• No results found

Slaapverwekkend schoolbeleid : over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Slaapverwekkend schoolbeleid : over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas"

Copied!
78
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

Slaapverwekkend schoolbeleid:

Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij

slaperige leerlingen in de klas.

Bachelorscriptie Onderwijskunde

Faculteit Maatschappij en Gedragswetenschappen Universiteit van Amsterdam

(2)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

Abstract

High schools increasingly identify sleepy pupils in their classrooms. This literature study follows up on this problem by answering the question: how can schools deal with the sleep problems of their students? An overview of articles leads to the conclusion that the sleep problems teenagers show is mostly caused by a lack of sleep and a social jetlag. In this thesis, it became clear that schools partly contribute to these sleep problems because of early start times, rules about eating breakfast in the classroom, caffeine consumption and school work. But there are measures schools can take to bypass some negative effects of these sleep problems by adjusting the daily school schedule and making it possible for

students to eat breakfast at school. Finally, it became clear how schools can have a positive effect on the sleep habits of their students with sleep education and

physical exercise. This study showed how schools can contribute to the healthy sleep habits of their students and how national institutions can support schools in this task.

(3)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

Inhoudsopgave

Abstract 2

Inhoudsopgave 3

1. Inleiding 4

2. Methode 6

3. Hoe slaap werkt 8

3.1 Algemene slaapprocessen 8

3.2 Voorwaarden voor goede slaap 13

3.3 Te weinig slaap 15

Conclusie 16

4. Slaapproblemen bij adolescenten 19

4.1 Welke slaapproblemen spelen bij adolescenten? 19

4.2 Slaap en schoolprestaties 22

Conclusie 27

5. Bijdrage van school aan slaapproblemen 29

5.1 Schoolstarttijd 29

5.2 Doordeweeks ontbijten 31

5.3 Cafeïne 34

5.4 Schoolwerk 38

Conclusie en aanbevelingen 41

6. Maatregelen om impact op schoolprestaties te minimaliseren 44

Conclusie en aanbevelingen 47

7. Mogelijke positieve invloed op de slaapgewoonten van adolescenten 48

7.1 Slaaponderwijs 48

7.2 Lichamelijke beweging 53

Conclusie en aanbevelingen 54

(4)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

1. Inleiding

Leerlingen zijn vaker absent, komen regelmatig te laat en hebben tijdens de les moeite om wakker te blijven als ze te weinig of slecht slapen (Johansson, Petrisko & Chasens, 2016). Het percentage adolescenten dat minimaal zeven uur per nacht slaapt is de afgelopen twintig jaar structureel afgenomen (Keyes, Moslowsky, Hamilton & Schulenberg, 2015). Deze trend is zorgwekkend, omdat de effecten van te weinig slaap op de cognitie al zichtbaar worden bij dertig minuten minder slaap per nacht dan nodig is (Sadeh, Gruber & Raviv, 2003). Scholen zien de afname van de slaapduur bij adolescenten terug in een toename van slaperige leerlingen in klas (Gradisar, Gardner & Dohnt, 2011).

Voor de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Amsterdam (GGD) is dit aanleiding geweest om slapen op te nemen als thema in de Gezonde School-aanpak (Boschloo, Krabbendam, Dekker, Lee, De Groot & Jolles, ingediend voor publicatie; Stroebele, McNally, Plog, Siegfried & Jo, 2013). De GGD maakt zich in toenemende mate zorgen om het groeiende slaaptekort bij adolescenten

(Johansson et al., 2016; Gezondheid in Beeld Amsterdam, 2016). De Gezonde school is vanuit de GGD opgezet om structureel schoolgezondheidsbeleid te ondersteunen (Leurs, Jansen, Schaalma, Mur-Veeman & De Vries, 2005). In een systeem waarin scholen worden beoordeeld op de prestaties van hun leerlingen, door zowel toezichthoudende instanties als ouders en toekomstige leerlingen, zijn de slaapproblemen ook problematisch voor de onderwijsorganisatie. Scholen hebben dus belang bij het welzijn en functioneren van leerlingen. Daarbij zijn zij

(5)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

ook in de gelegenheid om de gezondheid van hun leerlingen positief te

beïnvloeden. Zo brengen leraren voor een langere periode structureel tijd met hun leerlingen door en zijn adolescenten ook voor langere tijd onder de hoede van scholen (Michael, Merlo, Basch, Wentzel & Wechler, 2015).

Helaas ontbreekt het voor scholen op dit moment aan een overzicht van effectieve maatregelen die het slaapprobleem van adolescenten integraal aanpakken (Blunden & Rigney, 2015). In deze scriptie wordt in deze lacune voorzien door de maatregelen te inventariseren die middelbare scholen kunnen nemen om te reageren op de toegenomen slaapproblemen. Daarbij staat de vraag centraal hoe middelbare scholen kunnen omgaan met de slaapbehoeften van leerlingen om schoolsucces te stimuleren. Scholen kunnen op drie manieren invloed hebben op slaapproblemen: zij kunnen slaapproblemen veroorzaken of in de hand werken, goed slaapgedrag stimuleren en slecht slaapgedrag ontmoedigen en ten slotte kunnen scholen beleid ontwikkelen dat gericht is op het

minimaliseren van het effect van slaapproblemen op schoolprestaties. Deze maatregelen worden onderzocht met behulp van de volgende vragen:

1. Welke slaapproblemen hebben adolescenten?

2. Welke verklaringen van de slaapproblemen bij adolescenten zijn school gerelateerd?

3. Welke maatregelen kunnen scholen nemen om te voorkomen dat de schoolprestaties lijden onder de slaapproblemen van leerlingen? 4. Hoe kunnen scholen de slaapgewoonten van adolescenten positief

(6)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

2. Methode

Voor deze scriptie is systematisch naar literatuur gezocht in de zoekmachine PsycINFO voor wetenschappelijke publicaties naar de domeinen die in de

deelvragen worden onderzocht. Daarbij zijn de gebruikte termen ook ingevoerd in Google Scholar en ERIC. Bij de gevonden bruikbare studies is ook naar de

literatuurlijst en citaten gekeken om andere relevante studies te vinden.

Voor de eerste deelvraag naar de slaapproblemen die bij adolescenten spelen zijn de volgende kernwoorden gebruikt “Sleep AND Adolescents”, “Adolescents AND Bedtime”, “Circadian rhythm AND Adolescents” en “Sleep behaviour AND adolescents”. Voor de effecten van slaap op de schoolprestaties is gezocht op “Sleep AND Memory”, “Sleep AND Grades AND Adolescents” en “Sleep AND Functioning AND Adolescents. Dit leverde diverse studies op die ook gebruikt konden worden bij het beantwoorden van de volgende deelvragen. De zoektermen voor het beantwoorden van de volgende deelvragen zijn deels gebaseerd op basis van de gevonden literatuur voor het beantwoorden van de eerste deelvraag. Voor de vraag welke verklaringen van de slaapproblemen bij adolescenten school gerelateerd zijn, gezocht naar “School Start Time”, “School AND Sleep AND Adolescents”, “Caffeine AND Adolescents” en “Technology use AND Sleep AND Adolescents”.

Om de vraag te beantwoorden welke maatregelen scholen kunnen nemen om te voorkomen dat slaapproblemen van leerlingen te vermijden is veel van de eerder gevonden literatuur gebruikt. Aanvullende informatie is gezocht met de

(7)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

zoektermen “School AND Prevention AND Sleep Problems AND Adolescents”. Voor de laatste deelvraag is gezocht naar “School AND Sleep Education” en “School AND Physiscal Activity AND Sleep”. Voor het beantwoorden van de laatste deelvraag is ook veel van de eerder gevonden literatuur gebruikt.

Bij het selecteren van literatuur is rekening gehouden met de vertaalbaarheid naar de Nederlandse context. Studies uit de Verenigde Staten (VS) waarbij

bijvoorbeeld enkel naar de relatie tussen slaap, school en etniciteit is gekeken, zijn buiten beschouwing gelaten omdat de etnische diversiteit in de VS niet

vergelijkbaar is met de Nederlandse etnische diversiteit. Daarnaast is gekeken naar de leeftijd van de deelnemende participanten. Participanten van de artikelen die in deze scriptie zijn verwerkt, zijn tussen de twaalf en achttien jaar oud. Wanneer te weinig studies beschikbaar waren in deze leeftijdscategorie zijn studies met oudere participanten geïncludeerd. Bij studies met een vergelijkbare onderzoeksvraag is voorrang gegeven aan meta-analyses, studies met een recentere publicatiedatum en de grootte van de steekproef.

(8)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

3. Hoe slaap werkt

Voordat antwoord gegeven kan worden op de vraag hoe scholen kunnen omgaan met de slaapbehoeften van hun leerlingen, is het nodig om te begrijpen hoe slaap in zijn algemeenheid werkt. In dit hoofdstuk wordt daarom nader ingegaan op algemene slaapprocessen (paragraaf 3.1), zoals de regulatie van slaap en de benodigde hoeveelheid slaap. Ook zal in dit hoofdstuk antwoord worden gegeven op de voorwaarden voor een goede slaap (paragraaf 3.2). Ten slotte wordt kort besproken hoe te weinig slaap zich manifesteert (paragraaf 3.3). Deze drie paragrafen fungeren als de basis waar de overige hoofdstukken op voortbouwen.

