IPS bij mensen met een LVB
Onderzoeksverslag
Uitgevoerd door:
Evelien Knijn Marleen Oosterloo Lotte van der Voort In opdracht van: Gabe de Vries | Projectmanager CordaanStudentgegevens Evelien Knijn | 500708847 Marleen Oosterloo | 500737636 Lotte van der Voort | 500743462 In het kader van: Opleiding ergotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam | Afstudeerprogramma 2018/2019 Datum: 10 januari 2019 Woorden: 8962 Het copyright is van de Hogeschool van Amsterdam. De opdrachtgever kan vrij beschikken over gemaakte werkstuk(ken) voor eigen gebruik. De opdrachtgever bepaalt bij de evaluatie of hij toestemming geeft om het werkstuk in het openbaar bestand van de Hogeschool van Amsterdam op te nemen.
Voorwoord
Beste lezer, Hier voor u ligt het eindproject “uitstroom naar regulier werk bij mensen met een licht verstandelijke beperking”. Het eindproject is onderdeel van het afstudeerprogramma van de opleiding ergotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam en is geschreven in opdracht van Gabe de Vries, projectmanager bij Cordaan. Het onderzoek heeft plaatsgevonden van september 2018 tot januari 2019. In dit eindproject is onderzoek gedaan naar wat de evidence van verschillende methodieken zijn in relatie tot een groter onderzoek binnen Cordaan. Hierbij is er als eerst literatuuronderzoek gedaan gevolgd door een kwalitatief onderzoek. In het onderzoek staat de volgende vraag centraal: “Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen IPS, SE en beschut werk in de begeleiding naar regulier werk bij mensen met een LVB en wat zijn resultaten van deze interventies als het gaat om de uitstroom naar regulier werk voor deze doelgroep?”. Deze vraag bestaat uit verschillende begrippen en kaders. In dit verslag komen eerst begrippen en achtergrondinformatie aan bod. Vervolgens zal er uitgelegd worden hoe het onderzoek is opgezet en uitgevoerd. Tot slot volgen de resultaten, discussie en de conclusie. Graag bedanken wij alle respondenten die hebben deelgenomen aan ons onderzoek. Zonder hun hadden wij nooit tot deze resultaten kunnen komen. Daarnaast bedanken wij Gabe de Vries, onze opdrachtgever. Gabe zijn feedback en ondersteuning hebben voor verdieping in ons afstudeerproject gezorgd. Ook Paul van der Hulst willen wij bedanken voor het meedenken, coachen en beoordelen van onze stukken. Wij hopen dat ons eindproduct bijdraagt aan het onderzoek dat op dit moment loopt binnen Cordaan. Waarbij zij in eerste instantie profijt hebben van ons product en mogelijk later ook andere instanties. Wij wensen u veel leesplezier toe. Evelien Knijn Marleen Oosterloo & Lotte van der Voort Amsterdam, 2019Samenvatting
Het eindproject is een onderzoek naar Individual Placement and Support (IPS) bij mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) die regulier willen werken. In dit onderzoek zijn supported employment (SE) en beschut werk ook onderzocht om deze te kunnen vergelijken met IPS. In dit onderzoek moest er duidelijk worden wat de verschillen en overeenkomsten waren en wat voor effect de methode en/ of werkwijze heeft op de uitstroom naar regulier werk. De vraag die centraal staat in dit onderzoek is: “Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen IPS, SE en beschut werk in de begeleiding naar regulier werk bij mensen met een LVB en wat zijn resultaten van deze interventies passend bij deze methodieken als het gaat om uitstroom naar regulier werk voor deze doelgroep?”. Om een theoretische basis voor dit onderzoek te creëren, is gestart met het uitvoeren van drie verschillende literatuurstudies. Hierna is er gestart met het praktijkonderzoek, wat gericht was op het in kaart brengen van de werkwijzen en de effectiviteit hiervan volgens professionals. De respondenten die deel hebben genomen aan dit onderzoek zijn verkregen via het netwerk van de opdrachtgever en zijn werkzaam binnen de gemeente van Amsterdam of bij Cordaan. De gegevens van de interviews zijn geanalyseerd en vervolgens uitgewerkt en vergeleken met de literatuurstudies. Uit de literatuurstudie komt naar voren dat beschut werk geen methode is. Hierdoor kon beschut werk niet vergeleken worden met IPS en SE en sloot beschut werk niet volledig aan bij het praktijkonderzoek. Bij de vergelijking van IPS en SE, zijn er een aantal verschillen en overeenkomsten te vinden, zoals de cliëntgerichtheid. Uit de literatuurstudies komen bij beschut werk en SE geen duidelijke aanwijzingen naar voor over de doorstroom naar regulier werk. In de literatuurstudie over IPS, komt één artikel naar voor over de effectiviteit en LVB. Hierin is gevonden dat IPS effectief is in de toename van het werkgelegenheidspercentage. In het praktijkonderzoek zijn er bij de vergelijking van de werkwijzen van Cordaan en de gemeente, weinig raakvlakken en maar een aantal vlakken die wel met elkaar overeenkomen. Mede doordat de doelgroep en de werkwijze binnen beide organisaties niet volledig overeenkomen, werd het bemoeilijkt om een conclusie te kunnen trekken. Aanbevelingen zijn gericht op het verder onderzoeken van de methodieken en werkwijze binnen een soortgelijke organisatie als Cordaan en mogelijk wijzigingen aanbrengen in de IPS methodiek.Inhoud
Voorwoord ... 3 Samenvatting ... 4 1. Inleiding ... 7 1.1 Aanleiding ... 7 1.2 Probleembeschrijving ... 7 1.3 Doelstelling ... 8 1.4 Vraagstelling ... 8 2. Achtergrondinformatie ... 9 2.1 Begrippen ... 9 2.2 Relevantie ... 10 2.3 Relatie ergotherapie ... 11 2.4 Wet & regelgeving ... 11 3. Werkwijze ... 13 3.1 Methode literatuuronderzoek ... 13 3.2 Aanpak praktijkonderzoek ... 13 3.3 Methode van participanten werving en ‐benadering ... 14 3.3.1 Respondenten werven ... 14 3.4 Dataverzameling ... 15 3.5 Data‐analyse ... 15 3.6 Betrouwbaarheid, ethiek en validiteit ... 15 4. Resultaten ... 16 4.1 Inleiding ... 16 4.2 Resultaten literatuuronderzoek ... 16 4.2.1 IPS ... 16 4.2.2 Supported Employment ... 16 4.2.3 Beschut werk ... 17 4.2.4 Overeenkomsten en verschillen methodieken en werkwijze ... 17 4.2.5 Effecten beschut werk, SE en IPS ... 19 4.3 Resultaten praktijkonderzoek ... 19 4.3.1 Respondenten ... 20 4.3.2 Verschillen en overeenkomsten in werkwijze ... 21 4.3.3 Werkwijze en de doorstroming ... 24 4.4 Resultaten literatuurstudie in vergelijking met interviews ... 245. Discussie ... 26 5.1 Gevolgde werkwijze ... 26 5.2 Waardering van de resultaten ... 26 6. Conclusie ... 28 7. Literatuurlijst... 30 8. Bijlagen ... 33 Bijlage 1: semigestructureerd interview ... 33 Bijlage 2: Informatiebrief ... 35 Bijlage 3: Privacyverklaring ... 36 Bijlage 4: De 8 principes van IPS ... 37 Bijlage 5: Uitwerking proces Cordaan ... 38 Bijlage 6: Uitwerking proces gemeente ... 40
1. Inleiding
1.1 Aanleiding Cordaan is een organisatie die zorg biedt aan ongeveer 20.000 mensen met een verstandelijke beperking of met chronische en/of psychische problemen. Zij bieden cliënten o.a. dagbesteding. Deze dagbesteding bestaat uit diverse activiteitencentra en leerwerkbedrijven. Binnen deze centra en leerwerkbedrijven worden zij o.a. begeleid door jobcoaches van de eenheid Werk, Welzijn en Dagbesteding (WWD). Van de cliënten die door de WWD begeleid worden, stroomt nog geen 1% door naar regulier werk. Echter is er bij veel cliënten de ambitie om regulier te werken. Deels omdat ze graag willen werken en deels voor het geld. Voor Jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB) die klaar zijn met het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO), is de noodzaak om geld te verdienen met de komst van de participatiewet urgenter geworden. Zij komen minder snel in aanmerking voor de WAJONG uitkering. Voor een WAJONG uitkering kom je alleen in aanmerking als je op jonge leeftijd een ziekte of handicap hebt gekregen waardoor je nooit meer kan werken (UWV, z.d.). Hierdoor komen veel van hen alleen in aanmerking voor de bijstand en zijn zij genoodzaakt om te zorgen voor hun eigen inkomen (Rijksoverheid, 2018). In de gemeente Amsterdam verlaten jaarlijks ongeveer 700 jongeren het VSO. Zo’n 350 van deze jongeren worden door de gemeente Amsterdam met behulp van beschut werk, begeleid naar regulier betaald werk. Naar schatting lukt het gemiddeld 150 jongeren niet om regulier werk te verkrijgen, een deel van deze jongeren komt dan o.a. bij Cordaan terecht (de Vries, 2018). 