• No results found

Prospectie met ingreep in de bodem aan het Kerkvoetpad te Dilsen-Stokkem. Onderzoek uitgevoerd van de Stad Dilsen-Stokkem

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Prospectie met ingreep in de bodem aan het Kerkvoetpad te Dilsen-Stokkem. Onderzoek uitgevoerd van de Stad Dilsen-Stokkem"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Prospectie met ingreep in de bodem aan het

Kerkvoetpad te Dilsen-Stokkem

Onderzoek uitgevoerd in opdracht van de Stad Dilsen-Stokkem

Inge van de Staey, Joris Steegmans & Petra Driesen

September 2013

ARON bvba

(2)

P

ROSPECTIE MET INGREEP IN DE BODEM AAN HET

K

ERKVOETPAD TE

D

ILSEN

-S

TOKKEM

O

NDERZOEK UITGEVOERD IN OPDRACHT VAN DE

S

TAD

D

ILSEN

-S

TOKKEM

Inge Van de Staey, Joris Steegmans & Petra Driesen

Sint-Truiden

2013

(3)

Naam aanvrager: Joris Steegmans

Naam site: Dilsen-Stokkem - Kerkvoetpad

Colofon

ARON rapport 188 – Prospectie met ingreep in de bodem aan het Kerkvoetpad te Dilsen-Stokkem. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van de Stad Dilsen-Stokkem.

Opdrachtgever: Stad Dilsen-Stokkem Projectleiding: Elke Wesemael

Uitvoering veldwerk: Joris Steegmans, Anne Schoups en Elke Wesemael Auteurs: Inge Van de Staey, Joris Steegmans en Petra Driesen

Bijdragen: Chris Cammaer (ACC Geology)

Foto’s en tekeningen: ARON bvba (tenzij anders vermeld) Wettelijk depot: D/2013/12.651/19

Op de teksten, foto’s en tekeningen geldt een auteursrecht. Gelieve ons de wens om gebruik te maken van de teksten of illustraties schriftelijk over te maken op info@aron-online.be

Zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van ARON bvba mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, bewerkt, en/of openbaar gemaakt door middel van web-publicatie, druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook.

ARON bvba Archeologisch Projectbureau Diesterstraat 44, bus 201 3800 Sint-Truiden www.aron-online.be info@aron-online.be tel/fax: 011/72.37.95

(4)

Inleiding ………. 1

1. Het onderzoeksgebied………... 1

1.1 Algemene situering……… 1

1.2 Historische achtergrond………. 3

1.3 Eerder archeologisch onderzoek………..……….. 4

2. Het archeologisch onderzoek……….. 6

2.1 Doelstelling……….. 6

2.2 Verloop……… 7

2.3 Methodiek……… 7

3. Onderzoeksresultaten………... 7

3.1 Bodemopbouw………. 7

3.2 Gaafheid van het terrein………... 9

3.3 De archeologische sporen en vondsten…….………... 10

Conclusie en aanbevelingen…... 12

Bijlagen

Bijlage 1: Administratieve gegevens Bijlage 2: Lijst met afkortingen

Bijlage 3: Tijdstabel Bijlage 4: Sporenlijst Bijlage 5: Vondstenlijst Bijlage 6: Fotolijst Bijlage 7: Overzichtsplan Bijlage 8: Verkavelingsplan Bijlage 9: Detailplannen sporen Bijlage 10: Profielen

Bijlage 11: Adviesplan vervolgonderzoek Bijlage 12: Vergunningen

(5)

Inleiding

Naar aanleiding van een geplande verkaveling aan het Kerkvoetpad te Dilsen (Dilsen-Stokkem), adviseerde het

Agentschap Onroerend Erfgoed om een prospectie met

ingreep in de bodem te laten uitvoeren. Dit onderzoek werd op 10 en 11 september 2013 uitgevoerd door het archeologisch projectbureau ARON bvba uit Sint-Truiden in opdracht van de Stad Dilsen-Stokkem.

Het onderzoek leverde zeven sporen op, die in de Late Bronstijd/IJzertijd, de Romeinse periode (?) en de Moderne tijd te dateren zijn.

Afb. 1: Kaart van België met aanduiding van het onderzoeksgebied. (Bron: NGI 2002)

1. Het onderzoeksgebied

1. 1. Algemene situering

Het onderzoeksterrein behoort tot Oud-Dilsen en situeert zich ca. 800 m ten zuidoosten van de huidige Sint-Martinuskerk van Dilsen. Deze kerk dateert uit 1910-1912 en werd gebouwd in de tweede kern van het dorp, aan de huidige Europalaan. De oorspronkelijke kerk van Dilsen, waarvan de toren nog deels bewaard gebleven is, situeert zich 250 m in oostelijke richting van het onderzoeksterrein. 125 m verder in oostelijke richting bevindt zich een oude Maasmeander (i.e. de Oude Maas), die tot in 1740 actief was. (Afb. 4).

Het terrein met een oppervlakte van 0,40 ha wordt in het noorden en westen begrensd door het Kerkvoetpad, in het oosten door de Stokkemerbaan en in het zuiden door de bebouwing langsheen de Bloemendaal (Afb. 2). Het terrein is kadastraal gekend als Afdeling 1, Sectie A, percelen 609H, 609K, 610C, 610D, 611C, 612M. De westelijke helft van het terrein was tot kort voor de ingreep in gebruik als weiland en helde zichtbaar af in westelijke richting (TAW 36,7 m – 35,8 m), in de richting van een oude Maasmeander (infra). De oostelijke helft, tot ca. 40m ten westen van de Stokkemerbaan, was een braakliggend terrein dat opgehoogd was en zich ca. 50 cm hoger (TAW 37,2 m) bevond dan het omliggende terrein (TAW 36,7 m).

(6)

Afb. 3: Topografische bodemkaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (groen). Schaal 1:10.000 (bron: AGIV)

Oud-Dilsen is gelegen op één van de weinige positieve reliëfs1 die de Maasvallei kent en die een overblijfsel is van het Terras van Geistingen. Het bovenste gedeelte van dit Terras, dat uit fijne tot grove grinden bestaat, werd afgezet door de Maas tijdens het Tardiglaciaal (12000-8000 BC). Deze grinden werden tijdens het Holoceen afgedekt met fijne, kleiige, lemige tot zandige overstromingssedimenten van de Maas die tot de zgn. Formatie van Leut gerekend kunnen worden. De dikte van de Formatie van Leut varieert van minder dan 1 m op grindbanken tot 5 m in oude Maasgeulen en kan op zeer korte afstand veranderen. Het terras van Geistingen wordt te Oud-Dilsen langs de oostzijde geërodeerd door de Oude Maas, langs de zuid- en westzijde door twee verlaten Maasmeanders waarin thans respectievelijk de

Vrietsel- en de Kogbeek stromen. Het

onderzoeksgebied is aan de westelijke rand van het Terras van Geistingen gelegen. Het terrein grenst volgens de geomorfologische kaart van Prof. E. Paulissen aan een verlaten Maasmeander waarin de Kogbeek stroomt. Het betreft een relatief frisse Maasmeander waarvan de precieze ouderdom niet gekend is.2

Afb. 4:Uittreksel uit de geomorfologische kaart van E. Paulissen met aanduiding van het onderzoeksgebied (rood). De oude maasbeddingen zijn in het zwart weergegeven, het Terras van Geistingen in het gestippeld groen3.

