• No results found

Van mens met paard tot paardenmens : de domesticatie van de mens middels de omgang met het paard

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van mens met paard tot paardenmens : de domesticatie van de mens middels de omgang met het paard"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Van mens met paard tot paardenmens:

De domesticatie van de mens middels de omgang met het paard

BA scriptie Culturele Antropologie Universiteit van Amsterdam

Myrthe de Wit

(2)

Myrthe de Wit (10791035)

Myrthe-de-wit@hotmail.com

Begeleider: Dr. Margriet van Heesch Tweede lezer: Dr. Peter van Rooden 12.089 woorden

(3)

Dankwoord

Ik wil allereerst mijn scriptiebegeleidster Margriet van Heesch bedanken voor de begeleiding, ondersteuning en feedback tijdens de afgelopen maanden. Toen ik in september vorig jaar aan mijn scriptie begon had ik mij er vooral op voorbereid dat het een enorme uitdaging zou worden, maar ik had er geen rekening mee gehouden dat het ook zo leuk kon zijn. Dankzij haar enthousiasme en vertrouwen wist ik steeds opnieuw inspiratie te vinden om door te gaan en kreeg ik het vertrouwen in mijzelf dat ik dit ook echt zou kunnen. Ook wil ik mijn tweede lezer, Peter van Rooden, bedanken voor het beoordelen van mijn scriptie en het nemen van de tijd om een antropologische blik te werpen op mijn ‘paardenmeisjes verhaal’.

Daarnaast wil ik ook mijn ouders bedanken, niet alleen voor het mogelijk maken van deze scriptie, maar voor het mogelijk maken van mijn gehele ‘universitaire carrière’. Ondanks dat het hele begrip antropologie nog steeds niet helemaal duidelijk is (maar ja, bij wie wel?) staan ze achter mijn studiekeuze en ondersteunen ze mij in mijn studie op elk wenselijk vlak. Ik hoef niet te overdrijven als ik zeg dat ik dit in mijn eentje nooit had kunnen verwezenlijken. Met het oog op mijn scriptieonderwerp wil ik natuurlijk een extra moment van aandacht voor mijn moeder, die mij al die jaren geleden heeft laten kennismaken met de paarden en met wie ik nog steeds met veel plezier onze gezamenlijke hobby uitoefen.

Ook wil ik iedereen bedanken die mij de afgelopen jaren binnen het ‘paardenwereldje’ op welke manier dan ook heeft geholpen: instructrices, juryleden, vrienden en stalgenoten. Mijn vrienden van buiten de paarden ook niet te vergeten, voor de nodige afleiding en eindeloos geduld voor mijn, lang niet altijd interessante, paardenverhalen. In het bijzonder wil ik Maaike en Axel van Ponymanege Equito bedanken. Al vijftien jaar voelt de manege voor mij als een tweede thuis en ik ben erg dankbaar dat ik nog steeds een rol kan spelen op Equito en dit bijzondere gevoel van thuiskomen wat ik zelf zo koester aan nieuwe generaties paardenjongens en –meisjes kan doorgeven.

Ten slotte wil ik, hoe kan het ook anders, mijn twee paarden bedanken. Al meer dan tien jaar mijn beste maatjes zonder wie ik mezelf niet zou zijn. In de omgang met Nick en Natascha heb ik het harde werk wat elke prestatie mogelijk maakt leren waarderen. Ik heb mijzelf dankzij hen doorzettingsvermogen, loyaliteit en veerkrachtigheid eigen gemaakt en ik heb geleerd dat ik af en toe best een beetje in mijzelf en mijn eigen kunnen mag geloven. Zij hebben de basis gelegd voor heel wat van mijn paardendromen en hopelijk een leven lang vol paardenplezier.

(4)

"Verklaring: Ik heb de UvA regels ten aanzien van fraude en plagiaat gelezen en begrepen [http://www.student.uva.nl/fraude-plagiaat/voorkomen.cfm]. Ik verklaar dat dit geschreven werkstuk volledig mijn eigen werk is, dat ik alle bronnen die ik heb gebruikt zorgvuldig en correct heb aangegeven, en dat ik volgens de regels heb geciteerd. Ik heb dit werkstuk, in deze of gewijzigde versie, niet eerder ingediend voor een ander vak of als onderdeel van een ander werkstuk."

Naam: Myrthe de Wit

Studentennummer: 10791035 Datum: 11-12-2017

Plaats: Amsterdam Handtekening:

(5)

Van mens met paard tot paardenmens:

De domesticatie van de mens middels de omgang met het paard

Myrthe de Wit

Inleiding; een paardenmeisje in wording

De eerste keer dat ik op een paard zat was ik een jaar of vier, volgens de datering van de fotoboeken van mijn moeder. Een klein, blond meisje, haren in de wind, breed glimlachend op de rug van het voskleurige paard wat mijn moeder toentertijd bij-reed. Zonder zadel, zonder hoofdstel, zonder cap, maar met trotse moeder ernaast om het in goede banen te leiden. Het bijschrift vermeldt dat de foto in juni 1999 gemaakt is, maar als je de bewolkte lucht en mijn hoog dichtgeritste rode jasje ziet is dat moeilijk voor te stellen. Met beide handen omklem ik plukken van de manen van het ontspannen ogende paard, dat groot afsteekt met mij op zijn rug. Deze ontmoeting was voor mij het begin van vele paardendromen over een toekomst vol eigen paarden, wedstrijdsuccessen en buitenritten.

Vier jaar later werd het zeuren en vragen naar paarden beloond, toen ik eindelijk mocht beginnen met paardrijlessen op de plaatselijke manege. Ook hier heb ik de foto’s nog van: een iets ouder, maar nog steeds breed glimlachend paardenmeisje. Of nou ja, paardenmeisje in wording. Want voordat ik mezelf echt een paardenmeisje mocht noemen zou ik nog heel wat uren op stal door moeten brengen, om het paardrijden en al het werk daaromheen volledig in de vingers te krijgen.

Nu was dat niet zo’n probleem, want al gauw werd de manege een tweede huis voor mij. Na schooltijd verdween ik zo snel mogelijk naar stal en de vakanties konden niet lang genoeg duren; dan kon ik, met mijn vriendinnen van de manege, de hele dag naar stal. We brachten weken lang hele dagen door tussen de paarden en grepen al het stalwerk aan. Zo was, verrassend genoeg, het opsteken van de mesthoop een van onze favoriete klusjes. Met beide benen in het vieze stro en met een mestvork in de hand zorgden we ervoor dat de mesthoop zo efficiënt en hoog mogelijk gestapeld werd, zodat hij minder vaak geleegd hoefde te worden. ’S winters verwarmde de broeierige damp die van de mest afkwam onze verkleumde handen terwijl onze adem wolkjes achterliet in de koude lucht.

Ook het schoonmaken van het tuig staat me nog helder bij. Terwijl wij zorgvuldig alle hoofdstellen en zadels poetsen in de kleine zadelkamer, vermengde de lucht van in de gaskachel verbrand stof met de geur van leervet en zadelzeep. Samen met mijn mede

(6)

“hulptroepen” wilde ik zo veel mogelijk helpen om meer te leren over het verzorgen van paarden. We namen dat uiterst serieus. Ik kan me nog goed een bijzonder regenachtig voorjaar herinneren, waarbij de pony’s niet geleidelijk genoeg aan het gras konden wennen. Om er voor te zorgen dat ze uiteindelijk toch op het weiland zouden kunnen zonder last van hun buik te krijgen (voor zulke grote dieren zijn ze onwaarschijnlijk kwetsbaar) maakten wij een schema, waarin er elke dag met elke pony minstens een half uur aan de hand gegraasd moest worden. Dus daar stonden we dan, tot onze enkels in het zompige weiland. Dagen achter elkaar. Alles voor de paarden.

Dat ik en mijn manegevriendinnen niet de enige paardengekken in Nederland zijn blijkt uit cijfers van de KNHS, de officiële sportbond voor paardrijdend Nederland. Nederland telt bijna 500.000 ruiters en 450.000 paarden en heeft per hoofd van de bevolking meer paarden dan bijvoorbeeld Engeland of Duitsland. We leven met relatief veel mensen en paarden samen op een relatief kleine oppervlakte: van alle landen in Europa is de ‘dichtheid van paarden’, het aantal paarden per vierkante kilometer, in Nederland en België het hoogst. 1 Daarnaast zijn de Nederlandse ruiters ook nog eens opvallend actief met al die paarden bezig: van alle landen in Europa starten Nederlandse ruiters gemiddeld het vaakst op wedstrijden. Bovendien is Nederland ook nog eens het grootste exportland van paarden ter wereld.2

Een paard is echter geen onbeschreven blad waar een ruiter al zijn/haar paardendromen op kan projecteren, maar een individu waar een ruiter steeds opnieuw een gesprek mee aan moet gaan om tot een soepele samenwerking te komen voor ruiter en paard. Hoe gaan deze 500.000 Nederlandse paardensporters en 450.000 paarden daarmee om? Hoe wordt er een samenzijn gecreëerd waarin niet alleen de ruiter, maar ook het paard agency heeft? Waarin een paard een paard blijft, en een ruiter een ruiter, maar waarin ze in de omgang naar elkaar toegroeien en hun eigen taal en regels creëren (Brandt 2004: 300). Kortom: hoe komt de omgang tussen mens en paard tot stand in de Nederlandse samenleving en hoe wordt er betekenis gegeven aan deze omgang?

