• No results found

Mindful parenting : effecten op de sensitiviteit van moeders en de emotionele communicatie tussen moeder en kind

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mindful parenting : effecten op de sensitiviteit van moeders en de emotionele communicatie tussen moeder en kind"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Mindful Parenting: Effecten op de Sensitiviteit van Moeders en de Emotionele Communicatie Tussen Moeder en Kind

Maria Cerutti Universiteit van Amsterdam

Masterscriptie Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen M. Cerutti, Studentnummer: 11110619 Begeleiding: Dr. C. Colonnesi Tweede beoordelaar: Dr. E. S. Potharst Amsterdam, 25-07-2018

(2)

Inhoudsopgave Abstract 3 Samenvatting 4 Inleiding 5 Sensitiviteit 6 Emotionele Communicatie 6

Mindfulness en Mindfulness-Based Interventies 8

Mindful Parenting 8

Onderzoeksdesign en Hypotheses 11

Methode 11

Participanten 11

Procedure 12

Interventies Mindful Parenting 13

Meetinstrumenten 13 Mindful Parenting 14 Sensitiviteit 14 Emotionele Communicatie 14 Data Analyse 16 Resultaten 17 Discussie 24 Beperkingen en Aanbevelingen 28 Klinische Implicatie 28 Conclusie 28 Referentielijst 30 Bijlagen 36

(3)

Abstract

Maternal sensitivity is an essential element in the development of a safe mother-child attachment and, therefore in the social and emotional development of the child. The present study evaluated the effect of two Mindful Parenting interventions: Mindful with your baby and Mindful with your toddler, in improving maternal mindfulness in parenting and maternal

sensitivity. Thirtysix dyads mother-child (23 boys and 13 girls from 0 till 39 months) partecipated at the Mindful Parenting interventions. The maternal level of mindfulness in parenting and sensitivity was measured before and after the interventions. The level of mindfulness parenting was assessed using a questionnaire. Sensitivity was assessed in two ways: at a macro level with the Maternal Sensitivity Scales of Ainsworth and at a micro level with systematic observations of the emotional communication between mother and child. The results show that Mindful Parenting interventions have a positive effect in

promotioning mindfulness in parenting and mothers' sensitivity, especially in the dimension acceptability. Furthermore, a change in the emotional, and primarily verbal, communication between mother and child was observed after the intervention. We conclude that this study brings new insights about the effects of Mindful Parenting with particular improvement in mother sensitivity. These positive results are a good basis for a randomised follow-up research.

Keywords: Mindful Parenting, Emotional Communication, Sensitivity, Acceptation, Face-to-face interactions.

(4)

Samenvatting

De sensitiviteit van de moeder is een essentieel element voor de ontwikkeling van een veilige moeder-kind hechting en daarmee van de sociale en emotionele ontwikkeling van het kind. De huidige studie evalueert het effect van twee Mindful Parenting interventies: Mindful met je baby en Mindful met je peuter, op het verbeteren van mindfulness in het ouderschap en sensitiviteit bij moeders. Zesendertig moeder-kind dyades (23 jongens en 13 meisjes van 0 tot 39 maanden) namen deel aan Mindful Parenting interventies. Het niveau van mindfulness in het ouderschap en van sensitiviteit werd voor en na de interventies gemeten. Het niveau van mindfulness in het ouderschap werd met behulp van een vragenlijst vastgesteld. Sensitiviteit werd op twee manieren gemeten: op macroniveau met de Maternal Sensitivity Scales van Ainsworth en op microniveau met systematische observaties van de emotionele communicatie tussen moeder en kind. De resultaten tonen dat Mindful Parenting interventies een positief effect hebben op het bevorderen van mindfulness in het ouderschap en sensitiviteit bij moeders, in het bijzonder op de dimensie acceptatie. Bovendien werd na de interventies een verandering in de emotionele communicatie tussen moeder en kind waargenomen, vooral in de verbale dimensie. We concluderen dat deze studie nieuwe inzichten oplevert over de effecten van Mindful Parenting, met specifiek verbetering van sensitiviteit bij moeders. Deze positieve resultaten zijn een goede basis voor een gerandomiseerd vervolgonderzoek.

Kernwoorden: Mindful Parenting, Emotionele Communicatie, Sensitiviteit, Acceptatie, Face-to-face interactie.

(5)

Inleiding

De sensitiviteit van moeder naar kind is van belang voor de sociale en emotionele ontwikkeling van het kind (Donovan, Leavitt, Taylor, & Broder, 2007; Van Lieshout, 2009) en voor het ontwikkelen van een veilige hechting (Colonnesi et al., 2013). Wanneer moeders sensitief en respondent zijn, zijn ze beschikbaar voor het kind. Moeders zijn een veilige basis vanwaaruit het kind zijn omgeving kan exploreren en een veilige haven waar het kind zich terug kan trekken in tijden van stress en gevaar. Als gevolg daarvan tonen kinderen van meer sensitieve moeders betere vaardigheden tijdens het spelen en staan opener om de omgeving te exploreren, dan kinderen van mindere sensitieve moeders (Donovan et al., 2007).

Op tijd (contingent) en adequaat (affectief en warm) reageren zijn twee onafhankelijke dimensies van de sensitiviteit (Keller, Lohaus, Voelker, Cappenberg, & Chasiotis, 1999) en elk vereist een andere gedragscoderingsstrategie (Hsu & Fogel, 2003). Daarom werd in het huidig onderzoek sensitiviteit geanalyseerd op twee manieren: op macroniveau en op

microniveau. Op macroniveau wordt onder sensitiviteit het vermogen van de moeder verstaan om signalen van het kind te herkennen, juist te interpreteren en hier adequaat en op tijd op te reageren (Ainsworth, 1969). Op microniveau wordt met sensitiviteit de emotionele

communicatie bedoeld tijdens de interactie tussen moeder en kind. Zowel kind als moeder zenden signalen uit om de aandacht van de ander te trekken en dit geeft aan de ander de mogelijkheid de interactie aan te gaan. De kwaliteit van deze interactie weerspiegelt de relatie tussen moeder en kind en geeft een beeld van de sensitiviteit van de moeder (Donovan et al., 2007).

Er zijn redenen om te denken dat de sensitiviteit van moeders versterkt kan worden door interventies gebaseerd op mindfulness (Siegel & Hartzell, 2013). Mindfulness zou de beschikbaarheid van de moeders voor het kind kunnen bevorderen. Wanneer moeders mindful zijn, zijn zij minder bezig met hun zorgen over het verleden of de toekomst en meer aanwezig in het huidige moment. De beschikbaarheid van moeders wordt door Ainsworth gezien als een noodzakelijke voorwaarde voor het sensitief bewustzijn van moeders (Ainsworth, 1969). In deze studie wordt specifiek gebruik gemaakt van twee Mindful Parenting interventies (Mindful met je baby en Mindful met je peuter) om te onderzoeken of het versterken van mindfulness in het ouderschap bij moeders een positief effect heeft op de sensitiviteit van moeders op macro- en microniveau.

(6)

Sensitiviteit

Sensitiviteit is het vermogen om de signalen van het kind te herkennen, goed te

interpreteren, en een gepaste en tijdige respons te geven (Ainsworth, Blehar, Waters, & Wall, 1978). Een kind kan zich bijvoorbeeld terugtrekken terwijl hij eigenlijk bang is en aandacht en aanmoediging nodig heeft. Een sensitieve ouder herkent de signalen van het kind en kan ze goed interpreteren. Het kind voelt zich dan gesteund, geaccepteerd en veilig en kan met vertrouwen zijn omgeving ontdekken (Van der Ploeg & Scholte, 2008). Het leert te vertrouwen op de eigen waarneming, ontwikkelt een positief zelfbeeld en een beeld van de wereld als betrouwbaar en helpend. Dit draagt op een positieve manier bij aan zijn

persoonlijkheidsontwikkeling (Muller, ten Kate, & Eurelings-Bontekoe, 2009). De sensitiviteit van de opvoeders speelt dus een belangrijke rol bij het ontwikkelen van de emotie-regulatie van het kind (Eisenberg, Spinrad, & Eggum, 2010). De sensitiviteit wordt in deze studie onderzocht op macroniveau met de Maternal Sensitivity Scales van Ainsworth (Ainsworth et al., 1978) en op microniveau door het analyseren van de emotionele

communicatie tussen moeder en kind.

Emotionele Communicatie

De kwaliteit van de interactie tussen moeder en kind is een van de belangrijkste indexen van de sensitiviteit van de moeder. In de interactie met haar kind is het essentieel dat de moeder op een passende manier reageert op de communicatie van het kind en op de situatie (Ainsworth, 1969). Door de emotionele communicatie van de moeder leert het kind emotie te reguleren en te uiten. De manier waarop moeder haar emoties uit, beïnvloedt de reactie van haar kind en vice versa (Denham, Renwick-DeBardi, & Hewes, 1994).

