• No results found

De wordingsgeschiedenis van Schouwen-Duiveland en Tholen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De wordingsgeschiedenis van Schouwen-Duiveland en Tholen"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

JT/ ƒ /. /.?/ / / ^-. ƒ>//. ?'*• 2)

SHOAH* VOO« BOMMKMtlKiKvi WAGENINGÊN

BIBLIOTHEEK

DE WORHDfGSGJBSOBlJgDllîlS im SGHOÖWSN-DUITELAND

EK THOLEN

Samengesteld door I r L.A.H, de Smet en

A« TOB Biest naar gegevens van I r S . ï . Kuipers

fiUuf*fr*d #*. tfy

f.

In net Boreaal (7000-S©©© v.Chr.) heeft in d i t

ge-bied veen vom ing plaats gehad. Dit veen s t a a t nu bekend a l s

"veen op grote diepte". We vinden d i t In Zeeland op diepten

tussen 7 en 1? m - N.A.P» Op de overgang van Boreaal en Atlan<

tleum (£ 5000 v.Chr.) vond een transgressie p l a a t s . Eet veen

werd overstroomd door de zee en deze zette het z.g.

"oud-Holo-eene Wadzaad

w

af t e r dikte van i 15 m. Het veen werd tijdens

deze afzettingen sterk samengeperst. D© "Oude Blauwe Zeeklei"

ontstond door de verlanding van d i t waddenlandsohap ten

gevol-ge van de vorming van een schoorwal: "het Oude Duinlandsohap",

Na deze ver landing vormde zich veen op de Oude Blauwe Zeeklei,

Dit geschiedde omstreeks 1800 v.Chr. Omstreeks het begin onzei

j a a r t e l l i n g werd d i t veen weer door de zee aangetast. Het wer^

bedekt met een laag jonge zeezand- en jonge zeekleiafzettinger

die thans overal in Zeeland aan de oppervlakte liggen.

Landbouwkundig zijn momenteel alleen van belang de

Oude Zeeklei, het daarop afgezette veen en de jonge

zeeklei-afzettiagea.

DE 0UD£ BLAUWS ZESKLSI

«• Toorkome^ en h^pff^lffifaîfl

De Oude Zeeklei reikt op Tholen nergens tot binnen

boorbereik (1.25 m}# De bovengrens van deze afzettingen ligt

tussen 2.50 en 4.50 m beneden maaiveld. De meest ondiepe

lig-ging vinden we in de Middellandpolders, waar het veen

groten-deels is weggeslagen en waar de opslibbing vroegtijdig is

be-ëindigd door bedijking. In de Oudelandpolders heeft weliswaar

(2)

nog minder opslibbing plaats gehad, maar hier is het veen niet

aangetast

9

waardoor de Oude Zeeklei nog overdekt wordt door

een tamelijk dikke laag veen,

In het o deel van Sohouwen-Duiveland treffen we met de

gewon« grondboor evenmin de Oude Zeeklei aan. In westelijke

richting komt deze klei echter steeds hoger in het profiel

voor en ligt in het centrale, laaggelegen deel van de polder

Schouwen preetisch aan de oppervlakte*

Deze ondiepe ligging kan 2 oorzaken hebben:

1. in de polder Schouwen is door moernering over grote

gedeel-ten het veen geheel of bijna geheel weggehaald. Waar dit

*g-veen niet bedekt was door jonge zeekleiafzettingen, kwam na

afgraven van het veen de Oude Zeeklei dus aan de

oppervlak-te;

2. door opduiking ligt de Oude Zeeklei plaatselijk hoger dan

elders. In het centrum van de polder Schouwen ligt de Oud©

Zeeklei op 1.70 - 2.50 m - N.A.P. Op Tholen en Duivelend

op 3.50 - 4.50 m - N.A.P.

fc* Vorigen van Oude Zeek^efr

De Oude Zeeklei kan bestaan u i t zware, slappe k l e i

(spier) of u i t meer of minder sterk siinhoudend zand.

In het eerste geval hebben we t e maken met

aaneen-gesloten gebieden, waar de kreken weinig toegang hadden. De

profielen bestaan t o t op grote diepte u i t Oude Blauwe Zeeklei.

De overgang naar het e r onder liggende veen i s g e l e i d e l i j k .

Door klink van de slappe k l e i liggen deze gebieden thans leger

dan het wadlandsohap«

Het wadlandsohap bestaat u i t min of meer slibhoudend

zand. Op sommige plaatsen i s d i t zand zelfs v r i j g r o f e n

prao-tiaeh n i e t slibhoudend. Deze gebieden verkeerden b i j het begin

van de veenvorming nog in het stadium van een wadvlakte.

(3)

-3«

Tenslotte komen nog gebieden voor, die doorsneden

zijn door talloze grot«re en kleinere tot zeer kleine kreken.

Elke kreek bestaat uit een Iets lager gelegen kreek bedding,

d.1

opgevuld la met slappe Oude Zeeklei en -reen, met aan

weerszij-den een oeverwei Tan slibhouweerszij-dend zand« Achter de oeverweilen

liggen kommen met aan de oppervlakte de hierboven genoemde

spier«

De slapheid van de spier vloeit voort uit het hoge

humusgehelte ten gevolge van een begroeiing na het verlanden*

Dit zou duiden op een langzame opslibbing*als gevolg van een

rustig waterregime met periodieke begroeiingen en dpslibbinger

Ir komt ook steviger Oude Zeeklei voor, hetgeen er op wijst,

dat in deze gevallen de opslibbing sneller heeft plaats

gevon-den.

o» fftó R^*lt* irntàm* Mft fft fo«ï ywlmm rm mMlmu

De Oude Zeeklei is in Zeeland steeds tot op zekere

diepte kalkloos. Verondersteld wordt, dat bij langzame

opslib-bing de koolzure kalk door de planten is opgenomen en

uitge-spoeld, terwijl ook wegzakkend zuur veenwater van het later

ontstane veen een zone onder dit veen ontkalkt kan hebben*

Op enkele plaatsen in het lage gedeelte van de poldi

Sehouwen komt katteklei voor. Schelpen worden in de Oude

Zee-klei practisoh nooit aangetroffen«

Koolzure kalk in de bovengrond is afkomstig van wad«

slakjes en andere organismen, die zich kunne» ontwikkelen in

een moerassige omgeving«

DE SGHOOKWAL-*BgT OtJDH PgmAKDSOHAP"

Door de voming van deze sehoorwal werd de Oude

Zee-k l e i van de zee afgesloten, waardoor zieh een weelderige

plan-tengroel kon gaan ontwikkelen, die aanleiding gaf t o t de

vor-ming van veen« Het Oude Duinzend is momenteel grotendeels doea

(4)

Jong Dulnzand overdekt. Hier en daar komt het in valleien nog aan de oppervlakte en is dan in tegenstelling tot het jonge dulnzand kalkloos.

HET

WW

a. Voorkomen

Praotlsch overal op Schouwen-Duiveland en Tholen komt een meer of minder dikke veenlaag in de ondergrond voor. Alleen onder het duingebied, de grootste kreekruggen en de kreekgeulen (Gouwe, Pluimpot, e t c ) is het veen niet aanwezig. Ook in de ondergrond van de meeste Nieuwlandpolderstreft men veen aan. Het bovenste deel van de oorspronkelijke veenlaag is hier echter meestal weggeslagen.

Het veen komt slechts op enkele plaatsen aan de op-pervlakte, n.1. in het centrum van de Poorttlietse Weihoek en vroeger ook in het centrum van de polder Schouwen. In dit laatste gebied is het echter practisch geheel weggegraven.

