• No results found

Computer Integrated Manufacturing (CIM). Een nieuwe vorm van automatisering, met een andere impact op de werknemer? - Downloaden Download PDF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Computer Integrated Manufacturing (CIM). Een nieuwe vorm van automatisering, met een andere impact op de werknemer? - Downloaden Download PDF"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Computer Integrated

Manufacturing (CIM)

Een nieuwe vorm van autom atisering, m et een andere im pact op de werknem er?

Het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken organiseert 7 september 1990 in samenwerking met de Stichting Technologie Vlaanderen een studiedag over technologie-onderzoek in Vlaanderen en Nederland. De Stichting Technologie Vlaanderen profileerde zich de laatste jaren rondom een Technology Assessment-methodologie, zowel op micro-niveau als op macro-niveau. Op de studie­ dag worden de eerste concrete resultaten van de STV-aanpak toegelicht. In het vorige nummer van het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken was reeds een bijdrage voor de ochtend-sessie op­ genomen. Deze bijdrage van Lieve Goorden betrof Technology-Assessment en de aanpak van STV. De bijdrage die in dit nummer is opgenomen van Erwin Eysackers zal centraal staan in één van de middag-sessies van de studiedag en handelt over complexe automatiseringssystemen, Computer Integrated Manufacturing. Het CIM-project van STV vertrekt van een inzicht in de ontwikkelingslogica van een complexe technologie zelf om van daaruit de veranderingen in te schatten op sociaal-organisatorisch vlak.

Inleiding: van gevolgen-onderzoek naar inno- vatieproces-analyse, van eiland-automatisering naar Computer Integrated Manufacturing

Op het eind van de jaren zeventig en begin van de jaren tachtig concentreerde het sociaal-weten- schappelijk onderzoek naar technologische inno­ vaties zich op de weerslag van de invoering van ‘nieuwe technologieën’ op de arbeid. Onder nieu­ we technologieën werden verstaan: CAD, robots, enzovoort.

Om twee fundamentele redenen is het onmogelijk deze werkwijze vandaag nog te hanteren. Ener­ zijds om louter methodologische en conceptuele redenen, aangezien de aandacht in hoofdzaak ge­ richt was op de gevolgen van de innovatie, en een multidisciplinaire benadering bijna volledig ont­ brak, waardoor de draagwijdte van de onder­ zoeksresultaten beperkt bleef. Anderzijds omdat de geïsoleerde ‘eiland’-benadering in de industrie plaats gemaakt heeft voor een ‘geïntegreerde’ vi­ sie op de toekomst van de fabriek, en dus ook op de mensen die er werken.

De methodologische heroriëntering komt er voor STV in essentie op neer dat we, via onderzoek in * Erwin Eysackers is werkzaam bij de Stichting Technologie Vlaanderen. Hij bedankt de collega 's van het CIM-team: ' Paul Berckmans, ir. Luc Lemiengra, en Pat riek Roelandt.

een zo vroeg mogelijke fase van vormgeving van technologische innovatie, een substantiële bijdra­ ge willen leveren aan de beslissings-voorberei- dende onderhandelingen rond concrete innova­ ties. Dit impliceert onder andere onderzoek naar de ontwikkeling van innovaties die nog niet of slechts sporadisch worden toegepast, maar met potentiëel een grote draagkracht. Dus het onder­ zoek niet concentreren op gevolgen of het meren­ deel van de huidige innovatie, maar op de mecha­ nismen die het innovatieproces zelf gestalte ge­ ven, op de achterliggende ideëen en denksche­ ma’s.

Dit uitgangspunt, geconfronteerd met de huidige ontwikkelingen in de produktiesfeer, leidt tot een analyse van CIM. Het is voor elke waarnemer dui­ delijk dat de geïnvesteerde middelen om tot een geïntegreerd produktie-apparaat te komen zeer be­ langrijk zijn, en dat heel wat actuele innovaties ka­ deren in een veel complexere produktie-informati- sering en -automatisering. Deze complexiteit dient opgenomen (‘weerspiegeld’) te worden in het sociaal-wetenschappelijk onderzoek, als deze laatste een relevante rol wil spelen in het (bij)stu- ringsproces van de innovatie-ontwikkeling. De toenemende innovatie-complexiteit gaat immers gepaard met een complexer sociaal verande­

(2)

Computer Integrated Manufacturing (CIM) ringsproces, dat daardoor moeilijker in te schat­

ten wordt. Een robot bijvoorbeeld verandert grondig de specifieke taakinhoud en arbeidsorga­ nisatie van de gerobotiseerde functie en de on- middelijke periferie, maar het (gedeeltelijk) reali­ seren van een CIM-concept wijzigt (potentiëel) de algehele bedrijfsopvatting.

Hoewel de internationale CIM-literatuur in hoofdzaak gericht is op de metaalverwerkende in­ dustrie, concentreerde het STV-onderzoek zich op de Vlaamse textielsector, omdat zich de vrij unieke situatie voordoet dat binnen de toch geo­ grafisch zeer beperkte gewestgrenzen alle crucia­ le factoren aanwezig zijn voor het soort onder­ zoek dat we wensen:

— de textielsector is een belangrijke factor in de Vlaamse industrie: met een totale tewerkstel­ ling van 60.000 personen blijft de textiel één van de grootste sectoren;

— een belangrijk aantal (zowel qua ligging als qua kapitaal) Vlaamse textielmachine-fabrikanten zijn internationaal dominante bedrijven; — een Vlaamse onderneming is wereldleider

voor procesopvolgingssystemen in de textiel­ sector: deze systemen vormen de basis voor de uitbouw van CIM in de textiel.

Alle (theoretische) voorwaarden zijn dus aanwe­ zig om CIM te analyseren, niet vanuit de gevolgen in de bedrijven die CIM toepassen, maar vanuit de ontwikkelingslogica van de ontwerpers en ont­ wikkelaars ervan, zodat kan worden nagegaan welke mogelijkheden er op het vlak van de ar­ beidsorganisatie, de job design (enzovoort) in de toekomst zullen zijn.

In dit artikel wordt allereerst CIM, na een korte omschrijving, geplaatst in een breder kader wat betreft de impact die het heeft op het hele be- drijfsfunctioneren: drie niveaus van automatise­ ring worden onderscheiden, waarbij CIM als meest verregaande doelstelling begrepen kan worden. Deze situering is noodzakelijk omdat de in de industrie en in het sociaal-wetenschappelijk onderzoek gehanteerde begrippen een andere be­ tekenis kunnen hebben naargelang de sector, de bedrijfsafdeling, enzovoort.