Het is van belang om een antwoord te vinden op de door mij gestelde vragen omdat deze antwoorden inzicht kunnen verschaffen in hoe de mens gedomesticeerd wordt door zijn/haar omgeving: hoe wordt de mens gevormd door de plaats, mensen en dieren waarmee hij/zij voortdurend in interactie is? Over het algemeen heerst er binnen de wetenschap de

1 Nederland Paardenland, feiten en cijfers. Gepubliceerd door de Koninklijke Nederlandse Hippische

Sportfederatie (KNHS). Alle cijfers zijn voor 2013 en op te vragen bij de KNHS, afdeling communicate.

http://www.sectorraadpaarden.nl/uploads/brochure-nederland-paardenland-definitief.pdf (geraadpleegd op 8-11-2017)

2

(7)

perceptie dat de mens enkel invloed uitoefent op zijn/haar omgeving, zonder zelf beïnvloed te worden. Dit is echter een misvatting. Door uiteen te zetten dat de mens ook gedomesticeerd wordt middels de omgang met het paard, kan mijn scriptie en de vragen die ik daarbinnen beantwoord bijdragen aan het bewustzijn dat de mens net zo zeer beïnvloed wordt door zijn/haar omgeving als dat hij/zij de omgeving beïnvloed (Birke 2009: 22).

Om antwoord te verkrijgen op deze vragen zal ik gebruik maken van literatuuronderzoek binnen het veld van antropologie en filosofie, met enkele onderbouwende stukken omtrent de geschiedenis van de mens en het paard. Ik heb onder andere gezocht naar

Multi-species etnografieën die een co-being tussen mens en paard omschrijven, naar artikelen

die de rol van het paard binnen de geschiedenis omschrijven, artikelen die de afbeelding van de omgang tussen mens en paard in literatuur en hun effect op het samenzijn tussen mens en paard nader verklaren, onderzoeken naar het sociale veld van de stal en de functie van het paard daarbinnen en naar stukken die de rol van dieren binnen de samenleving breder trekken en verklaren.

Om de totstandkoming van de omgang tussen mens en paard en de betekenis die daaraan gegeven wordt helder te kunnen analyseren, zal ik deze omgang laag voor laag blootleggen. Te beginnen met een historisch overzicht van de omgang tussen mens en paard, gevolgd door de beeldvorming in de literatuur over paarden en de verwachtingen die deze beeldvorming schept over de omgang tussen mens en paard. Vervolgens zal ik het sociale veld waarin ruiter en paard zichzelf vinden uiteenzetten. Hoe kunnen we de stal als sociaal veld begrijpen? Hoe dragen stalgenoten bij aan de stalcultuur en aan de totstandkoming van de omgang tussen een ruiter en zijn/haar paard? Wat doet de status en prestatiedrang die hierbij horen met de omgang? Dan komen we bij een belangrijke tweedeling: het verschil tussen het leren van de (paarden)taal en het creëren van een gezamenlijke taal tussen ruiter en paard. Hierin zal ik onderzoeken hoe de ruiter zich verhoudt tegenover zijn/haar paard. Om ten slotte aan te komen bij de kern van mijn scriptie: Hoe ontstaat het idee van een co-gecreëerde relatie tussen ruiter/amazone en paard en wat betekend deze relatie voor de mens? Historisch overzicht van de domesticatie van het paard

In het jaar 37 verwelkomde het Romeinse rijk een nieuwe keizer: Gaius Ceasar Germanica, beter bekend onder zijn bijnaam Caligula. Caligula was pas 24 jaar oud op het moment dat hij aan de macht kwam, en de vier jaar waarin hij over het Romeinse rijk heerste zijn door Nederlandse historicus Winterling uitvoerig besproken in zijn boek Caligula: A Biography (Winterling 2011: 1-9). De actie waar Caligula volgens Winterling het meest om bekend is

(8)

gebleven in de geschiedenis, is het willen toekennen aan een plaats in zijn senaat aan zijn geliefde paard Incitatus. Senaatslid zou niet de eerste titel van het paard worden: Incitatus was ook al benoemd tot priester van Caligula’s cult (Woods 2014: 777). Daarnaast verbleef Incitatus in een stal van marmer, at hij uit een ivoren voerbak, bezat hij meerdere kostbare paarse dekens en had hij zijn eigen slaven. Tevens werd Incitatus vaak uitgenodigd om met Caligula te dineren, waarbij het paard zijn eten voorgeschoteld kreeg van gouden servies. En wanneer hij de straat op moest, stuurde Caligula eerst zijn soldaten de straat op om de burgers rustig te houden, zodat zijn edele paard geen last van ze had (Ibid.: 772-773).

Naar aanleiding van dit gedrag speculeren historici nog steeds over welke psychische aandoening Caligula onder de leden gehad moet hebben (Winterling 2011: 4-7). Het antwoord op die vraag zal echter niets af doen aan de verering die zijn paard toentertijd beleefde. Een dier, wie in zijn sociale positie het merendeel van de bevolking oversteeg. Hoewel een paard misschien niet zo snel een plaats in een senaat aangeboden zal krijgen, is het belangrijk om terug te kijken op alle culturele posities die een paard door de eeuwen heen heeft bekleed, om zo een goed beeld te kunnen krijgen van hoe de omgang met een paard vandaag de dag tot stand komt. In dit historisch overzicht zal ik dan ook uiteenzetten hoe de omgang tussen mens en paard door de eeuwen heen vorm heeft gekregen.

In het eerste deel van dit historisch overzicht, zal ik de domesticatie van het paard belichten en zal kijken welke functies het paard allemaal heeft gehad in de eerste eeuwen waarin de omgang tussen de mens en het paard tot stand kwam. In het tweede deel van dit historisch overzicht, zal ik mij meer richten op de functies die het paard heeft gespeeld in de afgelopen twee eeuwen. Deze splitsing is belangrijk, omdat het paard in de afgelopen twee eeuwen langzaam uit de functie als gebruiksvoorwerp groeide: wat eerst slechts als vlees werd beschouwd, werd ineens een lichaam, een persoon, zoals Sandra Swart in haar artikel over de Afrikaanse Boerenoorlog uiteenzet (Swart 2010: 261). Daarnaast zal ik in het historisch overzicht van de 19e tot en met de 21ste eeuw aandacht besteden aan de rol die het paard heeft bekleed in de Nederlandse cultuur van de afgelopen eeuwen.

Hoewel de domesticatie van het paard, naar schatting van archeoloog Marsha Levine, ongeveer 6000 jaar geleden plaats vond, is de voorbereiding van deze domesticatie veel eerder begonnen (Budianksy 2002: 50). Het werkelijke begin van de samenwerking tussen mens en paard is terug te leiden naar de voorouder van het moderne paard: de eohippus, die zo’n 55 miljoen jaar geleden leefde. Nu zouden we daar geen paard meer in herkennen, het was een klein diertje, wat meer weg had van een hond dan van een paard. Over een tijdsbestek van 45 miljoen jaar splitste deze eohippus zich af in meerdere diersoorten,

(9)

waarvan alleen de equus, de voorganger van het moderne paard, precies de juiste eigenschappen bleek te bezitten, waaronder de mogelijkheid tot domesticatie, die overleving in het prehistorisch tijdperk mogelijk maakte (Ibid.: 23-25).

Dat het paard door de mens gedomesticeerd is, is echter niet geheel te danken aan de mens. De mens heeft namelijk, naast het paard, ook nog geprobeerd antilopen, hyena’s, wasberen en kangoeroes te domesticeren, allen zonder succes. Dat het bij het paard wel succesvol is geweest heeft meer te maken met de lichamelijke en sociale trekken van het paard, dan met het kunnen van de mens. Door enkel naar deze eigenschappen van het paard te kijken, kan de domesticatie van het paard echter nog niet op correcte wijze begrepen worden. Het was volgens de Amerikaanse wetenschapsjournalist Stephen Budiansky namelijk niet de mens die deze eigenschappen opmerkte en bedacht het paard te domesticeren, maar het paard die merkte dat het, voor de eigen veiligheid, gunstig was om zich rondom de mens te gaan verzamelen. Roofdieren bleven beter op afstand en de gewassen die de mens begon te kweken bleken een makkelijke manier om aan voedsel te komen. Het enige onderdeel van de domesticatie van het paard wat dan ook wél aan de mens toegeschreven kan worden, is het uiteindelijke besluit om het paard in gevangenschap te gaan houden, te fokken, en voor eigen doeleinden de gebruiken. Maar het meeste werk van de domesticatie van het paard had zich toen al, over miljoenen jaren verspreid, voltrokken door het paard zelf, en het gelukkige toeval van de evolutie (Ibid.: 17-18).

Naar aanleiding van haar onderzoek uit 1988 naar opgravingen van paardenbotten en – tanden gaat archeoloog Marsha Levine ervan uit dat het eerste contact tussen mens en paard heeft plaatsgevonden tijdens de jacht, waarbij de mens als jager fungeerde, en het paard als prooi (Levine 1999: 8). De eerste functie die het paard bekleedde in de omgang met de mens, zal dan ook die van voedselbron geweest zijn. Bij een van deze opgravingen, in het Oekraïense Dereivka, werd echter een bijzondere vondst gedaan die duidde op een enorme sprong in de sociale positie van het paard rond de tijd van zijn/haar domesticatie. De schedel van een jonge hengst (het dier moet zo’n zeven of acht jaar oud geweest zijn) werd gevonden omringd door de skeletten van een stel honden, kleifiguurtjes en stukken hoorn van een gewei waar gaten in geboord waren. Dat laatste was een belangrijke vondst: in combinatie met de slijtage die de tanden van de hengst vertoonde stelde historici vast dat deze stukken gewei gediend moeten hebben als bit (een bit is een metalen stang in de mond van het paard waarmee het paard bestuurd wordt) (Budiansky 2002: 52-54). Deze jonge hengst gaat dan ook de geschiedenisboeken in als eerste paard wat door de mens bereden is, en de consequenties die deze bestijging hadden waren zowel voor de mens als het paard enorm.