1

Positief reliëf in de zin van ‘zichtbaar hoger gelegen in vergelijking met de grotendeels vlakke bodem van de brede Maasvallei’.

2

Paulissen, E. 1973: Het landschap van de Romeinse Maasvallei in Belgisch Limburg, Het Oude Land van Loon 28, p. 25-55

3

Paulissen, E. 1973: Het landschap van de Romeinse Maasvallei in Belgisch Limburg, Het Oude Land van Loon 28, p. 25-55. Kaart gegeorefereerd via Q-GIS en bewerkt door Chris Cammaer (ACC Geology).

(7)

Bodemkundig staat het terrein gekarteerd als een bebouwde zone (Afb. 3: OB). Ten noorden en ten zuiden van het onderzoeksterrein komen droge zandleembodems zonder profielontwikkeling (Afb.3: Lbp) voor.

1.2 Historische achtergrond

4

Volgens het toponymisch woordenboek van Maurits Gysseling5 wordt Dilsen voor de eerste maal vermeld in 1062 als Thilesna. Dilsen is één van de oudste gemeenten van het Maasland en ontstond tussen de Oude Maas en de Romeinse heirbaan Tongeren-Nijmegen (infra). Hier, in Oud-Dilsen, concentreerde zich de oudste bebouwing. Van de oorspronkelijke Sint-Martinuskerk blijven enkel de resten van de toren uit de 10de -11de eeuw bewaard (CAI 50617, Afb. 8). Het kerkschip werd in 1928 afgebroken. Het voormalige kerkhof werd in 1960 omgevormd tot een Mariapark. Vlakbij de oude kerktoren staan ook een voormalige pastorij (CAI 50704,

Afb. 8) en kapelanie.

Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgenomen op initiatief van graaf de Ferraris (1771-1778) (Afb. 5), is het stratenpatroon in de omgeving van het onderzoeksgebied reeds vrij volledig uitgebouwd. De huidige Stokkemerbaan staat duidelijk weergegeven. Deze baan vormde de oude verbinding tussen Maastricht en Maaseik. Ook het Kerkvoetpad is weergegeven op de kaart. Het onderzoeksgebied zelf is in deze periode niet bebouwd en maakt deel uit van een boomgaard horende bij een boerderij gelegen op de hoek van de Stokkemerbaan en Bloemendaal, de straat ten zuiden van en evenwijdig aan het Kerkvoetpad.

Zowel op de Atlas der Buurtwegen van 1844 (Afb. 6) als op de topografische kaart van 1877 (Afb. 7) wordt het oostelijke deel van het onderzoeksterrein door gebouwen ingenomen. Deze gebouwen werden een 20-tal jaar geleden afgebroken6. Op de Atlas der Buurtwegen staat het Kerkvoetpad als Sentier nr. 54 weergegeven.

Afb.5: Detail uit de kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden (1771-1778) met aanduiding van het onderzoeksgebied (Bron: Koninklijke Bibliotheek van België).

4

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/21702.

5

Gysseling, M. 1960: Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland, p 272.

6

(8)

Afb.6: Detail uit de Atlas der Buurtwegen (1845). (Bron: Gis Limburg)

Afb. 7: Detail uit de

topografische kaart, 1877, met aanduiding van het

projectgebied (geel). (Bron: Le Patrimoine Cartographique de Wallonie).

1.3 Eerder archeologisch onderzoek

Hoewel op het onderzoekterrein zelf tot op heden geen vondsten werden gedaan, tonen de vele vondsten in de onmiddellijke en ruimere omgeving een langdurige bewoning van het gebied aan (Afb. 8).

Ca. 540 m ten zuiden van het onderzoekterrein situeert zich de archeologische zone ‘De Kommel’ (CAI 700256, CAI 52893, CAI 159758, CAI 152262, CAI 161776). Veldkarteringen en enkele beperkte sonderingen uitgevoerd door onder meer wijlen de heer W. Vanvinckenroye die toentertijd verbonden was aan het Provinciaal Gallo-Romeins Museum en amateur-archeoloog J. Gonissen ten oosten en ten westen van de Haagdoorn leverden naast enkele prehistorische lithische artefacten en artefacten uit de ijzertijd, meerdere muurfragmenten en grote hoeveelheden vondstmateriaal uit de Romeinse periode op. De vondsten waren van dien omvang dat de zone als een Romeinse vicus (dorp) of statio (baandorp) geïnterpreteerd werd die langs de Romeinse heirbaan

(9)

gelegen was. Gedacht werd dat het om de statio Feresne zou kunnen gaan.7 Het bestaan van het baanstation

Feresne is gebaseerd op de aanduiding ervan op de Tabula Peutingeriana (Peutinger kaart), een middeleeuwse

kopie (13de eeuw) van een antieke landkaart uit de 3de – 4de eeuw na Chr. Volgens deze kaart was Feresne één van de vier baanstations die gelegen waren aan de Romeinse weg, lopend van Tongeren (aangeduid als

Atuaca) naar Nijmegen (aangeduid als Noviomagi). De andere drie plaatsen die staan aangegeven op deze

route zijn Ceuclum (het huidige Cuijk), Blariacum (Blerick bij Venlo) en Catualium (Heel bij Horn).8

De heirbaan, die waarschijnlijk omstreeks 69-70 werd aangelegd, volgt ten zuiden van het onderzoeksgebied het tracé van de Haagdoornweg om ten noorden ervan op de Hoogbaan aan te sluiten. De weg kon in 1987 vlak ten zuiden van het onderzoeksgebied, aan de Bloemdaalstraat, in het profiel van een bouwput getraceerd worden (CAI 700341). Enkele jaren daarvoor, in 1985, werden ter hoogte van de Stokkemerbaan de resten van een secundaire west-oost lopende baan aangetroffen (CAI 50619). Deze weg heeft de heirbaan vermoedelijk verbonden met de Maasoever. Langs deze secundaire weg zijn de belangrijke vondsten uit de grindgroeve gedaan – zijnde meerdere grote bouwblokken en een viergodensteen (CAI 50064) - die mogelijk wijzen op de aanwezigheid van een 4de eeuws castellum dat waarschijnlijk in nauw contact stond met de bewoning aan de heirbaan. 9