De emotionele communicatie kan onderzocht worden op een microniveau door het systematisch observeren en analyseren van de gedragingen die de emotionele communicatie vertegenwoordigen: kijkrichting, gezichtsuitdrukking en vocalisatie (Colonnesi, Zijlstra, van der Zande, & Bögels, 2012). Kijkrichting is een maat van aandacht en speelt een belangrijke rol in de sociale interesse van het kind (Colonnesi et al., 2012). Door oogcontact te maken geeft het kind het signaal dat het klaar is voor interactie, terwijl wegkijken duidt op een behoefte om zich terug te trekken uit de situatie of zich te herstellen na een moment van opwinding in de communicatie (Lavelli & Fogel, 2005). Vocalisatie dient om de interne gemoedstoestand van het kind te uiten en speelt een rol bij het socialisatieproces van het kind (Hsu, Fogel, & Messinger, 2001). Zodra het mogelijk is beginnen baby's een vocale

(7)

verbondenheid waarin de vocalisaties tussen moeder en kind een fundamentele rol spelen (Locke, 2001). De gezichtsuitdrukking toont de emotionele toestand van kind en moeder. Het is een maat van affectieve expressie (Delgado, Messinger, & Yale, 2002).

De emotionele communicatie hangt af van het coördineren en het bidirectioneel uitvoeren van deze gedragingen tijdens de face-to-face interactie van moeder en kind (Lavelli & Fogel, 2005). De kwaliteit van de contingente coördinatie van de partners beïnvloedt het vermogen van het kind om informatie te verwerken, emotie en gedrag te reguleren (Beebe et al., 2010). Wanneer deze interactie niet gecoördineerd en bidirectioneel is, kan dat gevolgen hebben voor het hechtingsproces (Lavelli & Fogel, 2013). Een contingente en wederzijdse emotionele communicatie bevordert de competentie en veerkracht van het kind

(Isabella, Belsky, & von Eye, 1989); baby's worden gestrest wanneer de contingentie van het stimuleren van moeder is verstoord, zoals bij de "still-face" experimenten van Tronick (Tronick, Als, Adamson,Wise, & Brazelton, 1978). De synchronie van emotie en aandacht zijn ook belangrijke elementen in de interactie tussen moeder en kind (Messinger, Mahoor, Chow, & Cohn, 2009). De gedeelde aandacht helpt het kind de betekenis van de taal en de intenties van anderen te begrijpen. Tevens krijgt het kind herhaaldelijk ervaring met

contingente interacties en creëert verwachtingen gebaseerd op deze ervaringen (Lotniz et al., 2015). Dit beïnvloedt zijn cognitieve, talige en sociaal-emotionele ontwikkeling (Lotniz et al., 2015). Een ander belangrijk leermoment voor het kind tijdens de face-to-face interactie met de moeder is de turn-taking. Dit is een afwisseling in vocalisatie waarbij moeder en kind een gesprekachtige communicatie aangaan zoals bij volwassenen (Hsu et al., 2001).

De emotionele communicatie tussen moeder en kind, waarin de moeder een open, steunende en accepterende houding naar het kind aanneemt, is een belangrijk element om het kind veiligheid te laten ervaren (Van der Ploeg & Scholte, 2008). Een positieve emotionele communicatie wordt gezien als een beschermende factor voor de psychische toestand van het kind. Anderzijds is een negatieve emotionele communicatie een risicofactor voor

gedragsproblemen bij het kind (Nadeem, Romo, Sigman, Lefkowitz, & Au, 2007). De emotionele communicatie tussen moeder en kind bleek essentieel voor het creëren van een positief zelfbeeld bij het kind, helpt bij de ontwikkeling van sociale competentie en is

protectief tegen internaliserende gedragsproblemen (Fivush, Marin, McWilliams, & Bohanek, 2009; Sales & Fivush, 2005). Het blijkt dat moeders met een hoge score op mindfulness een positievere en warmere interactie met hun kind hebben. Zij zijn consistenter in het opvoeden van hun kind en tonen minder niet-passend opvoedgedrag dan moeders met een lage score op

(8)

mindfulness (Duncan, Coatsworth, Gayles, Geier, & Greenberg, 2015). De mogelijkheid om de emotionele communicatie van moeders te bevorderen door middel van een mindfulness interventie is tot nu toe nog niet onderzocht.

Mindfulness en Mindfulness-Based Interventies

Mindfulness is een vorm van meditatie gebaseerd op de boeddhistische traditie die sinds ongeveer twintig jaar gebruikt wordt in de gezondheidszorg om verschillende stoornissen te behandelen (Bögels, Lehtonen, & Restifo, 2010). Jon Kabat Zinn definieert mindfulness als “The awareness that emerges through paying attention on purpose, in the present moment, and nonjudgmentally to the unfolding of experience moment by moment” (2003, p. 145). Jon Kabat Zinn heeft het Mindfulness-Based Stress Reduction programma (MBSR) aan het eind van de jaren zeventig ontwikkeld (Kabat-Zinn, 1990). In dit programma staat het beoefenen van mindfulness centraal. Gedurende acht wekelijkse sessies wordt aan groepen van maximaal dertig deelnemers geleerd om aandacht te brengen naar het hier en nu met een niet oordelende acceptatie van lichamelijke sensatie, gedachten en gevoelens (Baer, Smith, Hopkins, Krietemeyer, & Toney, 2006). Mindfulness betekent van moment tot moment bewustzijn, getraind door middel van meditatieoefeningen. Naast deze meditatievaardigheden maken ook yoga-oefeningen en psycho-educatie deel uit van het programma. Deelnemers wordt gevraagd dagelijks thuis meditatie te beoefenen en de geleerde vaardigheden toe te passen in het dagelijks leven.

Oorspronkelijk was MBSR ontwikkeld voor mensen met chronische pijn en

chronische ziekte (Bohlmeijer, Prenger, Taal, & Cuijpers, 2010), daarna werd het toegepast voor de behandeling van geestelijke gezondheidsproblemen (Segal, Williams, & Teasdale, 2002). Mindfulness werd bijvoorbeeld door Segal et al. (2002) toegepast bij het behandelen van mensen met depressie door middel van de aangepaste training Mindfulness Based Cognitieve Therapy (MBCT). Door deze training werd geleerd om zonder oordeel naar levenservaringen te kijken. Hierdoor werden gevoelens van schuld en onmacht losgelaten. Mindfulness wordt in de laatste decennia ook toegepast voor training voor het ouderschap: Mindful Parenting. Het doel van deze trainingen is de ouderschap-stress te verminderen door het bevorderen van mindfulness (Bögels et al., 2010).

Mindful Parenting

Mindfulness heeft in de loop van de tijd verschillende toepassingen gekend, één daarvan is Mindful Parenting. Kabat Zinn en Kabat-Zinn (1998) definiëren mindfulness in het ouderschap als aandacht besteden aan het kind en aan de eigen manier van opvoeden van

(9)

moment tot moment op een bewuste en niet oordelende wijze. De interventie Mindful Parenting werd ontwikkeld door Bögels en Restifo (2013) op basis van MBSR en MBCT. Deze interventie duurt acht weken en is bedoeld om de emotionele band tussen moeder en kind te versterken. Dit wordt gedaan door het vergroten van het zelfbewustzijn en

mindfulness van de moeder. Ook wordt de moeder geleerd bewust te reageren op de behoeftes van het kind (Altmaier & Maloney, 2007). De achterliggende hypothese van Mindful

Parenting is dat mindful ouders meer bewustzijn hebben en de behoeftes van het kind beter kunnen accepteren. Dit zorgt er ook voor dat ze zich tevreden voelen en meer plezier ervaren in de relatie met hun kind.

Uit de beschikbare onderzoeken komt naar voren dat Mindful Parenting effectief is in het verbeteren van mindfulness bij de ouders (Altmaier & Maloney, 2007; Potharst, Aktar, Rexwinkel, Rigterink, Bögels, 2017). Dit is van bijzonder belang, omdat bewezen is dat er een relatie bestaat tussen mindfulness en geestelijke gezondheid. Mindful Parenting wordt steeds meer gebruikt in zowel de preventieve zorg om ouderschapsproblemen en psychische stoornissen bij kinderen te voorkomen, als in de klinische setting om psychische stoornissen bij kinderen en ouders te behandelen (Bögels et al., 2010). De interventie Mindful Parenting wordt veranderd en aangepast aan zowel de setting waarin het gebruikt wordt, als aan de specifieke doelgroep.

In de preventieve zorg werd een eerste toepassing van mindfulness op ouderschap gedaan door Coatsworth, Duncan, Greenberg, en Nix (2010) met een randomized pilot intervention trail. In deze studie werd The Strengthening Families Program geadapteerd met mindfulness elementen. De training werd gegeven aan 36 moeders met kinderen tussen de 10 en 14 jaar. De resultaten tonen aan dat, in het verbeteren van de kwaliteit van ouder-kind interactie, het toevoegen van mindfulness elementen aan het oorspronkelijke programma beter resultaat geeft, dan dezelfde training zonder deze elementen. Ook neemt het bewustzijn van moeders bij het opvoeden van hun kind toe. Daarna werd de versie van de training Mindful Parenting alleen gericht op ouders onderzocht. Dit werd gedaan met een preventieve studie bij recent gescheiden ouders met een uncontroled open trail (Altmaier & Maloney, 2007). Hierbij werd onderzocht of de training Mindful Parenting effectief is in het verbeteren van interpersoonlijke en emotionele verbondenheid tussen ouders en kind tijdens een periode van hoge stress zoals een scheiding van de ouders. Twaalf ouders van kleuters hebben

deelgenomen aan deze studie. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat ouders een hogere mate van mindfulness meldden na de training, en hoewel bij de thuisobservatie geen verschil in

(10)

ouder-kind interactie werd gevonden, ervoeren de ouders de training als behulpzaam en merkten zelf verbetering in de interactie met hun kind.