Vervolgens wordt verduidelijkt dat in wezen vier verschillende aanzetten tot integratie, dus tot Computer Integrated Manufacturing bestaan, die op dit moment van elkaar te onderscheiden zijn, maar in de toekomst naar elkaar zullen toegroei­ en. Belangrijk daarbij is dat het aantal vrijheids­

graden bij het ontwerpen van arbeidsorganisaties, job design, enzovoort niet voor elke benadering even talrijk zijn, dat met andere woorden in be­ paalde ‘automatiserings’-richting meer ‘human- centred’ mogelijkheden bestaan dan in andere. In het tweede deel wordt ingegaan op de achter­ gronden van de ontwikkeling van CIM in de we­ verij gedurende de afgelopen tien jaar, en de im­ pact die het in de toekomst zal hebben op de ar­ beidsorganisatie. Aan de hand van de betekenis die deze evoluties voor de wever hebben, wordt verduidelijkt dat de huidige technische ontwikke­ lingen minstens een even diepgaande impact op de arbeidsvoorwaarden en -inhoud zullen hebben als de eilandautomatisering, en dat een te groot optimisme over de toekomst van de arbeid in de fabriek misplaatst is.

Wat is CIM?

Het concept ‘Computer Integrated Manufactu­ ring’ heeft betrekking op de controle en sturing van (op termijn) alle onderdelen van het produk-

tieproces door middel van een netwerk-computer- systeem, waarbij het de bedoeling is het proces

(en uiteindelijk zelfs de fabriek in zijn geheel) te

controleren, besturen en onderhouden als één en­

kele, zeer complexe machine.

Een in mensentaal uitgedrukte definitie van CIM zou er als volgt kunnen uitzien1: ‘CIM is:

1) de coördinatie van met de produktie verbon­ den activiteiten,

2) via informatie-uitwisselingen,

3) ondersteund door informatie-technologie 4) met als doelstelling bij te dragen tot de realisa­

tie van de bedrijfsobjectieven.’

Momenteel is CIM vooral te begrijpen als een

doelstelling, als een managementvisie op de ‘fa­

briek van de toekomst’: hoewel de door bedrijven en R&D-programma’s geïnvesteerde budgetten in­ drukwekkend zijn, is er nog nergens ter wereld een volledige CIM-realisatie te bewonderen. Dit heeft tot gevolg dat de vlag ‘CIM’ toegepast wordt op vele vormen van ‘geavanceerde’ automatise­ ring, wat impliceert dat deze vlag niet altijd de­ zelfde lading dekt; het is dan ook noodzakelijk om een onderscheid te maken tussen verschillen­ de toepassingsvormen en verschillende ontwikke­

lingsniveaus van CIM (beter: ‘geavanceerde’

automatisering).

Essentieel in CIM is het begrip ‘Integratie’. Hier­ mee is de ontwikkeling bedoeld waarmee onder­ delen van het produktieproces in feitelijk (fysisch)

(3)

of logisch opzicht (produktstructuren, capacitei­ ten, produktietijden, ...) vergelijkbaar gemaakt worden en op elkaar worden afgestemd. Deze in­ tegratie heeft betrekking op zowel de noodzakelij­ ke bedrijfsgegevens als de uit te voeren operaties (taken) in het produktieproces. Het rationalise-

ringspotentiaal van CIM wordt immers gereali­

seerd, enerzijds door het invoeren van gegevens te reduceren, en anderzijds door de taken in het pro­ duktieproces te integreren, te verkorten dus. Dit impliceert dat een proces-integratie niet al­ leen te maken heeft met hard- en software data­ communicatie en dergelijke, maar vooral met de

procesorganisatie. CIM heeft dus in eerste instan­

tie betrekking op de informatisering van het pro­ duktieproces, en minder op de automatisering van (ook grote) onderdelen van dit proces.

Eiland-, continent- en planeet-automatisering

Voor een analyse en vergelijking van de huidige ontwikkelingen naar CIM is het zinvol een onder­ scheid te maken tussen drie niveaus van automati­ sering. Deze niveaus hebben betrekking op de im­ pact van de automatisering op het geheel van het bedrij fsfunctioneren:2

De meeste bestaande automatiseringen kunnen omschreven worden als een vorm van ‘eilandauto­

matisering': dit betekent dat in een beperkt onder­

deel van het bedrijf het ingevoerde machine-park een groot deel van het aldaar bestaande takenpak­

ket (vooral uitvoerende taken) op zich neemt. Dit

impliceert uiteraard niet dat er geen werknemers meer betrokken zijn bij dit bedrijfsonderdeel. Voorbeelden zijn: lasrobots in de automobielnij­ verheid, een Computer Aided Drafting-eenheid, een werktuigmachine met NC-sturing, en derge­ lijke. Elke automatisering tot het begin van de ja- ren ’80 kan als een eiland beschouwd worden; ook momenteel is de eilandbenadering voor veel (vooral kleinere) bedrijven nog altijd de enigste werkwijze.

Een ‘continentautomatisering’3 omvat een integra­ tie van (een) eilandautomatisering(en) met hetzij fysiek, hetzij qua proces-logica nabijgelegen an­ dere onderdelen van het bedrij fsfunctioneren, waarbij de traditionele barrières in een bedrijf overschreden (kunnen) worden: de innovatie is dus te situeren op afdelings- of departementsniveau, waarbij de aandacht vooral verschuift naar het au­ tomatiseren van vooral controlerende en sturende taken (en dus minder uitvoerende taken), en dus naar de informatisering van de betrokken afdeling.

Het begrip ‘integratie’ zoals in de eerste paragraaf omschreven, is dus van toepassing. Een conti- nent-automatisering is in de meeste bedrijven het gevolg of het verlengstuk van een (eerder uitge­ voerde) eilandautomatisering.4

Het is duidelijk dat een continentautomatisering niet meer kan worden opgevat als een zuiver tech­ nisch en budgettair probleem, maar dat funda­ mentele keuzes over hoe het produktieproces er gaat uitzien noodzakelijk zijn, en dat veel van de­ ze keuzes onherroepelijk zijn; terwijl op eilandni- veau meestal een niet naar behoren functioneren­ de nieuwe machine zonder meer terug vervangen kan worden door de oude (of een andere) machine en werkwijze,5 kan hetzelfde niet meer gedaan worden bij een continentautomatisering: teveel bedrijfsvariabelen zijn verbonden met deze inno­ vatie, en men kan niet meer terugvallen op het oude systeem (want het bestaat niet meer). Uiteraard is het niet mogelijk voor een bedrijf om zonder meer van het ene niveau naar het andere te ‘springen’; er dienen op organisatorisch vlak een aantal (onomkeerbare) stappen genomen om van­ uit het eiland-niveau over te gaan naar het conti­ nent-niveau. Voor een analyse van deze overgang zijn de begrippen ‘startpunt’, ‘ontwikkelingslijn’ en ‘ontwikkelingsomgeving’ van belang.6

Het ‘startpunt' (of de basis) is een bestaande ei­ landautomatisering die ‘uitgebreid’, ‘verbreed’ wordt met andere procesonderdelen die (pro- ceslogisch) nabijgelegen zijn; deze procesonder­ delen worden ‘geïntegreerd’ met de bestaande eiland-automatisering. Het startpunt is dus de bottle-neck, het probleemgebied in het bedrijfs- gebeuren waarvan de werking (bijna altijd om economische redenen) geoptimaliseerd wordt, meestal door het beter afstemmen van de omge­ ving op deze bottle-neck.

