• No results found

Het nieuwe decor

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het nieuwe decor"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het concept-beginselmanifest dat de PvdA op één mei in Haarlem presenteerde, heeft tot uit-eenlopende reacties geleid. Sommigen prezen het stuk om zijn helderheid en beknoptheid; an-deren, zoals Hubert Smeets in De Groene Amster-dammer, noemden het daarentegen obligaat en nietszeggend. Dick Pels deed in s&d een poging het manifest ideologisch te duiden, maar ging aan een inhoudelijke beoordeling voorbij. In Het Parool meende Bart Tromp dat het manifest, meer nog dan zijn voorgangers, het verleden le-gitimeert in plaats van naar de toekomst ver-wijst. Tromp miskent de potentie van het begin-selmanifest. Henk van Luyk besprak het pro-gramma in Het Financieele Dagblad aan de hand van het thema ‘verantwoord ondernemen’ en concludeerde: ‘het is duidelijk, het is onderschei-dend en het is herkenbaar’. Maar alom wordt te weinig onderkend dat het manifest ¬ in de woorden van Ruud Koole en Wouter Bos bij de presentatie van het manifest ¬ ‘tevens een toe-komstperspectief schetst’.

Het bijzondere van de beginselprogramma’s van de sociaal-democratie is dat ze in de tijd ge-zien politieke antwoorden formuleerden op maatschappelijke uitdagingen en problemen. De programma’s van 1894 en 1913 behelsden de con-stitutionering van de sociaal-democratie als zelf-standige politieke factor in Nederland. Het pro-gramma van 1937 was een antwoord op de drei-ging van het nationaal-socialisme en

economi-sche crisis. Het programma van 1947 positio-neerde de PvdA als doorbraakpartij; het program van 1959 schetste de contouren van de verzor-gingsmaatschappij. Het veel gekritiseerde pro-gramma van 1977 legde het verband tussen de sociaal-democratie met de derde wereld, het mi-lieu en het vrouwenvraagstuk. En altijd gold dat de sociaal-democratie daarmee de politieke agenda in de Nederlandse politiek bepaalde, om-dat ze op de hoogte van de tijd was, relevante the-matieken aansneed en over prognostisch vermo-gen beschikte. Kortom, de beginselprogramma’s van de PvdA hadden een agenderende, strategi-sche betekenis. De vraag is of en hoe het voorlig-gende beginselmanifest richtinggevend kan zijn voor de sociaal-democratie, en kan fungeren als strategische agenda voor de komende tijd.1

tegen de rechtse agenda

Het manifest is een poging om de beginselen van de Partij van de Arbeid te herijken, uitgaande van een afgenomen en afnemende macht van de na-tionale overheid. Solidariteit staat onder druk, wordt geconstateerd. Dwars tegen de afbraak van de verzorgingsstaat in, komt het op voor ‘recht op zekerheid’, en formuleert het dat ‘essentiële voorzieningen voor iedereen toegankelijk moe-ten zijn’. En verderop wordt geponeerd: ‘sociale rechtvaardigheid vraagt een goed stelsel van so-ciale zekerheid, gericht op bescherming én acti-vering’. Het manifest spreekt uit dat iedereen recht heeft op een fatsoenlijk bestaan. Dat in een tijdperk waarin de rechtse agenda bestaat uit het terugtreden van de overheid, privatisering van nutsvoorzieningen, afbraak van sociale

zeker-s&d 7 / 8 | 20 0 4

75

s&d 7 / 8 | 20 0 4

74

Nieuwe veren? Bordewijk, Hajer, Minderhout & Tromp Inzake beginselen van de Partij van de Arbeid

Nederland mannen en vrouwen gelijke rechten hebben, ook in seksueel opzicht, en dat homoseksuele relaties volledig geac-cepteerd worden.

5 een moderne, open partij

5.1 De plaats waar de politiek in onze repre-sentatieve democratie primair wordt vormgegeven en uitgedragen, waar poli-tiek inzicht tot rijping komt en polipoli-tieke vertegenwoordigers worden opgeleid en geselecteerd, is de politieke partij. De Partij van de Arbeid vervult deze rol voor de soci-aal-democraten in Nederland.