1.2 Probleembeschrijving Cordaan wil het aantal cliënten wat doorstroomt naar regulier werk vergroten. De huidige werkwijzen van doorstromen via een leerwerkbedrijf naar regulier werk, hebben tot nu toe niet gezorgd voor een grote uitstroom. Om meer cliënten door te laten stromen naar regulier werk, draait er op dit moment een pilot van Individual Placement and Support (IPS) binnen de organisatie Cordaan. IPS is een methode die binnen de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) effectief is gebleken om cliënten aan regulier werk te helpen (Van Weeghel, 2018). Onbekend is of deze methode ook effectief is bij mensen met een LVB. Om te onderzoeken of deze methode effectief is bij cliënten met een LVB, al dan niet in combinatie met GGZ‐problematiek, is er vanuit Cordaan een 2‐jarig onderzoek gestart. Het doel van het 2‐jarig onderzoek is helderheid verschaffen over de toegevoegde waarde van IPS als methode om cliënten met een LVB, al dan niet in combinatie met GGZ‐problematiek, te begeleiden naar regulier werk. Ter ondersteuning van dit 2‐jarig onderzoek is de opleiding Ergotherapie benaderd om hier een afstudeerproject aan te koppelen en studenten onderzoek te laten doen naar de evidence. De vraag vanuit Cordaan is om te onderzoeken of er in de literatuur bewijs is dat het gebruik van IPS bij mensen met een LVB leidt tot een toename van uitstroom naar regulier werk. De verwachting is dat daar weinig over is geschreven en daarom willen zij weten wat de effectiviteit is van methoden of werkwijzen die hier dicht tegenaan liggen, voor mensen met een LVB. Dit heeft geleid tot de hoofdvraag van dit onderzoek. Deze is te vinden bij 1.4: Vraagstelling.1.3 Doelstelling De doelstelling van het afstudeerproject is om Cordaan op 10 januari een onderzoeksverslag aan te leveren met daarin de resultaten van de overeenkomsten en verschillen tussen IPS, SE en beschut werk en het effect hiervan op de uitstroom naar regulier werk bij mensen met een LVB. Deze resultaten kunnen gebruikt worden bij de pilot en verfijning van IPS binnen Cordaan en wellicht op langere termijn ook bij andere organisaties. Voor professionals en ergotherapeuten kunnen de resultaten meer kennis opleveren over de methodiek IPS. Resultaten kunnen vergeleken worden met eigen werkwijzen en kunnen wellicht nieuwe inzichten opleveren. De resultaten kunnen gebruikt worden bij het ondersteunen en richting geven aan de wijze waarop ergotherapeuten (jobcoaches) mensen met een LVB naar (regulier) werk begeleiden. Dit met als uiteindelijke doel om meer mensen met een LVB aan het werk te krijgen en deze doelgroep (financieel) zelfstandiger en zelfredzamer te maken en hun eigenwaarde te vergroten. 1.4 Vraagstelling Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden en de verschillende methodes met elkaar te kunnen vergelijken, zal als eerst onderzocht moeten worden wat IPS, SE en beschut werk inhouden en welke effecten deze werkwijzen hebben op de uitstroom naar regulier werk voor mensen met een LVB. In Tabel 1: Hoofd‐ en deelvragen, zijn de opgestelde hoofd‐ en deelvragen te vinden. Tabel 1: Hoofd‐ en deelvragen
2. Achtergrondinformatie
Het afbakenen van het onderwerp zorgt ervoor dat het onderwerp niet te breed besproken gaat worden en er geen verwarring ontstaat binnen dit onderzoek. Hierdoor worden de begrippen eenduidig gebruikt. In dit hoofdstuk zal er ook een toelichting gegeven worden over de relevantie, de relatie met ergotherapie en de wet‐ en regelgeving. 2.1 Begrippen In tabel 2: Begrippen, zullen de verschillende begrippen kort worden toegelicht. Tabel 2: Begrippen Begrip Betekenis IPS Individual Placement and Support of in het Nederlands: Individuele Plaatsing en Steun, is een arbeidsintegratie methode met de volgende kenmerken. Snel plaatsen bij een gewenste baan en vervolgens de werknemer trainen (place‐ then‐train), steun bieden zo lang als nodig is en arbeidsbegeleiding integreren in de behandeling. De methode is uitgebreid onderzocht en effectief gebleken bij mensen binnen de GGZ. (Van Weeghel, 2018) SE 'Het ondersteunen van personen met een arbeidsbeperking en/of afstand tot de arbeidsmarkt bij het vinden en behouden van betaald werk op de reguliere arbeidsmarkt.' Hoewel er wereldwijd kleine variaties van de definitie bestaan, kent het Europese SE‐model drie fundamentele elementen: Betaalde arbeid: individuen moeten een loon, evenredig aan het uitgevoerde werk, ontvangen. Indien er in een land een nationaal minimumloon van kracht is, dan moet het individu op zijn minst dit loon krijgen of een gangbaar loon passend bij het werk. Reguliere arbeidsmarkt: mensen met een arbeidsbeperking moeten gewone werknemers zijn, met dezelfde lonen en voorwaarden als andere werknemers. Voortdurende ondersteuning: de ondersteuning tijdens betaalde arbeid is geïndividualiseerd en gebaseerd op de behoeften van zowel de werknemer en zijn collega’s als de werkgever. (NVS, 2017) Beschut werk Beschut werk is bedoeld voor mensen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking. Mensen die alleen kunnen werken in een ‘beschutte’ omgeving, onder aangepaste omstandigheden. Zij hebben meer begeleiding en aanpassing van hun werkplek nodig dan van een reguliere werkgever is te verwachten. Voor het werk wat zij doen, ontvangen zij loon. (Rijksoverheid, 2018) Mensen met een beschutte baan hebben een vaste werkgever. Behalve bij de eigen werkgever kunnen zij ook bij een andere werkgever aan de slag via detachering. De werknemer blijft dan in dienst van de gemeente of de eigen werkgever. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het aanbieden van beschut werk aan mensen met een arbeidsbeperking. Een gemeente bepaalt zelf op welke manier en waar zij beschutte werkplekken aanbieden. Wel is er altijd sprake van een dienstbetrekking.Regulier werk Een baan van een werknemer waarbij sprake is van een arbeidsovereenkomst waarin de afspraak over de arbeidsduur een vast aantal uren per week kent (Ensie, 2016). Licht verstandelijke beperking (LVB) Beperkt sociaal aanpassingsvermogen en IQ‐score tussen de 50 en 85. Het gaat om tekorten of beperkingen in het aanpassingsgedrag van een persoon. Er zijn beperkingen in zowel het verstandelijk als het adaptieve functioneren in de conceptuele, sociale en/of praktische domeinen. Er is sprake van een licht verstandelijke beperking als er voldaan wordt aan de volgende drie criteria: Deficiënties in het intellectuele functies (redeneren, plannen en problemen oplossen). Deficiënties in het adaptieve functioneren (persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid). De deficiënties in de ontwikkeling, ontstaan aan het begin van de ontwikkelingsperiode. (American Psychiatric Association, 2014) Verstandelijke beperking De DSM‐5 spreekt van verstandelijke beperking wanneer de geestelijke vermogens zo zwak zijn dat dit het functioneren in het dagelijks leven bepaalt. De cognitieve, sociale en praktische ontwikkeling blijft achter en daardoor is het vermogen om zich aan te passen verminderd. Criteria zijn: ‐ Verstandelijk duidelijk onder het gemiddelde functioneren: een IQ van 50‐55 tot ongeveer 70 bij een individueel toegepaste IQ‐test. ‐ Gelijktijdig aanwezige tekorten in of beperkingen van het huidige aanpassingsgedrag (dat wil zeggen dat de betrokkene er in slaagt te voldoen aan de standaarden die bij zijn of haar leeftijd verwacht kunnen worden binnen zijn of haar culturele achtergrond) op ten minste twee van de volgende terreinen: communicatie, zelfverzorging, zelfstandig kunnen wonen, sociale en relationele vaardigheden, gebruik maken van gemeenschapsvoorzieningen, zelfstandig beslissingen nemen, functionele intellectuele vaardigheden, werk, ontspanning, gezondheid en veiligheid. ‐ Het begin van de beperking ligt voor het achttiende jaar. (Nederlands Jeugdinstituut, 2018) 2.2 Relevantie De komst van de participatiewet maakt dat steeds meer mensen met een LVB, niet in aanmerking komen voor een WAJONG uitkering. Om (financieel) zelfstandig te kunnen leven, hebben deze mensen andere bronnen van inkomsten nodig. IPS draagt bij aan het verkrijgen van een baan en daarbij dus ook aan inkomsten en (financiële) zelfstandigheid. Mensen met een LVB hebben vaak naast een beperking in het intellectueel functioneren, ook een beperking in het sociaal functioneren. De cliënten die aan regulier werk komen en dit behouden, zullen meer sociale contacten hebben. Werk geeft deze mensen voldoening, waardoor zij zich nuttig voelen. Het kan hen een gevoel geven van ergens bij horen, meedoen in de maatschappij en een bijdrage te leveren aan de samenleving (Regioplan, 2013). Werken in een normale omgeving kan een bijdragen leveren aan het gevoel van eigenwaarde. Dit kan leiden tot participatie en inclusie. Voor bedrijven kan het gunstig zijn, gezien het kostenplaatje, om mensen met een LVB in dienst te nemen.