Het begrip ‘ontwikkelingslijn' duidt op de moge­ lijkheid dat er verschillende fysisch of proces-lo- gisch nabijgelegen procesonderdelen ‘gekoppeld’ of ‘geïntegreerd’ kunnen worden met het startpunt van de continent-automatisering (zie de omschrij­ ving van het begrip ‘integratie’ eerder in dit arti­ kel). Essentieel is dat het om een gegevens-inte- gratie gaat waarbij barrières tussen afdelingen op­ geheven worden; dit impliceert dat de informa­ tiestroom tussen de betrokken bedrijfsonderdelen veranderd, aangepast en meestal ook ingekort wordt (capaciteiten, produktie-tijden, protocols,

(4)

Computer Integrated Manufacturing (CIM) standaardisering, ...); dit kan tot gevolg hebben

dat ook het aantal uit te voeren taken vermindert, al is dit geen absolute voorwaarde om van een continentautomatisering te spreken.

Schema 1. NC- en CNC-machine als bouwstenen voor continentautomatisering in de metaalsector

In schema 1 wordt een continentautomatisering in de metaalsector verduidelijkt, waarvan de CNC- machine het startpunt is, en een FMS-installatie en de DNC-structuur twee mogelijke ontwikke­ lingslijnen. Dit schema is qua methodologie ge­ baseerd op Pinch & Bijker (1987).

Een ontwikkelingslijn is een toepassing, een ver­ taling naar een bepaalde (sub)sector, naar de in­ dustriële realiteit, van een geheel van kennis, pro­ cedures en werkwijzen met betrekking tot auto­ matisering: dit geheel van kennis en methodes noemen we ‘ontwikkelingsomgeving’. Deze om­ geving omvat verschillende ontwikkelingslijnen van eiland- naar continent-niveau. De DNC- en FMS-structuren (ontwikkelingslijnen) kunnen tot de omgeving CAD/CAM, gebaseerd op het aan­

maken, doorsturen en gebruiken van NC-pro- gramma’s, herleid worden. Een ontwikkelings­ omgeving is dus een meer abstracte, theoretische achtergrondkennis van een automatiseringswe­ reld, van waaruit concrete industriële toepassin­ gen ontwikkeld kunnen worden: een ontwikke­ lingsomgeving heeft dus een groot aantal mogelij­ ke toepassingen, waarvan er uiteindelijk maar één (in een bepaalde sector, ...) gerealiseerd wordt. Een ontwikkelingsomgeving is als bestaand en beschikbaar te beschouwen, terwijl een ontwik­ kelingslijn door een beperkt aantal (automatise- rings)bedrijven gemonopoliseerd kan worden, aangezien voor een succesvolle toepassing de kennis van een ontwikkelingsomgeving gecombi­ neerd moet worden met een grondige kennis van de problemen, en de gecumuleerde ervaring van een aantal jaren research in de betrokken (sub)sector. Het introduceren van een ontwikke­ lingslijn (van ‘technologie’ dus) gebeurt in de re­ gel dan ook door een beperkt aantal bedrijven met een grote hoeveelheid kennis en ervaring op dit terrein: machinebouwbedrijven, engineering en consultantsbureaus, enzovoort.

Van groot belang voor een inzicht in de huidige en toekomstige continent-automatiseringen is dat in het verleden (en zelfs tot op vandaag) door spe­ cifieke bedrijven Specifieke systeemoplossingen op eilandniveau ontwikkeld zijn voor specifieke (eiland)problemen: dit enerzijds omdat systeem- ontwikkelaars en automatiseringsbedrijven zich specialiseerden in bepaalde sectoren of proble­ men (en kunstmatige introductie-barrières voor de concurrentie creëerden: IBM is het bekendste voorbeeld), en anderzijds omdat in het merendeel van de bedrijven geen poging ondernomen werd (en wordt) om de technische infrastructuur in huis op elkaar af te stemmen: dit wordt geïllustreerd door het feit dat in veel bedrijven een scheiding bestaat tussen de technische (CAD/CAM) en de administratieve (planning, boekhouding, proces­ controle) wereld. Deze scheiding wordt weer­ spiegeld in het aanbod van de leveranciers van computer-ondersteund materiaal: een eerste groep is gebouwd rond de werkvloer, en heeft tra­ ditioneel meer met (eiland)automatisering te ma­ ken, een tweede groep is eerder bureaucratisch georiënteerd, en heeft dus meer met informatise­ ring te maken: de verantwoordelijkheid voor de aankooppolitiek van (onder andere) automatise- ringsonderdelen lag en ligt meestal bij de direct

(5)

betrokken (dus de produktie-manager koopt ‘zijn’ NC-machines, in functie van wat hij als belang­ rijk ervaart).

Momenteel is er dus niet alleen bij de innoveren­ de bedrijven een zoektocht, een ‘herdefiniëring’ aan de gang, ook bij de systeemontwikkelaars worden sinds een aantal jaren allerlei vormen van samenwerking onderzocht om de integratie van procesonderdelen mogelijk te maken, en de al dan niet kunstmatig gecreëerde barrières weg te werken (standaardiseringscommissies, protocols, MAP, de recente heisa rond UNIX als industrie- standaard...).

Vier ontwikkelingsomgevingen

Aangezien CIM in principe van toepassing is op het hele bedrijf, is het noodzakelijk dat een over­ zicht gehanteerd wordt van het gehele bedrijfs- functioneren, om te verduidelijken hoe en waar continentautomatiseringen gerealiseerd worden.7 Hiervoor maken we een onderscheid tussen ener­

zijds operationele en technische taken, en ander­ zijds plannings- en uitvoerende taken in een on­ derneming. Operationele taken hebben betrek­ king op de plannings- en controle-taken van het produktieproces; deze informatie heeft dus te ma­ ken met de planning, opvolging en sturing van het proces (en niet het produkt). De technische taken hebben betrekking op de realisatie van het pro­ dukt, en beginnen gewoonlijk met ‘CA’ (CAD, CAE, CAP, CAO, CAM); deze informatie is dus produktgebonden.

Op basis van deze opdeling kunnen vier ontwik­ kelingsomgevingen op continentniveau in de in­ dustrie gesitueerd worden, al zijn deze zeker niet in elke sector zonder meer terug te vinden (zie schema 2, gebaseerd op Scheer 1988):

1. De integratie van proces-planning en -controle (PPC).

De integratie van planning en controle van het produktieproces is, vooral in bedrijven met een zeer complexe procesplanning, gericht op het op

Schema 2. Overzicht van de vier mogelijke vormen van continentautomatisering (gebaseerd op Scheer, 1988)

(6)

Computer Integrated Manufacturing (CIM) punt stellen van een betrouwbare, real time

bijstuurbare planning.

Deze vorm van integratie is vooral van belang voor de produktie van (zeer) kleine series van (zeer) complexe produkten (bouw van vliegtui­ gen, treinen en dergelijke, machine-bouw, ...), en heeft vooral tot doel het produktieproces door­

zichtiger en beter voorspelbaar te maken, evenals

het realiseren van een grotere efficiëntie van de

administratieve opvolging en verwerking, het be­ perken van de budgettaire impact van overbodige stocks, lange wachttijden bij gebrek aan produk­

ten, en dergelijke. Voor grotere serie-produktie is deze werkwijze minder van belang, gezien het feit dat het gehele proces meestal zodanig in detail uitgewerkt is, dat verdere specificatie minder zin­ vol is (of zelfs totaal overbodig).

