• No results found

Verslag van een Deense studie-reis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verslag van een Deense studie-reis"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

c 8276

Verslag van een Deense studie-reis«

Ir. R. Arnold Bik.

Ir. J.Ch. v. Schouwenburg.

Inhoud.

1. Doel van de reis.

2. Lijst van de bezochte instellingen en bedrijven.

3. Het grondonderzoek en de bemestingsadvisering in de Deense tuinbouw.

3.1 De organisatie van de tuinbouw-voorlichtingsdienst. 3.2 De bedrijfslaboratoria voor grondonderzoek t.b.v. de

tuinbouw.

3.3 Het verloop van het grondonderzoek vanaf de monstername tot het bemestingsadvies.

3.4 De gangbare methoden van grondonderzoek in de tuinbouw. 3.5 De toegepaste analyse-methoden.

4. Over de bemesting van anjers in Denemarken.

3. Enige indrukken opgedaan tijdens de andere bezoeken. 3.1 De Afd. Bodemvruchtbaarheid en Plantenvoeding. 3.2 Het Laboratorium voor Potproeven te Taastrup. 3.3 Het Statens Planteavls Laboratorium te Lyngby. 3.4 Het Statens fors^gsstation-Blangstedgaard. 5*5 Het bedrijf van Frandsen, Aved^re.

3.6 Het bedrijf van S. Andersen te Vedbaek. 3.7 De bloemenmarkt van Kopenhagen.

(2)

Verslag van een Deense studie-reis.

door ir.R. Arnold Bik en ir.J.Ch.v.Schouwenburg. 1. Van 7 september tot en met 14 september 1958 werd een reis

door Denemarken ondernomen, waarbij speciaal aandacht werd besteed aan de bemestingsgebruiken in de anjerteelt en het op dat terrein verrichte onderzoek. Andere objecten van studie vormden het grondonderzoek en het bemestingsadvies in de Deense tuinbouw.

Naast deze gerichte belangstelling ging de interesse ook uit naar meer algemeen georiënteerde bemestingsvraagstukken. Te-vens werd kennis genomen van de op de verschillenvinstellingen toegepaste chemische analyse-methoden.

2. De bezochte instellingen waren:

Ds Afdeling Bodemvruchtbaarheid en Plantenvoeding: Directeur Prof.Dr.F. Steenbjerg van Den kgl. Veterinaer-og Landboh^j- • skole te Kopenhagen. Het laboratorium voor Potproeven:

Direc-teur Dr. Jacobsen te Taastrup. Het Statens Planteavls-Labora-torium: Directeur Prof. K.A. Bondorff te Lyngby.

Het Almindelig dansk Gartnerforenings laboratorium, leider: M.G. Amsen, Anker Heegardsgade 2, Kopenhagen.

Het Bedrijfslaboratorium voor Grondonderzoek van de Tuinbouw-winterschool te S/$hus bij Odense.

Het Statens fors^gsstation Blangstedgaard: Directeur N.Dullum, Odense.

De volgende bedrijven werden nog onder leiding van 'de betref-fende consulent bezocht:

fa. S. Andersen te Vedbaek: potplanten.

fa. V. Jensen, Vilvorde, Charlottenlund: azalea en camellia, fa. C.H. Andersen, Hvodovre: anjers.

fa. S.P. Frandsen, Vanl^se ; vermeerdering van anjerstek, ro-zen, gerbera's.

fa. Stormly Hansen, Vanlj^se: vermeerdering van anjerstek. fa. Nielsen, Odense: anjers.

Tenslotte werd ook de bloemenmarkt te Kopenhagen bezichtigd. 3« Het grondonderzoek en de bemestingsadvisering in de Deense

tuinbouw.

3.1 De_organisatie van_de tuinbouwvoorlichtingsdienst^ . Het grondonderzoek en de bemestingsadvisering zijn zaken die

(3)

2

-in de Deense tu-inbouw zeer sterk aan de voorlicht-ingsdienst gelieerd zijn. Daarom is het wellicht"nuttig even bij de organi-satie *van deze laatste stil te staan. Hierbij treft het dade-lijk dat de voorlichting een volkomen particuliere aangelegen-heid is. Hij wordt namelijk geheel door de tuinders zelf

ver-zorgd en berust in handen van de algemene Deense tuindersbond (nlmindelig dansk Gartnerforening). Er is voor het gehele land slechts één st.aatsconsulent, die a.h.w. de verbindende schakel moet vormen tussen overheid en bedrijfsleven.

De particuliere voorlichtingsdienst ontvangt subsidie van de regering zodat deze langs indirecte v/eg toch invloed kan uit-oefenen op de gang van. zaken.

Het Deense tuinbouwgebied is onderverdeeld in vijf rayons of districten .welke elk naar gelang van belangrijkheid over één tot drie consulenten met een of meerdere assistenten beschik-ken. Deze tuinbouwdistricten zijn:

A: het gebied ten Oosten van de Grote Belt met het bureau te Kopenhagen.

B: het eiland Funen met het bureau te Odense. C: Zuid-Jutland met het bureau te Aagaard. D: Midden-Jutland met het bureau te Aarhus. E: Noord-Jutland met het bureau te Aalborg.

De consulenten zijn dus geen overheidsdienaren, zoals in Neder-land, doch functionarissen in dienst van de tuindersbond.

Zij houden zich voornamelijk bezig met het zuivere voorlichtings-werk en incidenteel een oriënterende praktijkproefje, waarvan de resultaten worden gepubliceerd in het Jaarboek van de bond: Arbog for Gartneri.

Een ander verschil met de Nederlandse omstandigheden is, dat de verschafte voorlichting niet kosteloos is. Komt de consulent namelijk op verzoek van een tuinder op zijn bedrijf advies geven, dan dient voor dat bezoek D.Kr. 20,- te worden betaald. Dit komt aan de kas van de bond ten goede. Een andere bron van inkomsten voor de Alm. Gartnei^forening vormt ook nog het grond-laborato-rium te Kopenhagen, dat eigendom is van de bond.

3.2 De bedrijfslaboratoria voor grondonderzoek t.b.v. de tuinbouw. In verband met de verstrekking van bemestingsadviezen zijn bij

(4)

3

-het voorlichtxüsöwerK enxge grondlaboratoria ingeschakeld. Deze zijn evenals de voorlichtingsdienst, particuliere instel-lingen, hoewel voor de oprichting een staatslicentie vereist is en zij zich voorts hebben te onderwerpen aan, van regerings-wege verstrekte voorschriften. Ten behoeve van de tuinbouw zijn vier laboratoria werkzaam. Slechts één is het eigendom van de Algemene Tuindersbond en is in hetzelfde gebouw met het consu-lentschap gehuisvest. In district B (Funen) treft men de toe-stand aan, dat het laboratorium aan de tuinbouwwinterschool te S^hus behoort en erdoor wordt geëxploiteerd. Het blijkt een winstgevend bedrijf te zijn. In organisatorisch opzicht staan de vier laboratoria geheel los van elkaar. Bij alle vier labo-ratoria worden dezelfde bepalingsmethodieken gebruikt, omdat dit één der voorwaarden is voor het verkrijgen van de licentie.