In de klinische setting werd de effectiviteit van een combinatie van de training Mindful Parenting voor ouders met een parallelle Mindfulness training voor de kinderen onderzocht. De doelgroep bestond uit ouders met kinderen met ADHD. Dit programma werd onderzocht met drie quasi-experimental waitslist control non-randomised studies. De eerste van Bögels, Hoogstad, Van Dun, Schutter, en Restifo (2008) met 14 gezinnen met adolescenten met externaliserende problemen. Na de training hebben de adolescenten een verbetering gemeld bij het bereiken van hun doelen, internaliserende en externaliserende gedragsproblemen, aandacht, tevredenheid en mindfulness. Deze resultaten werden door de ouders bevestigd. Ouders meldden ook een verbetering in zowel kwaliteit van hun ouderschap als in de ouder-kindrelatie. De tweede studie van Van der Oord, Bögels, en Peijnenburg (2012) betrof 11 ouders en kinderen tussen 8 en 12 jaar met ADHD. Resultaten toonden een afname in onoplettendheid en impulsiviteit bij kinderen; tegelijkertijd bij de ouders een toename van mindfulness en een afname van ouderschap-stress en overreactie. De derde studie van Van de Weijer-Bergsma, Formsma, de Bruin, en Bögels (2012) met 10 gezinnen met adolescenten tussen 13 en de 18 jaar met ADHD. Na de interventie werd een significante verbetering van de externaliserende gedragsproblemen bij de adolescenten gemeld door de adolescenten zelf en door de ouders. Vaders meldden ook een verbetering in de ouderschap-stress en moeders een afname van reactiviteit. De effectiviteit van de training Mindful Parenting in het

verbeteren van gedragsproblemen bij kinderen en in het verminderen van stress van ouders en opvoedingsstress bleek ook uit het onderzoek van Bögels, Hellemans, van Deursen, Römer, en van der Meulen (2014). Dit heeft plaatsgevonden in een geestelijk-gezondheidscentrum met 86 moeders met kind die werden aangemeld op grond van psychopathologie van moeder of kind of problemen in de moeder-kind relatie. Tevens kwam uit het onderzoek van

Meppelink, de Bruin, Wanders-Mulder, Vennik, en Bögels (2016) naar voren dat een toename van mindfulness een relatie heeft met een afname van de psychopathologie bij de ouders en dat een verbetering in Mindful Parenting een vermindering van psychopathologie bij het kind voorspelt, maar niet omgekeerd. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden in een

behandelingssetting voor kinderen. De deelnemers waren 70 kinderen met een gemiddelde leeftijd van 8.7 jaar die aangemeld waren wegens psychiatrische problemen.

De bovenbeschreven studies betreffen kinderen en adolescenten, nog onduidelijk is het effect van Mindful Parenting op de relaties tussen ouders en baby's of peuters. Tijdens de

(11)

eerste levensjaren vindt het hechtingsproces plaats, daardoor is de sensitiviteit van de ouders voor de signalen van hun kind van bijzonder belang. Tot nu toe hebben alleen Potharst, Aktar, Rexwinkel, Rigterink, en Bögels (2017) de effecten van Mindful Parenting met baby's en peuter onderzocht. In deze studie werd een versie van Mindful Parenting onderzocht waarin de kinderen aanwezig waren tijdens de interventie. Dit onderzoek betrof 44 moeders met baby's van 0 tot 18 maanden. Deze moeders waren aangemeld bij een klinische setting

wegens een hoge mate van stress, psychiatrische stoornissen, kind-problemen of problemen in de moeder-kind interactie. Uit deze studie kwam een significante toename naar voren in mindfulness, zelf-compassie, mindfulness in het ouderschap, welbevinden en een afname van psychopathologie en stress bij de moeders.

Onderzoeksdesign en Hypotheses

In deze evaluatiestudie werd de effectiviteit van de twee Mindful Parenting

interventies onderzocht: Mindful met je baby (Mindful with your baby) (Potharst et al., 2017) en Mindful met je peuter (Mindful with your toddler) (Potharst et al., 2018). Beide

interventies zijn gebaseerd op de oorspronkelijke Mindful Parenting training en werden ontwikkeld door het behandelcentrum Uva-Minds in Amsterdam. Er werd op basis van de onderzoeken o.a. van Bögels et al. (2008) en Portharst et al. (2017) verwacht dat de

interventie Mindful Parenting een positief effect heeft op de mindfulness in het ouderschap van moeders, op de sensitiviteit van de moeders en op de emotionele communicatie tussen moeder en kind. Daarnaast werd verwacht dat, als mindfulness in het ouderschap verbetert, ook de sensitiviteit en de emotionele communicatie verbeteren. Deze hypothesen werden getoetst bij 36 moeders en kinderen die hebben deelgenomen aan de interventie Mindful Parenting. Dit onderzoek kende drie meetmomenten: wachtlijst, voormeting en nameting. Het meten van mindfulness in het ouderschap bij de moeder werd gedaan aan de hand van een vragenlijst. De sensitiviteit en emotionele communicatie tussen moeder en kind werden gemeten door het coderen van twee verschillende video-observaties (een vrij-spel situatie en een face-to-face interactie).

Methode Participanten

In dit onderzoek werden de data gebruikt van 36 moeders en 36 kinderen (23 jongens en 13 meisjes). De geanalyseerde steekproef is een deel van de oorspronkelijke groep van 65 moeder-kind dyades. Hiervan zijn 18 dyades niet meegenomen in het onderzoek door

(12)

interventie. De participanten hebben deelgenomen aan vier onderzoeken van het Academisch Onderzoek en Behandeling Centrum UvA-Minds in Amsterdam: Mindful with your baby (Potharst et al., 2017; 2018), Mothering with mind (Veringa et al., 2018) en Mindful with your toddler (Potharst et al., 2018). De moeders hebben samen met hun kind bij de eerste drie onderzoeken deelgenomen aan de interventie Mindful met je baby en bij het laatste onderzoek aan de interventie Mindful met je peuter. Het selectiecriterium was een verwijzing van de huisarts of een GGZ-instelling. Deze verwijzing werd gegeven in verband met moederlijke hoge stress en/of mentale gezondheidsproblemen, regulatieproblemen bij het kind, moeder-kind interactieproblemen. Bij het onderzoek Mothering with mind daarentegen was een verwijzing niet nodig. Het inclusiecriterium voor het onderzoek Mothering with Mind was dat er bij moeder sprake was van opvoedingsstress. Bij de twee onderzoeken Mindful with your baby was het inclusiecriterium stress in het algemeen en voor het onderzoek Mindful with your toddler waren de inclusiecriteria regulatieproblemen bij moeder en/of kind, zoals

moeder-overactiviteit, verlatingsangst en veeleisendheid van het kind, kinderslaapproblemen, eetproblemen bij kinderen, overmatig huilen.

De gemiddelde leeftijd van de moeder was 35.18 jaar (SD = 3.96). Het

opleidingsniveau van de moeders was 11.20% tot en met middelbaar beroepsonderwijs, 44.40% hoger beroepsonderwijs, 36.10% universiteit en 8.40% onbekend. De moeders waren afkomstig uit 11 landen, 33.30% van de moeders was niet-Nederlands. Bij 15 moeders was er sprake van een depressie (klinisch gediagnostiseerd) en bij 10 moeders was sprake van moeder-kind relatieproblemen (gemeld door moeders zelf). De leeftijd van de kinderen bij de voormeting varieerde van 0 tot 39 maanden (M = 14.33; SD = 10.06). Zevenentwintig

(75.00%) van 36 kinderen waren eerstgeboren, 8 kinderen (22.20%) waren niet eerstgeboren en bij één kind (2.80%) was dit onbekend.

Procedure

Dit longitudinale onderzoek heeft een wachtlijst, voormeting en nameting. Op deze drie momenten werden mindfulness in het ouderschap, sensitiviteit en emotionele

communicatie tussen moeder en kind gemeten. De meetmomenten hebben plaatsgevonden bij de aanmelding van de moeders (wachtlijst, 9 tot 5 weken voor de interventies), één week voor de interventies (voormeting) en na de interventies (nameting, 0 - 2 weken na de interventie).

Bij elk meetmoment hebben de moeders de Nederlandse versie van de vragenlijst The Interpersonal Mindfulness in Parenting scale (IM-P-NL; Duncan, 2007) ingevuld om

(13)

observaties (face en vrijspel) en een interview (mind-mindedness) plaats. De face-to-face interactie werd gebruikt voor het meten van de emotionele communicatie tussen moeder en kind en het vrij-spelmoment voor het meten van sensitiviteit. Voor dit onderzoek werd het interview niet gebruikt.

Het onderzoek heeft goedkeuring gekregen van de ethische commissie van het Research Institute Child Development and Education van de Universiteit van Amsterdam op het nummer 2015-CDE-4747 en 2017-CDE-7946. Moeders hebben een informed consent ondertekend waarmee zij akkoord zijn gegaan met deelname aan het onderzoek.

Interventies Mindful Parenting. Er werden twee Mindful Pareting interventies

gebruikt: Mindful met je baby (Potharst et al., 2017) en Mindful met je peuter (Potharst et al., 2018). Beide trainingen zijn ontwikkeld door het Academisch Onderzoek en Behandeling Centrum UvA-Minds in Amsterdam en zijn gebaseerd op de oorspronkelijke Mindful Parenting interventie (Bögels & Restifo, 2013) op basis van het MBSR-programma (Kabat-Zinn, 1990) en MBCT (Segal et al., 2002). Mindful met je baby en Mindful met je peuter werden gegeven door een mindfulness trainer en een Infant Mental Health specialist. Deze laatste richtte zich op het welzijn van moeder en kind en hielp de moeders met het

interpreteren van de behoeftes van het kind (Potharst et al., 2017).