De dikte van het veenpakket varieert in de Oudeland-poldeisvan enkele centimeters (centrum van het waterschap Schouwen) tot 5.50 m in de Poortvlietse Y/eihoek. In de jonge Nieuwlandpolders loopt de dikte van de veenlaag van enkele decimeters tot 2 m. De onderkant van de veenlaag ligt vrij vlak (ca 3.50 m - N.A.P.). In de polder Schouwen komt echter de reeds eerder genoemde opduiking van de Oude Zeeklei voor, zodat het veen voor zover aanwezig, hier ook £oger ligt. De hoogte van de bovengrens van de veenlaag varieert tamelijk

sterk door moernering, afslag of verschil in klink» We vinden deze grens meestal tussen 1.60 en 3.40 m - H.Â.P.

b. Aard van het veen

Het oudste, meest vrij dunne veenlaagje, direct op de Oude Zeeklei bestaat meestal uit eutrooph veen, vooral riet« veen, met een gele tint en een gelaagde structuur. Spoedig

(5)

f

-om-gaat dit rietveen over in bosveen met roodbruine tiriten« Men

wil dit voorkomen van bosveen naar analogie van het voorkomen

van ander bosveen in de buurt van grote rivieren in verband

brengen met de Schelde, die vroeger een Noordelijke tak gehad

heeft, welke door het tegenwoordige eiland Tholen liep.

In die gevallen, waarbij het veen niet is aangetast,

vinden we boven het dikke pakket bosveen soms weer een dunne

laag rietveen, die ontstaan moet zijn bij een geleidelijk

op-dringen van de zee bij de aantasting van het veengebied,

enke-le eeuwen voor onze jaartelling. Dit eutroophe veen gaat vrij

plotseling over in een dek kalkloze zware klei. Een enkele mai

werd dit bovenste laagje rietveen ook gevonden in de ondergron

van een jonge polder, waaruit blijkt, dat het veen hier niet

overal even sterk is aangetast door de zee«

o. De bewoning

Omstreeks het begin onz.er jaartelling is het

weste-lijk deel van het veengebied bewoond geweest. Bij Haamstede en

Duîvendijk« zijn op niet gemoerde percelen op de grens van

poelklei en veen scherven van inlands-Germaans aardewerk

aan-getroffen«

MARIEKE TRANSGRESSIES* GEPAARD GAANDE MET AANTASTING VAN HET

TEEN

*• De eerste aantasting

In de Romeinse tijd werd door een transgressie het

veen langzamerhand door de zee aangetast« Uiteraard zijn deze

inbraken in het veengebied alleen terug te vinden in de z.g.

oude kernen, waar het land geheel verdronken is« Er bestaan

aanwijzingen, dat de zavelige ondergrond van de

kleinlaatgron-dea tijdens de eerste mariene transgressie is afgezet« We

vin-den deze klei p3a at gronvin-den nu terug in di polder Schouwen en op

(6)

Tholen in het gebied rond de monding van de Pluimpot. In al deze gebieden is het veen over een bepaalde dikte weggeslagen en het niet aangetaste deel is overdekt door een laag kalkrijk sllbhoudend zend of kalkhoudende lichte zavel of zavel. De grens zavel-veen is vrij scherp en zonder overgangslagen. Dit zou dus wijzen op een plotseling binnendringen van de zee. Bij een meer geleidelijke transgressie zouden eerst kreken In het veen zijn uitgesehuurd, waarbij het veen dan langzamerhand be-dekt zou zijn geraakt door kleiige afzettingen vanuit kreken« Aangenomen mag dus worden, dat tijdens de eerste transgressie zee-inhammen zijn gevormd. Wel zullen in deze inhammen diepere geulen en minder laag gelegen platen gelegen hebben, maar de kreken zijn niet meer als zodanig te herkennen, daar bij de

jongere inbraken deze krekenstelsels weer zijn gebruikt door het opkomende zeewater, zodat ze werden verjongd en soms te-vens vervormd.

Aangezien op Walcheren tijdens de door Bennema en van der Meer aangegeven transgressie kort voor het begin onzer

jaartelling gronden zijn afgezet, die sterke gelijkenis verto-nen met de kleiplaatgronden van Sohouwen en Tholen, ligt het voor de hand aan te nemen, dat al deze gronden uit eenzelfde

periode stappen en misschien vroeger, voorzover het Walcheren en de gronden rond Burgh betreft, een gebied gevormd hebben»

Het gebied in het Noordelijk deel van de polder Schouwen kan sa ^, mengehangen hebben met dat bij Burgh. Dit laatste verdwijnt

namelijk naar het noorden toe bij Renesse onder een dik pekket dulnzand, dat in latere eeuwen over een brede strook jonge zeek lei gronden gestoven is. Het is echter ook mogelijk dat het transgressiegebied in het noordelijk deel van de polder Schou-wen afkomstig is van een prae-Romeinse doorbraak van de schoor-wal tussen Sohouwen en Goeroe.

x

\

(7)

J-Ik

1

. 7

-Het kleiplaatgebied road de Pluimpot op Tholen ligt

reel verder van de kust dan de bovengenoemde gebieden en een

verband tussen dit en andere kleiplaatgebieden is dan ook

moei-lijk te leggen. Er bestaan aanwijzingen, dat zich bij de

prae-Romeinse transgressie een Soheldearm gevormd heeft, die verbiß«

ding gekregen heeft met de Striene en de Sohelde. In dit geval

zou het klei plaatgebied van Tholen ontstaan zijn als een strooi

kleiplaatgrond langs deze oude Scheldetak.

*>• D® tweede mariene transgressie met aantasting van het veen

Deze transgressie begon omstreeks de derde eeuw n.

öhr» en is veel belangrijker geweest dan de vorige. In deze

periode is het Oudeland ontstaan. Omstreeks dè 9e eeuw nam dez<

transgressie een einde.

Het veen werd van alle kanten door diep het land

in-dringende krekenstelsels aangetast en van hieruit overdekt met

een laag zeeklei, de z.g. poelklei. De van de vorige transgres'

sie afkomstige zeegaten In de sohoorwal en de kreekgeulen

zul-len als invalspoorten voor deze transgressie hebben dienst

ge-daan o

Doordat het veen via de geulen bij lage waterstanden

zijn overtollige water kon lozen, begon inklinking van het

veen op te treden. Ter plaatse van de kreekgeulen, die aan het

einde van deze transgressieperiode verland waren, was het veen

echter geheel of gedeeltelijk weggeslagen en hier vond dus nie

of nauwelijks enige klink plaats. Deze geulen kwamen daardoor

als ruggen in het landschap te liggen. Dit verschijnsel wordt

inversie van het landschap of omkering van het reliëf genoemd.

De bewoners vestigden zich langs de kreekruggen en in de

laat-ste stroomgeulen werden de wegen gelegd. Het land was toen nog

onbedijkt.

(8)

de hiertoe behorende gronden Oudelandgronden. Van het gebied

Schouwen-Duiveland en Tholen rekenen we de volgende

inbraak-s t e l inbraak-s e l inbraak-s te dateren u i t deze t i j d :

S o h o u w e n - D u i v e l a n d

1. In het z.w. deel van de polder Schouwen bij Haamstede u i t

Zuid-zuidwestelijke r i c h t i n g ;

8. In het n. en n . o . van de 'polder Schouwen u i t n . o . r i c h t i n g

tussen Kerkwerve en Klaaskinderenkerkef

3 . Het noordelijk deel van de polder "de Vier Bannen van

Duive-lend".

T h o l e n

4. In het gebied van de polders Scherpenisse en Poortvlie* uit z.w. richting;

5. In de polder Sint Maartensdijk uit w. riohting; 6. In de polder Sohakerloo.

Ven al deze Inbraaksystemen zijn thans de kleidekken op het veen buiten de kreekruggen kalkloos, terwijl op de kreek ruggen de profielen meestal tot ca 50 cm o.mv. 1) kalkloos zijn* In het n.o. deel van de polder Schouwen en in de polders Poort-vliet, Sohakerloo en het Oudeland van St. Maartensdijk zijn de kreekruggen echter kalkhpudend aan de oppervlakte. Deze zijn in de latere tijd verjongd of wel nieuw gevormd.

De kreekruggen zijn op Schouwen en Tholen minder sterk ontwikkeld dan op Walcheren en Zuid-Beveland. In de pol-der Schouwen heeft alleen een enkele grote kreekrug bij Haam-stede geen veen meer in de ondergrond. Voor Tholen is de al of niet venigheid van de ondergrond der kreekruggen nog niet

on-derzooht.