2.3 Relatie ergotherapie De koppeling tussen het ondersteunen van mensen met een LVB en het vinden van (regulier) werk en de ergotherapie, kan op verschillende manieren gemaakt worden. Mensen met een LVB kunnen op verschillende vlakken door de ergotherapeut begeleid worden. Hierbij kun je denken aan mensen met een lichamelijke beperking die nog niet zelfstandig een maaltijd kunnen bereiden. Maar ook bij cognitieve beperkingen kan de ergotherapeut ondersteunend zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de dagindeling en het plannen van afspraken. Het meedoen in de maatschappij is een belangrijk punt binnen de ergotherapie. Wanneer bovenstaande punten met elkaar gecombineerd worden, is de koppeling met het project en de ergotherapie goed te maken. Mensen met een LVB moeten als zij werk willen vinden en behouden zich bepaalde vaardigheden eigen kunnen maken zoals: aan afspraken kunnen houden, op tijd op hun werk komen en netjes gekleed zijn bij bijvoorbeeld sollicitatiegesprekken. Zoals al eerder benoemd, is het meedoen in de maatschappij een belangrijk punt in de ergotherapie en dat is het voornamelijk doel bij het plaatsen van mensen met een LVB in een werkomgeving. 2.4 Wet & regelgeving Het zoeken, vinden en behouden van werk is een van de problemen waar mensen met een LVB mee worstelen. In de participatiewet is vastgelegd dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor mensen die onvoldoende arbeidsvermogen hebben om zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien (NJI, z.d.). Mensen met een LVB kunnen (financiële) ondersteuning krijgen vanuit het Uitvoeringsinsituut Werknemersverzekering (UWV) of de gemeente. Dit is afhankelijk van de mate van beperkingen. Mensen met een LVB die een arbeidsbeperking hebben en daarom ondersteuning willen bij werk of inkomen, kunnen bij het UWV terecht. Onder een arbeidsbeperking wordt verstaan: ‐ Moeite hebben met het vinden of behouden van werk en daardoor niet het minimumloon verdienen; ‐ Ondersteuning nodig hebben die een gewone werkgever niet kan bieden; ‐ Niet meer kunnen werken. (UWV, z.d.) Als iemand onder deze groep valt, kan er een aanvraag voor de beoordeling van het arbeidsvermogen gedaan worden. Door het UWV wordt dan beoordeeld welke vorm van ondersteuning nodig is. Deze uitkomst van de beoordeling bepaalt ook of iemand ondersteuning krijgt van het UWV of van de gemeente. Er zijn drie verschillende soorten ondersteuning. Deze drie soorten van ondersteuning zijn: ‐ Wajong uitkering; ‐ Indicatie banenafspraak; ‐ Advies indicatie beschut werk. (UWV, z.d.) Wajong uitkering Dit is een uitkering voor mensen die op jonge leeftijd een ziekte of handicap kregen en die daardoor nu en in de toekomst geen mogelijkheden hebben om te werken. Voorwaarden om een Wajong uitkering te krijgen zijn o.a. dat je op de dag dat je 18 jaar wordt een ziekte op handicap hebt of dat je na je 18e en de dag voordat je 30 jaar wordt, een handicap hebt en je minimaal 6 maanden een opleiding hebt gevolgd. Ook mensen met een LVB kunnen in aanmerking komen voor deze uitkering (Rijksoverheid, 2018).
Indicatie banenafspraak Dit is een verklaring die je kan krijgen als je niet het minimumloon kunt verdienen vanwege een ziekte of handicap. Deze kan je krijgen als de gemeente je naar werk begeleidt of begeleid heeft of als je het VSO, praktijkonderwijs (pro) of de entreeopleiding in het mbo volgt of volgde. Voor werkgevers zijn er regelingen om mensen met een indicatie banenafspraak in dienst te nemen. Dit levert voor de werkgever (financiële) voordelen op, bijvoorbeeld loonkostenvoordeel en no‐riskpolis. Indien je een indicatie banenafspraak hebt, wordt je opgenomen in het doelgroep register. (UWV, z.d.) Doelgroep register Het doelgroep register is een landelijk register die door het UWV wordt beheerd. Hierin staan alle mensen die vallen onder de banenafspraak die is gemaakt tussen het kabinet en werkgevers. Iemand die in het register staat ingeschreven heeft meer kans op werk. Het is namelijk voor werkgevers financieel aantrekkelijk om iemand uit het doelgroep register in dienst te nemen of te houden. Voor het doelgroep register kan je je aanmelden door een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen in te dienen. (UWV, z.d.) Advies indicatie beschut werk Het UWV onderzoekt, bij een advies indicatie beschut werk, uit over welke mogelijkheden de persoon beschikt om te werken. Er wordt gekeken welke aanpassingen en/of begeleiding nodig is. Als uit dit onderzoek naar voren komt dat iemand ondersteuning nodig heeft die de werkgever niet kan bieden, dan kan het UWV een advies geven dat de persoon alleen in een beschutte omgeving kan werken. Met dit advies kan de persoon naar de gemeente gaan. De gemeente beslist of zij iemand een beschutte werkplek geven. (UWV, z.d.) Gemeente Indien je geen Wajong uitkering of andere vorm van uitkering ontvangt, kan je vanaf je 18e bij de gemeente terecht voor een bijstandsuitkering. Hieraan zijn een aantal voorwaarden verbonden. Indien je aan deze voorwaarden voldoet, krijg je een uitkering. De hoogte van deze uitkering is afhankelijk van je situatie en leeftijd. Voor een alleenstaande jongere van 18 jaar die nog thuis woont is dit in de gemeente Amsterdam bijvoorbeeld € 240,51 per maand (Gemeente Amsterdam, z.d). Naast een bijstandsuitkering kan de gemeente ook helpen bij het zoeken naar werk. Voor mensen met een arbeidsbeperking beschikt de gemeente over verschillende mogelijkheden: ‐ Werken met loonkostensubsidie; ‐ Beschut werk; ‐ Doelgroepenregister. (Gemeente Amsterdam, z.d.) Werken met loonkostensubsidie Een werkgever kan iemand in dienst nemen met loonkostensubsidie. Dit houdt in dat een jobcoach gaat kijken hoeveel tijd en begeleiding iemand nodig heeft en vergelijkt dit met iemand zonder arbeidsbeperking. Het verschil wordt in geld uitgedrukt en kan aan een werkgever worden gegeven (Gemeente Amsterdam, z.d.).
