• No results found

Sexting door de bril van adolescenten : een kwalitatief onderzoek naar mogelijke motieven, morele ontwikkeling en invloed van de vriendengroep op het zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden van sexting gerel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sexting door de bril van adolescenten : een kwalitatief onderzoek naar mogelijke motieven, morele ontwikkeling en invloed van de vriendengroep op het zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden van sexting gerel"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sexting door de bril van adolescenten

Een kwalitatief onderzoek naar mogelijke motieven, morele ontwikkeling en invloed van de vriendengroep op het zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden van sexting

gerelateerde foto’s en filmpjes: adolescenten perspectief.

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education

Universiteit van Amsterdam Afra Sweijen Student nummer 11405988

Inleverdatum: 9-8-2018 Eerste beoordelaar: Dr. Inge Wissink Tweede beoordelaar: Prof. dr. Geert Jan Stams

(2)

Abstract

The present study focuses on adolescents’ motives for sharing sexual pictures and video fragments without consent of the person who shared that material in the first place, the

influence and the role of peers in this process and the moral development of the adolescents in relation to sharing without consent. In this study we have analyzed semi-structured interview data to study these topics. We have conducted interviews with 27 adolescents (18 male and 9 female) ranging in age from 12 to 16 years old. We have analyzed the results using the qualitative method of Boeije (2014). During the analytic phase of the study we found that adolescents seemed to differ in the motives for sending or showing the pictures or fragments to their friends. Two types of motives were found that were also related to the way the material was shared (only by showing or by sending). That is, when the sexting pictures and video fragments were only shown and not send to friends and acquaintances, the main motive seemed to be to gain more social acceptance and to show off, especially for boys. However, when the pictures and video fragments were send to third parties the main motive for doing so seemed revenge or acting on an impulse after a harsh break up. No evidence for a link

between moral development and the sharing of sexting pictures and video fragments was found. Finally, the results indicated that, for girls, peer influence seems to play a somewhat more significant role in the decision to share sexting material than for boys. Due to the small sample of the current study, further research using a larger and a more diverse number of respondents is recommended.

Key words: online sexual risk behaviour, sexting, motives, moral development, peer influence.

(3)

Inleiding

‘Halt wil ongewenste sexting voorkomen met speciale projecten’, zo luidde de kop van een ANP-persbericht op 15 februari 2018 (ANP, 2018). Deze pilot-aanpak van Halt is ontwikkeld naar aanleiding van het wetsvoorstel van PvdA in 2015 om de maatregelen voor het ongewenst doorsturen van sexting berichten aan te passen. Volgens de wet viel ‘sexting’ onder kinderporno (artikel 240b). Hierdoor moest sexting gezien worden als zedendelict, terwijl een maatregel gericht op zedendelinquenten vaak bij jongeren geen leeftijdsadequate aanpak was (ANP, 2015). De aanleiding voor het wetsvoorstel van de PvdA was dat sexting (kort gezegd het verspreiden van naaktfoto’s/ filmpjes) één van de meest voorkomende manieren van cyberpesten was, terwijl hier nog geen duidelijke leeftijdsadequate juridische aanpak voor was (ANP, 2015). Het is hierdoor belangrijk om meer onderzoek te doen naar de beweegredenen van jongeren.

Hoewel in de afgelopen jaren steeds meer onderzoek gedaan is naar de effecten op, motieven en eventuele kenmerken van de sexting ‘slachtoffers’ (d.w.z. degenen die het beeldmateriaal in eerste instantie van zichzelf maken), is er nog weinig bekend over de jongeren die deze berichten vervolgens zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden, oftewel de plegers (Cooper, Quayle, Jonsson, & Svedin, 2016; Walker & Sleath, 2017). Dit is echter wel van belang om gerichte en effectieve interventies te kunnen ontwikkelen

(Barrense-Dias, Berchtold, Suris, & Akre, 2017). Binnen dit huidige onderzoek wordt daarom gekeken naar de kenmerken en motieven van jongeren die sexting berichten zonder

toestemming delen, doorsturen of verspreiden. Dit wordt onderzocht door jongeren te interviewen over sexting.

Definitie sexting

De definitie van sexting loopt erg uiteen. Doordat er in onderzoek, maar ook in de media, verschillende aspecten van sexting belicht zijn, zijn er verschillende definities ontstaan

(4)

(Barrense-Dias, Berchtold, Suris & Akre, 2017). In het huidige onderzoek wordt de volgende definitie aangehouden; ‘bij sexting gaat het over het maken en via internet, met behulp van bijvoorbeeld WhatsApp of sociale media, verspreiden van seksueel getint materiaal. Hierbij moet gedacht worden aan seksueel getinte foto’s en/of video’s’ (Chalfen, 2009). Deze berichten worden vaak verspreid via een smartphone, maar dit kan ook via internet of via sociale netwerk sites. Wanneer sexting vrijwillig gaat en op basis van goede afspraken is, is dit niet direct schadelijk (Temple et al., 2014; Levine, 2013; O' Sullivan, 2014). Sexting zou onder die omstandigheden ook gezien kunnen worden als ‘normaal’ gedrag van adolescenten, dat bijdraagt aan de ontwikkeling van de eigen seksuele identiteit (Dake, Price, Maziarz, & Ward, 2012; Levine, 2013). Wanneer sexting echter onder druk plaatsvindt of wanneer de berichten die naar een specifiek persoon zijn gestuurd zonder toestemming worden verspreid, dan kan dit ernstige negatieve gevolgen hebben (Morelli, Bianchi, Baiocco, Pezzuti, & Chirumbolo, 2017). Het zou dan kunnen leiden tot massale verspreiding van het bericht, psychologische stress bij het slachtoffer, sociale vernedering, depressie/angststoornissen en zelfs tot zelfmoord (Cooper et al., 2016; Dake et al., 2012; Morelli, Bianchi, Baiocco, Pezzuti, & Chirumbolo, 2016a; Morelli, Bianchi, Baiocco, Pezzuti, & Chirumbolo, 2016b). Ook kan het ernstige juridische gevolgen hebben (Leidraad Afdoening Sextingzaken, 2017).

Juridische maatregelen

Sexting is volgens de wetgeving strafbaar wanneer degene die is afgebeeld in het materiaal een minderjarige betreft. Wanneer een minderjarige een seksueel getinte foto of video gemaakt heeft dan wordt dit wettelijk beschouwd als kinderpornografie. Het in het bezit hebben daarvan of verspreiden van dit bericht valt binnen de wetgeving onder artikel 240b en geldt als een zedendelict (Leidraad Afdoening Sextingzaken, 2017). Dit geldt ook wanneer twee minderjarigen onderling deze seksueel getinte foto’s en video’s uitwisselen. Aangezien dit ernstige gevolgen kan hebben voor de jongeren is er sinds november 2017 een pilot gestart

(5)

bij Halt genaamd ‘respect online’ (Jonker & van Diesen, 2017). Jongeren die met de politie in aanraking zijn gekomen voor sexting gerelateerde delicten kunnen een taakstraf opgelegd krijgen. Door middel van deze Halt straf wordt voorkomen dat jongeren gekenmerkt worden als zedendelinquent en een strafblad krijgen. Voor de ernstigere delicten waar bijvoorbeeld sprake is geweest van dwang of afpersing in relatie tot sexting kan overigens alsnog een gevangenisstraf, boete of aantekening als zedendelinquent opgelegd worden door de rechter (Jonker & van Diesen, 2017; Leidraad Afdoening Sextingzaken, 2017).

Maatschappelijk karakter

Helaas is er onder jongeren nog weinig bekend over de strafbaarheid van het maken en doorsturen van deze berichten (Van der Ploeg, 2018). Daarnaast lijken jongeren ook niet stil te staan bij de eventuele negatieve gevolgen die hun gedrag kan hebben, ondanks de

verhoogde aandacht in de media voor dit onderwerp. Jongeren lijken sexting vooral te zien als ‘iets wat erbij hoort’ en ‘wat iedereen doet’ (Lippman & Campbell, 2014), maar onderzoek op dit gebied is beperkt. Dat jongeren het doen is wel zichtbaar in de meest recente meta-analyse over sexting waarin werd geconcludeerd dat de prevalentie van sexting (in de definitie: het zelf maken en versturen van de seksueel getinte foto’s of filmpjes) rond de 27.4% ligt

(Madigan, Ly, Rash, Van Ouytsel, & Temple, 2018). Het zonder toestemming doorsturen van sexting berichten zou rond de 8.2% liggen (Madigan et al, 2018). Vanuit de cijfers van Rutgers komt naar voren dat de prevalentie en het zonder toestemming doorsturen sterk is toegenomen de afgelopen jaren (Mouthaan & van der Vlugt, 2012). Daarnaast gaf 6% van de jongens en 14% van de meisjes binnen het onderzoek van Rutgers aan tenminste één

negatieve ervaring te hebben gehad met sexting (Mouthaan & van der Vlugt, 2012). De wetenschap lijkt echter wat achter te blijven op het gebied van sexting. Er is namelijk beperkt onderzoek gedaan naar de kenmerken van jongeren die deze beelden zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden en hierdoor is het onbekend wat de beste

(6)

aanpak hiervoor zou zijn (Cooper et al., 2016). Meer onderzoek op het gebied van persoonlijke en omgevingskenmerken van deze jongeren die sexting berichten zonder

toestemming delen is hierdoor nodig. De anonimiteit en het gemak waarmee sexting berichten gedeeld, doorgestuurd of verspreid worden zorgen ervoor dat het moeilijk aan te pakken is (Leidraad Afdoening Sextingzaken, 2017). En, zoals eerder beschreven, kan sexting veel negatieve effecten hebben voor slachtoffers en daders (Cooper et al., 2016; Dake et al., 2012; Morelli et al, 2016a; Morelli et al, 2016b). Om meer handvatten te hebben voor de aanpak en gezien de mogelijk negatieve effecten is meer onderzoek naar de motieven van jongeren die sexting materiaal (zonder toestemming van degene die is afgebeeld) met anderen delen, doorsturen of verspreiden relevant.

