• No results found

De Europese bankbeslagverordening en haar uitvoering/aanvulling naar Belgisch recht bij Wet 18 juni 2018, een kritische analyse

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Europese bankbeslagverordening en haar uitvoering/aanvulling naar Belgisch recht bij Wet 18 juni 2018, een kritische analyse"

Copied!
167
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE EUROPESE

BANKBESLAGVERORDENING EN

HAAR UITVOERING/AANVULLING

NAAR BELGISCH RECHT BIJ WET

18 JUNI 2018, EEN KRITISCHE

ANALYSE.

MASTERPROEF JOREN HOREMANS

Promotor: P. Taelman

Commissaris: K. Broeckx

Horemans Joren Tweede master rechten Academiejaar 2019 - 2020 Studentennummer: 01407643

Datum: 12/05/2020

Totaal aantal woorden: 63.347

Aantal woorden bijlagen: 22.397

(2)

i

Inhoudstafel

Vertrouwelijkheidsclausule ... iv

Voorwoord ... v

Samenvatting ... vi

Lijst bijlagen ... vii

Inleiding ... 1

Deel I. Bespreking van de Europese Bankbeslagverordening ... 5

Hoofdstuk I. Doelstellingen van de EAPO-Vo ... 5

Hoofdstuk II. Toepassingsgebied van de EAPO-Vo ... 6

Afdeling I. Temporeel en territoriaal toepassingsgebied van de EAPO-Vo ... 6

Afdeling II. Materieel toepassingsgebied van de EAPO-Vo ... 7

Afdeling III. Personeel toepassingsgebied van de EAPO ... 9

Hoofdstuk III. Uitvoerbare titel vereist? ... 9

Hoofdstuk IV. Bevoegde rechtbank ... 10

Hoofdstuk V. Spoedeisendheid ... 11

Hoofstuk VI. Het EAPO-verzoekschrift ... 12

Afdeling I. Inhoud EAPO-Verzoekschrift ... 12

Afdeling II. Bewijs van spoedeisendheid ... 16

Hoofdstuk VII. Instellen van de bodemprocedure ... 17

Hoofdstuk VIII. Zekerheidsstelling en aansprakelijkheid van de schuldeiser ... 19

Hoofdstuk IX. Hoofdsom en toebehoren? ... 22

Hoofdstuk X. Parallelle verzoeken ... 22

Hoofdstuk XI. Behandelen van het EAPO-verzoekschrift ... 23

Hoofdstuk XII. Verzoek tot rekeninginformatie ... 26

Afdeling I. Informatie over het vermogen van de schuldenaar ... 26

Afdeling II. Grensoverschrijdend verzoek tot rekeninginformatie ... 27

Afdeling III. Het nationaal Belgische verzoek tot rekeninginformatie ... 32

Hoofdstuk XIII. Geldigheidsduur EAPO ... 34

Hoofdstuk XIV. Praktische implicaties ... 35

Hoofdstuk XV. Tenuitvoerlegging van het EAPO ... 39

Afdeling I. Eerste fase van tenuitvoerlegging ... 39

Afdeling II. Tweede fase van tenuitvoerlegging ... 40

(3)

ii

Afdeling IV. Vierde fase van tenuitvoerlegging ... 45

Hoofdstuk XVI. Hoger beroep tegen de beslissing die het EAPO-verzoek afwijst ... 47

Hoofdstuk XVII. Rechtsmiddelen tegen het EAPO of de tenuitvoerlegging ervan ... 48

Afdeling I. Rechtsmiddelen tegen het EAPO ... 48

Afdeling II. Rechtsmiddelen tegen de tenuitvoerlegging van het EAPO ... 50

Afdeling III. Rechtsmiddelen uit art. 35 EAPO-Vo ... 51

Afdeling IV. Algemene regels omtrent de hiervoor opgesomde rechtsmiddelen ... 51

Afdeling V. De Belgische rechtsmiddelen tegen het EAPO ... 53

Afdeling VI. Derdenverzet en zekerheidsstelling door de schuldenaar ... 53

Hoofdstuk XVIII. Algemene bepalingen EAPO-Vo ... 54

Afdeling I. Legalisatie ... 54

Afdeling II. Vertegenwoordiging ... 55

Afdeling III. Kosten ... 55

Afdeling IV. Termijnen ... 57

Afdeling V. Aanvulling door het nationaal recht ... 58

Afdeling VI. Gegevensverwerking... 58

Afdeling VII. Informatie over de Belgische tenuitvoerleggingsmaatregelen... 58

Afdeling VIII. Evaluatie ... 60

Afdeling IX. Inwerkingtreding EAPO-Vo... 60

Deel II. Bewarend beslag in België ... 62

Hoofdstuk I. Algemeen ... 62

Hoofdstuk II. Voorwaarden voor het Belgische bewarend beslag ... 62

Hoofdstuk III. Uitvoering van het bewarend beslag in België ... 65

Hoofdstuk IV. Rechtsmiddelen tegen het Belgische bewarend beslag ... 66

Deel III. Bewarend beslag onder derden in België ... 68

Hoofdstuk I. algemeen ... 68

Hoofdstuk II. Verklaring van de derde-beslagene ... 68

Hoofdstuk III. Afgifteverbod ... 71

Hoofdstuk IV. Bewarend beslag onder derden op een bankrekening in België... 72

Afdeling I. Verklaring van derde-beslagene van de bank ... 72

Afdeling II. Afgifteverbod van de bank ... 73

Hoofdstuk V. Beslag op een rekening op naam van verschillende titularissen ... 75

(4)

iii

Deel IV. Vergelijking tussen het EAPO en het Belgische bewarend beslag onder derden ... 78

Deel V. Praktische toepassingen van de Europese Bankbeslagverordening en van de Waterzooiwet ... 81

Deel VI. Evaluatie van de EAPO-Vo en de Belgische uitvoering ... 83

Deel VII. Conclusie ... 92

Deel VIII. Bijlagen ... 93

Bijlage 1: Standaardformulier EAPO-Verzoekschrift ... 93

Bijlage 2: Uitvaardigingsformulier EAPO ... 108

Bijlage 3: Intrekkingsformulier EAPO ... 116

Bijlage 4: Geanonimiseerd interview met beslagrechter te Gent ... 119

Bijlage 5: Geanonimiseerd interview met gerechtsdeurwaarder te Antwerpen (respondent 1), voormalig jurist bij SAM-TES (respondent 2) en gerechtsdeurwaarder te Brussel (respondent 3) ... 129

Bijlage 6: Geanonimiseerd interview met beslagrechter te Brussel ... 139

Bijlage 7: Geanonimiseerd interview met beslagrechter te Antwerpen ... 145

(5)

iv

Vertrouwelijkheidsclausule

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag worden geraadpleegd en/of gereproduceerd voor persoonlijk gebruik. Het gebruik van deze masterproef valt onder de bepalingen van het auteursrecht en bronvermelding is steeds noodzakelijk.

Omwille van de privacy van de betrokkenen zijn alle interviews in deze masterproef geanonimiseerd opgenomen in de bijlagen. Mijn promotor (professor P. Taelman) heeft toegang tot de niet-geanonimiseerde interviews. Daarnaast heeft mijn promotor (professor P. Taelman) ook toegang tot de rechterlijke uitspraken die mij zijn doorgestuurd.

Joren Horemans, Gent, 12 mei 2020

(6)

v

Voorwoord

Ik zou deze masterproef nooit hebben kunnen schrijven zonder de hulp van een aantal personen die dan ook terecht een bedankwoordje verdienen.

Ten eerste zou ik professor Piet Taelman willen bedanken om telkens op al mijn vragen te antwoorden en om mij steeds strenge, maar terechte en constructieve kritiek te geven op de stukken die ik doorstuurde. Zijn opmerkingen hebben ervoor gezorgd dat ik met een kritische ingesteldheid aan dit eindwerk ben begonnen en dat ik de zaken juridisch correct, doch genuanceerd heb proberen te omschrijven.

Tevens zou ik titularis-gerechtsdeurwaarder Jan De Meuter willen bedanken om mij te tonen hoe veelzijdig het beroep van gerechtsdeurwaarder kan zijn en om mij te helpen bij het verzamelen van de gegevens die ik nodig had om deze thesis te schrijven. Hij heeft mij ervaring in de gerechtsdeurwaarderspraktijk laten opdoen waardoor ik mijn interesse voor het executierecht en deze thesis heb ontdekt.

Tot slot zou ik mijn ouders en broer willen bedanken voor hun onvoorwaardelijke steun bij mijn academische carrière aan de Universiteit Gent.

(7)

vi

Samenvatting

De Europese Bankbeslagverordening is in werking getreden op 18 januari 2017 en is van toepassing in alle lidstaten van de Europese Unie behalve het Verenigd Koninkrijk en Denemarken. Deze verordening is van toepassing op grensoverschrijdende burgerlijke en handelszaken en had als doelstelling een uniforme procedure in te voeren om schuldeisers in grensoverschrijdende situaties bewarend bankbeslag te laten leggen op de buitenlandse bankrekening(en) van hun schuldenaar. Daarnaast voorziet de Europese Bankbeslagverordening in een mogelijkheid voor schuldeisers om een verzoek in te dienen om rekeninginformatie te bekomen omtrent de buitenlandse bankrekening(en) van hun schuldenaar. De Europese Bankbeslagverordening wou de schuldeisers van bijkomende actiemogelijkheden voorzien bovenop de maatregelen die reeds mogelijk zijn op basis van hun nationaal recht.

De Europese Bankbeslagverordening is een verordening en is daarom rechtstreeks van toepassing in alle EU-lidstaten. Toch moesten de lidstaten de nodige maatregelen nemen om de verordening uit te voeren. Dit is door de Belgische wetgever (te laat) gebeurd met de invoering van de Waterzooiwet.