Op Tholen en in mindere mate ook op Schouwen zijn twee perioden van deze tweede mariene transgressie te onder-schelden. 1er st werden over grote oppervlakten het veen en dó 1) o.mv. a onder het maaiveld

(9)

. 9

-zavel u i t de eerste transgressieperiode overdekt door zware,

kalkloze poelklei. Vervolgens werd d i t poelkleilandschap v r i j

-plotseling aangetast door kreken, die het begonnen te

doorsnlj-den. Op een deel van de poelklei werden vanuit de kreken zavel«

dekken afgezet. De zee heeft blijkbaar plotseling weer toegang

gekregen t o t d i t gebied.

°- De derde mariene transgressie:ontstaan van Mlddellan&grondej

Deze aantasting begon ongeveer 1000 n.Chr. en geeft

hetzelfde landschapsbeeld t e zien, n . 1 . kreekruggen en

poel-gronden. Zowel de kreekrug- a l s de poelgronden zijn hier echte:

kalkhoudand

3

of kalkrl.1k t o t in de bovengrond. Dit landschap

-wordt gerekend t o t het Middelland; de h i e r b i j horende gronden

heten Middellandgronden.

Tot deze transgressieperiode worden de volgende

kre-kenstelsels gerekend:

S o h o uw e n - D u i v e l a n d

' 1 . De inbraak uit n . richting tussen Renesse en Looperskapelle

in de polder Schouwen;

2. De inbraak bij zierikzee vanuit z . en o. richting (vanuit d

Gouwe);

3 . In de polder dé Vier Bannen van Duivelend een krekenstelsel

vanuit het westen via de Gouwe ;

4. In dezelfde polder een krekenstelsel vanuit het noorden via

het gebied van Dreisohor;

5. In de polder Dreischor vanuit het n.w* u i t de Gou^j

6. In het n . o . van de polder Schouwen verjonging van het kreke

s t e l s e l u i t de tweede transgressieperiode vanuit de Gouwe.

T h o 1 e n

?. Vanuit de monding van de Pluimpot vanuit z«z.w. richting is

de polder Poortvlie*{

(10)

8. Aantasting van de polder St. Maartensdijk vanuit het westen, dus direct vanuit de Schelde;

9* Verjonging Tan bestaande kreken in de polder Schakerloo en in een deel van de polder 1500 Gemeten;

10« Aantasting en sedimentatie van jongere gronden in het ooste-lijk deel van de polder 1500 Gemeten, oorspronkeooste-lijk behoren de tot het oude kerngebied Schakerloo, doch na de eerste

aantasting van Schakerloo buitengedijkt.

Ook in deze periode zijn twee phasen te onderschei-den, n.1. een eerste zwakkere aantasting en daarna, wellloht na het opruimen van stukken voorland, een veel sterkere aantas-ting« In het gebied Schouwen-Duiveland zien we namelijk, dat in de transgressiegebieden van deze periode de poelklei of het veen eerst bedekt is door een laag kalkrijke klei met schelpen en dat daarop, meestal met een vrij scherpe overgang, de kalk-houdende zavelafzettingen liggen, die bij de thans nog als rug-gen aanwezige kreken behoren. We vinden plaatselijk, b.v. bij Noordwelle in de polder Schouwen, de hierboven genoemde

kelk-rijke kleilaag direct op het veen. We hebben hier dus met een veengebied te doen, dat nog niet door poelklei was bedekt en dus bij de tweede transgressie niet was aangetast« Xn enkele

inbraakgebleden zijn alleen de kreekgeulen uit de tweede trans-gressieperiode verjongd. We treffen hier dus kalkhoudende kreek gronden aan naast kalkloze overgangs- en poelgronden«

Tijdens deze derde transgressieperiode begon de mens zich door het opwerpen van dijken tegen het opdringende water te beschermen.,Sr zijn duidelijke overblijfselen van deze dam-men en dijken gevonden, b.v. bij Noordwelle - Sllemeet in de

polder Schouwen en in de Poortvlietse Welhoek. Een aantal lage kreekbeddinggrondan kan verklaard worden door aan te nemen, dat door de bovengenoemde dammen en dijken de kreek bedding en niet

(11)

1 1

-konden verlanden, zodat ze thans nog a l s lage kreekbeddingen

in h e t t e r r e i n liggen«

mpmiNQ-OFSLIBBIKG YAH NISÜWLAKD

Omstreeks 1100 n.Chr. begon de mens zioh

langzamerhand meer en doelmatiger tegen de zee t e beschermen door d i j k

-a -a n l e g . De oudste polders d-ateren u i t deze t i j d .

Ongeveer 1300 n.Chr. was de periode van de e r g s t e

a a n t a s t i n g van het oude kernland b l i j k b a a r v o o r b i j . In de v e r

-loren gegane gebieden ontstonden op een ondergrond van nog

n i e t geheel weggeslagen veen een g r o o t a a n t a l zandplaten, die

g e l e i d e l i j k met k l e i i g m a t e r i a a l o p s l i b d e n . Dit z i j n de z . g .

opwassen. Deze opwassen waren gesoheiden door k l e i n e r e en g r o

-t e r e geulen* Er on-ts-tond aldus een u i -t g e s -t r e k -t schorrengebied.

Dó schorren werden gebruikt a l s schapenweiden.

Tussen 1300 en 1600 z i j n deze opwassen in een s n e l

tempo b e d i j k t . Ze waren over een g r o t e u l t g e s t r e k h e l d reeds

r i j p . Meestal b e d i j k t e men tegen de oude kernen aan. Sen enkel

keer ging men n i e t over t o t a f s l u i t i n g van een g r o t e k r e e k .

Hierdoor z i j n sommige opwassen oorspronkelijk a l s e i l a n d

be-d i j k t .

Ha deze periode van i n t e n s i e v e o p s l i b b i n g en gering«

a a n t a s t i n g hadden de eilanden Sohouwen-Duiveland en Tholen i n

g r o t e trekken de h u l â i g e vormen. De v e r s c h i l l e n d e oude kernen

waren e c h t e r nog gescheiden door enkele g r o t e kreken, n . 1 . de

Pluimpot en de Breede V l i e t op Tholen en het Dijkwater op

Schouwen •

In de 16e eeuw gingen weer v e l e oude kerngebieden

en jonge p o l d e r s v e r l o r e n . Vooral de zuidkant van

SohouwenDuiveland en Tholen had s t e r k t e l i j d e n . Van de volgende p o l

-ders gingen weer g r o t e stukken v e r l o r e n : Op S o" h o u w e a t

(12)

Burgh en Westland, Schouwen, de Vier Bannen van Duiveland, Bloys-, Bommenede- en Nataerspolder; Op T h o 1 e n: De Poort-vlietse, de Klaas van Steenland- en de Stavenissspolder. b. De .jongste aanslibbing onder Invloed van de bedliklng

Ha 1600 is nog een klein aantal polders bedijkt. De jongste sedimentatie stond geheel onder invloed van de dijken en daardoor zijn de z.g. aanwassen ontstaan met de hoogste en

zwaarste opslibbing tegen de oude dijken aan. J w

We kunnen nog twee typen aanwassen onderscheideni 1. Aanslibbing in de vaak met hulpmiddelen »an de mens

épenge-houden geulen. Langs de beide evenwijdig aan elkaar lopende dijken zijn dan opwassen ontstaan, die tot kleine, langge-rekte, smalle poldertjes zijn bedijkt, b.v. de polders in de vroegere Gouwe en de Pluimpot op Tholen.