Voorgaand onderzoek

Het zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden van sexting berichten kent volgens jongeren verschillende motieven. Als één van de belangrijkste motieven voor het delen van de berichten geven jongeren aan dat ‘het vaker gebeurt’ en dat daarom de drempel lager ligt om het zelf ook te gaan doen (Lucero, Weisz, Smith-Darden, & Lucero, 2014). Daarnaast valt op dat er een verschil lijkt te zijn tussen jongens en meisjes die de berichten verspreiden of van wie de berichten verspreid worden. Van meisjes wordt het met name naïef gevonden dat ze foto/filmpjes maken en doorsturen (Burkett, 2015). Voor jongens geldt daarentegen dat het zonder toestemming delen of doorsturen van de berichten die ze hebben gekregen van meisjes statusverhogend kan werken (Ringrose & Harvey, 2015a; Yeung, Horyniak, Vella, Hellard, & Lim, 2014). De jongens krijgen dan meer respect van hun vrienden en hun populariteit stijgt (Vanden Abeele, 2014). Voor jongens kan het tevens een manier zijn om hun seksuele successen te tonen (Yeung, 2014; Ringose, 2015). Jongens ervaren hierdoor over het algemeen meer druk om de berichten te delen, door te sturen of te verspreiden en zullen het hierdoor wellicht ook eerder doen dan meisjes (Ringrose & Harvey,

(7)

2015). Deze motieven voor het zonder toestemming verder delen van de berichten kunnen verklaard worden vanuit de sociale leertheorie (Bandura, 1977). De sociale leertheorie gaat ervan uit dat sociale processen een belangrijke basis vormen voor leren. Met behulp van observationeel leren en modelling wordt het gedrag van mensen vormgegeven.

Observationeel leren en modelling houdt in dat mensen leren door anderen te observeren in verschillende situaties. Wanneer dit gedrag in hun ogen positieve gevolgen heeft leidt dit tot observationele bekrachtiging. Deze bekrachtiging zorgt ervoor dat mensen eerder geneigd zijn het gedrag zelf ook toe te gaan passen. Jongeren, zeker in de adolescentiefase, zijn gevoelig voor het gedrag van (belangrijke) individuen in hun vriendengroep/omgeving (Rigter, 2013). Het gedrag van hun vriendengroep en de bekrachtiging van het gedrag kan voor jongeren een aanleiding zijn om het zelf ook te gaan doen, zelfs als ze weten dat de handeling in principe fout is (Bandura, 1977).

Naast het verhogen van de status en de druk van vrienden om de berichten zonder toestemming te delen, door te sturen en te verspreiden kan ook wraak een belangrijk motief zijn voor het delen van sexting berichten. Het komt voor dat jongeren, na het beëindigen van een relatie of een heftige ruzie, de foto’s of filmpjes via applicaties of sociale media

doorsturen en verspreiden (Comella & Tarrant, 2015; Stroud, 2014). Dit doorsturen en verspreiden uit wraak (ook wel: ‘wraakporno’) kan volgens de ontwikkelingspsychologische benadering komen doordat jongeren nog weinig zicht hebben op de lange termijn gevolgen van de verspreiding van een sexting bericht, hun morele redeneren nog in ontwikkeling is en omdat het puberbrein sterker vanuit de emotie handelt (Rigter, 2013). Dit, in combinatie met een hoge gevoeligheid voor spanning, kan er toe leiden dat sommige jongeren de foto’s of filmpjes zonder toestemming verspreiden (Rigter, 2013).

Naast de redenen die door de ontwikkelingspsychologie aangedragen kunnen worden lijkt ook de reeds genoemde morele ontwikkeling, maar dan in de cybercontext waar een

(8)

aspect als ‘online anonimiteit’ een belangrijke rol speelt. Volgens onderzoek van Stroud (2014) zorgt online anonimiteit namelijk voor slechtere morele beslissingen. Moreel oordelen wordt door Kohlberg omschreven als het in kunnen schatten wat goed en fout is. Hij

onderscheidt daarbij drie fases van de morele ontwikkeling: de preconventionele fase

(oriëntatie op straf), de conventionele fase (oriëntatie op wet en orde) en de postconventionele fase (geïnternaliseerde waarden en normen). Kinderen en volwassen doorlopen deze fases, waarbij het niet zo is dat iedereen alle fases doorloopt (Kohlberg & Hersh, 1977). Binnen de online situatie geldt volgens Stroud (2014) dat morele oordeelsvorming moeilijker is voor jongeren. Dit komt omdat jongeren leren om verlangens en acties af te wegen ten opzichte van de consequenties. Binnen de anonimiteit van de online wereld zijn deze consequenties echter afwezig of aanzienlijk minder. Hierdoor zal de morele ontwikkeling van jongeren specifiek met betrekking tot het online domein mogelijk minder goed ontwikkeld kunnen zijn.

Niet alleen factoren als impulsiviteit, ruzie/wraak, of (de online afwezige invloed van) morele ontwikkeling lijken een rol te spelen bij het zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden van de berichten. Er zijn ook verbanden gelegd in wetenschappelijk onderzoek tussen psychiatrische kenmerken (Priebe & Svedin, 2012a), verslaving (Patrick, Heywood, Pitts, & Mitchell, 2015) en een lage zelfwaardering (Priebe & Svedin, 2012) enerzijds en sexting anderzijds. Een verklaring voor deze verbanden zou kunnen zijn dat de behoefte om erbij te horen bij jongeren met psychiatrische kenmerken, met verslavingen en met een lage zelfwaardering mogelijk nog sterker is dan bij jongeren zonder deze kenmerken. Hierdoor zullen ze eerder bezwijken onder de druk van vrienden en zijn ze wellicht nog eerder geneigd iets te doen wat eigenlijk niet gewenst is (Priebe & Svedin, 2012).

Het eerder gedane onderzoek naar de motieven voor sexting is uitgevoerd bij diverse doelgroepen waarbij een overeenkomst is dat de jongeren geen (aangetoonde) psychische problematiek hadden. Binnen het huidige onderzoek wordt juist gekeken naar een doelgroep

(9)

in een tussenvoorziening (zie methode voor meer informatie). Deze leerlingen hebben in het algemeen verminderde executieve functies en verschillende psychiatrische kenmerken. Het is extra interessant om bij deze leerlingen opnieuw te kijken naar de motieven voor het delen, doorsturen of verspreiden van sexting materiaal (vanuit het perspectief van de jongeren zelf en in relatie tot hun omgeving), omdat vanuit onderzoek blijkt dat deze leerlingen met verminderde executieve functies impulsievere keuzes kunnen maken (Rigter, 2013) en makkelijker beïnvloed worden door de omgeving (Priebe & Svedin, 2012b; Ringrose & Harvey, 2015b). Ook is de morele ontwikkeling bij deze jongeren mogelijk nog wat minder ver ontwikkeld, door het beperktere cognitieve ontwikkelingsniveau van deze jongeren. Hogere vormen van moreel redeneren zijn eerder namelijk wel eens gelinkt aan hogere intelligentieniveaus, omdat voor het begrijpen en verwoorden van morele overtuigingen een hogere mate van taalbegrip, inzicht en verbale uitdrukkingsvaardigheden nodig is (Lightfoot, Cole, & Cole, 2009).

Huidige studie

Met de huidige studie wordt beoogd meer inzicht te verkrijgen in de motieven van jongeren die sexting berichten zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden. Hierbij is gekozen voor een kwalitatieve opzet waarbij de jongeren de kans krijgen om hun kant van ‘het sexting verhaal’ te vertellen. Middels een interview met open vragen wordt beoogd een antwoord te vinden op de volgende onderzoeksvragen.

1. Wat zijn volgens jongeren motieven om seksueel getinte foto’s/ video’s zonder toestemming te delen, door te sturen of te verspreiden?

2. Welke rol speelt de morele ontwikkeling in het zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden van seksueel getinte foto’s/video’s?

3. Welke rol speelt de vriendengroep bij het zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden van seksueel getinte foto’s/ video’s?

(10)

Hypotheses

Op basis van de literatuur wordt verwacht dat jongeren beïnvloed worden door hun omgeving bij het zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden van de sexting foto’s of filmpjes (Lippman & Campbell, 2014). Vooral de mate waarin het zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden van de foto’s in een vriendengroep als (ab)normaal beschouwd wordt en de sociale status van de plegers (en van ‘niet-plegers’) zouden goede voorspellers kunnen zijn voor het sexting gedrag (delen, doorsturen en verspreiden) van de jongeren (Ringrose & Harvey, 2015; Yeung, Horyniak, Vella, Hellard, & Lim, 2014). Daarnaast wordt verwacht dat de morele ontwikkeling invloed heeft op de keuzes die

jongeren maken bij het zonder toestemming delen, dan wel doorsturen of verspreiden van de berichten (Kohlberg & Richard, 1977; Rigter, 2013; Stroud, 2014).

