk gemaakt door het spiegel systeem

(Overwalle, 2009), waar later op teruggekomen wordt. Vanuit deze indeling kunnen dus vier verschillende vormen van empathie onderscheiden worden. Affectief-perceptuele empathie, waarbij emoties onbewust of impliciet verschijnen door observatie van een ander individu, en cognitieve empathie, het expliciet en aandacht gestuurd begrijp en of ervaren van emoties van de ander (Yan Fan et al.,2010). Voor cognitieve empathie hoeven dus geen perceptuele signalen aanwezig te zijn. Mentale inleving is in dat geval nodig voor het ervaren van affectie. Daarnaast is er cognitieve inleving door middel van waarneming, gebruikt om motorische doelen te achterhalen, en cognitieve inleving door middel van mentale

voorstelling om overtuigingen te achterhalen (Overwalle, 2009). Onder cognitieve inleving valt ook visuo-spatieel perspectief nemen, wat gaat over een voorstelling maken van de visuele en ruimtelijke waarneming van een ander individu (Schnell et al., 2010). In tabel 1 zijn deze vormen van empathie in blauw overzichtelijk in een schema uitgezet.

In zowel psychologie, evolutionaire psychologie als cognitieve neurowetenschappen is ook Theory of Mind een bekend begrip. ToM wordt beschreven als de mogelijkheid om theorieën op te stellen over overtuigingen, motivaties en ook de emotionele staat van de ander (Schnell et al., 2010). Het verfijnde inlevingsvermogen van ToM levert een evolutionair voordeel op omdat het in staat stelt tot het begrijpen van en het voorspellen van het gedrag van de ander in termen van een volledige mentale staat (Seddendorf & Corballis, 2007). Ook geeft het de mogelijkheid om anderen manipuleren en bedrog te doorzien. De

gedragsbioloog Hare (2001), deed grootschalig onderzoek naar ToM en vergeleek daarbij menselijke zuigelingen met onder andere chimpansees, bonobo’s en orang-oetangs. Hij kwam tot de conclusie dat de aan ons meest verwante primaten, de chimpansee en de bonobo, een aantal mogelijkheden om het perspectief van de ander over te nemen met ons delen. Wanneer zij bijvoorbeeld weten dat de ander verstopt voedsel niet kan zien, zullen ze eerst het voedsel proberen te krijgen waarvan ze weten dat de ander het wel kan zien, in een poging beide voorraden veilig te stellen (Hare, 2001). Ze hebben echter geen begrip van valse overtuigingen van anderen, ofwel overtuigingen over of visies op een situatie die verschillen van die van jezelf.

Empathie meten

In de psychologie wordt een vierdeling van het begrip empathie aangehouden, volgens de ‘Interpersonal Empathy Index’ van de Amerikaanse psycholoog Mark Davis. Hij onderzocht de multidimensionale eigenschappen van menselijke empathie en ontwikkelde een test onderverdeeld in verschillende schalen. De eerste schaal, ‘perspective taking’ of perspectief nemen, bevat vragen die iemands neiging testen om het perspectief van een ander in te nemen. De tweede schaal, ‘fantasy’ of fantasie, bevat vragen om iemands neiging zich te

(6)

identificeren met fictionele karakters en situaties te toetsen. De derde schaal, ‘empathic concern’ of empathische compassie, meet de mate waarin mensen warmte of compassie voelen met anderen. De vierde en laatste schaal, ‘personal distress’ of persoonlijke onrust, meet de resulterende gevoelens van angst en ongemak als resultaat van het observeren van deze gevoelens bij anderen. De test bestaat uit een vragenlijst die de respondent moet beantwoorden op een schaal van 1 (beschrijft mij helemaal niet) tot 5 (beschrijft mij volledig). Deze vragenlijst is toegevoegd in Appendix A. Op elke schaal zijn zo maximaal 35 punten te behalen. De IEI zal gebruikt worden in het onderzoek dat voorgesteld wordt.

Om te bepalen of IEI een goede representatie geeft van de in dit hoofdstuk geïntroduceerde definities van empathie, zullen de definities vergeleken moeten worden. Om een gemeenschappelijke vocabulaire te vormen, is de integratietechniek herdefiniëring nodig (Repko, 2008:283). De definities voor empathie die in de neurowetenschappen gegeven zijn, geven het breedste kader. Daarnaast wordt er een helder en fundamenteel onderscheid gemaakt tussen perceptuele of mentale aanleiding tot inleving en affectieve of cognitieve aard van de inleving. Daarom zullen de begrippen van biologie en psychologie in een soortgelijk schema geplaatst worden. Dit schema is te zien in tabel 1.

Tabel 1 Samenvatting van de gedefinieerde vormen van empathie met hun gerelateerde hersengebieden. Begrippen uit biologie zijn weergegeven in groen. De schaal van de IEI is weergegeven in rood. De begrippen uit neurowetenschappen zijn weergegeven in blauw. Het

soorten empathie perceptueel mentaal

Cognitief -Begrip van motorische

doelen. -CE

-perspectief nemen

-Visuo-spatieel perspectief nemen -Theory of Mind

-perspectief nemen -fantasy

Affectief -Affectief perceptuele

empathie. -EE -CE -perspectief nemen -emphatische compassie -persoonlijke onrust -Cognitieve empathie -Theory of Mind -perspectief nemen -fantasy -empathische compassie

Zoals in tabel 1 te zien is, vertegenwoordigen de schalen van de psychologische IEI alle genoemde vormen van empathie. Het is daarmee een reprentatieve index om het emphatisch vermogen van iemand te bepalen.

(7)

Hersengebieden die gerelateerd zijn aan empathie en hun functie

Schnell et al. (2010), een groep Duitse Neuropsychologen, onderzochten of cognitieve empathie daadwerkelijk een affectieve staat in de observeerder opwekt, of dat emoties gerepresenteerd worden op een conceptueel niveau. Ten eerste vonden Schnell et al. als netwerk voor mentale inleving, getest door visuo-spatieel perspectief nemen, de dorsomediale prefrontale cortex (dmPFC), de posteriore cingulate cortex (PCC) de temporal parietal junction (TPJ) en de superior temporal sulcus (STS). Daarnaast vonden ze inderdaad een emotionele component die enkel actief was in een affectieve inlevingstaak, namelijk de amygdala en hippocampus.

