Uitwerkingen Meetkunde MULO-B 1918 Algemeen
Opgave 1.
Van ABZ is zowel de basis als de tophoek bekend. We kunnen dus met de basis-tophoek-constructie de boog tekenen, waarop het punt Z ligt.
Omdat AZB135ogeldt dat boog AEB270o
o o
buitenhoek AMB270 AMB90
o
45 MAB MBA
. Zo kunnen we dus het middelpunt M vinden en de cirkel met middelpunt M door A, waarop het zwaartepunt ligt tekenen.
Omdat de zwaartelijnen elkaar verdelen in stukken, die verhouden als 2:1, kunnen we dus vanuit B het lijnstuk
2 2
3 3 6 4
BZ BD omcirkelen en zo het punt Z construeren. Verleng BZtot BD6. Verbind A met
D en verleng AD tot AC 2 AD. Verbind tenslotte B met C.
Opgave 2.
(gelijke hoeken bij gelijke bogen) ( is bissectrice) ( is bissectrice) DBC DAC DAC BAD AD CBE EBA BE
DBE DBC CBE DAC CBE
BAD EBA
, dus DBE BAD EBA DBN BAD EBA
(1).
In ABNgeldt ANB180o EBA BAD.
Verder geldt BND180o ANB.
Dus
o o
180 180
ANB BAD EBA
BND ANB o o 180 (180 ) BND BAD EAB BND BAD EBA(2). Uit (1) en (2) volgt DBN BNDBDNis gelijkbenig.
Opgave 3.
In AEDgeldt sin sin 36o 8 sin 36o 8
DE DE
EAD DE
AD
.
Voor de oppervlakte O van het parallellogram AFCD geldt
o o 1
4
7 8sin 36 56 sin 36 56 10 2 5 14 10 2 5
O AF DE (1)
Voor de oppervlakte P van BCFgeldt
o o
1 1 1
2 sin 2 8 16 sin 36 64 sin 36 64 4 10 2 5 16 10 2 5
P CF BF BFC (2) Uit (1) en (2) volgt O ABCD( ) 30 10 2 5 .