3.1 Algemene slaapprocessen

2-procesmodel van slapen

Bij de regulatie van waken en slapen spelen, volgens het twee-procesmodel van slaap, twee verschillende processen een belangrijke rol: het homeostatische proces van slaapdruk, Proces-S, en het circadiane ritme, Proces C. Het circadiane ritme en het homeostatische systeem van de slaapdruk werken samen om de

hoeveelheid slaap per dag te reguleren (Borbély, Daan, Wirz-Justice & Deboer, 2016). Deze twee processen zijn continu met elkaar in interactie om de slaap te reguleren. Wanneer de systemen niet goed op elkaar zijn afgesteld, heeft dit invloed op de samenstelling van de slaap en het functioneren van deze twee systemen. Dit kan slaaptekort en andere slaapproblemen tot gevolg hebben (Borbély et al., 2016).

(9)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

Onder Proces S wordt de druk om te slapen verstaan. Deze druk neemt toe naarmate een individu langer wakker is. Na een periode van slaap neemt deze druk weer af. Niet het moment op de dag, maar de duur en hoeveelheid van de slaap- of waaktoestand reguleert dit proces. Prestaties hangen negatief samen met de duur van de wakkere toestand en de mate van slaaptekort. Door de regulatie van slaapdruk herstelt het functioneren weer tijdens de slaap (Wright, Lowry & Lebourgeois, 2012). De snelheid waarin de slaapdruk volledig wordt afgebouwd bepaalt per individu hoeveel slaap per nacht nodig is.

Proces C beschrijft een dagelijks ritme van slaapneigingen. De

suprachiasmatische kern (SK), de centrale klok van het brein, reguleert onder andere de melatonineproductie om het moment van alertheid en slaap te plannen (Borbély in Carskadon, 2011). Het tijdstip waar de SK op afgesteld staat, wordt beïnvloed door zowel genetische als omgevingsfactoren. De belangrijkste

omgevingsindicatoren voor de SK zijn licht, omgevingstemperatuur, beweging en eetmomenten (Wright et al., 2012; Reutrakul & Knutson, 2015).

Samen reguleren Proces S en Proces C de slaap- en waaktoestanden. Proces C zorgt ervoor dat het mogelijk is om weer in slaap te vallen als de

nachtrust verstoord wordt. Proces S maakt het juist mogelijk om ook op een ander moment dan ‘s nachts te slapen als de slaapdruk te hoog is of wakker te worden in de nacht als dat nodig blijkt (Borbély et al., 2016). Deze systemen werken

optimaal als er sprake is van een dagelijkse routine en regelmaat (Wright et al., 2012; Reutrakul & Knutson, 2015).

(10)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

Chronotype

Individuele verschillen in het tijdstip waarop de interne klok afgesteld staat, zijn te vinden in een uitgesproken gevoel van alertheid in de ochtend tot een

uitgesproken gevoel van alertheid in de avond en alles daartussenin (Natale & Cicogna, 2002). Op welk moment van de dag de alertheid piekt, wordt beschreven met het chronotype. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen ochtend-,

intermediaire-, en avondtype (Natale & Cicogna, 2002). Voor extreme

avondmensen kan het piekmoment van alertheid rond 23:00 zijn waar het voor extreme ochtendmensen rond 8:00 valt. In de regel gaan avondmensen daardoor later naar bed dan ochtendmensen. Het chronotype is afhankelijk van biologische factoren, zoals leeftijd en genetische aanleg en van omgevingsfactoren, zoals licht en vaste eetmomenten (Carskadon, Acebo & Jenni, 2004; Crowley, Acebo & Carskadon, 2007).

In de puberteit vindt er een verschuiving plaats van het chronotype ‘ochtendmens’ naar ‘avondmens’ (Andrade, Benedito-Silva, Domenice, Arnhold & Menna-Barreto, 1993). Deze verschuiving wordt ook wel gezien als het startsein van de puberteit. De verschuiving begint gemiddeld rond twaalfjarige leeftijd en is op het hoogtepunt rond het achttiende en negentiende levensjaar (Randler & Frech, 2009; Fischer, Lombardi, Marucci-Wellman & Roenneberg, 2017). Adolescenten hebben door deze ontwikkeling de gehele periode in het voortgezet onderwijs de neiging om later naar bed te gaan. Deze trend is zichtbaar bij adolescenten wereldwijd (Gradisar, Gardner & Dohnt, 2011, Bartel, Gradisar & Williamson, 2015).

(11)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

Adolescenten kunnen worden opgedeeld in drie chronotypen: ochtend, intermediair en avond. Uit een studie van Urbán, Magyaródi en Rigó (2013; N = 2565; M leeftijd = 15.3; SD = 0.56) blijkt dat ongeveer de helft van de

adolescenten in de intermediaire categorie te vallen. Rond de 30% van de

adolescenten kan worden gecategoriseerd als een ochtendchronotype en zo’n 18% heeft een sterke neiging tot avondmens. Naarmate de puberteit vordert blijft de verdeling verschuiven van het ochtendchronotype naar het intermediaire- en avondchronotype en wordt vroeg opstaan lastiger voor veel adolescenten (Fischer et al., 2017).

Slaapduur

Het is onduidelijk hoe de optimale slaapduur op individueel niveau vastgesteld moet worden (Blunden & Galland, 2014). Aan de hand van een literatuurstudie en een expertpanel is de National Sleep Foundation gekomen op een range van acht tot tien uur per nacht voor adolescenten tussen de veertien en zeventien jaar (Hirshkowitz, et al., 2015). Daarentegen komen Eide en Showalter (2012; N = 2 907) op 7.02 en 7.35 uur voor zestienjarigen door te kijken naar de relatie tussen aantal uren slaap en prestaties op gestandaardiseerde toetsen.

Een andere manier om achter de slaapbehoefte van adolescenten te komen, is door te kijken naar de hoeveelheid slaap op vrije dagen. In een Australische studie is gekeken naar het verschil in slaapduur van adolescenten tussen de vijftien en achttienjaar tijdens vakantie- en schooldagen (Warner, Murray & Meyer, 2008; N = 380, M leeftijd = 16.04, S.D. = .63). Op vrije dagen wordt doordeweeks een slaapduur van gemiddeld 9.12 uur gerapporteerd (S.D. = 1.26). Op schooldagen

(12)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

neemt dit af naar gemiddeld 7.55 uur slaap per nacht (S.D. = 0.52). In het weekend blijft de hoeveelheid slaap per nacht gelijk tussen vakantie- en schoolperiodes (M vakantie = 8.53, S.D. = 1.31, M school = 8.51, S.D. = 1.41). In een meta-analyse van Gradisar et al., (2011; N = 41) komt naar voren dat Europeaanse adolescenten in het weekend gemiddeld 10 uur per nacht slapen.

Daarbij lijkt gedurende de gehele puberteit het aantal uur slaap in het weekend gelijk te blijven (Russo, Bruni, Lucidi, Ferri & Violani, 2007). Er wordt wél een negatief lineair verband gevonden tussen de hoeveelheid slaap doordeweeks en de leeftijd: hoe ouder hoe minder uur slaap per nacht. Dit kan een indicatie zijn dat adolescenten dezelfde hoeveelheid slaap nodig hebben als schoolgaande kinderen, maar doordeweeks niet in de omstandigheden verkeren waar ze de benodigde hoeveelheid uren kunnen slapen (Randler & Frech, 2009). De aanbevolen hoeveelheid slaap voor adolescenten zou in dat geval meer naar de negen tot dertien uur per nacht neigen dan de acht tot tien uur die momenteel gehanteerd wordt (Hirshkowitz, et al., 2015).

Al met al is het dus nog niet precies duidelijk hoe de optimale hoeveelheid slaap gedefinieerd moet worden. Gezien de autoriteit van de NSF en de vele betrokken experts bij het opstellen van het advies zal in deze scriptie zal het advies van de NSF worden aangehouden wanneer gesproken wordt over de optimale hoeveelheid slaap. Volgens een studie van de Hersenstichting voldoet negentig procent van de Nederlandse adolescenten aan de ondergrens van dit advies met een gemiddelde van acht uur slaap per nacht (Leeftijd range: 14 - 17). Dat een slaapduur van acht uur per nacht de naar alle waarschijnlijkheid ruime

(13)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

ondergrens betreft wordt ook duidelijk doordat in dezelfde studie naar voren komt dat bijna de helft van de pubers ’s ochtends niet uitgerust wakker wordt. Daar komt bij dat tien procent van de adolescenten tussen de veertien en zeventienjaar minder dan 6,5 uur slaapt (Factsheet Resultaten Slaaponderzoek Hersenstichting, 2017). Bij het definiëren van de optimale slaap wordt naast slaapduur ook

gekeken naar andere variabelen. Daar zal in de volgende paragraaf nader op worden ingegaan.