Yan Fan et al. (2010) vonden in hun verzamel studie bij specifiek affectief-perceptuele empathie andere actieve gebieden dan in cognitieve empathie, namelijk de dorsolaterale anteriore cingulate cortex (dACC) en de insula.

De meta-analyse van de Belgische onderzoeker Overwalle (2009) naar

hersengebieden betrokken in sociale cognitie geeft meer duidelijkheid over de functies van de TPJ en STS in het door Schell et al. Gevonden netwerk voor mentale inleving. De TPJ zijn namelijk beiden onderdeel van het spiegelsysteem. Spiegel neuronen kunnen onderliggende doelen van biologische bewegingen identificeren, door het de waargenomen bewegingen op het eigen bewegingen en geassocieerde doelen te spiegelen. Deze bewegingen kan een actie als rijken zijn, maar ook een emotioneel geladen gebaar zoals vertrekking van spieren in het gezicht. Het spiegel systeem is dus verantwoordelijk voor de vorm van empathie die mogelijk is door directe waarneming. De functie van de STS in dit systeem, is het onderscheiden van jezelf van een ander, omdat er neuronen aanwezig zijn die specifiek op bewegingen van jezelf of van iemand anders reageren. De hieraan gekoppelde TPJ is verantwoordelijk voor perspectief wisseling. De TPJ is namelijk extra actief wanneer er van perspectief gewisseld wordt (Schnell et al, 2010). Ook is de TPJ in een Theory of Mind taak actiever wanneer het perspectief van een ander individu niet overeen kwam met het eigen perspectief. Cognitieve empathie dus onderdelen met het vroeger geëvolueerde perceptuele spiegelsysteem, namelijk de STS en de TPJ.

Tabel 2 Samenvatting van de gedefinieerde vormen van empathie met hun gerelateerde

hersengebieden. Het onderscheid tussen affectief en cognitief geeft de aard van de inleving aan, die kan betrekking hebben op emoties, ofwel affectief zijn, of enkel cognitief zi

soorten empathie perceptueel mentaal

cognitief Spiegel systeem:

doelen

IPL, TPJ, STS, PMC

Visuo-spatieel perspectief nemen, ToM

mPFC, PCC, TPJ, STS, precuneus (licht roze)

affectief Spiegel systeem:

emoties

IPL, TPJ, STS, PMC + ACC, insula

Cognitieve empathie, ToM

mPFC, PCC, TPJ, STS, precuneus (licht roze)

(8)

Figuur 1 Alle in tabel 2 genoemde hersengebieden getoond in overeenkomstige kleur. Links is een sagitale doorsnede.

Concluderend is er dus een interdisciplinaire herdefiniëring van empathie gevonden, waarbinnen onderscheid gemaakt wordt tussen perceptuele en mentale aanleiding tot inleving en cognitieve en affectieve aard van de inleving. De IEI blijkt een geschikte index voor persoonlijk emphatisch vermogen te zijn, die empathie in alle vormen representeert. Wat betreft het verband tussen deze vormen van empathie kan er vanuit evolutionaire biologie geconcludeerd worden dat een cognitieve vorm van empathie, die aan te treffen is bij enkele sociale zoogdieren zoals olifanten, dolfijnen en apen, voortkomt uit een meer basale emotionele empathie, die bestaat bij vrijwel alle diersoorten, van knaagdieren tot aan primaten. Dit wordt ondersteunt vanuit bevindingen in de neurowetenschappen, waaruit blijkt dat cognitieve empathie onderdelen van het oudere perceptuele spiegelsysteem overgenomen heeft. Deze onderdelen maken het onderscheid tussen zelf en ander en het wisselen van perspectief mogelijk. Het belang van het kunnen maken van dit onderscheid, wordt ondersteund door het feit dat zelf bewuste olifanten, dolfijnen en apen ook in staat zijn tot het tonen van doelgericht hulpgedrag.

(9)

Hoe wordt een intertemporele beslissing gemaakt en hoe is die

te meten?

In het vorige hoofdstuk is empathie gedefinieerd. Om empathie met inter-temporeel

beslissen te kunnen vergelijken, zal nu de inter-temporele beslissing worden uitgelicht. Hierin worden ook meet methodes behandeld, die relevant zullen zijn voor het uiteindelijke onderzoeksvoorstel.

Inter-temporeel beslissen gaat, abstract geformuleerd, over het kiezen tussen beloningen die op verschillende momenten in de tijd verkregen kunnen worden (Kalenscher & Pennartz, 2007). Uit onderzoek blijkt dat zowel mensen als dieren een beloning met een relatief korte vertraging overwaarderen ten opzichte van een beloning die verder in de toekomst ligt. Dit geldt bij mensen voor zowel geldelijke beloningen als primaire beloningen zoals voedsel (McClure et al., 2007). Met overwaardering, bijvoorbeeld in het geval van een geldelijke beloning, wordt bedoeld dat hoewel het absolute bedrag dat in de toekomst uitgekeerd kan worden gelijk of groter is aan de beloning die direct beschikbaar is, er gekozen zal worden voor de directe beloning. Deze maat van overwaardering van directe beloningen, ofwel de maat van onderwaardering van een vertraagde beloning, wordt ook wel disconteringsvoet genoemd.

Deze intertemporele discontering is terug te zien in een persoonlijke disconterings functie, waarin de subjectieve waarde die toegekend wordt aan een beloning, hyperbolisch afneemt in de tijd. Deze door psychologen bestudeerde wiskundige functies zijn afgeleid uit experimenten waarin er door proefpersonen gekozen wordt tussen directe en vertraagde geldelijke beloningen. De functies zijn dus opgesteld uit psychometrische data, ofwel data die op gedragsniveau gemeten is. De meest geteste vorm van intertemporeel beslissen is die van financiële winst (Hardisty 2011). Voor het afnemen van een intertemporele keuze test wordt een context, dus een financieel scenario, geschetst. Daarna wordt de proefpersoon voor een reeks financiële keuzes gezet. Een proefpersoon kan bijvoorbeeld kiezen om direct twintig euro uitgekeerd te krijgen, of over 30 dagen 40 euro. Een voorbeeld van hoe deze keuzes gepresenteerd werden, is te zien in figuur 2.