Hieronder volgt de capaciteit voor de onderscheidene laboratoria: Aantal monsters per jaar: Kopenhagen 10.000

S^hus 5.000 Aagaard 10.000 Slborg 5.000 Sinds kort heeft men een controle-uitwisseling van grondmonsters

tussen de vier lab's, waaraan eveneens het laboratorium van de Deense Heidemij te'Viborg deelneemt. In dit kader wordt door iedere deelnemer twee maal per jaar tien monsters aan de anderen rondgezonden; de leiders komen twee maal per jaar bijeen om de resultaten te bespreken.

3.3 Het verloog van het grond-onderzoek vanaf de monstername tot het bemestingsadvies1

Waar in Nederland het monsternemen gewoonlijk door een officiële monsternemer of een assistent van de R.T.V.D. geschiedt, pleegt in Denemarken de tuinder zelf dit werk te doen. De vereiste uit-rusting, v/elke door het bedrijf slab. wordt geleverd bestaat uit 1) een grondboor, die D.Kr. 4.50 kost, 2) een aantal genummerde kartonnen doosjes, 3) .een aantal vragenlijsten, 4) een

voor-schrift voor het monsternemen. Nadat het monder - overeenkomstig het voorschrift voor monstersteken - is gestoken (bij de glas-teelt: 20 steken per monster), wordt het in het kartonnen doosje

(5)

-- 4 --'

verpakt. Vervolgens wordt het, begeleid door de 'ingevulde vra-genlijst met de betreffende gegevens, per post naar het

be-drijf slab. verzonden. In Odense heeft het gebruik ingang gevonden om 's morgens de monsters aan de veiling af te geven, die voor

het'verdere transport naar het laboratorium te Sjzfous zorgdraagt. Na binnenkomst op. het lab. krijgt het monster dadelijk een loop-nummer. Zodra de analysecijfers bepaald zijn, worden deze naar de consulent doorgestuurd, die aan de hand hiervan een bemestings-advies opstelt. Wegens het ontbreken van een bemestings-adviesbasis moet hij hierbij uitsluitend op zijn ervaring en het gevestigde'ge-bruik vertrouwen. Tezamen met het analyse rapport wordt het be-mestingsadvies ten spoedigste per post naar de tuinder verzon-den. Een afschrift wordt in het archief van het consulentschap bewaard. Zodoende neemt de gehele procedure slechts vier tct vijf dagen in beslag hetgeen naar Hollandse begrippen een re-cordtijd mag worden geheten. Nochthans is de personeelbezetting van een laboratorium niet groot, naast de leider zijn er één

nogö '

of twee analisten, scmsveen bediende en een halve kracht voor de administratie.

3.4 De„g§ngbare methoden jran_grondonderzoek in_de tuinbouw^ In de Deense tuinbouw kent men twee soorten van grondonderzoek nl.:

a. het basis-onderzoek. h. het controle-onderzoek.

Ieder jaar bij de aanvang van het groeiseizoen wordt er een ba-sis-onderzoek van de grond verricht. Het dient dus in de eerste plaats om de voorraadbemesting te kunnen vaststellen. Het basis-onderzoek- wordt als voorwaarde gesteld voor het doen verrichten van het controle-onderzoek. Voor een doelmatiger verloop der laboratorium-werkzaamheden tracht men de tuinders ertoe te bewe-gen hun grondmonsters reeds voor Kerstmis in te sturen, een stre-ven, dat tot dusver echter slechts met matig succes werd beier o... Het onderzoek omvat: voor open grond: pH - HgO; K-index en

P-in-dex; voor kalkrijke grond: pH - H2O, K- en P-inP-in-dex; Mn-cijfer; voor kasgrond: pH - H2O; K- en P-index; Mn-cijfer en geleidings-vermogen. De volgende cijfers kunnen nog facultatief worden

(6)

5 -paald:

het organische stof gehalte; de kalkbehoefte ; borium en mag-nesium. Bij de advisering wordt de volgende toestand als opti-maal beschouwd:

pH-H20 : tussen 6.5 en 7.5 voor zwaardere gronden : tussen 6.0 en 7.0 voor lichtere gronden. K-index : tussen 10 en 15 voor open tuingrond

: tussen 15 en 20 voor kasgrond. P-index : tussen 8 en 12 voor open grond

tussen 15 en 20 voor kasgrond. Mn-cijfer: tussen 2.5 en 3.0 voor kasgrond.

Geleidingsvermogen: de maximaal toelaatbare waarde is 3.0 (voor augurk of zure grond 4.0).

De kosten van het basis-onderzoek bedragen voor open grond en kasgrond resp. D.Kr. 9.00 en D.Kr. 9.90.

Dit onderzoek wordt ingesteld ter verzekering van een zo doel-matig mogelijke overbemesting van het gewas. Bij intensieve kasteelten, zoals anjers en tomaten geschiedt het om de 14 da-gen. Het behelst de bepalingen van het geleidingsvermogen, de nitraatwaarde en de kali-waarde. Voor de potplantencultuur bovendien: pH-water en P-waarde. Men ziet een nitraat-waarde van 40 tot 80 en een kali-waarde van 40 tot 6o als optimaal.

De prijs voor het controle-onderzoek bedraagt D.Kr. 3.50 per keer.

3.5 De_toegep_aste analyse-methoden._

Wat de analyses betreft bestaan er tussen het basis- en het

controleonderzoek duidelijk aanwijsbare verschillen. Bij het basis-onderzoek worden de analyse-methoden van de grote bedrijfs-laboratoria, zoals het Planteavlslaboratorium te Lyngsby, toe-gepast, echter met dit verschil dat men niet uitgaat van een

gewichtshoeveelheid doch van een volume hoeveelheid grond.

Voor het controle-onderzoek worden echter "quicktests" gebezigd, welke van de "Spurway"-methode zijn afgeleid. Hieraan kan het

vlugge tempo, waarmede de analyses worden verricht worden toe-geschreven. Bij het basis-onderzoek wordt de grond vooraf bij 40 C gedroogd. De bepalingen verlopen in het kort aldus:

P-index : de extractie geschiedt met 0.2n zwavelzuur bij een uitschudverhouding van 1 : 25. Er wordt 2 uur geschud, waarna het fosfaat colorimetrisch wordt gemeten met molyb-_

(7)

-- 6 -- .

deen-blauw plus photorex reductor.