3. Werkwijze
In dit hoofdstuk is beschreven op welke wijze gewerkt is tijdens het onderzoek. Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden, is er gestart met een literatuuronderzoek naar de verschillende methodes en werkwijze (IPS, SE en beschut werk). Hierna zijn er voor het kwalitatieve onderzoek aan de hand van de volgorde in het begeleidingstraject, de topics opgesteld voor de interviews met de coaches van zowel Cordaan als de gemeente. In de werkwijze is onder andere ook beschreven hoe in het kwalitatieve onderzoek naar participanten is gezocht, de wijze van dataverzameling en de betrouwbaarheid en validiteit. 3.1 Methode literatuuronderzoek In dit eindproject staat de volgende hoofdvraag centraal: Wat zijn de verschillen en de overeenkomsten tussen IPS, SE en beschut werk in de begeleiding naar regulier werk bij mensen met een LVB en wat zijn resultaten van deze interventies passend bij deze methodieken als het gaat om uitstroom naar regulier werk voor deze doelgroep? De methodieken IPS, SE en de werkwijze beschut werk, zijn de basis van het literatuuronderzoek. In dit eindproject wordt er gezocht naar de kenmerken en werkwijzen van IPS, SE en beschut werk. Ook wordt er gezocht in hoeverre IPS, SE en beschut werk en de daarbij behorende werkwijzen, een bijdrage leveren aan de uitstroom naar regulier werk. Om geschikte artikelen te kunnen vinden, is er gebruik gemaakt van de volgende databanken: Pubmed, Cinahl en Proquest Social Science. Voor het zoeken in deze databanken zijn er verschillende zoekstrings opgesteld. Deze hebben ervoor gezorgd dat de juiste artikelen gevonden konden worden. Na dit zoekproces heeft er een selectieprocedure plaatsgevonden, waarbij er in elke literatuurstudie 8 artikelen zijn geïncludeerd. Om de kwaliteit van het onderzoek en de uitkomsten te waarborgen, zijn de literatuurstudies systematisch en peer reviewed uitgevoerd. Hierbij heeft een ander groepslid de beschreven zoekwijze opnieuw uitgevoerd en is gekeken of dit tot dezelfde resultaten leidde. Bij het beoordelen van de artikelen is er gebruik gemaakt van McMaster lijsten. Voor de kwantitatieve onderzoeken is er gebruik gemaakt van de kwantitatieve McMaster lijst (Law et al., 2012). Voor de kwalitatieve onderzoeken is gebruik gemaakt van de kwalitatieve Mcmaster lijst (Letts et al., 2007). Bij hoofdstuk 4: Resultaten, zijn de kenmerken van IPS, SE en beschut werk beschreven en met elkaar vergeleken. Overige relevante resultaten uit de literatuurstudies zijn beschreven en worden met de praktijk vergeleken. Gezien de aard van het onderzoek, zal de methode IPS uitgebreid worden beschreven en worden de resultaten t.a.v. beschut werk en SE bondig beschreven. 3.2 Aanpak praktijkonderzoek Het praktijkonderzoek bestaat uit een verkennend, kwalitatief onderzoek. Er is gekozen voor dit type onderzoek, omdat deze vorm van onderzoek kijkt naar het geheel en wat de achtergrond van bepaald gedrag is (Plooij, 2011). Hierbij is gekozen voor een verkennend onderzoek, omdat daarbij wordt gekeken naar welke factoren van belang zijn, welke meningen de professionals hebben en hoe zij denken over een bepaalde methodes (Baarda et al., 2017). Voor het praktijkonderzoek zijn semigestructureerde face to face interviews opgesteld en afgenomen. Er is voor face to face interviews gekozen, omdat bij deze wijze van interviewen de vragen en antwoorden toegelicht en verduidelijkt kunnen worden. Dit biedt de gelegenheid om direct in te gaan op het antwoord van de respondent met bijvoorbeeld een vervolgvraag en geeft de zekerheid dat een respondent geen vragen overslaat of te beknopt antwoord geeft (Baarda et al., 2017).Voor het opstellen van de semigestructureerde interviews is het van belang dat er eerst een topiclijst wordt opgesteld. De topics zijn opgesteld naar aanleiding van de stappen die in het IPS traject genomen worden. Deze bestaan uit: aanmelding, intake, begeleiding en afronding. Deze processtappen helpen om inzicht te krijgen op het gehele, maar ook op verschillende onderdelen van het begeleidingsproces en de daarbij gebruikte methodes. Op deze wijze zijn het proces en de werkwijzen gemakkelijker in stappen te splitsen en zijn de uitkomsten van de interviews met elkaar te vergelijken (Baarda et al., 2017). Om de informatie van de respondenten compleet te krijgen, zijn de topics: algemeen, scholing en extra toegevoegd. Bij het opstellen van de vragen is gekeken naar de verschillende kenmerken van de methodes IPS en SE. Deze kenmerken zijn verwerkt in de vragen. Op deze wijze is getracht om inzicht te krijgen in hoeverre de manier van begeleiden van de respondenten overeenkomt met IPS, SE of geen van beide methodieken. Voor de kenmerken van IPS, is bij het opstellen van de vragen, gebruik gemaakt van de principes en de modelgetrouwheidsschaal van IPS. In bijlage 1: Semigestructureerd interview, is de opzet van het semigestructureerde interview te vinden. Hierin zijn de vragen beschreven die tijdens het interview gesteld zijn. De opgestelde vragen zijn doorgesproken met de opdrachtgever en zijn op deze wijze gereviewed. Hierna is er een test interview afgenomen. Op basis hiervan zijn een aantal vragen aangepast. Het test interview is niet meegenomen in de verwerking van de eindresultaten. In overleg met de opdrachtgever is er gezien de voorkeur in IPS en de tijd van het onderzoek, besloten om de interviews af te nemen bij professionals die werkzaam zijn binnen de gemeente Amsterdam en Cordaan. Indien er meer tijd beschikbaar was, zou er op grotere schaal onderzoek zijn gedaan binnen de verschillende organisaties en een vergelijkend onderzoek hebben plaatsgevonden. Helaas is er nog geen duidelijk beeld op welke schaal IPS wordt toegepast en gebruikt bij de doelgroep LVB. De geselecteerde professionals zijn werkzaam en/of bekend met IPS, SE en of beschut werk in de gemeente Amsterdam. Dit om een goed en representatief beeld te krijgen hoe er binnen de gemeente Amsterdam met deze methodes gewerkt wordt en dit te kunnen vergelijken met de eigen organisatie Cordaan. Er zullen naast externe professionals (van de gemeente Amsterdam), dus ook professionals die werkzaam zijn als jobcoach of IPS coach van Cordaan geïnterviewd worden. Hierdoor kan de werkwijze van de jobcoaches of IPS coaches van de gemeente met die van Cordaan vergeleken worden. 3.3 Methode van participanten werving en ‐benadering 3.3.1 Respondenten werven Om deelnemers te werven en een homogene groepssamenstelling te krijgen die met elkaar vergeleken kan worden, is voor het kwalitatieve onderzoek gebruik gemaakt van het netwerk van de opdrachtgever. De opdrachtgever staat in goed contact met de teammanager van de afdeling Werk en Re‐integratie van de gemeente Amsterdam. Om deelnemers te werven voor het onderzoek, heeft de opdrachtgever contact gezocht met deze teammanager. Via de opdrachtgever en teammanager zijn er gegevens aangedragen van personen die vrijwillig wilden deelnemen aan de interviews. Bij het benaderen van deelnemers is niet gekeken naar leeftijd, geslacht, werkervaring en opleiding. De uiteindelijke respondenten zijn werkzaam als jobcoach, werkzaam met de methode IPS en bereid om mee te werken aan het onderzoek. Met deze respondenten is via de mail contact opgenomen en een afspraak gemaakt. Deze mail bestond uit een uitnodiging voor een afspraak en een informatiebrief, zie bijlage 2: informatiebrief. In totaal is er contact opgenomen met 5 jobcoaches die werkzaam zijn bij de gemeente en 3 jobcoaches die werkzaam zijn bij Cordaan. De interviews zijn bij de gemeente en bij Cordaan op een rustige locatie afgenomen. De 8 respondenten die aan ons onderzoek hebben meegedaan, hebben ervoor gezorgd dat er een zo een breed mogelijk beeld verkregen is binnen de korte onderzoeksperiode.