Figuur 2 De figuur laat een losse inter-temporele keuze taak zien. Na 2 seconden wordt de tweede keuzemogelijkheid zichtbaar. Vervolgens moet binnen 6 seconden een keuze worden gemaakt, via een knop.

(10)

Voor het beschrijven van de data van de inter-temporele keuzetest in formulevorm worden binnen het onderzoeksveld verschillende modellen gebruikt. De meest gebruikte, de hyperbolische functie volgens filosoof Hardisty (2011), kan voor het meten van

inter-temporele keuze met betrekking tot onze vraagstelling een uitkomst bieden. Hiervoor wordt door neurowetenschappers Kable et al. (2007) een simpelere vorm gebruikt; SV = 1/(1+KD). SV is daarin de subjectieve waarde, D de vertraging en k is de disconteringsvoet, die aan de hand van de door de proefpersoon gemaakt keuzes wordt vastgesteld. Uit deze

disconteringsfunctie is af te lezen hoe de subjectieve waardering van een proefpersoon voor een geldelijke beloning, op de verticale as, afneemt naarmate de vertraging groter wordt, op de horizontale as. De keuzes die zijn gemaakt in een test worden als volgt verwerkt om de disconteringsvoet te bepalen. Bij één bepaalde vertraging, bijvoorbeeld 180 dagen, zijn verschillende geldbedragen gepresenteerd. Van elk van deze bedragen, gekoppeld aan de vaste vertraging, wordt bepaald of ze geprefereerd worden boven de directe beloning, of niet. Zoals te zien in grafiek a, b en c van figuur 3, ontstaat er dan een soort omslagpunt. Vanaf dit punt wordt bedrag aantrekkelijker, dan het bedrag dat direct uitgekeerd kan worden, in dit geval 20 euro. Het omslagpunt zelf wordt het onverschilligheidspunt

genoemd. Vervolgens wordt dit omslagpunt, uitgedrukt in geldbedragen, uitgezet tegen de vertraging, zoals in grafiek d e en ef te zien is. De laatste stap is het verkrijgen van de hyperbolische functie, waarbij de onverschilligheids punten worden vertaald naar de subjectieve waarde van 20 euro bij verschillende vertragingen. Daartoe wordt het

onverschilligheidsbedrag gedeeld in twintig; het onverschilligheids bedrag vermenigvuldigd met de subjectieve waarde is gelijk aan 20. Deze punten worden vervolgens benaderd met een hyperbolische functie, SV = 1/(1+kD), waaruit de k waarde, ofwel de disconteringsvoet, verkregen kan worden.

(11)

Figuur 3 Wiskunde bewerkingsstappen op de data van drie verschillende proefpersonen, door Kable & Glimscher (2007). Achtereenvolgens zijn de fracties van keuzes voor de vertraagde beloning, de onverschilligheidspunten en de subjectieve waarde af te lezen.

In de neurowetenschappen wordt over intertemporele keuzes ook neurometrische data verzameld, om te zoeken naar neurale componenten die de keuze sturen. Dit gebeurd op basis van correlaties met magnitude van gemeten hersenactiviteit. Daarin wordt, zoals in de eerdere aannames is vermeld, voorondersteld dat de magnitude van neurale activiteit is gerelateerd aan de intensiteit van een subjectieve mentale representatie.

De Amerikaanse neuro-economen W. Kable et al. (2007), deden volgens Nature het meest recente onderzoek naar deze neurometrische-psychometrische vergelijking. De hersengebieden die volgens hun fMRI studie het neurale correlaat zijn van de eerder gedefinieerde subjectieve waarde, zijn het ventrale striatum, de mediale prefrontale cortex en de posterior cingulate cortex. De magnitude van de activiteit in deze structuren kwam namelijk overeen met de persoonlijke subjectieve waardering van het geldbedrag met een bepaalde vertraging, zoals te zien is in figuur 4.

Figuur 4 Een persoonlijke disconteringsfunctie en magnitude van hersenactiviteit uitgezet in dezelfde figuur, in achtereenvolgens het ventrale striatum, de MPFC en PCC.

Er zijn nog meer structuren die actief zijn in het maken van geldelijke intertemporele beslissingen, wiens functie in het beslissingsproces nog niet geheel duidelijk is. Dit zijn de TPJ, de insula, dorsolaterale prefrontale cortex (dlPFC) de mediale orbitofrontale cortex (mOFC) en de hippocampus (Kable et al., 2007; McClure et al., 2004). Over hun functie in het beslissingsproces heerst nog onenigheid. De rol van de flPFC zal nader toegelicht worden. In tabel x worden de zogenoemde neurale correlaten van intertemporeel beslissen

(12)

Tabel 3 Betrokken hersen gebieden in een intertemporele beslissing tussen geldelijke beloningen. mate van activiteit correlerend met subjectieve

waardering.

Nog niet geheel duidelijke functies in intertemporeel beslissen

Ventrale striatum, mPFC, PCC TPJ, insula, dlPFC, mOFC, hippocampus

Figuur 5 In tabel 1 genoemde hersendelen, getoond in overeenkomstige kleuren. Links is een sagitale doorsnede.

Neuro economen McClure et al. (2004) veronderstellen dat het beslissingssysteem van de hersenen een geduldige en een ongeduldige component bevat. Dit model word in het onderzoeksveld ook wel een duaal systeem genoemd (Schüll en Zaloom, 2011). Het geduldige component zou dan de dlPFC zijn, die in het algemeen verantwoordelijk is voor executieve controle en aandachtssturing, terwijl het ongeduldige component limbische structuren, die verantwoordelijk zijn voor emotie en motivatie, omvat (McClure et al.,2004).