(10)

Dankzij het bereiden en later inspannen van paarden slaagde de mens er in sneller en verder zijn/haar territorium over de steppe uit te breiden (Ibid.: 56). Deze uitbreiding van het territorium van de mens is beïnvloed door de domesticatie van het paard: de mens ging namelijk waar het paard hem/haar heen kon brengen. En de mens settelde uiteindelijk, waar het paard kon overleven. De samenlevingen die toen opgezet zijn, zijn net zo zeer gevormd rondom de mens, als rondom het paard (Swart 2010: 245-246). Het paard als rij- en trekdier werd over een tijdsbestek van de paar duizend jaar na het bereiden van het eerste paard zelf ook een vorm van macht: mensen met een paard in hun bezit konden beter oorlog voeren met hun “paard-loze” medemens, wisten hun nederzettingen en gezinnen uit te breiden en stegen daardoor in de sociale hiërarchie (Budiansky 2002: 56). Door de sociale positie van het paard in de geschiedenis van de mensheid serieus te nemen, kan deze geschiedenis vanuit een nieuw perspectief bekeken en verklaard worden (Swart 2010: 242).

Vooral op gebied van oorlogvoering bleek het paard uitzonderlijk geschikt. Schriftelijke verklaringen en opgravingen uit onder andere Midden-Azië, Mesopotamië en Europa schetsen allen eenzelfde beeld van het paard uit die tijd: ofwel gespannen voor een strijdwagen, ofwel met een soldaat op zijn/haar rug. Zo zijn er schriftelijke verhalen bewaard gebleven van het leger van Xerxes, wat zo’n 80.000 ruiters kende. Vanuit het gebruik van paarden in de oorlog, kwam het belang om de dieren steeds nauwkeuriger onder controle te houden. Hoe preciezer een paard de orders van zijn/haar ruiter opvolgde, hoe beter zijn/haar functie in de strijd. Hieruit is het hogeschool rijden ontstaan, de voorloper van het moderne rijden (Budiansky 2002: 63-68).

Dit alles was echter geen goedkope bezigheid. Om de juiste training en verzorging van de paarden in een wagenspan, en later in de cavalerie, te leveren waren staljongens, paardentrainers, -kopers en –verzorgers nodig. Daarnaast moesten de dieren nog gevoed worden en het materiaal, zoals strijdwagens, onderhouden worden. Het is dan ook niet gek dat het houden van en rijden op paarden slechts was weggelegd voor de leden van bovenste laag van de samenleving: de koningen en aristocraten. Zo kreeg het paard, naast strategisch middel van oorlogsvoering, nog een functie in de omgang met de mens: die van statussymbool. Het was dan ook de associatie van het paard met de edele laag van de bevolking die het paard tot edel dier deed groeien: het was dankzij het paard dat deze adellieden zich, letterlijk, boven de rest van de bevolking kon plaatsen (Ibid.: 68-70).

Tot nu toe is de omgang tussen mens en paard enkel tot stand gekomen, wanneer de een gebruik wist te maken van de ander. Vanaf de 19e eeuw komt daar langzaam verandering in, en wordt een meer individuele, persoonlijke benadering van het paard gezien door

(11)

antropologen zoals de antropologe Nikki Savvides Savvides. Deze verandering zal ik in de volgende paragraaf uiteenzetten.

Een antropologische blik op het moderne paardrijden

De elitaire vrouwen die in het Engeland van het Victoriaanse tijdperk leefden, tussen 1837 en 1901, vonden volgens antropologe Nikki Savvides in het paard een gelijke. Op dit punt in de geschiedenis van de omgang tussen mens en paard, vindt er een ommekeer plaats in de manier waarop deze twee elkaar benaderen. Voor het eerst is het niet het geval dat de een slechts gebruik maakt van de ander, maar ontstaat er een samenspel waarin beide partijen elkaar weten te helpen. Dit samenspel vindt haar oorsprong in gedeeld leed en onderdrukking in de maatschappij van toentertijd.

Zowel vrouw als paard werden letterlijk en figuurlijk in een keurslijf gedwongen. En zowel vrouw als paard wisten elkaar daaruit te bevrijden. Zo wist schrijfster Anna Sewell met haar roman Black Beauty (een boek over het leven van een zwarte hengst, geschreven vanuit zijn oogpunt) in Engeland een hulpstuk te verbannen wat daarvoor vaak gebruikt werd bij het aanspannen van paarden. Deze bearing rein zorgde ervoor dat paarden tijdens het lopen gedwongen werden hun hoofd zo hoog mogelijk te dragen, waardoor ze bijna geen lucht kregen en sneller tijdens hun werk kwamen te overlijden. Door onder andere de ontwikkeling van het dameszadel, waarbij een amazone met twee benen aan een kant kan zitten en dus “beschaafd” in een rok kan paardrijden, werden vrouwen ook bevrijd middels hun omgang met het paard. Hierdoor kregen ze namelijk de kans om in het zadel te klimmen en zo meer op gelijke hoogte te komen met mannen. Langzaam kregen vrouwen steeds meer voeten in de aarde in het voormalig mannelijke domein van de paardenwereld (Savvides 2011: 62-64).

Zo werd het paard voor het eerst meer dan een gebruiksvoorwerp: mens (in dit geval: vrouw) had samengewerkt met het paard om elkaar te helpen. Daarnaast kreeg de omgang met het paard in deze tijd volgens Nikki Savvides een nieuwe symbolische betekenis aangemeten: het paard als symbool van de vrijheid.

Deze benadering van het paard als partner, in plaats van voorwerp, zette zich de afgelopen eeuwen voort. Pas aan het eind van de 19e eeuw is er een duidelijke verandering te zien in hoe het paard benaderd wordt: Zuid-Afrikaanse sociaal historicus Sandra Swart omschrijft deze ommekeer in haar artikel over de Boerenoorlog tussen Engeland en Zuid-Afrika. Ze zet uiteen dat de paarden die daarbij gebruikt werden, ineens als personen beschouwd werden. Waar paarden in oorlogvoering voorheen als strategische gebruiksvoorwerpen werden gezien, kwamen ze nu als individuen uit de strijd.

(12)

Zo zagen de soldaten wie met de paarden samenwerkten de dieren als gelijke: net als zij waren de paarden weg gerukt uit hun vertrouwde omgeving, verwikkeld in een strijd die niet van hen leek. Het broederschap tussen de soldaten en hun paarden bleek ook wanneer er paarden sneuvelde in de strijd. De karkassen die over het strijdveld verspreid lagen, bleven hun status als persoon behouden: de soldaten deden er alles aan om te voorkomen dat de gieren zich zouden voldoen aan het vlees van hun gevallen broeders (Swart 2010: 258-262).

Deze tendens zette zich ook buiten het slagveld voort. Na de tweede wereldoorlog werd er volgens Britse antrozoöloge Lynda Birke een verandering zichtbaar in de omgang tussen mens en paard: het paard werd steeds vaker gebruikt voor ontspanning en hobby in plaats van op het slagveld. Tegenwoordig wordt het paard in West-Europa vooral gebruikt voor de wedstrijdsport, plezierritten of slechts als gezelschapsdier. Binnen deze omgang wordt er meer en meer gekeken naar de omgang tussen ruiter en paard waarbij de ruiter zichzelf op gelijke hoogte plaatst als het paard en het verlangen draagt de “taal van het paard te leren spreken” (Birke 2009: 23-24). Aan dit verlangen zal ik later meer aandacht besteden.

Een laatste belangrijk punt in dit historisch overzicht, is een korte blik op de positie die het paard allemaal in de Nederlandse geschiedenis bekleed heeft. Ook in Nederland heeft het paard een belangrijke functie bekleed tijdens oorlogen. De koudbloedige Groninger en het sterke Nederlandse trekpaard bleken dankzij hun ‘koele’ karakter breed inzetbaar voor de cavalerie. Ook in de landbouw werden deze paarden veelvuldig ingezet: Nederlandse boeren werkten graag met trekpaarden omdat ze sterk genoeg zijn om door de zware kleigrond te ploegen. Naast het trekken van de ploeg werd het aangespannen paard ook gebruikt voor transport en industrie. Zo werden ze ingezet voor het vervoeren van de post, het trekken van schepen met grondstoffen of goederen (het aangespannen paard liep dan op de kade naast het kanaal en trok het schip naar zijn bestemming), en het heen en weer slepen van treinwagons van het spoor naar de fabriek en weer terug.2

Met de komst van de industrialisatie verdwenen deze functies van het paard in Nederland, maar zijn/haar populariteit bleek ongeremd toenemen. Waar er in 1985 62.080 paarden geregistreerd stonden op landbouwbedrijven (van de recreatie- en sportpaarden zijn in die tijd geen cijfers geregistreerd), is dat aantal in 2008 ruimschoots verdubbeld: toentertijd stonden er 144.080 paarden geregistreerd. Naar schatting telde Nederland in 2013 in totaal

2 Weerd, de M., Oldenbroek, J. K. Het paard in Nederland. Gepubliceerd door het Centrum voor Genetische

(13)

zo’n 450.000 paarden. Deze werden ingezet voor zowel de sport, recreatie, als beroepsmatig bij onder andere de bereden politie of als therapiepaard.3

De geschiedenis van het paard leert ons meer dan enkel de ontwikkeling van de omgang tussen mens en paard: de verhalen die verteld worden laten ook zien hoe de relatie tussen mens en paard graag gezien wordt. Het is dan ook belangrijk om, naar aanleiding van dit historisch overzicht, in het achterhoofd te houden dat geschiedenis ook maar een verhaal is, een keuze in welke verhalen er wel verteld worden en welke tot de vergetelheid gedoemd zijn (Haraway 1988: 577). Want waar de boeken vol staan met verhalen over dappere oorlogspaarden en de edele dieren van het koningshuis, horen we nooit over de ruiter/amazone die in het heetst van de strijd de controle over zijn/haar paard verloor, of over de prachtige wilde hengst die uiteindelijk niet getemd kon worden, terwijl die er ongetwijfeld geweest moeten zijn. Geschiedenis is een succesverhaal, en de geschiedenis van mens en paard is daar geen uitzondering op.