2. De integratie van CAD/CAP en CAM (CAD) (CAP) (CAM).

De typische connectie tussen de CAD/CAP- en CAM-omgeving heeft betrekking op het overdra­ gen van geometrische gegevens van de CAD-data- bases naar voor de produktie relevante informa­ tie, via de CNC-programma’s.

Deze vorm van integratie is de meest ontwikkelde en bekende, vooral voor kleine tot middelgrote se­

ries. In het bijzonder wanneer een grote flexibili­ teit vereist is (machine-bouw, ...) is deze vorm

van toepassing, ook om efficiëntie-redenen (min­ der kans op foute gegevens) en de vermindering van de doorlooptijd. Voor grotere series is deze werkwijze minder relevant, aangezien wijzigin­ gen in de design van een produkt beter op voor­ hand gepland kunnen worden (de tijd tussen de­ sign en uitvoering is groter), en de continuïteit van de informatie-stroom dus minder belangrijk is.

3. De intregratie van produktie-planning en CAD (primaire gegevens-link).

Voor het aanmaken van de stuklijsten noodzake­ lijk voor het uitvoeren van een order, en de werk­ voorbereiding, dient informatie uit de CAD-om-

geving gecombineerd te worden met planningsge- gevens (bijvoorbeeld: voor wanneer moeten wel­

ke onderdelen geleverd worden? Wanneer moet welke machine beschikbaar zijn?). Hetzelfde kan gesteld worden voor de aanmaak van de NC-pro- gramma’s die planningsdata nodig hebben (welke machine is wanneer beschikbaar, ...).

De toepassing van deze ontwikkelingslijn wordt niet bepaald door de serie-grootte in de produk- tie-afdeling, maar door de behoefte aan het aan­ passen of hertekenen van de stuklijsten en de

werkplanning, dus door de mate dat het rende­

ment van de werkvoorbereidingsafdeling kan worden opgedreven door de genoemde informatie te combineren. Deze continentautomatisering is dus van toepassing op de machine-bouw, de kunststofnijverheid, ..., zolang er veel varianten van één of meerdere basisprodukten gemaakt worden, die telkens een aanpassing van stuk­ lijsten en werkplanning vereisen.

4. De integratie van de data-collectie (proces-op- volging) met CAM (procescontrole).

Deze vorm van integratie heeft betrekking op de directe transfer van produktie-controle-gegevens (vla data-collectie-terminals) naar een centrale computer voor de procesopvolging, waar deze ge­ gevens vervolgens bewerkt worden (produktie- monitoring, statistische analyse, ...). Deze werk­ wijze maakt een nauwgezette, real-time controle van het proces mogelijk.

Ze is uiteraard van toepassing op grote series en massa-produktie, vooral met het oog op een effi­

ciëntere controle op de produktie, een betere kostentoewijzing, en het reduceren van de grote

hoeveelheid papier die normalerwijze een pro­ dukt door het produktieproces volgt.

Gezien de vereiste standaardisering van het pro- duktie-proces is een toepassing op kleine tot mid­ delgrote series zo goed als onmogelijk.

Voorbeelden zijn: textielsector, kunststofnijver­ heid...

Vergelijking van de vier ontwikkelingsomgevingen

In schema 3 (blz. 26) wordt een vergelijking ge­ maakt tussen de vier ontwikkelingsomgevingen: dit schema maakt een ideaal-typische vergelij­ king, enerzijds op basis van het mogelijke toepas­ singsgebied, anderzijds op basis van de argumen­ ten om de ontwikkelingsomgeving in te voeren. Men dient zich te realiseren dat de ontwikkeling­ somgevingen enkel in algemene zin gesitueerd worden, en dus in concrete bedrijfssituaties niet altijd zonder meer kunnen worden teruggevon­ den: enkel de belangrijkste, voornaamste toepas­ singsgebieden en motieven worden verduidelijkt, de minder belangrijke of evidente worden niet besproken.

Opvallend is dat de (theoretisch) voornaamste motieven om de continent-automatisering toe te passen betrekking hebben op enerzijds het beter

doorzichtbaar, controleerbaar en stuurbaar ma­ ken van het produktieproces, en anderzijds de flexibiliteit (eigenlijk: de aanpasbaarheid van het

(7)

om te automatiseren, namelijk de produktiviteit en de proceskwaliteit, zijn nog steeds van belang, maar niet meer de ‘prime mover’, de basisreden.

Toekomstige ontwikkelingen

Op het vlak van automatisering kan in het be­ drijfsleven momenteel een tweevoudige evolutie geconstateerd worden: één waarbij produktge- bonden informatie vooropstaat (de CAD/CAM- ‘wereld’), en dus flexibiliteit, vermindering van de doorlooptijd, korte omzettijden, enzovoort, en één waarbij procesgebonden informatie maximaal wordt benut, wat een betere controle mogelijk maakt, en dus gericht is op kwaliteit, voorspel­ baarheid van het proces, beter beheersen en ken­ nen van de kostprijs, enzovoort. De CAD/CAM-wereld omvat de tweede en derde ontwikkelingsomgevingen, die ook in de in­ dustriële praktijk reeds bij elkaar aansluiten, ter­ wijl de eerste en vierde omgeving tot de ‘wereld’ van de plannings- en controle-systemen behoren. Aan de integratie van deze twee werelden wordt

uiteraard intens gewerkt, aangezien per definitie elk bedrijf produkt- en procesgebonden informa­ tie nodig heeft. De momenteel meest uitgewerkte link is de DNC-structuur, aangezien op dit niveau de produkt- en proces-informatie-stromen elkaar ontmoeten: de DNC-structuur heeft immers een individuele verbinding met de micro-processor van elke verbonden machine, zodat deze verbin­ ding zowel produkt- als procesgebonden informa­ tie kan doorsturen. Enerzijds wordt produktge- bonden informatie ontvangen, gearchiveerd en beheerd (CNC-programma’s), terwijl procesge­ bonden informatie gecollecteerd kan worden via de micro-processor van de betrokken machine. In de volgende paragrafen bespreken we de op­ bouw van CIM in de weverij : de evolutie van het monitoring-systeem tot een procescontrole­ systeem, dat de basis is (en zal worden) voor CIM. In onze terminologie betekent dit: het mo­ nitoring-systeem op eiland-niveau wordt uitge­ werkt tot een procescontrole-systeem op conti- nent-niveau, en vervolgens tot CIM als

‘planeet-Schema 3. Vergelijking van de vier ontwikkelingsomgevingen van eiland- naar continentautomatisering; on­ derscheid wordt gemaakt naar potentiële toepassing qua serie-grootte, en de motieven voor het invoeren

PPC C AD /C AM P rim a ire g e g e ve n s P ro ce sco n tro le b asis voor in te g ra tie van g e gevens p la n n in g m o d u le ( M R P ... ) N C -p ro g ra m m a p rim a ire g e g e ve n s vs. CAD d a ta -co n tro le bij elke m a ch in e one-off • • kleine se rie s • • • grote se rie s m a ssa -p ro d u ktie • • d o o rzich tb a a r zijn van p ro ce s 1 stocks w a ch ttijd

2 d o o rlo o p tijd 1 o ve rzich t p ro ce s d o o rlo o p tijd

fle x ib ilite it 1 aanpas-

b aarheid 1 aanpas- b a a rh e id p ro d u ktivite it 2 stocks w a ch ttijd 2 ve rko rte n p ro ce s 2 b e s p a rin g o ve rh e a d p ro ce skw a lite it 3 m in d e r kans op fouten 3 m in d e r kans op fouten, S PC

(8)

Computer Integrated Manufacturing (CIM) Schema 4. Achtergronden van de automatisering in

de weverij

automatisering’. Aangezien we in dit artikel niet in détail kunnen ingaan op de algemene ontwikkelin­ gen in de textielsector, beperken we ons tot het ‘ideaal-typisch’ weergeven van de impact van deze ontwikkelingen op de wever.