Mindful met je baby is een 8-wekelijkse training voor moeders met hun baby's van 0 tot 18 maanden en een follow-up sessie alleen voor de moeders. De interventie werd één keer per week gegeven voor de duur van 2 uur en werd gehouden in een behandelsetting (Potharst et al., 2017). Bij deze training waren de baby's altijd aanwezig behalve bij de eerste en de vijfde sessie. Elke groep bestond uit drie tot zes moeder-kind dyades (Potharst et al., 2017). De aanwezigheid van de baby's gaf de moeders de mogelijkheid om de geleerde vaardigheden meteen toe te passen en dit gaf meer kansen op generalisatie. Mindful met je peuter (Portharst et al., 2018) heeft 9-wekelijkse bijeenkomsten en is, voor moeders met peuters in de leeftijd 18 tot 48 maanden. De peuters waren aanwezig vanaf de vijfde sessie, zodat de moeders de mogelijkheid kregen om de basis van mindfulness te leren.

Meetinstrumenten

Mindful Parenting. De Nederlandse versie van Interpersonal Mindfulness in

Parenting Scale (IM-P; Duncan, 2007; De Bruin et al., 2014) is een vragenlijst om

mindfulness in het ouderschap te meten. Deze vragenlijst heeft 31 items die gescoord worden met een 5-punts Likertschaal (van 1 = "nooit waar"; tot 5 = "altijd waar"). De items zijn verdeeld in de zes dimensies: luisteren met volledige aandacht, compassie voor het kind,

(14)

niet-oordelende acceptatie van ouder functioneren, emotionele non-reactiviteit in

ouderschapsrelatie, emotioneel bewustzijn van het kind en emotioneel bewustzijn van moeder. Een hoge score verwijst naar een hoge mate van mindfulness in het ouderschap. Bij de

onderzoeken Mindful met je baby (Potharst et al., 2017; 2018) werden vier items niet gebruikt, omdat zij niet passend zijn voor moeders met baby's (Items 4, 7, 8 en 28). De vragenlijst heeft een goede interne consistentie van (α = .89) en een goede constructvaliditeit (De Bruin et al., 2014). In dit onderzoek was de interne consistentie voor de totale schaal α = .58. De interne consistentie werd ook apart berekend voor de baby's en peuters. Voor beide groepen was de interne consistentie α =.58.

Sensitiviteit. De sensitiviteit van de moeders is gemeten door middel van

video-observaties, met behulp van de Ainsworth sensitiviteits-schalen (Ainsworth, 1969). De

moeders kregen de instructie om vijf minuten met hun kind te spelen met speelgoed en daarna vijf minuten zonder speelgoed. De interactie vond bij voorkeur in de thuissituatie plaats en als dit niet mogelijk was in een behandelsetting. Alle interacties zijn opgenomen en de video's zijn vervolgens gecodeerd door vier scriptanten. Het gedrag van de moeder werd in dit onderzoek gescoord op twee schalen van Ainsworth door een 9-punts Likertschaal (van 1 = "zeer laag" tot 9 = "zeer hoog"). De eerste schaal is "sensitief vs. niet-sensitief voor signalen van het kind". Deze schaal meet het vermogen van moeder om signalen van het kind te herkennen, juist te interpreteren en adequaat en tijdig te reageren (Ainsworth, 1969). De schaal varieert van zeer sensitief tot zeer insensitief. De tweede schaal is "acceptatie vs. afwijzing van de behoeften van het kind". Deze schaal betreft vier elementen die samen het niveau van acceptatie van de moeder bepalen: de gevoelens van de moeder voor haar kind (positieve gevoelens: glimlachen, complimenten geven of negatieve gevoelens: kind afwijzen, negatieve verbale uiting tegen het kind), het geduld van moeder, het accepteren door de moeder van een negatieve mentale staat van het kind en de mate waarin de moeder respect heeft voor de autonomie van het kind. De schaal gaat van sterk accepterend tot sterk afwijzend. De interbeoordelaarbetrouwbaarheid voor de schaal sensitiviteit was κ = .77 en voor de schaal acceptatie κ = .75. Voor een hogere betrouwbaarheid werden alle video's door de scriptanten samen gecodeerd.

Emotionele Communicatie. Om de emotionele communicatie te meten werd de

face-to-face interactie tussen moeder en kind gefilmd in een thuissituatie of in het babylab van het Research Institute of Child Development and Education in Amsterdam. De opname werd gedaan met een split-screen camera (Panasonic HC-W570): één gericht op het kind en één op

(15)

de moeder. Moeder en kind zaten tegenover elkaar aan tafel. De moeders kregen de instructie om vijf minuten met hun kind te communiceren zoals ze normaal doen.

Codering van face to face interactie. Vier minuten van de afgenomen video's werden

gecodeerd. De codering werd gedaan door drie getrainde scriptanten (κ training > .80). Het coderen werd gedaan met het computer programma Observer XT 13.0 (Zimmerman, Bolhuis, Willemsen, Meyer, & Noldus, 2009) volgens een "coderingsprotocol" gebaseerd op Colonnesi en collega's (2012) (Bijlage 1). De drie gedragingen: kijkrichting, gezichtsuitdrukkingen en vocalisaties werden onafhankelijk van elkaar gecodeerd op een tijdsbasis (frame) van 1 seconde door middel van state event bij moeder en kind. Alle drie de gedragingen werden gecodeerd als wederzijds uitsluitende categorieën. De interbeoordelaarbetrouwbaarheid is gebaseerd op 18 van de 98 (18.40%) video's op 1 seconde frequentie berekend met Kappa van Cohen. Voor alle drie de variabelen is de interbeoordelaarbetrouwbaarheid goed: kijkrichting (κ = .88), gezichtsuitdrukking (κ = .89), vocalisatie (κ = .87).

Kijkrichting. Wanneer moeder naar het gezicht of naar de handen van kind keek, werd

dit gecodeerd als "kijken naar het kind" en wanneer het kind naar het gezicht of de handen van moeder keek, werd dit gecodeerd als "kijken naar moeder". Wanneer de moeder niet naar het kind keek, werd dit gecodeerd als "niet kijken" en dit gold ook voor het kind. Wanneer de ogen van de moeder of van het kind niet in beeld waren, werd dit gecodeerd als "uit beeld".

Gezichtsuitdrukkingen. Wanneer moeder een open of gesloten glimlach maakte, die te

zien was aan een opgetrokken mondhoek, wat dichte ogen en opgetrokken wangen (Ekman & Friesen, 1978; Hsu et al., 2001) werd dit gecodeerd als "positieve gezichtsuitdrukking" en dit gold ook voor het kind. Wanneer de moeder een ontspannen gezichtuitdrukking toonde, werd dit gecodeerd als "neutrale gezichtsuitdrukking". Op dezelfde manier werd dit gedaan voor het kind. Wanneer moeder of kind een open of gesloten mond met mondhoeken die naar beneden gingen, en de binnen- of de buitenkant van de wenkbrauwen die naar beneden gingen, toondewerd dit gecodeerd als "negatieve gezichtsuitdrukking" (Bolzani Dinehart et al., 2005).

Vocalisatie. Wanneer de moeder vocaliseerde gericht naar het kind, werd dit gecodeerd

als "vocaliseert". Wanneer het kind vocaliseerde gericht naar moeder, werd dit ook gecodeerd als "vocaliseert". Wanneer de moeder niet vocaliseerde, werd dit gecodeerd als "geen

vocalisatie" en dit gold ook voor het kind. De vocalisatie van het kind zijn de geluiden die zij maken, zowel als woorden als de spraakachtige syllabische geluiden van de baby's.

(16)

Synchronie. Synchronieën zijn gedragingen die tegelijkertijd plaats vinden bij moeder en kind. Synchronie van kijkrichting is de proportie van de tijd dat moeder en kind

tegelijkertijd naar elkaar keken. Synchronie van gezichtsuitdrukking is de proportie van de tijd dat moeder en kind tegelijkertijd een positieve gezichtsuitdrukking toonden. Synchronie van gezichtsuitdrukking en kijkrichting is de proportie van de tijd dat moeder en kind tegelijkertijd een positieve gezichtsuitdrukking toonden en naar elkaar keken.

Turn-taking. De turn-taking is een afwisseling waarbij moeder en kind een

gesprekachtige communicatie aangaan zoals bij volwassenen (Hsu et al., 2001). Deze

variabele werd berekend aan de hand van de frequentie van afwisseling van vocalisatie tussen moeder en kind. Hierbij werd onderzocht hoe vaak de moeder reageerde op een vocalisatie van het kind en hoe vaak het kind reageerde op een vocalisatie van de moeder.

Data Analyse

Om de data te analyseren werden proporties berekend voor alle variabelen van de emotionele communicatie om de duur van de video's te controleren. Bij deze proporties werd de tijd dat moeder of kind uit beeld waren, afgetrokken van de totale duur van de video. Bij de data zijn er 13 missing values bij de wachtlijst (36.11%), tien ervan waren late aanmeldingen en 3 misten wegens problemen bij opname. Zowel de voormeting als de nameting hadden 4 missing values (11.10%) voor problemen bij opname. De data van de voormeting en nameting werden in de analyse meegenomen, de data van de wachtlijst werden niet gebruikt vanwege het grote aantal ontbrekende waarden. Om de data van de voormeting en van de nameting te kunnen imputeren werd de Little MCAR test berekend, hierbij werd een niet significante en dus completely at random score gevonden χ2 (206) = 163.74, p = .986). De data werden geïmputeerd met de Expectation Maximization (EM; Graham, 2009). Skewness en Kurtosis zijn berekend om de normale verdeling van de populatie de controleren; informatie hierover is te vinden in Bijlage 2, de range van de Skewness was van -3.97 (SE = 0.39) tot 3.29 (SE = 0.34); de range van de Kurtosis was van -1.25 (SE = 0.77) tot 18.86 (SE = 0.77).