K-index : de extractie heeft plaats met O.^n ammonium-acetaat bij een uitschudverhouding van 1 : 10; de bepaling geschiedt met de vl&mfotometer; hierbij wordt het extract niet verdund. Mn-cijfer: geëxtraheerd wordt met 0.1n magnesium-nitraat in een

uitschudverhouding 1 : 5. . . •

Bij het controle-onderzoek wordt het drogen achterwege gelaten; voor de bepaling wordt een volume-hoeveelheid grond (20.5 ml) afgemeten in een bekertje. De gang van de analyse is als volgt:

De genoemde hoeveelheid grond wordt gedurende één uur mechanisch geschud met 18j? ml water. Na bezinken wordt in de bovenstaande vloei-stof het geleidingsvermogen gemeten. Vervolgens wordt 1 ml 25f°

ijs-azijn toegevoegd, een half uur mechanisch geschud en afgefiltreer In het filtraat worden de andere cijfers bepaald:

de nitraat-waarde met diphenylamine-zwavelzuur m.b.v. een spot-plate; de P-waarde d.m.v. molybdeen-blauw en photorex;

de kali-waarde met de vlamfotometer.

Algemeen wordt gesteld, dat de bij het controle-onderzoek verkregen K en P-cijfers ongeveer twee maal zo groot zijn als de

overeenkom-stige waarden van het basis-onderzoek. Van deze interpretatie wordt in ieder geval bij de advisering gebruik gemaakt.

Samenvatting.

In de Deense tuinbouw is men erin geslaagd op zuiver particuliere

grondslag een doelmatig systeem van grond-onderzoek annex bemestings-advisering op te bouwen, dat in de praktijk voortreffelijk blijkt

te voldoen. Vooral de snelheid, waarmee dit gepaard gaat, is indruk-wekkend. Dat dit uiteraard ten koste van de nauwkeurigheid der analyse-uitkomsten moet gaan, wordt door de betrokken instanties •

zeker wel ingezien. Dit nadeel neemt men echter op de koop toe, om-dat de kweker in de eerste plaats baat heeft bij een snelle service. Een belangrijke factor, die de snelheid en de kosten gunstig beïn-vloedt is het monsternemen door de kweker zelf. Ongetwijfeld zal diens actieve deelname in het onderzoekproces i.h.a. een positief effect uitoefenen op z'n belangstelling vóór en z'n houding tegen-over grond- en bemestingsvraagstukken. Voorts lijkt zonder de ge-noemde medewerking van de kweker de hoge frequentie van het controle onderzoek moeilijk bestaanbaar. Evenwel zijn er nog punten aan te

(8)

7

-wijzen, waarop zeker nog verbeteringen te bereiken zijn; zoals de onderlinge coördinatie der laboratoria en de standaardisering, van de analyse-methoden (basis- en controle-onderzoek).

Van urgent belang is ten slotte de vaststelüg vm een betrouw-bare adviesbasis.

4. Over de bemesting van Anjers in Denemarken

Als de procent van anjers als snijbloemen geniet Denemarken in Europa een grote vermaardheid. Velen zijn zelfs geneigd de kwaliteit der Deense anjers hoger aan te slaan dan die der Hollandse. Tot deze reputatie heeft in de eerste plaats de grote bekwaamheid van de Deense anjerkweker bijgedragen. Ook qua ontwikkelingspeil en algemeen inzicht zal hij zijn Hollandse collega tot voorbeeld kunnen strekken.

De Deense anjerteelt wordt merendeel op tabletten bedreven. Goeddeels is de voorkeur voor deze teeltwijze terug te voeren

op de grote voordelen, welke hij biedt bij de ziektebestrijding - een beslissend punt bij de anjerteelt. Toch worden er ook

anjers.gekweekt in de volle grond, voorwaarde hierbij is, dat de grond vers is.

Het tablet heeft een breedte van ca. 1,2^nen een hoogte van 20 cm, de zijwanden zijn van hout. De betonnen bodem ligt ongeveer 10 cm boven de begane grond, de ruimte ertussen is vrij. Deze bouw-wijze beoogt het op peil houden van een gunstige

bodemtemperatuur, hetgeen vooral in de winter van betekenis is. Voor hetzelfde doel zijn ook de verwarmingsbuizen laag boven

het grondoppervlak van de kas aangebracht; langs ieder tablet één.

In Denemarken wordt de anjer meestal op een zavelige grond van wisselende zwaarte geteeld (weinig humus (ca 3%) en een pH van 7.0-7.5), Ter informatie diene, dat in Aalsmeer doorgaans humusrijke kleigrond (10-20% humus) of venige grond ( 30SA humus) wordt gebruikt. Het verschil in grondsoort heeft gevolgen voor de duur van de teelt. Op de humusarme zavelgrond groeit het ge-was niet zo snel door als op de humusrijke opdrachtige grond.

Hiermede kan worden verklaard waarom een anjer-aanplant in Dene-marken drie, soms zelfs vier jaar wordt gehandhaafd, doch in

(9)

8

-Voor het klaarmaken van het plant-bed wordt veelal verse buitengrond gebruikt. Het stomen van de oude grond wordt slechts weinig toegepast in tegenstelling met Aalsmeer, waar het stomen algemeen in zwang is. In Denemarken heeft men echter niet te

kampen met een ernstig tekort aan deugdelijke opkweekgrond. Nadat de oude grond is verwijderd, ondergaat het tablet een grondige schoonmaakbeurt. Hierbij treden de genoemde voordelen van de tablettenteelt m.b.t. de ziektebestrijding aan de dag. De demontabele bodem en zijwanden worden, na goed te zijn

ge-reinigd, met fungiciden gedesinfecteerd...

Bij de volle grondteelt wordt de bovenlaag ter dikte van 4.5 cm vervangen door een verse akkergrond; doch een zo'n grote zekerheid, dat men zich zoals bij de tablettenteelt voor de volle honderd percent van alle ziektekiemen heeft ontdaan, kan hierbij toch niet worden verkregen. De voorraadbemesting wordt uiteraard op grond van de resultaten van het basis-onderzoek gegeven. Het gemiddelde beeld is als volgt: ten allen .tijde een stalmestgift van ca. 1 m? per 100 m2; voorts afhankelijk van de analyse-cijfers beendermeel of superfosfaat b.v. 6-8 kg, zwavelzure kali b.v. 3 kg of v/el een complete meststof zo-als A.S.F., Nitrophpska b.v. 8 kg. De fosfaatbehoefte van kalk-rijke zavelgrond kan soms aanzienlijk zijn (10 kg superfosfaat per 100 m2) . Ook wordt tijdens het planten nog extra 3 kg kalk-salpeter per 100 m2 gegeven met de bedoeling het gewas een groei-stimulans mee te geven. Streefwaarden zijn resp.: P-index 15-20, K-index 20-25. In de navolgeden zomermaanden wordt met het regel-matige controle-onderzoek een aanvang gemaakt; zoals bekend wordt hierbij een grondmonster om de 14 dagen genomen. Werkelijk

onmisbaar wordt het controle-onderzoek in het 2e en J>Q jaar,

wanneer het gewas wat zijn voedselvoorziening betreft, eigenlijk pas goed op de bijbemesting is aangewezen. Hierbij komt de

na-druk wel buitengewoon sterk op de stikstofbemesting te liggen. Deze periode van bijbemesting vangt aan medio februari en ein-digt medio september. Het is in de praktijk min of meer regel geworden om in dit tijdvak met tussenpozen van 14 dagen een stik-stofbemesting toe te passen. De gift per keer bedraagt gewoon-lijk 5 kg per 100 m2 voor de tablettenteelt en 3 kg per 100 m2

voor de volle grondteelt. Als meststof wordt zeer veel kalksal-peter of zwavelzure ammoniak gebruikt, soms ook kalisalp@ter.