Methode Deelnemers

De drie onderzoeksvragen worden geanalyseerd met behulp van informatie uit

kwalitatieve interviews. De interviews zijn afgenomen bij 27 jongeren (n = 18 jongens, n = 9 meisjes). De onderzoeker heeft alle tweede en derde klassen op de tussenvoorziening (zie onder) bezocht en een korte introductie van het onderzoek gegeven. Vervolgens is er aan de jongeren gevraagd wie mee wilden doen. Gemiddeld wilde uit elke klas ongeveer vijftig procent van de leerlingen (n = 9) mee doen. Aan die leerlingen is een brief mee gegeven met informatie die de ouders indien akkoord konden ondertekenen (actieve toestemming). Deze brief is ook via de mail naar ouders gegaan. Na een periode van twee weken waren er 27 brieven (18.8%) ondertekend terug (zowel hardcopy als via de mail). De jongeren met een getekende brief zijn vervolgens geselecteerd om mee te doen aan het onderzoek. Alle jongeren deden vrijwillig mee aan het onderzoek. Alle jongeren volgden onderwijs aan een middelbare school in Amsterdam. Deze school is een tussenvoorziening waarbij leerlingen die

(11)

extra ondersteuning nodig hebben op sociaal, emotioneel of cognitief gebied onderwijs kunnen volgen. De jongeren in de onderzoeksgroep waren tussen de 12 en 16 jaar, de

gemiddelde leeftijd was 14.52 jaar (SD = 0.98). Van de jongeren volgden 21 (77.8%) vmbo-t onderwijs en 6 (22.2%) havo-onderwijs. De meeste jongeren (n = 25; 92.6%) waren in Nederland geboren, één jongere was geboren in Tunesië en ook een jongere was geboren in Brazilië. Drie jongeren (11.1%) waren geadopteerd.

Procedure

Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen is gebruik gemaakt van een semi-gestructureerd interview met open vragen. Er is gekozen voor een semi-semi-gestructureerd interview, omdat hierdoor de percepties van de jongeren omtrent het onderwerp sexting beter in beeld gebracht konden worden (Korstjens & Moser, 2017). De interviews vonden plaats tijdens schooltijd. Elk interview duurde ongeveer een half uur. De jongeren konden tijdens de interviews aangeven wanneer zij geen antwoord op de vragen wilden geven. Eén jongere heeft gedurende het interview eenmalig aangegeven geen antwoord te willen geven op de vraag. De jongeren konden zich te allen tijde terugtrekken uit het onderzoek. Geen van de deelnemers heeft zich achteraf teruggetrokken uit het onderzoek. Het onderzoek is

goedgekeurd door de Commissie Ethiek van de Universiteit van Amsterdam, nummer: 2018-CDE-8993.

Alle gegevens zijn in de verwerking geanonimiseerd. Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen zijn de antwoorden op de interviewvragen eerst gecodeerd. Dit is gedaan aan de hand van de analysemethode van (Boeije, 2014). Het coderen van de antwoorden op de vragen is in drie stappen gegaan: open, axiaal en selectief coderen. Voor de eerste stap, het open coderen, zijn alle interviews eerst schriftelijk uitgewerkt en is vervolgens gekeken naar bepaalde thema’s in de antwoorden. Hieruit is een eerste themalijst ontstaan. De interviews zijn vervolgens meerdere keren bekeken en de themalijst is aan de hand van de nieuwe

(12)

bevindingen tweemaal aangepast. Hierna is gekeken of de gevonden thema’s de inhoud van de interviews genoeg dekten (axiaal coderen). Toen de themalijst definitief was vastgesteld is begonnen met het selectief coderen. Hierbij is gekeken naar het voorkomen van bepaalde thema’s en een eventueel chronologisch verloop in het gedrag dat de jongeren beschreven gesignaleerd. Op deze manier was het mogelijk om een algemeen beeld te schetsen vanuit de verschillende interviews (Moser & Korstjens, 2018).

Instrumenten

Voorafgaand aan de interviews is een interviewleidraad opgesteld. Vanuit eerder kwalitatief onderzoek bleek dat interviews inzicht konden geven in percepties van jongeren over sexting (Walker & Sleath, 2017; Ringrose, Harvey, Gill, & Livingstone, 2013; Ringrose & Harvey, 2015; Yeung et al., 2014). Aangezien dit het doel was van dit huidige onderzoek is er definitief gekozen voor het gebruik van een semi-gestructureerd interview. Binnen de literatuur is vervolgens gezocht naar meer informatie omtrent het onderwerp sexting en dan specifiek op factoren die bij konden dragen aan de verklaring voor het zonder toestemming laten zien of verspreiden van seksueel getinte berichten. Vanuit deze informatie is een eerste versie van de interviewleidraad opgesteld. Deze is beoordeeld door de begeleider en aan de hand van die feedback aangepast. De aangepaste versie is vervolgens getest bij drie personen. Vanuit de test bleek dat de vragen binnen de afgesproken tijd besproken konden worden en dat de meeste vragen duidelijk waren. Kleine onduidelijkheden in twee vragen zijn aangepast, waarna de definitieve versie werd vastgesteld. Deze leidraad is tijdens de interviews gebruikt en is steeds verder geoptimaliseerd door de verkregen informatie vanuit eerdere interviews conform de methode van Moser en Korstjens (2018).

De vragen omtrent de mogelijke motieven van de jongeren om sexting berichten zonder toestemming te laten zien of te verspreiden zijn gebaseerd op methodes en resultaten vanuit eerder onderzoek naar sexting (Walker & Sleath, 2017; Ringrose et al., 2013; Ringrose

(13)

& Harvey, 2015; Yeung et al., 2014). Hierbij is rekening gehouden met het opleidingsniveau van de leerlingen en de eventueel beperkte executieve functies waardoor de vragen zo kort en duidelijk mogelijk gesteld zijn (Bryman, 2012; Tak, Bosch, Begeer, & Albrecht, 2014). Binnen het interview was er voor de jongeren ook altijd ruimte om vragen te stellen wanneer ze de vraag niet begrepen. Ook heeft de interviewer de vragen opnieuw gesteld, eventueel met extra uitleg, wanneer het vermoeden bestond dat de jongeren de vraag niet goed begrepen hadden. Tijdens het interview hebben slechts twee leerlingen expliciet aangegeven wel eens seksueel getinte beeldmateriaal zonder toestemming aan anderen te hebben laten zien of doorgestuurd te hebben. De rest van de jongeren heeft daarom niet over hun eigen motieven maar over mogelijke motieven (van anderen) voor het zonder toestemming laten zien of verspreiden van de sexting foto’s of filmpjes gesproken.

De theorie van Kolberg (1977) en de SRM- SF vragenlijst (Gibbs, Basinger, Fuller, & Fuller, 2013) zijn gebruikt als basis voor het opstellen van de vragen over het moreel redeneren in relatie tot het thema sexting (Gibbs et al., 2013). Ook hierbij is rekening gehouden met het ontwikkelingsniveau en eventueel beperkte executieve functies van de jongeren. Binnen het interview zijn er drie vragen opgenomen om het moreel redeneren ten aanzien van het thema sexting van de jongeren in kaart te brengen. Twee van deze vragen gingen over hoe belangrijk jongeren het vonden om zich aan hun beloftes te houden:

- Stel je voor: een goede vriendin/vriend van jou stuurt jou een foto waarop zij/hij bloot te zien is en ze zegt erbij dat je die foto niet mag doorsturen of aan anderen mag laten zien. Hoe belangrijk is dat dan, dat ze je dat vraagt? Doe je het dan ook echt niet? - Stel je voor: je krijgt een blootfoto van een jongere die je helemaal niet kent, hoe

belangrijk is het dan om dat niet door te sturen of aan iemand te laten zien?

De derde vraag ging over hoe belangrijk het is om eerlijk te zijn tegenover een volwassenen nadat een seksueel getinte foto of filmpje ongewenst verspreid is in een groepschat:

(14)

- Stel je voor: je vriendengroep heeft een foto in de groepschat staan van een

klasgenoot, diegene is er niet blij mee en heeft de hulp van de school ingeroepen. De mentor vraagt aan jullie in een 1 op 1 situatie wat jullie er van weten. Jij weet wie degene op de foto is en wie de foto heeft gestuurd. Hoe belangrijk is het om eerlijk te zijn tegen de mentor?

Als laatste zijn de vragen over de rol van de vriendengroep gebaseerd op methoden en bevindingen van eerdere onderzoeken (Lucero et al., 2014; Rigter, 2013; Ringrose & Harvey, 2015; Vanden Abeele, M M P, 2014; Yeung et al., 2014), vanuit de sociale leertheorie

(Bandura, 1977) en vanuit de ontwikkelingspsychologie (Rigter, 2013). Alle vragen die gesteld zijn tijdens het interview zijn te vinden in bijlage 1. De antwoorden zijn geanalyseerd met behulp van de methode van Boeije (2014).

Resultaten

De kwalitatieve analyses hebben zich gericht op de beantwoording van de drie onderzoeksvragen, namelijk: 1) wat zijn volgens de jongeren motieven voor het zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden, 2) welke rol speelt de morele ontwikkeling in het zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden, en 3) welke rol speelt de

vriendengroep bij het zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden van seksueel getinte foto’s of filmpjes. Hieronder worden de resultaten van de analyses per

onderzoeksvraag weergegeven en geïllustreerd aan de hand van citaten van de jongeren. Motieven voor het zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden

Allereerst is het goed om te beschrijven dat van de geïnterviewde jongeren 21 jongeren (77.8%) aangaven wel eens of meerdere malen een seksueel getint foto/filmpje van iemand anders gezien te hebben (delen). Het zonder toestemming verder doorsturen of verspreiden van deze berichten werd slechts gerapporteerd door 2 (7.4%) van de geïnterviewde jongeren. Bij de analyses van het materiaal over de (mogelijke) motieven om seksueel getinte

(15)

foto’s/filmpjes zonder toestemming te delen, door te sturen of te verspreiden werd duidelijk dat jongeren onderscheid maken in drie verschillende vormen van zonder toestemming delen of verspreiden: (1) het aan anderen laten zien van seksueel getinte foto’s/filmpjes met behulp van een smartphone (delen), (2) het doorsturen via WhatsApp in privé of groepsberichten (doorsturen) en (3) Het verspreiden van deze foto’s/filmpjes op websites (verspreiden).