De variabelen van de emotionele communicatie werden verdeeld in verbale dimensie (vocalisatie en turn-taking), aandacht dimensie (synchronie van de kijkrichting) en emotionele dimensie (synchronie van de positieve gezichtsuitdrukking en van de positieve

gezichtsuitdrukking met de kijkrichting). Er werd voor gekozen de aandacht dimensie en de emotionele dimensie te analyseren als synchronie om een dieper inzicht te krijgen in de interactie tussen moeder en kind. De dataset werd gecontroleerd door middel van een data-exploratie. Vervolgens zijn bij de voormeting correlaties (Pearson voor beide groepen samen

(17)

en Spearman voor de groepen apart vanwege de kleine dimensie van de groepen) berekend tussen de variabelen van de emotionele communicatie, de IM-P en de subschalen van

sensitiviteit om inzicht te krijgen in de samenhang tussen deze variabelen. Om te onderzoeken of mindfulness in het ouderschap, emotionele communicatie en sensitiviteit waren veranderd na de interventie werden Repeated measures ANOVA's uitgevoerd. Daarnaast werd

onderzocht of een verbetering in de mate van mindfulness in het ouderschap samenhangt met een verbetering in sensitiviteit en emotionele communicatie door middel van het correleren van de verschilscores van voor- en nameting met Pearson voor beide groepen samen en Spearman voor de groepen apart vanwege de kleine dimensie van de groepen.

Resultaten

Gekeken is naar het effect van demografische factoren op de uitkomsten van de voormeting. De leeftijd van het kind, geslacht van het kind, eerstgeboren kind, depressie van moeder en ouder-kind relatieproblemen werden gemeten met een t-toets en de leeftijd van de moeder met correlaties (Pearson voor beide groepen samen en Spearman voor de groepen apart vanwege de kleine dimensie van de groepen). Alleen voor de variabele leeftijd van het kind bleken de resultaten stabiel, met name voor de groepen baby's en peuters. Dit bleken twee onafhankelijke populaties, die daarom apart geanalyseerd werden. Significante

correlaties werden gevonden bij baby's en peuters bij vijf variabelen: kind kijkt naar moeder,

F(1, 34) = 4.37, p = .044, moeder kijkt naar kind, F(1, 34) = 12.18, p = .001, positieve

gezichtsuitdrukking van het kind, F(1, 34) = 4.96 p = .033, negatieve gezichtsuitdrukking van het kind, F(1, 34) = 5.88, p = .021 en synchronie naar kijkrichting, F(1, 34) = 7.21, p = .011. Andere significante correlaties werden gevonden maar werden niet gebruikt voor verdere analyses, omdat er geen duidelijk patroon voor de invloed van deze variabelen werd

gevonden: voor eerstgeboren kind met moeder kijkt naar het kind, F(1, 33) = 14.01, p = .001 en met synchronie kijkrichting en positieve gezichtsuitdrukkingen, F(1, 33) = 7.83, p = .008; voor de ouder-kind relatieproblemen met negatieve gezichtsuitdrukking van het kind, F(1, 32) = 40.19, p < .001 en voor de leeftijd van moeder met vocalisatie van moeder, r(35)= -.40, p = .014. In Tabel 1 en Tabel 2 zijn de beschrijvende statistieken van de variabelen van de

emotionele communicatie, mindfulness in het ouderschap en sensitiviteit bij de voormeting en nameting vermeld (Tabel 1 voor de baby's en Tabel 2 voor de peuters).

(18)

Tabel 1.

Beschrijvende Statistieken per Meetmoment bij Baby's.

Voormeting Nameting

M SD Min. Max. M SD Min. Max.

Emotionele communicatie

Moeder

Kijkt naar kind 94.95 05.29 80.58 100.00 92.46 10.04 58.41 100.00 POS. gezichts. 47.60 24.25 07.46 84.53 46.01 23.23 10.65 100.00 Vocaliseert 62.53 17.15 23.76 93.11 57.69 16.65 28.71 93.13 Kind

Kijkt naar moeder 46.33 22.88 11.64 88.88 39.32 26.17 05.01 95.82 POS. gezichts. 19.82 15.84 00.00 57.92 18.64 15.55 00.00 51.94 NEG. gezichts. 04.77 08.93 00.00 35.36 05.75 09.96 00.00 45.97 Vocaliseert 11.71 10.03 00.39 34.55 14.63 11.10 00.00 48.07 Synchronie Kijkrichting 43.48 21.99 07.68 82.42 37.77 26.12 04.68 94.21 POS. gezichts. 16.17 13.48 00.00 49.22 15.10 12.43 00.00 49.11 POS. gezichts. + kijkrichting 10.52 08.81 00.00 34.13 08.70 08.54 00.00 34.51 Turn-taking

Moeder reageert op kind 54.20 24.47 00.00 100.00 48.48 16.60 25.00 100.00 Kind reageert op moeder 13.56 10.37 00.00 34.78 17.14 11.05 00.00 36.36

Mindful Parenting

Totaal IM-P 91.52 12.75 75.00 116.00 98.08 09.96 84.00 120.00

Sensitiviteit

Sensitiviteit 05.63 01.35 03.00 08.00 05.84 01.89 02.00 08.00 Acceptatie 05.75 01.42 03.00 08.00 06.52 01.50 04.00 09.00 Noot: POS. gezichts. = positieve gezichtsuitdrukking. NEG. gezichts.= negatieve gezichtsuitdrukking. IM-P = Interpersonal Mindfulness in Parenting Scale.

(19)

Tabel 2.

Beschrijvende Statistieken per Meetmoment bij Peuters.

Peuters Voormeting Nameting

M SD Min. Max. M SD Min. Max.

Emotionele Communicatie

Moeder

Kijkt naar kind 83.18 23.90 17.90 100.00 83.79 20.19 28.97 98.23 POS. gezichts. 38.03 28.17 2.76 83.84 37.53 27.07 03.28 88.11 Vocaliseert 43.92 19.89 15.41 83.96 51.25 13.79 30.00 77.65 Kind

Kijkt naar moeder 42.61 31.27 02.06 82.34 49.73 26.83 17.46 88.36 POS. gezichts. 24.13 23.68 00.00 68.05 24.42 26.93 00.00 78.31 NEG. gezichts. 00.37 00.70 00.00 02.30 05.67 10.96 00.00 34.15 Vocaliseert 16.80 10.56 01.27 33.76 27.76 15.42 05.02 52.57 Synchronie Kijkrichting 39.50 32.19 00.38 80.34 44.80 27.53 08.25 86.10 POS. gezichts. 16.46 16.20 00.00 45.22 18.37 24.39 00.00 70.63 POS. gezichts. + kijkrichting 10.22 11.95 00.00 36.86 10.55 17.26 00.00 48.76 Turn-taking

Moeder reageert op kind 54.61 21.86 00.00 75.00 52.57 07.98 40.18 67.86 Kind reageert op moeder 20.08 10.41 05.88 33.33 27.49 11.25 05.26 43.24

Mindful Parenting

Totaal IM-P 89.78 10.09 76.00 108.00 94.22 08.98 82.00 107.00

Sensitiviteit

Sensitiviteit 06.81 02.36 01.00 09.00 07.64 01.36 05.00 09.00 Acceptatie 06.90 02.47 01.00 09.00 08.09 01.22 06.00 09.00 Noot: POS. gezichts. = positieve gezichtsuitdrukking. NEG gezichts.= negatieve gezichtsuitdrukking. IM-P = Interpersonal Mindfulness in Parenting Scale.

Tabel 3 en Tabel 4 laten de Spearman's correlatie zien tussen de variabelen van de emotionele communicatie, mindfulness in het ouderschap en sensitiviteit (Bijlage 4 voor totaal). Uit de correlatieanalyse bij baby's blijkt dat mindfulness in het ouderschap (IM-P) positief samenhangt met de variabelen "kind kijkt naar moeder", "positieve

gezichtsuitdrukking van het kind", "synchronie positieve gezichtsuitdrukking", "synchronie kijkrichting" en "synchronie positieve gezichtsuitdrukking en kijkrichting". De subschaal "sensitiviteit" van moeder hangt samen met "positieve gezichtsuitdrukking" van moeder, de "synchronie van de positieve gezichtsuidrukking" en de "synchronie van de positieve gezichtsuidrukking en kijkrichting". Ook er is een samenhang gevonden tussen de schaal "acceptatie", de "positieve gezichtsuidrukking van moeder en kind", de variabel "kind kijkt naar moeder" en de "synchronie van kijkrichting", "positieve gezichtsuitdrukking" en "positieve gezichtsuitdrukking en kijkrichting". Bij peuters is er alleen een correlatie gevonden tussen "kind kijkt naar moeder" en de schaal "acceptatie".

(20)

Tabel 3.

Spearman's Correlatie Tussen de Variabelen van Emotionele Communicatie, Mindful Parenting en Sensitiviteit bij Baby's bij Voormeting.