3.2 Voorwaarden voor goede slaap

Slaapkwaliteit

Bij een goede slaapkwaliteit is er sprake van ‘efficiënte’ slaap waarbij een

individu zonder bewuste onderbrekingen slaapt en het slaapgedrag aansluit op het circadiane ritme (Bonnet, 1986). De slaapkwaliteit kan door middel van

zelfrapportage gemeten worden aan de hand van de volgende componenten: subjectieve slaapkwaliteit, duur van in slaap vallen, de slaapduur, efficiëntie van de tijd in bed besteed, slaaponderbrekingen, gebruik van slaapmedicatie en

functioneren overdag (Buysse, Reynolds, Monk, Berman & Kupfer, 1988). Samen geven deze componenten inzicht in de slaapkwaliteit van een individu. Slaapduur en slaapkwaliteit refereren dus naar aparte constructen. Waarbij de slaapduur slechts een element is van de slaapkwaliteit. Beide hebben wel invloed op de subjectieve slaperigheid (Blunden & Galland, 2014).

(14)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

Slaaphygiëne

Om een goede slaapkwaliteit te realiseren is het belangrijk dat er sprake is van een goede slaaphygiëne (Blunden & Galland, 2014). Slaaphygiëne beschrijft gedrag dat goede slaap en het functioneren overdag bevordert (Noland, Price, Drake & Telljohann, 2009). Een goede slaaphygiëne bestaat onder andere uit regelmatige bed- en wektijden, beperking van middagdutjes, voorkomen van wakker liggen in bed, ontspannen voor het slapen gaan, beperking van de cafeïneconsumptie voor het slapen en het vermijden van nicotine, alcohol en slaappillen. Een gunstige slaapomgeving waar het schoon, stil, koel en donker is, is ook een belangrijk onderdeel van de slaaphygiëne. In een goede slaapomgeving wordt het bed bovendien alleen gebruikt om te slapen en is de slaapomgeving vrij van stoorzenders (Bartel et al., 2015).

Storfer-Isser, LeBourgeois, Harsh, Trompsett en Redline (2013) vinden een samenhang van een goede slaaphygiëne met een langere slaapduur (r = 0.16; p < .01), een efficiëntere slaap (r = 0.12; p < .05) en minder slaperigheid overdag (r = -0.26; p < .001). Adolescenten met een goede slaaphygiëne slapen gemiddeld 30 minuten langer dan adolescenten met de slechtste slaaphygiëne. Zodoende wordt een goede slaaphygiëne gezien als een van de belangrijkste protectieve factoren voor optimale slaap (Bartel et al., 2015).

(15)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

3.3 Te weinig slaap

Slaapschuld

Wanneer niet aan de slaapbehoefte voldaan is, ontstaat er een slaaptekort. Een slaaptekort dat zich over meerdere nachten opbouwt, wordt beschreven als de slaapschuld. De slaapschuld betreft de opgetelde uren aan slaaptekort ten opzichte van de individuele dagelijkse slaapbehoefte (Fallone, Owens & Deane, 2002). Zo komt in de studie van Lo, Ong, Leong, Gooley en Chee (2016) naar voren dat bij een slaapmanipulatie van maximaal vijf uur slaap in plaats van negen uur slaap voor zeven nachten, de prestaties stapsgewijs verslechteren. Na twee

herstelnachten van negen uur slaap, de start conditie, zijn de prestaties door slaaptekort niet teruggekeerd naar het start niveau. Er is dus meer slaap nodig dan de normale slaapbehoefte om een slaapschuld af te lossen. Wel is er een

individuele variantie in de mate waarin een individu gevoelig is voor slaaptekort (Fallone et al., 2002). Dit maakt het onmogelijk om een ‘hoge’ slaapschuld in absolute termen te definiëren.

Er is sprake van een hoge slaapschuld wanneer er sprake is van

slaperigheid overdag, slechter functioneren door slaperigheid en de behoefte om slaap in te halen door bijvoorbeeld meer slaapuren in het weekend of dutjes overdag. Een hoge slaapschuld in termen van excessieve slaperigheid overdag, resulteert in gedragsproblemen, stemmingsproblemen en concentratievermogen (Fallone et al., 2002). Daarbij heeft ieder uur slaaptekort op individueel niveau een gelijke invloed op de slaapschuld en het functioneren overdag (Van Dongen, Rogers & Dinges, 2003). Door een maximum aan de hoeveelheid uur die binnen

(16)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

24 uur geslapen kan worden, is het waarschijnlijk dat een hoge slaapschuld over meerdere dagen afgelost wordt (Klerman & Dijk, 2005).

Subjectieve slaperigheid

Een andere manier om de slaapbehoefte te onderzoeken, is door te kijken naar de subjectieve slaperigheid (Blunden & Galland, 2014). Cohen-Zion en Shiloh (2017) vinden een verband (r = -.32, p < .001) tussen de subjectieve slaperigheid en kortere slaapduur doordeweeks. De subjectieve slaperigheid kan in kaart worden gebracht door middel van de Pediatric Daytime Sleepiness Scale (PDSS) waarbij gevraagd wordt naar de mate van slaperigheid overdag, alertheid, moeite met opstaan in de ochtend en of je zelf het idee hebt meer slaap nodig te hebben (Drake, Nickel, Burduvali, Rothe, Jefferson & Badia, 2003). In de meta-analyse van Dewald et al., (2010) worden aanwijzingen gevonden dat de subjectieve slaperigheid gedurende de puberteit toeneemt. Halverwege de puberteit

rapporteren adolescenten een hogere subjectieve slaperigheid dan aan de start van de puberteit (Dewald et al., 2010). Dit doet vermoeden dat deze leeftijdsgroep systematisch te weinig slaapt.

Conclusie

In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste onderdelen van slaap gedefinieerd. Met behulp van het twee-procesmodel van slaap is duidelijk geworden hoe de toestand van slapen en waken wordt gereguleerd. Wanneer het proces van slaapdruk en het circadiane ritme goed op elkaar zijn afgesteld, val je makkelijk in slaap en word je uitgerust wakker. Op welke momenten je slaperig dan wel alert bent, wordt

(17)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

beschreven met het chronotype. In de puberteit vindt een verschuiving plaats van ochtend naar avondchronotype. Deze chronotype-verschuiving is een mogelijke verklaring voor de afname in de slaapduur die in de puberteit plaatsvindt.

Ondanks deze afname zijn er aanwijzingen dat adolescenten net zoveel uur slaap nodig hebben als schoolgaande kinderen. In deze scriptie wordt het advies van de NSF aangehouden van acht tot tien uur slaap voor adolescenten tussen de veertien en zeventien jaar.

Bovendien is er voor optimale slaap meer nodig dan de aanbevolen slaapduur. Er moet ook sprake zijn van een hoge slaapkwaliteit waarbij er sprake is van onder andere een dagelijkse routine met vaste bed-, wek- en eettijden, slaapritme dat aansluit op het circadiane ritme en geen verstoringen van de slaap (Hirshkowitz, et al., 2015, Bartel et al., 2015; Buysse et al., 1988). Wanneer niet aan de slaapbehoefte wordt voldaan, wordt een slaapschuld opgebouwd. Bij een hoge slaapschuld zijn er meerdere nachten nodig om de slaapschuld af te lossen. Van een hoge slaapschuld is sprake wanneer een individu veel slaperigheid overdag en een verslechtering van het functioneren door slaapgebrek ervaart en wanneer er de behoefte is om slaap in te halen.

Desondanks moet in ogenschouw worden genomen dat de definitie van optimale slaap niet optimaal is door gebrek aan consensus in de beschikbare literatuur. Er is daarom meer onderzoek nodig over hoe optimale slaap bij adolescenten gedefinieerd moet worden (Blunden & Galland, 2014). Zo is de aanbeveling van de NSF opgesteld door een team van experts op basis van bestaande literatuur, maar deze aanbeveling is niet onderworpen aan grootschalig

(18)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

klinisch onderzoek. Daarbij zijn de resultaten van onderzoeken die de slaapduur doordeweeks en in het weekend met elkaar vergelijken mogelijk besmet doordat in het weekend ook de slaapschuld wordt afgelost. Bovendien is de discrepantie tussen de uitkomsten van Gradisar et al., (2012), de NSF (Hirshkowitz, et al., 2015) en Eide en Showalter (2012) erg groot. Mogelijk berusten deze

uiteenlopende adviezen op toevallige verschillen in de steekproef, gezien de variantie in de slaapbehoefte van individuen.

(19)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

4. Slaapproblemen bij adolescenten

Nu meer duidelijk is over hoe slaap in zijn algemeenheid werkt, is het mogelijk om de slaapproblemen die bij adolescenten spelen te bespreken. In het vorige hoofdstuk is al besproken hoe er in puberteit een verschuiving van het chronotype plaatsvindt, maar dit is niet de enige ontwikkeling die in deze levensfase voor slaapproblemen zorgt. In dit hoofdstuk wordt besproken hoe ontwikkelingen in de puberteit zorgen voor slaperige leerlingen in de klas (paragraaf 4.1).

Daarbij zal voornamelijk stilgestaan worden bij de uitkomsten van

slaapproblemen. In volgende hoofdstukken worden oorzaken van slaapproblemen besproken waar de school invloed kan hebben. Oorzaken waar school geen invloed op heeft, worden in deze scriptie buiten beschouwing gelaten. Als meer duidelijk is over de slaapproblemen die bij adolescenten spelen, wordt ook besproken hoe deze slaapproblemen de schoolprestaties beïnvloeden (paragraaf 4.2).