Overzicht van de opbouw van CIM in de weve­ rij

Op het einde van de jaren ’70 zijn twee vemieu-

wingstendenzen te constateren in de weverij: ener­

zijds worden door de traditionele fabrieken van weefgetouwen betere en snellere machines ge­ maakt, door de introductie van nieuwe technieken (grijpers, air jet en dergelijke, in plaats van de tra­ ditionele schietspoel) en een verbetering van het prestatievermogen van deze machines; anderzijds worden door elektronica- en software-bedrijven

monitoring-systemen ontwikkeld, met als voor­ naamste bedoeling het proces overzichtelijker en beter controleerbaar te maken.

Tien jaar later is het duidelijk dat CIM in de weve­ rij opgebouwd wordt op basis van deze laatste in­ valshoek: CIM is in deze sector te beschouwen als een verdere evolutie van het monitoring-systeem, dus de vierde ontwikkelingomgeving: zie schema 4.

De eerste generatie monitoring-systemen, in Vlaamse bedrijven aan te treffen vanaf het begin van de jaren tachtig, en nu in de meeste grotere weverijen doorgedrongen, kenmerkten zich door een uni-directionele communicatie: dit betekent dat de gegevensoverdracht enkel van de data-unit (DU), een micro-processor met een reeks senso­ ren die de essentiële parameters (stilstand, wever aanwezig, ...) van een weefgetouw opvolgt, naar de database op de centrale computer liep (en dus niet terug).

De belangrijkste reden voor het invoeren van het systeem is te vinden op plannings- en manage- ments-niveau: het wordt mogelijk op centraal ni­ veau de gang van zaken in het proces beter op te

volgen, zodat de feitelijke doorlooptijd, de slecht

functionerende machines en wevers, enzovoort ge­ kend zijn, en dus de planning en kostprijstoewij­ zing verbeterd kunnen worden. De impact op de wever is eerder beperkt: met uitzondering van het privacy-aspect en de directe controle, wordt het monitorings-systeem door hem eerder als een hulpmiddel ervaren.

Momenteel zijn in een beperkt aantal grote weve­ rijen de opvolgers van deze monitoring-systemen reeds te vinden: systemen met bi-directionele com­

municatie, waarbij de data-communicatie dus niet

enkel van de data-unit van het weefgetouw naar de centrale database loopt, maar ook omgekeerd. De DU’s functioneren dus niet alleen meer als zenders van informatie (naar de database), maar ook als ontvangers van instructies van het centrale niveau: dit veronderstelt dat de DU’s deze instructies kun­ nen vertalen naar hetzij de wever, hetzij de micro­ processor die het weefgetouw controleert en stuurt. Hoewel we deze ontwikkeling hier niet in détail kunnen argumenteren, bestaat de essentie van de evolutie eruit dat gepoogd wordt in de data­ bases op het centrale niveau alle relevante informa­ tie over het produkt (kwaliteit, planning, ...) en het proces (machine-instellingen, foutmeldingen, ..) op te bouwen, zodat de wever als eindresultaat geen of weinig inhoudelijke inbreng meer heeft, en

(9)

een machine-regelaar zonder (vereiste) kennis van het produkt of proces wordt.

Drie niveaus van bi-directionele communicatie kunnen onderscheiden worden op basis van de hoeveelheid informatie die het centrale niveau te­ rugstuurt naar de DU aan het weefgetouw, en de mate waarin de machine autonoom de opgelegde acties uitvoert. Enkel het derde niveau staat nog ver af van een industriële toepassing.

Het eerste niveau heeft betrekking op het doorge­ ven (aan de wever) van de problemen die zich aan de machine voordoen, en hun meest aangewezen oplossing. Deze informatie heeft betrekking op

signalen en indicatoren die machine-stilstanden en

dergelijke weergeven, door middel van een licht­ boom (reeks gekleurde lampen met een bepaalde betekenis), informatie op een display enzovoort. Bedoeling is dat de wever beter en sneller zijn ta­ ken kan uitvoeren, omdat hij niet meer moet ‘zoe­ ken’ naar een oplossing van het gestelde probleem. Deze werkwijze heeft uiteraard een grote impact op zijn job-inhoud: er wordt verondersteld dat hij reageert op specifieke probleemmeldingen, en niet meer zelf het weefgetouw opvolgt. De uitvoering van de handelingen behoort nog tot zijn bevoegd­ heden (dus de kennis over het getouw en de weef- selkwaliteit is noodzakelijk), maar niet meer het overzicht over de machine.

Het tweede niveau, dat momenteel nog in geen en­ kele Vlaamse weverij te vinden is, maar wel voor­ bereid wordt, kan omschreven worden als passieve bi-directionele communicatie: de data-unit aan het weefgetouw wordt omgevormd tot een micro-pro- cessor die het weefgetouw beheert, opvolgt en stuurt (en dus niet alleen meer de data-communi- catie verzorgt), waardoor de machine-parameters

automatisch kunnen worden doorgestuurd en inge­ lezen wanneer nodig: deze werkwijze is qua infor-

matie-overdracht vergelijkbaar met de DNC-struc- tuur zoals die onder andere in de machine-bouw wordt aangetroffen. Het is duidelijk dat deze CIM- constructie de essentie van de kwalificatie van de wever aantast: zijn produktkennis, de optimale af­ stelling van de getouwen voor een bepaald weefsel, het heropstarten van getouwen na een draadbreuk enzovoort, zullen, bij een succesvolle implementa­ tie, overgenomen worden door de produkt-, proces- en planningsinformatie opgeslagen in de centrale databases (en dus niet door de machine). Voor de bouwers van het procesopvolgingssysteem impliceert dit dat een grondige kennis van het weefgetouw en de weeftechniek noodzakelijk is,

met andere woorden: het gaat niet alleen meer over kennis van de elektronica. Aangezien de mo- nitoring-systemen traditioneel ontwikkeld werden door elektronica-bedrijven, en de weefgetouwen door de bouwers van textielmachines, betekent dit voor de bedrijven in kwestie een belangrijke en verregaande vorm van samenwerking: ze ‘trouwen’ met elkaar, aangezien een niet-geslaagde samen­ werking meestal onherroepelijke gevolgen heeft door de snelle evolutie van de markt.