(10)

. 9

-Over een geheel seizoen gesommeerd komt men op een totaal be-drag van ca 60 kg resp. 40 kg aan N-meststof. De kweker houdt voor zichzelf een gift van 0.5 kg N-meststof per m2 per

sei-zoen als maatstaf aan. De optimale nitraatwaarde in deze periode is 60-80. Dat de tablettenteelt een iets hogere gift behoeft dan de volle grondteelt staat wellicht in verband met de grote-re uitspoeling en daagrote-renboven met het geringegrote-re voor de planten-wortel beschikbare grondvolume. Vanaf medio september tot medio februari wordt er so goed- als geen stikstof meer gegeven, waar-door de. NO2-waarde in de grond terugloopt tot ca 20. Daarentegen tracht men de kali-waarde, die in het zomerseizoen op ca 20 lag, tot 40 op te voeren, waartoe men enige malen een gift van 3 kg zwavelzure kali per 100 m2 per keer toedient. Opgemerkt kan nog worden, dat men in Denemarken, althans bij de anjerteelt, nog vrijwel uitsluitend met de slang water geeft. Om de grond tegen structuurafbraak door de krachtige waterstraal te behoeden wordt de grond steeds zorgvuldig met een afgesloten laag van stalmest of gecomposteerd stro ter dikte van ca 5 cm afgedekt. Zoals bekend is deze humusarme lemige grond zeer gevoelig voor

structuurbederf. De bovengenoemde bemestingsgiften zijn in Hollandse ogen verbazingwekkend hoog. In Aalsmeer b.v. geeft men in het 2e jaar slechts het vijfde tot één kwart van de boven-beschreven stikstofhoeveelheden. Afgezien van het verschil in teelt-omstandigheden tussen beide landen kan men zich enerzijds afvragen of het bemestingsniveau (i.e. stikstof) in de Holland-se anjerteelt veel te laag is en anderzijds of de extreem hoge

stikstofgiften in Denemarken inderdaad wel verantwoord zijn. In dit licht bezien is de volgende bemestingsproef, in 1957 verricht op het bedrijf van Frandsen te Aved^re vermeldenswaard. De ge-gevens zijn ontleend aan de Srbogfor Gartneri 1957: Begindatum 1-4-1957; proefgewas éénjarige anjers (plantdatum 8-6-1956) op tablet. Grondanalysecijfers op 27-2-1957: pH 8.0; geleidingsver-mogen 3.0; NO o-waarden 80; K-waarde 18; P-waarde 24. De

behan-delingen waren: A. Controle.

B. Totaal 18 kg ammonsalpeter per 100 m'. C. Totaal 36 kg idem.

D. Totaal 54 kg idem.

E. Totaal 72.1 kg verenmeel per 100 m2.

(11)

10

-De meststofhoeveelheden werden in de proefperiode t.w. van 1-4 tot 1-11-'37 in etappes verstrekt n.l. om de 14 dagen en voor B,C,D en'E een gift van resp. 1, 2, 3 en 4.3 kg per keer per 100 m2; van 18-6 tot 26-8 werden deze hoeveelheden ver-dubbeld. De proef lag in tienvoud; het vakoppervlak was 5.6 m2. In.tabel 1 staan de totaal-cijfers over de gehele proefperiode weergegeven.

, Tabel 1.

De bloemperiode van 1-4 tot 1-12-1957» Behandeling

Aantal bloemen per vak Aantal bloemen per m2 Totaal aantal bloemen Verhoudingsgetallen

We zien voor B, C, D en E respectievelijk een meeropbrengst van 13, 16, 18 en l4°/o. In feite zeggen deze over de totale periode gemiddelde cijfers niet veel omtrent de werking der in etappes gedoseerde meststofgiften. Daarom werden de opbrengsten en ver-houdingsgetallen nog per maand gespecificeerd. Deze cijfers staan in tabel 2.

Tabel 2.

De bloemproductie per maand gespecificeerd.

A B C D E Vak- Verh.Vak Verh Vak Verh Vak Verh Vak Verh

opbr getalopb.getal opb.getal opb.getal opb. getal A 1290 230 12899 100 B 1464 261 14641 113 C 1498 268 14983 116 D E 1528 1466 273 262 15278 14655 118 114 A p r i l 111 M e i 216 J u n i 150 J u l i 234 Augustus362 Septemb.1 39 O k t . 52 Novemb. 26 100 100 100 100 100 100 100 100 113 211 163 272 431 161 69 44 102 98 109 116 119 116 133 169 112 219 158 272 454 168 64 41 101 101 105 -116 125 121 123 158 111 215 158 282 48'0 182 61 39 100 99 105 122 133 131 117 150 102 202 155 262 458 177 66 44 101 94 103 112 127 127 127 169 Naar aanleiding van tabel 2 kunnen de volgende opmerkingen worden gemaakt:

a. Van werkelijke meeropbrengsten der behandelingsvakken is eerst sprake in de 3e maand (=juni). Dit hangt waarschijnlijk

(12)

11

-samen met het hoge aanvangsniveau van stikstof bij de controle-vakken (zie bovenvermelde analyse-cijfers).

b. Naarmate de tijd verstrijkt, wordt het behandelingseffect sterker. Enerzijds is dit toe te schrijven aan de voortschrij-dende verarming der controle-vakken, anderzijds aan de stik-stof-accumulatie in de behandelingsvakken.

c. Wat de drie trappen met kunstmest-stikstqf aangaat, in de drie maanden juli, augustus en september is er een duidelijk positief verband waarneembaar tussen de hoogte van de meerop-brengsten en de grootte van de meststofgift. Het sterkst geldt dit voor de maand augustus - tevens de maand met de hoogste

bloemenproductie - waarbij de meeropbrengst van B, C, D resp. was 19, 25, 33$. Voor oktober en nog sterker voor november .

vindt men echter een negatief verband tussen meeropbrengst en stikstofgift; de volgorde is hier wat meeropbregst betreft B C D. Vermoedelijk is allengs bij C en D een teveel aan stikstof gaan optreden.

d. De bemesting met verenmeel geeft vooral in de laatste maan-den een zeer goed en daarenboven constant effect. De aanloop-periode is echter betrekkelijk lang. Resumerende kan worden gesteld, dat de hoogste kunstmest-stikstofgift tot eind septem-ber zéér effectief is, daarna niet meer. Dat betekent, dat men volgens D stikstof moet doseren tot ongeveer eind augustus en daarna de stikstofvoorziening beter kan staken. Min of meer stemt dit overeen met de praktijk, waar nu half september ook geen stikstof meer wordt gegeven. Volgens D is van 1 april tot eind augustus 45 kg ammonsulfaatsalpeter per 100 m2 gegeven (=ca 72 kg kalksalpeter). Uit deze proefresultaten kan dus niet worden geconcludeerd, dat de stikstofbemesting in de praktijk bij anjers in Denemarken (ca 50-60 kg kalksalpeter per 10Q§ per groeiseizoen) op een onverantwoord hoog niveau ligt.