2. -Aanslibbing in stille hoeken buitendijks, waarbij vrij brede aanwassen en soms nog een enkele opwas ontstonden, b.v. de Yrijbergse polder, de Hollairepolder, de van Haeftenpolder en de Johanna Mariapolder, alle aan de noordkust van het

(13)

ITO m<mm<è w m mmmvm wm*mmw

JLJfflLSB*ë£

De oude zeeklei komt in hot lag» gedeelte van de polder Schouwen «an de oppervlakte door afgraving van het veen, dat practisch niet door jonge zeeklei bedekt is geweest. We onderscheiden de volgende bodeatypen*

Pw1 kleiige, oude zeeklei ("spier»1)

Kalkloze, fijzandige slappe, lichte klei, op ca 50 cm geleidelijk over-gaand in gereduceerd, kalkhoudend, slibhcudend fijn sand,

ca * moeraskalk aan de oppervlakte Pa2 sandige, oude zeeklei

Kalkloze, lichte zavel, op ca 50 cm geleidelijk overgaand in gereduceerd, kalkhoudend fijn zand,

ca • moeraskalk aan de oppervlakte,

MD CTD-^HD

Oudste afzettingen van jonge zeekleilandsohap. Be profielen zijn practisch kalklooB en hebben een slechte structuur. De gronden «orden naar

onderen toe zwaarder. Oudelandgronden zijn laaggelegen en vertonen Inversie. W< onderscheiden de volgende bodeareeksent

MOk Oude Kreekruggronden üOt Onde Overgangsgronden MOp Oude Foelgronden MOa Oude Kleiplaatgronden

Op de bodemkaart kan men bij de bodemtypen van de Oudelandgronden de volgende toevoegingen aantreffent

n - geheel afgegraven percelen (uitgekleid of ontzand)

m - gemeerd en geëgaliseerd

a1 - gemoerd, niet geSgaliseerd a2 - sterk gemoerd, niet geëgaliseerd

v - dunnere of dikkere veenlagen, beginnend beneden 50 cm w - idem, beginnend tussen 30 en 60 ca

(14)

~ - sandige oude «eeklei beneden 50 em - - kleiige oude seeklei beneden 50 om

Ä - sandige oude seeklei boven 50 on

= - kleiige oude seeklei boven 50 cm

n - bovengrond kalkhoudend door Nieuwlandinvloed o - dunner erf dek dan met bodemtype overeenkomt p - katteklei in de ondergrond beneden 60 om pp - katteklei ondiep, boven 60 cm

e - oude woonplaatsen

zl - grofzandige ondergrond boven 50 ca

Bovengrond kalkarme tot kalklose lichte zavel, naar beneden toe over-gaand in kalkhoudend, aHbarm sand. De bovengrond vertoont nelging tot dieht-alampen.

MOkt sandige hoogglegen, oude kreekruggrond

Een dek kalklose, zeer lichte zavel (10-17% afellbbaar), boven 50 cm reeds overgaand in iets slibhoudend zand, M0k2 lichte, roestige oude kreekraggrond

Bovengrond iets zwaarder dan bij het vorige type (15-25$ afellbbaar), op omstreeks 50 cm overgaand in slibhoudend sand, eveneens iets zwaarder dan £ bij het vorige type. De gronden liggen lager dan die van M0k1

M0k3 zwaardere roestige oude kreekruggrond

Het gehele profiel weer iets zwaarder dan het vorige. Bovengrond kalklose lichte zavel (20-25$ afslibbaar), op omstreeks 50 cm overgaand in vochtig, flink slibhoudend, fijn zand. Vrij homogeen profiel. Het kalkgehalte

neemt onder 40 om beneden maaiveld toe en vertoont een top (*5%) in de

laag van 60-80 om. De profielen worden naar benedes toe fljnzandiger.

Qrcnden op overgang van kreekrug- naar poelgronden. De profielen zijn iets zwaarder dan bij de oude kreekruggronden en tevens iets lager gelegen. De bovengrond is praotlsch kalkloos met lage pH's, Veen komt meestal voor

(15)

-3-tussen 100 en 200 cm o. mv. *)

M0t5 heterogene lichte overgansgrond

Lichte, iets kalkhoudende kreekruggrond (15-2556 afslibbaar) tossen 50 en 100 cm o.mv. plotseling overgaand la poelklei (50-80% afslibbaar).

M0t6 homogene overgangsgrond

Bovengrond kalkloze zavel (20-30% afslibbaar),op omstreeks 50 cm zeer geleidelijk overgaand in meestal iets zwaarder, soms ook iets lichter materiaal. De ondergrond is meestal iets kalkheudend.

M0t7 heterogene zwaardere overgangsgrond

Bovengrond zavel (20-30$ afslibbaar), tussen 50 en 100 cm o.mv. met een vrij scherpe grens overgaand in poelklei (50-80% afslibbaar) met een

slechte structuur. Veel roestverschijnaelen, hetgeen duidt op veelvuldige wateroverlast. De bovengrond is kalkloosj het kalkgehalte neemt naar

beneden toe tot de poelklei. Deze is weer practlseh kalkloos.

M O D Oude Poeleronden

D e » gronden liggen het verst van de kreken verwijderd. Veen is meestal op geringe diepte aanwezig. De grondwaterstanden zijn hoog; het grond-water is bovendien meestal brak. De gronden hebben een slechte structuur, ge-paard gaande met lage pH's. Ze liggen meestal in gras*

M0p8 verwerkte lichte, oude poelgrond

Een homogeen mengsel van overgangsgrond en oude poelklei, ontstaan door menselijke invloed. De gronden liggen laag en vertonen snel zoutoverlast vanwege de goede doorlatendheid.

M0p9 rodoornachtige oude poelgrond

Roodbruin gekleurde, humeuze poelklei met lage pH's. De grond is zeer moeilijk te bevochtigen.

M0p10 hoge, heterogene, lichtere oude'poelgrond

Een dun dek overgangsgrond, boven 50 cm o.mv. plotseling overgaand in zware poelklei (50-^80% afslibbaar) met slechte structuur. Het dek zavel

(16)

M0p11 zware oude poelgrond

San zeer don dek overgangsgrond, geleidelijk overgaand in aware kalklose poelklei (50-80$ afslibbaar) net slechte structuur (prisma's). Deze gronden liggen in gras.

MDp12 veen

Ben zeer dun dek over gangs grond op veen. Koet uitsluitend voor in het centrum van de Poort vliet se Weihoek. Eet veen reikt nooit geheel tot aan de oppervlakte. Steeds ligt over het veen een dun dek zavel of lichte zavel.

Gronden met in bet profiel een duidelijk zichtbare, meer of minder dikke, zware, kalkloze kleilaag met slechte structuur. De gronden lijken overigens veel op kreekruggronden. Ze warden onderscheiden naar de diepte van de zware kleilaag.

MQa15 lichte, oude kleiplaatgrond

Een dek^meestal kalkloze lichte zavel, beneden 50 ca o.mv. rustend op een vrij dunne laag kalkloze klei, die vervolgens overgaat in kalkrijk, slibhoudend zand. Dit type lijkt veel op type M0k2.

Möal6 oude kleiplaatgrond

Ben dun dek meestal kalkloze, lichte zavel van 30-40 ca dikte, rustend op zware kalkloze klei set slechte structuur, beneden 50 ca o.mv. overgaand in kalkrijk, slibhoudend zand. Hier ligt dus een vrij dunne kleilaag on-diep in het profiel.

Frofielopbouw en landschappelijke ligging komen overeen net het Oudeland. De gronden liggen dus betrekkelijk laag en vertonen inversie. De laagstgelegen typen vertonen naar onderen toe zwaarder wordende profielen. De lüddellandgronden zijn kalkrijker dan de Oudelandgrenden en hebben een

(17)

stras-- 5 stras-- stras--,

tuur, welke overeenkomt met die van de Nieuw land gronden. Be Inde ling van de

bodemreeksen geschiedt naat1 zwaarte van de bovengrond en diepte van de zwaarder« ondergrond, We onderscheiden de volgende reeksent

me jongere kreekruggronden

MMk jonge kreekruggronden MMt jonge overgangsgronden MMp jonge poelgronden

Op de bodemkaart kan men bij de bodemtypen van de Middellandgronden de volgende toevoegingen aantreffenj

k - zwaardere, reep. dikkere storende laag boven 50 cm, soms eindigend bene-den 50 om o.mv.

d - zwaardere storende laag beneden 50 cm, soms doorgaand tot beneden 100 ca o.mv.

v- gedeeltelijk afgegraven percelen, zeer ongelijke ligging van het perceel ra - gemoerd en geëgaliseerd

m1 - gemoerd, niet geëgaliseerd

m2 - s t e r k gemoerd, niet geëgaliseerd - - sandige oude zeeklei beneden 50 cm o.mv. - - kleiige oude zeeklei beneden 50 cm o.mv. Ä « sandige oude zeeklei boven 50 cm o.mv. - - kleiige oude zeeklei boven 50 cm o.mv.

n - bovengrond kalkhoudend door nieuwlandinvloed z - grofzandige ondergrond beneden 50 om o.mv.

loajere kreekruggronden.