Om de impact van de historie tussen mens en paard goed te kunnen begrijpen, is het dan ook belangrijk te kijken naar de beeldvorming van de relatie tussen mens en paard in de geschiedenis, maar ook in de paardenverhalen waar jonge ruiters vaak eerder in aanraking mee komen dan met een echt paard. Voordat deze toekomstige ruiter dan ook maar in aanraking is gekomen met een paard, is er al een verwachting van hoe dat contact zou moeten gaan. De impact van deze verwachting op de omgang tussen ruiter en paard zal ik in de volgende paragraaf uiteenzetten.

Beeldvorming van de band tussen mens en paard in de literatuur

Ik was als kind sowieso wel gek op lezen, maar er is een serie boeken die ik echt heb verslonden: Heartland; over een stal in de Verenigde Staten waar mishandelde paarden opgevangen en beter gemaakt worden. De hoofdpersoon van de serie is de vijftienjarige Amy, die naar het overlijden van haar moeder de taak op zich neemt om de getraumatiseerde paarden te behandelen. Dat gaat altijd gepaard met het nodige drama, zoals onhandelbare paarden, de dreiging van een faillissement en familieproblemen. Gelukkig weet Amy, dankzij haar kennis en bijzondere band met paarden, overal een oplossing op te vinden en komt het aan het eind van elk boek (bijna) altijd goed (Brooke 2003).

De Heartland serie is niet de enige literatuur die over paarden geschreven is die draait om een dergelijke “magische bond” tussen een meisje of vrouw en een paard. In haar artikel

(14)

beschrijft antropologe Nikki Savvides hoe deze perceptie tot stand komt en wat de invloed daarvan in op de omgang tussen mens en paard. Om uiteindelijk te kunnen begrijpen hoe de omgang tussen mens en paard tot stand komt in de Nederlandse samenleving, is het dan ook van belang om inzicht te verkrijgen in hoe de beeldvorming van het paard en de omgang tussen mens en paard in de westerse literatuur de omgang tussen mens en paard beïnvloed.

Savvides beschrijft dat de perceptie van deze bijzondere band haar oorsprong kent in de Victoriaanse tijd, zoals onder het historisch overzicht ook al aangekaart. Toen vonden vrouwen en paarden steun bij elkaar doordat ze beiden op een vergelijkbare manier door de mannelijke normen van de samenleving onderdrukt werden (Savvides 2011: 61-62). Doordat vrouwen door hun klim in het zadel, ook omhoogklommen in de samenleving, werd deze vrouw-paard samenwerking al snel als een sociaal-politiek symbool van vrijheid en gelijkheid voor vrouwen. Het paardrijden werd voor vrouwen een manier om zich tegen de samenleving af te zetten, waarbij ze door de omgang met het paard hun vrijheid vonden (Ibid.: 64).

Dit vertaalde zich naar de literatuur die er over vrouwen en paarden geschreven werd (en nog steeds geschreven wordt). Vergelijkbare verhalen zoals dat van Amy van Heartland, waarbij meestal vrouwen in de hoofdrol staan die door en met het paard een transformatie doorgaan. De meeste hoofdpersonen veranderen in de loop van het verhaal in dappere, sterke amazones die hun eigen problemen kunnen oplossen. En de meeste paarden veranderen, door de speciale band die ze met de hoofdpersoon van nature hebben of samen opbouwen, van onhandelbare en verwaarloosde paarden in mooie, getalenteerde sportpaarden.

Deze beeldvorming beïnvloedt het idee wat (jonge) vrouwen hebben over hoe hun omgang met het paard tot stand zou moeten komen. Het zorgt ervoor dat iedereen die met deze verhalen opgroeit, het idee krijgt dat je als vrouw een speciale connectie hebt met zelfs de meest moeilijke paarden, dat jij die dieren wel aan kan, terwijl mensen met meer ervaring daar niet toe in staat zijn. Deze overtuiging doet soms meer kwaad dan goed, zo weet Savvides uit eigen ervaring. Ze beschrijft hoe ze meerdere malen op onhoudbare paarden in vliegende galop over velden is gestormd, waarmee ze met een hersenschudding of een paar gebroken ribben nog goed weg is gekomen. Het beeld van het paardenmeisje dat zelfs met de meest wilde paarden overweg kon omdat ze ‘emotioneel klikten’ scheen niet zo goed vertaald te kunnen worden naar het echte paardenleven. Het bleek dat zij al deze verhalen wel had gelezen, maar haar paarden niet (Ibid.: 64-65).

Naast het risico wat deze overtuiging creëert doordat het de mogelijke gevaren van het omgaan met paarden wegwuift, veroorzaakt het een gelimiteerd beeld van de werkelijke omgang tussen amazone (of ruiter) en paard. Het doet lijken alsof vrouwen geen jaren aan

(15)

ervaring, oefening en geduld nodig hebben om een goede omgang met een paard te verwezenlijken. Het limiteert al deze jaren van hard werk van vrouwen die een harmonieus samenwerken wel hebben bereikt tot ‘de natuurlijke aanleg van een vrouw om te kunnen verzorgen en begrijpen’. En ten slotte laat deze beeldvorming geen ruimte voor momenten van onbalans en strubbeling binnen de omgang tussen mens en paard. Het creëert een beeld waarin het, als het ‘klikt’ met paard, altijd alleen nog maar goed gaat, waarin mens en paard alleen nog maar in harmonie zullen samenwerken (Ibid.: 65-66).

Ik kan uit eigen ervaring beamen, dat dit zeker niet het geval is. In de omgang met paarden zullen er inderdaad weleens dagen zijn waarop alles klopt, waarin je als ruiter alleen maar hoeft te denken en het paard doet het al, waarin de scheidingslijn tussen waar het paard ophoudt en de ruiter begint lijkt te vervagen. Maar er zullen net zo hard dagen zijn waarin je als ruiter het gevoel krijgt weer terug bij af te zijn, waarin alles net niet klopt en net niet lekker loopt, waarin het lijkt of jij en je paard een andere taal spreken. Beide ervaringen horen bij paardrijden en van beide kan je als ruiter veel leren. Maar dan moet er wel ruimte gelaten worden in de omgang tussen mens en paard voor zulke ‘slechte’ dagen. Overigens benadrukt Savvides aan het begin van haar artikel nog dat, hoewel het vaak vrouwen zijn die de hoofdrol spelen in deze paardenverhalen, het niet zo is dat alleen vrouwen ook een band met een paard kunnen opbouwen of beïnvloed kunnen worden door de helden en heldinnen uit deze verhalen (Ibid.: 60).

Bij ons op de manege omschrijven we jonge amazones/ruiters bij wie deze ideeën van de beeldvorming van de omgang met het paard erg de overhand hebben genomen vaak als ‘pennymeisjes/jongens’. Naar het tijdschrift de Penny, dat al sinds 1980 in Nederland wordt uitgegeven en gericht is op kinderen tussen de zes en dertien jaar.4 De penny verschijnt elke twee weken en heeft een oplage van 45.000 exemplaren.5 Hoofdredactrice Saskia Ven zegt met het tijdschrift het ‘Penny-gevoel’ te willen uitdragen, waarbij de vriendschap en liefde tussen mens (maar vooral: meisje) en paard centraal staat.6 Maar, zoals gebleken is uit het artikel van Savvides, creëert een dergelijke benadering van de omgang tussen mens en paard ook onrealistische verwachtingen over hoe deze omgang in de praktijk tot stand zal komen. Tussen Penny-meisjes en paardenmeisjes huist nog een wereld van verschil, waarin

4 Koninklijke Bibliotheek, de Nationale Bibliotheek van Nederland.

https://www.kb.nl/themas/tijdschriften/penny geraadpleegd op 24-11-2017

5 Mediabookers, verantwoordelijk voor de advertenties die gepubliceerd worden in de Penny.

https://www.mediabookers.nl/adverteren/penny.html geraadpleegd op 24-11-2017

6 Dobbe, J. Grnvld op Pad. http://jandobbe.nl/fileupload/jan_dobbe_grnvld_08_p14-18_LR.pdf geraadpleegd op

(16)

bijzondere relaties met paarden niet magisch ontstaan, maar door jaren van samenwerking waarbij de nodige tegenslagen overwonnen moeten worden.