Het derde niveau van bi-directionele communica­ tie wordt actief genoemd: dit betekent dat op het centrale niveau analyses van het database-gegevens mogelijk worden, die de bedoeling hebben zowel de machine als het proces te optimaliseren. Uiter­ aard is deze werkwijze nog toekomstmuziek, hoe­ wel op technisch vlak het merendeel van de barriè­ res genomen is. Wel moeten de elektronica-leve- ranciers nog een leertijd doorlopen, om hun visie op de textielfabriek van de toekomst te kunnen ver­ talen naar de praktijk.

De ontwikkeling van bi-directionele communicatie veronderstelt dus belangrijke technische innova­ ties, evenals een visie op de arbeidsorganisatie van de weverij:

— er wordt verondersteld dat elke informatie­ overdracht zowel tussen machines als mensen, verloopt via het procesopvolgingssysteem; — elke decentrale unit, hetzij een weefgetouw of

de wever, staat in doorlopend contact met het centrale niveau, en stuurt alle relevante infor­ matie door; dit veronderstelt een ‘bereidheid’ van de werknemer om aan deze voorwaarden te voldoen (geen foute info doorgeven, ...). — zowel machines als mensen worden ‘gestuurd’,

dat wil zeggen: er wordt naar gestreefd hun handelen stap voor stap te laten bepalen door de centrale computer;

— de huidige beperkingen van deze werkwijze worden in de toekomst bijgestuurd door het op­ bouwen van artificiële intelligentie op centraal niveau, dat wil zeggen: de weefgetouwprodu- cent zal software-modules ter beschikking stel­ len aan zijn klanten, die tot doel hebben elke mogelijke fout of afwijking aan de machine op te sporen en bij te sturen, zonder dat de wever een inhoudelijke inbreng heeft.

In schema 5 wordt een overzicht gegeven van de werking van deze procesopvolgingssystemen. Het eerste blok (van WN tot E2) omvat de werking van het klassieke, uni-directionele monitoring-sys- teem: informatie wordt van de shopfloor naar het

(10)

Computer Integrated Manufacturing (CIM) Schema 5. Overzicht van de werking van procesop-

volgingssys temen

Werknemer: WN: manuele input

Hardware:

A1: sensoren en sturingen A2: data-units (DU) A3: data-transmissie Database: B Monitoring-informatie door B verwerkt C l : produktie-informatie C2: personeels-informatie Feedback communicatie met werkvloer: D1: communicatie-software D2: ‘communicatie’ met werknemers

Mon ito ri ng-software : E1 : real-time procesover­

zicht

E2: overzicht per tijdseen­ heid

E3: machine-diagnose en -optimalisatie

E4: proces-diagnose en -op­ timalisatie

Planning:

F t : scheduling (per machine) F2: lot tracking (per order) G: inventaris via CIM-

systeem

H: onderhoud via CIM- systeem

I: kwaliteitscontrole produkt (idem)

j: boekhoudkundige kosten- toewijzing

centrale systeem gebracht, waar het bewerkt wordt tot overzichtstabellen.

Het tweede en derde blok betreft de bi-directionele monitoring-systemen: het derde blok verduidelijkt de verschillende bewerkingsmogelijkheden die de shopfloor-informatie kan ondergaan, het tweede verduidelijkt de manier waarop de informatie terug naar de data unit gaat (A2), zodat de directieven uitgevoerd kunnen worden.

Het vierde blok tenslotte duidt aan dat binnenko­ mende informatie ook getransporteerd kan worden naar andere computers, om daat opnieuw bewerkt te worden: de boekhoudkundige opvolging van el­ ke processtap is een voordeel.

Als voorlopige conclusie kan het volgende gesteld worden:

— CIM ontwikkelt zich in de weverij op basis van de vierde ontwikkelingsomgeving, namelijk de procesopvolging en -controle (PPS);

— In oorsprong was dit een technische innovatie die niet door de traditionele textielmachine-be- drijven ontwikkeld werd, maar door electronica- en softwarebedrijven, die niet noodzakelijk een grondige kennis hadden van de textielsector; de oorspronkelijke bouwers van textielmachines hebben onafhankelijk eigen technieken voor de optimalisatie van de weef­ getouwen ontwikkeld; voor sommige bouwers van textielmachines liep deze ontwikkeling tot het begin van de jaren ’80 onafhankelijk; — sinds een aantal jaren komt het tot een intense

samenwerking tussen bouwers van weefgetou­ wen en elektronica-producenten; een weefge­ touw wordt een combinatie van mechaniek en hardware (sensoren, sturingen); er wordt niet verwacht dat in de nabije toekomst belangrijke innovaties op het vlak van de machine-perfor- mance gerealiseerd worden, wel op het vlak van de communicatie tussen weefgetouwen en het sturen van de weefgetouwen; R&D-uitgaven situeren zich voornamelijk op dit vlak; — textielbedrijven investeren in de nabije toe­

komst vooral in monitoring-systemen, aange­ zien hun belangrijkste problemen zijn: de snel­ le evolutie op de afzetmarkt (gestegen mode-ge- voeligheid van de consument, invloed van nieuw geïndustrialiseerde landen, ...) en dus: doorlooptijd, produktkwaliteit en kostentoewij- zing;

— CIM in de weverij kenmerkt zich door het feit dat de traditionele lay-out en arbeidsorganisatie niet ter discussie gesteld wordt:

(11)

en zal nog aanzienlijk verminderen, totdat en­ kel nog taken rond procescontrole en enkele herstellingsactiviteiten overblijven: de wever wordt een machine-regelaar zonder (vereiste) kennis van produkt of proces;

— alle activiteiten, met hun duurtijd, onder­ brekingen en gevolgen voor het proces zullen (als de wever meewerkt) in de toekomst door het systeem gekend zijn, zodat de wever poten­ tieel als een volledig gecontroleerde en gestuur­ de produktie-eenheid kan beschouwd worden;

— alle gegevens zijn beschikbaar om het loon geheel of gedeeltelijk prestatie-onafhankelijk te maken.

Als slot nog een belangrijke implicatie: aangezien deze procesopvolgingssystemen ontwikkeld wer­ den en worden door (vooral) elektronica-bedrij- ven, is de hardware sector-onafhankelijk. Dit bete­ kent dat de sensoren en de datacaptatie-eenheid, de kablering, en de computer-configuratie in elke sector toegepast worden, waar er een grote behoef­ te bestaat aan het (intens) opvolgen en bijsturen van machines (waar dus het machine-rendement van groot belang is en/of de machines zeer duur zijn, ...), en waar de organisatorische complexiteit niet te groot is om het proces in zijn geheel op te volgen, dus waar veel gelijksoortige machines aan­ wezig zijn; bijvoorbeeld de kunststofnijverheid, de voedingssector (melk, ..,), de glas- en papier-in­ dustrie, ... maar niet de metaalsector (wegens de grote complexiteit).