Deze gronden hebben een zwak kalkhoudende bovengrond. Ze zijn ontsta« door verjonging en vergroting van bestaande Oudelandkreken,

MKr1 zeer lichtzavelige, jonge kreekruggrond

Hooggelegen grond met een vrij dun dek kalkarme, zeer lichte zavel (10-15$ afslibbaar), dat geleidelijk overgaat in een sandige kalkrijke ondergrond.

(18)

iets slibhoudende, kalkrijke ondergrond.

De bodemreeksen Jongera overgangsgronden en jonger« poelgronden sijn niet

in de legenda opgenomen.

3mm tat-frwyçiyHff

Gronden ast kalkhoudende tot kalkrijke zavels (10-25$ afallbbaar),

omstreeks 50 cm o.mv. geleidelijk overgaand in «en fijnzandige, iets

slibhouden-de, kalkrijke ondergrond.

MMk1 seer llchtzavelige, jonge kreekruggrond

Hooggelegen grond net een vrij dun dak kalkhoudende tot kalkarme, zeer

lichte zavel (10-15$ afslibbaar), dat geleidelijk overgaat in een zandige,

kalkrijke ondergrond.

IQSc2 liehtzavelige, jonge kreekruggrond

Vrij hooggelegen grond met een dek kalkhoudende tot kalkrijke lichte

zavel (15-25$ afslibbaar), op omstreeks 50 en o.rnv. geleidelijk overgaand

in een fijnzandige, iets slibhoudende kalkrijke ondergrond.

MMk3 zavelige, jonge kreekruggrond

Vrij hooggelegen grond met een dek kalkhoudende tot kalkrijke zavel

(25-35$ afslibbaar), dat op omstreeks 50 ca o.mv. overgaat in een

slib-rijke, fijnzandige, kalkrijke ondergrond.

Kalkhoudende zware zavelprofielen (20-35$ afslibbaar) set een

onder-grond Tan dezelfde zwaarte als de bovenonder-grond en soms iets zwaarder dan de

bovengrond. Deze jonge overgangsgronden hebben een hogere grondwaterstand dan

de kreekruggronden.

MMt1 homogeen, HchtzaveHge, jonge overgangsgrond

Het gehele profiel bestaat uit lichte zavel, meestal 20-25$ afslibbaar,

set een kalkhoudende bovengrond op een kalkhoudende tot kalkrijke

onder-grond.

(19)

7

-MMt2 heterogene, lichtzavelige, jonge overgangsgrond

Een dek lichtte zavel (20-25$ afslibbaar) net een kalkhoudende bovengrond, beneden 50 cm o.mv. overgaand in kalkrijke zavel of klei. Deze gronden zijn iets alempig.

M?lt3 homogene, save lige, jonge overgangsgrond

Gehele profiel zavel, iets zwaarder dan bij MMt1 (25-35$ afslibbaar) met zwak kalkhoudende bovengrond op kalkhoudende tot kalkrijke ondergrond. Door de lage ligging is de structuur tevens iets ongunstiger dan bij MMt1,

MMt4 heterogene, zavellge, jonge overgangsgrond

Een dek zavel (25-35$ afslibbaar), kalkhoudende bovengrond, beneden 50 ca o.mv. overgaand in kalkrijke klei. Dit profiel is over het geheel genomen weer iets zwaarder dan MMt2. Bovendien een lichte neiging tot slempigheid vanwege de zwaardere ondergrond.

BÜt5 lichtzavelige, jonge overgangsgrond op oude poelklei

Ben dek lichte zavel (20-25$ afslibbaar) met kalkhoudende bovengrond, beneden 50 cm o.mv. zwaarder wordend en meestal overgaand in grijze klei en vervolgens in bruingrijze kalkloze, oude poelklei van slechte struc-tuur en vervolgens soms in veen.

MMté zavelige, jonge overgangsgrond op oude poelklei

Een dek zavel (20-35$ afslibbaar) met kalkhoudende bovengrond, beneden 50 om o.mv. meestal zwaarder wordend en vervolgens overgaand in bruin-grijze, kalkloze poelklei van slechte structuur en vervolgens soms in veei De bovengrond is dus zwaarder dan bij het vorige type. Dit type is lager gelegen dan alle vorige typen van jonge overgangsgronden. Veel gleyver-schijnselen en minder gunstige structuur.

MMt7 Oude overgangsgrond met een dun dek kalkhoudende zavel

Een dek lichte zavel of klei (20-35$ afslibbaar) boven 50 cm o.mv. over-gaand in kalkloze zavel.

(20)

meestal z i l t . Ze onderscheiden sieb van de oude poelgrcnden door hun kalkhou-dendheid. Boven 120 es o.mr, wordt vaak veen aangetroffen» Het CaCO^-gehalte neemt naar beneden toe af. Direct op het veen i s de klei neestal geheel kalk-loos.

MMp2 vrij laag gelegen, jonge poelgrcnden

Het gehele profiel bestaat u i t vrij slappe, naar beneden toe raak i e t s zwaarder wordende kalkhoudende klei met meestal zwak kalkhoudende boven-grond.

MMp3 laaggelegen, jonge poelgrond op oude poelgrond

Ben dek vrij slappe, naar beneden toe meestal i e t s zwaarder wordende klei set doorgaans zwak kalkhoudende bovengrond, beneden 50 ca o.av. overgaand in kalkloze, oude poelklei van slechte structuur.

MMp4 oude poelgrond ast een dun dek kalkhoudende zavel

Sen dek jonge zavel (20-35$ afslibbaar), boven 50 es o.mv. reeds over-gaand in kalkloze, oude poelklei net een slechte structuur.

Wiïp5 oude poelgrond met een dun dek kalkhoudende klei

Een dek jonge klei (>35% afslibbaar), boven 50 cm otm. reeds overgaand

in kalkloze oude poelklei met een Blechte structuur, Meer nog dan het vorige begint dit type te lijken op de oude poelgrond.

Afzettingen tegen reeds bedijkt land aan. De profielen worden naar beneden toe lichter en zijn zowel in boven- als ondergrond kalkrijk. Het land l i g t vrij vlakj er heeft zich geen inversie voorgedaan. Sen venige ondergrond i s boven 120 cm o.mv. nagenoeg nooit aanwezig. De verschillende bodeœtypen gaan zonder scherpe grenzen in elkaar over.

(21)

We onderscheiden de volgende bodemreekeenj

MB schorgrenden

Uta zuurbomige scher- en plaatgronden

Wl lage plaatgronden

Wk hoge plaatgronden

Wr kreekoeverwalgronden

Ufo overslaggronden

Wb kreekbeddinggronden

MBv verwerkte gronden

De verschillen tussen de bodemtypen van Niouwiandgronden worden

aan-gegeven met twee cijfers. Het eerste cijfer slaat op de zwaarte van de

boven-groad. Het tweeds cijfer slaat op de diepte, waarop sida ds overgang van zwaar,

der naar lichter materiaal voltrekt. De volgende klassen sijn opgesteld»

zwaarte van de bovengrond: verandering in het profiel:

0 > 15% afslibbaar zware klei 1 beseden 50 m o.sr.

1 35-45$ afslibb. klei 2 omstreeks 50 cm o.av.

2 25-3551 afslibb. zavel 3, beven 50 es O.BV,

3 15-25$ afslibb. lichte zavel . 4 boven 30 on o.srr.

4 10-15$ afslibb. zeer 1. zavel

5 idea, zaveldek zeer ondiep

6 < 10% afslibbaar zand

We kannen bij Nieuwlandgronden de volgende toevoegingen bij de bode»

typen tegenkomen:

k - zwaardere, resp. dikkere laag boven 50 em, sons eindigend beneden 50

es o.inv.

d - zwaardere, storende laag beneden 50 en, sóas doorgaand tot beneden 100

en o.nv.

a - bevengrond gemengd net grover zand, vaak oversl&ggrond of verspeeld

plaatzand

(22)

t - gereduceerde ondergrond beneden 50 en o.iav. tt « gereduceerd© ondergrond boven 50 ca o.nv.

u « geheel afgegraven percelen (uitgekleid of entsend) e - oude woonplaatsen

r «. rode grond (knel)

s * grofsandige ondergrond beneden 50 en o.jnr.

zl - grofzandige ondergrond boren 50 ca o.mv.

x *» eotspostgronden

e - donner erfdek. dan net type overeenkomt

Oronden net een ongestoord of weinig gestoord profiel sonder scherpe

overgangen. De bovengrond bestaat uit neer of Binder kleiheudend materiaal vas

goede structuur, geleidelijk overgaand In fijnsandlg, slibhoudend materiaal.