Opvallend daarbij was dat de jongeren andere motieven beschreven voor de drie verschillende vormen van het zonder toestemming delen of verspreiden en er ook een ander oordeel over hadden.

De foto’s/ filmpjes aan elkaar laten zien met behulp van een smartphone (delen). Bijna driekwart van alle geïnterviewde jongeren (n = 20; 74.1%) gaf aan dat ze het laten zien van seksueel getint beeldmateriaal aan elkaar met behulp van een smartphone veel minder erg vonden dan de andere twee manieren (het doorsturen en verspreiden), omdat dit volgens hen tot minder schade voor het slachtoffer zou leiden. Als onderbouwing hiervoor gaven ze aan dat, bij het ‘slechts’ delen van een foto, de foto niet in het bezit zou komen van iemand anders en daardoor niet of minder tot reputatieschade zou kunnen leiden bij het slachtoffer. De jongeren verwoordden het als volgt:

‘Het is natuurlijk nog steeds niet goed als je het aan iemand even snel laat zien, maar ik zou het liever hebben dat mensen die foto even laten zien dan dat mensen die foto’s zouden hebben, want dan kunnen ze er iets mee doen. Dan zou je nog kunnen ontkennen dat die foto er is, want ze hebben het niet in hun bezit’ (jongen, 15 jaar) en:

‘Kan wel, maar dan niet dat ze het door kunnen sturen en dan moet je ook niet laten zien van wie het komt. Dat heb ik ook wel eens gedaan, dat zeg ik eerlijk maar, dan weten ze niet van wie het is’ (jongen, 16 jaar).

Motieven voor deze vorm van het zonder toestemming delen van seksueel getint beeldmateriaal waren volgens de jongeren voornamelijk het stoer doen of het krijgen van

(16)

aandacht met behulp van de foto (n = 18; 66.7% van de jongeren gaf dit aan tijdens het interview). Het laten zien van zo’n foto of filmpje zou de jongeren aandacht opleveren en zou volgens vele geïnterviewde jongeren (n = 18; 66.7%) beschouwd worden als manier om hun identiteit vorm te geven. Wel leek dit voornamelijk voor jongens te gelden. Voor jongens (n = 11; 61.1%) leek het alsof het laten zien van zo’n foto/filmpje via de smartphone stoer kan zijn. Het lijkt voor hen meer iets te zijn waar ze trots op zijn en waarmee ze positieve aandacht van leeftijdsgenoten kunnen behalen. De jongens beschreven dit als volgt:

‘Beetje pronken dat ze die foto hebben. Omdat ze het stoer vinden, ik denk wel dat alleen jongens dit zouden doen. Kijk dit is mijn vriendin, stoer doen. Ik denk niet dat ze echt slechte bedoelingen hebben, maar dat ze trots zijn, misschien wel iets te trots’ (jongen, 15 jaar).

Voor meisjes lijken seksueel getinte foto’s of filmpjes daarentegen meer iets waar ze het graag met hun vriendinnen over willen hebben, omdat ze niet zo goed weten wat ze met de foto moeten of het grappig vinden om het erover te hebben (n = 4; 44.4%). De meisjes beschreven dit als volgt:

‘Ik zou het zelf ook wel aan anderen laten zien denk ik. Kijk nou wat ik heb gekregen!’ (meisje, 14 jaar) en:

‘Ja, ik denk dat jongens eerder stoer willen doen bij hun vrienden. Meisjes krijgen sowieso denk ik niet heel vaak iets doorgestuurd. Maar misschien zouden ze het wel aan hun vriendinnen laten zien, maar dan meer om grappig mee over te praten in plaats van er mee op te scheppen’ (meisje, 15 jaar).

Bijna één derde deel van de geïnterviewde jongeren (n = 8; 29.6%) gaf echter ook aan dat het bij het aan elkaar laten zien van seksueel beeldmateriaal via de smartphone ook om pestgedrag kon gaan, waarbij de ‘daders’ probeerden het slachtoffer voor schut te zetten bij anderen door het laten zien van een foto/filmpje waarop het slachtoffer te zien was.

(17)

Doorsturen via Whatsapp in privé berichten en groepsberichten. Voor het zonder toestemming doorsturen via WhatsApp of andere social media gaven de jongeren andere motieven en ook leken zij dit gedrag duidelijker af te keuren. Veel jongeren gaven bijvoorbeeld aan het versturen via WhatsApp ‘niet oké’ te vinden, omdat de foto dan op internet zou komen te staan en in het bezit zou komen van anderen. Hierdoor zou er geen controle meer zijn over naar wie het allemaal gestuurd zou worden. Eén van de jongeren beschreef dit als volgt:

‘Zielig, je hebt iemand iets beloofd en dan doe je het gewoon niet, want je weet ook niet wat diegene daar verder mee gaat doen. Bij het ‘even laten zien’ heb je het zelf nog en iemand anders heeft het alleen maar even gezien. Maar als je het doorstuurt heeft iemand anders die foto ook en dan weet je niet wat er mee gaat gebeuren’ (meisje, 16 jaar).

Motieven voor het doorsturen via social media (zoals WhatsApp) zijn volgens de jongeren dan ook voornamelijk ruzies en/of verbroken relaties (n = 11; 40.7% van de geïnterviewde jongeren noemde dit als het motief voor dit type van verspreiden). De foto’s/filmpjes zouden dan gebruikt worden om iemand ‘terug te pakken’ en/of voor schut te zetten. Jongeren maken hierbij nog wel onderscheid tussen het doorsturen naar een vriend of vriendin via WhatsApp en het doorsturen in een groepschat. Wanneer het doorgestuurd werd naar een specifieke vriend of vriendin vonden ze dit minder erg en kon het nog zijn, omdat degene die het doet de seksueel getinte foto of het filmpje ‘grappig vond’ (n = 4; 14.8%) of met de foto wou pronken (n = 9; 33.3%). In een groepschat van een vriendengroep kon dit volgens sommigen ook nog wel aan de orde zijn, maar over het algemeen lijkt te gelden: hoe meer mensen de foto te zien zouden krijgen, hoe meer het zou lijken op pestgedrag vanuit ruzie of wraak volgens de jongeren. Ook werd bij dit type delen door sommige jongeren (n = 4; 14.8%) de ‘online disinhibitie’ van de jongeren die het doorsturen aangehaald. Zij konden zich voorstellen dat jongeren online soms minder geremd worden. Een meisje verwoordde dit als volgt:

(18)

‘Alles op internet is gewoon makkelijker om te versturen zeg maar, want je zit er niet bij, dus je kan niet de directe, wat iemand ervan vindt zien, zeg maar’ (meisje, 14 jaar).

Het zonder toestemming verspreiden via websites. Jongeren beschouwden dit als meest vervelende vorm van ‘sexting’. Het op internet zetten van het beeldmateriaal heeft volgens veel jongeren dan ook meer effect.

‘Internet is nog wel erger, want via WhatsApp kan het nog dat die ander het niet

doorstuurt. Maar als je het op internet zet dan kan echt iedereen het zien’ (meisje 16 jaar). Motieven voor het verspreiden via websites zijn volgens jongeren voornamelijk

pestgedrag (n = 13; 48,1%) en/of wraak/ruzies (n = 9; 33.3% van de geïnterviewde jongeren gaf aan dat dit een motief kon zijn). Ook konden sommige jongeren zich nog voorstellen dat mensen het konden doen, omdat ze het grappig vonden om het op internet te zetten (n = 5; 18.5%). Eén jongere verwoordde dit als volgt:

‘Sommige mensen doen het denk ik voor de lol, omdat het ze niet boeit, want ja, misschien ken je hun niet goed’ (jongen, 14 jaar).

Samengevat: de motieven van jongeren om de berichten zonder toestemming te verspreiden lijken dus afhankelijk te zijn van de specifieke situatie. Hoe meer mensen de foto’s of filmpjes zouden kunnen zien en vooral ook in hun bezit zouden kunnen krijgen, hoe schadelijker jongeren het vonden en hoe meer het volgens hen ook voor de hand lag dat pestgedrag of wraak het motief was.

Morele ontwikkeling

De analyses zijn in de tweede plaats gericht geweest op de beantwoording van de vraag welke rol de morele ontwikkeling van de jongeren kon hebben bij het zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden van seksueel getinte foto’s en filmpjes. Hierbij is steeds onderscheid gemaakt in of er een bekende of een onbekende op de foto zou staan (zie methode of bijlage 1).

(19)

Jongeren gaven aan dat, wanneer je in vertrouwen een foto van een bekende zou zien of ontvangen, het belangrijk was om je aan je beloften te houden, omdat het iemand zijn/haar privacy zou kunnen schenden en het belangrijk is dat bijvoorbeeld vrienden elkaar zouden kunnen vertrouwen. Dit komt overeen met het volwassen stadium waarbij beslissingen gemaakt worden (op basis van een verantwoordelijkheid op persoonsniveau). Daarnaast gaven jongeren echter ook aan dat je, wanneer je in vertrouwen een seksuele getinte foto van een bekende zag of ontving, je je beloften moest houden, omdat je zelf ook niet zou willen dat een vriend het zou delen, doorsturen of verspreiden, en om ervoor te zorgen dat het je eigen reputatie niet zou verpesten. Deze antwoorden sloten juist meer aan bij het onvolwassen stadium waarbij geredeneerd wordt vanuit eigen behoeftes en voordelen.

Wanneer werd gevraagd of het uit zou maken of het om een bekende of onbekende op de foto zou gaan waren de meningen verdeeld. Grofweg kwamen er drie verschillende typen redenaties naar voren. Als eerste type redenatie benoemden jongeren (n = 10; 37.0%) dat het voor het houden van je beloften niet uitmaakt of je de persoon op de foto wel of niet zou kennen. De jongeren die in deze categorie vielen gaven dezelfde reden voor het niet willen delen/doorsturen/verspreiden (namelijk: het houden van hun beloften), in geval van een bekende op de foto, als in geval van een onbekende op de foto. De jongeren verwoordden dit als algemene normen en waarden die niet persoonsafhankelijk zouden zijn. Dit sluit aan bij het volwassen stadium van redeneren.