Voor de betrokken werknemers echter stelt zich een belangrijke vraag: zal de overdraagbaarheid van de technische mogelijkheden van deze proces­ opvolgingssystemen impliceren dat ook de arbeids­ voorwaarden, het sociaal overleg en de arbeidsin­ houd, getransplanteerd worden? De textielsector kenmerkt zich in België immers door:

— relatief lage lonen, met toevoeging van premies die prestatie-afhankelijk zijn (en waarbij infor­ matie uit het monitoringssysteem gebruikt wordt);

— een grote behoefte aan inspraak en aandacht rond arbeidsomstandigheden en -inhoud (ge­ luidsoverlast is en blijft enorm, het aantal ma­ chines per wever stijgt aanzienlijk zodat sociale contacten bijna onmogelijk worden);

— een sociaal overleg dat gericht is op de arbeids­ voorwaarden (lonen, premies, ...) in enge zin, met weinig aandacht voor de arbeidsorganisa­ ties of -inhoud;

— de reeds grote controle op de werkzaamheden zal potentieel bijna absoluut worden, aangezien

het systeem in staat is elke activiteit en elke lo­ catie van een werknemers op te volgen.

Conclusie

Computer Integrated Manufacturing (CIM) is op het vlak van automatisering momenteel de centrale

doelstelling van veel produktiebedrijven; bedoe­

ling is het integreren van alle in het proces noodza­ kelijke informatie, zodat de coördinatie van het procesgebeuren beter kan verlopen. Dit heeft een belangrijke impact op zowel de doorlooptijd, de kwaliteit, de kostprijs, enzovoort. Daarmee kan gereageerd worden op de belangrijke veranderin­ gen op de afzetmarkt die zich de afgelopen vijftien jaar hebben voorgedaan.

Belangrijk daarbij is dat CIM niet als een nieuw werkinstrument voor fabrieksautomatisering be­ schouwd moet worden, maar als een nieuwe ‘di­

mensie’ in het bedrijfsmanagement, waarmee dus

op een andere manier dan voorheen geproduceerd kan worden. Elke vorm van procesautomatisering, zeker als zij zo alomvattend is als CIM, impliceert potentieel belangrijke organisatorische aanpassin­ gen.

Op dit moment wordt echter het bedrijfsfunctione-

ren slechts in beperkte mate aangepast aan de in­ trinsieke mogelijkheden van C/M; de huidige tech­

nologische ontwikkelingen zijn dus in een belang­ rijke mate doordrongen van de ‘oude filosofie’ van volledige automatisering, zodat ook de problemen die met dit uitgangspunt verbonden zijn, niet zul­ len verdwijnen.

De inpact die deze systemen zullen hebben op de werknemer (en dit zowel in kwantitatief als kwali­ tatief opzicht) liggen dan ook in het verlengde van de negatieve evoluties en ervaringen van de afgelo­ pen decennia.

De ontwikkeling van CIM in de weverij, geba­ seerd op de logica van het procescontrolesysteem, is hiervan een voorbeeld: aangenomen mag wor­ den dat elke CIM-systeem gebaseerd op het cen­ traal optimaal benutten van gedetailleerde proces­ informatie, deze impact heeft. Duidelijk is in ieder geval dat in de weverij de huidige technische ont­ wikkelingen minstens een even diepgaande invloed zullen uitoefenen op de kwaliteit en kwantiteit van de tewerkstelling als de eilandautomatiseringen: en de weverij zal zeker niet de enige sector zijn die aangetast wordt.

En ook al is het momenteel niet evident dat zich in de CAD/CAM-wereld gelijkaardige evoluties

(12)

Computer Integrated Manufacturing (CIM) zullen voordoen (decentraal programmeren, cel­

lenstructuren) moet er toch van uitgegaan worden dat Computer (and Human) Integrated Manufactu­ ring voor het merendeel van de werknemers een negatieve ervaring zal worden, eerder dan dat aan­ leiding gegeven wordt tot ‘das Ende der Arbeitstei­ lung’.8

Noten

1. Definitie van de CIM-werkgroep van het Belgisch instituut voor Robotica en Automatisering BIRA. Er bestaan een groot aantal definities van de begrippen ‘integratie', ‘CIM’, en dergelijke: in dit artikel hebben we ons beperkt tot ‘so- ciaal-wetenschappelijke’ omschrijvingen, die de technici misschien niet altijd kunnen bekoren, maar het voordeel hebben dat het relevante aspect voor de sociale wetenschap­ pen beter verduidelijkt wordt. De beste beschrijving, voor de niet-technisch geschoolde lezer, van wat CIM wel en niet omvat, is naar onze mening Scheer, 1988. Een aantal sche­ ma’s en gedachtengangen met betrekking tot de technische aspecten van CIM zijn ontleend aan dit boek.

2. Gebaseerd op: Whitmyre, 1987.

3. De op het eerste zicht ongelukkige termen ‘planeet’- en ‘continent’-automatiseringen verkiezen we, wegens de dui­ delijke band met het veel gebruikte begrip ‘eiland-automati- sering; een bijkomend voordeel is dat de termen voor ieder­ een duidelijk zijn, wat niet het geval is voor de begrippen ‘CIM’, ‘FMS’ enzovoort. Een goed alternatief voor conti- nent-automatisering is ‘geïntegreerde’ automatisering, al blijft onduidelijk wanneer het woord integratie van toepas­ sing is. Tevens kan, als verlengstuk van de continentauto- matisering, het begrip ‘planeetautomatisering’ gebruikt worden, als een integratie van continent-automatiseringen, eveneens op basis van de proces-logica van het bedrijf: deze vorm van automatisering heeft dus betrekking op het hele bedrijf, en (in principe) alle onderdelen en/of aspecten er­ van. Het kan dan opgevat worden als het ideaal van de ge­ automatiseerde fabriek, dat momenteel meestal geïdentifi­ ceerd wordt met (volledige) Computer Integrated Manufac­ turing. Een planeetautomatisering is momenteel nog ner­ gens ter wereld gerealiseerd, wat in de nabije toekomst ook niet te verwachten is; wel bestaan een aantal experimentele situaties, vooral dan bij de grote internationaal elektronica- en software-bedrijven (Siemens, Hewlett Päckard, IBM, ...). Zelfs vanuit het prospectieve karakter van de in dit arti­ kel gehanteerde benadering kan de industriële relevantie niet gesitueerd worden.

4. Het is niet per definitie zo dat een continentautomatisering door middel van technische vernieuwingen gerealiseerd wordt, integendeel: het is perfect mogelijk dat zuiver orga­ nisatorische ingrepen dezelfde draagwijdte hebben als tech­ nische innovaties (bijvoorbeeld: een cellenstructuur versus een functionele structuur in een metaalbedrijf, zonder dat er een nieuwe machine aan te pas komt). In dit artikel wordt aan deze mogelijkheid bewust geen aandacht besteed, aan­ gezien we geïnteresseerd zijn in de algemene kenmerken van conlinentautomatiseringen in de industrie, en deze zijn vooralsnog eerder technisch van aard.

5. Bijvoorbeeld het ‘experimenteren’ van veel bedrijven met

robots, die vervolgens aan de kant geschoven worden. (Zie Clauwaert e.a., 1987, blz. 79 en verder.)