4.1 Welke slaapproblemen spelen bij adolescenten?

Slaaptekort

Het is een wereldwijde trend dat de hoeveelheid slaap op schooldagen afneemt met de leeftijd (Gradisar et al., 2011). Door de chronotype-verschuiving hebben adolescenten de neiging om later naar bed te gaan. Door de schoolstarttijden schuift het tijdstip van de wekker doordeweeks niet mee. Zo neemt de hoeveelheid slaap per nacht doordeweeks af en ontstaat er een slaapschuld. De slaapbehoefte

(20)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

van adolescenten blijft naar alle waarschijnlijkheid gelijk tot het achttiende levensjaar. Zo krijgen adolescenten, in het bijzonder degenen met een

avondchronotype, doordeweeks minder uur slaap dan ze nodig hebben (Keyes et al., 2015).

Het weekend lijkt het moment te zijn waarop adolescenten hun

opgebouwde slaaptekort inhalen (Russo et al., 2007). Nadeel hiervan is dat de discrepantie tussen aantal uur slaap in het weekend en doordeweeks toeneemt naarmate leerlingen ouder worden, wat weer zorgt voor andere fenomenen die het slaapprobleem verergeren, namelijk een sociale jetlag en toename in de neiging tot een avondchronotype (Laberge et al., 2001; Kirby, Maggi & D’Angiulli., 2011). Slaapproblemen nemen daardoor toe naarmate adolescenten ouder worden (Gradisar et al., 2014).

Sociale jetlag

Wanneer een routine met vaste bed- en wektijden doordeweeks en in het weekend ontbreekt, kan een sociale jetlag ontstaan (Fallone et al., 2002). De sociale jetlag beschrijft een verschil in tijdstip tussen de interne en sociale klok. Dit is vergelijkbaar met de jetlag die bekend is van het reizen door verschillende tijdzones. Doordat de interne tijd niet staat afgesteld op het tijdstip dat in de buitenwereld wordt aangehouden, sluiten bijvoorbeeld eet- en slaapmomenten niet aan op het circadiane ritme (Wittman, Dinich, Merrow & Roenneberg, 2006). Al bij dertig minuten verschil tussen doordeweekse bedtijden en de bedtijd in het weekend neemt het risico op slaapproblemen toe (Fallone et al., 2002). In de

(21)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

analyse van Smarr en Schirmer (2018) komt naar voren dat zo’n zestig procent van de leerlingen een dagelijkse sociale jetlag van meer dan dertig minuten heeft.

Het verschil tussen de wektijd doordeweeks en in het weekend heeft meerdere verklaringen. Een van de verklaringen is de chronotype-verschuiving en de bijkomende behoefte om later naar bed te gaan en later op staan. Doordeweeks wordt dit ritme verhinderd door de schoolstarttijden, maar in het weekend kan dit ritme wel aangehouden worden. Daar komt bij dat adolescenten door de

chronotype-verschuiving een slaapschuld opbouwen die ingelost wordt door in het weekend uit te slapen. De wekker gaat daardoor doordeweeks een stuk eerder dan in het weekend (Zerbini et al., 2017). Dit zorgt ervoor dat het proces van

slaapdruk en het circadiane ritme niet op elkaar staan afgesteld wat resulteert in een sociale jetlag.

Daarbij kan de timing van het ontbijt ook een rol spelen. Wanneer de timing van maaltijden niet overeenkomt met het ritme van de dag kan dit zorgen voor een toename van de sociale jetlag: het tijdstip van de interne klok wordt niet gesynchroniseerd met het tijdstip van de sociale klok. De sociale jetlag zorgt er weer voor dat de spijsvertering later op gang komt, wat ’s ochtends vroeg ontbijten weer lastiger maakt (Reutrakul & Knutson, 2015).

Wat ook meespeelt bij het ontstaan van een sociale jetlag, is dat de

ouderlijke invloed in de loop van de puberteit afneemt. De afname van ouderlijke invloed is onder andere te zien in de mate waarin ouders bepalen hoe laat hun kind naar bed gaat en ’s ochtends opstaat. Naarmate pubers ouder worden, neemt de regulatie van bedtijden lineair af. Op dertienjarige leeftijd wordt de bedtijd nog bij

(22)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

33% van de adolescenten bepaald door de ouders, waar dit voor een zestienjarige nog maar voor 13% geldt. Vanaf de zeventiende verjaardag verdwijnen de bedtijden bepaald door ouders bijna helemaal (Short et al., 2011; Randler, Bilger & Díaz-Morale, 2009).

Uit een meta-analyse van Bartel et al., (2015) wordt het bepalen van bedtijden door de ouders gezien als een belangrijke protectieve factor voor adolescenten hun slaap. Wanneer ouders bedtijden bepalen gaan adolescenten eerder naar bed, slapen ze langer, zijn ze overdag alerter, voelen ze zich overdag minder moe en neemt de neiging van het ontwikkelen van een (extremer)

avondchronotype af (Bartel et al., 2015; Randler et al., 2009). De afspraken die ouders maken met hun kind over de bedtijden kunnen slaapgewoonten van adolescenten verbeteren, maar het is niet genoeg om het slaapprobleem van adolescenten volledig mee op te lossen (Chung, Chan, Lam, Lai & Yeung, 2017).

4.2 Slaap en schoolprestaties

Uit de beschreven onderzoeken wordt duidelijk dat slaap, zowel in termen van kwaliteit als kwantiteit, belangrijk is voor cognitieve prestaties. Dit komt doordat slapen invloed heeft op bijvoorbeeld het geheugen, de aandachtsspanne,

leervaardigheden en executieve functies (Shochat, Cohen-Zion & Tzischinski, 2014). Slaaptekort zorgt ook voor meer absentie en te laat komen, wat resulteert in lagere prestaties, simpelweg doordat leerlingen minder uur onderwijs volgen (Randler & Frech, 2009; Goldstein, Hahn, Hasher, Wiprzycka & Zelazo, 2007). In deze paragraaf wordt besproken hoe de relatie tussen slaap en schoolprestaties

(23)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

werkt en op welke soorten prestaties slaap impact heeft. In de literatuur komen drie belangrijke vormen van slaapproblemen naar voren: slaperigheid overdag, slaaptekort en de sociale jetlag. Ondanks dat deze vormen slaapproblemen met elkaar samenhangen, worden ze in bestaande onderzoeken als aparte constructen behandeld. Zodoende zullen deze slaapproblemen ook in deze scriptie apart van elkaar behandeld worden. Voor elk van deze drie slaapproblemen zal nader toegelicht worden hoe ze volgens bestaande literatuur prestaties beïnvloeden.

Slaperigheid overdag

In Roeser, Schlarb en Kubler (2013) wordt een associatie gevonden tussen schoolprestaties en zowel meer slaperigheid overdag (r = -.21; p < .001) als een afname in de motivatie om te leren (r = -.17; p < .002). Daarbij lijkt slaperigheid overdag een negatieve invloed te hebben op de motivatie van leerlingen om leerdoelen te stellen (r = -.26; p < .001). Het stellen van leerdoelen (r = -.27; p < .001) en motivatie om te leren (r = .21; p < .001) hangen samen met de

schoolprestaties. Slaperigheid overdag speelt zo mogelijk een kleine mediërende rol in de relatie tussen chronotype en prestaties (Roeser, Schlarb & Kubler, 2013).

Ook in het onderzoek van Dewald et al., (2006; N = 19 530) wordt een verband gevonden tussen een lagere slaperigheid en betere schoolprestaties (r = -.133; p < .001). Dit beeld komt ook naar voren in het onderzoek van Cohen-Zion en Shiloh (2017; N = 190; Leeftijd range = 15 - 18) waarin een associatie is gevonden tussen lagere cijfers en hogere slaperigheidscores (r = -.19; p = .012). Mogelijk komt dit doordat leerlingen die overdag slaperigheid ervaren, meer problemen met zelfregulatie riskeren en daardoor meer moeite hebben om aan

(24)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

school te werken (Cohen-Zion & Shiloh, 2017). Slaperigheid lijkt dus op diverse manieren indirect samen te hangen met de schoolprestaties. Ondanks dat de effecten van slaperigheid op de schoolprestaties afzonderlijk klein zijn, kan alles bij elkaar genomen wel wezenlijk van invloed zijn op het functioneren en

presteren van leerlingen.