5.2 De bijzondere rol die een politieke partij speelt in onze democratie brengt verant-woordelijkheden met zich mee. De PvdA besteedt daarom aandacht aan interne par-tijdemocratie, vorming en scholing van haar leden, ondersteuning van haar ver-tegenwoordigers, de activiteiten van haar

wetenschappelijk bureau, voorlichting en dialoog met de samenleving.

5.3 De dialoog met de samenleving is door-slaggevend voor een levende partij. Ener-zijds omdat de natuurlijke achterban van partijen grotendeels is verdwenen. Ander-zijds omdat mede door de medialogica de neiging bestaat de politieke agenda te laten bepalen door de waan van de dag. Een par-tij die handelt vanuit beginselen streeft er-naar de politieke agenda zelf te bepalen, maar sluit zich niet af. Juist in wisselwer-king met de samenleving winnen haar be-ginselen aan praktische relevantie.

5.4 De Partij van de Arbeid wil iedereen die zich door haar beginselen voelt aangespro-ken, organiseren en inspireren en een plek bieden van waaruit zij zich, binnen en bui-ten de formele politiek, maar altijd langs democratische weg, voor deze idealen in kunnen zetten.

Over de auteur Bertus Mulder is lid van de PvdA-beginselprogramcommissie en Gedeputeerde van de Provincie Friesland

Noten Zie pagina 78

Nieuwe veren? (7)

Het nieuwe decor

(2)

heid, versoepeling van het ontslagrecht, ophef-fing van vut-regelingen, verhoging van de pen-sioengerechtigde leeftijd, en na de toetreding van de nieuwe eu-lidstaten, verkorting van de vakantie en verlenging van de werkweek. In deze benadering staat loonconcurrentie centraal. Maar concurrentie op loonkosten zal steeds moeilijker worden met de toenemende open-heid van de Europese economie voor lage lonen-landen.2Het beginselmanifest kiest een ander uitgangspunt.

Het manifest onderscheidt zich wezenlijk van het vrije marktdenken door verschil aan te bren-gen tussen ondernemerschap en de belanbren-gen van het kapitaal. Ondernemerschap kan worden gewaardeerd: ‘De ondernemingsgewijze produc-tie is een voorname motor van innovaproduc-tie, wel-vaart en werkgelegenheid’ (par. 3.2.). Maar tezelf-dertijd zegt het manifest dat economische macht om tegenmacht vraagt: ‘Economische macht kan ook schade doen, als de geconcentreerd wordt, als verantwoording en controle ontbreken of als de tegenkrachten zwak zijn (….). Ondernemer-schap en bedrijvigheid richten zich sneller naar de belangen van kapitaal en kapitaalverschaffers dan naar de belangen van werknemers, natuur en milieu en latere generaties. Wij willen ook hen een stem geven’ (par. 3.2.).

Het manifest kritiseert verder het ingebakken conservatisme van de markt: ‘Markten en prij-zen weerspiegelen op gebrekkige wijze de belan-gen van volbelan-gende belan-generaties, zijn slechts moei-zaam in staat de waarde van natuur en milieu tot uitdrukking te brengen’ (par. 1). ‘Wij willen een inbedding en inperking van het marktmecha-nisme, om toegankelijkheid van essentiële voor-zieningen te waarborgen en om belangrijke de-len van het leven vrij te houden van commercie’ (par. 2). En dat mondt uit in een keuze voor een ‘innovatieve economie. waarin duurzaam ge-bruik van ruimte, energie en grondstoffen voorop staat’ (par. 3.2).