Als tweede type redenatie gaf een andere groep jongeren (n = 11; 40.7%) in eerste instantie aan dat het voor het houden van je beloften niet zou moeten uitmaken of je de persoon wel of niet zou kennen, maar bij de persoon die ze niet kenden werd toch een ander type redenatie gegeven. Namelijk, in geval van jongeren die ze niet kenden deden jongeren uitspraken als: ‘Ik zou het niet doorsturen, omdat ik zelf dan problemen kan krijgen’. Een jongen omschreef dit als volgt:

(20)

‘Dat is een beetje moeilijke, ik zou de foto ook gewoon verwijderen, niet omdat ik niet iemands zijn privacy wil beschermen, maar omdat ik geen kinderporno op mijn telefoon wil hebben’ (jongen; 14 jaar; in geval van een onbekend afgebeeld persoon).

Dit, terwijl deze groep jongeren, als ze zich voorstelden dat ze de persoon wel zouden kennen uitspraken deden als:

‘Het is belangrijk om je beloften te houden aan een vriend’ (jongen, 15 jaar). Deze ‘dubbele’ maatstaf in de redenatie over de motieven sluit aan bij het onvolwassen stadium (waarbij geredeneerd wordt vanuit eigenbelang).

Als derde type redenatie gaven weer andere jongeren (n = 6; 22.2%) aan dat het wel zou uitmaken of je de persoon wel of niet zou kennen, want als ze de persoon die op de foto zou staan niet zouden kennen, dan zouden ze, zo gaven deze jongeren aan, eerder geneigd zijn om de foto verder te verspreiden. Deze jongeren beschreven dit als volgt:

‘Ik zeg nu wel, misschien, ik zou het niet doen, maar ja, ik weet niet, want ik ben best wel een impulsief persoon, dus dan is er misschien wel een grotere kans dat ik het zou doen. Omdat ik diegene niet ken. Het is alsnog niet echt een goede reden om het te doen, maar ja’ (meisje 15 jaar).

‘Nee, denk het niet dat het hetzelfde is als met een bekend persoon op de foto, die ander ken je echt, ja want het is allebei wel, ik zou niet echt zomaar doorsturen, maar die ene die ik ken is dan wel wat belangrijker’ (jongen 14 jaar).

Ook hierbij kan gezegd worden dat er sprake is van redeneren op onvolwassen niveau, omdat de band met de persoon in kwestie nog centraal staat bij het maken van de keuze om het wel of niet verder te delen/doorsturen/verspreiden.

De laatste vraag die aan de jongeren gesteld is over de rol van de morele ontwikkeling bij het zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden van sexting foto’s ging over hoe belangrijk het volgens hen was om eerlijk te zijn na een sexting gerelateerd incident. Jongeren

(21)

gaven aan dat ze wellicht wel iets zouden vertellen, ‘Ik zou wel zeggen dat ik de foto gezien heb’, maar de meeste geïnterviewden (n = 21; 77,8%) gaven aan dat ze niet zouden vertellen wie de persoon op het beeldmateriaal was en/of wie het beeldbestand verstuurd had. De resultaten van de analyses geven inzicht in de achterliggende redenen van de jongeren om niet eerlijk te zijn. De jongeren gaven namelijk twee redenen voor het niet eerlijk zijn: 1) door eerlijk te zijn zouden ze zelf in de problemen kunnen komen en 2) door eerlijk te zijn zouden anderen problemen kunnen krijgen. Jongeren wilden hierbij niet de ander ‘verklikken’ en waren bang voor eventuele gevolgen voor henzelf. Veel jongeren gaven ook aan dat ze de foto’s zouden verwijderen:

‘Nou, ik probeer dan eigenlijk, als de foto er überhaupt in komt dan vermijd ik alles wat daarmee te maken heeft. Want ik heb het niet doorgestuurd, want ik heb er niks mee te maken, want misschien is het wel niet waar wat ik zeg’ (jongen 14 jaar).

Uit de reacties van de jongeren blijkt dat ze zelf geen straf, problemen of consequenties op schoolgebied willen en ook geen problemen met hun vrienden:

‘Hangt ervan af als ik mijzelf kan redden door iemand te snitchen dan zou ik het doen maar ik doe het niet zo snel’ (jongen, 16 jaar) en:

‘Het is heel belangrijk om eerlijk te zijn, maar, bijvoorbeeld, als je zelf een beetje schuldig bent, dan mag liegen wel een beetje, vind ik. Maar degene die het origineel heeft gemaakt, en dat ook gedeeld heeft, die is degene, die dan zo, daar komen ze sowieso achter. Als jij een klein beetje schuldig van bent, je hebt het alleen gezien, dan kan je wel liegen van, ik heb alleen gezien dat er een foto is gestuurd, maar weet niet wie of wat. Want soms wil je ook gewoon een beetje van het gedoe af’ (jongen, 14 jaar).

Vanuit de analyse van de reacties van de jongeren op de vraag hoe belangrijk het is om eerlijk te zijn na een sexting gerelateerd incident blijkt dat de jongeren ook bij deze vraag hun beslissing lijken te laten bepalen door hoe goed ze de persoon op de foto of de persoon die het

(22)

doorgestuurd heeft kennen. Over het algemeen lijkt te gelden: hoe beter ze de ‘dader’ kennen, hoe eerder ze geneigd zijn om te liegen en dat, wanneer ze het ‘slachtoffer’ goed kennen, ze eerder geneigd zijn de waarheid te vertellen:

‘Als het een vriendin van mij had geweest, dan had ik waarschijnlijk wel gezegd wie het had doorgestuurd. Het ligt er ook wel een beetje aan hoe goed je iemand kent’ (meisje, 14 jaar).

Kijkend naar de morele ontwikkeling valt op dat de jongeren, vooral in situaties met onbekenden, nog veel lijken te handelen vanuit het eigenbelang. Verder gaven jongeren aan dat ze foto’s zouden verwijderen om niet in de problemen te komen. Door het verwijderen van de foto’s zou het kunnen lijken alsof de jongeren het seksueel getinte beeldmateriaal niet gezien hebben in de app of niet zonder toestemming verspreid hebben. Hierdoor zullen de jongeren minder snel geconfronteerd worden met de gevolgen van hun acties.

Vriendengroep

Als laatste is gekeken naar welke rol de vriendengroep speelt bij het zonder toestemming verder delen, doorsturen of verspreiden van seksueel getinte foto’s/ video’s. Allereerst gaven veel jongeren (n = 22; 81.4%) aan dat ze het in elke situatie (naar henzelf of naar anderen) vervelend zouden vinden als hun vrienden zonder toestemming sexting foto’s/ filmpjes

zouden delen, doorsturen of verspreiden in het algemeen, en/of naar henzelf. Hierbij werd ook direct weer het onderscheid gemaakt tussen het doorsturen en het delen (of het laten zien):

‘Laten zien, zou ik zeggen, ik hoef je vriendin niet perse te zien, maar als ze het

doorsturen, zou ik wel zeggen, dat kan je echt niet doen. Als ze zouden voorstellen om het op internet te zetten, dan zou ik wel zeggen dat je dat niet moet doen, je moet dan wel even nadenken over wat je iemand aandoet’ (jongen, 15 jaar).

De meeste jongens en meisjes (n = 21; 77.8%) gaven aan dat ze hun vrienden zouden aanspreken op dit gedrag, maar dat het ergens ook hun eigen keuze zou zijn en dat ze

(23)

daardoor hun vrienden ook hun eigen keuze zouden laten maken. Een grotere groep jongens (n=11; 61.1%) gaf aan dat ze er een grapje van zouden maken en zich er niet zo veel van zouden aantrekken. Bij de meisjes gaf een aantal aan dat ze het wellicht wat spannend zouden vinden om hun vrienden aan te spreken over dit onderwerp, omdat ze geen vrienden kwijt zouden willen raken (n = 4; 44%).

In de reacties op de vraag hoe belangrijk de mening van de vrienden was op het gebied van het zonder toestemming verder verspreiden van sexting foto’s/filmpjes was een duidelijk verschil te zien tussen jongens en meisjes. De meeste jongens (n = 15; 83.3%) gaven aan dat de mening van hun vrienden niet zo belangrijk zou zijn. De voornaamste reden hiervoor was dat ze vrienden hadden die volgens hen dezelfde mening hadden. Bij de meisjes viel verder op dat de meeste aangaven dat de mening van hun vrienden wel belangrijk was (n = 6; 66.7%) en dat ze het vervelend zouden vinden als hun vrienden niet dezelfde mening hadden als zij zouden hebben. Dit kwam voornamelijk voort uit het feit dat ze hun vrienden graag wilden behouden en geen ruzie wilden krijgen.

Als laatste zijn de reacties van de jongeren op de vraag of ze zelf eerder berichten zonder toestemming zouden delen, doorsturen of verspreiden als hun vrienden dat ook deden geanalyseerd. De resultaten van die analyse lieten zien dat de meeste jongens aangaven dat ze niet beïnvloedbaar zouden zijn door het gedrag van hun vrienden (n = 14; 77.7%). De

voornaamste redenen die hiervoor genoemd werden, waren dat ze zich onafhankelijk voelden en geen meeloper wilden zijn, of niet zelf in de problemen wilden komen, en het ook niet leuk zouden vinden als het bij hen zou gebeuren.

‘Nee, zou het niet sneller doen, want ik weet dat ik dan zelf ook in de problemen kom’ (jongen 14 jaar).