Schoolprestaties met een slaapschuld

Bij het in kaart brengen van de effecten van slaaptekort op de prestaties kan gekeken worden naar de effecten van totale slaapdeprivatie over meerdere nachten waarmee een chronisch slaaptekort gesimuleerd kan worden. Dit komt voort uit de bevinding dat chronisch slaaptekort optelt doordat een opgebouwde slaapschuld over meerdere dagen afgelost moet worden (Klerman & Dijk, 2005). Echter, wegens ethische bezwaren is er weinig onderzoek beschikbaar naar de effecten van een chronisch slaaptekort of totale slaapdeprivatie bij adolescenten. In verband met het beperkte aantal onderzoek bij adolescenten zal in deze scriptie daarom zowel naar de effecten van acuut slaaptekort bij adolescenten worden gekeken als naar de effecten van absolute slaaptekort op de prestaties bij

volwassenen. Ondanks dat deze resultaten niet één op één vertaald kunnen worden naar de situatie bij adolescenten, geven ze wel een waardevol inzicht in de

mogelijke effecten. Zo komen de bevindingen van het effect van beperkte slaaprestrictie bij adolescenten op de prefrontale cortex overeen met de bevindingen bij volwassenen (Kopasz, Loessl, Hornyak, Riemann, Nissen, Piosczyk & Voderholzer, 2010).

(25)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

In de meta-analyse van Lim en Dinges (2010) is naar studies gekeken naar het effect van 24 tot 48 uur slaaptekort bij volwassenen op prestaties. Bij deze mate van slaaptekort wordt groot negatief effect op simpele aandachtstaken gevonden door uitval (r = 0.762, S.D. = 0.095, p < .001) en reactietijd (r = -0.732, S.D. = 0.072, p < .001). Simpele aandachtstaken zijn onderzocht aan de hand van visuele of auditieve taken. Bij simpele aandachtstaken is niet gekeken naar accuraatheid, maar wanneer dat mee wordt genomen is er een middelgroot effect gevonden (r = -0.479, S.D. = 0.082, p < .001). Ook voor de reactietijd bij aandachtstaken blijkt dat slaap een middelgroot negatief effect heeft (r = -0.312, S.D. = 0.059, p < 0.001). Wanneer wordt gekeken naar de verwerkingssnelheid wordt een vergelijkbaar effect voor de reactietijd gevonden (r = -0.302, S.D. = 0.082, p < .001).

Bij adolescenten zijn soortgelijke onderzoeken uitgevoerd, maar dan bij een slaaprestrictie van een maximaal aantal uur slaap per nacht. In de

experimentele studie van Lo et al., (2016; N = 56, leeftijd range = 15 - 19) komt naar voren dat bij een slaaprestrictie van maximaal vijf uur slaap voor zeven nachten de aandachtspanne, werkgeheugen, executive functies stapsgewijs verslechtert en de subjectieve slaperigheid toeneemt. Afhankelijk van welk meetinstrument voor het meten van de aandachtspanne wordt gebruikt, heeft slaaptekort een middelgroot effect (Sustained Attention to Response Task f 2 =

0.20) tot groot effect (Psychomoter Vigilance Task f 2 = 1.48) op de

aandachtsspanne. Naar het werkgeheugen wordt gekeken met behulp van de Verbal n-back tasks waarbij slaaptekort ook een groot negatief effect heeft op de

(26)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

prestaties (f 2 = 0.63). Wanneer naar de verwerkingssnelheid wordt gekeken met

behulp van de Mental Arithmetic Test (MAT; f 2 = 1.14) en de Symbol Digit

Modalities Test (SDMT; f 2 = 0.72) blijkt ook dat slaaprestrictie een groot negatief

effect heeft. Opvallend genoeg is het gevonden effect van de slaaprestrictie op de subjectieve slaperigheid in deze studie middelgroot ( f 2 = 0.50). Dit heeft er

mogelijk mee te maken dat er sprake is van een plafond effect: na een bepaalde mate van slaperigheid is het niet mogelijk om je nog slaperiger te voelen.

Ook in de reviewstudie van Curcio, Ferrara en Gennaro (2006; N = 4 175) komt naar voren dat door slaaptekort diverse cognitieve processen achteruit gaan, academische prestaties lager uitvallen en gedragsproblemen toenemen. Leerlingen met te weinig slaap rapporteren ook meer internaliserende en externaliserende gedragsproblematiek. Dit uit zich onder andere in woede tegenover zichzelf en anderen. Deze gedragsproblemen nemen af wanneer adolescenten beter gaan slapen (Roberts, Roberts & Duong, 2010). Daarnaast is door te weinig slaap reeds verworven kennis minder goed toegankelijk en wordt nieuwe kennis minder goed opgeslagen. Dit komt door slechtere consolidatie van zowel declaratieve kennis, ofwel feitenkennis, als procedurele kennis, zoals vaardigheden (Dumay, 2015). Vooral gefragmenteerde slaap, door bijvoorbeeld onverwacht wakker worden, vormt een risico voor het goed kunnen opslaan en terughalen van kennis (Curcio et al., 2006).

Op school met een (sociale) jetlag

Leerlingen met een grotere sociale jetlag behalen lagere schoolprestaties

(27)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

dat aansluit bij hun chronotype en de invloed van de sociale jetlag dus het kleinst is, presteren zij beter dan wanneer zij getoetst worden op een suboptimaal moment in relatie tot het chronotype. Zo komt in de studie van Van der Vinne et al., (2014; N = 426; M leeftijd = 13.06) naar voren dat leerlingen met een avondchronotype in de ochtend gemiddeld 0.39 punt (p = 0.0056) slechter presteren dan leerlingen met een ochtendchronotype. Dit effect is vooral aanwezig bij vakken die vragen om hoog cognitief functioneren en een beroep doen op abstract denkvermogen (Goldstein et al., 2007).

Conclusie

In bovenstaande onderzoek is antwoord gegeven op de vraag hoe de samenloop van omstandigheden in de puberteit zorgen voor slaaptekort en een sociale jetlag. Slaapproblemen die bij adolescenten spelen hangen voor een groot deel met elkaar samen: door de chronotype verschuiving, de schoolstarttijden en de afname van ouderlijke invloed bouwen adolescenten een slaaptekort op. De opgebouwde slaapschuld wordt afgebouwd door in het weekend uit te slapen wat weer

resulteert in een sociale jetlag. De sociale jetlag wordt in stand gehouden door late bedtijden doordeweeks, het overslaan van ontbijt en uitslapen in het weekend. Omdat scholen een grote invloed hebben op het tijdstip waarop adolescenten doordeweeks op moeten staan, is het ook belangrijk om in te zoomen hoe scholen precies bijdragen aan de slaapproblemen die in dit hoofdstuk zijn besproken.

De variabelen slaperigheid overdag, slaaptekort en de sociale jetlag

(28)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

op een van deze drie domeinen groter is, verslechteren ook de schoolprestaties (Curcio et al., 2006). Een uitzondering hierop is de subjectieve slaperigheid

doordat er een limiet lijkt te zijn aan hoe slaperig een individu zich kan voelen (Lo et al., 2016). Toch heeft een hoge slaperigheidsscore altijd nog een negatief effect op de schoolprestaties (Cohen-Zion & Shiloh, 2017). Dit heeft te maken met de invloed van slapen op de aandachtsspanne, leervaardigheden, executieve functies en het geheugen (Shochat et al., 2014).

In de gebruikte literatuur wordt duidelijk dat het ingewikkeld is om de effecten van slaap op prestaties te onderzoeken. Ethische bezwaren tegen het opleggen van chronisch slaaptekort bij adolescenten, belemmert de mogelijkheden voor het kunnen doen van uitspraken. Doordat de effecten van chronisch

slaaptekort bij adolescenten tenminste deels overeen komen met de resultaten die bij volwassenen gevonden worden, is het toch mogelijk om hier iets over te

zeggen. Wel maken onderzoeken met een kleine steekproef en de complexe relatie tussen de sociale jetlag, slaapkwaliteit en slaapduur het lastig om te bepalen hoe slaap precies invloed heeft op de prestaties. De beschreven effecten kunnen daarom gezien worden als een conservatieve schatting van de invloed van slaap op prestaties (De Bruin, Van Run, Staaks & Meijer, 2017).

(29)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

5. Bijdrage van school aan slaapproblemen

In de vorige hoofdstukken is meer duidelijk geworden over de slaapproblemen die bij adolescenten spelen, maar de vraag hoe scholen precies invloed hebben op deze slaapproblemen staat nog open. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de tweede deelvraag: Welke verklaringen van de slaapproblemen bij adolescenten zijn school gerelateerd?. Om antwoord te geven op deze vraag wordt eerst

gekeken naar de invloed van de schoolstarttijd (paragraaf 5.1). Daaruit volgt hoe de schoolstarttijd en schoolbeleid invloed hebben op het ontbijtgedrag wat weer invloed heeft op de sociale jetlag (paragraaf 5.2). Hetzelfde lijkt te gelden voor de cafeïneconsumptie (paragraaf 5.3) van adolescenten. Tenslotte wordt de rol van huiswerk bij slaapproblemen (paragraaf 5.3) nader onderzocht.

5.1 Schoolstarttijd

Van alle mogelijke maatregelen om adolescenten beter te laten slapen, is het verlaten van de schoolstarttijd (SST) misschien wel een van de meest effectieve maatregelen (Wheaton, Ferro & Croft, 2015). De standaard SST is in Nederland rond 8:15 waardoor de wekker doordeweeks voor veel adolescenten aanzienlijk eerder afgaat dan in het weekend (Van der Vinne et al., 2015). Leerlingen met een vroege SST rapporteren meer slaperigheid overdag, vallen vaker in de klas in slaap, hebben meer aandachtsproblemen en presteren slechter op school (Curcio et al., 2006). Bij latere SST is er sprake van minder uitval, meer aanwezigheid, minder traagheid en minder absentie door ziekte (Beebe, 2011). Daarbij daalt de

(30)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

wekelijkse cafeïneconsumptie wanneer de SST verlaat wordt (Minges & Redeker, 2016; Boergers, Gable & Owens, 2014).