Wat opvalt, is dat in een duaal systeem gefocust wordt op de rol van een remmer, zoals executieve controle in de dlPFC. Motivatie zou alleen aanwezig zijn in de ongeduldige component en dus alleen belangrijk zijn in het kiezen voor een directe beloning. In dit onderzoek wordt, als nieuwe beschouwing op dit probleem, gefocust op het feit dat er ook motivatie nodig moet zijn voor het prefereren van een vertraagde beloning. Verondersteld wordt, dat de motivatie voorkomt uit het inlevingsvermogen van empathie. In dit onderzoek word daarmee nog een sturende component aan de beslissing toegevoegd; namelijk het inlevingsvermogen. Dan wordt dus verondersteld dat inleving zorgt voor de motivatie om de keuze voor een directe beloning te remmen. Deze ‘inleving ‘ zal in het volgende hoofdstuk uitgediept worden.

(13)

Hoe beinvloed empathie inter-temporeel beslissen?

Nu bekend is wat empathie en inter-temporele beslissen zijn en hoe we beiden kunnen meten, mist nog het theoretische verband tussen de twee om een hypothese voor het onderzoeksvoorstel te kunnen opstellen. Dit verband zal vanuit de verschillende disciplines gezocht worden waarna zij gezamenlijk een hypothese zullen vormen.

Mentaal tijdreizen

Volgens Figner, een Duitse cognitief psycholoog gespecialiseerd in decision making, zijn er op basis van fMRI studies aanwijzingen dat intertemporal decision functies deelt met mentaal tijd reizen, ook wel mental time travel (MTT) genoemd (interview, 2011). Onder MTT worden zowel het bewust ophalen van herinneringen als het construeren van een toekomstbeeld verstaan. Deze functies maken gebruik van eenzelfde netwerk (Schacter et al., 2007) wat het episodisch geheugen, ofwel autobiografische herinneringen, omvat (Suddendorf en

Corballism 2007). Geheugenstructuren zijn dus zowel actief tijdens mentaal tijdreizen naar het verleden als naar de toekomst (zie figuur 6).

Figuur 6 Suddendorf en Corballis (2007) laat een algemeen geaccepteerde visie zien van indeling van het menselijk geheugen. Tot het episodisch en het semantisch geheugen, die achtereenvolgens autobiografische en feiten kennis bevatten is, in tegenstelling tot procedureel geheugen, vrijwillig toegang te krijgen.

Een evolutionair perspectief

Vanuit de evolutionaire biologie geeft MTT het evolutionaire voordeel beter te leren van het verleden en dus beter te anticiperen op de toekomst (Mendl en Paul, 2008). Tekenen van episodisch toekomst denken zijn gevonden bij Westelijke struikgaaien, duiven en primaten. Definitief bewijs dat het hier ging om MTT en niet om simpele conditionering werd niet gevonden (Mendl en Paul, 2008). Ook de onderzoeken van de Australische neurobiologen Suddendorf en Busby (2003) en Suddendorf en Corballis (2007) stellen dat nog geen overtuigend bewijs geleverd is voor het aanwezig zijn van MTT als in de bovenstaande definitie, in andere soorten dan de mens.

Volgens de Australische neurobiologen Suddendorf en Corballis (2007) wordt bij MTT gebruik gemaakt van een veelheid aan cognitieve vermogens die wellicht niet

beschikbaar zijn voor dieren. Zij stellen dat om een flexibel anticipatiesysteem te evolueren, veel cognitieve componenten met elkaar geïntegreerd moeten worden om een accuraatheid van prospectie te bereiken die voldoende is om een selectief voordeel te geven dat opweegt tegen de energiekosten van de cognitieve vermogens. Een aantal van deze componenten zijn bijvoorbeeld het semantische (associatief) en het procedurele (actief aangesproken)

(14)

geheugen maar ook ToM, zelfherkenning, metacognitie (het denken over denken) en een besef van tijd (Suddendorf en Corballis, 2007). ToM is dus volgens hen een onderdeel van MTT.

Wanneer vanuit de evolutie empathie samengevat wordt als de mogelijkheid tot inleving met betrekking tot emoties, ToM als de mogelijkheid tot inleving met betrekking tot de volledige mentale staat van de ander en MTT als de mogelijkheid tot inleving inclusief een tijdsdimensie, zijn verschillende verbanden te vinden.

De totale empathische respons komt voort uit de integratie van CE en EE. De emotionele respons is een onderdeel van ToM. De mentale inleving is een onderdeel van MTT. Dit suggereert uitbreidingen van het inlevingsvermogen als geheel.

EE wordt gevonden van ratten tot primaten, terwijl CE slechts gevonden is bij eksters, dolfijnen, orka’s, olifanten en primaten. ToM is op mensen na slechts in beperkte mate gevonden bij chimpansees en bonobo’s. Voor de mogelijkheid tot MTT bij andere dieren dan de mens bestaat tot op heden geen hard bewijs. Van de rat, naar de hogere sociale

diersoorten, naar de primaten is sprake van een toenemende grootte van het brein relatief aan de lichaamsgrootte en een toenemende sociale interactie. Dit gaat gepaard met toename van breinvolume relatief aan lichaamsgrootte (Mossman, 2007) en dus ook met een toename in sociale cognitieve functies. De bovenstaande uitbreidingen van het inlevingsvermogen brachten evolutionaire voordelen met zich mee binnen de sociale omgevingen van de genoemde diersoorten, met als uitkomst MTT als een uiterst verfijnd systeem dat de mens in staat stelt om accuraat op zijn omgeving te anticiperen. Deze inzichten ondersteunen dat empathie een onderdeel is van ToM en dat weer een onderdeel van MTT.

Een neurowetenschappelijk perspectief

De neurowetenschappen dragen bij aan dit onderzoek door het analyseren van overlap tussen hersengebieden die aan verschillende psychologische functies of mentale toestanden gerelateerd zijn, om zo conclusies te trekken over de interactie daartussen op gedragsniveau. Wanneer twee kwalitatief verschillende psychologische taken van, hetzij deels, dezelfde hersendelen gebruik maken, duidt dit volgens deze methode op een associatie tussen deze twee functies op gedragsniveau. Deze methode wordt ‘forward inference’ genoemd (Henson, 2006) wat letterlijk voorwaartse gevolgtrekking betekent. De assumptie die aan deze methode ten grondslag ligt, is dat verschillende hersengebieden gerelateerd zijn aan kwalitatief verschillende psychologische processen. Deze assumptie wordt nog in kritische ogenschouw genomen. Daarnaast wordt voorondersteld dat de mate van neurale activiteit is gerelateerd aan de magnitude, ofwel kwantiteit, van een subjectieve mentale representatie (W. Kable et al., 2007).