Ter hoogte van de kruising van de Bloemendaalstraat met de Stokkemerbaan werden enkele losse muntvondsten uit de Laat-Romeinse tijd gedaan (CAI 50740). Romeinse begravingen zouden verder in zuid- oostelijke richting, langs de Oude-Kerkstraat, aangetroffen zijn (CAI 50607).10 Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat de heer Gonnissen deze locatie in twijfel trekt. Volgens hem situeerden de begravingen zich vlak ten zuidoosten van het onderzoeksgebied, op de kruising van de Stokkemerbaan met de Haagdoornweg. Een crematiegraf met de restant van een ijzertijdurne werd ten zuidwesten van het onderzoekterrein aangetroffen, op een perceel dat langs de Bloemendaalstraat gelegen is (CAI 50609).11

Na de Romeinse periode verplaatste de middeleeuwse bewoningskern zich naar de Maas. De St-Martinusparochie is één van de oudste en grootste parochies van het Maasland, die ook Stokkem, Lanklaar, Niel-bij-As, Dorne en de Houw (Opoeteren) bevatte.12 De volgende CAI-nummers houden verband met de oude woonkern van Dilsen langs de oude Maasbedding. Het betreft de restanten van de oude Sint-Martinuskerk (CAI 50617, zie supra), een pastorij uit de 17de/18de eeuw (CAI 50704), een 18de-eeuws armenhuis met herberg (CAI 50677), een hoeve uit de late middeleeuwen (CAI 50676 en 50665) en verschillende vondstmeldingen van o.a. middeleeuws of recenter aardewerk (CAI 50943, 50755, 50796, 50798 en 50797) of munten (CAI 50945, 50732). Zowel CAI 50941 als CAI 50942 geven een middeleeuwse waterput weer. Vlakbij het onderzoeksterrein werd met CAI 50940 een waterput uit de Nieuwe Tijd aangeduid. CAI 700255 ten zuidwesten van het onderzoeksterrein heeft betrekking op het ‘Mottenhof’. De naam van deze alleenstaande hoeve komt waarschijnlijk voort van de vol-middeleeuwse bewoning op een motte die genivelleerd werd.

7

Gonnissen, J. & W. Vanvinckenroye 1984: Veurzen: het verdronken “Feresne”?, Limburg 63 (6), p.241-244; Gonnissen, J. & W. Vanvinckenroye 1988: De Romeinse heerweg en de nederzetting van Feresne, Limburg 67 (3), p. 65-68.

8

Gonnissen, J. & W. Vanvinckenroye 1984: Veurzen: het verdronken “Feresne”?, Limburg 63 (6), p.241.

9

Gonnissen, J. & W. Vanvinckenroye 1988: De Romeinse heerweg en de nederzetting van Feresne, Limburg 67 (3), p. 65-68.

10

Daamen, J. 1967: Geschiedenis. Uit het verleden van Dilsen, in: Dilsen. Thilesna 1062, 1, fasc. 2, 6, p. 5-6.

11

Daamen, J. 1967: Geschiedenis. Uit het verleden van Dilsen, in: Dilsen. Thilesna 1062, 1, fasc. 2, 6, p. 11.

12

(10)

Afb. 8: Detail uit de Centrale Archeologische Inventaris met aanduiding van de omliggende vindplaatsen. Het onderzoeksterrein is in rood aangeduid. Schaal: 1:8000 (bron: CAI).

2. Het archeologisch onderzoek

2.1 Doelstelling

De opdracht bestond uit het uitvoeren van een prospectie met ingreep in de bodem. Het doel van dergelijk onderzoek is het opstellen van een rapport dat een ruimtelijke en inhoudelijke analyse maakt van mogelijk aanwezige archeologische resten op het onderzoeksterrein. Daarbij moeten minimaal de volgende vragen beantwoord worden:

- Zijn er sporen aanwezig?

- Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen? - Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

- Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren? - Behoren de sporen tot één of meerdere periodes?

- Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht bij een eventueel vervolgonderzoek? - Welke zijn de waargenomen horizonten in de bodem, beschrijving + duiding? - Waardoor kan het ontbreken van een horizont verklaard worden?

- Zijn er tekenen van erosie?

- Wat is de relatie tussen de bodem, de landschappelijke context (landschap algemeen, geomorfologie, …) en de archeologische sporen?

Op basis van dit eindrapport en in combinatie met de door de bouwheer opgemaakte bouwplannen, kan het terrein al dan niet archeologie-vrij worden verklaard, de inrichting van het terrein eventueel worden bijgestuurd of kan een onderbouwde selectie van de bedreigde en te onderzoeken zones worden opgemaakt. Conform de Bijzondere Voorwaarden diende 10% van het gebied door middel van parallelle proefsleuven van 2 m breed onderzocht te worden en 2,5% door middel van kijkvensters en/of dwarssleuven. Voorgesteld werd om de proefsleuven noordoost-zuidwest te oriënteren zodat de eventueel aanwezige Romeinse wegen gekruist konden worden.

(11)

2.2 Verloop

Voorafgaandelijk aan het onderzoek werd op naam van Joris Steegmans een vergunning voor het uitvoeren van een prospectie met ingreep in de bodem bij het Agentschap Onroerend Erfgoed aangevraagd. Deze vergunning werd op 4 september 2013 afgeleverd onder het dossiernummer 2013/362. Een vergunning voor het gebruik van een metaaldetector werd afgeleverd onder dossiernummer 2013/362 (2) en stond tevens op naam van

Joris Steegmans.13

Op 7 augustus 2013 werd door de opdrachtnemer conform de ‘Bijzondere voorwaarden’ een startvergadering belegd waarop Petra Driesen (ARON bvba), Annick Arts (Onroerend Erfgoed) en Peter De la Haye (Stad

Dilsen-Stokkem) aanwezig waren.

Het onderzoek, in opdracht van de Stad Dilsen-Stokkem, stond onder leiding van projectverantwoordelijke Elke

Wesemael en werd op 10 en 11 september 2013 uitgevoerd door Joris Steegmans en Anne Schoups. Grondwerken R. Beuten stond in voor de graafwerken, ARON bvba voor de digitale opmeting van de sporen en

de aangelegde proefsleuven en Chris Cammaer van ACC Geology voor de bodemkundige beschrijving van de site.

2.3 Methodiek

Conform de Bijzondere Voorwaarden en de afspraken gemaakt tijdens de startvergadering werd het te verkavelen terrein door middel van zes noordoost-zuidwest georiënteerde proefsleuven onderzocht.14 Deze sleuven hadden een breedte van 2 m en een lengte variërend van 17 tot 40 m. De diepte van de sleuven varieerde van 60 tot 95 cm. In totaal werd op deze wijze een oppervlakte van ca. 415 m² onderzocht, wat neerkomt op 10,25 % van de betreedbare oppervlakte van het terrein (4050 m²).

Om een zicht te bekomen op de bodemopbouw van het terrein werden in elke proefsleuf, met uitzondering van proefsleuf 6, twee profielputten aangelegd, één in het begin van de sleuf en één op het einde, waarvan het bodemprofiel werd opgeschoond, gefotografeerd en ingetekend op schaal 1:20.15

Alle aangetroffen sporen, zeven in totaal, werden manueel opgeschoond, gefotografeerd, beschreven en digitaal ingemeten.