Directe vervuiling en verspilling zijn door een stringent milieubeleid teruggedrongen. De afhankelijkheid van schaarse fossiele brandstof-fen, het tegengaan van de uitstoot van

kooldi-oxide (Kyoto) en het snelle verbruik van schaarse grondstoffen nopen de PvdA tot ecologische mo-dernisering van de economie door kennisont-wikkeling en technologische innovatie. Een cru-ciale rol komt daarbij toe aan de overheid die door een stringent milieubeleid technologische innovatie uitlokt.3

Een kernpassage betreft naar ons idee de cen-trale plaats die kennis in onze samenleving is gaan innemen: ‘De verwerving, het bezit en de verbetering van kennis is zowel voor afzonder-lijke individuen als hele economieën een steeds belangrijker manier om overeind te blijven in een snel veranderende wereld’ (par. 2) . In par. 3.2 wordt daaraan toegevoegd: ‘Onderwijs en oplei-ding vormen het kloppend hart van de sociaal-democratische ambitie. In de kennissamenle-ving is onderwijs niet alleen onmisbaar voor emancipatie en burgerschap, maar ook voor wel-vaart en ondernemerschap’.

Het manifest koppelt aldus een aantal begrip-pen ¬ een innovatieve economie, de kennissa-menleving, nadruk op duurzaamheid ¬ die radi-cale maatschappelijke gevolgen hebben op het terrein van de arbeidsverhoudingen..

de lissabon-agenda van europa Deze noties komen niet uit de lucht vallen, ver-ankerd als ze zijn in de strategische agenda van de Europese Unie. Op 23 en 24 maart 2000 be-sloot de Europese Unie te Lissabon dat de eu in het jaar 2010 de meest dynamische, op kennis ge-baseerde economie ter wereld zou moeten zijn. Het aandeel van Research and Development in het bruto nationaal product zou tot drie procent moeten groeien. Aanvullend heeft de Europese Raad tijdens de top van Gothenburg van 15 en 16 juni 2001 een strategie voor duurzame ontwik-keling geformuleerd, die de milieudimensie toe-voegt aan de Lissabon-strategie.

Kennis wordt van strategisch belang geacht voor het handhaven van werkgelegenheid in Eu-ropa. Willen we in Nederland werkgelegenheid overeind houden, ook in de maaksector, dat zal Nederland zijn kracht moeten zoeken in

innova-s&d 7 / 8 | 20 0 4

76

Nieuwe veren? Bertus Mulder Het nieuwe decor

tie, in technologische modernisering, in exclu-sieve producten en processen.

Deze benadering is allereerst geënt op het ge-stegen opleidingsniveau van de beroepsbevol-king. Het aandeel van hoger opgeleiden bedroeg in 1998 28,2% van de beroepsbevolking, en reke-ning houdend met het niveau van beroepsuitoe-fening komt het cpb op 36,3%. Op basis van dit opleidingsniveau neemt Nederland in vergelij-kend internationaal onderzoek een vooraan-staande plaats in.4

Verder is door de opkomst van nieuwe infor-matie- en communicatietechnologie de aard van contacten tussen bedrijven diepgaand veran-derd. Het uitbesteden van onderdelen en compo-nenten en just in time leveranties leidde enerzijds tot verticale desintegratie binnen bedrijven, an-derzijds tot hechte, langdurige samenwerking tussen formeel onafhankelijke bedrijven. Binnen deze netwerken konden bedrijven zich specialiseren en hun specificaties beter op de klant afstemmen. De groeiende klantgerichtheid leidde ertoe dat teamwerk en overleg steeds be-langrijker werd. Organisaties moesten de in-flexibiliteit van de tayloristische arbeidsorgani-saties leren overwinnen; door de introductie van klantrelaties in de organisatie werd de scheiding tussen planning en uitvoering teruggedrongen. Er ontstaat een ‘quasi-professionele’ arbeidsorga-nisatie. ‘Naarmate de kennisintensiteit toe-neemt, neemt de verticale integratie af’, conclu-deert Ben Dankbaar5. Klantgerichtheid en toene-mende kennisintensiteit zijn twee dimensies van een proces waarbij sprake van groeiende autonomie op de werkplek.