Alle beschreven neurowetenschappelijke onderzoeken hebben gebuik gemaakt van fMRI techniek. ‘Functional Magnetic Resonance Imaging’ is een grove maar ook een van de beste technieken waarmee door het hele brein activiteit gemeten kan worden terwijl een taak wordt uitgevoerd door een proefpersoon (Henson, 2006). De techniek is gebaseerd op het meten van magnetisch resonerend hemoglobine. Deze resonantie verschilt tussen zuurstof gebonden en zuurstof ongebonden hemoglobine. De activiteit in een neuraal weefsel bepaald hoeveel zuurstof gebonden is en deze activiteit is dus wat MRI meet. De benaming functioneel in fMRI staat voor een experimentele opzet waarin de activiteit gerelateerd wordt aan een psychologische taak, ofwel functie.

Als laatst zullen de neurale correlaten van mentaal tijd reizen geanalyseerd worden. Het centrale netwerk in MRR, dat zowel actief is bij het bewust ophalen van herinneringen als het construeren van een toekomstbeeld en daarom verondersteld wordt zelfprojectie door de tijd mogelijk te maken, bestaat uit de PCC, de precuneus, de mPFC, de PFC en hippocampus (A. Viard et al., 2011). De Amerikaanse psycholoog D.L. Schacter et al. (2007)

(15)

noemt naast deze gebieden ook de laterale parietale cortex . De laterale parietale cortex omvat de TPJ, maar helaas ontbreekt literatuur over de preciezere locatie van het actieve gebied dat door hen gevonden is. Deze bevindingen, die samengevat zijn in tabel 4 en figuur 7, zijn gebaseerd op fMRI studies waarin proefpersonen naar aanleiding van een visuele presentatie in zoveel mogelijk detail een herinnering ophaalde of zich een toekomstige situatie voorstelden.

Tabel 4 Betrokken hersengebieden in mentaal tijdreizen

centraal mentaal tijdreizen specifiek toekomst specifiek verleden PCC, precuneus (licht roze),

mPFC, PFC, hippocampus, laterale parietale cortex (TPJ)

inferieure frontale gyri en lateraal temporale gyri

occipitale en angulaire gyri

Figuur 7 In tabel 4 genoemde hersendelen, getoond in overeenkomstige kleuren. Links is een sagitale doorsnede.

Tabel 5 Betrokken hersengebieden in intertemporeel beslissen. met een mate van activiteit correlerend met

subjectieve waardering.

Nog niet geheel duidelijke functies Ventrale striatum, mPFC, PCC TPJ, insula, dlPFC, mOFC, hippocampus Tabel 6 Betrokken hersengebieden in empathie

soorten empathie perceptueel mentaal

cognitief IPL, TPJ, STS, PMC mPFC, PCC, TPJ, STS, precuneus

affectief IPL, TPJ, STS, PMC

+ ACC, insula

mPFC, PCC, TPJ, STS, precuneus, amygdala, hippocampus

Nu zal de overlap van betrokken hersengebieden in intertemporeel beslissen, mentaal tijdreizen en empathie geanalyseerd worden. Er is géén sprake van een hierarchisch verband, dat vanuit de evolutionaire ontwikkeling te verwachten is, waarin intertemporele beslissing alle componenten van mental time travel omvat en mental time travel alle componenten van empathie. Het is wel zo dat er een centrale verzameling aan hersengebieden is die

consequent actief bleken in cognitieve empathie, mentale inleving, mentaal tijdreizen en intertemporeel beslissen. De mPFC, PCC en hippocampus zijn in dit onderzoek naar empathie en intertemporeel beslissen consequent samen actief bevonden in zowel mentale en

affectieve inleving, ofwel cognitieve empathie, als mentaal tijdreizen. De TPJ is actief in zowel actief in alle soorten empathie als in intertemporeel beslissen, maar niet in mentaal

(16)

genoemd, die de TPJ omvat. Het is dus waarschijnlijk dat de TPJ in alle drie de functies een rol speelt. De mPFC, PCC, hippocampus en dus en misschien de TPJ vervullen in zowel empathie, mentaal tijdreizen als intertemporeel beslissen een centrale rol. Dit suggereert een associatie tussen empathie, mentaal tijdreizen en intertemporeel beslissen op gedragsniveau. Het hebben van empathisch vermogen zou dus samen kunnen gaan met een neiging tot het maken van beslissingen die je in de toekomst ten gunste komt.

Het verband tussen evolutionaire biologie en neurowetenschappen

De verbanden die in de neurowetenschappen worden gelegd tussen empathie en

intertemporeel beslissen, zijn anders van aard dan de verbanden die evolutionaire biologie legt. In de neurowetenschappen is de methode van voorwaartse gevolgtrekking over

associaties op gedragsniveau op basis van overlappende hersenstructuren gebruikt (Henson, 2006). In de evolutionaire biologie worden evolutionaire ontwikkelingen op een

chronologische lijn gelegd, waardoor duidelijk wordt welke ontwikkeling de volgende mogelijk maakte. Beiden methodes op zich zeggen niet zoveel. De in neurowetenschappen gevonden associaties hebben geen richting. Als functie A en B overlappen, is nog niet duidelijk of fucntie A functie B positief beïnvloed, of andersom. De in de evolutie gevonden ontwikkelingen van de functies, die wel degelijk een richting hebben, garandeert geen associatie op gedragsniveau. Dat de ontwikkeling van een functie in evolutionaire stadia de ontwikkeling van een volgende functie heeft mogelijk gemaakt, impliceert namelijk niet dat de functies op dit moment van de evolutie nog steeds met elkaar in verband staan, op gedragsniveau of op fysiek niveau in de hersenstructuur.