Samenvatting;.

In de Deense anjerteelt wordt in het groeiseizoen gewoon-lijk 'om de 14 dagen een stikstofgift verstrekt (3-5 kg kalksal-peter per 100 m2). Het blijkt, dat deze stikstofberaesting op een 4 tot 5 maal zo hoog niveau ligt als in Holland gebruikelijk is. Aan de hand van proefrésultaten kan worden aangetoond, dat de hoge stikstofbemesting in Denemarken niet op een onverantwoord

(13)

12

-hoog niveau ligt. Het voorgaande geeft reden om een onderzoek in te stellen naar de vraag of men in Holland bij de huidige

stikstofgiften in.de anjerteelt reeds het optimale peil heeft bereikt.

5* Enige indrukken opgedaan tijdens de andere bezoeken.

5.1 De_Afdi Bodemvruchtbaarheid enJPlantenyoeding van deJLand-bouwhogeschool_te Kop_enhagen;

Bij de rondgang door het laboratorium en proefterrein onder leiding van de assistente van Prof. Steenbjerg: Mevr. Boken kwam o.m. het volgende naar voren:.

In alle laboratoria, die zich bezighouden met het doen van potproeven is één uniforme pot in gebruik. De cylin-drische pot heeft een doorsnede van ongeveer 30 cm en een inhoud van 20 liter. Een speciale voorziening is getroffen voor het watergeven. Dit geschiedt via een buis, die langs de buitenwand van de pot is aangebracht en uitmondt in de bodem van de pot, waar een aantal radiaal opgestelde openin-gen-zorgdraagt voor een gelijkmatige distributie van het water. De pot zelf is opgebouwd uit twee met elkaar versmol-ten lagen plastic (PVC), een zwarte laag binnen en een witte buiten. De stijfheid alsmede de prijs per pot (j'. 45,—) kun-nen als aanzienlijk worden gekwalificeerd. Door de grote in-houd van de pot zouden de planten zich gedragen alsof ze in de volle grond staan.

De watergift wordt geregeld naar het dagelijks gewichts-verlies van de pot. Om het vele en vooral vermoeiende

ver-sjouwen van de potten tijdens het wegen te voorkomen maakt men gebruik van de volgende werkwijze:

De potten zijn in lange rijen op ca 75 cm hoogte zodanig op rails opgesteld, dat bij iedere pot het centrale deel van de onderzijdse van de bodem vrijblijft; dit met het oog op het wegen. Onder deze potten rijdt - een etage lager en eveneens op rails - een speciaal geconstrueerde weegschaal, die met glijgewichten werkt. M.b.v. een hefboom kan men het weegta-blet tegen de onderzijde van de zich erboven bevindende pot plaatsen en vervolgens de pot omhoog bewegen. Nu staat hij vrij en men hoeft alleen nog zijn gewicht af te lezen.

(14)

13

-Met Mevr. Else Boken is door de tweede auteur nog uitvoerig

van gedachten gewisseld over sporenelementenproblemen. In Dene-marken zijn vooral het mangaan- en kopergebrek van belang.

Haar oordeel over de ten onzent gebruikte reduceerbare mangaan-bepaling.was niet gunstig, hoewel zij hier geen directe erva-ring mee heeft. Zij vindt een zeer goede correlatie tussen haar opbrengsten en haar mangaangehalten in behoeftige gronden. Hier* bij wordt gebruik gemaakt van de mangaanbepaling volgens Steen-bjerg (Tidsskr. Planteavl 39; 1933; 401), waarbij de grond wordt

gepercoleerd of geschud (1 : 20; gedurende 1 uur) met magnesium-nitraat. De bepaling geschiedt colorimetrisch na oxydatie tot permanganaat met zilvernitraat als katalysator.

Volgens Mevr. Boken is de teleurstelling met de normale mangaanmethode te wijten aan de volgende factoren:

a. te langdurige opslag van het monster (PI. & Soil; 1958; 2é>9) , waardoor binnen 10 dagen het mangaancijfer ernstig oploopt, waarschijnlijk ten gevolge van reductie van het aanwezige mangaan (mogelijk door microörganismen);

b. het steken van het monster op een minder juist tijdstip. Dit hoort n.l. te gebeuren als de planten ongeveer 60 dagen oud

zijn daar dan de grootste behoefte aan mangaan bestaat.

De koperbepaling geschiedt chemisch en is vrij ingewikkeld. Na het uitschudden met HCl moet de pH van het filtraat precies

2 zijn. Aangezien dit moeilijk is te verwezenlijken, worden al-tijd twee monsters tegelijk uitgeschud met HCl ca 1 n (bij een uitschudverhouding van 1 : 4 gedurende 1 uur met 20-25 omwente-lingen per min), waarvan de titer zodanig is gesteld, dat van het ene monster de pH varieert van 2.0-2.2 en van het andere

van 1.8-2.0. In beide filtraten wordt het kopergehalte bepaald, waarna wordt geïnterpoleerd naar pH 2.

100 ml van het filtraat wordt in een pyrex-schaaltje op waterbad ingedampt tot 50 ml. Afkoelen onder een horlogeglas. Inmiddels staat klaar een scheidtrechter, waarin 15 ml C C l4 en

10 ml koperreagens (Na-di-aethyldithiocarbaminaat 0.1°/.). Dit reagens is zonder voorzieningen wekenlang houdbaar. De inhoud van het pyrexschaaltje wordt aangevuld met 10 ml 0.5 molair

ammonium-citraat en 3 ml6 molair ammonia, waarna wordt overge-bracht in de scheidtrechter. Het schaaltje wordt uitgewassen met

(15)

14

-2 x 5 ml ammoniumcitraat 0.5 m. Ook dit wordt in de

scheid-trechter overgebracht. Op stopwatch wordt 2 minuten geschud. Treedt in enkele gevallen geen scheiding op dan kan 4 ml 1,25 n

zwavelzuur worden toegevoegd; 1 minuut schudden. Vervolgens toevoegen 25 ml 0.5 m ammonia, 45 seconden schudden en affil-treren in 25 ml maatkolf. Indien niet direct wordt gemeten be-horen de maatkolven in het donker te worden bewaard. Mocht een neerslag optreden dan iets verhitten. Er wordt gebruikt gemaakt van een standaardoplossing van 5 dpm Cu, die wordt bereid door verdunning van een moederoplossing van 100 dpm Cu (uit CUSO4. 4aq) .