Variabele baby's Mindful Parenting Sensitiviteit

IM-P totaal Sensitiviteit Acceptatie

Moeder r p r p r p

Kijkt naar kind .18 .379 .19 .375 .11 .615

POS. gezichtsuitdrukking .15 .489 .57 .004 .59 .003

Vocaliseert .33 .109 .30 .161 .27 .206

Kind

Kijkt naar moeder .45 .023 .27 .195 .56 .005

POS. gezichtsuitdrukking .60 .002 .38 .064 .47 .022 NEG. gezichtsuitdrukking -.25 .237 .17 .422 .03 .888

Vocaliseert -.04 .842 .21 .325 .10 .628

Turn-taking

Moeder reageert op kind -.22 .281 -091 .673 .034 .875

Kind reageert op moeder .24 .243 .17 .423 .19 .384

Synchronie

Kijkrichting .44 .028 .24 .257 .51 .010

POS. gezichtsuitdrukking .46 .021 .43 .036 .43 .034

POS. gezichtsuitdrukking + kijkrichting .42 .039 .40 .050 .52 .009

Noot. POS = positieve, NEG = negatieve, IM-P = Interpersonal Mindfulness in Parenting Scale.

Tabel 4.

Spearman's Correlatie Tussen de Variabelen van Emotionele Communicatie, Mindful Parenting en Sensitiviteit bij peuters bij Voormeting.

Variabele peuters Mindful

Parenting

Sensitiviteit IM-P totaal Sensitiviteit Acceptatie

Moeder r p r p r p

Kijkt naar kind .18 .650 .42 .202 .48 .137

POS. gezichtsuitdrukking .05 .897 .19 .581 .31 .352

Vocaliseert -.62 .074 .37 .262 .48 .133

Kind

Kijkt naar moeder .13 .730 .58 .063 .65 .029

POS. gezichtsuitdrukking .25 .513 .32 .340 .36 .281 NEG. gezichtsuitdrukking .04 .930 .05 .874 .16 .647

Vocaliseert -.50 .175 -.04 .902 -.05 .892

Turn-taking

Moeder reageert op kind -.61 .080 -.20 .561 -.17 .627 Kind reageert op moeder -.49 .183 -.12 .721 -.070 .839 Synchronie

Kijkrichting .08 .830 .45 .165 .54 .088

POS. gezichtsuitdrukking .04 .915 .39 .231 .48 .137 POS. gezichtsuitdrukking + kijkrichting .04 .915 .37 .261 .46 .154 Noot. POS = positieve, NEG = negatieve, IM-P = Interpersonal Mindfulness in Parenting Scale.

(21)

De eerste hypothese veronderstelde dat de interventie Mindful Parenting een positief effect zou hebben op Mindfulness in het ouderschap. De ANOVA voor herhaalde metingen liet een significant hoofdeffect zien van tijd (Mvoormeting = 89.25, SEvoormeting = 2.31 Mnameting =

95.35, SEnameting = 1.95), F(1, 30) = 20.77 = p < .001 = ƞ²p = .41. Er is geen significant effect

gevonden voor de baby's of peuters, F(1, 30) = 0.96 = p = .336 = ƞ²p = .03, en geen significant

interactie-effect, F(1, 30) = 1.22 = p = .278 = ƞ²p = .04. Dit betekent dat er geen significant

verschil tussen baby's en peuters werd gevonden voor en na de interventie.

De tweede hypothese veronderstelde dat de interventie Mindful Parenting een positief effect zou hebben op de sensitiviteit van de moeder. De ANOVA voor herhaalde metingen liet bij de eerste schaal "sensitiviteit" geen significant tijdseffect zien (Mvoormeting = 6.00,

SDvoormeting = 1.79; Mnameting = 6.40, SDnameting = 1.94), F(1, 33) = 2.34 = p = .136 = ƞ²p = .066).

Tussen de groepen werd een significant effect gevonden F(1, 33) = 7.67 = p = .009 = ƞ²p =

.189. Dit betekent dat in het algemeen moeders meer sensitiviteit toonden naar hun peuters (M = 7.23, SE = .45) dan naar hun baby's ( M = 5.73, SE = .30). Er werd geen significant

interactie-effect gevonden tussen meting en groepen. Bij de schaal "acceptatie" werd een significant tijdseffect gevonden (Mvoormeting = 6.11, SDvoormeting = 1.86; Mnameting = 6.97,

SDnameting = 1.60) F(1, 33) = 8.67 = p = .006 = ƞ²p = .208. Ook werd een significant effect

gevonden tussen de groepen F(1, 33) = 7.89 = p = .008 = ƞ²p = 193. Dit betekent dat moeders

over het algemeen meer acceptatie toonden met hun peuters (M = 7.50, SE = .41) dan met hun baby's (M = 6.10, SE = .28). Er werd geen interactie-effect gevonden tussen meting en

groepen.

De derde hypothese veronderstelde dat de interventie Mindful Parenting een positief effect zou hebben op de emotionele communicatie tussen moeder en kind. De ANOVA voor herhaalde metingen toonde bij de vocalisatie van moeders geen significant tijdseffect (zie Tabel 5). Een significant effect werd gevonden bij groepen, dat betekent dat moeders in het algemeen meer vocaliseren met hun baby's (M = 60.61, SE = 2.90) dan met hun peuters (M = 47.59, SE = 4.37). Er is ook een significant interactie-effect gevonden tussen meting en groep. De interactie werd verder onderzocht met Sidak's pairwise comparisons, hierbij werd een significant verschil gevonden tussen baby's en peuters vóór de interventie en niet na de interventie: pvoormeting = .005, SE = 6.51; pnameting = .270, SE = 5.73. Bij de vocalisatie van het

kind is er een significant tijdseffect gevonden (Mvoormeting = 14.26, SE = 1.84; Mnameting =

(22)

voormeting. Het verschil tussen de groepen is ook significant waarin in het algemeen peuters (M = 22.28, SE = 2.68) meer praatten dan baby's (M = 13.17, SE = 1.78). Er werd geen

interactie-effect gevonden. Voor wat betreft de turn-taking voor de variabele "kind reageert op moeder" werd een significant tijdseffect gevonden (Mvoormeting = 16.82, SD = 1.88; Mnameting =

22.32, SD = 2.01) waardoor kinderen meer op hun moeder reageerden bij de nameting dan bij de voormeting. Ook werd een significant verschil gevonden tussen de groepen, waarin peuters (M = 23.78, SD = 2.63) reageerden meer dan baby's (M = 15.35, SD = 1.75). Er werd geen interactie-effect gevonden. De andere variabelen van de emotionele communicatie zijn niet significant veranderd.

Tabel 5.

Repeated Measures Anovas voor de Variabelen van Emotionele Communicatie bij Meting, Groepen (baby's en peuter) en Interactie tussen meting en groepen.

Meting Groepen Meting x groep

Emotionele Communicatie F(1, 34) p 2 p F(1, 34) p 2 p F(1, 34) p 2 pVerbale dimensie Moeder vocaliseert 0.05 .817 .00 6.18 .018 .15 4.24 .047 .11 Kind vocaliseert 7.20 .011 .18 8.00 .008 .19 2.41 .130 .07 Kind reageert op moeder 5.85 .021 .15 7.13 .012 .17 0.71 .404 .02 Moeder reageert op kind 0.70 .409 .02 0.18 .679 .01 0.16 .695 .01 Aandacht dimensie

Synch. kijkrichting 0.00 .970 .00 0.04 .842 .00 0.99 .328 .03 Emotionele dimensie

Synch. POS. gezichts. 0.02 .882 .00 0.13 .719 .00 0.28 .598 .01 Synch. POS. gezichts. + kijkrich. 0.14 .709 .00 0.05 .821 .00 0.29 .593 .01 Noot: Synch. = synchronie. POS. gezichts. = postieve gezichtsuitdrukking. Kijkrich. = Kijkrichting

De vierde hypothese veronderstelde dat een verbetering in de emotionele

communicatie gerelateerd is aan een verbetering in mindfulness in het ouderschap en in de sensitiviteit van de moeder. De Spearman’s correlatieanalyse tussen de verschilscores liet bij baby's (Tabel 6) een significante correlatie zien tussen mindfulness in het ouderschap en synchronie positieve gezichtsuitdrukking, synchronie kijkrichting en turn-taking waarin moeder vocaliseert en kind reageert. Ook werd een relatie gevonden tussen acceptatie van de moeder en de turn-taking, waarbij het kind vocaliseert en de moeder reageert. Bij peuters is er geen significante correlatie gevonden (Tabel 7).

(23)

Tabel 6.

Spearman Correlatie voor de Verschilscores Tussen Emotionele Communicatie, Mindful Parenting en Sensitiviteit bij Baby's Mindful Parenting Sentitiviteit

IM-P totaal Sensitiviteit Acceptatie

r p R p r p

Emotionele communicatie

Verbale dimensie

Kind vocaliseert .07 .757 -.19 .369 -.36 .084

Moeder vocaliseert .06 .768 -.12 .577 -.07 .734

Moeder reageert op kind .05 .831 .34 .107 .46 .026

Kind reageert op moeder .50 .014 -.29 .173 -.14 .597 Aandacht dimensie

Synch. Kijkrichting .42 .038 .02 .946 -.06 .785

Emotionele dimensie

Synch. POS. gezichts. .48 .018 -.14 .528 .27 .205

Synch. POS. gezichts.+ kijkrichting .36 .080 .10 .657 .05 .814 Noot: Synch = synchronie. POS. gezichts. = postieve gezichtsuitdrukking. IM-P = Interpersonal Mindfulness in Parenting Scale.