Eerst zal er een grondige bespreking volgen van de Europese Bankbeslagverordening, de Waterzooiwet en het Belgische bewarend beslag onder derden. Hierbij zal vastgesteld worden dat er enkele grote verschillen en gelijkenissen bestaan tussen het Europees bankbeslag en het Belgische bewarend beslag onder derden. Vervolgens zal er gekeken worden of er in de praktijk effectief gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden die de Europese Bankbeslagverordening en de Belgische Waterzooiwet bieden. Het antwoord hierop is helaas negatief. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat de Belgische wetgever te laat was met het uitvoeren van de Europese Bankbeslagverordening.

Tot slot zullen de Europese Bankbeslagverordening en de Belgische Waterzooiwet geëvalueerd worden. Hierbij zal enerzijds vastgesteld worden dat de Europese Bankbeslagverordening enkele tekortkomingen vertoont. Anderzijds zal worden geconstateerd dat de Belgische regeling een correcte, maar mijns inziens te terughoudende omzetting vormt van de Europese Bankbeslagverordening. Deze terughoudendheid heeft onder andere te maken met het feit dat de Belgische wetgever geen zaken wou regelen die niet door de Europese wetgever waren geregeld.

(8)

vii

Lijst bijlagen

Bijlage 1: Standaardformulier EAPO-Verzoekschrift Bijlage 2: Uitvaardigingsformulier EAPO

Bijlage 3: Intrekkingsformulier EAPO

Bijlage 4: Geanonimiseerd interview met beslagrechter te Gent

Bijlage 5: Geanonimiseerd interview met gerechtsdeurwaarder te Antwerpen (respondent 1), voormalig jurist bij SAM-TES (respondent 2) en gerechtsdeurwaarder te Brussel (respondent 3)

Bijlage 6: Geanonimiseerd interview met beslagrechter te Brussel Bijlage 7: Geanonimiseerd interview met beslagrechter te Antwerpen

(9)

1

Inleiding

1. Tenuitvoerlegging vormt binnen de Europese Unie al jaren een pijnpunt en wordt grotendeels overgelaten aan de lidstaten. De tenuitvoerlegging verschilt van lidstaat tot lidstaat op vlak van procedures, taal …1

Grensoverschrijdende tenuitvoerlegging houdt tragere, duurdere en meer omslachtige procedures in dan nationale tenuitvoerlegging2. Daarom zijn bedrijven vaak niet geneigd om over te gaan tot

grensoverschrijdende tenuitvoerlegging. Op die manier worden talloze schuldvorderingen niet geïnd3.

Vooral kleine ondernemingen gaan niet over tot tenuitvoerlegging over de grenzen heen. Er zijn wel alternatieven voorhanden (kredietverzekering, factoring …), maar die zijn vaak duur en vereisen dat de schuldeisers reeds op voorhand de bui zien hangen en daarop anticiperen4. Laattijdige betaling en

niet-betaling schaden de belangen van zowel ondernemingen als consumenten (bijvoorbeeld door de mededinging tussen ondernemingen te verstoren)5. Onder meer daardoor wordt de werking van de interne

markt belemmerd6.

2. Het vrij verkeer van personen zorgt ervoor dat schuldeisers meer en meer geconfronteerd worden met buitenlandse schuldenaren7. Schuldenaren kunnen bovendien gemakkelijk aan tenuitvoerlegging

ontsnappen door hun geld te storten op een bankrekening in een andere lidstaat8. Het vrij verkeer van

kapitaal houdt immers in dat de schuldenaar zijn tegoeden gemakkelijk kan verplaatsen over banken uit de hele Europese Unie. Zo is op 1 augustus 2014 het IBAN (lnternational Bank Account Number) ingevoerd9.

Het IBAN wordt toegekend door de Internationale Organisatie voor Standaardisatie. De eerste twee letters van het IBAN corresponderen met een landscode (bijvoorbeeld DE, FR …)10. Het vrij verkeer van personen

en het vrij verkeer van kapitaal zorgen er dus voor dat er meer en meer nood is aan grensoverschrijdende tenuitvoerlegging.

3. Om de grensoverschrijdende tenuitvoerlegging te vergemakkelijken voor schuldeisers, voorziet Brussel I bis in een afschaffing van exequatur: rechterlijke beslissingen en authentieke akten uit een andere EU-lidstaat zijn binnen de Europese Unie uitvoerbaar zonder dat er nog een uitvoerbaarverklaring vereist is11.

1 Groenboek 2006. 2 Voorstel EAPO-Vo. 3 VANLEENHOVE, (2016), 1. 4 NARINX, (2018), 45. 5 Groenboek 2006. 6 DIRIX, (2015-16), 802. 7 ABASSI, (2014), 4. 8 Voorstel EAPO-Vo. 9 JONGBLOED, (2014), 22. 10 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 86-87, nrs. 8-9. 11 SCHULPEN en VOLDERS, (2018), 4, nr. 5.

(10)

2 Belgische gerechtsdeurwaarders kunnen dus overgaan tot het leggen van beslag in België op grond van een veroordelende rechterlijke beslissing uit een andere EU-lidstaat12.

4. Om de latere inning van hun schuldvordering te vrijwaren, kunnen schuldeisers bewarend beslag onder derden leggen in handen van de bank. Voor schuldeisers bestaat er echter een gebrek aan informatie over het vermogen van debiteuren13. Dit kan problematisch zijn wanneer de schuldeiser wil overgaan tot het

leggen van beslag in handen van de bank aangezien de schuldeiser (in de regel) niet weet bij welke bank de schuldenaar zijn bankrekening(en) aanhoudt. De kost van een (al dan niet gelukte) poging tot bewarend bankbeslag komt neer op ongeveer 500,00 EUR per bankinstelling14.

5. De Europese Bankbeslagverordening is ingevoerd om tegemoet te komen aan de nood om snel en gemakkelijk bewarend beslag op bankrekeningen te leggen in grensoverschrijdende situaties. Deze verordening probeert de verschillen tussen de nationale procedures van de lidstaten te overbruggen15. De

Europese Bankbeslagverordening vormt het onderwerp van deze masterproef samen met de Waterzooiwet (de Belgische wet die de tenuitvoerleggingsmaatregelen neemt in verband met de Europese Bankbeslagverordening). In deze thesis zal alleen worden ingegaan op de aspecten van de Europese Bankbeslagverordening die relevant zijn voor de Belgische rechtsorde. In de rest van de masterproef zal de Europese Bankbeslagverordening worden afgekort als EAPO-Vo. Het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen zal worden afgekort als EAPO (European Account Preservation Order).

6. De centrale onderzoeksvraag van deze thesis luidt als volgt: “Welke meerwaarde heeft de Europese Bankbeslagverordening gehad voor de Belgische rechtsorde?”

7. Deze centrale onderzoeksvraag wordt opgedeeld in de volgende subonderzoeksvragen:

1) Wat zijn de belangrijkste gelijkenissen en verschillen tussen het Europees bankbeslag en het Belgische bewarend beslag onder derden?

2) Wordt er door Belgische schuldeisers effectief gebruik gemaakt van het Europees bankbeslag, het Europees verzoek tot rekeninginformatie en het Belgisch verzoek tot rekeninginformatie? 3) Zijn er door buitenlandse schuldeisers reeds Europese bankbeslagen gelegd die betrekking hadden op de Belgische bankrekening(en) van een Belgische schuldenaar?

4) Vormt de Waterzooiwet een correcte omzetting/uitvoering/aanvulling van de Europese Bankbeslagverordening of zijn er tegenstrijdigheden te bespeuren?

5) Zijn de Europese en Belgische wetgever ver genoeg gegaan met de uitvaardiging van

12 BROECKX, (2019), 173, nr. 1. 13 DIRIX, (2015-16), 802.

14 WERBROUCK en TAELMAN, (2020), 8, nr. 15. 15 GIELEN en VANSWIJGENHOVEN, (2018), 142.

(11)

3 respectievelijk de Europese Bankbeslagverordening en de Waterzooiwet of waren ze te

terughoudend?

8. Eerst zal een theoretische bespreking volgen van de Europese Bankbeslagverordening, de Belgische Waterzooiwet, het Belgische bewarend beslag en het Belgische bewarend beslag onder derden (Deel I, Deel II en Deel III). Deze theoretische bespreking vindt plaats na eerst een literatuuronderzoek te hebben gevoerd waarbij alle relevante wetgeving, rechtspraak en rechtsleer wordt onderzocht. Op grond van deze bespreking kan gekeken worden naar de belangrijkste verschillen en gelijkenissen tussen het Europees bankbeslag en het Belgische bewarend beslag onder derden (Deel IV). De eerste subonderzoeksvraag zal dus beantwoord worden aan de hand van een literatuuronderzoek. Op grond van deze vergelijking kan een Belgische schuldeiser die geconfronteerd wordt met een schuldenaar met enerzijds bankrekeningen in België en anderzijds bankrekeningen in een andere EU-lidstaat (behalve het Verenigd Koninkrijk of Denemarken) een geïnformeerde beslissing te nemen bij het maken van de keuze of hij nationaal dan wel grensoverschrijdend wil overgaan tot het leggen van een bewarend bankbeslag.

9. Na dit theoretische luik zal gekeken worden naar de praktische relevantie van de Europese Bankbeslagverordening en de Waterzooiwet (Deel V). Hier zal gekeken worden of er door Belgische schuldeisers effectief gebruik gemaakt wordt van het Europees bankbeslag, het Europees verzoek tot rekeninginformatie en het Belgisch verzoek tot rekeninginformatie. Ook zal gekeken worden of er reeds Europese bankbeslagen gelegd zijn op de Belgische bankrekening(en) van een Belgische schuldenaar. Deze informatie zal worden opgevraagd bij gerechtsdeurwaarders (met kantoren verspreid over België) en bij beslagrechters (uit Antwerpen, Gent en Brussel). De tweede en derde subonderzoeksvraag zullen dus beantwoord worden aan de hand van opgevraagde cases. Hier zal gekeken worden of er in de Belgische rechtspraktijk effectief gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden die de Europese Bankbeslagverordening en de Waterzooiwet aanreiken aan de schuldeisers.