De sociale jetlag die ontstaat door de kloof tussen de wektijd doordeweeks en in het weekend, zorgt voor veel van de slaapproblemen waar scholen mee geconfronteerd worden (Hansen, Janssen, Schiff, Zee, & Dubocovich, 2005; N = 37). Door de SST te verlaten, wordt deze kloof verkleind. Als school om 8:30 start in plaats van om 8:00 in de ochtend, gaat het verschil in wektijd doordeweeks en in het weekend van 3 uur en 28 minuten naar 2 uur en 55 minuten (Owens, Belon, Moss, 2010; N = 201). Het verschil in wektijd en daarmee de slaapduur, is tussen vrije en schooldagen voor leerlingen met een avondchronotype het grootst (Randler & Frech, 2009). Minges en Redeker (2016) bevestigen dit beeld in hun meta-analyse. Zij zien een toename van 25 tot 77 minuten extra slaap per

doordeweekse dag als de SST verlaat wordt met een half uur. De winst in slaapduur komt primair voort uit een verschuiving in de wektijd.

In een studie naar de economische voordelen van het verlaten van de SST naar 8:30 is naar voren gekomen dat een latere SST miljarden aan financiële voordelen heeft. Dit zou een verlating van ongeveer dertig minuten betreffen gezien scholen in de VS ten tijde van de studie gemiddeld om 8:03 beginnen. De berekening is gebaseerd op de impact van slaaptekort op iemands gezondheid en schoolprestaties. Ook mogelijke kosten zijn meegenomen, zoals kosten voor het verzetten van schoolactiviteiten, het bus rooster en bijvoorbeeld verlichting. Volgens deze schatting loopt het cumulatieve economische voordeel voor de VS na 15 jaar op tot minimaal $140 miljard (Hafner, Stepanek & Troxel, 2017). In

(31)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

2014 heeft de American Academy for Pediatrics (AAP) scholen opgeroepen pas na 8:30 te starten met hun onderwijs in verband met de verschuiving van het chronotype van adolescenten (Let Them Sleep, 2014). Inmiddels zijn er scholen in 45 staten die hun starttijden verlaat hebben naar 8:30 (Succss Stories, z.j.).

Samenvattend zorgen latere schoolstarttijden voor betere academische prestaties, minder absentie, een betere aandachtsspanne en een hogere psychisch welzijn (Minges & Redeker, 2016). Een kleine verschuiving van de SST heeft al positief effect (Hafner et al., 2017). Wanneer het niet haalbaar is om een heel lesuur later te beginnen, is het de moeite waard om te onderzoeken of het mogelijk is om een kwartier of halfuur later te beginnen. Daarbij is het ook mogelijk om alleen de laatste jaarlagen later te laten beginnen. Tenslotte is het raadzaam om leerlingen nooit te verplichten om eerder op school te zijn. Er zijn scholen die leerlingen die te vaak te laat zijn gekomen een halfuur eerder op school te laten komen, maar om de hierboven beschreven redenen is het raadzamer om hen bijvoorbeeld een halfuur langer te laten nablijven aan het eind van de dag. Latere SST zorgen immers voor minder slaapproblemen en betere schoolprestaties. Bovendien wordt minder cafeïne geconsumeerd en met hogere regelmaat ontbeten wanneer de SST op een school wordt verlaat. Hoe dat precies in zijn werk gaat wordt besproken in de volgende paragrafen.

5.2 Doordeweeks ontbijten

Enerzijds heeft ontbijten op zichzelf invloed op de prestaties, anderzijds heeft de timing van ontbijten invloed op de sociale jetlag (Fleig & Randler, 2009;

(32)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

Reutrakul & Knutson, 2015). Afhankelijk van de wijze waarop het overslaan van het ontbijt wordt gedefinieerd, wordt deze maaltijd door 15 tot 30% van de adolescenten overgeslagen (Rampersaud, Pereira, Girard, Adams & Metzl, 2005).

Ontbijt en prestaties

De relatie tussen het ontbijt overslaan en de academische prestatie lijkt groter te zijn dan de relatie tussen chronotype en academische prestaties (Boschloo et al., 2012). Zo is ontbijten, of beter het overslaan van het ontbijt, een van de factoren die invloed heeft op de subjectieve slaperigheid door een afname in alertheid (Arakawa et al., 2001). In lijn met die bevinding wordt een positief effect van ontbijten vooral gevonden op een verbetering in taakgericht gedrag in het klaslokaal (Adolphus, Lawton & Dye,, 2013). Vooral aan het einde van de ochtend, als de afname van prestaties door het overslaan van het ontbijt het best zichtbaar worden, zorgt ontbijten voor minder fouten op aandachtstaken en een beter geheugen (Hoyland, Dye & Lawton, 2009).

Ontbijt en sociale jetlag

Voor adolescenten met een avondchronotype komt het moment van ontbijten doordeweeks vaak te vroeg doordat de SK niet staat afgesteld op de sociale klok. Zij wachten ‘s ochtends langer tot het eerste eetmoment en ervaren ook minder hongergevoel in de ochtend (Meule, Roeser, Randler & Kübler, 2012). Door vroege schooltijden wordt op schooldagen aanzienlijk eerder op de dag ontbeten dan op vrije dagen. Adolescenten in deze studie ontbijten doordeweeks om 6:36 (SD = 0.22) terwijl dat op vrije dagen om 9:15 (SD = 0.57) is. Dit verschil in de

(33)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

timing van eetmomenten is enkel voor het ontbijt gevonden. Het tijdstip van lunch en avondeten wordt niet beïnvloed door het moment in de week (Fleig & Randler, 2009; N = 152). Doordat het moment van ontbijten dus vooral voor leerlingen met een avondchronotype veel te vroeg komt, slaan zij doordeweeks vaker het ontbijt over (Meule et al., 2012).

Wanneer adolescenten pas later in de ochtend de behoefte krijgen om te eten, moeten ze bovendien vaak wachten tot de eerstvolgende pauze. Dit is problematisch omdat de timing van maaltijden, zoals het ontbijt, een belangrijke invloed heeft op het circadiane ritme. Doordat leerlingen nog langer wachten met het nuttigen van hun eerste maaltijd, wordt het circadiane ritme nog verder verstoord (Reutrakul & Knutson, 2015).

In dit hoofdstuk is duidelijk geworden dat scholen invloed hebben op de ontbijtgewoontes van adolescenten. Door de SST komt het moment van ontbijten doordeweeks te vroeg waardoor de prestaties afnemen en de sociale jetlag

toeneemt (Meule et al., 2012; Reutrakul & Knutson, 2015). Ook de regels omtrent ontbijten in de klas versterken mogelijk dit effect. Scholen kunnen goede

ontbijtgewoonten stimuleren door latere SST of het versoepelen van eetregels in de klas tijdens de eerste uren. Een andere optie is om de mogelijkheid van een schoolontbijt te onderzoeken. Door het ontbijt vanuit school te organiseren, heeft de school meer mogelijkheden om gezonde ontbijtgewoonten te stimuleren.

(34)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

5.3 Cafeïne

De rol van cafeïne bij slaapproblemen lijkt systematisch onderbelicht te zijn en onderschat te worden bij adolescenten (Roehrs & Roth, 2008). Toch komt cafeïneconsumptie in verschillende studies wel naar voren als een van de risicofactoren voor de slaapduur (Bartel et al., 2015). Desondanks zijn op bijna alle scholen in Nederland koffie- en frisdrankautomaten te vinden waar leerlingen onbeperkt cafeïne houdende producten kunnen aanschaffen (Geurts, Brants & Milder, 2016). Om te zorgen dat scholen een goede afweging kunnen maken bij de beslissing om cafeïne houdende producten aan te bieden, is het belangrijk om te kijken naar de effecten van cafeïne op verschillende slaapvariabelen en de motivatie van adolescenten om cafeïne te consumeren.

Invloed van cafeïne op slapen

Cafeïne wordt gezien als een risicofactor voor de slaapduur, duur van in slaap vallen en slaperigheid overdag (Bartel et al., 2015). Ondanks de beperkte beschikbaarheid van onderzoek naar de effecten van cafeïne op slaap bij

adolescenten, zijn er wel een aantal studies beschikbaar die meer inzicht geven in de effecten op slaap. Zo hebben Drapeau, Hamel-Hébert, Robillard, Selmaoui Filipini en Carrier (2006; N =12, leeftijd range = 20 -30) in klinische setting de effecten van cafeïne in de avond op onderzocht. Bij jongvolwassenen neemt de slaapduur bij cafeïne in de avond af van 460 minuten (S.D. = 12) naar 431 minuten (S.D. = 14). Dit wordt mede veroorzaakt door een toename in de duur van in slaap vallen van 7.7 minuten (S.D. = 1.6) naar 24 minuten (S.D. = 7.1).