Tabel 7.

Spearman Correlatie voor de Verschilscores Tussen Emotionele Communicatie, IM-P en Sensitiviteit bij Peuters Mindful Parenting Sensitiviteit

IM-P totaal Sensitiviteit Acceptatie

r p R p r p

Emotionele communicatie

Verbale dimensie

Kind vocaliseert -.38 .352 .00 1.00 -.06 .862

Moeder vocaliseert -.62 .102 -.20 .548 .50 .120

Moeder reageert op kind -.52 .183 -.10 .766 .40 .220 Kind reageert op moeder .31 .456 -.05 .882 -.06 .873 Aandacht dimensie

Synch. kijkrichting -.10 .823 .10 .766 -.14 .683

Emotionele dimensie

Synch. POS. gezichts. .36 .385 -.36 .273 -.48 .131

Synch. POS. gezichts.+ kijkrichting .26 .531 -.10 .766 -.43 .190 Noot: Synch = synchronie. POS. gezichts = postieve gezichtsuitdrukking. IM-P = Interpersonal Mindfulness in Parenting Scale.

De vijfde hypothese veronderstelde dat een verbetering in de mindfulness in het ouderschap gerelateerd is aan een verbetering van de sensitiviteit van de moeders. De Spearman’s correlatieanalyse liet een negatieve significatie zien bij de baby's voor de

subschaal sensitiviteit r(22) = -.48, p = .021 en geen significante correlatie voor de subschaal acceptatie r(7) = -.23, p = .283. Het bleek dat een toename van mindfulness in het ouderschap gerelateerd was aan een afname van de sensitiviteit en omgekeerd. Bij de peuters werden geen significante correlaties gevonden (sensitiviteit: r(7) = .29, p = .491; acceptatie: r(23) = .22, p = 608).

(24)

Discussie

De huidige studie is het eerste onderzoek dat zich richt op de effectiviteit van de interventie Mindful Parenting op het verbeteren van de sensitiviteit van de moeders en de emotionele communicatie tussen de moeder en het jonge kind. De sensitiviteit van de moeder naar het kind is van belang voor de sociale en emotionele ontwikkeling van het kind

(Donovan et al., 2007) en voor het ontwikkelen van een veilige hechting (Colonnesi et al., 2013). Op tijd (contingent) en adequaat (affectief en warm) reageren zijn twee onafhankelijke dimensies van de sensitiviteit (Keller et al., 1999) en elk vereist een andere

gedragscoderingsstrategie (Hsu & Fogel, 2003). In het huidige onderzoek werd sensitiviteit geanalyseerd op twee manieren: op macroniveau met de Maternal Sensitivity Scales van Ainsworth en op microniveau door het systematische coderen van de emotionele

communicatie tussen moeder en kind. Ook werd onderzocht of na de interventie een

verbetering in de mate van mindfulness in het ouderschap samenhing met een verbetering van sensitiviteit bij moeders en met een verbetering van de emotionele communicatie tussen moeder en kind.

Een belangrijk resultaat van dit onderzoek is dat de interventie Mindful Parenting effectief bleek te zijn in het bevorderen van mindfulness in het ouderschap bij moeders. Dit komt overeen met de gestelde hypothese en met eerdere onderzoeken van Ferraioli en Harris (2013) en Meppelink en collega's (2016). Meppelink en collega's (2016) hadden in hun onderzoek ook gevonden dat een toename van mindfulness in het ouderschap samenhing met een afname van de psychopathologie van de kinderen, wat het belang bevestigt van deze toename. In de huidige studie werd een toename van mindfulness in het ouderschap bij moeder gevonden onafhankelijk van de leeftijd van het kind. Deze resultaten zijn gebaseerd op een zelf (door moeders) ingevulde vragenlijst dus niet objectief maar gebaseerd op eigen waarneming. Dit betekent dat moeders zich meer mindful, dus bewuster, minder automatisch in hun reacties en aandachtvoller (Kabat-Zinn & Kabat Zinn, 1998) voelen in het omgaan met hun kind en dit geldt zowel bij moeders van baby's als van peuters. Het feit dat de toename van mindfulness in het ouderschap gerapporteerd werd zowel door moeders van baby's als van peuters, maakt dat de interventie in de praktijk breder inzetbaar is. Het zou interessant zijn om te kijken of het gevoel meer mindful te zijn in het ouderschap ook leidt tot een hoger competentie gevoel van moeders en of meer zelfvertrouwen van moeders in de opvoeding ook een positief effect op hun handelen heeft.

(25)

het volgen van de interventie. Moeders blijken een meer accepterend gedrag te tonen naar het kind maar er werd geen zichtbare verbetering van het sensitief gedrag van moeders gevonden. De toename van acceptatie is een belangrijk resultaat in dit onderzoek omdat

onvoorwaardelijke acceptatie van het kind door de opvoeder fundamenteel is om bij het kind een basisvertrouwen in zichzelf en in de ander te creëren (Zaal, Boerhave, & Koster, 2009). Zoals gezegd werd in de inleiding, was de achterliggende hypothese van Mindful Parenting dat mindful ouders zich bewust zijn van de behoeftes van hun kind en deze accepteren. Tijdens de interventie Mindful Parenting werd er aandacht besteed aan het accepteren zonder oordelen. Moeders leerden bewust te zijn in het huidige moment en leerden naar hun kind te kijken zonder te oordelen, zodat zij niet op een automatische manier reageren, maar op een meer sensitieve en respondente manier (Kabat-Zinn & Kabat Zinn, 1998). De subschaal sensitiviteit van de Maternal Sensitivity Scales van Ainsworth meet een reactieve houding van moeder in de interactie met het kind (Ainsworth, 1969). Dit is in tegenspraak met de Mindful idee van sensitiviteit waarbij met sensitiviteit wordt bedoeld het aandacht besteden aan het kind en aan de eigen manier van opvoeden van moment tot moment op een bewuste en niet oordelende wijze (Kabat Zinn, 1990). Dit kan een mogelijke verklaring zijn waarom geen toename van de sensitiviteit werd gevonden na de interventie.

De sensitiviteit van de moeders werd in deze studie ook onderzocht op een

microniveau door het analyseren van de emotionele communicatie tussen moeder en kind. Deze analyse liet een verandering in de emotionele communicatie tussen moeder en kind zien na de interventie, in het bijzonder voor de verbale communicatie. De moeders praatten in het algemeen meer tegen baby's dan tegen peuters. Na de interventie gingen moeders meer op dezelfde manier om met het kind onafhankelijk van zijn leeftijd. Daardoor gingen zij minder praten tegen hun baby's en meer tegen hun peuters. Om deze verandering beter te begrijpen kan gekeken worden naar de betekenis van het praten van moeders tegen baby's en tegen peuters. Voor wat betreft de baby's liet de studie over de kwaliteit van moeder-kind interactie van Hsu en Fogel (2003) zien dat de vocalisaties van baby's die geassocieerd zijn met de emotionele en psychologische toestand, door moeders niet makkelijk werden geïnterpreteerd. Hierdoor hebben moeders de neiging om te reageren op alle soorten van vocalisaties om de interactie met hun baby's te vergemakkelijken. Wanneer kinderen competenter worden in de sociale interactie, vertonen moeders meer varianten in hun reacties om een meer volwassen vorm van vocalisatie te bevorderen bij het kind (Hsu & Fogel, 2003). Het is mogelijk dat moeders tijdens de interventie Mindful Parenting een meer accepterende en minder reactieve

(26)

houding leren aan te nemen tegenover hun kind en zichzelf (Bögels & Restifo, 2013); wellicht genieten zij meer van hun baby zonder te reageren door middel van vocalisatie. Voor wat betreft de peuters is dit resultaat beter te begrijpen in combinatie met de verandering van de vocalisatie van het kind zelf en de verandering in turn-taking na de interventie.

Na de interventie verandert de vocale interactie tussen moeders en kinderen op

meerdere niveaus: zoals gezien, praatten na de interventie niet alleen de moeders meer met de peuters, maar de kinderen praatten ook zelf meer en reageerden meer op de moeders. Volgens Locke (1996, 2001) drukken jonge kinderen door het vocaliseren hun wens uit om de sociale relatie met de opvoeder te ontwikkelen en te onderhouden. Het is mogelijk dat meer

vocalisatie bij kinderen na de interventie een hogere betrokkenheid betekent in de interactie met de moeder. Moeders leren tijdens de interventie Mindful Parenting minder te reageren (Bögels & Restifo, 2013) waardoor het mogelijk is dat het kind meer ruimte krijgt om te praten. Wanneer kinderen meer spreken, kunnen ze op een positieve manier de interactie met hun moeder beïnvloeden, doordat ze aan de moeder weer de mogelijkheid geven om

responsief (tijdig en adequaat) te reageren en de interactie verder uit te breiden ( Tamis-LeMonda & Bornstein, 2002). De kinderen reageerden na de interventie meer op moeders. Een mogelijke verklaring is dat moeders leerden de aandacht van het kind te trekken en hun reactie te stimuleren. Het onderzoek van Biringen et al. (1999) toonde een positieve relatie tussen de bereidheid van het kind om te interageren en de sensitiviteit van de moeder. Dit ondersteunt de veronderstelling dat moeders meer sensitief/responsief zijn geworden na de interventie. De toename van vocalisaties en het reageren op de moeder neemt bij baby's minder toe dan bij peuters, dit verschil kan verklaard worden door de leeftijd en

taalontwikkeling van het kind. Baby's moeten nog vier tot vijf ontwikkelingsfases doorlopen voordat zij woorden en zinnen uit kunnen spreken (Ertmer & Iyer, 2010).