10. Vervolgens zal een reflectie gemaakt worden over de Europese Bankbeslagverordening en over de Belgische uitvoeringswet (de Waterzooiwet) (Deel VI). Enerzijds zal gekeken worden of de Waterzooiwet een correcte omzetting/uitvoering/aanvulling vormt van de Europese Bankbeslagverordening. Anderzijds wordt onderzocht of de Europese en Belgische wetgever ver genoeg gegaan zijn met de uitvaardiging van respectievelijk de Europese Bankbeslagverordening en de Waterzooiwet. Dit zal gebeuren aan de hand van het eerder vermelde literatuuronderzoek waarbij alle relevante wetgeving, rechtspraak en rechtsleer wordt onderzocht. Dit literatuuronderzoek zal vervolgens worden aangevuld met diepte-interviews die werden afgenomen bij beslagrechters (uit Gent, Antwerpen en Brussel) en bij gerechtsdeurwaarders (met kantoren verspreid over België). De vierde en vijfde subonderzoeksvraag zullen dus beantwoord worden aan de hand van een literatuuronderzoek en aan de hand van afgenomen diepte-interviews. Deze twee

(12)

4 subonderzoeksvragen zullen duidelijk maken of de Europese regelgeving en de Belgische regelgeving aangepast dienen te worden.

11. Om de masterproef te beëindigen, zal een alomvattende conclusie volgen in Deel VII.

12. In onderling overleg met professor Taelman is beslist om in de masterproef zelf de Nederlandse manier van refereren te gebruiken (achternaam auteur in hoofdletters, (jaartal), pagina(‘s), randnummer(s)). Achteraan in de bibliografie zijn de verwijzingen conform de meest recente V&A-regels opgenomen.

(13)

5

Deel I. Bespreking van de Europese Bankbeslagverordening

Hoofdstuk I. Doelstellingen van de EAPO-Vo

13. De EAPO-Vo is gebaseerd op art. 81, §2 VWEU16 en streeft verschillende doelstellingen na. Zo wil de

EAPO-Vo onder andere de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen bevorderen (overw. 2 EAPO-Vo). Tevens blijkt uit overw. 5 EAPO-Vo dat de EAPO-Vo een uniform instrument wil creëren aangezien de nationale bewarende maatregelen verschillen van lidstaat tot lidstaat. De uniformiteit dient om forum-shopping te vermijden17. Reeds in 2011 zag de Europese Commissie het belang hiervan in.

Dit leidde tot een conceptvoorstel van 25 juli 2011 van de Europese Bankbeslagverordening18. Daarnaast

wordt ook getracht om de gerechtelijke samenwerking in burgerlijke zaken te verbeteren en te zorgen voor een snellere, efficiëntere en goedkopere grensoverschrijdende beslagprocedure19. Vervolgens is er overw. 7

EAPO-Vo die stelt dat het doel van het EAPO erin bestaat om banktegoeden te blokkeren totdat uitspraak is gedaan over het bodemgeschil. De EAPO-Vo wil dus vermijden dat schuldenaren hun activa doen verdwijnen alvorens de schuldeiser tot tenuitvoerlegging overgaat. Zo wordt vermeden dat de schuldeiser met lege handen achterblijft na een langdurige procedure20.

14. Het voornaamste doel van de EAPO-Vo bestaat echter uit het wegwerken van één van de pijnpunten van het beslagrecht: het territorialiteitsbeginsel. De territorialiteit van het beslagrecht houdt in dat alleen de Belgische rechter bevoegd is om uitspraak te doen over beslagmaatregelen ten aanzien van activa die zich in België bevinden21. De Belgische rechter kan daarentegen geen executiemaatregelen bevelen over activa

die zich niet in België bevinden. Indien de schuldeiser op grond van een Belgische uitvoerbare titel wil overgaan tot de tenuitvoerlegging op vermogensbestanddelen van de schuldenaar die zich in een ander land bevinden, dan moet de schuldeiser in dat ander land naar de bevoegde tenuitvoerleggingsinstantie gaan. Dit kost meer tijd, geld … dan tenuitvoerlegging in België22. De titel uit één EU-lidstaat kan in principe zonder

procedure erkend en uitvoerbaar zijn in een andere lidstaat23. De eigenlijke tenuitvoerlegging wordt

daarentegen nog steeds beheerst door het executierecht en de tot de gedwongen tenuitvoerlegging gemachtigde entiteiten uit de andere lidstaat24.

16 NARINX, (2018), 9. 17 Voorstel EAPO-Vo.

18 Voorstel EAPO-Vo; KOK en VAN BENTUM, (2012), 6. 19 NARINX, (2018), 43.

20 KOK en VAN BENTUM, (2012), 6. 21 SCHULPEN en VOLDERS, (2018), 3, nr. 3. 22 KOK en VAN BENTUM, (2012), 8-9.

23 WERBROUCK en TAELMAN, (2020), 12-13, nr. 28. 24 WERBROUCK en TAELMAN, (2020), 12-13, nr. 28.

(14)

6 De territorialiteit van het beslagrecht is gegrond op de soevereiniteit en onafhankelijkheid van staten en vormt een algemeen aanvaard principe binnen het internationaal publiekrecht. De EAPO-Vo vormt een uitzondering op dit algemeen aanvaard principe25. Het territorialiteitsprincipe geldt zowel bij

tenuitvoerleggingsmaatregelen als bij bewarende maatregelen26. Vóór de EAPO-Vo moest de schuldeiser

zich begeven naar de rechter van de lidstaat waar zijn schuldenaar een bankrekening had indien hij bewarend beslag op de bankrekening wou leggen alvorens tot tenuitvoerlegging over te gaan. Het Europees bankbeslag heeft als voordeel dat de crediteur hiervoor naar de rechter van zijn eigen lidstaat kan gaan27.

15. De procedure van Europees bankbeslag is louter facultatief en komt bovenop de gelijkwaardige middelen waarover de schuldeiser beschikt op grond van zijn nationaal recht (overw. 6 EAPO-Vo). De schuldeiser kan dus kiezen tussen de nationaalrechtelijke bewarende maatregelen en het Europees bankbeslag. Tevens krijgt het nationale recht een subsidiaire rol; het nationaal recht regelt immers alle aspecten die door de EAPO-Vo niet behandeld worden28.

Hoofdstuk II. Toepassingsgebied van de EAPO-Vo

Afdeling I. Temporeel en territoriaal toepassingsgebied van de EAPO-Vo

16. De EAPO-Vo trad in werking op 18 januari 2017 (art. 54 EAPO-Vo) en is in alle EU-lidstaten van toepassing, behalve in het Verenigd Koninkrijk en in Denemarken (overw. 50 en 51 EAPO-Vo). Het EAPO en het verzoek tot rekeninginformatie kunnen alleen worden ingediend, verkregen en uitgevoerd in deelnemende lidstaten29. Dit houdt in dat de EAPO-Vo noch gebruikt kan worden door schuldeisers uit

Denemarken of het Verenigd Koninkrijk, noch kan worden toegepast op bankrekeningen die in deze landen worden aangehouden door schuldenaren30. Ierland had de mogelijkheid om niet deel te nemen aan de

EAPO-Vo, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt en valt dus binnen het toepassingsgebied van de EAPO-Vo31.

17. De EAPO-Vo trad in werking op 18 januari 2017. Vanaf die datum kan van de EAPO-Vo gebruik gemaakt worden, ook voor bodemgeschillen die voordien zijn opgestart en voor vorderingen die voordien zijn ontstaan32. Aangezien het om een verordening gaat, is ze rechtstreeks van toepassing in de deelnemende

lidstaten. Bepaalde regels moesten echter in nationaal recht worden uitgewerkt alvorens ze van toepassing konden zijn33. Ten laatste op 18 juli 2016 moesten de lidstaten laten weten welke uitvoeringsmaatregelen

25 JEULAND, (2019), 2. 26 GEORGES, (2007), 322-323. 27 VANLEENHOVE, (2016), 1. 28 Infra 58, nr. 173. 29 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 17-18, nr. 3. 30 SCHULPEN en VOLDERS, (2018), 5-6, nr. 8. 31 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 17, nr. 2. 32 SCHULPEN en VOLDERS, (2018), 5, nr. 8.

33 LINDEMANS, STORME, VANANROYE, VERHEYDEN en VAN CALSTER, (2018), 45-46, nr. 2; infra 58-60, nrs.

(15)

7 ze hadden genomen (art. 50 EAPO-Vo). De informatie die de lidstaten hiervoor hebben aangereikt, is terug te vinden op de website van het Europees Justitieel Netwerk34.

Afdeling II. Materieel toepassingsgebied van de EAPO-Vo

18. De EAPO-Vo is alleen van toepassing op geldelijke vorderingen in grensoverschrijdende burgerlijke en handelszaken (art. 2.1 EAPO-Vo). Burgerlijke en handelszaken houdt in essentie het hele privaatrecht in35.

De EAPO-Vo kent een ruim toepassingsgebied aangezien slechts enkele thema’s van het toepassingsgebied worden uitgesloten door art. 2.2 EAPO-Vo (insolventie, huwelijksvermogensrecht, arbitrage …).

19. Met grensoverschrijdend bedoelt de EAPO-VO dat de schuldenaar een bankrekening moet aanhouden in een andere lidstaat dan de lidstaat waar het verzoek tot EAPO is ingediend of waar de schuldeiser zijn woonplaats heeft (art. 3.1 EAPO-Vo). Het grensoverschrijdend karakter moet beoordeeld worden op de datum van indienen van het verzoek tot EAPO (art. 3.2 EAPO-Vo). Indien de schuldeiser beslag wil leggen op een bankrekening die wordt aangehouden in de lidstaat waar het verzoek tot EAPO is ingediend (of waar de schuldeiser zijn woonplaats heeft) en op een bankrekening die wordt aangehouden in een andere lidstaat, dan moet de schuldeiser twee afzonderlijke verzoeken indienen: één verzoek voor een EAPO en één verzoek voor een nationale maatregel (overw. 10 EAPO-Vo).