3.4 Dataverzameling Tijdens het afnemen van het interview is er gebruik gemaakt van opnameapparatuur bestaande uit een telefoon of laptop met een ingebouwde microfoon functie. 3.5 Data‐analyse De afgenomen interviews zijn teruggeluisterd en uitgewerkt op papier in de vorm van een transcript. De teksten in de transcripten zijn samengevat en gecodeerd. Bij het coderen is gebruik gemaakt van een combinatie van in vivo coderen, gericht coderen en samenvattend coderen (Baarda et al., 2017). Om de achterliggende structuur en de samenhang van deze codes verder te onderzoeken, zijn de codes in topics verdeeld. Deze topics zijn; aanmelding, intake, begeleidingstraject en afronding. Vervolgens zijn de uitkomsten van de interviews van Cordaan vergeleken met de interviews van de gemeente. De bevindingen uit de interviews zijn gekoppeld aan de uitkomsten van de literatuurstudies. De resultaten van de topics; algemeen, scholing en extra zijn in tabellen uitgewerkt. Deze tabellen zijn te vinden in hoofdstuk 4: Resultaten. 3.6 Betrouwbaarheid, ethiek en validiteit Voorafgaand aan het onderzoek is aan de deelnemers informatie verstrekt over hoe met de privacy van de deelnemers omgegaan zal worden. Daarnaast hebben de deelnemers een privacyverklaring getekend waarin staat uitgelegd hoe met de informatie omgegaan zal worden. Deze privacyverklaring is te vinden in bijlage 3: Privacyverklaring. Na het uitwerken van de interviews zijn deze uitwerkingen naar de desbetreffende respondent gestuurd. Dit is gedaan om te kijken of de gegeven informatie goed ontvangen en begrepen is. Enkele respondenten gaven aan dat zij het transcript van hun interview niet in het onderzoeksverslag wilde. Vandaar dat deze ook niet in de bijlage te vinden zijn. Op het moment dat er gegevens van het interview online komen, denk hierbij aan een opname van het interview of uitgewerkte gegevens die nog niet geanonimiseerd zijn, zullen deze beveiligd worden met een wachtwoord. Het wachtwoord zal sterk zijn, om te voorkomen dat opgeslagen informatie gehackt wordt (Kulche, 2018). Naast het online gebruik maken van wachtwoorden, heeft in dit geval de interviewer te maken met geheimhoudingsplicht. Dit houdt in dat de interviewer de ontvangen informatie alleen mag gebruiken in resultaten of verslagen, als deze informatie volledig geanonimiseerd is (Geertsma, 2018). In dit verslag zullen citaten uit de interviews gebruikt worden. Deze citaten hebben een code. Alleen het projectteam kan achterhalen wie wat gezegd heeft. Deze gegevens gaan niet zonder toestemming van de respondent naar de opdrachtgever. De interviews zijn door 2 mensen afgenomen. Waarbij de een het interview afneemt en de ander de antwoorden noteert. Dit voorkomt dat er vragen door elkaar gesteld worden en zorgt voor structuur in het interview. Dit heeft ook als voordeel dat tijdens het terugluisteren en uitwerken van de interviews, mensen niet door elkaar praten. Degene die niet bij het interview aanwezig was, heeft het interview uitgewerkt. Vervolgens hebben degenen die bij het interview aanwezig waren deze uitwerking gelezen en indien nodig aangevuld.
4. Resultaten
4.1 Inleiding In dit hoofdstuk zijn de resultaten in relatie tot de hoofd‐ en deelvragen beschreven. Deze zijn afkomstig vanuit het literatuuronderzoek (bestaand uit drie literatuurstudies) en het praktijkonderzoek. Ook worden de algemene kenmerken beschreven, de verschillen en overeenkomsten van werkwijze en de mate van doorstroming naar werk. 4.2 Resultaten literatuuronderzoek Het eerste deel van de hoofdvraag luidt als volgt: Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen IPS, SE en beschut werk in de begeleiding naar regulier werk bij mensen met een LVB? Als eerst worden de kenmerken van IPS, SE en beschut werk beschreven. In 4.2.4 zal antwoord worden gegeven op deze deelvraag. 4.2.1 IPS Het IPS‐model is gebaseerd op acht principes (hoofdbestanddelen) die de nadruk leggen op competitieve werkgelegenheid (regulier werk), persoonsgerichte ondersteuning, snel zoeken naar werk en zero‐exclusie (Noel, Oulvey, Drake & Bond, 2017). Bij IPS geldt het principe ‘first place, then train.’ Direct wordt er gestart met werken en indien nodig volgt er training op het werk (werken met IPS, z.d.). De acht principes zijn als volgt: Regulier betaald werk of opleiding is het centrale doel; Niemand wordt uitgesloten; Integratie van toeleiding naar werk of opleiding en zorg; Voorkeur van de werkzoekende staat voorop; Ondersteuning rond werk en inkomen; Snel zoeken naar en plaatsen op een geschikte werkplek; Baan (kans) ontwikkelingen; Blijvende ondersteuning. (Van Weeghel & Michon, 2018) Een toelichting van deze principes is te vinden in bijlage 4: De 8 principes van IPS. 4.2.2 Supported Employment De principes van de methodiek SE zijn als volgt. ● Individualiteit: SE beschouwt elk individu als uniek, met zijn eigen interesses, voorkeuren, omstandigheden en levensloop. ● Respect: SE‐activiteiten zijn altijd aangepast aan de leeftijd, zijn (mens)waardig en bieden een meerwaarde. ● Zel eschikking: SE ondersteunt individuen om hun interesses en voorkeuren te ontwikkelen, hun keuzes duidelijk te maken en hun tewerkstellings‐ en levensplan te bepalen, rekening houdend met hun persoonlijke en contextuele omstandigheden. Het promoot de principes van zelfsturing bij klanten. ● Geïnformeerde keuze: SE ondersteunt individuen om hun mogelijkheden ten volle te begrijpen, opdat ze een keuze kunnen maken die aansluit bij hun voorkeuren en waarvan de gevolgen duidelijk zijn. ● Empowerment: SE ondersteunt individuen om beslissingen te nemen op het vlak van levenss jl en participatie aan de samenleving. Individuen zijn centraal betrokken bij de planning, evaluatie en ontwikkeling van diensten.● Vertrouwelijkheid: De SE‐dienstverlener beschouwt de informatie die hij van een individu krijgt als vertrouwelijk. De klant heeft toegang tot zijn persoonlijke informatie, verzameld door de dienstverlener. Informatiedoorstroom vindt slechts plaats na goedkeuring van het individu. ● Flexibiliteit: Organisa es en hun personeel kunnen zich aanpassen aan de noden van klanten. De diensten zijn flexibel en beantwoorden aan de noden van het individu en kunnen worden aangepast aan specifieke vereisten. ● Toegankelijkheid: SE‐diensten, ‐faciliteiten en ‐informatie zijn ten volle toegankelijk voor alle mensen met een beperking of (arbeids)handicap. (Ranschaert et al., 2014) 4.2.3 Beschut werk Uit de literatuurstudie bleek dat beschut werk een “gescheiden instelling” is waarin mensen werken die (nog) niet voldoende capaciteiten hebben om te werken in een reguliere werkplaats (Cimera, 2011). In Nederland zijn er meerdere vormen van beschut werk. Dit omdat de wet‐en regelgeving in Nederland anders is dan in andere landen. Beschut werk in Nederland is een voorziening die door de gemeente gebruikt kan worden om mensen met een arbeidsbeperking te laten deelnemen in het bedrijfsleven. Het zijn dus aangepaste omstandigheden waardoor de persoon wel kan werken. Er is pas sprake van beschut werk als er aan een aantal voorwaarden voldaan is. Deze voorwaarden zijn te vinden in tabel 3: Voorwaarden en procedure beschut werk. Tabel 3: Voorwaarden en procedure beschut werk Personen voor wie een gemeente verantwoordelijk is voor ondersteuning en personen aan wie UWV een uitkering verstrekt vragen zelf een advies beschut werk bij UWV aan, of het college draagt op basis van haar eigen voorselectie mensen voor een advies beschut werk voor bij UWV. UWV geeft een positief advies beschut werk af. Het college besluit vervolgens dat de betreffende persoon uitsluitend beschut kan werken. Het college zorgt ervoor dat de betreffende persoon met een dienstbetrekking op een beschut werkplek wordt geplaatst. (Ministerie van SZW, 2018) 4.2.4 Overeenkomsten en verschillen methodieken en werkwijze Het is lastig om beschut werk te kunnen vergelijken met IPS en of SE, omdat beschut werk in Nederland een voorziening is die door de gemeente gebruikt kan worden om mensen met een arbeidsbeperking te laten deelnemen in het bedrijfsleven. Uit de werkwijze van beschut werk, zijn geen specifieke kenmerken naar voren gekomen in de literatuurstudie. IPS en SE hebben daarentegen wel een aantal overeenkomsten, te vinden in tabel 4: Verschillen en overeenkomsten IPS en SE. Als de punten overeenkomen zijn deze groen gearceerd zo niet dan zijn deze licht rood gearceerd.
Tabel 4: Verschillen en overeenkomsten IPS en SE
IPS SE
Gericht op Regulier betaald werk of opleiding is het centrale doel
Individualiteit
Doelgroep Niemand wordt uitgesloten Respect, voor iedereen
Hulp Integratie van toeleiding naar werk of opleiding en zorg Zelfbeschikking Cliëntgericht Voorkeur van de werkzoekende staat voorop Geïnformeerde keuze
Ondersteuning Ondersteuning rond werk en inkomen Empowerment Flexibiliteit Baan (kans) ontwikkelingen Flexibiliteit Duur van ondersteuning Blijvende ondersteuning Toegankelijkheid ondersteuning Wanneer tabel 4: Verschillen en overeenkomsten IPS en SE, nader beschouwd wordt dan valt op dat er een aantal verschillen, maar ook een aantal overeenkomsten zijn tussen de methodieken IPS en SE. Het valt op dat de kopjes doelgroep, cliëntgericht en de duur van ondersteuning overeenkomen. Daarnaast valt het op dat het lijkt alsof SE meer gericht is op individualiteit en zelfbeschikking en IPS meer gericht is op het ontwikkelen en bieden van ondersteuning.