Er werd verwacht dat door de interventie moeders en kinderen meer momenten van het delen (synchronie), gezamenlijk en tegelijkertijd, van aandacht en emoties konden hebben, maar dit is niet uit de resultaten gebleken. Een mogelijke verklaring is dat deze verandering een langere tijd nodig heeft om in te werken en nog niet zichtbaar kon zijn na de interventie. Een andere mogelijke verklaring houdt rekening met de theorie van Lotzin en collega's (2015). Deze zegt dat een goed georganiseerde en flexibele interactie tussen moeder en kind gekenmerkt wordt door een matig niveau van synchronisatie van aandacht en affectief gedrag tussen moeder en kind en niet door een hoog of laag niveau van synchronie. Sterker nog, een hoge of lage mate van synchronie is een kenmerk van een onaangepaste moeder-kind

(27)

interactie die de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind verstoort (Lotzin et al., 2015). Dit betekent dus dat een toename van synchronie niet per se positief is (Beebe et al., 2010). In deze studie werd ook vóór de interventie een correlatie gevonden tussen de mate van

sensitiviteit van moeders en de synchronie van aandacht en emotie tussen moeder en kind. Omdat hier onderzoek werd gedaan naar de kwaliteit van de interactie tussen moeder en kind, geven de gevonden veranderingen weliswaar een beeld van de variatie bij de interactie, maar zij kunnen niet duidelijk aangeven of de emotionele communicatie verbeterd is.

In dit onderzoek werd ook gekeken naar de samenhang tussen de verbetering van mindfulness in het ouderschap, emotionele communicatie en sensitiviteit. Er werd een samenhang gevonden bij baby's tussen mindfulness in het ouderschap met synchronie van emotie, met synchronie van aandacht en met het reageren van de baby op de moeder. Dit betekent dat wanneer mindfulness in het ouderschap verbetert, ook de synchronie van emotie en van aandacht toeneemt, evenals de reacties van de baby. Er werd geen samenhang

gevonden tussen de verbetering in mindfulness in het ouderschap en vocalisaties van moeder of kind; evenmin tussen een verbetering in mindfulness in het ouderschap en een verbetering van het delen (synchronie) van aandacht en emotie tegelijkertijd. Er werd een samenhang gevonden tussen een verbetering in acceptatie van de moeder en een verbetering in vocale reactie van de moeder op de baby. Dit kan betekenen dat de moeder na de interventie een meer afwachtende rol in de interactie aanneemt en de baby met acceptatie volgt. Tegen de verwachtingen in, werd in het geval van baby's, een omgekeerd evenredig verband gevonden tussen de sensitiviteit van moeder en mindfulness in het ouderschap. Het is ook hier te zien dat de sensitiviteit zoals bedoeld werd door Ainsworth in tegenspraak is met de mindful idee van sensitiviteit. Het gevonden resultaat betekent dus niet dat moeders die mindful in het ouderschap zijn, insensitief zijn. Vermoedelijk meten de twee gebruikte instrumenten (Maternal Sensitivity Scales van Ainsworth en IM-P) twee verschillende begrippen van sensitiviteit. Er werd geen samenhang gevonden voor de baby's tussen een verbetering in mindfulness in het ouderschap en een verbetering van acceptatie. Bij peuters werd geen samenhang gevonden, hetgeen verklaard kan worden door het feit dat de peutergroep veel minder groot was en daardoor een lagere Power in het onderzoek had.

Beperkingen en Aanbevelingen

Dit onderzoek kent een aantal beperkingen. Ten eerste heeft deze studie geen controleconditie. Dit betekent dat deze studie alleen exploratief is en er geen conclusies kunnen worden getrokken over het causale effect van de interventie Mindful Parenting. Ten

(28)

tweede is er sprake van een kleine steekproef waardoor de resultaten moeilijk

generaliseerbaar zijn. Daarnaast kon hierdoor geen regressieanalyse gedaan worden en konden alleen minder betrouwbare verschilscores gebruikt worden om de sterkte van de correlaties tussen de verbetering van mindfulness in het ouderschap, emotionele

communicatie en sensitiviteit te berekenen. Daarom moeten de resultaten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden (Huber, Meichtry, de Bie, & Bastiaenen, 2016). Dit geldt ook voor de interpretaties van de resultaten van mindfulness in het ouderschap doordat in deze studie het meetinstrument (IM-P) een lage interne consistentie had.

De positieve resultaten van de verbetering van mindfulness in het ouderschap, van de acceptatie bij moeders en de verandering in de emotionele communicatie geven aanleiding tot vervolgonderzoek waarin een grotere en gerandomiseerde steekproef genomen zou moeten worden. Deze studie heeft een verandering in de emotionele communicatie tussen moeder en kind na de interventie aangetoond, maar de resultaten zijn nog niet voldoende interpretabel. Daarnaast zou een vervolgonderzoek rekening moeten houden met de culturele verschillen in uiting van sensitiviteit bij moeders. Er zou daarvoor een meetinstrument gekozen moeten worden dat de sensitiviteit meet zoals bedoeld wordt bij mindfulness.

Klinische Implicatie

De interventie Mindful Parenting blijkt veelbelovend voor het verbeteren van mindfulness in het ouderschap bij moeders en in het bevorderen van de acceptatie van moeders naar het kind. De interventie blijkt breed inzetbaar en heeft goede effecten zowel voor baby's als voor peuters. Ook heeft deze interventie effecten op de emotionele

communicatie tussen moeder en kind, in het bijzonder op het verbale aspect. Deze

communicatie tussen moeder en kind is van bijzonder belang omdat het kind daardoor leert socialiseren (Denham et al., 1994). Door emoties van moeder te bekijken kan het kind leren hoe en wanneer het emoties moet tonen en reguleren. Door emoties uit te drukken en uit te leggen begeleiden moeders hun kind om met emotionele situaties om te gaan en de oorzaken ervan te begrijpen. Het kind leert deze vaardigheden daarna toe te passen in de interactie met zijn leeftijdsgenoten (Denham et al., 1994). Ook lijkt de interventie effect te hebben op het verbeteren van de niet oordelende acceptatie van de moeder naar het kind. Een

onvoorwaardelijke acceptatie van het kind is een onmisbare bouwsteen voor de ontwikkeling van een veilige hechting (Zaal et al., 2009).

Conclusie

(29)

Voor de eerste keer is onderzoek gedaan naar het verbeteren van de sensitiviteit van moeders door de interventie. Er lijkt een verbetering te zijn op mindfulness in het ouderschap bij moeders, in de acceptatie van moeders en er ontstaat een verandering in de emotionele

communicatie. Het is ook duidelijk dat in dit onderzoek het concept van sensitiviteit zowel op macro- als op microniveau is gebaseerd op de westerse veronderstellingen van de kwaliteit van de interactie tussen moeder en kind. Oosterse aannames, waarop mindfulness gebaseerd is, zullen waarschijnlijk anders zijn, met een minder actieve en meer accepterende rol van moeders. Dit is een mogelijk verklaring waarom sommige gedragingen van de moeders niet veranderen of verminderen na de interventie Mindful Parenting. Zo is het bekend dat in niet-westerse gemeenschappen het tonen van positieve affecten (zoals oogcontact of positieve gezichtsuitdrukking) en verbale interacties minder vaak voorkomen in de ouder-kind interactie dan in de westerse landen (Mesman et al., 2018) en daardoor staan ze ook niet centraal in de Mindful Parenting interventie. In niet-westerse gemeenschappen worden kinderen fysiek dichtbij gehouden en de verbale signalen zijn minder noodzakelijk omdat de fysieke tekens gemakkelijker opgepikt worden. De non-verbale aard van de interactie bij niet-westerse gemeenschappen kan vaak niet herkend worden als manifestaties van sensitiviteit (Mesman et al., 2018). Wat sensitiviteit is en wat de criteria zijn voor de kwaliteit van de emotionele communicatie is afhankelijk van de socio-culturele omgeving.

Het belang van deze culturele verschillen is in dit onderzoek aan het licht gekomen en dit facet zal verdere studie moeten verdiepen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Following on from previous mindful parenting intervention studies (B ӧgels et al. 2016 ), it was hypoth- esized that following mindful parenting training parents would

When analyses that showed significant effects of measurement occasion at post- test or follow-up on main outcomes in the full group (mind- fulness, mindful parenting,

We examined the potential mediating effect of subtypes of grief rumination in the association between self-compassion and levels of prolonged grief (model 1), depression (model 2),

This was done by observing for how long rail signallers showed behaviours that were linked to observation, manual actions, planning behaviour, communication with team members

Die escalatie wilde ik niet, en dus stond ik op een regenach- tige avond begin september weer bij Joschka Breitner voor de deur.. Een week na

Een evenwichtig leven omvat niet alleen werk, maar ook vrije tijd voor familie, hobby’s, sport, vrienden, en leuke dingen.. Als de verant- woordelijkheden van het

Produced by the ABET Standards Generating Body (SGB). Managerial competencies of adult basic education centre managers. Johannesburg: university of the Witwatersrand.

Uit de GDR sessies kwamen drie thema’s naar voren die vrijwilligers belangrijk vinden én waar zij tevreden over zijn en vijf thema’s die zij belangrijk vinden maar waar zij