20. Met vordering bedoelt de EAPO-Vo een vordering tot betaling van een bepaalde, opeisbare geldschuld of tot betaling van een geldschuld die voortvloeit uit een reeds voorbije transactie of gebeurtenis, mits de vordering in rechte kan worden aangebracht (art. 4.5 EAPO-Vo). Het is dus niet vereist dat de geldschulden reeds opeisbaar zijn36. Indien de schuld echter niet opeisbaar is, dan moet de schuldeiser aantonen dat dat

de gebeurtenis die de schuld deed ontstaan, reeds heeft plaatsgevonden en dat het bedrag ervan kan worden vastgesteld (overw. 12 EAPO-Vo)37. Een voorbeeld van een vordering waarvoor het EAPO kan worden

gebruikt, is de vordering wegens verbintenis uit onrechtmatige daad (overw. 12 EAPO-Vo).

21. De bankrekening waarop het EAPO betrekking heeft, moet worden aangehouden bij een in een lidstaat gevestigd hoofd- of bijkantoor van een kredietinstelling38. Met bankrekening wordt elke rekening bedoeld

waarop tegoeden staan op naam van de schuldenaar of die namens de schuldenaar op naam van een derde bij een bank worden aangehouden (art. 4.1 EAPO-Vo). Met tegoeden wordt zowel geld op een rekening bedoeld (ongeacht de valuta) als soortgelijke vorderingen tot restitutie van geld (art. 4.3 EAPO-Vo).

34 SCHULPEN en VOLDERS, (2018), 5, nr. 8; infra 58-60, nrs. 176-179. 35 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 65, nr. 3.

36 SCHULPEN en VOLDERS, (2018), 6, nr. 9. 37 SCHULPEN en VOLDERS, (2018), 6, nr. 9. 38 SCHULPEN en VOLDERS, (2018), 7-8, nr. 11.

(16)

8 Financiële instrumenten (bijvoorbeeld effectenrekeningen) vallen buiten het toepassingsgebied van de EAPO-Vo39.

22. Met kredietinstellingen bedoelt de EAPO-Vo financiële instellingen die geld of andere terugbetaalbare tegoeden van het publiek in deposito of bewaring nemen en voor eigen rekening krediet verlenen (art. 4.2 EAPO-Vo). Het begrip kredietinstellingen omvat zowel de in hoofd- als bijkantoren (art. 4.2 EAPO-Vo). De bankrekening die niet bij een kredietinstelling wordt aangehouden, blijft buiten schot. Hierbij kan gedacht worden aan rekeningen bij instellingen die financiële diensten verstrekken of die investeringsprojecten financieren (overweging 9 EAPO-Vo).

23. Een EAPO kan betrekking hebben op een specifieke bankrekening van de schuldenaar, maar ook op alle rekeningen die een bank aanhoudt namens de schuldenaar. In het tweede geval heeft het EAPO betrekking op alle bankrekeningen die door een kredietinstelling worden aangehouden in haar in een lidstaat gevestigde hoofd- en bijkantoren40. Het EAPO heeft nooit betrekking op bankrekeningen van de schuldenaar die

worden aangehouden bij een niet in een lidstaat gevestigd bij- of hoofdkantoor van een kredietinstelling. De lidstaat waar de bankrekening wordt aangehouden is ofwel de lidstaat vermeld in het IBAN van de rekening ofwel, indien er geen IBAN voorhanden is, de lidstaat waar de bank haar hoofd- of bijkantoor heeft gevestigd, afhankelijk van de vraag of de rekening bij het hoofdkantoor of bij het bijkantoor wordt aangehouden (art. 4.4 EAPO-Vo)41. Meestal is er een IBAN voorhanden. Art. 4.4, b) EAPO-Vo bepaalt dat

bankrekeningen die in een bijkantoor worden aangehouden, moeten gelokaliseerd worden in de lidstaat waar het bijkantoor is gevestigd en niet in de lidstaat waar het hoofdkantoor is gevestigd42.

24. De EAPO-Vo is niet van toepassing op bankrekeningen die onbeslagbaar zijn conform het nationaal recht van de lidstaat waar ze worden aangehouden (art. 2.3 EAPO-Vo) of op bankrekeningen die door of bij een centrale bank in haar hoedanigheid van monetaire entiteit worden aangehouden (art. 2.4 EAPO-Vo). Art. 2.3 EAPO-Vo gaat over bankrekeningen die worden aangehouden door buitenlandse staten of internationale organisaties en die van uitvoeringsimmuniteit genieten in de lidstaat waar de bankrekening wordt aangehouden. Art. 2.4 EAPO-Vo heeft het ook over bankrekeningen die worden aangehouden in bepaalde systemen die door de Europese Commissie zijn opgelijst43. Beide artikels behelzen

bankrekeningen die in hun geheel onbeslagbaar zijn en hebben dus geen betrekking op de bedragen op bankrekeningen die onder bepaalde drempels niet voor beslag vatbaar zijn.

39 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 364-365, nr. 7. 40 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 85-86, nr. 5. 41 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 80, nr. 10. 42 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 85-86, nr. 5. 43 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 71-72, nrs. 18-21.

(17)

9

Afdeling III. Personeel toepassingsgebied van de EAPO

25. De schuldeiser kan zowel een natuurlijke persoon als rechtspersoon zijn die een EAPO aanvraagt of reeds heeft verkregen met betrekking tot een vordering op voorwaarde dat de schuldeiser zijn woonplaats of zetel in een EU-lidstaat (behalve Denemarken of het Verenigd Koninkrijk) heeft gevestigd en op voorwaarde dat hij volgens het recht van een lidstaat bevoegd is om als eiser of verweerder op te treden (art. 4.6 EAPO-Vo). Waar de schuldenaar zijn woonplaats of zetel gevestigd heeft (binnen dan wel buiten de EU), is daarentegen irrelevant voor de toepassing van de EAPO-Vo44. De schuldenaar omvat namelijk elke

natuurlijke persoon of rechtspersoon die volgens het recht van een lidstaat bevoegd is om als eiser of verweerder op te treden en tegen wie de schuldeiser een EAPO heeft verkregen of tracht te verkrijgen met betrekking tot een vordering (art. 4.7 EAPO-Vo). Ook wanneer de schuldenaar een consument of werknemer is, is de EAPO-Vo van toepassing45.

De woonplaats van de schuldeiser wordt op grond van art. 4.15 EAPO-Vo gelokaliseerd door gebruik te maken van art. 62 en 63 Brussel I bis46. Het nationaal recht van het gerecht waar een zaak aanhangig is

gemaakt, bepaalt in welke staat een natuurlijke persoon zijn woonplaats heeft (art. 62 Brussel I bis). Vennootschappen en rechtspersonen hebben hun woonplaats daarentegen op de plaats van hun statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging (art. 63.1 Brussel I bis). Er moet dus niet gekeken worden naar de plaats waar een rechtspersoon haar bijkantoor heeft gevestigd. Voor rechtspersonen in het Ierland en Cyprus wordt in een andere regel voorzien om hun woonplaats te bepalen: daarbij wordt gekeken naar de statutaire zetel, bij gebrek daaraan naar de plaats van oprichting en bij gebrek daaraan naar de plaats krachtens het recht waarvan de vorming is geschied (art. 63.2 Brussel I bis)47.

Hoofdstuk III. Uitvoerbare titel vereist?

26. Enerzijds kan een schuldeiser een EAPO aanvragen vóór of tijdens elke fase van een door hem in een lidstaat tegen de schuldenaar ingestelde procedure betreffende het bodemgeschil, zolang geen rechterlijke beslissing is gegeven of geen gerechtelijke schikking is goedgekeurd of getroffen. Anderzijds kan de schuldeiser een EAPO aanvragen nadat hij in een lidstaat een rechterlijke beslissing, gerechtelijke schikking of authentieke akte heeft verkregen op grond waarvan de schuldenaar de vordering moet voldoen (art. 5 EAPO-Vo).

Een pre-judgment EAPO wordt uitgevaardigd indien de schuldeiser nog geen rechterlijke beslissing, gerechtelijke schikking of authentieke akte voorhanden heeft. Indien de schuldeiser wel reeds over dergelijke titel beschikt, dan wordt een post-judgment EAPO uitgevaardigd. Men zou zich kunnen afvragen

44 SCHULPEN en VOLDERS, (2018), 7, nr. 10. 45 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 11, nr. 4. 46 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 80, nr. 10. 47 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 91-92, nrs. 25-27.

(18)

10 waarom een schuldeiser die reeds over een titel beschikt om een EAPO zou verzoeken in plaats van de titel gedwongen te laten uitvoeren. Het post-judgment EAPO kan bijvoorbeeld nuttig zijn voor de schuldeiser die eerst bewarend beslag wil leggen om de schuldenaar een kans te geven de vordering te voldoen alvorens over te gaan tot de gedwongen tenuitvoerlegging van zijn titel48. Een pre-judgment EAPO wordt niet

omgezet in een post-judgment EAPO indien de schuldeiser een uitvoerbare titel heeft verkregen nadat het pre-judgment EAPO is uitgevaardigd49.