Het lijkt er dus op, dat methode van neurowetenschappen en evolutionaire biologie in dit onderzoek, elkaar in hun tekortkomingen aanvullen. Waar neurowetenschappen bewijs vind voor een associatie, vind evolutionaire biologie een richting en daarnaast ook een verklaring aan deze associatie. Wanneer de concepten op elkaar doorgetrokken worden door de integratietechniek extensie (Repko, 2008: 286), kan een conclusie getrokken worden op basis van bevindingen uit beide disciplines. Er is duidelijke overlap gevonden in de neurale correlaten van achtereenvolgens empathie, MTT en intertemporal decision. De verbanden van evolutionaire biologie geven hier een richting aan. De conclusie die nu getrokken kan worden, is dat empathie intertemporeel beslissen positief beïnvloed, via Theory of Mind en MTT.

(17)

CONCLUSIE

De ‘Interpersonal Empathy Index’ van de Amerikaanse psyholoog Mark Davis, die empathie in alle vormen representeert, is een geschikte methode om persoonlijk empathisch

vermogen te testen. Intertemporeel beslissen kan gevat worden in een hyperbolische functie, waarin de disconteringsvoet de subjectieve waardering van een geldelijk bedrag met een bepaalde beloning vertegenwoordigt. Over het verband tussen empathie en

intertemporeel beslissen is geconcludeerd, dat empathisch vermogen, via ToM en MTT, intertemporeel beslissen ondersteunt. Dit betekent dat de hypothese voor het

onderzoeksvoorstel is; hoe groter het empathisch vermogen, hoe kleiner de disconteringsvoet.

(18)

ONDERZOEKSVOORSTEL

Hoe beïnvloedt het empatisch vermogen menselijke inter-temporele

beslissingen met betrekking tot geld?

Aan de hand van de Interpersonal Empathy Index (IEI) van Davis (1980) worden van

proefpersonen scores op vier schalen afgenomen. Daarna zal een inter-temporele keuzetest gebaseerd op die van Amerikaanse neuro-economen Kable & Glimscher (2007) worden afgenomen om een hyperbolisch model voor de inter-temporele beslissing van de proefpersoon te vinden. Als laatste stap zullen deze twee datasets aan de hand van

factoranalyse worden gerelateerd. De verwachte correlatie op basis van onze theorie is dat mensen die hoger scoren op de IEI bij de inter-temporele keuzetest geduldiger zijn. Ook zal blijken uit de factoranalyse van de datasets of de vier geteste vormen van empathie verschillende invloeden hebben op het onderwaarderen van een beloning in de toekomst.

De hypothese

Mensen die gemiddeld hoger scoren op de empathietest hebben een lagere disconteringsvoet.

Empathietest

De IEI (zie appendix A voor de vragenlijst) die psycholoog Mark Davis begin jaren tachtig opstelde zal gebruikt worden om scores voor vier schalen van empathie te meten. De vragen worden door de respondent ingevuld van 1 tot 5, hierbij is 1 beschrijft mij helemaal niet en 5 beschrijft mij volledig. Op elke schaal zijn dan maximaal 35 punten te scoren. Aan de hand van de scores kunnen de empathische vermogens van de mensen getest worden.

Inter-temporele keuzetest

De meest geteste vorm is die van financiële winst (Hardisty 2011). Een introductiescenario, vooraf door de proefpersoon gelezen, introduceert de soort gedachtegang die de

proefpersoon dient te hebben tijdens afname van het experiment. Een voorbeeld scenario: De universiteit waar u studeert heeft een overschot in het budget en wil elke student €20 uitkeren. Ook wil de universiteit het geld gebruiken om te investeren om zo in onbepaalde tijd winst te maken. Op die manier zou de universiteit op verschillende tijdstippen

verschillende bedragen uit kunnen keren. Stel nu dat u blijft studeren in de universiteit, welke vertraging van uitkering en bijbehorend bedrag zijn voor u een juiste keuze ten opzichte van het standaard uit te keren bedrag? De tweede keuze varieert willekeurig van €20.25 tot €110, de vertraging van de tweede keuze varieert willekeurig van 6 uur tot 180 dagen (Kable et al. 2007).

Een voorbeeld van psychometrische vragenlijsten voor inter-temporeel beslissen is te vinden in appendix B. Om de inter-temporele keuzetest in Matlab te plaatsen om hem aan de proefpersonen voor te kunnen leggen is een handleiding toegevoegd als appendix C. Na het afnemen van de verschillende testen moet de data worden verwerkt om de persoonlijke disconteringsvoet te kunnen bepalen.

(19)

Statistische toets

Er moet een factor analyse uitgevoerd worden. In een factoranalyse wordt gezocht naar correlaties. Er wordt een matrix opgesteld waarin alle mogelijke correlatie coëfficiënten te zien zijn. In een factoranalyse kunnen dus ook de verbanden tussen de scores op

verschillende soorten empathie worden gerelateerd aan de disconteringsvoet, maar ook aan elkaar.

Aantal proefpersonen

De vuistregel voor psychologen bij het doen van een factoranalyse is het gebruiken van 10 tot 15 proefpersonen per variabele (Field, 2007). Dat betekent in dit onderzoek met vijf variabelen (vier vormen van empathie die apart gecorreleerd worden en de

disconteringsvoet), dus 50 tot 75 proefpersonen. Per persoon moeten twee tests worden afgenomen, dit zal voor beide tests tussen de 5 á 10 minuten duren, in totaal ongeveer 480 minuten, dit komt neer op ongeveer 8 uur om alle tests af te nemen.

Methode

De tests moeten in een ruimte worden afgenomen waar proefpersonen niet gestoord worden. De proefpersonen moeten zo willekeurig mogelijk gekozen worden. Vervolgens dienen leeftijd en geslacht van elke proefpersoon te worden opgenomen in de data. Elke proefpersoon zal een nummer krijgen om zo de twee verschillende afgenomen tests correct te kunnen relateren. Van elke proefpersoon moet een disconteringsvoet k worden

vastgesteld en empathie scores. Uit factoranalyse van deze resultaten zal blijken of de gestelde hypothese verworpen wordt.