4.2.5 Effecten beschut werk, SE en IPS De literatuurstudies over beschut werk en SE hebben geen relevante resultaten opgeleverd over de effectiviteit en uitstroom naar regulier werk bij mensen met een LVB. Over de effectiviteit van IPS zijn veel verschillende onderzoeken gevonden. Echter is er slechts één onderzoek gevonden die gaat over effectiviteit en de doelgroep LVB. Dit onderzoek toont dat IPS effectief is in de toename van het werkgelegenheidspercentage voor jongeren met ontwikkelingsstoornissen. Onder deze doelgroep vielen jongeren met o.a. LVB, autisme en down syndroom. De cijfers na de implementatie van IPS varieerden in de verschillende follow‐up periodes van 3 maanden. De cijfers van deze doelgroep zijn: Uit dit onderzoek komt naar voor dat de IPS teams die jongeren met o.a. LVB begeleiden, lager scoorden op doorstroom naar regulier werk dan IPS teams die alleen jongeren met een psychische aandoening begeleiden (Noel et al., 2016). Hierover is meer te lezen in de literatuurstudie over LVB en IPS. Een systematic review over de doelgroep volwassenen met ernstige psychische aandoeningen, toont dat IPS de werkgelegenheid percentages voor deze doelgroep aanzienlijk heeft verhoogd en de deelnemers heeft geholpen om sneller aan de slag te gaan en hun baan te behouden. 8 van de 11 gevonden RCT’s in dit onderzoek toonden dat IPS superieur is in beroep resultaten die het dubbele aantal competitieve banen en banen prestaties aantonen, meer gewerkte uren, een hoger totaal inkomen, en een betere kwaliteit van leven voor de deelnemers (Noyes et al., 2018). Het onderzoek van Michon et al.(2014) wat in Nederland is uitgevoerd onder doelgroep mensen met een (ernstige) psychische aandoening sluit aan bij de resultaten uit de systematic review. Deze studie biedt als extra bewijs dat IPS ook positieve resultaten oplevert in Europese landen die worden gekenmerkt door een relatief beschermend sociaaleconomisch klimaat. 4.3 Resultaten praktijkonderzoek Het tweede deel van de hoofdvraag luidt als volgt; Wat zijn resultaten, volgens de respondenten, van deze interventies passend bij deze methodieken als het gaat om uitstroom naar regulier werk voor deze doelgroep? Om hierop een antwoord te kunnen geven is er een praktijkonderzoek uitgevoerd. In dit deel van de resultaten worden als eerst de kenmerken van de respondenten beschreven, gevolgd door verschillen en overeenkomsten van de werkwijze. Daarna de cijfers over de doorstroming van de cliënten naar regulier werk. In tabel 5: Kenmerken respondenten, zijn de kenmerken van de respondenten weergegeven. In de tabel is te zien dat de gegevens tussen Cordaan en de gemeente met elkaar overeenkomen. Er zijn verschillen te zien bij de caseload en scholing, dit is nader toegelicht in de conclusie.
4.3.1 Respondenten
Tabel 5: Kenmerken respondenten
Cordaan & Gemeente Cordaan Gemeente
Geslacht (n) Man 2 1 1 Vrouw 6 2 4 Werkervaring (jaren) Minste ervaring 2 1,25 Meeste ervaring 15 17,5 Gemiddelde werkervaring als jobcoach 4,7 7,3 3,1 Minste ervaring 0 0 Meeste ervaring 1 4 Gemiddelde werkervaring met IPS 0,75 0,6 0,8 Leeftijd (in jaren) Jongste respondent 37 38 Oudste respondent 60 59 Gemiddelde leeftijd 50 49 51 Type cliënt begeleid door respondent (n) LVB 1 1 0 LVB en andere problematiek 7 2 5 Caseload (cliënten per maand) Laagste caseload 10 15 Hoogste caseload 26 40 Gemiddelde caseload 25 20,3 27 Aanvullende scholing (respondent) (N) Jobcoach opleiding 8 3 5 IPS training 4 3 1 Cursus e.d. 5 1 4
In tabel 5: Kenmerken respondenten, valt op dat de meerderheid van de geïnterviewde vrouw is. De gemiddelde werkervaring ligt hoger bij Cordaan dan bij de Gemeente. Dit kan verklaard worden doordat bij Cordaan iedereen ongeveer evenveel werkervaring heeft en bij de gemeente is dit meer verspreid. Daarnaast is het ook zo dat de coaches van Cordaan gemiddeld een lagere caseload hebben dan de coaches van de gemeente. In tabel 6: Werkwijze, is de werkwijze van Cordaan en de gemeente Amsterdam terug te vinden. Hierin zijn de topics: aanmelding, intake, begeleidingstraject en afronding te vinden. Als er punten overeenkomen in de werkwijze tussen Cordaan en de gemeente is dit met een groene kleur aangeduid zo niet dan is de kleur lichtrood. Zie voor de volledige uitwerking van de werkwijze bijlage 5: Uitwerking werkwijze Cordaan en in bijlage 6: Uitwerking werkwijze gemeente. 4.3.2 Verschillen en overeenkomsten in werkwijze Tabel 6: Werkwijze Cordaan N=3 Gemeente N=5 Aanmelding Wijze van aanmelden Via het intakebureau ‐ Aanmelding vanuit school. ‐ Aanmelding vanuit het jongerenpunt. ‐ Vanuit andere afdelingen binnen de gemeente. ‐ Via toelating passend werk (TPW)* Randvoorwaarden ‐ Cliënt moet gemotiveerd zijn. ‐ LVB gediagnosticeerd (geen lager niveau). ‐ Netwerk dat de cliënt steunt (niet noodzakelijk). ‐ Cliënt moet gemotiveerd zijn. ‐ Cliënt moet arbeidsfit zijn. ‐ Cliënt moet weten in welke sector hij of zij wil werken. ‐ Cliënt moet leefgebieden op orde hebben of hier hulp bij hebben. ‐ Cliënt moet openstaan voor hulp. ‐ Cliënt moet zich aan afspraken houden. ‐ Het Nederlands van de cliënt moet op een bepaald niveau zijn. ‐ Cliënt moet een arbeidsbeperking hebben of niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen. ‐ Geen middelengebruik tijdens het werk of na het werk wanneer deze invloed hebben op het werk Niet voldoen aan randvoorwaarde De cliënt zal binnen een ander passend traject geplaatst worden. De cliënt zal binnen een ander passend traject geplaatst worden. Na aanmelding Het afnemen van een assessment bestaande uit een uitgebreide vragenlijst. Het maken of bijschaven van een CV. Koppeling cliënt aan begeleider Op basis van de regio die de begeleider begeleidt en waar de cliënt woont. Het aantal plekken dat de begeleider beschikbaar heeft.
Intake
Afname intake Onbekend, door intakebureau. ‐ Vanuit school wordt deze op school gedaan.