Klantgerichtheid en scherpere specificaties vragen om inzicht in technische mogelijkheden en doen een beroep op de kwaliteit van het per-soneel. Intellectueel kapitaal is het product van onderwijs en scholing, dat verder ontwikkeld is door vaardigheden, ervaringskennis, expertise en intuïtie. Deze kennis is niet codificeerbaar, maar wel van direct belang voor de ontwikkeling van de concurrentiekracht van bedrijven. Dit proces onttrekt zich aan de controle van de ondernemingsleiding. De kenniswerker wordt

van strategisch belang, de kwaliteit van de arbeid neemt toe, zijn autonomie wordt groter, maar dat geldt ook voor de verantwoordelijkheid. Fei-telijk is er op deze wijze sprake van democratise-ring van ondernemersfuncties. Dat kan werke-lijkheid worden, mits er sprake is van vertrou-wen, als er geen eenzijdige behandeling plaats-vindt en er geen grote ongelijkheid van beloning plaatsvindt.6Het is een ondernemerstaak om werknemers te boeien en te binden.

Kennistransfer vindt plaats op het snijvlak van wetenschap, onderwijs en ondernemingen. De slagkracht van de economie wordt afhanke-lijk van de inzet en betrokkenheid van kennis-werkers die ¬ anders dan in de tayloristische ar-beidsorganisatie waar kennis en arbeid waren gescheiden ¬ producten ontwikkelen en vorm-geven. Strikwerda heeft aandacht gevraagd voor de wijzigingen die dat met zich meebrengt in de zeggenschapsverhoudingen in de onderneming. ‘De overgang naar een content exploiterende economie betekent voor veel ondernemingen een einde aan de scheiding tussen eigendom en macht. Anders dan de aandeelhouders hopen, be-tekent het einde van die scheiding niet dat zij het voor het zeggen krijgen. Nee, de kenniswerker is degene waar eigendom en zeggenschap samen-komen.7De macht van het kapitaal verschuift naar de factor kennis. De overgang naar dienst-verlening en de verdere professionalisering van de beroepsbevolking stelt de traditionele gezags-en eiggezags-endomsverhoudinggezags-en op de proef.

Het beginselmanifest spreekt uit dat de kwa-liteit van de arbeid en zeggenschap over arbeids-verhoudingen essentieel zijn en dat de organisa-tie van werknemers binnen en buiten de onder-neming waardering en ondersteuning verdient.

Medezeggenschap in de onderneming is een oud thema in de sociaal-democratie. Daarbij lag vaak de klemtoon op wat politiek wenselijk was. Bernstein8en later Sternheim 9wezen op het ont-breken van kwalificaties en competenties van het personeel om de bedrijfsleiding effectief tegen-spel te bieden. De nieuwe bedrijfsontwikkelin-gen leiden ertoe dat niet langer politieke, maar maatschappelijke ontwikkelingen de

zeggen-s&d 7 / 8 | 20 0 4

77

(3)

Nederland heeft zich van een partijendemocratie in een personendemocratie ontwikkeld. Waar eens partijen het politieke beeld domineerden, gaat het momenteel bovenal om personen. De partij staat in de schaduw van de politicus, die in het volle licht van de politieke en journalistieke schijnwerpers vorm en inhoud der politiek be-paalt. Bij verkiezingen is het als gevolg van het proces van personalisering de lijsttrekker (m/v) die kiezers wint of verliest. De opkomst en het eclatante succes van Pim Fortuyn en zijn lijst vor-men het bewijs of op zijn minst de treffende il-lustratie van het feit dat Nederland de partijen-democratie achter zich heeft gelaten.

Aldus de kern van een ontwikkeling die door velen als feit wordt aangenomen. Daarbij gaat het niet uitsluitend om journalisten die volgend op de verkiezingsuitslag het electorale wel en wee van de deelnemende partijen zo goed als ex-clusief weten terug te voeren op de persoon van de lijsttrekker, zijn gedrag, zijn uitstraling en

na-tuurlijk het al dan niet hebben van charisma.2 Ook politici en beleidsmakers zijn ervan over-tuigd dat de Nederlandse kiezers zich laten lei-den door persoonsgebonlei-den factoren, door ken-merken van lijsttrekkers.