27. Bij een post-judgment EAPO beschikt de schuldeiser over een rechterlijke beslissing, een gerechtelijke schikking of een authentieke akte. Een rechterlijke beslissing is een beslissing van het gerecht van een lidstaat samen met de vaststelling van de proceskosten door de griffier (art. 4.8 EAPO-Vo). Een gerechtelijke schikking is een schikking die door het gerecht van een lidstaat wordt goedgekeurd of die in een procedure voor dat gerecht wordt getroffen (art. 4.9 EAPO-Vo). Een rechterlijke beslissing is de autonome beslissing van een gerecht. Een gerechtelijke schikking daarentegen is in essentie een contract dat voornamelijk berust op de bedoeling van de partijen, zelfs al is de gerechtelijke schikking in een juridische procedure tot stand gekomen50. Daarnaast kan de schuldeiser bij een post-judgment EAPO

beschikken over een authentieke akte. Een authentieke akte is een akte die in een lidstaat als authentiek is geregistreerd of verleden en waarvan de door de overheid of een andere bevoegde entiteit vastgestelde authenticiteit betrekking heeft op de ondertekening en de inhoud van de akte (art. 4.10 EAPO-Vo).

Hoofdstuk IV. Bevoegde rechtbank

28. Indien de schuldeiser nog niet over een titel beschikt en indien de schuldenaar geen consument is, dan zijn de gerechten van de lidstaat die voor het bodemgeschil bevoegd zijn ook bevoegd om het EAPO uit te vaardigen (art. 6.1 EAPO-Vo). De internationaal bevoegde bodemrechter wordt meestal bepaald op grond van de Brussel I bis aangezien beide verordeningen van toepassing zijn op grensoverschrijdende burgerlijke en handelszaken51. De ratio van art. 6.1 EAPO-Vo is om het voor de schuldeiser makkelijk te maken: de

gerechten van dezelfde lidstaat zijn zowel voor de bodemprocedure als voor het EAPO bevoegd52.

29. Indien de schuldeiser nog niet over een titel beschikt en indien de schuldenaar een consument is die met de schuldeiser een overeenkomst voor privé-doeleinden heeft gesloten, dan zijn de gerechten van de lidstaat van de woonplaats van de consument bevoegd (art. 6.2 EAPO-Vo). De consument moet worden begrepen als een natuurlijke persoon die handelt voor privédoeleinden (i.e. buiten zijn beroepsactiviteit). Indien een

48 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 93, nr. 1. 49 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 95, nr. 7. 50 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 108, nr. 28. 51 SCHULPEN en VOLDERS, (2018), 9, nr. 15. 52 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 101, nr. 14.

(19)

11 overeenkomst is gesloten voor zowel privé- als professionele doeleinden, dan wordt de natuurlijke persoon als consument beschouwd wanneer de professionele doeleinden verwaarloosbaar zijn53.

30. Indien de schuldeiser reeds een rechterlijke beslissing of gerechtelijke schikking heeft verkregen, dan zijn de gerechten van de lidstaat waar de rechterlijke beslissing is gegeven of waar de gerechtelijke schikking is goedgekeurd of getroffen, bevoegd ongeacht de vraag of de schuldenaar een consument is (art. 6.3 EAPO-Vo). Indien de uitvoerbare titel is vastgelegd in een authentieke akte, dan zijn de gerechten van de lidstaat waar de authentieke akte is opgesteld bevoegd ongeacht de vraag of de schuldenaar een consument is (art. 6.4 EAPO-Vo). Zelfs wanneer de schuldeiser reeds over een titel beschikt die zonder exequatur kan worden ten uitvoer gelegd in andere lidstaten waarin de EAPO-Vo van toepassing is, dan nog is een tweede rechterlijke controle noodzakelijk om een EAPO te verkrijgen54.

31. In België is de beslagrechter immers bevoegd om het EAPO-verzoek te behandelen (art. 1395/2 Ger.W.). De beslagrechter is daarentegen niet bevoegd om het bodemgeschil ten gronde te beslechten. Aangezien de EAPO-Vo alleen de internationaal bevoegde gerechten aanduidt, is de Belgische regeling niet strijdig met de EAPO-Vo (bijlage 7). Volgens de EAPO-Vo zijn de Belgische gerechten bevoegd om het EAPO uit te vaardigen indien de Belgische gerechten bevoegd zijn om het bodemgeschil te behandelen. Indien de Belgische ondernemingsrechtbank bijvoorbeeld internationaal bevoegd is voor de bodemprocedure, dan kan de Belgische schuldeiser voor een EAPO dat op een buitenlandse bankrekening gelegd moet worden naar de Belgische beslagrechter.

Hoofdstuk V. Spoedeisendheid

32. Het gerecht vaardigt het bevel tot conservatoir beslag uit indien de schuldeiser bewijst dat er een dringende behoefte tot conservatoir beslag is omdat de latere inning van de schuldvordering van de schuldeiser jegens de schuldenaar wordt bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt indien geen conservatoir beslag gelegd wordt (art. 7.1 EAPO-Vo). Indien de schuldeiser nog geen rechterlijke beslissing, gerechtelijke schikking of authentieke akte heeft verkregen, dan moet de schuldeiser daarnaast ook bewijzen dat zijn vordering tegen de schuldenaar waarschijnlijk gegrond wordt verklaard (art. 7.2 EAPO-Vo). Bewijs van spoedeisendheid wordt strenger beoordeeld bij het pre-judgment EAPO dan bij het post-judgment EAPO. Een (al dan niet uitvoerbare) titel bevestigt immers de schuldvordering van de schuldeiser jegens de schuldenaar55.

53 HvJ 20 januari 2005, nr. C-464/01, ECLI:EU:C:2005:32, Gruber. 54 WERBROUCK en TAELMAN, (2020), 3, nr. 5.

(20)

12

Hoofstuk VI. Het EAPO-verzoekschrift

33. Het EAPO-verzoek wordt met behulp van een standaardformulier ingediend. Het gebruik van het standaardformulier is verplicht voor de schuldeiser. Indien de schuldeiser hier geen gebruik van maakt, dan moet de rechter het EAPO-verzoek afwijzen56.

34. De Europese Commissie heeft verschillende standaardformulieren opgelijst in de Uitvoeringsverordening van de EAPO-Vo57: om een EAPO-verzoek in te dienen, om het EAPO uit te

vaardigen, om het EAPO in te trekken, om de verklaring te doen van de tegoeden waarop beslag gelegd is, om het teveel waarop beslag gelegd is vrij te geven, om de ontvangst te bevestigen, om een rechtsmiddel in te stellen, om een beslissing over het rechtsmiddel te verzenden en om hoger beroep in te stellen tegen de beslissing over het rechtsmiddel58. De Europese Commissie kan de standaardformulieren ook wijzigen (art.

51 EAPO-Vo).

De standaardformulieren zijn beschikbaar op het Europees Justitieel Netwerk in Burgerlijke en Handelszaken (EJN) en kunnen zowel online als offline worden ingevuld in elke taal die de lidstaat van het ontvangend gerecht aanvaardt. De meeste lidstaten, waaronder België, aanvaarden alleen een verzoekschrift in hun eigen officiële taal of talen. Om het gebruik van de standaardformulieren te vergemakkelijken, heeft de Europese Commissie de standaardformulieren in verschillende talen online beschikbaar gesteld59.

Afdeling I. Inhoud EAPO-Verzoekschrift

35. Het standaardformulier dat de schuldeiser moet invullen om het EAPO te verkrijgen (bijlage 1), bestaat uit 15 genummerde secties die overeenkomen met de informatie die art. 8.2, a) – art. 8.2, o) EAPO-Vo vereisen60. Dit formulier wordt hieronder besproken.

36. In sectie 1 moet de schuldeiser de naam en het adres invullen van de rechtbank waar het verzoek wordt ingediend. De schuldeiser moet dus eerst bepalen welk gerecht van welke lidstaat zowel materiaal als territoriaal bevoegd is voor het EAPO-verzoek. Sectie 1 geeft een kort overzicht van art. 6 EAPO-Vo om het voor de schuldeiser gemakkelijker te maken om het bevoegde gerecht te bepalen. Art. 6 EAPO-Vo bepaalt echter alleen van welke gerechten internationaal bevoegd zijn om het EAPO-verzoek te behandelen. Vervolgens moet de schuldeiser nagaan welke rechtbank binnen die lidstaat materieel en territoriaal bevoegd is voor het EAPO. Dit veronderstelt dat de schuldeiser vertrouwd is met het procesrecht van verschillende lidstaten. De informatie die de lidstaten hebben aangereikt o.g.v. art. 50.1, a) EAPO-Vo is beschikbaar op het Europees Justitieel Netwerk in Burgerlijke en Handelszaken. Deze informatie kan de schuldeiser een 56 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 123, nr. 2. 57 VANLEENHOVE, (2016), 1. 58 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 357-359, nrs. 3-5. 59 NARINX, (2018), 9. 60 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 124, nr. 4.

(21)

13 helpende hand aanreiken. Nadat de schuldeiser heeft bepaald welk gerecht territoriaal en materieel bevoegd is, moet hij de contactgegevens van dat gerecht invullen61.

37. In sectie 2 moet de schuldeiser zichzelf identificeren: zijn naam en contactgegevens en die van zijn vertegenwoordiger indien van toepassing. Van de schuldeiser-natuurlijke persoon moet ook het nummer van de identiteitskaart en de geboortedatum worden vermeld. Van de schuldeiser-rechtspersoon moet de staat van de statutaire zetel en het registratie- of identificatienummer worden vermeld of bij gebreke daarvan de plaats en datum van vestiging, oprichting of registratie62. In sectie 3 moet de schuldeiser dezelfde

gegevens invullen als in sectie 2, maar dan met betrekking tot de schuldenaar63.

38. In sectie 4 moet de verzoeker verklaren in welke lidstaat de woonplaats van de schuldeiser is gevestigd, in welke lidstaat de bankrekening(en) word(t)(en) aangehouden waarop het EAPO betrekking heeft en in welke lidstaat de verzochte rechtbank zich bevindt. De bankrekening en minstens één van de twee andere criteria moeten in een verschillende lidstaat zijn gelokaliseerd. Indien dit niet het geval is, dan is er geen grensoverschrijdend geschil en is de EAPO-Vo niet van toepassing64.