Bij de uitwerking van het onderzoek werd een databank opgesteld met een foto -, sporen - en vondstenlijst.16 De veldtekeningen en dagrapporten werden gedigitaliseerd.

Bij het dichten van de sleuven werd het crematiegraf op vraag van de erfgoedconsulent door middel van twee betonijzers gemarkeerd.

3. Onderzoeksresultaten

3.1 Bodemopbouw

1718

Bodemkundig staat het terrein gekarteerd als een bebouwde zone (Afb. 3: OB). Als we naar de omliggende gronden kijken kunnen we voor het onderzoeksgebied een droge zandleembodem zonder profielontwikkeling verwachten (Lbp). 13 Bijlage 12: vergunningen. 14 Bijlage 7: overzichtsplan. 15 Bijlage 10: profielen. 16

Bijlagen 4, 5 en 6: sporen -, foto- en vondstenlijst.

17

Steegmans Joris en Chris Cammaer (ACC Geology).

18

(12)

Het huidig onderzoek toonde aan dat de bodem in het oostelijke deel van het onderzoeksgebied door bebouwing verstoord was dit in tegenstelling tot het westelijke deel van het projectgebied waar de oorspronkelijk bodem nog aanwezig bleek te zijn.

De proefputten in het oostelijk deel van het onderzoeksterrein (PP8-11) vertoonden een gelijkaardige bodemopbouw, met bovenaan een donkergrijs tot zwart zandlemig pakket met bouwpuin gevolgd door twee pakketten Maasalluvium (Afb. 9). Het pakket bouwpuin met een dikte variërend van 30 tot 120 cm, bestond uit fragmenten baksteen, beton, funderingsresten en recent afval zoals glas en plastic. Het eerste alluviale pakket was donkerbruin van kleur met spikkels houtskool en verbrande leem en had een dikte van 10 tot 30 cm. Onder dit eerste pakket was een tweede alluviale lemige zandlaag aanwezig. Deze had een oranjegele kleur. De grens tussen beide pakketten was niet altijd even scherp afgelijnd.

Afb. 9: Verstoring in PP8

De twee pakketen Maasalluvium konden eveneens onderscheiden worden in het westelijke deel van het onderzoeksgebied (PP1-7, Afb. 10). Hier werden ze aangetroffen onder een ca. 30 à 40 cm dikke, donkergrijze bouwvoor (Ap). De bovenste alluviale laag was 10 tot 50 cm dik en nam af in dikte in oostelijke richting (Afb. 11). In deze laag werd een fragment van een Romeinse tegula en

een fragment volmiddeleeuws aardewerk met

radstempelversiering (vanaf 10e eeuw) aangetroffen (V1). Plaatselijk (PP5-7) kon onder het tweede alluviale pakket een derde pakket alluvium onderscheiden worden bestaande uit oranjegeel zand. De aangetroffen alluviale pakketten behoren tot de zgn. Formatie van Leut (Holoceen, supra). Een bodemprofielontwikkeling kon nergens onderscheiden worden.

Afb. 10: Profiel in PP3.

Verstoring

Alluvium 1

Alluvium 2

Ap

Alluvium 1

Alluvium 2

(13)

Op één plaats (PP4) kwamen onder de alluviale pakketten zandige lagen voor afgewisseld met grindafzettingen (Afb. 11). Eén van deze grindlagen werd eveneens in het vlak van proefsleuf 2 en in minder mate in het vlak van proefsleuf 1 aangesneden. Het voorkomen van deze lagen kan verklaard worden vanuit de ligging van het onderzoeksterrein. Uitgaande van de geomorfologische kaart van Paulissen (Afb. 4) is het terrein vlak ten westen van een oude maasmeander gelegen. Echter als we het digitaal hoogtemodel bekijken, dan stellen we vast dat het westelijk deel van de percelen de meander snijdt (Afb. 12).

Dergelijke oude Maasgeulen zijn ontstaan door het uitschuren van de Maas (erosie); achteraf zijn ze echter terug opgevuld. In de Maasvallei komen verschillende oude Maasgeulen voor die zich in verschillende verlandingsstadia bevinden: van moerassen tot volledig opgevulde depressies. De opvulling van deze oude Maasmeanders gebeurde gradueel ( eerst zwaardere korrels (grind), dan fijner zand en uiteindelijk klei), en niet gelijk over de volledige breedte van de geul: slechts een relatief smal deel van de geul was actief en de fijnere afzetting gebeurde op de rand hiervan tijdens overstromingen19. Het grind in de twee meest westelijke sleuven (vooral proefsleuf 2) toont minstens 2, vermoedelijk 3 cycli van graduele opvulling, met georiënteerd, afgeplat grind onderaan en verfijning van de sedimenten naar boven toe. Dit valt perfect te verklaren in een dynamisch milieu, met een Maasmeander die geleidelijk wordt opgevuld met materiaal dat getransporteerd wordt door het Maaswater. Door de verplaatsing van de geul binnen de vallei en variaties in de stromingssnelheid van het Maaswater, worden op verschillende locaties, sedimenten afgezet met een verschillende korrelgrootte20.

Afb. 11: Profiel in PP4. Afb. 12: Uittreksel uit het Digitaal Hoogtemodel (DHM) met aanduiding van het onderzoeksgebied (rood). (Bron: ACC Geology)

3.2 Gaafheid van het terrein

In het oosten van het terrein bevonden zich tot voor ca. 20 jaar enkele onderkelderde huizen en een achterliggende schuur langsheen de Stokkemerbaan21. Na de afbraak van deze gebouwen werd het terrein

19

Chris Cammaer, ACC Geology

20

Chris Cammaer, ACC Geology

21

Met dank aan André Verheyen, medewerker Secretariaat van de stad Dilsen-Stokkem.

Ap

Alluvium 2

Alluvium 1

Gr

Gr

Gr

Za

Za

Za

(14)

geëgaliseerd en licht opgehoogd (ca. 50 cm, TAW 36,7 m – 37,2 m). Deze zone omvat de volledige breedte van het onderzoeksgebied en beslaat een oppervlakte van ca. 1550 m². Tijdens de aanleg van proefsleuf 4, die gedeeltelijk in deze zone gelegen was, werden op verschillende plaatsen bouwpuin en resten van funderingen aangetroffen. Dit bouwpuin bestond uit fragmenten baksteen, beton en recent afval zoals glas en plastic. Proefsleuven 5 en 6, te midden van deze zone, waren over bijna de volledige lengte verstoord. In PP 10, ter hoogte van proefsleuf 5 had deze verstoring een dikte van 120 cm.

3.3 De archeologische sporen en vondsten

Het onderzoek leverde in totaal zeven, duidelijk afgelijnde en weinig gebioturbeerde sporen op. Deze sporen werden allen in de bovenkant van het tweede alluviale pakket aangetroffen op een diepte variërend van 65 tot 95 cm onder het maaiveld.