Bij de meisjes leken de meningen net iets meer verdeeld. De grootste groep (n = 6; 66.7%) gaf aan dat ze niet sneller een foto zonder toestemming zouden delen, doorsturen of

(24)

verspreiden wanneer hun vrienden het zouden doen. De redenen die hiervoor gegeven werden waren dat ze geen meeloper wilden zijn en dat ze bang zouden zijn dat vrienden dan ook hun foto’s door zouden sturen zonder toestemming:

‘Ik zou het niet leuk vinden als ze het zouden doen, want dan weet ik nooit of ze het dan ook wel bij mij zouden doen. Als ze er zo makkelijk over zouden doen dan weet ik niet of het wel goede vrienden zijn, maar ik bedoel of je ze dan wel helemaal honderd procent kan vertrouwen’ (meisje 15 jaar).

Drie meisjes (33.3%) gaven echter wel aan dat ze wellicht de berichten eerder zonder toestemming zouden delen, doorsturen of verspreiden, wanneer vrienden dat ook zouden doen, omdat ze erbij zouden willen horen:

‘Ja, omdat ik denk dat je wel geneigd bent om het te doen, maar het is een twijfel geval. Maar meer geneigd om het te doen, omdat iedereen het doet, het is inderdaad een beetje te vergelijken met roken bijvoorbeeld. Want dan sta je erbij en je rookt niet, wat doe je dan? Ga je mee roken dan? Want je bent wel misschien je vrienden kwijt als je het niet doet, want zij hoort er niet bij, want zij doet het niet’ (meisje 14 jaar).

De invloed van de vriendengroep lijkt bij jongens dus wat minder sterk aanwezig dan bij meisjes, wanneer het gaat om het zonder toestemming delen, doorsturen of verspreiden van sexting berichten. Jongens lijken zich ten opzichte van meisjes iets minder afhankelijk van en beïnvloedbaar door hun vriendengroep op te stellen. Meisjes lijken op basis van deze resultaten echter toch wat banger om buiten de groep te vallen en lijken daardoor wat eerder geneigd om mee te gaan in het gedrag van hun vriendengroep. Echter, dit resultaat dient zeer voorzichtig geïnterpreteerd te woorden vanwege de kleine groep meisjes.

Discussie

In het huidige onderzoek werd met behulp van kwalitatieve analyses gekeken naar de mogelijke motieven van jongeren om sexting berichten zonder toestemming te delen, door te

(25)

sturen of op een andere manier verder te verspreiden. Hierbij werd specifiek gekeken naar mogelijke motieven voor het zonder toestemming delen of verspreiden volgens de jongeren, de mogelijke invloed van de morele ontwikkeling en de mogelijke invloed van de

vriendengroep op sexting. Jongeren blijken veel (77.8%) te maken te krijgen met sexting berichten die, dan wel gewenst dan wel zonder toestemming, doorgestuurd worden. Motieven voor het zonder toestemming delen en verspreiden van deze berichten lijken gerelateerd te zijn aan de manier waarop het beeldmateriaal gedeeld of verspreid wordt. Hoe meer mensen de foto’s of filmpjes te zien krijgen en vooral ook in hun bezit krijgen, hoe schadelijker jongeren het lijken te vinden en hoe meer jongeren denken dat pestgedrag/wraak het motief zal zijn voor het sexting gedrag. De morele ontwikkeling rondom het thema ‘sexting’ lijkt vooral gekenmerkt te kunnen worden als een redeneren vanuit eigenbelang. Zo stelde meer dan de helft van de jongeren dat hun eigen belang voor zou gaan ten opzichte van het belang van het slachtoffer. Ook valt hierbij op dat jongeren aangaven dat ze in sommige situaties doorgestuurde sexting foto’s of filmpjes zouden verwijderen om niet zelf in de problemen te komen. De resultaten van de kwalitatieve analyses van de interviews lijken er verder op te duiden dat de invloed van de vriendengroep wat groter is bij meisjes dan bij jongens, waarbij meisjes net iets vaker geneigd lijken te zijn om ‘mee te doen’ met het gedrag van hun

vrienden, om erbij te horen.

Vanuit de resultaten van dit onderzoek komt naar voren dat de manier van verspreiden bepalend lijkt te zijn voor de motieven die de jongeren zouden kunnen hebben voor het delen en/of verspreiden van sexting beeldmateriaal. Het ‘slechts’ zonder toestemming aan anderen laten zien van de berichten wordt door jongeren als ‘minder erg’ beschouwd. De jongeren lijken wel te begrijpen dat de privacy van de persoon wordt geschonden bij het doorsturen van de berichten en vinden het minder erg als zij zelf of anderen het seksuele beeldmateriaal

(26)

‘alleen’ aan elkaar laten zien, met de onderbouwing dat dit tot minder reputatieschade zou leiden bij het slachtoffer.

Het laten zien van het seksuele beeldmateriaal aan elkaar kan mogelijk verklaard worden vanuit de ontwikkelingspsychologische benadering. Jongeren, in de adolescentiefase, zijn gevoelig voor de invloed van de sociale omgeving (Bandura, 1977) en gevoelig voor sensatie (Rigter, 2013). Tijdens de adolescentiefase is het brein nog volop in ontwikkeling waardoor de prefrontale cortex, belangrijk voor het nemen van weloverwogen beslissingen, nog niet volgroeid is (Rigter, 2013). Dit leidt ertoe dat jongeren vooral de korte termijn consequenties overwegen en nog niet stil staan bij de andere consequenties van hun

handelingen (Rigter, 2013). Hierdoor is het bijvoorbeeld moeilijk voor de jongeren om zich te kunnen verplaatsen in het perspectief van het slachtoffer. Daarnaast zijn er veel hormonale ontwikkelingen. Deze twee factoren, in combinatie met de verhoogde invloed van de vriendengroep, zorgt ervoor dat jongeren gevoelig zijn voor sensatiegerichte en impulsieve beslissingen. Het maken van seksueel verantwoorde keuzes blijft hierdoor lastig (Baams, Overbeek, Dubas, & Van Aken, 2014) net zoals het waarborgen van de privacy van anderen (Miguel, 2013). Daarnaast is het voor veel jongeren nog onduidelijk dat het in het bezit hebben van sexting foto’s en filmpjes en het aan elkaar laten zien of doorsturen hiervan strafbaar is (van der Ploeg, 2018). Deze onwetendheid kan samen met bovenstaande punten ervoor zorgen dat jongeren het seksueel getinte beeldmateriaal aan elkaar laten zien.

De resultaten over het moreel redeneren rondom het thema sexting lijken aan te sluiten bij de verwachtingen (Rigter 2013; Stroud 2014). Het denken over sexting en het handelen van de jongeren lijkt nog voornamelijk voort te komen uit motieven die het eigen belang ondersteunen. Een voorbeeld van het redeneren vanuit eigen belang is dat jongeren aangeven de foto’s te verwijderen om zelf niet in de problemen te komen. Een dergelijke redenering is een mogelijke bevestiging dat online anonimiteit een rol kan spelen bij het maken van morele

(27)

beslissingen rondom sexting (Stroud, 2014). Wanneer de jongeren namelijk niet in staat zouden zijn om, nadat het bewijs is verwijderd, online anoniem te blijven, dan zouden ze wellicht eerder geconfronteerd kunnen worden met de consequenties van hun acties waardoor het morele redeneren verder kan ontwikkelen wat uiteindelijk mogelijk leidt tot redeneren vanuit wederkerigheid en geïnternaliseerde normen en waarden (Gibbs, Basinger, & Fuller, 1992; Stroud, 2014). Deze resultaten sluiten hierdoor aan bij de verwachting dat de morele ontwikkeling in de 'online situatie’ minder goed ontwikkeld is (de jongeren redeneren nog vanuit eigenbelang) wat een verklaring zou kunnen bieden voor het zonder toestemming delen of verspreiden van de berichten (Rigter, 2013; Stroud, 2014).

De online anonimiteit waar de jongeren gebruik van lijken te maken bij het ongewenst delen of verspreiden van de sexting foto’s of filmpjes kan mogelijk in verband staan met de rol die de opvoeders hierbij innemen. Doordat jongeren aangeven niet eerlijk te zijn om de eigen reputatie te beschermen en de online situatie dit mogelijk maakt is er voor ouders en leerkrachten waarschijnlijk weinig zicht op het (online) gedrag van de jongeren. Zij raken daarmee mogelijk een belangrijke monitorende functie kwijt (de Jong & Koomen, 2011; Lightfoot et al., 2009; Tak et al., 2014). Dit, terwijl vanuit eerder onderzoek blijkt dat ouders en leerkrachten een beschermende rol kunnen spelen bij online risicogedrag van jongeren (Ballarotto, Volpi, Marzilli, & Tambelli, 2018; Mitchell, Petrovici, Schlegelmilch, & Szőcs, 2015; Shin & Lwin, 2017; Wissink & Stams, 2018). Ouders en leerkrachten die met de jongeren praten over hun online gedrag en de mogelijke consequenties hiervan kunnen

uitleggen kunnen de jongeren helpen in het maken van verantwoorde keuzes (Ballarotto et al., 2018; Mitchell et al., 2015; Shin & Lwin, 2017). Hierbij is het dan wel belangrijk dat de jongeren een positieve relatie hebben met de opvoeder (Shin & Lwin, 2017). Wat specifiek de rol van de opvoeders kan zijn bij sexting is nog onduidelijk. Voor vervolgonderzoek is het

(28)

dan ook aan te raden om te kijken naar hoe de digitalisering invloed heeft op de rol van de opvoeders (zowel ouders als bijvoorbeeld leerkrachten), specifiek gericht op sexting.