39. In sectie 5 moet de schuldeiser zonder rechterlijke beslissing, gerechtelijke schikking of authentieke akte drie zaken vermelden: 1) een beschrijving van alle relevante elementen die de bevoegdheid van de aangezochte rechtbank aantonen, 2) een beschrijving van alle relevante elementen ter ondersteuning van de vordering en de eventueel gevorderde rente en 3) een verklaring die aangeeft of de schuldeiser reeds een bodemprocedure heeft opgestart tegen de schuldenaar. Indien de schuldeiser wel beschikt over een rechterlijke beslissing, gerechtelijke schikking of authentieke akte, dan moet de schuldeiser verklaren dat er aan zijn titel nog geen gevolg is gegeven of vermelden in welke mate er reeds gevolg aan is gegeven65.

40. In sectie 6 en 7 moet de schuldeiser informatie geven over de bank en de bankrekening waarop het EAPO betrekking heeft. De schuldeiser moet zoveel mogelijk informatie meedelen. Bij een pre-judgment EAPO, is het verplicht dat de schuldeiser minstens de naam van de bank meedeelt. Bij een post-judgment EAPO, moet de schuldeiser die geen informatie heeft over de bank of bankrekening van de schuldenaar de redenen opgeven die hem doen vermoeden dat de schuldenaar één of meerdere bankrekeningen in een bepaalde lidstaat aanhoudt. Vervolgens kan de schuldeiser bij een post-judgment EAPO sectie 7 invullen: deze sectie bevat het verzoek tot rekeninginformatie uit art. 14 EAPO-Vo66.

61 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 124-126, nrs. 5-6. 62 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 126-127, nr. 7. 63 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 126-127, nr. 8. 64 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 126-127, nr. 9. 65 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 127-128, nr. 10. 66 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 128, nr. 11.

(22)

14 De schuldeiser die geen verzoek tot rekeninginformatie indient, moet in principe alleen de bank(en) identificeren waar de schuldenaar één of meerdere bankrekeningen aanhoudt identificeren en is niet verplicht om alle bankrekeningnummers op te geven. Zelfs indien de schuldeiser een bankrekeningnummer opgeeft, dan kan hij nog steeds vorderen dat het EAPO betrekking heeft op alle bankrekeningen die de schuldenaar bij dezelfde bank aanhoudt67.

41. Sectie 8 wordt alleen ingevuld door de schuldeiser die over een uitvoerbare titel beschikt. Hier verschaft de schuldeiser informatie over de titel, over het bedrag waarvoor het EAPO wordt aangevraagd, over de gevorderde interest en over de berekeningsmethode. De schuldeiser kan een EAPO verzoeken voor een bedrag gelijk aan het bedrag vermeld in de titel of voor een lager bedrag. Daarnaast moet de schuldeiser de titel toevoegen aan zijn verzoekschrift68. Het standaardformulier maakt in sectie 8.8.3 een onderscheid

tussen drie categorieën kosten: gerechtskosten, honoraria van advocaten en kosten van betekening of kennisgeving van stukken. Het gaat niet om een limitatieve lijst. De schuldeiser kan daarnaast ook andere kosten recupereren (te denken valt aan kosten van vertalers, juridische experts …)69.

42. Sectie 9 wordt alleen ingevuld door de schuldeiser zonder uitvoerbare titel. De schuldeiser moet vermelden voor welk bedrag beslag gelegd wordt, wat de interest is en de berekeningsmethode daarvan. Daarnaast moet de schuldeiser elementen aangeven die erop wijzen dat zijn vordering tegen de schuldenaar waarschijnlijk gegrond zal worden verklaard70.

43. In sectie 10.1 moet de schuldeiser bewijzen dat de latere inning van de schuldvordering van de schuldeiser jegens de schuldenaar onmogelijk wordt gemaakt of wordt bemoeilijkt indien geen EAPO gelegd wordt71. Sectie 10.2 moet alleen worden ingevuld door de schuldeiser die een verzoek tot

rekeninginformatie indient en die beschikt over een niet-uitvoerbare titel jegens de schuldenaar. De schuldeiser moet dan aantonen dat het bedrag waarop beslag gelegd wordt aanzienlijk is rekening houdende met de omstandigheden en hij moet bewijzen dat de rekeninginformatie dringend moet worden verstrekt, omdat anders de latere inning van de vordering van de schuldeiser jegens de schuldenaar in het gedrang dreigt te komen, waardoor de financiële situatie van de schuldeiser aanzienlijk zou kunnen verslechteren72.

44. Sectie 11 moet alleen worden ingevuld door de schuldeiser zonder uitvoerbare titel die het gerecht wil overtuigen om af te wijken van de principiële plicht tot zekerheidsstelling73.

67 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 18-19, nr. 5. 68 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 129, nr. 12. 69 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 192-193, nrs. 11-12. 70 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 129, nr. 13. 71 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 129, nr. 14. 72 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 129, nr. 14. 73 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 129, nr. 15.

(23)

15 45. Sectie 12 bevat de lijst van bewijsmateriaal van de schuldeiser waarmee hij aantoont dat de voorwaarden van art. 7 EAPO-Vo vervuld zijn74.

46. In sectie 13 moet de schuldeiser niet alleen verklaren of hij verzoeken heeft ingediend tot gelijkwaardige nationale maatregelen op grond van dezelfde vordering tegen dezelfde schuldenaar, maar ook of de verzoeken zijn toegekend dan wel of ze als onontvankelijk of ongegrond zijn afgewezen75. Zowel van de

verzoeken die vóór het EAPO-verzoek als van de verzoeken die hangende de procedure i.v.m. het EAPO zijn ingediend, moet melding worden gemaakt in sectie 13. Indien het verzoek tot een gelijkwaardige nationale maatregel hangende de EAPO-procedure is ingediend, dan moet de schuldeiser het gerecht onverwijld op de hoogte brengen van de uitvoering ervan. Met gelijkwaardige nationale maatregelen worden alle nationale maatregelen met dezelfde functie als het EAPO bedoeld. Conform overw. 7 EAPO-Vo gaat het om maatregelen die ook gericht zijn op het verhinderen van het opnemen van de beslagen tegoeden op de beslagen bankrekening. Hieronder valt onder andere het Belgische bewarend beslag onder derden op een bankrekening76.

47. Sectie 14 is optioneel. Hier mag de schuldeiser de details van de bankrekening geven waarop de schuldenaar mag overgaan tot vrijwillige betaling van de vordering van de schuldeiser77.

48. In sectie 15 moet de schuldeiser verklaren dat de informatie die hij heeft aangeleverd in het standaardformulier naar zijn beste weten juist en volledig is en dat opzettelijk onjuiste of onvolledige verklaringen tot zijn aansprakelijkheid kunnen leiden volgens het recht van de lidstaat waar het verzoek wordt ingediend. Alhoewel deze verklaring doet uitschijnen dat de schuldeiser alleen aansprakelijk is wanneer hij opzettelijk onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft, is de schuldeiser op grond van art. 13.1 EAPO-Vo aansprakelijk voor alle schade die de schuldenaar lijdt door het EAPO en die te wijten is aan een fout van de schuldeiser78.

49. Art. 8.3 EAPO-Vo bepaalt dat de schuldeiser daarbovenop alle nuttige bewijsstukken moet toevoegen aan zijn verzoekschrift. Bij een post-judgment EAPO moet de schuldeiser ook een afschrift van de titel toevoegen zodat het mogelijk is om de echtheid ervan te kunnen vaststellen79. Art. 8.4 EAPO-Vo bepaalt

dat het verzoek en de bewijsstukken kunnen worden ingediend met alle mogelijke communicatiemiddelen (inclusief digitale) die worden aanvaard krachtens het procesrecht van de lidstaat waar het verzoek wordt ingediend. 74 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 130, nr. 16. 75 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 130, nr. 17. 76 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 197-200, nrs. 11-16. 77 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 130, nr. 18. 78 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 130, nr. 19. 79 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 131, nr. 20.

(24)

16 50. Samenvattend kan gesteld worden dat de schuldeiser zeer veel informatie moet opnemen in zijn verzoekschrift. Op die manier wordt vermeden dat beslag op een verkeerde bankrekening wordt gelegd80 of

dat het EAPO wordt misbruikt door de schuldeiser81. De schuldeiser moet echter niet alleen zeer veel

informatie verschaffen, maar moet ook zeer complexe informatie meedelen. Alhoewel in theorie geen bijstand van een advocaat vereist is (art. 41 EAPO-Vo), is het aangeraden dat de schuldeiser zich in de praktijk bij het opstellen van het verzoekschrift wel laat bijstaan door een juridisch expert (advocaat, notaris, gerechtsdeurwaarder). Dit komt de efficiëntie alleen maar ten goede82.

51. De EAPO-Vo verduidelijkt niet wat gebeurt wanneer de schuldeiser niet beschikt over alle nodige elementen om het aanvraagformulier in te vullen. De beslissingsmacht ligt dan bij de bevoegde rechter83.

Afdeling II. Bewijs van spoedeisendheid

52. Zoals uit de vorige afdeling is gebleken, moet de schuldeiser de nodige bewijsstukken opnemen in zijn EAPO-verzoekschrift. Met deze bewijzen moet de schuldeiser aannemelijk maken dat de beslagene zonder een EAPO zijn vermogensbestanddelen zal verduisteren en aan het verhaal van de schuldeiser zal onttrekken84. De schuldeiser moet dus bewijzen dat spoedeisendheid of urgentie voorhanden is85.

Het bewijs dat de schuldeiser verstrekt, moet aan zijn verzoekschrift worden toegevoegd en moet in principe schriftelijk zijn. Het kan gaan om facturen, rekeningen, correspondentie tussen de schuldeiser en schuldenaar, foto’s, rapporten van experts, geschreven getuigenverklaringen …86. Indien de rechtbank het

door de schuldeiser verstrekte bewijs onvoldoende acht, dan mag de rechtbank aanvullend bewijsmateriaal vragen aan de schuldeiser indien het nationaal recht dit toestaat (rechtbank art. 9.1 EAPO-Vo). Het nationaal recht dat van toepassing is, zal bepalen of dit bewijs alleen schriftelijk of ook mondeling mag worden geleverd87.