(35)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

Orbeta et al., (2006) bevestigen dit beeld en zien dat adolescenten die meer dan één cafeïne houdend drankje per dag consumeren, 1.9 keer waarschijnlijker zijn slaapproblemen te rapporteren.

Bovendien tast cafeïne ook de slaapkwaliteit aan. Doordat cafeïne in de avond de samenstelling van de verschillende slaapfasen verandert en de

slaapefficiëntie afneemt, verhoogt het risico dat je niet uitgeslapen wakker wordt (Owens, 2014; Drapeau et al., 2006). Clark en Landolt (2017) bevestigen dit beeld en rapporteren dat adolescenten die meer dan één cafeïnehoudend drankje per dag nuttigen, 1.8 keer waarschijnlijker zijn om slaperigheid in de ochtend te ervaren (Orbeta et al., 2006).

Ook adolescenten die één of minder cafeïnehoudend product per dag consumeren lopen risico op slaapproblemen (Clark & Landolt, 2017). Dit is vooral afhankelijk van het moment van consumeren. Zo zijn er aanwijzingen dat wanneer cafeïne zes uur voor het slapen geconsumeerd wordt, het negatieve effecten op de slaap heeft (Drake, Roehrs, Shambroom & Roth, 2013). Het is onduidelijk wat de effecten van cafeïne in de ochtend op de slaap heeft en vanaf welke dosis het risico op slaapproblemen vergroot (Tetens, 2015). De veilige dosis die voor volwassenen wordt aangehouden is 3 mg per kg lichaamsgewicht. Een dosis van 1.4 mg/kg lichaamsgewicht kan al een negatief effect hebben op de slaapduur (Tetens, 2015). In een glas cola zit al 18 mg cafeïne en een kopje koffie bevat tussen de 60 en 85 milligram (Voedingscentrum Cafeïne, z.j.).

Dat het risico op slaapproblemen bij cafeïneconsumptie onderschat wordt door zowel experts als in het algemene wereldbeeld lijkt ook in Nederland

(36)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

bevestigd te worden (Roehrs & Roth, 2008). Zo is het advies van het voedingscentrum voor adolescenten tussen de dertien en achttien jaar om

maximaal één cafeïnerijk drankje per dag te drinken, zonder dat toelichting over het moment van consumeren wordt gegeven (Voedingscentrum Cafeïne, z.j.). Ook op een groot deel van de scholen kunnen leerlingen onbeperkt cafeïnehoudende producten aanschaffen (Geurts et al., 2016). In een studie van Bryant Ludden en Wolfson (2010) geven adolescenten zelf ook aan dat ze niet verwachten dat cafeïne veel effect op ze zal hebben. Toch is het voor een groot deel van de adolescenten gebruikelijk om producten met cafeïne consumeren. Wel zijn er verschillende motivaties te ontdekken en is er een onderscheid te maken tussen bewuste en onbewuste consumptie (James, Kristjánsson & Sigfúsdóttir, 2011).

Bewuste en onbewuste cafeïneconsumptie

Adolescenten hebben verschillende motivaties om cafeïne te consumeren (James et al., 2011). Een deel van de adolescenten experimenteert met cafeïne omdat het spannend en interessant is (Bryant Ludden & Wolfson, 2010). Niet alleen zijn cafeïnehoudende producten in overvloed beschikbaar, adolescenten moedigen ook elkaar aan om hiermee te experimenteren (James et al., 2011). Ze nemen

cafeïnehoudende producten tot zich om interessant voor te komen en plezier te hebben (Bryant Ludden & Wolfson, 2010). Een andere reden om cafeïne te nuttigen is vanwege het idee dat cafeïne prestatieverhogende effecten heeft (Owens, Mindell & Baylor, 2014). Tenslotte zijn er ook adolescenten die zich wenden tot cafeïnehoudende producten om de dag door te komen. Zij beperken

(37)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

zich niet enkel tot koffie, maar gebruiken ook frisdrank met cafeïne om wakker te blijven (Bryant Ludden & Wolfson, 2010).

Bij de laatstgenoemde groep is cafeïne niet alleen een symptoom van slaaptekort, maar ook een mogelijke oorzaak. Op korte termijn zorgt cafeïne dat de effecten slaperigheid geminimaliseerd worden, maar op lange termijn kan het meer slaapproblemen veroorzaken (Roehrs & Roth, 2008). Doordat cafeïne mogelijk meer slaapproblemen en meer slaperigheid overdag veroorzaakt, is de behoefte groter om cafeïne te consumeren om wakker te blijven wat resulteert in een vicieuze cirkel van cafeïneconsumptie en slaapproblemen (Temple, 2009). Het is twee keer zo waarschijnlijk om zich overdag slaperig te voelen als adolescent met een hoge cafeïneconsumptie (Roehrs & Roth, 2008).

Adolescenten die cafeïne nuttigen voor de prestatieverhogende effecten van cafeïne, worden naar grote waarschijnlijkheid benadeeld (James et al., 2011). Niet alleen omdat het prestatieverhogende imago van cafeïne gebaseerd lijkt te zijn op onjuiste kennis, maar ook omdat het cafeïne-afhankelijkheid in de hand werkt. Zo lijkt cafeïne niet de prestaties in absolute zin te verhogen, maar treedt dit effect pas op zodra de ontwenningsverschijnselen van cafeïne tot uiting komen (Rogers, Heatherley, Hayward, Seers, Hill & Kane, 2005). Cafeïne verhoogt mogelijk dus niet de prestaties, maar voorkomt verdere achteruitgang die ontstaat door cafeïne-afhankelijkheid (Rogers et al., 2005; Temple, 2009). Bovendien lopen adolescenten die systematisch cafeïne nuttigen om betere prestaties te realiseren, een verhoogd risico om in de vicieuze cirkel van cafeïne en

(38)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

slaapproblemen te komen (Temple, 2009). In het bijzonder omdat cafeïne-afhankelijkheid zich bij een lage dosis kan ontwikkelen (Roehrs & Roth, 2008).

Bovendien komt in een studie van Mackus, Van de Loo, Benson, Scholey en Verster (2016) naar voren dat adolescenten geen adequate kennis hebben over de hoeveelheid cafeïne in producten. De hoeveelheid cafeïne wordt onderschat en ook de producten waar cafeïne in verwerkt is, wordt verkeerd ingeschat.

Adolescenten overschatten de hoeveelheid cafeïne in energydrank en cola en onderschatten de hoeveelheid cafeïne in koffie (Mackus et al., 2016). Daardoor kunnen zij zelf onvoldoende controle uitoefenen op de hoeveelheid cafeïne die ze binnenkrijgen (Thakre et al., 2015).

Alles bij elkaar genomen lijkt cafeïne op zijn minst bij te dragen aan slaapproblemen. Scholen dragen daaraan bij door de verkoop van

cafeïnehoudende producten. In de toekomst is het raadzaam om terughoudend met de verkoop van cafeïnehoudende producten om te gaan. Daarbij kan opvallend hoge cafeïneconsumptie bij leerlingen door leraren gebruikt worden om slaapproblemen te signaleren (Roehrs & Roth, 2008).

5.4 Schoolwerk

Schoolwerk kan op verschillende manieren de slaap negatief beïnvloeden.

Enerzijds kan schoolwerk zorgen voor stress, maar de wijze waarop adolescenten hun huiswerk maken kan ook invloed hebben op hun slaapgewoonten.

(39)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

Stress

Wanneer schoolgerelateerde activiteiten als stressvol worden ervaren, is dat een risicofactor voor de slaap. Bartel et al., (2015) vinden een zwak verband (r = -.076) tussen de mate waarin stress wordt ervaren en het aantal uur slaap. In het rapport van de Kinderombudsvrouw geeft ongeveer een kwart van de

adolescenten aan dat de werkdruk een stressfactor is (Verheul & De Jong, 2016). De individuele variantie is echter groot: waar de werkdruk en de hoeveelheid huiswerk voor de ene leerling goed te doen is, wordt deze door een andere leerling ervaren als een zware last. Daarbij ervaren leerlingen die al te weinig slapen nog meer negatieve effecten van stress door school op hun slaap (Dewald et al., 2012).

Het lijkt niet zozeer de hoeveelheid schooltaken te zijn die effect kunnen hebben op slaap, maar vooral de mate waarin leerlingen het schoolwerk ervaren als een last (Bartel et al., 2015). Zo hebben adolescenten in periodes op school die zij als stressvol ervaren, zoals tijdens examens, meer last van gefragmenteerde slaap waarbij ze onverwacht wakker worden (Dewald, Meijer, Oort, Kerkhof & Bögels, 2012; β = −.98, p < .05). In hoofdstuk 3 is te lezen dat een ononderbroken slaap een belangrijk onderdeel is van een goede slaapkwaliteit. De mate waarin leerlingen stress ervaren, komt niet volledig overeen met de hoeveelheid werk. Het effect van de hoeveelheid schoolwerk op slaap wordt in de volgende paragraaf besproken.