In het westen van het terrein, ter hoogte van proefsleuf 1, werden drie sporen aangetroffen (S1, 2 en 7). Een eerste spoor, S1, betreft een ronde kuil met een diameter van ca. 25 cm (Afb. 13). Dit spoor had een donkergrijze kleur en een bijmenging van verbrand bot en verbrande leem, wat kan wijzen op een crematiegraf. De nabijheid van CAI-vindplaats 50609, waarbij de vondst van een crematiegraf uit de IJzertijd werd gemeld, versterkt dit vermoeden. Mogelijk dateert het spoor eveneens in de IJzertijd, hoewel een datering in Romeinse periode niet uit te sluiten valt.

Afb. 13: S1 in SL1.

Een zevental meter zuidwestwaarts werden een kuil (S7) en een paalkuil (S2) aangetroffen, die mekaar oversnijden. Beiden sporen hadden een bijmenging bestaande uit spikkels houtskool, verbrande leem en terracotta. Hoewel geen van deze sporen vondsten opleverde, kunnen de sporen omwille van hun terracotta-bijmenging met enige voorzichtigheid in de Romeinse periode gedateerd worden.

In het midden van het terrein, in het zuiden van proefsleuf 4, werd een ronde kuil (S4) met een diameter van ca. 1m70 teruggevonden (Afb. 14). Het spoor had een donkergrijze rand (laag 1) en een donkerbruine kern (laag 2) en een bijmenging bestaande uit spikkels en brokken houtskool. Onderzoek van het spoor leverde in totaal 23 fragmenten handgevormd aardewerk (V2) (Afb. 15). Het betreft uitsluitend wandfragmenten van ca. 0,8 tot 1,2 cm dik die van vier individuen afkomstig bleken te zijn. Het aardewerk was vervaardigd in een bruin tot donkergrijs baksel gemagerd met chamotte. Van één van de individuen was de buitenwand geglad; bij een ander individu fijn tot grof besmeten. Het spoor kan op basis van zijn vorm en omvang als een silo of voorraadkuil geïnterpreteerd worden. Silo’s komen in Noord-Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden voor vanaf

(15)

het eerste millennium v.Chr. Ze blijven in gebruik tot in de Late IJzertijd waarna hun voorkomen snel afneemt.22 Het aangetroffen aardewerk doet vermoeden dat het spoor in de Late Bronstijd of de IJzertijd thuishoort.

Afb. 14: Kuil S4 in SL4.

Afb. 15: Handgevormd aardewerk uit kuil S4.

De overige sporen (S3, 5 en 6) werden respectievelijk aangetroffen in proefsleuf 2, 5 en 6. Het gaat hier om drie donkergrijze kuilen met een bijmenging van spikkels houtskool en steenkool. In S6 werd een fragment steengoed aangetroffen (V3).

22

Bourgeois I., Cherretté B. & J. Bourgeois (2003) : Bronze Age and Iron Age settlements in Belgium. An overview, in: J. Bourgeois, I. Bourgeois & B. Cherretté (eds), Bronze Age and Iron Age communities in North-Western Europe, Brussel, pp. 175-190.

(16)

Verder werden nog enkele vondsten buiten de sporen aangetroffen. Het betreft onder meer een geretoucheerd klingfragment (V4) aangetroffen in het vlak van proefsleuf 2. Het klingfragment dat zich niet in

situ bevond - het werd immers gerecupereerd uit het tweede alluviale pakket (supra) - is niet opvallend

verweerd of gerold. Daarnaast leverde het metaaldetectoronderzoek enkele recente vondsten uit de bouwvoor op, zoals enkele fragmenten van een riembeslag, een riemgesp en een kogel (V5).

Conclusie en aanbevelingen

Op 10 en 11 september 2013 werd door ARON bvba in opdracht van de Stad Dilsen-Stokkem een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd aan het Kerkvoetpad te Dilsen-Stokkem. Hierbij werd 10,25 % van de betreedbare oppervlakte van het terrein (0,40 ha) onderzocht door middel van zes proefsleuven.

Het onderzoek diende op de volgende onderzoeksvragen een antwoord te geven:

Zijn er sporen aanwezig?

Het onderzoek leverde in totaal zeven sporen op.

Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen?

De sporen zijn antropogeen. Het betreft vier kuilen (S3, 5-7), een voorraadkuil (S4), een paalkuil (S2) en een crematiegraf (S1).

Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

De bewaringstoestand van de sporen is goed. De sporen zijn duidelijk afgelijnd en weinig gebioturbeerd.

Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren?

S2 en S7, die als paalkuil en kuil werden aanzien, maken mogelijk deel uit van een structuur.

Behoren de sporen tot één of meerdere periodes?

De sporen kunnen toegeschreven worden aan verschillende periodes. S4, zijnde een voorraadkuil, kan op basis van aangetroffen vondstmateriaal in de Late Bronstijd/Ijzertijd gedateerd worden. Het crematiegraf, S1, dateert vermoedelijk in de IJzertijd of in de Romeinse periode. De bijmenging aanwezig in paalkuil S2 en kuil S7 doet vermoeden dat deze sporen in de Romeinse periode thuishoren. De kuilen S3, S5 en S6 kunnen door de aanwezigheid van steenkool als recent aanzien worden.

Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht bij een eventueel vervolgonderzoek

De westelijke helft van het onderzoeksterrein krijgt bijzondere aandacht, aangezien hier de bodem onverstoord is en de archeologisch relevante sporen werden aangetroffen. Het oostelijk deel van het terrein is van minder belang door de reeds vermelde verstoring en het ontbreken van relevant archeologisch materiaal.

In geval van verder onderzoek dient bijzondere aandacht uit te gaan naar de aanwezigheid van bijkomende crematiegraven.

Welke zijn de waargenomen horizonten in de bodem, beschrijving + duiding?

De proefputten in het oostelijk deel van het onderzoeksterrein (PP8-11) vertoonden een gelijkaardige bodemopbouw, zijnde een pakket met bouwpuin met een dikte variërend van 30 tot 120 cm. Dit bouwpuin bestond uit fragmenten baksteen, beton, funderingsresten en recent afval zoals glas en plastic. Hieronder bevond zich een eerste alluviale laag. Deze laag was donkerbruin van kleur, bevatte spikkels houtskool en

(17)

verbrande leem en had een dikte van 10 tot 30 cm. Onder dit eerste pakket was een tweede alluviale lemige zandlaag aanwezig. Deze had een oranjegele kleur.

In het westelijk deel van het onderzoeksgebied (PP1-7) bevond zich onder de ca. 30 à 40 cm dikke, donkergrijze bouwvoor (Ap) de eerste laag alluvium, reeds aangetroffen in het oosten van het terrein, met een dikte variërend van 10 tot 50 cm. Deze alluviale laag nam af in dikte in oostelijke richting, waar het onder het pakket geroerde grond een dikte van 10 tot 30 cm had. Ook werd in deze laag een fragment Romeinse terracotta en een fragment volmiddeleeuws aardewerk met radstempelversiering (vanaf 10e eeuw) aangetroffen (V1). Onder dit eerste pakket was een tweede alluviale lemige zandlaag aanwezig met een oranjegele kleur, plaatselijk gevolgd door een derde alluviaal pakket met een hoger zandgehalte (PP4-7). Op één plaats (PP4) werden zandige lagen afgewisseld door grindafzettingen.