Het grove zeessand kont niet voor beven 100 om o.nv. De swaarte van de

boven-grond varieert van 10-60$ afslibbaar, de dikte van de klelhoudende laag

sehon-seit tossen 30 en neer dan 100 en. De waterhuishouding i s doorgaans zeer goed.

IfflsOl diepe zwaarkleiige sehorgrond

Een dek kalkhoudende tot kalkrijke klei van > k% afslibbaar, beneden

60 es o.mv. geleidelijk Iets lichter wordend. De ondergrond is

geredu-ceerd.

HBS02 matig diepe zwaar kleiige sehorgrond

Een dek kalkhoudende tot kalkrijke klei van > A5% afslibbaar, op

om-streeks 50 on o.nv. geleidelijk iete lichter wordend. De ondergrond is

asin of neer geredueeerd.

Î3îs11 diepe kleiige sehorgrond

Een dek klei van 35-45$ afslibbaar, beneden 60 on o,nv. geleidelijk

overgaand In savel of liebte zavel, welke neestal gereduceerd i s .

H?s12 kleiige schorgrend

Een dek klei van 35-45% afslibbaar, op onstreeks 50 en o.nv. overgaand

In lichte savel of slibhoudend zend.

(23)

1 1

-?iü&13 «»diepe kleiige schorgrond

Een dek klei van 35-45?. afslibbaar, boven 40 cm O.HV. overgaand in

slibhoudend zand.

îUs21 diep© zavelige sehorgrond'

Een dek zavel van 25-35$ afslibbaar, beneden 60 cm e.av» geleidelijk

overgaand in lichte zavel. Dit type koot van alle schergronden het meest

voor. ?aak kan men aadiep iets zwaardere lagan aantreffen. De structuur

van deze lagan i s goed en daarom «erken ze meestal niet storend.

Itïs22 zavelige schor grond

Een dek zavel van 25-35$ afslibbaar, op omstreeks 50 cm o.mv.

geleide-lijk overgaand in slibhoudend zand. De vochtvoorziening is net hele jaar

nog voldoende.

tt!s23 ondiepe zavelige schor grond

Een dek zavel van 25-35$ afslibbaar, boven 40 e» O.OT. overgaand in

slib-houdend zand, In het zand koot het slib veelal in fijne bandjes voor;

de watervoorziening blijft hierdoor goed.

Ms31 diepe lichtzavelige sehorgrond

Het gehele profiel bestaat u i t lichte zavel van 15-20$ afslibbaar, boven

50 cm o.mv* meestal 20-25$ afslibbaar.

?üs32 lichtzavelige schorgrond.

Een dek lichte zavel van 15-25$ afslibbaar, op omstreeks 50 era o.mv.

geleidelijk overgaand in slibhoudend zand.

Ü?s33 ondiepe lichtzavelige schorgrond.

Bén dek Heat« zavel van 15-25$ afslibbaar, boven ifi era o.mv, overgaand

4n sütfeoudend zand. Het vochthoudend vermogen van het dunne zaveldek

i s gering en daarom kan d i t type in droge zomers last krijgen van u i t

-droging.

Ms42 zeer lichtzavelige schorgrond

®en dek zeer lichte zavel van 10-17$ afslibbaar» op erastreeks 50 cm

©,mv. geleidelijk overgaand in iets slibhoudend zand* Door de

slibhou-dende ondergrond kan d i t type ook in droge perioden veohtopgevend bli jv«

(24)

MNs53 ondiepe zandige schorgrond

Ben dek zeer lichte zavel, boven 40 cm o.mv. overgaand In iets alib-höudend zand. Dit type is meestal ontstaan door afgraving. Het is dr oog-te gevoelig, ook als het laag ligt. Het komt slechts incidenoog-teel voor.

Xalkrijke zavel- en kleigronden, die gekenmerkt zijn door sterk roestige profielen met een slechte strictuur, veelal in een horizont vlak onder de bouwveor. De gronden blijven In het voorjaar lang nat en papperig en drogen daarna snel op tot harde kluiten. De ondoorlatende laag verhindert de afvoer van water in het voorjaar en de capillaire opstijging in de zomer. Bij zuur-bomige schor gronden komt het grove zand niet boven 100 cm ©,mv.,bij zuurzuur-bomige plaatgrenden «el.

!!Ju1 kleiige, zuurbomige schorgrond

Bit type komt evereen met Wel 2, maar heeft een kleidek set een

ongunsti-ge structuur,

imv2 zavelige, zuurbomige schorgrond.

Dit type vertoont overeenkomst met type WsZZ, maar heeft een kleidek

van ongunstige structuur.

Wb& liobtzavelige, zuurbomige schorgrond

Als type BNs32f maar met een kleidek van ongunstige structuur.

M u 1 1 kleiige, zuurbomige plaat grond

Een dek kalkhoudende klei £ 35% afslibbaar) van meer dan 60 cm dikte met

een ongunstige structuur, rustend op laaggelegen» meestal vochtig zeezand, MS?u21 zavelige, zuurbomige plaatgrond

Ben dek kalkhoudende zavel (25-3556 afslibbaar) van meer dan 60 om dikt« met een ongunstige structuur, rustend op laaggelegen, meestal vochtig zeezand.

Jonge zeekleigronden met boven 100 ca o.mv. reeds grof zeezand. Deze gronden zijn ingepolderd in een onrijp stadium. Ze liggen daardoor lager dan de

(25)

-13-sohorgrcBden, zodat ze «en hogere grondwaterstand hebben dan schorgronden, ale ze met deze in een polder liggen. De kans op verdroging in de zomer wordt

daardoor verminderd. De indeling in typen geschiedt als bij de schorgronden. Bet tweede cijfer slaat op de bovengrens van het grove zeezand.

Bi j de bodemtypen van de lage plaatgrenden kan men op de bodemkaart nog de volgende toevoegingen aantreffen;

f - melig, fijn •»vlaag1' zand

i j - zeer plotselinge overgang op 30-35 om diepte naar grof plaatzand. Pf frooOTffffOlfr*«« jflge opgronden,

De dikte van het k l e i - of zaveldek bedraagt bij deze typen steeds neer dan 60 cm. De overgang klei-zeezand i s meestal vrij scherp. De eigenschap pen dezer gronden komen grotendeels overeen met die van de matig diepe schor-gronden met overeenkomende zwaarte van de bovengrond.

HO.11 hoogopgeslibde, kleiige, lage plaatgronden

Een dek kalkrijke tot kalkhoudende klei (> 35% afslibbaar) van meer dan 60 cm dikte, rustend op laaggelegen, meestal vochtig zeezand.

MÎ121 hoogopgeslibde, zavelige, lage plaatgrond

Een dek kalkrijke tot kalkhoudende zavel (25-35$ afslibbaar) van meer dan 60 ca dikte, rustend op laaggelegen, meestal vochtig zeezand. M131 h oogopge slibde, licht zave l i g e , lage plaatgrond

Een dek kalkrijke tot kalkhoudende zavel (15-2555 afslibbaar) van meer dan 60 cm dikte, rustend op laaggelegen, meestal vochtig zeezand.

Wltf hoogopge slibde, zeer licht zave l i g e , lage plaatgrond

Een kalkhoudend dek zeer lichte zavel (10-155S afslibbaar) van meer dan 60 cm dikte, rustend op laaggelegen, meestal vochtig zeezand. Deze gronden hebben eerder last van droogte dan de bovengenoemde typen.