Materialen

Inter-temporele keuzetest

Interpersonal Empathy Index (afkomstig van Davis, 1980) 50-75 proefpersonen

Microft Excel SPSS

(20)

Appendix

A

Vragen van de Nederlandse versie van de ‘Interpersonal Empathy Index’

1) Ik dagdroom en fantaseer, met enige regelmaat, over dingen die zouden kunnen gebeuren met mij FS

2) Ik heb vaak tedere, bezorgde gevoelens voor mensen die minder gelukkig zijn dan ik EC

3) Ik vind het soms moeilijk om dingen te zien vanuit andermans gezichtspunt PT* 4) Soms heb ik niet veel medelijden met andere mensen wanneer ze problemen

hebben EC*

5) Ik raak echt betrokken bij de gevoelens van de personages uit een roman FS 6) In noodsituaties voel ik me ongerust en niet op mijn gemak PD

7) Ik ben meestal objectief wanneer ik naar een film of toneelstuk kijk, en ik ga er niet vaak volledig in op FS*

8) Ik probeer naar ieders kant van een meningsverschil te kijken alvorens ik een beslissing neem PT

9) Wanneer ik iemand zie waarvan wordt geprofiteerd, voel ik me nogal beschermend tegenover hen EC

10) Ik voel me soms hulpeloos wanneer ik in het midden van een zeer emotionele situatie ben PD

11) Ik probeer mijn vrienden soms beter te begrijpen door me in te beelden hoe de dingen eruit zien vanuit hun perspectief PT

12) Uitermate betrokken geraken in een goed boek of film is eerder zeldzaam voor mij FS*

13) Wanneer ik zie dat iemand zich bezeert, ben ik geneigd kalm te blijven PD* 14) Andermans ongelukken verstoren me meestal niet veel EC*

15) Als ik zeker ben dat ik over iets gelijk heb, verspil ik niet veel tijd aan het luisteren naar andermans argumenten PT*

16) Na het zien van een toneelstuk of film, heb ik mij gevoeld alsof ik een van de karakters was FS

17) In een gespannen emotionele situatie zijn, schrikt me af PD

18) Wanneer ik zie dat iemand unfair wordt behandeld, voel ik soms weinig medelijden met hen EC*

19) Ik ben meestal behoorlijk effectief in het omgaan met noodsituaties PD* 20) Ik ben vaak nogal geraakt door dingen die ik zie gebeuren EC

21) Ik geloof dat er twee zijden zijn aan elke vraag en probeer te kijken naar hun beide PT

22) Ik zou mijzelf beschrijven als een vrij teerhartig persoon EC

23) Wanneer ik naar een goede film kijk, kan ik mezelf zeer gemakkelijk in de plaats stellen van het hoofdpersonage FS

24) Ik neig ertoe controle te verliezen tijdens noodsituaties PD

25) Wanneer ik overstuur ben door iemand, probeer ik mijzelf meestal voor een tijdje “in zijn schoenen” te verplaatsen PT

26) Wanneer ik een interessant verhaal of roman aan het lezen ben, beeld ik me in hoe ik me zou voelen indien de gebeurtenissen in het verhaal mij zouden overkomen FS 27) Wanneer ik iemand zie die zeer hard hulp nodig heeft in een noodsituatie, ga ik

kapot PD

De volgorde van de vragen is hetzelfde als die in de orginele versie. De ster (*) laat zien wanneer een vraag omgekeerd gesteld is. PT=perspectief nemen, FS=fantasie, EC=empathische compassie, PD=persoonlijke onrust.

(21)

28) Alvorens iemand te bekritiseren, probeer ik mij voor te stellen hoe ik mij zou voelen mocht ik in hun plaats zijn PT

In hoeverre kunt u zich identificeren met de gestelde vragen op het andere

formulier?

Vul hieronder de antwoorden in door een kruisje of vinkje te zetten bij de voor

uw

gevoel

juiste

uitspraak bij de gestelde vraag.

Hoe ver

van

toepassing

?

Helemaal

niet

Nauwelijk

s

Neutraal

Een beetje Helemaal

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

(22)

Appendix B

Vragenlijst intertemporele beslissingen

Introductie

De universiteit waar u studeert heeft een overschot in het budget en wil elke

student €20 uitkeren. Ook wil de universiteit het geld gebruiken om te investeren

om zo in onbepaalde tijd winst te maken. Op die manier zou de universiteit op

verschillende tijdstippen verschillende bedragen uit kunnen keren. Stel nu dat u

blijft studeren in de universiteit, welke vertraging van uitkering en bijbehorend

bedrag zijn voor u een juiste keuze ten opzichte van het standaard uit te keren

bedrag?

Kies steeds waar uw voorkeur naar uit gaat.

"€20 nu of €21 over 1 dag" "€20 nu of €40 over 10 dagen" "€20 nu of €30 over 50 dagen" "€20 nu of €80 over 21 dagen" "€20 nu of €180 over 50 dagen" "€20 nu of €120 over 90 dagen" "€20 nu of €90 over 50 dagen" "€20 nu of €40 over 90 dagen" "€20 nu of €21 over 10 dagen" "€20 nu of €40 over 180 dagen" "€20 nu of €30 over 50 dagen" "€20 nu of €40 over 1 dag" "€20 nu of €60 over 50 dagen" "€20 nu of €90 over 21 dagen" "€20 nu of €180 over 180 dagen" "€20 nu of €120 over 90 dagen" "€20 nu of €90 over 90 dagen" "€20 nu of €60 over 90 dagen" "€20 nu of €80 over 1 dag" "€20 nu of €60 over 180 dagen"

(23)

Appendix C

Gebruiksaanwijzing Matlab intertemporele keuzetest

1. Start Matlab

2. Selecteer de juiste map als bronbestand, L_M_2011V4 3. Voer met ‘F9’ het bestand L_M_b.m uit.

4. Selecteer nu de toets ‘configuratie’

5. Selecteer links boven, load settings en selecteer test2.fig 6. Druk nu rechtsboven op (re)load settings

7. Ga terug naar het hoofdvenster en druk op start

8. Aan het einde van de test kunnen de ingevoerde antwoorden worden opgeslagen door linksonder een naam op te geven en de antwoorden te exporteren.

(24)

Bestandenlijst

Het programma is geschreven door M. van Wijk voor een practicum van het vak leren en geheugen aan de Universiteit van Amsterdam.