Neem Thom de Graaf, de minister voor Be-stuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties. In zijn Hoofdlijnennotitie Nieuw Kiesstelsel ‘Naar een Sterker Parlement’ (november 2003) deed hij zijn plannen voor wijziging van het kiesstelsel uit de doeken. Die plannen waren nodig, niet al-leen omdat dat in het regeerakkoord zo was vast-gelegd, maar omdat maatschappelijke ontwikke-lingen wijziging noodzakelijk hadden gemaakt. Een van die ontwikkelingen was die naar de per-sonendemocratie. ‘In het laatste kwart van de vo-rige eeuw werd duidelijk dat kiezers hun keuze niet in eerste instantie meer laten bepalen door de verkiezingsprogramma’s, maar door het ver-trouwen dat zij hebben in politici,’ aldus de noti-tie (p.6) ‘Natuurlijk laten niet alle kiezers hun keuze in het stemhokje uitsluitend of in belang-rijke mate bepalen door de persoon van de eerste kandidaat op de lijst. Maar het is onmiskenbaar dat de persoonlijke aantrekkings- en overtui-gingskracht van de lijsttrekker een grote rol

spe-s&d 7 / 8 | 20 0 4

79

Nederland is geen

personendemocratie

Minister De Graaf baseert zijn herziening van het kiesstelsel op een

mis-verstand. Dit concludeert Joop van Holsteyn wanneer hij, op basis van het

NKO 2003, de nieuwe gewoontewijsheid weerlegt alsof het Nederlandse

electoraat zich bij verkiezingen meer en meer zou laten leiden door de

persoonlijke kenmerken van de lijsttrekkers.

j o o p v a n h o l s t e y n

Over de auteur Joop van Holsteyn is universitair hoofddocent, departement Politieke Wetenschap, Universiteit Leiden

Noten Zie pagina 83

schap in de onderneming op de agenda plaatsen. In dat licht waren de professionele medezeggen-schapsexperimenten van ir. Van Steenis in de ja-ren vijftig prematuur, net zo als de door de Franse arbeidssocioloog Serge Mallet geëntameerde dis-cussie over ‘La nouvelle classe ouvrière’ (1969).

In de ontwikkeling van de kenniseconomie ligt een extra overweging om het thema van de vermaatschappelijking van de onderneming aan de orde te stellen: de rol van de kennisproductie. In 1998 besteedde Nederland 1,9% van het bbp aan research & development, net boven het ge-middelde van de eu-landen (1.8%), maar onder het oeso-gemiddelde van 2,2%. Het Nederlandse budget is voor het grootste deel geconcentreerd bij publieke onderzoeksinstellingen als univer-siteiten en tno. Het aandeel van de grootste vijf multinationals bedroeg in 1998 43% van de parti-culiere investeringen, terwijl meer R&D bij middelgrote en kleinere bedrijven terecht was gekomen. Grote afwezige is het in Nederland do-minant aanwezige midden- en kleinbedrijf.

In die zich ontwikkelende kenniseconomie is de aanwezigheid van hoger onderwijs essentieel om kenniscirculatie tot stand te brengen, gericht

op wisselwerking tussen opleidingen en be-drijfsleven, aldus de adviesraad voor het Weten-schaps- en Technologiebeleid en de Onderwijs-raad. De hbo-raad heeft dat nader uitgewerkt in zijn Innovatieagenda10. Cruciaal is de samenhang tussen ‘kennis(ontwikkeling), kenniscirculatie en de maximale participatie aan het hoger onder-wijs’. De Hbo-instellingen zien zichzelf als regio-nale kenniscentra die in staat zijn de verbinding met het mkb te leggen. Kenniscirculatie krijgt handen en voeten door stages, contacten, onder-zoeksopdrachten, door advisering op maat. Er zijn geen simpele schablonen voor succes; elke bedrijfssituatie zal opnieuw moeten worden be-keken.11De kracht van het hoger onderwijs is dat het beschikt over vele disciplines, en vragen van-uit het bedrijfsleven kan verkennen.