(40)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

Huiswerk

Scholen hebben veel invloed op de mate waarin leerlingen na schooltijd huiswerk moeten maken. Huiswerk is een belangrijke factor om mee te nemen in deze analyse, omdat de hoeveelheid huiswerk ervoor zorgt dat adolescenten nog tot laat in de avond werken aan school. Wanneer adolescenten huiswerk meekrijgen en zich pas later op de dag alert voelen, is bovendien de verleiding groot om pas later op de avond aan het huiswerk te beginnen (Cain, Gradisar & Mosley, 2011).

In het onderzoek van Smarr en Schirmer (2017; N = 3 857) komt naar voren dat leerlingen met een avondchronotype aanzienlijk later inloggen op de digitale leeromgeving dan leerlingen met een ochtendchronotype (M tijd avond = 20:20; N = 3 419; M tijd ochtend = 12:46). Door later op de avond aan huiswerk te beginnen, kan het moeilijk zijn om voor het slapen te ontspannen (Smarr &

Schirmer, 2017). Daarbij heeft het licht van het computerscherm een negatieve invloed op de melatonineproductie. Dit zorgt er onder andere voor dat huiswerk wordt genoemd als de meest voorkomende stoorfactor in het volhouden van een gezonde slaaproutine (Cain et al., 2011).

Het gebruik van de computer blijkt gerelateerd te zijn aan een afname in de totale slaapduur en latere bedtijden (Bartel et al., 2015). Wanneer huiswerk op een computer gemaakt wordt, blijkt het maken van huiswerk en het gebruik van sociale media door elkaar heen te lopen. Niet alleen zorgt het mediamultitasken voor een kortere slaapduur, het kan ook extra stress meebrengen wat de slaap negatief beïnvloedt. Een derde van de adolescenten geeft aan dat de blootstelling aan sociale media een negatieve invloed heeft op de nachtrust (Kloosterman &

(41)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

Van Beuningen, 2015). Ook Van der Schuur, Baumgartner, Sumter en

Valkenburg, (2018) vinden aanwijzingen dat mediamultitasken een negatieve invloed heeft op de slaap van adolescenten. Vooral voor jongere leerlingen en meisjes lijkt dit een risico te vormen. Het is voor scholen belangrijk om hier rekening mee te houden, gezien de ontwikkeling dat schoolwerk in toenemende mate met behulp van technologie wordt gemaakt (ICT voor maatwerk, 2016).

Conclusie en aanbevelingen

In dit hoofdstuk is duidelijk geworden dat tenminste een deel van het

slaapprobleem bij adolescenten een schoolgerelateerde verklaring heeft. De SST, de regels over ontbijten in de klas, de verkoop van cafeïnehoudende producten op school en schoolwerk dragen bij aan de slaapproblemen van leerlingen. Wel verschilt het beleid op deze thema’s waarschijnlijk sterk per school. Per middelbare school moet er gekeken worden naar de mogelijke bijdrage aan de slaapproblemen van hun leerlingen en de winst die daarop te behalen valt. Deze scriptie kan daarbij als startpunt fungeren om de beschreven school gerelateerde verklaringen te adresseren.

Ondanks dat veel van de beschreven onderzoeken zijn uitgevoerd in de VS, waar scholen aanzienlijk vroeger starten dan in Nederland, is het ook in Nederland waardevol om niet voor 8:30 te beginnen. Idealiter beginnen scholen nog later zodat de schoolstarttijden beter aansluiten bij het biologische ritme van adolescenten (Let Them Sleep, 2014). Daar komt bij dat latere schoolstarttijden mogelijk tot gevolg hebben dat meer adolescenten doordeweeks ontbijten, wat

(42)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

ook een gunstig effect kan hebben op het tegengaan van de sociale jetlag en prestaties van adolescenten (Meule et al., 2012).

Ook zonder het verschuiven van de schoolstarttijd kunnen scholen

leerlingen beter faciliteren in ontbijtgewoonten door het eetbeleid in het klaslokaal te veranderen. Wanneer leerlingen in de ochtend mogen eten op het moment dat zij daar behoefte aan hebben kan dit zorgen voor een afname in de sociale jetlag en subjectieve slaperigheid wat een positief effect kan hebben op de prestaties en mogelijk zelfs de slaapgewoonten door een afname van de sociale jetlag

(Reutrakul & Knutson, 2015). Daarbij kunnen scholen ook overwegen om een schoolontbijt aan te bieden. Daarmee wordt het tijdstip van ontbijten verlaat en kunnen gezonde ontbijtgewoontes via school gepromoot worden.

Een andere mogelijke oorzaak die deels school gerelateerd is, is de

verkoop van cafeïnehoudende producten op het schoolterrein (Geurts et al., 2016; Bartel et al., 2015). Niet alleen is er weinig bekend over het effect van cafeïne op adolescenten en hun slaapgewoonten, het verergert mogelijk ook de

slaapproblemen (Orbeta et al., 2006). Om de omvang van het probleem beter in kaart te brengen is meer data nodig over het aanbod, verkoop op en de motivatie van scholen om cafeïne houdende producten te verkopen. Daarbij is het voor scholen zinvol om leerlingen te informeren over de gevolgen van cafeïne voor slaap en over de hoeveelheid cafeïne in cafeïnehoudende producten om ongewenste en onbewuste consumptie tegen te gaan (Mackus et al., 2016).

Schoolwerk is de laatste verklaring die in de literatuur naar voren komt als mogelijke oorzaak van slaapproblemen bij adolescenten. Daarin kan onderscheid

(43)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

gemaakt worden tussen slaapproblemen door schoolstress en huiswerk (Bartel et al., 2015). Scholen moeten de effecten van huiswerk op de slaapgewoonten meenemen in de overweging om huiswerk op te geven. Een andere optie is om mogelijkheden te onderzoeken om op zoek te gaan naar opdrachten die beter aansluiten bij de interessegebieden van adolescenten, zodat zij meer plezier en minder stress ervaren. Daarbij is het mogelijk om na te denken over

‘openingstijden’ van de digitale leeromgeving om te voorkomen dat leerlingen tot diep in de nacht met schoolwerk bezig zijn. Ook het gebruik van sociale media tijdens het maken van schoolwerk is iets waar scholen aandacht aan kunnen besteden om het slaapprobleem te verminderen (CBS, Jongeren en Social Media).

(44)

Scriptie bachelor Onderwijskunde: Slaapverwekkend schoolbeleid: Over de mogelijkheden van middelbare scholen bij slaperige leerlingen in de klas.

6. Maatregelen om impact op schoolprestaties

te minimaliseren

Naast verklaringen van het slaapprobleem die school gerelateerd zijn, hebben scholen ook mogelijkheden om de impact van slaapproblemen op schoolprestaties te minimaliseren. In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de derde

deelvraag van deze scriptie: Welke maatregelen kunnen scholen nemen om te voorkomen dat de schoolprestaties lijden onder de slaapproblemen van leerlingen?. Door de chronotype verschuiving en de sociale jetlag kunnen de schoolprestaties lager uitvallen dan wat het geval zou zijn onder betere

slaapgerelateerde condities. Door het rooster aan te laten sluiten op het chronotype (paragraaf 6.1) en een schoolontbijt te organiseren (paragraaf 6.2), kunnen scholen de impact van slaapproblemen op de schoolprestaties mogelijk minimaliseren.

6.1 Rooster

Er zijn diverse cognitieve processen, zoals de aandachtsspanne, werkgeheugen en executieve functies, die ’s ochtends nog niet op optimaal niveau functioneren. Gemiddeld verbeteren de cognitieve processen pas rond elf uur in de ochtend. Tot die tijd zijn adolescenten niet in optimale conditie om bezig te zijn met leren of presteren (Valdez, Ramírez & García, 2014). Zodoende wordt in dit hoofdstuk meer inzicht gegeven in hoe scholen daar rekening mee kunnen houden. Zowel het leerpotentieel tijdens de les als de prestaties op toetsen zijn deels afhankelijk van het moment op de dag (Goldstein et al., 2007; Zerbini et al.,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Van bovenstaande situaties is sprake wanneer kinderen op een (v)so-school worden ingeschreven, terwijl zij onderwijs volgen op het reguliere basisonderwijs, speciaal

Voor zowel luister- als gespreksvaardigheid geldt dat van alle verschillen in leerlingprestaties, 15 procent wordt verklaard door kenmerken op het niveau van de school

Mogelijk heeft uw zoon of dochter thuis behoefte om verder te praten over dit tragische ongeval.. Als u hierbij ondersteuning nodig hebt, kunt u contact opnemen met

Als u vragen hebt of met ons over dit tragische voorval wilt praten, kunt u ons persoonlijk in de school aanspreken of met ons bellen of mailen. Vriendelijke

Je mag zelf weten wat je het eerst in het glas doet: water, poeder of een klontje; Als je alles in het glas hebt gedaan ga je goed roeren.. Ik kan deze vraag

Hoe kunnen scholen negatieve effecten van niet-educatief gebruik van smartphones in de klas bij 10- tot 18-jarige leerlingen

Bij e-mail van 20 maart 2013 wordt de directie van de school door het secretariaat in kennis gesteld van de vraag, van de datum van de zitting en van de mogelijkheid om een repliek

In hoeverre veranderen de meningen van de leerlingen over het algemene gebruik van het digibord in de lessen, wanneer vooral PowerPoint wordt gebruikt tijdens de lessen..