6. Opnieuw mogen deze begrippen niet letterlijk vertaald wor­ den naar een bedrijfssituatie: ze zijn enkel bruikbaar om al­ gemene ontwikkelingen, die zich in (een deel van) een sec­ tor voordoen, te omschrijven en verduidelijken, met andere woorden: om een synthese te geven van een veelvoud van min of meer gelijkaardige ontwikkelingen in tientallen be­ drijfssituaties.

7. Uiteraard zijn andere vormen van bedrijfsindeling mogelijk; de gekozen indeling (Scheer, 1988) is afkomstig uit de tech­ nische literatuur, en heeft het voordeel niet ‘gekleurd’ te zijn door een sector- of technologie-gebonden invalshoek. 8. Zie: Kem en Schumann, 1985. Voor commentaar, zie bij­

voorbeeld: Malsch en Seltz (red.), 1987. Literatuur

— Berger, Suzanne, Michael L. Dertouzos, Richard K. Lester, Robert M. Solow, Lester C. Thurow (1989), ‘Toward a new industrial America’, Scientific American, 260-6, blz. 39-48. — Bolwijn, P.T., J. Boorsma, O.H. van Breukelen, S. Brink­ man, T. Kumpe (1986), Flexible Manufacturing inlegrating technical and social innovation, Elsevier, Amsterdam, Ox­ ford, New York, Tokyo, Manufacturing Research and Tech­ nology 4.

— Broedner, Peter (1985), Fabrik 2000: altemative Entwick- lungspfade in die Zukunft der Fabrik, edition Sigma, Belin. — Clauwaert, Annick, Jan Huys, Luc Lemiengre, Patrick

Roelandt, Jef Tegenbos (1987), Industriële robots in Vlaan­ deren. Een verkennend onderzoek, Stichting Technologie Vlaanderen, Brussel.

— Cooley, Mike (1989), European competitiviness in the 21ste century: integration o f work, culture and technology. Com­ missie van de Europese Gemeenschappen: FAST, Brussel. — Dankbaar, Ben (1988), 'Die Zukunft der Arbeit in der Au-

tomobilindustrie. Zur Einführing’, in: Ben Dankbaar, Ul- rich Juergens, Thomas Malsch (red.), Die Zukunft der Ar­ beit in der Automobilindustrie, edition Sigma, Berlin. — De Sitter, L.U. (1981), Op weg naar nieuwe kantoren en fa ­

brieken. Produktie-organisatie en arbeidsorganisatie op de tweesprong. Een rapport inzake de kwaliteit van de arbeid, organisatie en arbeidsverhoudingen, geschreven in op­ dracht van de Wetenschappelijke Raad voor het Regerings­ beleid, Kluwer, Deventer.

— De Sitter, L.U., A.A.M. Vermeulen, P. van Amelsvoort, L. van Geffen, P. van Troost, F.O. Verschuur (1986), Het flexi­ bele bedrijf. Integratie aanpak van flexibiliteit, beheers­ baarheid, kwaliteit van de arbeid en pmduktie-automatise- ring, Kluwer, Deventer.

— Eysackers, Erwin (1989), ‘Een nieuwe taakverdeling tussen mens en machine: een CIM-concept gericht op de optimale integratie van menselijke arbeid in geautomatiseerde pro- duktie-processen’, in: Flanders' Technology International en Stichting Technologie Vlaanderen, Seminar papers: Een nieuwe taakverdeling tussen mens en machine? Een CIM- concept gericht op de optimale integratie van menselijke ar­ beid in geautomatiseerde produktieprocessen. Koninklijke Vlaamse Ingenieursvereniging, Antwerpen, 27 mei 1989, blz. 1-22.

(13)

van de ontwikkeling van het monitoring-systeem Sycotex tot CIM in de weverij, Stichting Technologie Viaanderen, Brussel, intern rapport (gepubliceerd: december 1990). — Eysackers, Erwin, Luc Lemiengre, Patrick Roelandt

(1989b), CIM-concepten. Een ove nicht in de Vlaamse In­ dustrie, Stichting Technologie Viaanderen, Brussel, intern rapport (gepubliceerd: december 1990).

— Hirsch-Kreinsen, Hartmut (1986), ‘Technische Entwick­ lungslinien und ihre konsequenzen für die Arbeitsgestal­ tung’, in: Hartmut Hirsch-Kreinsen, en Rainer Schutz-Wild (red.), Rechnerintegrierte Produktion. 2ur Entwicklung van Technik und Arbeit in der Metallindustrie, Campus Verlag, Frankfurt/New York, blz. 13-48.

— Kaplinsky, Raphael (1982), Computer-aided design: elec­ tronics, comparative advantage and development, Frances Pinter, London.

— Kern, Horst, Michaeli Schumann (1985), Das Ende der Ar­ beitsteilung? Rationalisierung in der industriellen Produkti­ on, Beck, München.

— Malsch, Thomas, Rüdiger Seltz (red.) (1987), Die neuen Produktionskonzepte a u f dem Prüfatand Beiträge zur Ent

wicklung der Industriearbeit, edition Sigma, Berlin. — Pinch, Trevor J., Wiebe E. Bijker (1987), ‘The social

construction of facts and artifacts: or how the sociology of science and the sociology of technology might benefit each other’, in: Wiebe E. Bijker, Thomas P. Hughes, Trevor J. Pinch (red.), The social construction o f technological systems. New directions in the sociology and history o f technology MIT Press, Cambridge (Massachusetts), Lon­ don.

— Scheer, August-Willem (1988), Computer integrated Manu­ facturing. Computer steered industry, Springer-Verlag, Ber­

lin, Heidelberg, New York, London, Paris, Tokyo. — Solberg, James J., David C. Anderson, Moshe M. Barash,

P. Richard (1987), ‘Factories of the future’, in: John A. Whi­ te (red.) Production handbook. Fourth edition, John Wiley en Sons, New York, Chichester, Brisbane, Toronto, Singa­ pore, 8, blz. 3-14.

— Whitmyre, David W. (1987) ‘The manufacturing enterprise’, in: John A. White (red.) Production handbook. Fourth edi­ tion, John Wiley en Sons, New York, Chichester, Brisbane, Toronto, Singapore, 1, blz. 3-10.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Finally the absence of blockchain technology knowledge withhold the process of gaining legitimacy for blockchain based audit practices from clients.. Limitations –

Bij de beoordeling van richting van de positieve verhaaltjes werd een significante samenhang gevonden tussen de eigen emotionele staat in de neutrale conditie en de IRI schaal

intellectual, they maintain that “spirituality within public education will alleviate its chronic crises by addressing the needs students have for acceptance, community, and

intensive computation optimization problem is developed. In this algorithm, mixed surrogate models are introduced to explore the design space. The benefit of using

The opsin gene repertoires of the four-eyed fish (Anableps anableps) and the guppy (Poecilia reticulata) have been characterized, but the relationships among some of these

The paper highlights the much-needed research in the nano-scale investigation of cement-based repair materials and also presents step by step procedure to prepare appropriate

The patient ’s only preceding remission was that following small bowel sur- gery; otherwise the patient had never been symptom- free and ever-present were symptoms including

Force feedback, also called haptic feedback, is demanded by surgeons during robotic surgery because it can improve the task performance significantly and thus, advance the