53. Overw. 14 EAPO-Vo geeft enige uitleg over de bewijzen. Bewijzen die de schuldeiser kan gebruiken, kunnen verband houden met recente vermogensverrichtingen van de schuldenaar, het kredietverleden van de schuldenaar, het gedrag van de schuldenaar m.b.t. de vordering van de schuldeiser of m.b.t. een vroeger geschil tussen beiden of de aard van het vermogen van de schuldenaar. Het feit dat de schuldenaar meerdere schuldeisers heeft, het feit dat de schuld betwist wordt of het loutere feit dat de schuldenaar zich in een

80 Groenboek 2006. 81 GIELEN en VANSWIJGENHOVEN, (2018), 147-149. 82 GIELEN en VANSWIJGENHOVEN, (2018), 147-149. 83 SCHULPEN en VOLDERS, (2018), 12, nr. 21. 84 ENSING, (2014), 28. 85 ENSING, (2014), 29-30.

86 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 135-136, nrs. 5-11; ENSING, (2014), 26-27. 87 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 138-139, nrs. 18-19.

(25)

17 moeilijke financiële situatie bevindt, zijn op zichtzelf onvoldoende, maar de rechtbank kan er wel rekening mee houden bij de algemene inschatting van het spoedeisend karakter88.

Vaak maken schuldeisers melding van het feit dat de schuldenaar zich in het buitenland bevindt of onvoldoende activa heeft op Belgische grondgebied. Dit argument is binnen de EU zwakker geworden ten gevolge van de verschillende wetgevende initiatieven op EU-niveau89. Uitvoering in een ander EU-land is

minder evident dan nationale uitvoering, maar vormt op zich geen voldoende bewijsmiddel voor de spoedeisendheid die vereist is voor het EAPO90. Indien de schuldeiser daarentegen aannemelijk kan maken

dat de schuldenaar zijn tegoeden verhuist naar een land waar de schuldeiser zijn uitvoerbare titel niet (gemakkelijk) kan uitvoeren, dan kan de rechtbank wel beslissen dat aan art. 7 EAPO-Vo is voldaan91.

54. Uit art. 9 EAPO-Vo volgt dat het gaat om een schriftelijke procedure. Zo kan de schuldenaar later kennis nemen van de door de schuldeiser ingediende documenten wanneer de procedure tegensprekelijk wordt (i.e. in hoger beroep)92. Het gaat daarnaast om een niet-tegensprekelijke procedure aangezien er een

verrassingseffect wordt beoogd ten aanzien van de schuldenaar (art. 11 EAPO-Vo). De schuldenaar wordt niet van het verzoek tot EAPO in kennis gesteld en wordt ook niet gehoord voordat het EAPO is uitgevaardigd93.

55. De nationale rechter mag bewijsmateriaal verkrijgen met andere passende middelen die hem ter beschikking staan conform het nationaal recht, zoals het mondeling horen van de schuldeiser of zijn getuigen, op voorwaarde dat dit de procedure niet nodeloos vertraagt (art. 9.2 EAPO-Vo). Op grond van deze bepaling kan gebruik gemaakt worden van niet-schriftelijk bewijsmateriaal, maar de rechtbank kan niet beslissen om de schuldenaar te horen. Het blijft immers een eenzijdige procedure. De rechter moet met de nodige spoed beslissen om gebruik te maken van de opties die art. 9.2 EAPO-Vo hem biedt. Overw. 31 EAPO-Vo bepaalt dat de rechtbank discretionair moet kunnen beslissen om aanvullende documenten (zoals een schriftelijk verslag van het horen van de schuldeiser of zijn getuigen) waarop haar beslissing is gebaseerd toe te voegen aan het EAPO zodat de schuldenaar zich ertegen kan verdedigen bij het instellen van een rechtsmiddel94.

Hoofdstuk VII. Instellen van de bodemprocedure

56. De schuldeiser moet de procedure betreffende het bodemgeschil tegen de schuldenaar opstarten binnen de dertig dagen vanaf het indienen van het verzoek tot EAPO of, indien dit later is, binnen de veertien dagen 88 SCHULPEN en VOLDERS, (2018), 9, nr. 14. 89 CLAEYS, (2015), 511. 90 CLAEYS, (2015), 511. 91 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 112-113, nr. 5. 92 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 134, nr. 4. 93 JEULAND, (2019), 6. 94 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 137-138, nrs. 12-17.

(26)

18 nadat het EAPO is uitgevaardigd (art. 10.1 EAPO-Vo). De schuldeiser moet de rechtbank hiervan het bewijs leveren binnen dezelfde termijn. Normaal geldt de termijn van dertig dagen aangezien de rechtbank moet beslissen binnen de tien werkdagen nadat het verzoek is ingesteld of aangevuld (art. 18.1 EAPO-Vo). De termijn van veertien dagen geldt alleen wanneer de rechtbank om aanvullend bewijsmateriaal verzoekt overeenkomstig art. 9.1 of 9.2 EAPO-Vo95. Indien de rechtbank op grond van art. 9.2 EAPO-Vo de

schuldeiser of diens getuigen hoort, dan beslist de rechtbank binnen de vijf werkdagen na het horen (art. 18.3 EAPO-Vo). Indien de rechtbank daarentegen om ander bewijsmateriaal verzoekt, dan is er geen termijn waarbinnen ze moet beslissen96.

57. Art. 10 EAPO-Vo is alleen van toepassing op de schuldeiser die om een EAPO verzoekt voordat hij de bodemprocedure heeft ingeleid. Dit artikel is dus niet van toepassing op de schuldeiser die reeds een bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt of van wie de bodemprocedure reeds is beëindigd vooraleer hij een verzoek tot EAPO indiende97. De procedure betreffende het bodemgeschil omvat elke procedure die

uitmondt in een uitvoerbare titel die de schuldvordering van de schuldeiser op de schuldenaar bevestigt zoals de procedure in kort geding (overw. 13 EAPO-Vo)98. Een procedure die enkel gericht is op het

verkrijgen van bewijsmateriaal of van een bewarende maatregel (bijvoorbeeld een procedure tot bewarend beslag) is daarentegen geen procedure betreffende het bodemgeschil. Ook niet-juridische procedures en alternatieve geschillenbeslechting (zoals bemiddeling) worden niet als bodemprocedures beschouwd99.

58. De termijn van art. 10.1 EAPO-Vo begint te lopen vanaf het eerste uur volgend op de dag van het indienen van het verzoek of het uitvaardigen van het EAPO (art. 3.1 Verord. 1182/71) en eindigt nadat het laatste uur van de laatste dag is verstreken (art. 3.2, b) Verord. 1182/71). De termijn van art. 10 Verord. wordt berekend in dagen en omvat dus alle feestdagen, zaterdagen en zondagen (art. 3.3 Verord. 1182/71). Alleen de laatste dag moet een werkdag zijn (art. 3.4 Verord. 1182/71). Een werkdag is elke dag behalve zaterdag, zondag of feestdagen (art. 2.2 Verord. 1182/71). Indien de laatste dag van de termijn een zaterdag, zondag of feestdag is, dan loopt de termijn af bij het einde van het laatste uur van de daaropvolgende werkdag (art. 3.4 Verord. 1182/71)100.

59. De schuldenaar kan verzoeken om de termijn in art. 10.1 EAPO-Vo te verlengen (art. 10.1 EAPO-Vo). De rechtbank beslist daarover discretionair. De EAPO-Vo geeft het voorbeeld waarbij de partijen proberen te schikken (bijvoorbeeld via alternatieve geschillenbeslechting). Indien de rechtbank het verzoek tot

95 Supra 16-17, nrs. 52-55. 96 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 145-146, nr. 13. 97 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 140-141, nr. 2. 98 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 141-142, nr. 4. 99 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 143, nrs. 7-8. 100 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 146, nr. 14.

(27)

19 verlenging van de termijn om de bodemprocedure in te stellen goedkeurt, dan moet de rechtbank de partijen daarvan kennis geven in deel B van het EAPO101.

60. Indien de schuldeiser niet tijdig het bewijs levert dat de bodemprocedure is ingeleid, dan wordt het EAPO ambtshalve ingetrokken door de rechtbank of dan wordt het automatisch beëindigd (art. 10.2 EAPO-Vo). Indien het EAPO wordt ingetrokken of beëindigd conform art. 10.2 EAPO-Vo, moeten de partijen daarvan op de hoogte worden gebracht overeenkomstig het nationaal recht van de lidstaat waar de procedure wordt gevoerd102. De intrekking wordt uitgesproken door de rechtbank die daarom verzocht wordt. De

beëindiging gebeurt daarentegen automatisch zonder tussenkomst van de rechtbank. Het nationaal recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging bepaalt of het bevel wordt ingetrokken dan wel beëindigd. De lidstaat van tenuitvoerlegging is de lidstaat waar de bankrekening wordt aangehouden (art. 4.12 EAPO-Vo). In België eindigt het EAPO in de situatie waarbij de schuldeiser de bodemprocedure niet tijdig heeft ingesteld doordat het uitvaardigende gerecht het EAPO ambtshalve intrekt indien de schuldeiser niet tijdig bewijst dat de bodemprocedure is ingeleid (art. 195 Waterzooiwet).

61. Het EAPO houdt op met effect te hebben vanaf de datum die het uitvaardigende gerecht in het intrekkingsformulier heeft ingevuld. Het intrekkingsformulier bestaat uit 5 secties (Bijlage 3). De eerste vier secties hebben betrekking op de details over het EAPO, het uitvaardigende gerecht, het intrekkende gerecht, de schuldeiser en de schuldenaar. Sectie 5 bevat details over de deadline die de schuldeiser heeft om het uitvaardigende gerecht van het bewijs te voorzien dat de bodemprocedure is ingesteld en over de datum waarop het EAPO is ingetrokken of beëindigd103.

