Vaardigheden 2

(1)

2.09.2021 Blok 2:

Vaardigheden.

1. a. 2 1 12 5 17 5   6 30 30 30 e. 32  41 122 16 i. 34  15 3 209 b. 2 7 96 35 61 21 5 8 40 40 40 40 2     1 f. 5 2 10 1 12  5 60 6 j. 45114  54 45 1 c. 1 1 74 63 11 9 2 18 18 18 4 3    g. 1 1 3 7 7 1 2 3 2 3 2 2 1 2    3 k. 3 3 27 5 125 ( )  d. 5 3 3 5 15 15 30 15 8      7 8 7 56 56 56 28 h. 2  103 106 53 l. 3    56 45 14 36 12 2. a. 6 5 283 35118 1630 1, 449 c. 3 1 1 10 40 25 ( )  0,025 b. 2 4 7 3 9 ( ) 9 1  1,778 d. 13 12 13 48 47 1880,069 3. a. 2 1 6 3 (min 3) (1 2) P der dan P of   b. 1 1 1 2 2 4 ( ) P mm    c. 3 3 27 4 64 (3 ) ( ) P fout   4. a. 3 2 1 1 9 8 7 84 ( ) P RRR     d. 3 2 2 2 9 8 7 7 (2 ,1 ) 3 P R B      b. 4 3 2 1 9 8 7 21 ( ) P WWW     e. 6 5 4 5 9 8 7 21 ( ) P geen R     c. 1 1 5 84 21 84 ( ) P RRR of WWW    f. 3 4 2 2 9 8 7 7 ( , , ) 6 P R W B      5. 6.

a. aantal routes van (0, 0) naar (2, 4): 15 b. aantal routes van (0, 0) naar (4, 4): 70 c. aantal routes van (0, 0) naar (2, 2): 6

aantal routes van (2, 2) naar (5, 3) is gelijk aan het aantal routes van (0, 0) naar (3, 1): 4 totaal 6 4 24  verschillende scoreverlopen.

d. aantal routes van (0, 1) naar (3, 6) ofwel het aantal routes van (0, 0) naar (3, 5): 56.

7.

a. randInt(1, 5, 10) genereert 10 getallen uit de getallen 1 tot 5. Neem voor 1 de geluksbon en 2 t/m 5 is een andere bon.

b.

(2)

-2.09.2021

Door elkaar.

1.

a.

b. Er zijn 18 verschillende uitkomsten.

c. 4 1

36 9 (12)

P  

2.

a. omdat er drie dagdelen zijn, en bij elk dagdeel heb je keus uit een verschillend aantal onderdelen.

b. 4 5 3 60   verschillende dagprogramma’s.

3. Bij de achtste trekking heeft hij de vierde volle batterij. In de voorafgaande zeven trekkingen heeft hij drie volle batterijen getrokken. Dat kan op 7 35

3        volgorden. 4.

a. Op 5! 120 manieren kunnen zij achter de tafel plaatsnemen. b. Twee mannen en drie vrouwen: dat kan op 5 10

2  _  

  verschillende volgorden.

5.

a. De kans op elk rijtje is 1 5 1 2 32 ( )  b. Er zijn 5 10 2  _  

  verschillende rijtjes met twee keer K en drie keer M. c. Hij gooit dan KKMMM of MKMMM. De kans hierop is 2 1

32 16

d. Tom kan dan alleen nog maar winnen als er na K drie keer een M gegooid wordt. Maar dan heeft Herma al gewonnen omdat er na K ook al twee keer een M volgt.

e. 1 3 1 2 8 ( int) ( ) ( ) P Tom w P MMM   7 1 8 8 ( int) 1 ( int) 1 P Herma w  P Tom w   

De kans dat Herma wint is zeven keer zo groot als de kans dat Tom wint.

Uitwerkingen 4 havo A, vaardigheden 2 2

-x 1 2 3 4 5 6 1 1 2 3 4 5 6 2 2 4 6 8 10 12 3 3 6 9 12 15 18 4 4 8 12 16 20 24 5 5 10 15 20 25 30 6 6 12 18 24 30 36