‐ Bij de gemeente. ‐ Vanuit het jongerenpunt. Belangrijk ‐ Achtergrondinformatie van de cliënt. ‐ Eerdere ervaringen, succesvol of minder succesvol afgesloten. ‐ Hoe staan de financiën van de cliënt ervoor? ‐ Een volledig beeld krijgen van de cliënt. ‐ Dat de cliënt gemotiveerd is. ‐ De checklist waarop alle leefgebieden afgegaan wordt. Na de intake ‐ De financiering moet goed geregeld zijn. ‐ Verder kennismaken. ‐ Binnen 6 weken een opdrachtgever benaderd hebben. ‐ Op zoek naar banen. ‐ Een periode van 3 tot 6 maanden om te solliciteren. ‐ Er kan gebruik gemaakt worden van jobhunters. ‐ Oriëntatie naar mogelijke werkplekken. Begeleidingstraject Toegepaste methode IPS Verschillende methodes gebruiken; ‐ Motivational interviewing ‐ Interculturele communicatie ‐ Eigen kracht methode ‐ Power piramide ‐ IPS ‐ SE ‐ VTA (loonwaarde methodiek) Wat houdt de methodiek in? Samen met de cliënt het traject in gaan, maar de verantwoordelijkheid ligt voor het grootste gedeelte bij de cliënt zelf. De cliënt staat centraal, waarbij wordt gekeken naar de wensen en kwaliteiten van de cliënt. Voordelen ‐ Snel in actie komen voor het zoeken van werk. ‐ Het intensief coachen, waarbij fouten maken mag. Hier leer je van. ‐ Het versterken van de kracht van de cliënt. ‐ Meer kansen worden geopend door te kijken naar de kwaliteiten van de cliënt. Nadelen ‐ Voor cliënten met meerdere beperkingen kan dit traject te snel gaan. ‐ IPS moet gebruikt worden ook wanneer deze niet geschikt is, om het af te kunnen vinden. ‐ Het contact moet niet te zweverig worden. Contact ‐ Werkbegeleiders ‐ Andere organisaties ‐ Het netwerk van de cliënt zelf ‐ Jobcoaches ‐ Collega IPS coaches ‐ Woonbegeleiders ‐ Bewindvoerder ‐ UWV ‐ De gemeente ‐ Andere ambulant begeleiders ‐ Werkbegeleiders ‐ Andere organisaties ‐ Hulpverleners van cliënten ‐ Jobcoaches ‐ Collega IPS coaches ‐ Persoonlijk begeleiders ‐ Jobhunters
Afronding Laatste fase Het traject is afgerond als de cliënt geen begeleiding meer nodig heeft. Het traject is afgerond als de cliënt geen begeleiding meer nodig heeft. Vroegtijdig afbreken ‐ Niet op komen dagen. ‐ Werkplek niet passend. ‐ Privé omstandigheden. ‐ De cliënt zelf wil stoppen. ‐ Overgang naar bedrijf met eigen jobcoach. ‐ Niet houden aan afspraken. ‐ Werkplek niet passend. ‐ Depressieve klachten. ‐ Niet arbeidsfit zijn. Tijd van begeleiden Cliënt na 1 tot 2 jaar begeleiden op een geschikte plek zitten. Onbeperkt. Terugval Er kan altijd contact opgenomen worden met de begeleider. Na 3 jaar geen begeleiding, cliënt uit het archief en kan hij of zij zich opnieuw aanmelden. * Mensen die als niet arbeidsfit worden bestempeld of die te weinig werkervaring hebben, kunnen in een TPW traject terecht komen. Binnen dit traject worden arbeidsvaardigheden getraind. Dit traject bestaat bijvoorbeeld uit leerstages. In tabel 6: Werkwijze, is te zien dat Cordaan en de gemeente weinig raakvlakken hebben in de toegepaste werkwijzen. Een aantal vlakken die wel met elkaar overeenkomen zijn: de motivatie van de cliënt, de cliënt staat centraal en de begeleiding is afgerond wanneer de cliënt geen begeleiding meer nodig heeft. Daarnaast zijn er ook nog een aantal onderdelen waarin de twee organisaties gedeeltelijk overeenkomen.
4.3.3 Werkwijze en de doorstroming
Tabel 7: Methodiek en of werkwijze en de doorstroming naar (regulier) werk
Gemiddeld Cordaan Gemeente
Doorstroming naar werk / stage (aantal cliënten per maand) Laagste doorstroming 1 20 Hoogste doorstroming 2 36 Gemiddelde doorstroming 11 1 17,2 Doorstroming regulier werk (aantal cliënten per maand) Laagste doorstroming Onbekend * 1 Hoogste doorstroming Onbekend * 2 Gemiddelde doorstroming 0,3 Onbekend * 0,6 Methode IPS 37,5% 100% 0% SE 12,5% 0% 20% Mix meerdere methodieken*² 12,5% 0% 20% Onbekende methodiek *³ 37,5% 0% 60% * De doorstroming naar regulier werk is bij Cordaan onbekend omdat ze hier pas net gestart zijn met IPS en hierdoor kan er dus niks over gezegd worden. *²De mix van meerdere methodieken is vaak een mix van SE en andere methodieken die niet benoemt worden in dit onderzoek (eclectisch). *³De onbekende methodieken of werkwijze wisten de gebruikers zelf ook geen naam geven (eclectisch). In tabel 7: Methodiek en of werkwijze en de doorstroming naar (regulier) werk, is de toegepaste methodiek en of werkwijze per organisatie te zien en de hierbij passende doorstroom naar (regulier) werk. Ook is te zien dat de gemiddelde doorstroming naar werk en/of stage bij de gemeente veel hoger is dan bij Cordaan. Cordaan is pas net gestart met de pilot van IPS waardoor dit verschil te verklaren is. Daarnaast is de doorstroming naar regulier werk bij Cordaan onbekend in vergelijking met de gemeente. 4.4 Resultaten literatuurstudie in vergelijking met interviews Uit de literatuurstudies en de interviews komen aanwijzingen dat de methodiek IPS, wanneer deze ingezet wordt bij mensen met een LVB, enige aanpassingen vraagt in vergelijking met het gebruik van deze methodiek bij mensen met een psychiatrische aandoening. Deze aanpassingen betreft de volgende aspecten. 4.4.1 Wijziging IPS principes IPS is niet speciaal ontworpen om jongeren (15‐25 jaar) te ondersteunen (Froyland, 2016). Onderzoekers suggereren dat IPS, wanneer het wordt toegepast op nieuwe populaties, substantieel moet worden aangepast om tegemoet te komen aan de psychosociale en medische aspecten van de
nieuwe populatie (Bond, Campbell & Drake, 2012). Froyland (2016) suggereert, in zijn analyse van het IPS‐model, dat er wijzigingen nodig zijn bij de toepassing van IPS‐principes bij kwetsbare jongeren. Froyland (2016) concludeert dat werkervaring in de vorm van werk‐verkenning, stages, zomerbanen of werkplaatsen, goede korte termijn manieren kunnen zijn om meesterschap, motivatie, leren en inclusie te faciliteren. Uit de interviews komt naar voren dat een stage voor jongeren een goede plek kan zijn om ervaring op te doen. Aangegeven werd: “Soms denk ik wel dat het wel goed zou zijn als die jongere eerst even eens een jaar stage gaat lopen. Bijvoorbeeld bij iemand die 17 jaar is en net van school komt, die weet nog helemaal niet wat die wil.” (Respondent C) Ook komt naar voren dat het soms goed zou zijn om iemand eerst te trainen: “Ik denk soms, zou je niet eerst beter een tussenstap kunnen doen? Moet iemand eerst niet een beetje getraind worden? Het zou kunnen dat het snel mislukt en een vervelende eerste ervaring oplevert. Dat is natuurlijk niet wat je wil en het liefst dat de persoon een positieve ervaring heeft. Ze hebben vaak al zoveel negatieve ervaringen gehad.” (Respondent C) 4.4.2 Belemmeringen In een onderzoek naar belemmeringen die door IPS begeleiders bij jongeren met een beperking worden ervaren, komt naar voren dat transportproblemen, gebrek aan werkervaring, betrokkenheid problemen en gebrek aan familieondersteuning als belemmeringen worden ervaren. Jongeren met ontwikkelingsstoornissen hebben te maken met obstakels in cognitieve en sociale vaardigheden. Jongeren met psychiatrische handicaps ondervinden moeilijkheden bij het beheersen van psychiatrische symptomen (Noel et al., 2018). Uit de interviews komt naar voren dat er in de begeleiding van mensen met een LVB tegen verschillende problematiek wordt aangelopen. Aangegeven wordt: Problemen op meerdere gebieden “In de begeleiding van een cliënt met een LVB loop ik er tegenaan dat er op meerdere gebieden van alles aan de hand is”. (Respondent G) Niet begrijpen “In hoeverre laat je de kandidaat zelf actie ondernemen. Bij mensen met LVB blijkt dat je eerder moet ingrijpen en dat de meest simpele dingen al te complex voor ze zijn.” (Respondent G) “Ik merk verschil tussen in begeleiding bij mensen met een LVB of mensen in de GGZ. Bijvoorbeeld als ik het heb over een CV. Die kandidaat uit de GGZ weet meteen waar ik het over heb. Iemand met een LVB die kijkt eerst even mij heel wazig aan: waar heb je het over, wat is dat nou?” (Respondent C) Niet kunnen verwoorden “Klanten kunnen vaak nog niet verwoorden wat ze bijvoorbeeld wel of prettig vinden of hoe ze iets ervaren wat veel prikkels zijn of wat weinig prikkels zijn.” (Respondent C) Kleine stappen “We moeten bij hen vooral in niet te grote stappen denken. Nederland is een land waar van alles is, maar waar het is en hoe je er moet komen en hoe die routes lopen, dat vinden wij al moeilijk, laat staan zij.” (Respondent G)