Eveneens door de tweede auteur werden met prof. Steenbjerg de mérites van diens S-curve theorie besproken in het bijzonder m.b.t. het tuinbouwkundig onderzoek in Nederland. In de loop van deze discussie trad wel duidelijk naar voren, dat deze theorie, indien juist, (hieraan wordt dezerzijds niet getwijfeld), de onderzoeker een methode verschaft om langs chemisch analytische weg elementen-gebreken van de plant op te sporen.

In dit verband werd tevens van gedachten gewisseld welke aanpak gevolgd dient te worden voor het probleem van rand in kool.

5.2 Het Laboratorium voor Potproeven te Taastrup.

Dit is een onderzoekinstantie, welke zich enerzijds bezighoudt met zelfstandige proefnemingen (potproeven) en anderzijds de gewasanalyses verricht voor de staatsproefvelden. Het hypermo-derne laboratorium, dat staatseigendom is, bestaat pas een jaar. Men was druk bezig met de analyse van gewasmonsters (haver)

af-komstig van een meerjarige bemestingsproef in Jutland, welke als object had:

de rijen-bemesting met superfosfaat.

De trappen waren: 0 25 50 100 200 400 800

-lé00 - 3200 kg superfosfaat per ha. Hieroverheen waren gelegd de behandelingen: toediening langs iedere rij, om de twee rijen en om de drie rijen. Met behulp van P^2 zou worden nagegaan: de verplaatsing van het fosfaat tussen de rijen en de nawerking. Vorig jaar had de hoogste fosfaatgift (3200 kg per ha) de maxi-mum-opbrengst gegeven. In een andere proef eveneens in Jutland, werd het effect van magnesium bij haver onderzocht, speciaal

(16)

15

-met het oog op de interactie -met fosfor. Men had n.l. gemerkt,

dat bij de hoge superfosfaatgiften magnesiumgebreksverschijnse-len optraden. Een veldje, dat vorig jaar een gift van 200 kg

superfosfaat per ha had ontvangen doch dit jaar niets, vertoonde bij een gift van 36OO kg superfosfaat per ha een sterke

opbrengstdepressie. De magnesiumtrappen van dit jaar waren: 0 -500 - 1000 kg magnesiumsulfaat per ha. Gegevens over de resul-taten waren echter nog niet voorhanden.

5.3 Het Statens Planteavls JLaboratorium tej^yngbjr.

De werkzaamheden van het laboratorium vallen in vier delen uiteen t.w. : a. grondonderzoek, b. gewasonderzoek, c. een biolo-gische en d. een statistische afdeling. Het instituut heeft een dependance te Vejle (Jutland), dat zich echter alleen bezig houdt met het analyseren van grondmonsters.

Het instituut analyseert uitsluitend de officiële proeven, die worden opgesteld door een "State board", of de proeven van

het instituut zelve. De "Stata board" heeft een 13-tal proefvel-den onder zijn beheer.

De grondanalyses betreffen de volgende analyses:

" a. pH zowel in water als in KCl, waarbij merkwaardigerwijze geen gebruik gemaakt wordt van de glaselectrode maar van de water-stof electrode.

b. P-index; de extractie geschiedt met 0.2 n zwavelzuur bij een uitschudverhouding van 1 : 25 (2 uur schudden), waarna voor de colorimetrie gebruik gemaakt wordt van de molybdeenblauw-methode met de photorexreductor;

c. K-index; extractie met 0.5 n ammoniumacetaat bij een uitschud-verhouding van 1 : 10; de bepaling geschiedt met een vlamfoto-meter van eigen constructie; het extract wordt verder onver-dund voor de vlamfotometer gebruikt;

d. soms wordt chloride bepaald in een waterig extract met de Ag-AgCl-electrode;

e. soms Na in het K-extract, eveneens met de vlamfotometer; f. de Zn-bepaling geschiedt polarografisch;

g. de Cu-bepaling geschiedt in een extract met HCl (waarbij de eind pH precies 2 moet zijn) met behulp van Na-diaethyl-di-thiocarbaminaat;

h. Mo wordt bepaald met K-thyocyanaat;

i. B volgens Riehn in een kokend water extract;

(17)

1b

-j. Mn in een 0.1 m magnesiumnitraat extract met een uitschud-verhouding van 1 : 5 (er dient de aandacht op gevestigd te worden dat het hier geen voorschrift betreft en dat de spre-kers meermalen de indruk wekten niet al te zeker te zijn van hun gegevens; eerder is een mangaanbepaling besproken waarbij gebruik genaakt wordt van een andere uitschudverhou-ding en van een andere concentratie van het magnesiumnitraat dan ons door de woordvoerder: de Heer Jensen is opgegeven, terwijl het vrijwel zeker is dat het gaat om precies dezelf-de methodezelf-de), het mangaan wordt colorimetrisch bepaald door oxydâtie met persulfaat tot permanganaat met Kg-nitraat als katalysator;

k. de adsorptiecapaciteit wordt bepaald door percolatie met ammoniumacetaat, uitwassen met alcohol, verdringen met een mengsel van NaCl en NaOH en bepalen van het ammoniak-ion vol-gens Kjeldahl

Granulometrisch onderzoek wordt vrijwel niet gedaan.

Van de methoden voor de gewasanlyse werd een slecht inzicht verkregen, daar taalmoeilijkheden een grote rol gingen spelen. Een voornaam deel van het werk lijkt te bestaan uit

ensilage-proeven, waarbij de kwaliteit van het produkt in het laboratori-um wordt nagegaan. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de chroraa-tografie voor de bepaling van het gehalte aan capron-valeriaan-, boter-, propion- en melkzuur.

Ook hier'geldt weer, dat de bepalingen alleen gedaan worden voor rechtstreeks onderzoek. Anorganische analyses aan gewas-monsters geschieden na verassen, opnemen in HCl, afroken, opne-men, filtreren en wassen. De methoden zijn voor zover nagegaan en begrepen gebaseerd op de gravimétrie (b.v. K ra.b.v. Pt-chlo-ride; P volgens Lorenz, enz.).

Voor de apparatuuruitrusting van het laboratorium kan ver-wezen worden naar de uitgave van de OEEC: "The organisation and rationalisation of soil analysis".

5.4 Het Statens fors^gsstation^Blangstedgaard^

Het bezoek aan dit proefstation, dat op instigatie van de consulent Christian Fich geschiedde, bracht ons in contact met de heer Erik Poulsen. Onderwerp van studie vormen fruitteelt-vraagstukken. Het proefterrein is 40 ha groot. Bezichtigd werden

(18)

-- 17 --.

o.m.: een stikstoftrappenproef met jonge appelbomen op verschillende grondtypen. De stikstoftrappen waren: 0 500 -1000 en 2000 kg kalksalpeter per ha.