De penny is niet het enige medium wat dit droombeeld van de omgang tussen mens en paard verspreidt in Nederland. De Heartland serie waar ik in mijn jeugd zo verknocht aan was, zijn enkele van de vele boeken die in het Nederlands over paarden en pony’s zijn verschenen. Wie in het Centraal Bestand Kinderboeken van de Koninklijke Bibliotheek, waar ruim 300.000 beschrijvingen van kinderboeken, tijdschriften en naslagwerken van de 16e eeuw tot heden in opgeslagen zijn7, zoekt op de term ‘paarden’ krijgt 2.022 resultaten. Daar zitten titels tussen als De Ponyclub: Supershetty’s op liefdespad, In galop: Ponykamp en

Charlotte’s droompaard.8

Het beeld wat er van paarden en de omgang tussen mens en paard in verhalen wordt neergezet en de manier waarop ze in de geschiedenis neergezet worden creëert een verwachtingspatroon van de omgang tussen mens en paard, een verwachtingspatroon wat een vertekenend beeld geeft van de werkelijke omgang. Doordat de beeldvorming van het paard en de omgang tussen mens en paard een vertekenend beeld creëert van hoe deze omgang tot stand zou moeten komen, begint de omgang tussen mens en paard al vorm en betekenis te krijgen voordat beide partijen überhaupt met elkaar in aanraking hebben hoeven komen en zonder dat het paard hier wezenlijk iets mee te maken heeft hoeven hebben. Maar naast de verwachtingen van waaruit de omgang tussen mens en paard tot stand komt, is er nog een factor die het tot stand komen van deze omgang beïnvloed: het decor waarbinnen de omgang tussen mens en paard zich afspeelt en de rol die het paard daarbinnen aangemeten krijgt. Nu de verwachtingen die ten grondslag liggen aan hoe de omgang tussen mens en paard tot stand komt uiteengezet zijn, zal ik mijn blik dan ook richten op het sociaal-culturele veld waarbinnen deze omgang tot stand komt: de stal. Voordat ik deze ‘stalcultuur’ nader zal toelichten, zal ik een nodige theoretische achtergrond geven omtrent de theorie van Bourdieu over social field en habitus, welke nodig is om de impact van het sociale veld van de stal op de omgang tussen mens en paard te kunnen bevatten.

Theoretisch kader van de stalcultuur

Het idee van social field en habitus kan een handvat bieden om de invloed van de ‘stalcultuur’ op de omgang tussen mens en paard beter te begrijpen. De Franse antropoloog Pierre

7 Beknopte zoekinstructie Centraal Bestand Kinderboeken (CBK). 6-2-2017.

https://www.kb.nl/sites/default/files/docs/zoekinstructiecbk_v06-02-2017.pdf geraadpleegd op 25-11-2017

8 Zoekfunctie Centraal Bestand Kinderboeken (CBK). http://picarta.nl/DB=3.34/SET=2/TTL=1/NXT?FRST=11

(17)

Bourdieu analyseerde met zijn noties sociale velden, een sociale ruimte waarbinnen mensen een specifieke, vaak niet officiële relatie met elkaar aangaan. Een school kan volgens hem begrepen worden als een sociaal veld, maar bijvoorbeeld ook een dorp, ziekenhuis, of manege/paardenstal. De belangrijkste notie van social field, is dat elk sociaal terrein eigen regels en waardes heeft. Een veld, en gedragingen van de mensen binnen dat veld, kan dan ook alleen begrepen worden wanneer die regels en waarden bestudeerd worden. De theorieën die hij aan de hand van zijn analyses ontwikkelde konden naar zijn idee dienen als manier om dat sociale veld bloot te leggen en te conceptualiseren (Bathmaker 2015: 64).

De personen die zich tot anderen binnen een veld willen verhouden, zijn bezig met de positie die ze innemen. Het vervaardigen van een bepaalde status, toegang of relatie kan iemand meer of minder macht geven binnen een veld en de mensen waarmee hij/zij dat veld deelt. Een sociaal veld kan vanuit het idee van Bourdieu, door Ann-Marie Bathmaker in haar artikel over scholing in Engeland uiteengezet, begrepen worden als het decor waartegen mensen een relatie met elkaar aangaan (of met hun paard, in mijn geval), waarbij elk decor eigen regels heeft die de gedragingen en positionering van diegenen binnen het decor bepalen (Ibid.: 65-66).

Bathmaker stelt in haar artikel de mensen binnen een sociaal veld voor als deelnemers aan een spel, wie zich aan bepaalde regels dienen te houden om het spel te kunnen spelen. De deelnemers binnen het spel creëren de dynamiek van het sociale veld, terwijl de regels vaststellen hoe de deelnemers zich tot elkaar kunnen verhouden. Beiden zijn minstens zo belangrijk om het spel te kunnen spelen. Voor degenen wie geen deelnemen aan het spel, zijn de bijbehorende regels nietszeggend, onzinnig of zelfs niet zichtbaar. Maar binnen het decor van het spel, zijn de regels allesbepalend: zonder regels is er ook geen mogelijkheid tot spelen en kan er geen rangorde begrepen worden tussen de deelnemers (Ibid.: 66). Zo zal het op mijn plaats binnen het sociale veld van de UvA niet veel teweegbrengen wanneer ik bekend maak dat ik Z start met mijn eigen paard, terwijl dit mijn positie op stal of op de manege een positieve boost geeft. Daarbinnen geeft het rijden van Z (een bepaald niveau binnen de paardensport) iemand een nieuwe status en daarmee een hogere positioneren tegenover mensen die geen Z starten.

Habitus is een notie die aansluit op het idee van social field, Bourdieu stelde zelf,

volgens Ann-Marie Bathmaker, dat de notie van het sociale veld niet begrepen of gebruikt kan worden zonder daarbij habitus in acht te nemen (Ibid.:65). Het is namelijk niet het geval dat iedereen constant bewust bezig is met de regels en gedragingen van het veld waarbinnen hij/zij zich op dat moment bevindt. Mensen maken deze regels en gedragingen zich eigen,

(18)

waardoor ze deze (onbewust) gaan toepassen en in stand houden. Een sociaal veld kan, volgens Bourdieu, alleen begrepen worden als deze ‘onzichtbare’, geïnternaliseerde gedragingen ook in beschouwing genomen worden. Dankzij habitus, het internaliseren van de regels en waardes van een sociaal veld of ‘belichaamde cultuur’, kan dit sociale veld ook in stand gehouden worden. Het zorgt er namelijk voor dat de mensen binnen een sociaal veld de regels en waardes als normaal beschouwen, als de ‘natuurlijke gang van zaken’. Doordat de regels en waardes van een sociaal veld zo eigen gemaakt zijn, is het niet echt meer mogelijk om uit te leggen waarom iets op een bepaalde manier gebeurd of gewaardeerd wordt, dat ís gewoon zo (Eriksen 2010: 97-98).

Met gebruik van deze theoretische achtergrond, zal ik mijn blikveld richten op de theoretisering van de stal. Zoals beschreven, kan een stal ook beschouwd worden als sociaal veld met eigen regels en waardes. De rol, of beter gezegd: functie, die paarden hierbinnen innemen is een belangrijk punt om in beschouwing te nemen om de totstandkoming van de omgang tussen mens en paard te kunnen begrijpen. Om een goede positie binnen het sociale veld van de stal te verkrijgen, ‘moet’ de mens namelijk iets van het paard, waardoor de omgang een extra betekenis krijgt: het gaat niet meer alleen over hen beiden, maar ook over de invloed die deze omgang heeft op de plek in het sociale veld van de stal die de ruiter inneemt.

Stalcultuur; het decor van de omgang tussen mens en paard nader bekeken

In mijn hoogtijdagen als lid van de hulptroep, de geuzennaam die door het groepje vaste vrijwilligers met trots gedragen werd, was ik vier dagen per week op de manege te vinden. Meer werd door mijn ouders niet geaccepteerd, tenzij het vakantie was: dan stond ik welke dag vrijwillig om half 8 op zodat ik om kwart over 8 voor het hek van de manege kon staan. Of nou ja, vrijwillig, natuurlijk was het mijn eigen keuze, maar er was ook een onuitgesproken strijd om als (een van de) eerste op de manege te verschijnen. Helemaal na schooltijd was het een race tegen de klok, en soms letterlijk tegen elkaar, om als eerste je fiets naast de manege te parkeren.

Een speciale rol in de totstandkoming van deze hiërarchie was weggelegd voor de manege pony’s. Wat je met de pony’s mocht, hoe goed je op ze kon rijden en wat je door het rijden allemaal wist te behalen, had allemaal invloed op je positie binnen de groep. Op deze manier werden de pony’s dan ook een middel in het verkrijgen van aanzien. Zo was het bijvoorbeeld altijd interessant om te weten of iemand al op alle manegepony’s had mogen rijden, of dat zij/hij nog niet ‘goed genoeg’ was voor sommige pony’s. Als je zelfs al op een

(19)

van de privé paarden van de manege eigenaren had mogen rijden zat je helemaal goed. En wanneer er een nieuwe pony op de manege kwam was het de zaak om daar als eerste of een van de eerste op te mogen rijden. Tijdens het rijden waren er ook een aantal punten van belang, in welke les je reed, bijvoorbeeld. En wie van onze groep als eerste de overstap mocht maken naar de ‘gevorderd’ of zelfs de ‘vergevorderd’.