Als laatste is binnen het onderzoek gekeken naar de rol van de vriendengroep bij het zonder toestemming delen of verspreiden van sexting foto’s en filmpjes. De resultaten met betrekking tot de invloed van de vriendengroep sluiten deels aan bij de verwachting dat jongeren negatief beïnvloed kunnen worden door hun omgeving bij het doorsturen van de sexting foto’s of filmpjes (Lippman & Campbell, 2014). Dit lijkt iets sterker te gelden voor meisjes (in mindere mate voor jongens). Bij meisjes lijkt vooral ‘sociale acceptatie’ een grote rol te spelen bij het eventuele delen of verspreiden van sexting foto’s en filmpjes. Wanneer het zonder toestemming delen of verspreiden van sexting foto’s/filmpjes in de vriendengroep als normaal beschouwd wordt dan lijken meisjes wat eerder geneigd om ‘mee te doen’ dan jongens. Dit, om sociale acceptatie te bewerkstelligen (Lippman & Campbell, 2014). Jongens leken echter wat minder vaak vatbaar te zijn voor de eventuele negatieve invloed van hun vriendengroep. Zij gaven aan dat als hun vrienden het seksueel getint beeldmateriaal zonder toestemming zouden laten zien aan elkaar, door zouden sturen of via internet zouden

verspreiden dat ze dit met hun vrienden zouden bespreken en desnoods geen vrienden meer zouden zijn met de desbetreffende persoon. Deze bevindingen uit dit huidige onderzoek lijken niet overeen te komen met de resultaten vanuit eerder onderzoek. Vanuit eerder onderzoek bleek namelijk dat in groepen waarbij sociale status en acceptatie belangrijk is (in dit geval: jongens), jongeren eerder geneigd zijn om mee te gaan met het gedrag van hun vrienden (Ringrose & Harvey, 2015; Yeung, Horyniak, Vella, Hellard, & Lim, 2014). Echter, de norm van de groep waarin de jongeren zich begeven zou ook een positief effect kunnen hebben. Wanneer de groepsnorm zo zou zijn dat het ‘not done’ is om de sexting foto’s of filmpjes aan elkaar te laten zien of te verspreiden zou dit als beschermende factor kunnen werken (Mitchell

(29)

et al., 2015) en dit zou de antwoorden van de jongens in dit onderzoek kunnen verklaren (m.a.w.: positieve invloed).

Veel van de jongens die meegewerkt hebben aan het onderzoek hadden bovendien een stoornis in het autisme spectrum. Dit zorgt ervoor dat zij specifieke ideeën hebben over wat goed en fout is en hierbij moeilijk beïnvloedbaar zijn (American Psychiatric Association, 2013; Lieshout, 2009). Daarnaast zijn ze mogelijk minder beïnvloedbaar voor sociale druk, omdat ze moeite hebben met het begrijpen van sociale interactie (Riger, 2013). Dit betekent niet dat een stoornis in het autisme spectrum in de regel een beschermende factor is. Het is alleen zo dat bij deze specifieke doelgroep wel naar voren komt dat deze jongeren bepaalde overtuigingen hebben die hen minder gevoelig lijken te maken voor sociale druk. Ook biedt het mogelijk een verklaring voor het verschil dat gevonden is tussen de jongens en de meisjes binnen dit onderzoek. Van de meisjes die meededen had slechts één meisje een stoornis in het autisme spectrum waardoor de groep meisjes als geheel in vergelijking met de groep jongens andere overtuigingen kunnen hebben en wellicht meer of op een andere manier beïnvloedbaar zijn door groepsdruk (Rigter; 2013).

Bij het interpreteren van de resultaten is het ook belangrijk om enkele andere beperkingen in acht te nemen. Allereerst is het onderzoek verricht bij een relatief kleine groep. Door de kleine groep is het lastig de resultaten te generaliseren naar de gehele populatie jongeren in tussenschoolse voorzieningen (Bryman, 2016). Het is dan ook aan te raden om het onderzoek te herhalen bij een grotere doelgroep waarbij ook jongeren vanuit andere steden in Nederland deelnemen om zo de externe validiteit en de generaliseerbaarheid van de resultaten te verhogen (Bryman, 2016). Daarnaast is er bij de jongeren die meewerkten aan het onderzoek sprake van verschillende problematieken op verschillende gebieden. Zo hadden veel jongeren een diagnose die mogelijk hun gedrag ten aanzien van en opvattingen over sexting beïnvloedden (American Psychiatric Association, 2013; Rigter, 2013).

(30)

Vervolgonderzoek zou daarom kunnen kijken naar subgroepen jongeren met specifieke diagnoses en de eventuele invloed daarvan op de opvattingen over sexting.

Daarnaast was deelname aan het onderzoek vrijwillig en was er toestemming nodig van de ouders voordat de jongeren mee konden doen. Beide aspecten kunnen ervoor gezorgd hebben dat de jongeren die meegedaan hebben aan het onderzoek niet een correcte ‘random’ afspiegeling zijn van de populatie (Bryman, 2016). De jongeren die mee wilden doen aan het onderzoek moesten het hier namelijk eerst met hun ouders/verzorgers over hebben, waardoor de jongeren allereerst in staat moesten zijn om hier met hun ouders over te kunnen/willen praten. Binnen het huidige onderzoek heeft deze aanpak ertoe geleid dat vanuit ongeveer elke klas de helft van de leerlingen mee wilde doen, maar gemiddeld slechts een derde deel van alle uitgedeelde formulieren getekend door ouders terug kwam. Ook moesten de jongeren in staat zijn tot het praten met de onderzoeker over het onderwerp. Voor jongeren in de

adolescentie leeftijd kunnen deze voorwaarden een selectieve werking hebben gehad en een drempel hebben gevormd om mee te doen aan het onderzoek (Rigter, 2013; Tak et al., 2014).

Als laatste zijn de resultaten met behulp van een kwalitatieve analyse-methode

geanalyseerd, waarbij de coderingen alleen door de onderzoeker zelf zijn gedaan. Dit kan een beperking zijn, omdat de resultaten beïnvloed kunnen zijn door de mening en gedachten van de onderzoeker. De objectiviteit van de analyse kan hierdoor in het geding zijn gekomen (Franklin & Agresti, 2013). Bij replicatie van het onderzoek is het daarom mogelijk dat er andere resultaten gevonden worden (Bryman, 2016). Toch is in huidig onderzoek getracht om op een zo transparant en objectief mogelijke manier tot de resultaten te komen door daarbij zoveel mogelijk de adviezen van Boeije (2014) aan te houden. Hierbij is de rol van de onderzoeker bij het verwerven en analyseren van de resultaten beschreven in de methode. Daarnaast is geprobeerd om, door het geven van citaten, een helder beeld te geven van de

(31)

resultaten en is erop gelet dat er informatie werd gegeven die voor de lezer duidelijk zou maken hoe de conclusies tot stand zijn gekomen (Boeije, 2014).

Vanuit de beperkingen en de gevonden resultaten binnen dit onderzoek kunnen er verschillende aanbevelingen gedaan worden voor vervolgonderzoek. Naast dat het interessant is om het onderzoek te herhalen bij een grotere doelgroep kan er ook gekeken worden naar verschillende thema’s die binnen dit onderzoek naar voren zijn gekomen. Allereerst is naar voren gekomen dat de jongeren duidelijk onderscheid lijken te maken in de verschillende manieren van het zonder toestemming delen en/of verspreiden van seksueel beeldmateriaal en de motieven hiervoor. Vervolgonderzoek zou zich, met behulp van kwalitatief onderzoek, verder kunnen richten op een specifiek onderdeel (het aan elkaar laten zien of het via WhatsApp delen, of het op sociale mediasites plaatsen) van het zonder toestemming verder verspreiden om zo meer inzicht te krijgen in de specifieke motieven en eventuele andere aspecten, zoals de rol van de vriendengroep. Ook kan verder ingegaan worden op de motieven die jongeren geven. Zo geven jongeren bijvoorbeeld aan dat het laten zien van een foto of filmpje grappig is. Wat maakt dit voor de jongeren precies grappig? Dergelijke

onderzoeksvragen zouden in vervolgonderzoek beantwoord kunnen worden.

Daarnaast is verder onderzoek aan te raden om meer inzicht te verwerven in hoe jongeren kijken naar het slachtoffer en welke invloed dit heeft op hun eigen handelen. Veel jongeren gaven in hun reactie expliciet of impliciet aan dat hun eigen belang voor ging ten opzichte van dat van het slachtoffer. Interessant voor vervolgonderzoek zou zijn om hier specifiek naar te kijken. Hoe ver gaan de jongeren om hun eigen reputatie te beschermen? En welke factoren spelen hierbij een rol?

Ook kan gekeken worden naar de rol die de ‘online wereld als context’ (versus de offline wereld) hierbij speelt. Een aantal jongeren gaf namelijk tijdens het onderzoek aan dat alles op internet makkelijk is, omdat er niet direct consequenties zijn. Ook gaven veel

(32)

jongeren aan dat ze de foto’s en filmpjes zouden verwijderen, zodat zij zelf niet in de

problemen zouden komen. De achterliggende beweegredenen van de jongeren voor het delen en doorsturen van seksueel beeldmateriaal en de rol die de media hierin spelen zijn essentieel om bijvoorbeeld op scholen een goed preventief beleid (over o.a. het omgaan met sociale media) te kunnen maken, maar ook bij het bepalen van reacties op incidenten van sexting.

Naast dat vervolgonderzoek belangrijk is om meer inzicht te krijgen in de

beweegredenen van de jongeren en de invloed van de omgeving bij het zonder toestemming laten zien of verspreiden van het seksueel getint beeldmateriaal, kunnen uit het huidige onderzoek ook verschillende punten meegenomen worden als aanbevelingen voor de praktijk. Doordat de strafbaarheid van sexting nog niet onder alle jongeren bekend is (van der Ploeg, 2018) is het aan te raden voor scholen om meer voorlichting te geven over de voor- en nadelen van sexting. Hier zijn verschillende programma’s voor ontwikkeld, specifiek gericht op jongeren (bv. door Qpido, 2018). Ook zijn er trainingen voor ouders en professionals om zo meer inzicht te krijgen in het fenomeen sexting en de jongeren beter te kunnen

ondersteunen op dit gebied (Qpido, 2018). Dit kan op de lange termijn mogelijk leiden tot minder online risicogedrag van de jongeren (Andrews, Bonta, & Wormith, 2011; Rigter, 2013).