De grond-typen waren:

A. grond van het eigen terrein (zwaar; humusarm); B. mengsel van $0% grond van A + 50f« turfstrooisel; C. grond uit Jutland (licht; humusarm);

D. mengsel van j?of« grond van C + 5of» trufstrooisel;

Op de zuivere grond-typen (A en.C) was in het geheel geen.stik-stof effect te zien; integendeel, het blad vertoonde bij de hoog-ste giften een gelige tint waarschijnlijk als gevolg van gloei-restschade. Daarentegen was het stikstof-effect op de grondmeng-sels (B en D) zeer duidelijk- oplopend van de laagste tot de hoog-ste gift. Men was de mening toegedaan, dat deze resultaten op basis van het C/N-quotient dienen te worden verklaard. De opzet van een andere proef met jonge appelboompjes in ingegraven bak-ken was de vaststelling van de optimale K-index in grond van

het sigen proefterrein. De aangelegde K-index-niveau's waren: 4; 8; 12 en 16. De tot dusverre verkregen gegevens geven de

indruk dat de optimale K-index zich ongeveer bij 6 moet bevin-den. In de boomgaarden op Blangstedgaardjord heeft men de beste ervaringen echter bij een K-index van 16 en op Hornungjord bij

Vorig jaar waren tevens proeven gedaan met isotopen om na te gaan welke lagen in de grond van speciaal belang zijn voor de opname van een bepaald ion. Daartoe zijn Ca-Rb- en P-isotopen op verschillende diepten in de grond geïnjecteerd. Uit deze proeven is gebleken, dat de laag van 20 cm (bij appel) van overwegend be-lang is voor de opname van het Ca en Rb, terwijl de P op 40-60

cm diepte van grote invloed is voor ' de plant.

De gebruikte analyse-methodieken komen grotendeels overeen met de reeds genoemde. NH4 wordt middels Kjeldahl bepaald. Door een monster gedurende 12 uren met een toevoeging van titano-sulfaat weg te zetten is men in staat ook het nitraat als ammoni-ak te bepalen. De omzetting is vrijwel kwantitatief.

De magnesiumbepaling geschiedt vlamfotometrisch, waarvoor de Beekman DU met fotomultiplier wordt gebruikt bij een golflengte

van 258 mu. Een halve gram gewas wordt bij 470-480° C gedurende 4g uur verast. De as wordt met 2.5 ml aq. dest. overgebracht in

(19)

18

-een maatkolf waarna 10 ml 1.5 n salpeterzuur wordt, toegevoegd. Verhitten tot bijna 100 graden (om de silicaten te ontleden!). Afkoelen en aanvullen tot 50 ml. Filtreren en bepalen. De stand-aardreeks heeft eveneens een 0.3 n HNC^-milieu waaraan zoveel K, Ca, Na en P is toegevoegd als in het gewasmonster wordt vermoed. Op deze wijze kan voor 37-5 dpm Mg (hoogste van de

standaard-reeks) 100 schaaldelen worden genoteerd. Zoals is te verwachten heeft bij deze methode de laagste standaard (0 dpm Mg) echter reeds een uitslag van 50 schaaldelen.

3*3 Het bedrijf _van_Fransenx Aved^re.

Dit is een reusachtig bedrijf van naar schatting 7 ha onder glas. Voornamelijk houdt men zich bezig met de vermeerdering van anjerstekken, doch daarnaast teelt men allerlei bloem-teeltgewassen. Belangwekkend is de rozenteelt, welke hier op tafels geschiedt. Deze zijn 1.25 m breed en 20 cm diep. en

liggen met hun bodem boven de begane grond. Zodoende itJ een vrije luchtcirculatie onder de tafel mogelijk, hetgeen men met het oog op het instandhouden van een goede bodemtempera-tuur van groot belang acht. De wanden der tafels zijn van hout. Het rassen sortiment wijkt enigszins af van het Hol-landse: Geheimrat Duisberg, Tawny Gold, doch ook Rapture, Poinsettia, Wanda (deze laatste treft men in Aalsmeer

praktisch niet meer aan). De teelt duurt slechts drie tot vier jaar. Als tabletgrond wordt meest een verse akkergrond (z&velig) gebruikt, uan de bemesting wordt, zoals doorgaans in de Deense bloemisterij door de kweker grote aandacht ge-wijd. Naast de deur, die toegang tot de kas verschaft, be-vindt zich een lijst, waarop nauwkeurig alle feiten m.b.t. de bemesting wordt bijgehouden. Als voorbeeld volgt hier-onder het schema vanaf januari 1958 voor een kas met Tawny Gold: het gewas was drie jaar oud en voor het laatst

inge-snoeid op 30-12-1957. (Zie lijst bemestingsgegevens volgende Humusiline is een product, bestaande uit afvalstoffen van de peniciline-fabricage vermengd met turfstrooisel. Het wordt niet doorgespit, doch slechts oppervlakkig op de grond neergelegd. Bezien we onderstaande lijst, dan kunnen we constateren, dat in de zomer maandelijks wordt bijgemest met zwavelzure ammoniak. Evenals bij anjers dus wordt in He

(20)

19

-Lijst met bemestingsgegevens voor kas met Tawny Gold. Uitslagen maand, grond analyse

Dat. gel. verm. 13/2 .1.6 19/3 2.2 29/4 2.9 20/5 2.7 23/6 2.9 28/7 2.4 25/8 2.4 nitraat waarde 90 30 50 60 100 90 30

K

waarde 20 24 30 35 39 30 35 pH 6.2 6.1 6.0 6.1 5.9 5.5 6.0

P

waarde 45 40 39 37 40 23.3 46

Dat. Hoeveelheid meststof, 13/1 3 kg Z.A. per are

7/5 ca 1 ton stalmest

p/are 12/6 3 kg Z.A. per are

17/7 3 kg Z.A. per are 23/8 3 kg Z.A. per are

2/9 150 kg Humusiline

p/are

rozenteelt ook intensiever bijbemest dan in Holland. Desondanks is de indruk, dat de rozen er minder florissant bijstaan dan nor-maal is met de rozen in Aalsmeer. Het feit, dat de rozen hier op

tafels worden geteeld, zal er wel niet vreemd aan zijn. Ofschoon de pH van de bodem niet hoog, zelfs aan de lage kant is, wordt veel

last ondervonden van ijzerchlorose. Vorig jaar in augustus had men 3-5 kg ijzerchelaat per are aan het zieke gewas toegediend met volgens zeggen afdoend resultaat. Het betrof hier een fabri-kaat van Du Pont; de naam was helaas niet meer precies bekend

(waarschijnlijk Ferrogreen of Permagreen). Thans was echter weer een begin van chlorose merkbaar.

5.6 Het bedrijf van S. Andersen te Vedbaek.

2

Dit is een potplantenbedrijf van ca 3000 m . Hoofdzakelijk wor-den er bladplanten geteeld; het sortiment is zeer groot: Aphe-landra, Croton, Ficus, Abitulon, Kalanchoë, varens, etc. Er konden vele symptomen van ijzergebrek aan allerlei gewassen wor-den geconstateerd. Buiten bevond zich een composthoop bestaande uit een mengsel van 50^ sphagnum en 50f<> oude koemest. Het duurt een jaar eer het materiaal geschikt wordt geacht om als bestand-deel in het gewone potgrondmengsel verwerkt te worden. Volgens de opgave van de kweker bestaat dit laatste uit: 2 delen compost, 1 deel bladgrond, 1 deel verse naaldengrond, 1 deel akkergrond en 1 deel zand.