5. Discussie
In dit hoofdstuk zal er een reflectie worden geschreven op de gevolgde werkwijze en waarde van de resultaten. 5.1 Gevolgde werkwijze De respondenten die aan het kwalitatieve onderzoek hebben meegewerkt zijn representatief voor de organisatie waarin zij werkzaam zijn. De respondenten zijn door iemand uit hun eigen organisatie benaderd om deel te nemen. Dit kan invloed hebben gehad op respondenten om wel of niet deel te nemen aan het onderzoek. Doordat er een kleine groep respondenten per organisatie deelgenomen heeft, is binnen de organisatie bekend wie aan het onderzoek deel hebben genomen en is informatie te herleiden. Dit zou invloed kunnen hebben op de antwoorden van de respondenten. Het contact om respondenten te werven kan voor een volgend onderzoek, ondanks het anoniem gebruiken van de gegevens, beter via de studenten verlopen. Het afnemen van de interviews verliep goed. Van tevoren waren duidelijke afspraken gemaakt over wie de vragen zou stellen en wie de antwoorden zou noteren. Hierdoor is voorkomen dat meerdere mensen door elkaar zouden praten, wat voor verwarring zorgt tijdens het uitwerken van de gegevens. In het interview is gevraagd naar het geboortejaar van de respondent en niet naar de geboortedatum dit heeft als gevolg dat de precieze leeftijd niet bekend was. Hierdoor kan het zijn dat de leeftijden op een jaar na niet kloppen. Dit kregen wij als feedback van de docent begeleider en opdrachtgever mee. Het niet hebben van de exacte geboortedatum heeft verder geen invloed op de uitkomsten van het onderzoek. Ook had er doorgevraagd kunnen worden bij bepaalde antwoorden van respondenten. Een respondent gaf bijvoorbeeld aan middelengebruik, maar wat verstaat hij of zij daaronder? Dit zijn punten waar achteraf kort over doorgevraagd had kunnen worden. Het uitwerken van de interviews is gedaan via de combinatie van vivo coderen, gericht coderen en samenvattend coderen. Achteraf gezien was het misschien overzichtelijker geweest om één manier van coderen te gebruiken. De keuze voor de literatuurstudie vragen is in overleg met de opdrachtgever, docentbegeleider en studenten gemaakt. Het onderwerp beschut werk had aan het begin van de literatuurstudies beter onderzocht moeten worden. Beschut werk is namelijk geen methodiek waardoor deze lastig te vergelijken is met de andere twee onderwerpen. Achteraf gezien hadden alle 3 de literatuurstudie vragen meer op IPS gericht kunnen worden. Aan de andere kant zou er dan geen vergelijkingsmateriaal met andere methodieken of werkwijzen zijn geweest. Het hebben van de drie verschillende literatuurstudies heeft er wel voor gezorgd dat er relevante informatie is gevonden wat weer gebruikt is in het project verslag. 5.2 Waardering van de resultaten Afgevraagd kan worden hoe vergelijkbaar de gemeente Amsterdam met Cordaan is vanwege de bredere doelgroep bij de gemeente. De resultaten van de literatuurstudies waren nuttig om te gebruiken binnen dit onderzoeksverslag. Er was weinig informatie over het hoofdonderwerp IPS in combinatie met LVB te vinden waarin één artikel volledig relevant bleek. Daarnaast wordt er in het buitenland anders tegen beschut werk aangekeken. De combinatie van wet‐ en regelgeving met beschut werk is lastig met Nederland en ons project te vergelijken.De resultaten uit het praktijkonderzoek geven niet veel nieuwe informatie over IPS en de toepassing hiervan. Doordat de pilot van IPS binnen Cordaan is pas net gestart, is er weinig ervaring en is het lastig om antwoord te geven op vragen over de afronding van de begeleiding. Doordat IPS binnen Cordaan net gestart is en binnen de gemeente Amsterdam gecombineerd wordt met andere methodieken, is het lastig uitspraken te doen over de doorstroom. Over een aantal jaar zouden deze gegevens binnen Cordaan opgevraagd kunnen worden om hier een beter beeld van te krijgen. Stel dat dit onderzoek opnieuw gedaan wordt, zou er kritisch gekeken moeten worden naar het onderwerp; beschut werk, omdat dit eigenlijk niet volledig aansloot binnen dit onderzoek. Daarnaast had het onderzoek beter over een jaar (of aantal jaren) uitgevoerd kunnen worden. De reden hiervoor is dat IPS net binnen Cordaan is gestart. Hierdoor ontbraken er gegevens en kunnen bepaalde uitspraken niet gedaan worden.
6. Conclusie
In dit hoofdstuk zullen er conclusies getrokken worden, aanbevelingen gedaan worden en zal er antwoord gegeven worden op de hoofdvraag: “Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen IPS, SE en beschut werk in de begeleiding naar regulier werk bij mensen met een LVB en wat zijn resultaten van deze interventies passend bij deze methodieken als het gaat om uitstroom naar regulier werk voor deze doelgroep?” Doordat beschut werk een voorziening is en geen methode is zoals IPS en SE, viel beschut werk niet te vergelijken. Beschut werk onderscheid zich doordat het een voorziening is die door de gemeente ingezet kan worden om mensen met een arbeidsbeperking te laten deelnemen in het bedrijfsleven. Dit wordt gedaan door omstandigheden in een bedrijf aan te passen, waardoor een persoon met een LVB wel kan werken. IPS en SE komen overeen op de volgende onderdelen: doelgroep, niemand wordt uitgesloten en respect voor iedereen, cliëntgericht, voorkeur van de werkzoekende voorop en geïnformeerde keuze & ondersteuning, blijvende ondersteuning en toegankelijkheid ondersteuning. Op overige vlakken verschillen zij van elkaar, zie ook tabel 4: Verschillen en overeenkomsten IPS en SE. Uit de literatuurstudies over beschut werk en SE zijn geen relevante resultaten gekomen m.b.t. uitstroom naar regulier werk bij mensen met een LVB. Het is vanuit de literatuur dus onbekend in hoeverre beschut werk en SE effect hebben op uitstroom naar regulier werk. De literatuurstudie over IPS leverde één onderzoeksartikel op die ging over mensen met een LVB en regulier werk. Dit onderzoek concludeerde dat IPS effectief is in de toename van het werkgelegenheidspercentage. In het praktijkonderzoek is de werkwijze en de gebruikte methodes van Cordaan en de Gemeente in kaart gebracht. Hieruit kwam naar voor dat er binnen Cordaan met IPS gewerkt wordt en bij de gemeente eclectisch gewerkt wordt. Hierdoor was het moeilijk om een beeld te krijgen van het precieze effect van de gebruikte methodes op de doorstroom naar werk. Dit omdat Cordaan nog maar net gestart is met het gebruik van IPS en de gemeente allerlei methodes door elkaar gebruikt. Daarbij was er bij zowel de gemeente als Cordaan sprake van een bredere doelgroep dan alleen cliënten met een LVB. Cordaan en de gemeente verschillen beiden erg in werkwijze. In het praktijkonderzoek kwam als doorstroom naar regulier werk naar voren dat er gemiddeld 2 cliënten per maand doorstromen bij de gemeente. Bij Cordaan is dit niet bekend, omdat zij net gestart zijn met IPS. Onduidelijk is welk percentage hiervan een LVB heeft en welke methodiek dit effect heeft opgeleverd. Door al deze factoren kan afgevraagd worden in hoeverre dit onderzoek een betrouwbaar en valide resultaat heeft geleverd. Verder onderzoek zal nodig zijn om duidelijke conclusies te kunnen trekken. Een suggestie is dan ook om een onderzoek te doen binnen een soortgelijke zorginstelling als Cordaan. Dit om duidelijke conclusies te kunnen trekken die ook voor Cordaan van toepassing kunnen zijn. Daarbij toont zowel literatuuronderzoek als het praktijkonderzoek dat IPS moet worden aangepast op een nieuwe doelgroep en worden er belemmeringen benoemd waar men tegenaan loopt in de begeleiding van mensen met een LVB. Dit kan mogelijk ook effect hebben op de doorstroom naar regulier werk en heeft verder onderzoek nodig. Op basis van het literatuuronderzoek kan er kan voorzichtig gezegd worden dat IPS een positief effect heeft op de uitstroom naar regulier werk voor mensen een LVB. Echter is dit slechts éénonderzoek en zal er in de praktijk meer onderzoek nodig zijn om dit te kunnen onderbouwen. Er zal verder onderzoek gedaan moeten worden naar zaken die het effect beïnvloeden zoals de doelgroep, het gebruik maken van andere methodes en daarbij het eclectisch werken.