Daarin zijn de volgende mappen en files te vinden: .../L_M_2011V4 .../About_L_M_files themedata.thmx colerschememapping.xml fileslist.xml .../Guide_L_M_files header.htm image001.jpg ...tot… image042.jpg colerschememapping.xml fileslist.xml item0049.xml props0050.xml Practicumsyllabus – 209PB Module1.versie_2011.pdf About_L_M.htm Guide_L_M.htm

recall1.dat (zelf aangemaakte configuratie file voor het hoofdprogramma) audio_recorder.m clocks_b.m clocks_w.m Dat_saved.m L_M_b.m L_M_w.m randi_org.m audio_recorder.fig clocks_b.fig clocks_w.fig Dat_saved.fig L_M_b.fig L_M_w.fig

test1.fig (configuratie van het programma) test2.fig (configuratie van het programma)

Entered_txt_.out (ouput van ingevoerde antwoorden) Timeming_txt_out.out

(25)

Literatuur

Fan, Y., Duncan, N., W., Greck, de, M., Northhoff, G., (2011). Is there a core neural

network in empathy? An fMRI based quantitative meta-analysis. Neuroscience and

Biobehavioral Reviews 35, 903-911.

Field, A., (2007). Discovering Statistics Using SPSS. Sage publications.

Glimcher, P. W. (2011). Foundations of Neuroeconomics Analysis. Center for

Neuroeconomics, Oxford University Press, 3-15.

Gray, P. (2011). Psychology. Worth publishers.

Hardisty, J. (2011). Temporal discounting of losses. Columbia University.

Hare, B., (2011). From Hominoid to Hominid Mind: What Changed

And Why? Annual Review Anthropology 40, 293–309.

Henson, R., Forward inference using functional neuroimaging: dissociations versus

associations. TRENDS in Cognitive Sciences 10-2, 64-69.

Kalenscher, T., Penartz, C. N. A, (2007). Is a bird in the hand worth two in the future?

The neuroeconomics of intertemporal decision-making. Progress in Neurobiology 84,

284–315

Kalenscher, T., Wingerden, M. (2011). Why we should use animals to study economic

decision making – a perspective. Frontiers in Neuroscience 5, 82, 1-11.

Koski, S. E., Sterck, E. H. M., (2010). Empathic chimpanzees: A proposal of the levens

of emotional and cognitive processing in champanzee empathy. European Journal of

Developmental Psychology 7:1, 38-66.

Lipps, T. (1903). ‘Einfuhlung, innere Nachahmung und Organempfindung’. Archiv fur

die gesammte Psychologie, Boek I, Deel 2. Leipzig: Engelman.

Overwalle, van, F., (2009). Social Cognition and the Brain: A Meta-Analysis. Human

Brain Mapping 30, 829-858.

Derek C Penn and Daniel J Povinelli

Penn, D. C., Povinelli, D. J., (2007). On the lack of evidence that non-human animals

possess anything remotely resembling a ‘theory of mind’.The Royal Society 362,

731-744.

(26)

Elephant. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of

America 103-45, 17053-17057.

Preston, S. D., de Waal, F. B. M., (2002). Empathy: Its ultimate and proximate bases.

Behavioural and brain sciences 25, 1-72.

Read, D., Scholten, M. (2010). The Psychology of Intertemporal Tradeoffs. American

Psychological Association, Vol. 117, No. 3, 925–944.

Rao, L., Li, S. (2011) New paradoxes in intertenporal choice. Judgment and Decision

Making, Vol. 6, No. 2, 122–129.

Schacter, D., L., Addis, D., R., Buckner, R., L., (2007). Remembering the past to

imagine the future: the prospective brain. Nature Reviews Neuroscience 8, 657-660.

Schnell, K., Bluschke, S., Konradt, B., Walter, H., (2011). Functional relations of

empathy and mentalizing: An fMRI study on the neural basis of cognitive empathy.

Neurolmage 54, 1743-1754.

Schüll, N.D., Zaloom C. (2011). The shortsighted brain: neuroeconomics and the

governance of choice over time. Social Studies of Science 41(4), 515-538.

Smith, A., (2006). Cognitive empathy and emotional empathy in human behaviour

and evolution. The Psychological Record 56, 3-21.

Suddendorf, T., Busby, J., (2003). Mental time travel in animals? TRENDS in Cognitive

Sciences 7-9, 391-396.

Suddendorf, T., Corballis, M. C., (2007). The evolution of foresight: What is mental

time travel, and is it unique to humans? Behavioural and brain sciences 30, 299-351.

Viard, A., Chetelat, G., Lebreton, K., Desranges, B., Landeau, B. et al., (2011). Mental

time travel into the past and the future in healthy aged adults: An afMRI study. Brain

and Cognition 75, 1-9.

Waal, de, F. B. M., (2010). Een tijd voor empathie; wat de natuur ons leert over een

betere samenleving. Uitgeverij Contact Amsterdam. Applied Animal Behaviour

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

supporting or contesting the positive impact of regulation on innovation, we identify the role of rules during the uptake of two systems: the 'KLIC utility register' and the 'Ground

The Black Economic Empowerment Act 17 of 2003, largely failed to meet its objectives - even after being changed to broad based, it failed to address the ownership patterns

As hinted previously in the earlier mentioned research questions, some hypotheses about the results are stated: Hypotheses - It is expected that typically developing individuals

Gleichzeitig weist sie aber auch darauf hin, dass im Eulenspiegelbuch auch Situationen beschrieben werden die für den Narren selber nachteilig sind, zum Beispiel wenn er „zur

In this section, I incorporated the results of the interviews into the structure of my mechanism: The presence of mineral mines in an area attracts more armed groups, in turn

The decision analytic model in two very different settings (Indonesia and Uganda) in terms of contraceptive prevalence, unmet need and cost-effectiveness thresholds as described

content/uploads/2017/04/IAB-Netherlands-Deloitte-Online-advertising-ad-spend-.. The effects of animation and format on the perception and memory of online advertising. When

After a study of the state of-the-art of the open-source and actively maintained visualization packages with rendering of grid data capabilities (see section 2.5), we adopted