Zoals deze voorbeelden illustreren, moet de omgang tussen mens en paard, om goed begrepen te worden, in het juiste sociale veld geplaatst worden. Er is namelijk meer aan de hand dan alleen een persoon en een paard die samen een relatie aangaan: om aanzien te verkrijgen op de manege of stal waar die relatie zich afspeelt maakt de mens ook gebruik van het paard. Naast ideeën over hoe de omgang tussen een mens en paard tot stand zouden moeten komen, zoals in de vorige paragrafen besproken, ‘moet’ de mens ook nog eens iets van het paard om als goede ruiter, hulptroep, of paardeneigenaar te worden gezien. Om uiteindelijk een goed beeld te krijgen van de totstandkoming van de omgang tussen mens en paard in de Nederlandse samenleving, zal ik in deze paragraaf dan ook kijken naar de invloed van de stal, het sociale veld waarbinnen deze omgang tot stand komt, op de relatie tussen mens en paard. Eerst zal ik uiteenzetten waarom dit aspect zo belangrijk is om de omgang tussen mens en paard in Nederland te begrijpen, door een kort overzicht te geven van het aantal stallen en maneges in Nederland, en door te kijken hoeveel ruiters/amazones in Nederland met dit veld te maken krijgen. Vervolgens zal ik de, in de vorige paragraaf uiteengezette, theorieën van Bourdieu toepassen op de ‘stalcultuur’: hoe is dit terug te zien op stal en wat betekend dit voor de omgang tussen mens en paard?

Zoals ik eerder in mijn scriptie heb aangehaald, is Nederland, samen met België, binnen Europa het land met de grootste ‘paarden dichtheid’. Rondom de 450.000 paarden die Nederland in totaal telt, hebben zich 10.000 bedrijven verzameld die zich met de paardensport bezighouden, waarvan 3.000 ruitersportcentra, maneges en verenigingen. Daarnaast speelt de pensionstal ook een rol in het sociale veld rondom de omgang tussen mens en paard. Van de 450.000 paarden die Nederland telt, zijn er 250.000 in particulier bezit.9 Het is echter lastig een goed beeld te krijgen van het aantal pensionstallen in Nederland, omdat het de paardensector ontbreekt aan een integraal monitoringssysteem. Hierdoor blijven veel pensionstallen buiten beschouwing. Er is in 2008 wel een telling gedaan van (voormalig) landbouwbedrijven waar ook een of meerdere paarden gehouden werden. Toentertijd werden

9 Nederland Paardenland, gepubliceerd door de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS). Alle

cijfers zijn van voor 2015 en op te vragen bij de KNHS onder de afdeling communicatie.

(20)

er wel 16.110 bedrijven geteld waar paarden gehouden werden. Uit ditzelfde onderzoek bleek dat de paarden op twee derde van deze bedrijven voor anderen gehouden werden, en dus in pension stonden op het bedrijf.10 Met alleen deze gegevens komen we dan al uit op meer dan 10.000 pensionstallen in Nederland, plekken waar mensen een relatie aangaan met hun paard, in het bijzijn van anderen mensen en alle sociale regels die daaromheen gebouwd zijn.

Op al deze stallen moet, om de omgang tussen mens en paard die daar tot stand komt goed te begrijpen, de theorie over social field en habitus in acht genomen worden. De rol van het paard op het sociale veld van de stal wordt door Karoliina Ojanen in haar artikel over ruitersportcentra in Finland en de groepen paardenmeisjes die daar hun tweede huis gevonden hebben omschreven. Hierin zet zij de totstandkoming van de onderlinge hiërarchie van haar respondenten middels het wel of niet toegang hebben tot bepaalde soorten paarden uiteen (Ojanen 2012: 137-139). Ojanen omschrijft in haar artikel hoe de positie die deze meisjes innemen binnen het sociale veld van de stal, tot stand komt door middel van de paarden die ze wel of niet mogen verzorgen of rijden. Ze schrijft over drie ‘rangen’ die de meisjes op stal in kunnen nemen: degenen zonder paard om te verzorgen, de meisjes die een manegepaard onder hun hoede hebben, en de meisjes die een pensionpaard mogen verzorgen. Alleen als een meisje door de verzorging van een manegepaard kan laten zien dat ze de verzorging goed uit kan voeren en oud genoeg is om geacht te worden genoeg ervaring te hebben kan ze de overstap maken naar het verzorgen van een pensionpaard, de hoogste rang die de paardenmeisjes op konden behalen (Ibid.: 149-151).

De relatie die de meisjes met de paarden aangingen streef een hoger doel na dan enkel het samenkomen van mens en paard. Door middel van de omgang tussen mens en paard, weten de meisjes een plek in het sociale veld van de stal te bemachtigen. Het soort paard waarmee ze een relatie aangaan is hierbij ook van belang: zo kan de omgang met het een manegepaard als ‘opstapje’ dienen naar de relatie met een pensionpaard, een ‘beter’ paard. De paarden worden op deze manier een middel waardoor status en waardering verkregen kan worden op stal (Ibid.). Er wordt hierdoor een extra laag toegevoegd aan de omgang tussen mens en paard: eentje waarin de mens iets van het paard ‘moet’ om zijn/haar positie in het sociale veld van de stal veilig te stellen. Dit legt een bepaalde druk op de omgang: doordat een gezond paard wat goed presteert blijk geeft van een goede verzorging, is het van belang dat een paard ook gezond is/blijft en goed presteert. Doet hij dat niet, dan wordt degene die voor hem/haar zorgt niet beschouwd als goed genoeg om de overstap naar een ‘beter’ paard te

10 Hoogeveen, M., Jager, J. Kerngetallen paardenhouderij, lastig door grote diversiteit. Gepubliceerd door LEI

(21)

maken. Hoe beter het gaat met het paard, hoe beter er wel niet voor hem/haar gezorgd zal worden en dus, hoe meer aanzien de verzorger/verzorgster van dit paard toekomt.

In het tot nu toe geschreven stuk over de totstandkoming van de omgang tussen mens en paard ontbreekt er echter nog een belangrijke stem: het paard is zelf nog niet aan het woord geweest. Daar gaat nu verandering in komen. De ideeën waarmee een ruiter of amazone de omgang met het paard wilt aangaan en de doelen die hij/zij voor ogen heeft doormiddel van deze omgang zijn een ding, maar iedereen die weleens met paarden heeft gewerkt weet dat het niet zo eenvoudig ligt. Het paard heeft zelf ook een stem in deze omgang en om een soepele samenwerking tot stand te brengen zal de ruiter hier toch echt mee om moeten gaan en daarmee een deel van zijn/haar ideeën en doelen moeten aanpassen (Maurstad et al. 2013: 327). Nu de historie van de omgang tussen mens en paard, de beeldvorming van deze omgang, en het sociale veld waarin de omgang tot stand komt in acht genomen is, is het tijd om te kijken naar de essentie: het samenzijn tussen mens en paard en de relatie die zij samen opbouwen. In de volgende paragraaf zal ik dan ook uiteenzetten hoe men zich in Nederland tot het paard verhoudt. Dit zal ik doen aan de hand van het ogenschijnlijk kleine, maar enorm belangrijke verschil tussen het leren van de paardentaal en het creëren van een paardentaal. De taal leren versus een taal creëren

Elke ochtend worden alle manegepaarden in groepjes losgelaten in de bak of paddock tijdens het uitmesten, zodat ze lekker kunnen ‘buitenspelen’ met hun maatjes. Ondanks dat het altijd naderhand enorm veel poetswerk oplevert (krijg zo’n nat en zanderig paard maar weer eens schoon) doet het me altijd veel plezier op de pony’s met elkaar te zien ravotten. Waar ze in de middag, tijdens de lessen, geacht worden enigszins te luisteren naar de ruiter die ze op hun rug meedragen, kunnen ze zich ’s ochtends naar hartenlust met elkaar uitleven. Daar wordt gretig gehoor aan gegeven; nadat ze zich meestal eerst onderdompelen in de modder, zoeken ze daarna hun maatje op om zich lekker uit te leven. En dat kan er behoorlijk ruig aan toe gaan. Een beeld wat ik me nog goed voor de geest kan halen, is van twee manegepony’s die elkaar te lijf gingen: Pablo en Nozem. Beiden zijn koudbloedige paarden, sterk, stevig, type ‘tank’. En beiden hadden een andere tactiek om de ander onderuit te halen: terwijl Pablo op zijn achterbenen staand boven op Nozem terecht probeerde te komen, zette Nozem de aanval in op Pablo’s benen. Al bijtend trachtte hij zijn vriend in het zand te krijgen. Nadat ze uitgeraasd waren ging het er gelukkig een stuk gemoedelijker aan toen: dan zochten de twee elkaar weer op om de vriendschap te bezegelen door elkaar in de manen te kroelen.