Ook voor de hulpverlening is het aan te raden zich op de strafbaarheid van sexting te richten. Naast dat jongeren weinig kennis hebben van de strafbaarheid van sexting lijkt sexting ook steeds meer te passen in de seksuele ontwikkeling van de jongeren (Dake et al., 2012; Levine, 2013). Dit komt naar voren uit de prevalentie van sexting (Madigan et al., 2018) en recente onderzoeken (Dake, Price, Maziarz, & Ward, 2012; Leidraad Afdoening Sextingzaken, 2017; Levine, 2013). Deze kennis, samen met de resultaten van dit huidige onderzoek dat jongeren, mogelijk door de online anonimiteit, geneigd zijn foto’s te

(33)

waarschijnlijk moeilijk te handhaven zal zijn. Aan te raden valt dan ook om opnieuw naar de wetgeving te kijken en te investeren in onderzoek naar de effectiviteit van verschillende straffen volgens de jongeren zelf, dus door jongeren hierbij uitdrukkelijk te betrekken. Halt heeft hier een duidelijk voorbeeld in gegeven door afgelopen november een pilot te starten voor online (seksueel) risicogedrag (Jonker & van Diesen, 2017). Meer van dit soort

initiatieven kunnen ervoor zorgen dat op de lange termijn wetgeving kan worden ontwikkeld die beter aansluit bij de huidige beleving van de jongeren zelf.

Dit onderzoek heeft meer inzicht geleverd in de mogelijke motieven voor sexting en de rol van moreel redeneren en de vriendengroep hierbij. De resultaten hebben inzichtelijk gemaakt dat jongeren een onderscheid maken tussen verschillende manieren van het zonder toestemming verspreiden van seksueel beeldmateriaal naar andere jongeren. Deze resultaten zijn interessant voor scholen en hulpverlening, omdat elke manier van verspreiden naar verwachting een andere aanpak zal vragen binnen interventies. Het moreel redeneren van de jongeren rondom het thema sexting lijkt beïnvloed te worden door de online anonimiteit. In de online situatie lijken jongeren geneigd te zijn meer vanuit eigen belang te handelen aangezien de online wereld minder directe negatieve gevolgen genereert. Dit resultaat roept de vraag op wat dit betekent voor de signalerende en eventueel corrigerende rol van

opvoeders en hoe opvoeders de jongeren op het gebied van sexting en op het gebied van online risicogedrag in het algemeen het beste kunnen ondersteunen. Als laatste lijkt de rol van de vriendengroep te verschillen voor jongens en meisjes. Aangezien dit onderzoek uitgevoerd is bij een kleine doelgroep is het echter aan te raden om de invloed van de vriendengroep op het ongewenst laten zien of verspreiden van seksueel beeldmateriaal opnieuw te onderzoeken bij een grotere steekproef. Aangezien sexting onderhevig is aan de veranderende technologie is het tenslotte aan te raden om onderzoek te blijven verrichten om zo effectieve interventies te ontwikkelen die zo nauw mogelijk aansluiten op de belevingswereld van de jongeren. De

(34)

jongeren zelf kunnen uiteindelijk het beste inzicht geven in de motieven voor het gedrag dat zij zelf ook vertonen.

(35)

Literatuurlijst

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (DSM- 5) (5th ed.) American Psychiatric Association Publishing.

ANP. (2015, 24-09-). PvdA wil werkstraffen voor doorsturen pikante foto's&filmpjes; Retrieved from https://www.nu.nl/internet/4131879/pvda-wil-werkstraffen-doorsturen-pikante-fotos.html

ANP. (2018, 15-2-). Halt wil ongewenste sexting voorkomen met speciale projecten. Retrieved from https://www.nu.nl/binnenland/5134649/halt-wil-ongewenste-sexting-voorkomen-met-speciale-projecten.html?redirect=1

Baams, L., Overbeek, G., Dubas, J.S., & Van Aken, M.A.G. (2014). On early starters and late bloomers : The development of sexual behavior in adolescence across personality types. The Journal of Sex Research, 51(7), 754-764. 10.1080/00224499.2013.802758 Retrieved from

http://www.narcis.nl/publication/RecordID/oai:dspace.library.uu.nl:1874%2F303099 Ballarotto, G., Volpi, B., Marzilli, E., & Tambelli, R. (2018). Adolescent internet abuse: A

study on the role of attachment to parents and peers in a large community sample. BioMed Research International, 2018, 1-10. 10.1155/2018/5769250 Retrieved from https://search.proquest.com/docview/2014929682

Bandura, A. (1977). Social learning theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall.

Barrense-Dias, Y., Berchtold, A., Suris, J. C., & Akre, C. (2017). Sexting and the definition issue. Adolescent Health, 61, 544-554. Retrieved from

http://dx.doi.org/10.1016/j.jadohealth.2017.05.009

Boeije, H. (2014). Analyseren in kwalitatief onderzoek (2nd ed.) Retrieved from http://[XXXX].budh.nl/boek/9789462363977/.

(36)

Bryman, A. (2016). Social research methods (Fifth edition ed.). Oxford: Oxford University Press.

Burkett, M. (2015). Sex(t) talk: A qualitative analysis of young adults’ negotiations of the pleasures and perils of sexting. Sexuality & Culture, 19(4), 835-863. 10.1007/s12119-015-9295-0 Retrieved from https://search.proquest.com/docview/1720398069

Chalfen, R. (2009). 'It's only a picture': Sexting, 'smutty' snapshots and felony charges. Visual Studies, 24(3), 258. 10.1080/14725860903309203 Retrieved from

http://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1080/14725860903309203 Comella, L., & Tarrant, S. (2015). New views on pornography. Santa Barbara,

California:Praeger.

Cooper, K., Quayle, E., Jonsson, L., & Svedin, C.G. (2016). Adolescents and self-taken sexual images: A review of the literature//doi.org/10.1016/j.chb.2015.10.003 Retrieved from http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0747563215301825

Dake, J. A., Price, J. H., Maziarz, L., & Ward, B. (2012). Prevalence and correlates of sexting behavior in adolescents. American Journal of Sexuality Education, 7(1), 1-15.

10.1080/15546128.2012.650959 Retrieved from

http://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1080/15546128.2012.650959

de Jong, P.F., & Koomen, H. (2011). Interventies bij onderwijs leerproblemen. Apeldoorn: Maklu.

Franklin, C., & Agresti, A. (2013). Statistics: The art and science of learning from data Pearson Education. Retrieved from

http://www.vlebooks.com/vleweb/product/openreader?id=none&isbn=9781292034416& uid=none

(37)

Temple, J.R., Le, V.D., van den Berg, P.,Ling, Y., Paul, J.A., & Temple W.A. (2014). Brief report: Teen sexting and psychosocial health. Journal of Adolescence, 37(1), 33-36. 10.1016/j.adolescence.2013.10.008 Retrieved from

http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/24331302

Jonker, M., & van Diesen, C. (2017). Een interventie voor jongeren die lichte vormen van online seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben vertoond. Utrecht: Rutgers. Retrieved from

https://www.rutgers.nl/sites/rutgersnl/files/PDF/Halt-interventie%20sexting%20Toeleidingshandleiding.pdf

Walker, K., & Sleath, E. (2017). A systematic review of the current knowledge regarding revenge pornography and non-consensual sharing of sexually explicit media. Aggression and Violent Behavior, 36, 9. Retrieved from

https://search.proquest.com/docview/1980098921

Korstjens, I., & Moser, A. (2017). Series: Practical guidance to qualitative research. part 2: Context, research questions and designs. The European Journal of General Practice, 23(1), 274-279. 10.1080/13814788.2017.1375090 Retrieved from

https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29185826

Kohlberg, L., & Hersh, R.H. (1977). Moral development: A review of the theory. Theory into Practice, 16(2), 53-59. 10.1080/00405847709542675 Retrieved from

http://www.jstor.org/stable/1475172

Leidraad Afdoening Sextingzaken. (2017). Landelijke portefeuille jeugd landelijk programma zeden-kinderpornografie-kindersekstoerisme Retrieved from

https://www.om.nl/onderwerpen/sexting/

Levine, D. (2013). Sexting: A terrifying health risk or the new normal for young adults? The Journal of Adolescent Health: Official Publication of the Society for Adolescent

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

loss pumps were aligned to remove energy from the tail of the Lorentzian profile, (b) the optical filter amplitude response, (c) the resonance applied to the upper sideband of a

For the study the standard homogeneous Poisson model (HOM) and three non-homogeneous Poisson models, namely a changepoint model (CPS), a free mixture model (MIX) and a hidden

The main research question is: How can storytelling as a corporate communication strategy be associated with visibility of CSR videos on YouTube.. To answer this question, this

Interestingly, with regard to the waveform mxcorr, reconstructions from the second fully connected layer (layer 12) are only slightly worse than reconstructions from the

Nonetheless, Hizb al-Nour’s entrance in democratic politics seemed to have given rise to a modest secular discourse carried out by Salafi politicians – such as Abd

This was done by analyzing the motivations for the visit, benefits of the farm, parents values of outdoor play, the importance of nature and how parents describe a good

Currently available experimental data on the decay proper- ties of known superheavy nuclei [ 1 , 5 – 16 ] indicate a stability against fission, thus confirming the concept of the

We have also shown that any attempt to measure characteristics of facial identity (like facial uniqueness) solely from impostor score distribution shape may give misleading results