Waardoor kan het ontbreken van een horizont verklaard worden?

Op het onderzoeksterrein ontbraken er geen horizonten.

Zijn er tekenen van erosie?

Op het terrein zijn er geen tekenen van erosie aangetroffen die het archeologisch archief bedreigen. Het onderzoeksterrein bevindt zich op de oostelijke rand van een oude Maasgeul. Deze oude Maasgeulen zijn ontstaan door uitschuren van de Maas (erosie), maar achteraf zijn deze terug opgevuld. Deze opvulling gebeurde gradueel en niet gelijk over de volledige breedte van de geul: slechts een relatief smal deel van de geul was actief en de fijnere afzetting gebeurde op de rand hiervan tijdens overstromingen. Ter hoogte van onderzoeksterrein zijn er minstens 2, vermoedelijk 3 cycli van graduele opvulling, met georiënteerd, afgeplat grind onderaan en verfijning van de sedimenten naar boven toe. Dit valt perfect te verklaren in een dynamisch milieu, met een Maasmeander die geleidelijk wordt opgevuld met materiaal dat getransporteerd wordt met Maaswater. Door de verplaatsing van de geul binnen de vallei en variaties in de stromingssnelheid van het Maaswater, worden op verschillende locaties, sedimenten afgezet met een verschillende korrelgrootte.

Wat is de relatie tussen de bodem, de landschappelijke context (landschap algemeen, geomorfologie, …) en de archeologische sporen?

De sporen werden onder het eerste alluviale pakket aangetroffen in de bovenkant van het tweede alluviale pakket. Het onderzoeksterrein bevindt zich op de westelijke rand van het Terras van Geistingen, dat als één van de weinige positieve reliëfs in de Maasvallei een belangrijk aantrekkingspunt voor de mens vormde doorheen de geschiedenis. Het terrein situeert zich ten noordoosten van de Kommel, waar een Romeinse vicus/statio gelegen was en ten oostnoordoosten van de middeleeuwse dorpskern van Dilsen.

Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek wordt voor het onderzoeksgebied een vervolgonderzoek geadviseerd. Reden van vervolgonderzoek is de aanwezigheid van archeologische sporen (en mogelijk structuren) die gelinkt kunnen worden aan reeds gekende archeologische vindplaatsen in de nabije en ruimere omgeving evenals de aanwezigheid van vondstmateriaal uit de Late Bronstijd/Ijzertijd. De zone die voor het vervolgonderzoek in aanmerking komt omvat het de westelijke helft van het onderzoeksterrein en beslaat een oppervlakte van ca. 2500 m² (bijlage 11).

Bovenstaande aanbevelingen dienen louter ter advisering van het bevoegd gezag zijnde de afdeling Onroerend Erfgoed Vlaanderen van het Agentschap Ruimtelijke Ordening. Een definitieve beslissing tot het al of niet uitvoeren van een vervolgonderzoek ligt dan ook bij dit bevoegd gezag.

Agentschap Onroerend Erfgoed, Afdeling Limburg

T.a.v. Annick Arts

Koningin Astridlaan 50 bus 1 3500 Hasselt

tel. 011/74.21.18

(18)

Bijlage 1: Administratieve gegevens

Bijlage 2: Lijst met afkortingen

Bijlage 3: Tijdstabel

Bijlage 4: Sporenlijst

Bijlage 5: Fotolijst

Bijlage 6: Vondstenlijst

Bijlage 7: Overzichtsplan

Bijlage 8: Verkavelingsplan

Bijlage 9: Detailplannen sporen

Bijlage 10: Profielen

Bijlage 11: Adviesplan vervolgonderzoek

Bijlage 12: Vergunningen

(19)

Onroerend Erfgoed

Uitvoerder: ARON bvba

Vergunninghouder: Joris Steegmans Dossiernummer vergunning: 2013/362 Begin vergunning: 5 september 2013 Einde vergunning: Einde der werken

Aard van het onderzoek: Prospectie met ingreep in de bodem Begindatum onderzoek: 10 september 2013

Einddatum onderzoek: 11 september2013

Provincie: Limburg

Gemeente: Dilsen-Stokkem

Deelgemeente: Dilsen

Adres: Kerkvoetpad, Stokkemerbaan

Kadastrale gegevens: Afdeling 1, sectie A, Percelen 609H, 609K, 610C, 610D, 611C en 612M Coördinaten: X: 245645 Y: 192398 Totale oppervlakte: 4050 m² Te onderzoeken: 506 m² (12,5%) Onderzochte oppervlakte: 415 m² (10,25%) Bodem: OB

Archeologisch depot: Geschied- en heemkundige kring van Dilsen, Vlessersweg 40, 3650 Dilsen-Stokkem

Afb: Topografische kaart met aanduiding van het projectgebied (bron: AGIV).

Bijzondere voorwaarden: Bijzondere voorwaarden bij Dilsen-Stokkem, Kerkvoetpad Omschrijving van de archeologische verwachtingen: Op het terrein (ca. 4400 m² groot) zal een nieuwe verkaveling

gerealiseerd worden.

Het terrein ligt op het terras van Geistingen, dicht bij een oude Maasarm.

De toekomstige verkaveling ligt in de historische kern van Dilsen, dicht bij de oude kerk. In de nabije omgeving zijn verschillende archeologische vindplaatsen bekend:

- CAI 700255: middeleeuwse motte - CAI 50609: ijzertijdgraf

- CAI 50940: waterput nieuwe tijd - CAI700341: Romeinse weg - CAI 50941: middeleeuwse waterput - CAI 50740: Romeinse munten - CAI 700256: Romeinse nederzetting Wetenschappelijke vraagstelling m.b.t. het onderzoeksgebied: - Zijn er sporen aanwezig?

- Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen? - Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

- Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren?

- Behoren de sporen tot één of meerdere periodes? - Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht bij een

(20)

- Zijn er tekenen van erosie?

- Wat is de relatie tussen de bodem, de landschappelijke context (landschap algemeen, geomorfologie, …) en de archeologische sporen?