(22)

Toen ik in een interview in het artikel van Lynda Birke las dat een van haar respondenten de wens had om door haar paard hetzelfde behandeld te worden als dat hij/zij zijn/haar vrienden zou behandelen kreeg ik gelijk het beeld van Nozem en Pablo voor ogen die elkaar te lijf gingen (Birke 2008: 118). Ik kon dan ook niet anders dan een beetje lachen. Ik zou voor geen goud willen dat mijn paarden mij zo hardhandig te lijf gaan als dat ze bij hun soortgenoten doen en ik denk dat niemand dat zou moeten willen. Ja, ik wil ook een relatie met mijn paard aangaan waarbij hij/zij mij niet ervaart als een soort dictator (in hoeverre dit überhaupt te realiseren is, ik ben namelijk bang dat het nooit helemaal te achterhalen is hoe mijn paard mij ervaart). Maar binnen onze relatie wil ik niet dat mijn paard mij zo maar even omver beukt als hij/zij daar zin in heeft, iets wat hij/zij bij zijn/haar soortgenoten wel doet. De respondent van Birke verhield zich dan ook duidelijk op een andere manier tegenover haar paard dan dat ik doe.

In deze paragraaf zal ik uiteenzetten hoe men zich tegenover een paard kan verhouden. Dit zal ik doen aan de hand van het artikel van Audrey Wipper, die twee insteken uiteenzet waarop iemand zich tot zijn/haar paard kan verhouden. Nadat ik deze twee insteken kort uiteen heb gezet, zal ik ze tegenover elkaar zetten met behulp van het voorbeeld wat ik eerder al aankaartte: het leren van de paardentaal versus het creëren van een paardentaal. Ten slotte zal ik uiteenzetten wat deze twee verschillende insteken zeggen over de manier waarop de mens zich tegenover het paard verhoudt.

In haar artikel over de relatie tussen ruiter en paard bij de eventing, een tak van de sport die het meest bekend staat om de terreinrit die de combinaties af moeten leggen, zet Wipper twee insteken uiteen van waaruit de omgang tussen ruiter en paard kan ontstaan. Enerzijds is er de autoritaire relatie, waarbij alle beslissingen over en binnen de relatie door een van de twee partners gemaakt wordt. De relatie wordt bij een autoritair partnerschap volledig gedomineerd door een van de partners, terwijl de ander geen inspraak heeft. Anderzijds kan de relatie tussen mens en paard een egalitaire vorm aannemen. Hierbij hebben beide partners binnen een relatie inspraak op wat er gebeurd en hoe dat gebeurd. Het is een relatie gebaseerd op geven en nemen, waarbij de beslissingen soms samen gemaakt worden, en soms dan wel door de een, dan wel door de ander (Wipper 2000: 48).

Tijdens mijn literatuuronderzoek begon mij een patroon op te vallen in de manier waarop respondenten uit artikelen zich tot hun paarden verhielden. In de omgang met hun paarden spraken de respondenten er ofwel van om de taal van het paard te willen leren, ofwel om samen met hun paarden een eigen taal te (willen) creëren. Dit zijn twee heel verschillende insteken van zich tot het paard verhouden, die uiteindelijk een heel andere vorm van omgang

(23)

met het paard tot uiting brengen. Voordat ik deze twee tegenover elkaar zet, zal ik ze kort toelichten, te beginnen met het leren van de paardentaal.

In haar onderzoek naar Natural Horsmanship (NH) spraken de respondenten van Lynda Birke het verlangen uit om de taal van hun paarden te leren spreken. NH, een ‘natuurlijke’ manier van omgaan met paarden, bood hen te mogelijkheid deze taal te leren en zich zo op een ‘meer natuurlijke’ manier tot hun paarden te verhouden. Door onder andere het natuurlijke vlucht- en kudde-instinct van het paard in acht te nemen, ontstaat er een relatie tussen mens en paard die vergelijkbaar is met de relatie tussen paarden onderling (Birke 2008: 110-112). Anderen zagen het leren van de paardentaal als manier om een betere, diepere connectie met hun paard te verkrijgen. Vanuit deze visie was NH en de ‘natuurlijke’ manier van met paarden omgaan een methode om dichter bij het paard te kunnen komen en een aardigere, betere manier van omgaan met paarden (Birke 2009: 24-25).

Daartegenover staan de mensen die samen met hun paard een eigen taal willen creëren. In hun etnografisch onderzoek naar paard/mens relaties in de VS en Noorwegen gaven de respondenten van Anita Maurstad en haar team aan de relatie met hun paard(en) te zien als een samenzijn wat zowel door de ruiter als door het paard vormgegeven wordt. Middels de vele uren die zij in het zadel doorbrachten zeiden zij hun paarden steeds beter te leren kennen. Paard en ruiter groeiden door de omgang met elkaar naar elkaar toe en creëerden samen een ‘derde taal’ waarin de communicatie tussen beiden plaatsvindt (Maurstad et al. 2013: 322-326). Ook de eventing ruiters waar Audrey Wipper onderzoek naar heeft gedaan spraken van een relatie tussen mens en paard als een proces waar zowel ruiter als paard invloed op uitwerken. Echter benadrukten zij ook het belang van het inzicht dat mens en paard niet op dezelfde manier in elkaar zitten en dus ook niet op eenzelfde manier tot elkaar kunnen komen. Wanneer dit niet wordt ingezien zou dat, volgens hen, leiden tot een misverstand tussen ruiter en paard, wat de omgang geen goed doet (Wipper 2000: 54-56).

Het willen leren van de paardentaal kan begrepen worden als een autoritaire relatie tussen mens en paard, waarin het paard enkel als passief object van observatie dient. Het verlangen om dichter tot het paard te komen is misschien mooi, maar als dat vanuit deze insteek gebeurd zal het paard altijd als de ondergeschikte gezien blijven binnen de relatie tussen mens en paard. Er wordt namelijk geen aandacht besteed aan de invloed die het paard heeft op de mens en de relatie die zij aangaan, noch aan de veranderingen die het paard doormaakt om een relatie met een andere soort (de mens) mogelijk te maken. Het verlangen om de relatie tussen mens en paard te laten ontstaan uit het leren van de paardentaal, stelt het paard voor als vaststaand object, niet in staat tot verandering. De mens is dan binnen de relatie

(24)

de enige die in staat is iets aan te passen of beslissingen te nemen, de stem van het paard binnen hun relatie blijft stil.

Het samen creëren van een taal kan dan begrepen worden als egalitaire relatie, waarbij zowel de ruiter als het paard zelf veranderen en elkaar veranderen, om zo samen iets nieuws te creëren. Het paard wordt vanuit dit oogpunt begrepen als actieve deelnemer aan het samenkomen tussen mens en paard. Een individu met agency, die net zo veel invloed heeft op de totstandkoming van de omgang tussen mens en paard als de mens. Het leren van de paardentaal wordt binnen dit oogpunt niet volledig buiten beschouwing gelaten, maar als startpunt gezien van waaruit de mens en het paard tot elkaar kunnen komen en een gezamenlijke taal kunnen creëren. Zo kunnen beide partijen binnen deze relatie beschouwd worden als gelijken, in plaats van dat er een boven de ander geplaatst wordt.

Nu is dit slechts een beschouwing van hoe de mens zich tot het paard verhoudt, maar daarbinnen kunnen ook tekortkomingen zitten. In de volgende paragraaf zal ik uiteenzetten dat, zelfs wanneer de mens binnen de omgang een autoritaire relatie aanhoudt, het paard ook nog invloed uitoefent op de relatie; of de mens dat nou door heeft of niet. De omgang tussen mens en paard moet namelijk altijd als co-creatie begrepen worden, waarbinnen beide partijen door elkaars aanwezigheid veranderen en elkaar beïnvloeden. Zo worden mensen-met-paarden gedomesticeerd tot mensen-met-paardenmensen middels de omgang met mensen-met-paarden. En, aan de andere kant van hetzelfde verhaal, worden paarden gedomesticeerd tot paarden-met-mensen middels de omgang met de mens.

Paardenmensen en Paarden-met-mensen

Bij ons op de manege hebben we een gezegde: ‘Je moet 100 keer vallen, dan pas ben je een goede ruiter.’ Deels is deze uitspraak bedoeld om jonge kinderen die in het zand terecht komen een hart onder de riem te steken en de ergste schrik weg te poetsen. Maar er zit ook een kern van waarheid in. Iemand die net begint met paardrijden kan nog beschouwd worden als een ‘mens met paard’. Hij/zij heeft zelf misschien wel bedacht om op een paard te gaan zitten, maar zijn/haar lichaam moet op dat punt overal nog aan wennen: de balans op de paardenrug, het ritme waarin het moet meegaan, de hulpen die het moet geven om wat hij/zij wilt over te brengen op het paard. En, als het paard waarop hij/zij zit ergens van schrikt is zijn/haar lichaam nog niet gedomesticeerd genoeg aan het paard om de signalen die het paard afgeeft te herkennen, en zal hij/zij waarschijnlijk zijn/haar balans verliezen en in het zand belanden. Nog 99 keer te gaan.

(25)

De meeste ruiters halen de 100 echter niet; hoe meer uren ze in het zadel doorbrengen, hoe meer signalen die het paard ze afgeeft leren herkennen en belichamen. Ik ben zelf ook meerdere malen gevallen, maar als mijn eigen paard nu schrikt en opzij springt gebeurd er, meestal, iets wonderlijks. Voordat ik me bewust ben van wat er gebeurd, heeft mijn lichaam al op de schrikreactie van mijn paard gereageerd door mee te gaan in de plotselinge beweging van mijn paard en mijn balans te behouden. Zonder dat ik het door heb, is mijn lichaam de signalen gaan herkennen die mijn paard vlak voordat hij schrikt aan mij afgeeft: het verschuiven van zijn aandacht naar iets wat hem angstig maakt, het veranderen van zijn tempo, het aanspannen van zijn spieren. Door de vele uren die ik in het zadel heb doorgebracht, is mijn lichaam deze signalen van mijn paard gaan herkennen en er op gaan reageren. Signalen waar het eerst blind en doof voor was, voordat de omgang met paarden mij van een mens met paard, in een paardenmens veranderde.