Kennis behoort in een globaliserende econo-mie tot het comparatief voordeel van een land als Nederland. Cruciaal daarbij is de wisselwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven, tussen ken-nisontwikkeling en de toepassing van kennis in nieuwe producten. In deze nieuwe netwerkeco-nomie zijn werkenden de dragers van het inno-vatief vermogen van de economie.

s&d 7 / 8 | 20 0 4

78

Nieuwe veren? Bertus Mulder Het nieuwe decor

Noten

1. Zie het SER-advies ‘Het nieuwe leren’ van 21 juni 2002. 2. ‘`Backing winners’, van generiek

technologiebeleid naar actief in-novatiebeleid, Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technolo-giebeleid, juli 2003, p. 10. Uit het SEO-rapport Verplaatsing in-dustrie: hoe erg is het? Amster-dam, juni 2004. concludeert dat ‘het aantal industriewerkers tussen 1997 en 2003 (blijkt) te zijn afgenomen van 14,5 naar 12,9 procent van de beroepsbe-volking, maar het aandeel dat werkt in de high-tech en de ICT nam in dezelfde periode toe van 4,6% naar 5,9%’, en vervolgt: ‘terwijl Nederland minder goed kan concurreren met

lagelonen-landen in de lager geschoolde industriële arbeid, treedt een groei op in de industriële acti-viteiten met hogere lonen en hogere toegevoegde waarde’ (blz. 21).

3. vgl. Wim Dubbink, Duurzaam-heid als padstelling. Over de on-vriendelijke betrekkingen tus-sen openbaar bestuur, markt en civil society (ac. proefschrift), Delft, 1999, p. 255: ‘de civil so-ciety moet in rol kunnen spelen bij de besturing van marktpro-cessen’.

4. zie de cpb-studie ‘De pijlers on-der de kenniseconomie. Opties voor institutionele vernieuw-ing’, januari 2002, p. 36/37 5. Dr. B. Dankbaar, De factor

ar-beid aan de macht? Herpositio-nering van ondernemingen in

de post-industriële economie, Préadviezen Koninklijke Vere-niging voor de Staatshuishoud-kunde, 2001, blz. 94.

6. Dankbaar, idem, blz. 103. 7. Hans Strikwerda, Alleen nieuw

kapitalisme schept condities voor groei, Het Financieele Dag-blad, 2003.

8. Eduard Bernstein, De voor-waarden tot het socialisme en de taak der sociaal-democratie, Amsterdam, 1900, blz. 196/197. 9. Andries Sternheim, Het recht op

boekenonderzoek, I, II, III, Medezeggenschap, 1925/26. 10. hbo-raad, Innovatieagenda

ho-gescholen. Maximale participa-tie en kenniscirculaparticipa-tie, 14-1-04. 11. zie: Eindrapportage Technologie

Centrum Noord-Nederland, 31 december 2001.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Color Decor folie in verschillende kleuren en designs eventueel parel maker, sierstenen, etc..

“Een flexibele economie kan snel groeien, maar wordt ook vluchtiger omdat mensen niet langer ‘nog even’.. in dienst

IMCD Group – “In 2017 wordt een onafhankelijke Internal Audit positie gecreëerd omdat IMCD’s internationale netwerk uitgebreid is waardoor een onafhankelijke rapportagelijn naar

In laatstgenoemd arrest, dat ging over de vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze (waaronder ook shockschade valt),

Omdat we met negen werkkenmerken werken, varieert deze som van rode of negatieve scores voor een werkkenmerk tussen nul (geen enkel van de ne- gen werkkenmerken

De kans dat een vrouw zich kandidaat stelt bij de verkiezingen, wordt sterk bepaald door de kwanti- tatieve aanwezigheid van vrouwen: veel vrouwelij- ke werknemers en vooral een

Vlaamse loontrekkenden die echter actief zijn in een job waarin aan een hoog werktempo wordt ge- werkt, rapporteren bijna dubbel zoveel werkstress (31%) dan wanneer dit niet voorkomt

In dit Open Forum willen we de diverse invalshoe- ken aangaande ‘kwaliteit van de arbeid’ belich- ten.. Vandaar dat dit Open Forum even eclectisch is als het