Geplande werkzaamheden: Verkaveling

(21)

Afkortingen Kleur: Blauw BL Bruin BR Donker (kleur) DO Geel GE Gevlekt VL Grijs GR Groen GRO Leemkleurig LE Licht (kleur) LI Mergelkleur ME Oranje OR Paars PA Roest(kleurig) ROE Rood RO Wit WI Zwart ZW Samenstelling: Baksteen Ba Breuksteen Bs Grind Gr Hout Ho Houtskool Hk Kalk Ka Kalksteen Ks Kei Kei Kiezel Kz Klei Kl Leem Le Leisteen Lei Mergel Me Moederbodem Moe Mortel Mo Natuursteen Ns Dakpan Dp Silex Si Slak Sl Steenkool Sk Verbrand Vb Zand Za Zandsteen Zs Zavel Zv IJzeroxide Fe

Fosfaat (groene band) Ff

Mangaan Mn Hoeveelheid: Periodes: Materiaalcategorie: Aardewerk: Zeer weinig zw Weinig w Matig m Veel v Zeer veel zv Bronstijd BRONS

- Vroege Bronstijd BRONSV

- Midden Bronstijd BRONSM

- Late Bronstijd BRONSL

IJzertijd IJZ

- Vroege IJzertijd IJZV

- Midden IJzertijd IJZM

- Late IJzertijd IJZL

Romeins ROM

- Vroeg Romeins ROMV

- Midden Romeins ROMM

- Laat Romeins ROML

Middeleeuwen MID

- Vroege Middeleeuwen MIDV

- Volle Middeleeuwen MIDH

- Late Middeleeuwen MIDL

- Post Middeleeuwen MIDP

Glas GL Keramiek AW Metaal ME Mortel MO Organisch OR Pleisterwerk PL Terracotta TC Steen ST Dikwandig (ROM) DW

Dikwandig amfoor (ROM) AM

Dikwandig dolium (ROM) DO

Dikwandig wrijfschaal (ROM) MO

Gebronsd (ROM) GB

Geglazuurd (MID) + GL

Geverfd (ROM) GV

Gladwandig (ROM) GW

Grijsbakkend (MID) GRIJS

Handgevormd HA

Kurkwaar KU

Maaslands witbakkend (MID) MAAS-TG1 Maaslands roodbakkend (MID) MAASL-TG3

Pompejaans rood (ROM) PR

Porselein PORS

Protosteengoed (MID) PSTG

Roodbakkend (MID) ROOD

Roodbeschilderd (MID) RBES

Ruwwandig (ROM) RW

Steengoed (MID) STG

Terra nigra (ROM) TN

Terra rubra (ROM) TR

Terra sigillata (ROM) TS

Lowlands (ROM) LOW

(22)

Nieuwste tijd 1789-heden

Nieuwe tijd 1500-1789

ME

Late Middeleeuwen MIDL 1200-1500

Volle Middeleeuwen MIDH 900-1200

Vroege Middeleeuwen MIDV 430/450-900

- Karolingische periode 750-900

- Merovingische periode 500-750

- Frankische periode 430/450-500

ROM

Laat-Romeinse tijd ROML 275-430/450

B ROMLB 350-430/450

A ROMLA 275-350

Midden-Romeinse tijd ROMM 69-275

B ROMMB 150-275

A ROMMA 69-150

Vroeg-Romeinse tijd ROMV 57vC.-69nC.

B ROMVB 25nC.-69nC. A ROMVA 57vC.-25nC. IJZ Late-IJzertijd IJZL 250-57vC. Midden-IJzertijd IJZM 475/450-250vC. Vroege-IJzertijd IJZV 800-475/450vC. BRONS Late-Bronstijd BRONSL 1050-800vC. Midden-Bronstijd BRONSM 1800/1750-1050vC. B BRONSMB 1500-1050vC. A BRONSMA 1800/1750-1500vC. Vroege-Bronstijd BRONSV 2000/2100-1800/1750vC. NEO Laat-Neolithicum NEOL 2850-2000vC. B NEOLB 2450-2000vC. A NEOLA 2850-2450vC. Midden-Neolithicum NEOM 4200-2850vC. B NEOMB 3400-2850vC. A NEOMA 4200-3400vC. Vroeg-Neolithicum NEOV 5000-4200vC. B NEOVB 4900-4200vC. A NEOVA 5300-4900vC. MESO Laat-Mesolithicum MESOL 7800-5300vC. Midden-Mesolithicum MESOM 8500-7800vC. Vroeg-Mesolithicum MESOV 9500-8500vC. PALEO Laat-Paleolithicum PALEOL 35.000-9500vC. B PALEOLB 18.000-9500vC. A PALEOLA 35.000-18.000vC. Midden-Paleolithicum PALEOM 300.000-35.000vC. Vroeg-Paleolithicum PALEOV < 300.000vC. ARCH. PER. (C14-) JAREN GELEDEN 250 1.500 2.000 3.000 4.000 5.000 6.000 7.000 8.000 9.000 11.000 15.000 20.000 30.000 40.000 50.000 75.000 100.000 125.000 150.000 200.000 250.000 HOLOCEEN POSTGLACIAAL LAA T GLACIAAL KW ARTIAIR PLEIST OCEEN WEICHSELIEN SAALIEN Subatlanticum Subboreaal Atlanticum Boreaal Preboreaal LATE DRYAS ST. ALLERØD IST. BØLLING IST. DENEKAMP IST. HENGELO IST. MOEDERHOOFD IST ODDERADE IST. BRØRUP IST. AMERSFOORT IST. Eemien STADIAAL III BANTEGA IST. STADIAAL II HOOGEVEEN IST. STADIAAL I VROEGE DRYAS ST. MESOLI- NEOLI- BRONS- IJZER- ROM. MIDDEL-THICUM THICUM TIJD TIJD TIJD EEUWEN PALEOLITHICUM midden laat Middeleeuwen 450-1500 Romeinse tijd 57 vC. - 430/450 nC. IJzertijd 800-57 vC. Bronstijd 2100/2000-800 vC. Neolithicum 5300-2000 vC. Mesolithicum 9500-5300 vC. Paleolithicum < 300.000-9500 vC. gem. juli temp. 10-15°C

gem. juli temp. 5-10°C gem. juli temp. < 5°C

(23)

DI-13-KE Sporenlijst 1

001 1 1 1 Nee Graf Crematiegraf. Tegen

profiel gelegen. Rond 0,25 DO GR tot ZW + VL LI GR ZaLe + Sp Hk (v), Sp VbLe (w) en Vb Bot (v) / IJZ? ROM? / /

002 1 1 1 Nee Paalkuil / Rond 0,49 x 0,38 DO ORBR tot DO

GRBR tot BEIBR

ZaLe + Sp Hk (w), TC (w) en St

/ ROM? ROM? Jonger

dan S7

/

003 1 2 1 Nee Kuil Tegen profiel gelegen. Afgeronde

rechthoek

1,55 (zichtbaar) x

1,48

DO GRBR ZaLe + Sp/Br Hk (m) en St O-W MT MT / /

004 0 4 1 Nee Silo / Rond 1,70 x 1,55 / / / BRONSL IJZ / /

004 1 4 1 Nee / / / / DO GR Za + Sp/Br Hk (v), Sp VbLe (w), St en AW / / / / / 004 2 4 1 Nee / / / / DO BR Za + Sp/Br Hk (v), Sp VbLe (w), St en AW / / / / 2

005 0 5 1 Nee Kuil Tegen profiel gelegen. Onregelmatig 1,41 x 1,38 / / NW-ZO MT MT / /

005 1 5 1 Nee / / / / DO GR Za + Sp Hk (v), Sp Roe(zw) / / / / /

005 2 5 1 Nee / / / / LI GR Za + Sp Hk (m) en Sp Roe

(v)