Het k l e i - of zaveldek i s bij deze typen dunner (ea 40 cm) en het zeezand reikts-tot hoger in het profiel. Tussen zavel en zand bevindt zich meestal een slibhoudende overgangslaag, die nog een zekere voehtcapaciteit

(26)

bezit. Vindt een plotseling» overgang van zavel naar zand plaats, dan is het

symbool van het type van de toevoeging i j voorzien. De voehtvoorzienlng van

desse profielen door capillaire opstijging i s gering. Het klelhoudend dek is

te dun om in droge perioden lang vocht te leveren. Door de lage ligging is de

grondwaterstand meestal tamelijk hoog.

M 1 1 2 matig opge slibde, kleiige, lage plaat grond

Sen dek kalkhoudende klei (> 35% afslibbaar) van oa 40 em dikte, meestal via een overgangslaag van slibhoudend sand boven of ep omstreeks 60 oa o.mv. overgaand in laaggelegen, meestal vochtig zeezand.

W122 matig opge slibde, zavelige lage plaatgrond

Een dek kalkhoudende zavel (25-35$ afslibbaar) van 40 à 50 cm dikte, meestal via een overgangslaag van slibhoudend sand beven of op omstreeks 60 em o.mv. overgaand In laaggelegen, meestal vochtig zeezand.

ml32 matig opge slibde, licht zavelige, lage plaatgrond

Sen dek kalkhoudende, lichte zavel (15-25% afslibbaar) van 40-50 cm dikte, meestal via een overgangslaag van slibhoudend zand boven of op omstreeks 60 em o.mv. overgaand in laaggelegen, meestal vochtig zeezand. M 1 4 2 matig opgeslibde, zeer lichtzavelige lage plaatgrond

Een dek kalkhoudende tot kalkarme, zeer lichte zavel (10-15$ afslibbaar) van 40 à 50 em dikte, meestal via een overgangslaag van slibhoudend zand boven of op omstreeks 60 om o.mv. overgaand in laaggelegen, meestal vochtig zeezand.

mi52 ondiepe, matig opgeslibde zeer lichtzavelige, lage plaatgrond

Een dek kalkhoudende tot kalkarme, zeer lichte zavel (10-15% afslibbaar) van ca 30 ca dikte, meestal via een overgangslaag van slibhoudend zand boven of op omstreeks 60 om o.mv. overgaand in meestal laaggelegen, vochtig zeezand.

fif ?ttalg gpiPfllWff lm pkttarqaflvi

Het zaveldek is hier nog dunner dan bij matig opgeslibde lage plaat-gronden. Sen slibhoudende overgangslaag is meestal aanwezig. Indien dit niet

(27)

-15-hot geval is, wordt dit weer nader aangeduid door de toevoeging i j . Het risico van vér droging is groot vanwege het geringe vochthoudende vermogen van het dtma zaveldek.

MN123 weinig opgeslibde, zavelige lage plaatgrond

Een dek kalkrijke tot kalkhoudende zavel (25-35$ afslibbaar) van 30-40 cm dikte, meestal via een overgangslaag van slibhoudend zand boven of op omstreeks 40 cm o.mv. overgaand in zeezand.

?fïl33 weinig opgeslibde, lichtzavelige, lage plaatgrond

Een dek kalkrijke t o t kalkhoudende lichte zavel (15-25$ afslibbaar) van 30-40 cm dikte, meestal via een overgangslaag van slibhoudend zand boven of op omstreeks 40 cm o.mv. overgaand in laaggelegen, meestal vochtig zeezand.

MN153 weinig opgeslibde, zeer lichtzavelige plaatgrond

Een dek kalkhoudende lichte zavel (10-15$ afslibbaar) van 30-40 cm dikte, meestal via een overgangslaag van slibhottdend zand boven of op omstreeks 40 cm o.rev. overgaand in laaggelegen, meestal vochtig zeezand.

fi6 WffT, ttfiMK TO tà§\ WmUW lagje pla^^gFOjden

Het zaveldek i s dun (10-30 cm), resp. nagenoeg afwezig. Als de grond-waterstand hoog i s kan verdroging tegengegaan worden. De niet opgeslibde lage plaatgronden stuiven gemakkelijk

MÎ134 zeer weinig opgeslibde, lichtzavelige plaatgrond

Een dek kalkhoudende lichte zavel (15-25$ afslibbaar) van 10-30 cm dikte

meestal via een overgangslaag van slibhoudend 2and tussen 30 en 40 cm

o.mv. overgaand in laaggelegen, meestal vochtig zeezand. MN16 niet opgeslibde, zandige lage plaatgrond

k Een dek kalkhoudend t o t kalkarm, i e t s slibhoudend zand (< 10$ afslibbaar

geleidelijk overgaand in laaggelegen meestal vochtig zeezand.

Onder een min of meer kleihoudende bovengrond bevindt zich op minder da» 100 cm diepte zeezand in het profiel. Deze hoge plÄatgrondan zijn bovendien

(28)

hooggelegen ten opzichte van het grondwater. Het gehalte afslibbaar van de opge slibde dekken varieert van 0-50$. De hoge plaatgrenden hebhen een grotere grofzandfraetie dan de overeenkomstige bodemtypen van de schorgronden.

Door de hoge ligging ondervinden d e » gronden snel last van verdro-ging, In verband hiermee is de dikte van het kleihoudende dek van meer belang dan de zwaarte van het dek. De hoogopgeslibde hoge plaat gronden hebben daardoor nog een grotere veerstand tegen uitdroging dan de matig of niet opgeslibde hoge plaatgrenden,

Deze gronden hebben een klei- of zaveldek van 60-80 cm. Zodoende is de weerstand tegen verdroging nog vrij groot.

fiHkll hoogopgeslibde, kleiige, hoge plaatgrond

Ben dek kalkrljke tot kalkhoudende klei (> 35% afslibbaar) van meer dan 60 cm dikte, soms op ca 50 cm o.mv. overgaand in lichte zavel en rustend op hooggelegen zee zand.

M k 2 1 hoogopgeslibde, zavelige hoge plaat grond

Een dek kalkrijke tot kalkhoudende klei (25-35$ afslibbaar) van meer dan 60 cm dikte, soms op ca 50 om o.mv. overgaand in lichte zavel of slibhoudend zand en rustend op hooggelegen zeezand.

MNk31 hoogopgeslibde, lichtzavelige hoge plaatgrond

Een dek kalkrijke tot kalkhoudende lichte zavel (15-25$ afslibbaar) van meer dan 60 cm dikte, soms op 50 cm o.mv. overgaand in slibhoudend zand en rustend op hooggelegen zeezand.

B©k41 hoogopgeslibde, zeer lichtzavelige hoge plaatgrond

Een dek kalkhoudende tot kalkarme, zeer lichte zavel (10-15% afslibbaar) van meer dan 60 cm dikte, meestal op ea 50 cm o.mv. overgaand in

slib-houdend zand en beneden 60 cm overgaand in hooggelegen zeezand. De lichte zavel is vaak humeus ten gevolge van vroegere begroeiing met elzenhak-houtc Dit verhoogt het vochthoudend vermogen van deze gronden.

(29)

-17-Ü&51 hoogopgesllbde, ondiepe, zeer lichtzavelige hoge plaatgrond.

Sen dek kalkhoudende tot kalkarme, zeer lichte zavel (10-15$ afslibbaar), op J omstreeks 35 cm o.mv, reeds overgaand in slibhoudend weinig humeus zand en beneden 60 cm overgaand in hooggelegen zeezand. Zeer droge grond, die gemakkelijk stuift en meestal in gras l i g t .

P* ^ t i g frpgesllbde froge plaa^gronden

Bi j deze gronden reikt het zeezand tot 40 à 60 cm o.mv. De verdroging kan ernstige vormen aannemen.

Wk32 matig opga slibde, lichtzavellge hoge plaatgrood

Een dek kalkhoudende lichte zavel (15-25$ afslibbaar), meestal op 30-40 cm o.mv. overgaand in zeer lichte zavel (10-15$ afslibbaar) en tussen 4-0 en 60 cm o.mv. overgaand in hooggelegen zee zand.

fflk52 ondiepe, zeer lichtzavellge hoge plaatgrond

Een dek kalkhoudende tot kalkarme zeer lichte of lichte zavel (10-17$ afslibbaar), op 30 om o.mv. overgaand in zeer lichte zavel of slibhoudend

zand en tussen 40 en 60 cm overgaand in hooggelegen zeezand. De niet opgesllbde hoge plaatgronden

Deze gronden zijn practisch niet opgeslibd met kleihoudend materiaal. Het zand van de bovengrond i s alleen iets fijner dan in de ondergrond. De bouw-voor i s practisch geheel ontkalkt.