Hoofdstuk VIII. Zekerheidsstelling en aansprakelijkheid van de schuldeiser

62. Het gerecht moet, vooraleer het EAPO wordt uitgevaardigd, aan de schuldeiser die nog niet over een rechterlijke beslissing, gerechtelijke schikking of authentieke beschikt in principe de verplichting opleggen om een zekerheid te stellen (art. 12.1 EAPO-Vo). Op grond van art. 12.1 EAPO-Vo kan het gerecht alleen in uitzonderlijke omstandigheden beslissen om geen zekerheid of een zekerheid voor een lager bedrag te eisen van de schuldeiser zonder titel. De rechtbank zal geen zekerheid eisen van de schuldeiser zonder titel wanneer de rechtbank de zekerheid in het licht van de omstandigheden ongepast, overbodig of onevenredig vindt. Dit kan bijvoorbeeld zijn wanneer het om onderhoudsgeld of loon gaat of wanneer het bedrag waarvoor het EAPO wordt uitgevaardigd zo gering is dat de schuldenaar er waarschijnlijk geen schade door lijdt. Ook indien de schuldeiser zonder titel onvoldoende middelen heeft om een zekerheid te stellen, maar wel bijzonder overtuigend bewijsmateriaal heeft ingediend, kan de rechtbank beslissen om af te zien van de

101 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 146-147, nrs. 15-16; infra 25-26, nrs. 80-82. 102 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 151, nr. 27.

(28)

20 verplichte zekerheidsstelling. Indien de schuldeiser niet zelf verzocht om vrijstelling van de verplichting tot zekerheid, dan kan de rechtbank daartoe ambtshalve beslissen104.

63. Indien de schuldeiser daarentegen wel over een rechterlijke beslissing, gerechtelijke schikking of authentieke beschikt, dan moet hij op grond van art. 12.2 EAPO-Vo in principe geen zekerheid stellen, behalve wanneer de rechtbank een zekerheidsstelling noodzakelijk en passend vindt rekening houdende met de omstandigheden. Zo kan de rechtbank bijvoorbeeld een zekerheid van de schuldeiser eisen wiens titel niet uitvoerbaar is of wiens titel voorlopig uitvoerbaar is terwijl een hoger beroep hangende is (overw. 18 EAPO-Vo)105. Ook zou de rechtbank een zekerheid kunnen eisen van de schuldeiser wiens authentieke akte

het voorwerp uitmaakt van een procedure wegens valsheid in geschrifte106.

64. In elk geval bepaalt de rechtbank steeds de modaliteiten (bedrag, soort, vorm …) van de zekerheid indien de schuldeiser een zekerheid moet stellen (art. 12.3 EAPO-Vo)107. Bij het bepalen van het bedrag van de

zekerheid moet de rechtbank ervoor zorgen dat het bedrag voldoende afschrikwekkend is om te zorgen dat de schuldeiser niet lichtzinnig van de EAPO-procedure gebruik zou maken. Daarnaast moet het bedrag voldoende groot zijn om de schade te dekken die de schuldenaar kan lijden door het EAPO en waarvoor de schuldeiser aansprakelijk is conform art. 13 EAPO-Vo. Om het bedrag te berekenen zal de rechter beroep doen op de nationale criteria die gebruikt worden voor gelijkaardige nationale instrumenten. De rechtbank kan daarbij het bedrag waarvoor het EAPO wordt uitgevaardigd als richtsnoer gebruiken (overw. 18 EAPO-Vo), maar moet hier omzichtig mee omspringen aangezien dit bedrag niet gelieerd is aan de mogelijke schade die een schuldenaar door het EAPO kan lijden. Daarenboven is dit bedrag vaak onvoldoende om een afschrikwekkend effect te hebben ten aanzien van de schuldeiser108.

65. De vorm van de zekerheid wordt bepaald door het nationaal recht van de lidstaat van de rechtbank waar de procedure aanhangig is. Overw. 18 EAPO-Vo geeft een bankgarantie of hypotheek als voorbeeld. Indien het gerecht een zekerheid vereist, dan informeert het gerecht de schuldeiser daarover (art. 12.3 EAPO-Vo). Het uitvaardigende gerecht mag een specifieke vorm van zekerheid eisen in overeenstemming met het nationaal recht109. Daarnaast moet het gerecht melding maken van het feit dat het EAPO wordt uitgevaardigd

wanneer de zekerheid in overeenstemming met art. 12 EAPO-Vo is gesteld.

66. De zekerheid vormt dus een garantie op schadevergoeding voor de schuldenaar indien hij schade zou lijden wegens een onterecht bankbeslag110. De schuldeiser is in principe immers aansprakelijk voor de

104 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 161-163, nrs. 12-16. 105 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 164, nr. 18. 106 WERBROUCK en TAELMAN, (2020), 5, nr. 8. 107 GIELEN en VANSWIJGENHOVEN, (2018), 150. 108 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 159-160, nrs. 4-7. 109 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 160, nr. 8. 110 SCHULPEN en VOLDERS, (2018), 13-14, nr. 23.

(29)

21 schade die een schuldenaar lijdt door een onterecht bankbeslag (art. 13.1 EAPO-Vo)111. De bewijslast van

de aansprakelijkheid van de schuldeiser rust in theorie op de schouders van de schuldenaar (art. 13.1 EAPO-Vo).

67. Art. 13.2 EAPO-Vo bevat echter vier situaties waarbij de schuldeiser verondersteld wordt aansprakelijk te zijn, behalve wanneer hij het tegenbewijs kan leveren. Ten eerste wanneer het EAPO wordt ingetrokken aangezien de schuldeiser heeft verzuimd de bodemprocedure tijdig aanhangig te maken. De schuldeiser kan het tegenbewijs leveren door aan te tonen dat de vordering is voldaan ten gevolge van een tussen de partijen getroffen schikking112. Ten tweede wanneer de schuldeiser niet de nodige stappen onderneemt om het teveel

waarop beslag is gelegd vrij te geven. Ten derde wanneer het EAPO niet of slechts voor een lager bedrag terecht is uitgevaardigd aangezien de schuldeiser gelijkwaardige nationale maatregelen, die gesteund zijn op dezelfde vordering tegen dezelfde schuldenaar, heeft verzocht en/of heeft verkregen vóór of hangende de EAPO-procedure. Ten vierde wanneer het bevel wordt ingetrokken of beëindigd aangezien de schuldeiser de verplichtingen inzake betekening, kennisgeving of vertaling niet heeft nageleefd113. Deze weerlegbare

vermoedens zullen er in de praktijk voor zorgen dat het meestal de schuldeiser zal zijn die het tegenbewijs moet leveren in plaats van dat de schuldenaar de aansprakelijkheid van de schuldeiser moet bewijzen114:

vaak zal de schuldenaar zich immers op één van de vier situaties uit art. 13.2 EAPO-Vo kunnen beroepen. 68. Art. 13.4 EAPO-Vo bepaalt dat de aansprakelijkheid van de schuldeiser geregeld wordt door het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging. Indien in verschillende lidstaten beslag is gelegd op bankrekeningen, dan wordt de aansprakelijkheid van de schuldeiser geregeld door het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging waar de schuldenaar zijn gewone verblijfplaats heeft conform Rome II of, bij gebreke daarvan, door het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging waarmee de zaak het nauwst verbonden is. De gewone verblijfplaats wordt bepaald op grond van art. 23 Rome II. Voor vennootschappen en rechtspersonen is dit de plaats van de hoofdvestiging. Indien de schadeveroorzakende gebeurtenis of de schade zich voordoet bij de exploitatie van een dochteronderneming, bijkantoor of andere vestiging, dan is de gewone verblijfplaats de plaats van die dochteronderneming, het bijkantoor of de andere vestiging. Voor natuurlijke personen in de uitoefening van hun beroep is de gewone verblijfplaats de voornaamste plaats van bedrijvigheid. Om de nauwst verbonden lidstaat van tenuitvoerlegging te bepalen, mag de rechtbank rekening houden met het bedrag waarvoor beslag gelegd is in de verschillende lidstaten (overw. 19 EAPO-Vo)115. 111 SCHULPEN en VOLDERS, (2018), 13-14, nr. 23. 112 WERBROUCK en TAELMAN, (2020), 5, nr. 9. 113 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 169-171, nrs. 10-15. 114 WERBROUCK en TAELMAN, (2020), 5, nr. 9. 115 CUNIBERTI en MIGLIORINI, (2018), 168-169, nr. 8.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als de feiten niet ernstig genoeg zijn om de jongere voor de jeugdrechter te brengen en men toch een duidelijk signaal wil geven dat de feiten niet gedoogd worden, kan het parket

Er zijn geen conclusies weergegeven over het wel of niet voordoen van in de begroting opgenomen

1 4 Kosten van leerlingenvervoer In dit artikel wordt aangegeven dat vervoer van leerlingen die wegens hun lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke handicap op ander

Artikel 1391/1 van het Gerechtelijk Wetboek , zoals ingevoegd door de wet van 18 juni 2018, bepaalt uitdrukkelijk dat het Centraal Register EAPO uitsluitend de gegevens

Door middel van het formulier dient kort gezegd informatie (en bewijsstukken) te worden verschaft over de gronden voor de bevoegdheid van de aangezochte rechter, het ingeroepen

De zorgkantoren CZ, DSW, VGZ, Zilveren Kruis en Zorg en Zekerheid moeten deze analyse snel verder scherp stellen en de zorginkoop en zorgbemiddeling zo nodig aanpassen.. De NZa

Het Instituut Financieel Recht wil hiertoe bijdragen, onder meer door de IFR-dagen: op regelmatige tijdstippen analyse en duiding bieden bij de nieuwe wetgeving, maar tevens,

• Voorwaarden en hoogte toeslag voor inwoners die langdurig zijn aangewezen op een minimuminkomen en geen uitzicht op.