/ / / / /

006 1 6 1 Nee Kuil / Langwerpig 1,8

(zichtbaar) x 1,27

DO GR Za + Sp Hk (zv), St en AW NW-ZO MT MT / 3

007 1 1 1 Nee Kuil Tegen profiel gelegen. Rechthoek 0,95 x 0,4 LI GR ZaLe + Sp Hk (v), Sp VbLe

(w)

ZW-NO ROM? ROM? Ouder dan S2

(24)

DI-13-KE Fotolijst 1 6443 Profiel 1 / PP 1 ZO 6444 Detail 1 1 / NW 6445 Detail 1 1 / NW 6446 Detail 1 1 / NW 6447 Profiel 1 / PP 2 NW 6448 Profiel 1 / PP 2 NW 6449 Profiel 1 / PP 2 NW 6450 Profiel 1 / PP 2 NW 6452 Detail 1 2 + 7 / ZO 6453 Detail 1 2 + 7 / ZO 6454 Detail 1 2 + 7 / ZO 6455 Detail 1 2 + 7 / ZO 6456 Overzicht 1 / / ZW 6457 Overzicht 1 / / ZW 6458 Overzicht 1 / / ZW 6459 Overzicht 1 / / NO 6460 Overzicht 1 / / NO 6461 Overzicht 1 / / NO 6462 Profiel 2 / PP 3 NW 6463 Profiel 2 / PP 3 NW 6464 Profiel 2 / PP 3 NW 6465 Detail 2 3 / ZW 6466 Detail 2 3 / ZW 6467 Detail 2 3 / ZW 6468 Profiel 2 / PP 4 ZW 6469 Profiel 2 / PP 4 ZW 6470 Profiel 2 / PP 4 ZW 6471 Overzicht 2 / / NO 6472 Overzicht 2 / / NO 6473 Overzicht 2 / / NO 6474 Overzicht 2 / / ZW 6475 Overzicht 2 / / ZW 6476 Overzicht 2 / / ZW 6477 Profiel 3 / PP 5 ZO 6478 Profiel 3 / PP 5 ZO 6479 Profiel 3 / PP 5 ZO 6480 Profiel 3 / PP 6 NO 6481 Profiel 3 / PP 6 NO 6482 Profiel 3 / PP 6 NO 6483 Overzicht 3 / / ZW 6484 Overzicht 3 / / ZW 6485 Overzicht 3 / / ZW 6486 Overzicht 3 / / NO 6487 Overzicht 3 / / NO 6488 Overzicht 3 / / NO 6489 Profiel 4 / PP 7 ZO 6490 Profiel 4 / PP 7 ZO 6491 Profiel 4 / PP 7 ZO 6492 Detail 4 4 / NW 6494 Detail 4 4 / NW 6495 Detail 4 4 / NW 6496 Profiel 4 / PP 8 ZW 6497 Profiel 4 / PP 8 ZW 6498 Profiel 4 / PP 8 ZW 6500 Profiel 4 / PP 8 ZW 6501 Overzicht 4 / / NO 6502 Overzicht 4 / / NO

(25)

DI-13-KE Fotolijst 2 6505 Overzicht 4 / / ZW 6506 Overzicht 4 / / ZW 6507 Profiel 5 / PP 9 ZO 6508 Profiel 5 / PP 9 ZO 6509 Profiel 5 / PP 9 ZO 6510 Detail 5 5 / ZW 6511 Detail 5 5 / ZW 6512 Detail 5 5 / ZW 6513 Profiel 5 / PP 10 NW 6514 Profiel 5 / PP 10 NW 6515 Profiel 5 / PP 10 NW 6516 Overzicht 5 / / ZW 6517 Overzicht 5 / / ZW 6518 Overzicht 5 / / ZW 6519 Overzicht 5 / / NO 6520 Overzicht 5 / / NO 6521 Overzicht 5 / / NO 6522 Profiel 6 / PP 11 ZO 6523 Profiel 6 / PP 11 ZO 6524 Profiel 6 / PP 11 ZO 6525 Detail 6 6 / ZW 6526 Detail 6 6 / ZW 6527 Detail 6 6 / ZW 6528 Overzicht 6 / / NO 6529 Overzicht 6 / / NO 6530 Overzicht 6 / / NO 6531 Overzicht 6 / / ZW 6532 Overzicht 6 / / ZW 6533 Overzicht 6 / / ZW

6534 Werkfoto / / Overzicht terrein /

(26)

DI-13-KE Vondstenlijst 1

2 1 4 1 4.2 AW HA 12 12 W Pot IJZ IJZ 1 ind.; drieledige pot, met gegladde buitenwand; baksel gemagerd met

chamotte

2 2 4 1 4.2 AW HA 7 7 W / IJZ IJZ 1 ind.; baksel gemagerd met chamotte; buitenwand geglad tot grof besmeten.

2 3 4 1 4.2 AW HA 4 4 W / IJZ IJZ 2 ind.; baksel gemagerd met chamotte.

3 1 6 1 6 AW STG 2 2 W Kruik 1300 NT /

4 1 2 1 / ST SI 1 / Kling MESO IJZ Klingfragment met retouches aan beide zijdes

5 1 / Bouwvoor / MET / 11 / / NT NT Onderdeel van een horloge, onderdeel van een harmonica, een kogel,

(27)
(28)
(29)
(30)
(31)
(32)
(33)
(34)
(35)
(36)
(37)
(38)
(39)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De natuurprojectovereenkomst Heuvels- ven is een gezamenlijke realisatie van heel wat organisaties en personen: vzw OCS Heuvelsven, Provincie Limburg, Agentschap voor Natuur en

Uit internationale ringtesten blijkt dat een detectiegrens (limit of detection, LOD) van 0,1 % dierlijke producten in diervoeder goed realiseerbaar is voor deze methode. Metingen

In het geval twee drainage stelsels werkzaam zijn in het model, worden voor de bepa- ling van de totale Freatische Lekweerstand de volgende stappen doorlopen:.. Bepaal voor

(Een van die vorbindings wat ook hior kan ontstaan is isovaloriaansuur). Stellenbosch University http://scholar.sun.ac.za.. alkohole en esters) so maklik hiermee

vingskrachten zijn afhankel U k van de aard van het contact tussen band en wegdek. Uit verscheidene onderzoeken is reeds geb l eken dat onder meer de stroefheid van

nu de risico’s van de grondwaterveront- reinigingen en effecten van maatregelen op de receptoren (diepe grondwater en oppervlaktewater) in beeld zijn gebracht, kan de

contortus (Gibbes, 1849) gevonden, een haaien­ soort die slechts éénmaal eerder is aangetroffen in de oli­ gocene Boom Klei Formatie (Vroeg tot Midden Rupelien).. Deze nieuwe tand

Het resultaat van de ingreep zal dus overeenkomen met de bestaande toekomstvisie voor het gebied (zie figuur 4: beeld toekomstvisie waarop te zien is dat in deze afgegraven