(21)

20 -5.7 De bloemenmarkt teJKopenhagen.

De markt, die van 7-9 uur 's morgens plaats heeft, bevindt zich op een grootlplein midden in Kopenhagen. Alle bloemiste-rijbedrijven rondom de hoofdstad verkopen hier hun producten. In feite is de naam bloemenmarkt onjuist, want er wordt

even-eens handel gedreven in groente en fruit. Van een veiling-systeem, zoals in Holland'gebruikelijk is, is totaal geen sprake. Iedereen kan er terecht, de grossier en de winkel-lier zowel als het publiek.

Het is vooral de gevestigde kweker met een vaste en meestal gunstig gelegen standplaats op de markt, die zich

verzet tegen de invoering van een efficiënter verkoopsysteem. Hij koestert namelijk de vrees, dat hij minder goede zaken

zal maken als het veilingsysteem wordt ingevoerd, want dan .heeft iedereen gelijke rechten. Voorts zou ook nog een rol

spelen de overweging, dat door het noteren van de inkomsten der tuinders de fiscus een juister beeld van het inkomen der betrokkenen zou kunnen krijgen. Een poging van de jonre tuinders, die zich vooral gedupeerd voelen door het ge-mis aan een vaste standplaats, om een veiling in het leven te roepen is mislukt door de sterke tegenwerking van de an-dere partij.

Nabeschouwing.

, Het is een moeilijk te loochenen feit, dat de hoge stand .van de Deense tuinbouw voor een niet gering deel te danken

is aan het voortreffelijk georganiseerd grondonderzoek ten behoeve van de praktijk. In het bijzonder de buitengewone snelheid, waarmede het bemestingsadvies tot stand komt, is benijdenswaardig. Voorts kan aan het frequente controle-onderzoek met het oog op een doelmatige bijbemesting van kas-gewassen zeer grote waarde gehecht worden. Navolging van deze methode zou voor de intensieve kascultures in Holland zeker overweging verdienen.

Dat de tuinder nog een actieve rol bij het grondonder-zoek vervult, mag als psychologische factor niet worden on-derschat.

(22)

21

-T.a.v. de particuliere grond-laboratoria mag de vraag worden gesteld of de onderling te geringe binding op den

duur geen ongunstige consequenties zal hebben voor de goede functionering van het grond-onderzoek. In dit verband dient ook gewezen te worden op de aanwezigheid van het winst-ele-ment, die de neiging in de hand zou kunnen werken in

beslis-sende situaties de commerciële aspecten boven de wetenschap-pelijke te laten prevaleren. Er zijn echter aanwijzingen, dat de overheid voornemens is gaandeweg wat meer regelend op dit terrein op te treden.

Kenmerkend voor de Deense anjerteelt zijn de regelmatige, kort op elkaar volgende bijbemestingen met stikstof (5kg kalk-salpeter per are om de 14 dagen) met de extreme totaalgift per groeiseizoen van ca 60 kg kalksalpeter per are. O.i. komt dit hoge verbruik niet zo zeer voor rekening van de feitelijke

meststof-onttrekking door het gewas als wel van de aanzienlijke uitspoelingsverliezen. Deze houden weer verband met het zeer omvangrijke watergebruik in de zomer, de aard van de grond (niet zwaar en humusarm) en de teelt op tabletten. Recente ei-gen waarneminei-gen hebben het belang van deze uitspoelingsverlie-zen bevestigd: op anjertabletten kunnen de grond-analysecijfers in de zomer binnen een kort tijdvak zeer sterk teruglopen als

gevolg van het intensieve watergeven. In dit licht bezien is de waarde van het controle-onderzoek evident.

Kan geconstateerd worden, dat de bemestingsgewoonten bij anjers op een hoog peil staan, teleurstellend is het te moeten vaststellen, dat er aan wetenschappelijk speurwerk op het ter-rein van de voedingsbehoeften van de anjer en de invloed van de andere factoren (b.v. licht), vrijwel niets is gedaan, ^an ge-was-analyses heeft men zich tot dusverre niet gewaagd. Ook de

z.g. "tissue tests" worden niet toegepast. Het welslagen van deze reis naar Denemarken en de vlotte afwerking van het over-laden programma is voornamelijk te danken aan de voorbereiding

en de verdere bemoeienissen van de adjunct-landbouw attaché te Kopenhagen: ir. B. Westenberg.

Bijzondere erkentelijkheid zijn we ook verschuldigd aan de heer M. Amsen, leider van het grondlaboratorium te Kopen-hagen, met wie we uitvoerig van gedachten hebben gewisseld en die ons boven^dien twee en een halve dag als gids en tolk in de

(23)

22

-Deense hoofdstad terzijde heeft gestaan.

Voorts mogen we nog vermelden de consulenten Poul Dahl en Christian Fich, die zich gedurende onze bezoeken aan bedrijven resp. bij Kopenhagen en bij Odense als uitnemende gastheren de-den kennen, ' '

Z

\W^

1)

een K-index-eenheid komt overeen met 47 kg. u i t w i s s e l b a a r K20 p e r ha d . i . 1.j>6 mg. K per 100 gram grond.

een P - i n d e x - e e n h e i d met 200 I g P20^ per ha d . i . 8 mg P2O5 per 100 gram grond.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

van der Molen uit Utrecht te benoemen tot lid van de Raad van Toezicht van de Stichting Minkema College voor openbaar voortgezet onderwijs in Woerden en omstreken, met ingang van 10

a) De aspecten veiligheid, doorstroming, volksgezondheid, duurzaamheid, economie en financiën komen nadrukkelijk aan bod. b) Bij het opstellen van deze visie wordt met ondernemers

Aldus besloten^doörľde raad van de gemeente WoerderKĩn zijn 5uden op 5 novembej/2015.

Voor het verstrekken van een uittreksel van een document of een samenvatting van de inhoud van een document op grond van artikel 7, eerste lid, onder c van de Wet openbaarheid

Voor bouwwerken die niet in de &#34;kengetallenlijst toetsing bouwkosten gemeente Woerden&#34; zijn genoemd of hiervan in belangrijke mate afwijken, wordt als uitgangspunt voor

Aldus besloten doorjie raad van de gemeente Woerde/íln zijn op^tibäŕēv^ŗg^déring, gehouden op 29 septemtei^2016. •e griffier

het bestemmingsplan 'Barwoutswaarder 49b' met de digitale planidentificatie NL.IMRO.0632.barwoutswaarder49b-bVA1 vastte stellen;2. dat het niet noodzakelijk is om een

te verklaren dat er geen provinciale dan wel rijksbelangen met dit plan gemoeid zijn en de minister en gedeputeerde staten te verzoeken de termijn voor een reactieve aanwijzing voor