MHk6* i e t s humeuze, zand ige hoge plaatgrond

Een dek kalkarm tot kalkloos, i e t s humeus fijn zee zand, omstreeks 50 cm of dieper geleidelijk overgaand in grover hooggelegen zeezand.

M8k7 niet humeuze, zandige hoge plaatgrond

Ben dek kalkarm tot kalkloos, niet humeus fijn zeezand, omstreeks 50 cm of dieper geleidelijk overgaand in grover hooggelegen zeezand. Veel van de gronden van dit type zijn afgegraven, waardoor het grondwater meestal i e t s te hoog staat.

Mr Hoae kreekoeverwalgronden

(30)

van jets slibhoudend, droog fijn zand. De gronden liggen hoog ten opzichte Tan het grondwater. Ze stuiven gemakkelijk.

ViïrU diepe, zeer lichtzavelige, hoge kreekoeverwalgrond

Ben dek zeer lichte zavel (10-1756 afslibbaar), omstreeks 50 cm o.mv. geleidelijk overgaand in i e t s slibhoudend, fijn en meestal vrij droog zand.

Üïr5 ondiepe, zeer lichtzavelige hoge kreekoeverwalgrond

Een dek zeer lichte zavel (10-1756 afslibbaar) omstreeks 35 om o.mv. geleidelijk overgaand in i e t s slibhoudend, vrij fijn droog zand.

Deze gronden zijn gekenmerkt door een hoge stand van het brakke grondwater. De ondergrond i s blauw 'gereduceerd, In de bovengrond kan men aller-l e i resten aantreffent brokken veen, k aller-l e i , steengruis, grof zand, schealler-lpresten, wadslakjee en rietwortels.

De bodentypen zijn ingedeeld naar de hoogteligging ten opzichte van bet grondwater en bij de hogergelegen typen tevens naar de zwaarte van de

bovengrond.

MNb1 laaggelegen kreekbeddinggrond

Zeer vochtige, vaak zilte profielen, bestaande uit een dek van ongeveer 30 à 40 cm dikke, "rommeligett, meer of minder sterk kleihoudende grond met veel schelpresten, organisch materiaal enz., met boven of op om-streeks 50 cm o.mv. reeds grijs of blauw gereduceerd zand, klei of veen. Deze gronden liggen vanwege de hoge grondwaterstanden steeds in weiland. Mnb12 hoger gelegen kreekbeddinggrond met klelige bovengrond

Vochtige gronden met een dek klei (> 35% afslibbaar) ter dikte van ca 50 cm. De gereduceerde zone tussen 50 en 100 cm o.mv,

MNb22 hoger gelegen kreekbeddinggrond met zavelige bovengrond

Vochtige gronden met een dek zavel (25-35$ afslibbaar) ter dikte van ongeveer 50 cm en de gereduceerde zone tussen 50 en 100 em o.mv.

(31)

-19-Vochtige gronden met een dek lichte zavel (15-25$ afslibbaar) ter dikte van ongeveer 50 cm en de gereduceerde z&ne tussen 50 en 100 cm o.mv. M b 5 2 hoger ge legen kreekbeddinggrond

Vochtige gronden met zeer lichtzavelige of zandige bovengrond ter dikte van 50 cm en de gereduceerde zone tussen 50 en 100 cm o.mv.

mv Afgegraven gronden

Gronden, veelal achter dijken gelegen, «aarvan de bovengrond gebruikl is voor het opwerpen en versterken van dijken* Gronden van geheel verschillende bodemtypen kannen te voorschijn komen, b.v. veen, poelklei, kreekruggrond of grof zand. De grondwaterstand is door de lage ligging vaak hoog.

MSvl laaggelegen, afgegraven grond

Zeer vochtige, vaak zilte profielen, bestaande uit een dek van ongeveer 35 cm dikke, "rommelige", meer of minder sterk kleihoudende grond met veel schelpresten, organisch materiaal enz. Omstreeks 50 cm o.mv. begint meestal reeds de blauwe gereduceerde zêaae van zand, klei of veen.

Zandige profielen op een zwaardere ondergrond. Dijkdoorbraken zijn oorzaak geweest van het ontstaan van de zandige bovengronden. De gronden wordei onderscheiden naar dikte van de overslaglaag, het slibgehalte van deze laag en de hoogteligglng.

WoU diepe, slibhoudende overslaggrond

Vrij laaggelegen overslaggrond met een dek kalkhoudende lichte zavel (10-20$ afslibbaar) van ca 50 cm dikte. Geen grof overslagzand in de ondergrond. Zware zavel of klei beginnend tussen 50 en 100 cm o.mv. U?o5 ondiepe, iets slibhoudende, resp. humeuze overslaggrond.

Iets hoger gelegen overslaggrond met een dek kalkhoudende tot kalkarme zeer lichte zavel (10-15$ afslibbaar), resp. flink humeus zand van ca 30-4.0 cm dikte, beneden 50 cm overgaand in grover overslagzand met boven 100 cm o.mv. meestal reeds de meer of minder zware zavel of klei.

(32)

MNo6 zandig©, droge overslaggrond

Hooggelegen overslaggrond net een dek kalkarm t o t kalkloos, iets huraeus fijner zand (<10£ afslibbaar) van ca 40 ca dikte, daarna overgaand in grover overslagzand met soms de me ar of minder zware zavel of k l e i nog boven 100 om o.rav,

Mo7 zeer zandige, droge overslaggrond

Zeer hooggelegen droge overslaggrond met een kalkarm t o t kalklooa, i e t s burneus fijner zand (< 10$ afslibbaar) van ca 30 om dikte, daarna over-gaand in grover overslagzand. De meer of minder zware zavel of klei bijna steeds beneden 100 cm o.mv.

Van de duinzandgronden zijn de vervlogen duinzandgronden het laagst gelegen* Daardoor zijn misschien in sommige gevallen deze gronden tevens

geinundeerd geweest.

y

PI „Vgnrlpw» dvteaa^isrgndei i

De bovengrond bestaat uit een mengsel van klei en kalkloos duinsand«

In de ondergrond treft men de zuivere kleigrond aan, m de bouwvoor zijn beide

grondsoorten gemengd. Daaronder kan men ze nog in aparte lagen aantreffen.

m

De volgende toevoegingen komen voor.

H - goed humushoudend tot humusrijk

h - matig humushoudend

c - oude cultuurgrond

Dvl slibarme vervlogen duinzandgrond

Ëen dek bestaande uit een mengsel van kalkloos duinzand en lichte zavel

op een ondergrond van zavel of klei.

Dv3 slibhoudende vervlogen duinzandgronden ,?

Een dek bestaande uit een mengsel van kalkloos duinzand en zavel op een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Datering van levende bomen gebeurt door met een holle boor, een soort gigantische appelboor, een monster te nemen vanaf de buitenkant van de boom tot aan de kern, waar de oudste

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Niet zo vreemd, want mensen hebben kunst en cultuur hard nodig: het inspireert en draagt bij aan wie we zijn. Het zou daarom mooi zijn als zoveel mogelijk mensen op ons eiland in

Zij memoreerde de Zeeuwse samenwerking om de klimaatverandering het hoofd te bieden en hoopte dat deze dag naast de inventarisatie van problemen ook mogelijk oplossingen zou bieden op

Er wordt, door middel van bouwaanduidingen, binnen de bestemming ‘Wonen’ de mogelijkheid geboden voor woningen met de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-vrijstaand 1’

Voor de boring van de aanvoerleiding wordt onder andere rekening gehouden met de restricties vanwege Natura 2000 gebieden en de richtlijnen voor gestuurde boringen..

overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toeganke- lijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat

Verder zijn het relatief veel Duitse bezoekers die speciaal voor een evenement naar het strand zouden komen, zij waren vooral afkomstig uit strandvak 6.. De meerderheid van de