In deze paragraaf zal ik uiteenzetten hoe de omgang tussen mens en paard begrepen kan worden als co-creatie waarin de mens gedomesticeerd wordt middels de omgang met het paard, en andersom. Dit zal ik doen aan de hand van de theorie van emoties, zoals beschreven in het artikel van Vinciane Despret. Nadat ik de theorie kort heb uitgelegd zal ik deze toepassen op de relatie tussen mens en paard en de betekenis die deze relatie heeft voor de mens. De rol die het lichaam hierbij inneemt, als ‘middel’ om een vorm te geven aan de omgang tussen mens en paard, zal hierbij een belangrijke rol innemen. Zo zal ik uiteindelijk een antwoord geven op mijn hoofdvraag: hoe komt de omgang tussen mens en paard tot stand in de Nederlandse samenleving en wat betekent deze omgang voor de mens?

Moet iemand huilen omdat hij/zij verdriet heeft? Of heeft hij/zij verdriet omdat hij/zij huilt? De theorie van emoties biedt een blikveld op emoties en de belichaming van emoties waarin dit soort vragen over oorzaak en gevolg van emotie en de ervaring van emoties niet zo zwart/wit te beantwoorden zijn. Het gaat er dan, volgens Belgische filosoof en psycholoog Vinciane Despret, bij het begrijpen van emoties niet per se om hoe iemand zich voelt, maar om hoe dit gevoel tot stand kan komen. Waardoor kunnen we deze emotie ervaren? Door het lichaam wat reageert op de buitenwereld? Of door de buitenwereld wat reageert op het lichaam? De theorie van emotie stelt dat deze vragen nooit los van elkaar te beantwoorden zijn: emoties kunnen tot stand komen door een samenspel van het lichaam en de buitenwereld. Deze theorie stelt verder dat het lichaam waarbinnen emoties tot uiting komen een dubbele rol aannemen in zijn/haar bestaan: soms komen de emoties van binnenuit, behoort het lichaam tot de ‘ik’ en beïnvloed het de wereld om hem/haar heen. Andere keren komen de emoties van buitenaf en is het lichaam een ‘middel’ waarmee de buitenwereld de

(26)

‘ik’ kan beïnvloeden. Het lichaam kan vanuit deze theorie zowel een manier zijn om te buitenwereld te ervaren, als een manier om de ‘ik’ over te dragen aan de buitenwereld. Deze dubbelzinnigheid zorgt ervoor dat, om emoties te begrijpen, het lichaam niet losgekoppeld kan worden van de buitenwereld en hoe het daardoor beïnvloed wordt, of hoe het lichaam de buitenwereld beïnvloed. Soms moet iemand lachen omdat er een leuke grap gemaakt werd, en soms is de grap leuk omdat iemand moet lachen. Wat in beide gevallen blijft, en daardoor het enige waar wat over te zeggen is, is de emotie van blijdschap (Despret 2004:125-127).

Binnen de omgang tussen mens en paard neemt het lichaam een vergelijkbare rol in: soms is het lichaam (de ‘ik’) degene die het paard beïnvloed, en soms is het paard (de ‘buitenwereld’) degene die het lichaam beïnvloed. De vraag wie nou eigenlijk wie beïnvloed is dan niet meer van belang, omdat deze niet te beantwoorden is. Dit wisselt elkaar namelijk af, komt door elkaar heen en/of in reactie op elkaar tot stand. De omgang tussen mens en paard kan dan ook niet vanuit het perspectief van een van deze twee begrepen worden, omdat het een samenspel tussen beiden is. De omgang tussen mens en paard als co-creatie van deze twee, waarin het paard net zo veel invloed uitoefent op de mens als de mens op het paard. Hoe deze omgang als co-constructie door de mens ervaren wordt en wat deze voor hem/haar betekent, zal ik aan de hand van twee etnografieën uiteenzetten.

Alle 60 respondenten van antropoloog Dona Davis en haar team binnen hun onderzoek naar het belang van de ruimte waarin mens/paard relaties tot stand komen in Noorwegen gaven aan een gedeelde identiteit te voelen met hun paard(en). De omgang met paarden gaf uiting aan hoe zij zichzelf ervoeren: het is wie ze zijn en wat ze doen. Binnen het rijden vervagen de lijnen tussen ruiter/amazone en paard en ontstaat er een gedeelde identiteit, die zowel door het paard als door de mens gevormd wordt. Belangrijk is hierbij het vertrouwen wat ruiter/amazone en paard in elkaar moeten hebben en de notie van co-agency. Deze benadrukt dat het samenzijn tussen mens en paard door beide partijen wordt vormgegeven: de omgang tussen mens en paard als interactie (Davis et al. 2013:57-60).

Ook de respondenten van antropoloog Keri Brandt geven aan zich te herkennen in deze notie van co-agency. Zij verhouden zich tot hun paard(en) als actieve participanten in het co-creëren van een taal tussen beiden, van waaruit de omgang vorm krijgt. Zij benaderden hun paard als individu, met eigen gevoelens, gedachtes, en de capaciteit om beslissingen te nemen. Deze respondenten zien het leren van de paardentaal slechts als beginpunt van waaruit zij met hun paard een eigen taal kunnen gaan samenstellen waarin de mens net zo zeer beïnvloed wordt door het paard als het paard door de mens (Brandt 2004: 307-309).

(27)

Als de omgang tussen mens en paard op deze manier benaderd wordt, maakt het niet meer uit dat het paard geen onbeschreven blad is waarop iemand zijn/haar paardendromen kan loslaten. En dan is het ook geen probleem meer dat het paard ook agency heeft binnen deze omgang. Vanuit deze benadering is de omgang tussen mens en paard namelijk niet statisch, maar een organisch proces waarbinnen beide partijen samen bewegen en op elkaar reageren.

De betekenis van de omgang tussen mens en paard gaat echter verder dan alleen de emotionele ervaring van dit samenzijn. De omgang met paarden biedt de mens ook de mogelijkheid om zijn/haar lichaam op een andere manier te leren kennen. Door de signalen die het paard afgeeft, het ritme waarin het lichaam mee beweegt op de paardenrug en de lichamelijke manieren waarop er met het paard gecommuniceerd wordt eigen te maken, worden ‘paardenmensen’ zich op een hele nieuwe manier bewust van hun lichaam en de invloed die ze met hun lichaam op de buitenwereld kunnen uitoefenen. Door de omgang met paarden wordt de mens de mogelijkheid geboden zijn/haar lichaam uit te breiden: het is niet langer enkel mens, maar ook een gedeelte paard. In haar artikel vergelijkt sociologe Ann Game de omgang tussen mens en paard als een dans, waarin beide partijen elkaars ritme vinden en de dans doormiddel het doen en het belichamen van elkaar tot stand komt. Er hoeft niet meer over nagedacht te worden: het gaat als vanzelf (Game 2001: 1-10).

Zodra dit ‘paard zijn’ door het lichaam is opgeslagen en eigen is gemaakt, kan het op elk moment opgeroepen worden. Zo hoef ik maar aan de galop van mijn paard te denken, en ik kan het al voelen. Zelfs als ik thuis achter de computer zit kost het me geen moeite dit gevoel op te roepen. Ik hoef mijn ogen maar dicht te doen, en het is alsof ik in het zadel zit. Het paardenmens zijn is in mijn lichaam getrokken. Als ik dit gevoel tijdens het rijden oproep, en mijn paard scherp genoeg op mij gericht is, is dit ook al genoeg om mijn paard daadwerkelijk in galop over te laten gaan. Zo zorgt de belichaming van het ritme en gevoel van mijn paard ervoor dat het rijden steeds meer als vanzelf gaat. Het is ooit, in het begin van ons samenzijn, mijn paard geweest die mij heeft laten kennismaken met zijn bewegingen. Nu, jaren later, kan ik de belichaming van die beweging gebruiken om ze samen met hem tot uitvoering te brengen.

De co-creatie die de omgang met paarden is, kan alleen begrepen worden als de lichamelijke kennis die middels deze omgang vergaard wordt serieus genomen wordt. Dat is echter nog wel een punt van aandacht. In haar artikel beschrijft Amerikaanse filosoof Donna Haraway de macht structuur die er verscholen ligt onder kennis, en onder de notie van welke kennis ‘echt’ is en welke niet. In de westerse wereld heerst een macht structuur die stelt dat

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Hoge Raad spreekt als zijn voorgenomen prejudiciële beslissing uit dat een dierenarts in beginsel zelf aansprakelijk is voor schade die het dier hem toebrengt tijdens

[r]

[r]

Als een juiste uitslag is getekend zonder alle letters op de juiste plaats te hebben bijgeschreven maximaal 4

Vanuit de groep wordt geconstateerd dat steeds meer havens niet goed bereikbaar zijn.. Te kleine

ARV: Antiretroviral; AUDIT-C: Alcohol Use Disorders Identification Test; CC: Control condition; CES-D: Center for Epidemiologic Studies of Depression; CHW: Community health

This article will attempt to analyse racism by unpacking the findings of an empirical research project on diversity, and explore the transformative methodology of Black theology

In this narrative, gaming provides a place for people to meet other people who have similar interests. Depending on a person’s motive, they would decide to befriend other players