• No results found

De relatie tussen psychopathie, het volgen van de blikrichting van verdrietige gezichten en empathie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen psychopathie, het volgen van de blikrichting van verdrietige gezichten en empathie"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

De Relatie tussen Psychopathie, het Volgen van de Blikrichting

van Verdrietige Gezichten en Empathie

Yvon Steijne

Studentnummer: 10353399

Universiteit van Amsterdam

Begeleid door: Lieke Nentjes

Aantal woorden abstract: 117

(2)

2 Abstract

De mediërende invloed van het volgen van de blikrichting van een verdrietig gezicht werd onderzocht op de relatie tussen psychopathie en empathie bij een groep van 59

deelnemers. Bij alle deelnemers werd in dezelfde volgorde een blikrichting-taak, een pijlen-taak, de Empathie Quotiënt (EQ), de State-Trait Anxiety Inventory (STAI), de Autisme-Spectrum Quotiënt (AQ) en als laatste de Levenson Self-Report Psychopathy Scale (LSRP) afgenomen. Er werd een negatieve relatie gevonden tussen psychopathie en empathie. Er werd verder geen relatie gevonden tussen psychopathie en het volgen van de blikrichting van een verdrietig gezicht. Ook werd er geen mediërend effect van het volgen van de blikrichting van een verdrietig gezicht gevonden op de relatie tussen psychopathie en empathie binnen huidig onderzoek.

(3)

3 Inhoudsopgave Introductie 4 Methode 8 Resultaten 14 Discussie 23 Literatuurlijst 27 Bijlage 31

(4)

4 Introductie

Psychopathie is een aandoening die wordt gekenmerkt door een patroon van interpersoonlijke, affectieve en gedragskenmerken zoals egocentriciteit, misleiding,

manipulatief gedrag, onverantwoordelijkheid, impulsiviteit, prikkel-zoekend, oppervlakkig affect, een gebrek aan empathie en spijtgevoelens en een slechte gedragscontrole (Neumann & Hare, 2008). Psychopathie heeft een prevalentiecijfer van ongeveer 3% bij mannen en 1% bij vrouwen (Blair, 2005).

Uit onderzoek van Smith, Edens, Clark en Rulseh (2014) bleek dat de visie van leken op het gebied van de symptomen van psychopathie vrijwel overeenkomt met de bovenstaande theoretische beschrijving van Neumann en Hare (2008). De leken zagen psychopaten als zeer dominant, erg op zichzelf gericht en niet in staat om berouw te tonen. Daarnaast lieten

psychopaten volgens de proefpersonen een gebrek aan empathie zien. Er waren echter ook zaken die niet goed ingeschat werden door de leken in het onderzoek van Smith et al. (2014), namelijk de aanwezigheid van psychotische symptomen. Hieruit blijkt dat het voor veel mensen lastig is om alle symptomen die op het eerste gezicht bij psychopathie lijken te horen goed in te kunnen schatten. Het is daarom belangrijk om empirisch onderzoek te doen naar de vermeende kenmerken van psychopathie.

Een van de genoemde kenmerken van psychopathie die genoemd werd bij zowel het onderzoek van Smith et al. (2014) als het onderzoek van Neumann en Hare (2008) is een gebrek aan empathie. Het gebrek aan empathie wordt vaak gezien als een zeer prominent kenmerk van psychopathie. Empathie kan hierbij omschreven worden als de capaciteit om zich in te kunnen leven in de gevoelens van anderen. Daarnaast lijkt het er op dat er twee zaken erg belangrijk zijn voor empathie, namelijk de herkenning van emoties en het inschatten van de intensiteit van emoties. Marshall, Hudson, Jones en Fernandez (1995) ontwikkelden een empathiemodel, dit model gaat uit van het principe dat empathie tonen een

(5)

5 proces is bestaande uit vier stappen. De eerste stap in het empathiemodel van Marshall et al. (1995) is het herkennen van emotionele gezichtsuitdrukkingen. Zowel Gery, Miljkovitch, Berthoz en Soussignan (2009) als Besel en Yuille (2010) onderzochten de relatie tussen empathie en emotieherkenning in gezichten. De bevindingen lieten zien dat een hogere mate van empathie gerelateerd is aan het beter herkennen van de emoties in gezichten. Hieruit blijkt dat empathie een belangrijke voorspeller kan zijn voor emotieherkenning.

Naast de relatie tussen empathie en emotieherkenning, werd er in onderzoek van Allen-Walker en Beaton (2015) werd de relatie tussen de intensiteits-inschatting van emoties en empathie onderzocht. Hieruit bleek dat de mate waarin een persoon de intensiteit van een emotie kon inschatten, afhankelijk was van de mate waarin een persoon empathie bezit.

Een theorie die een van de leidende theorieën is voor het verklaren van psychopathie en het gebrek aan empathie tracht te verklaren is het ‘Violence Inhibition Mechanism’ (VIM) model (Blair, Sellars, Strickland, Clark, Williams, Smith & Jones, 1995; Blair, 2005; Blair, 1995; Blair & James, 2001). In dit model wordt er besproken dat een vechtsysteem of vluchtsysteem (VIM) dat ieder persoon bezit, geactiveerd kan worden bij het zien van een verdrietig gezicht of het zien/horen van een huilend persoon. Bij het zien van een verdrietig gezicht zou een individu daarom in principe ‘bevriezen’ en wordt het vluchtsysteem

geactiveerd en het vechtsysteem onderdrukt. Negatieve gevoelens die ontstaan wanneer er een verdrietig of angstig gezicht wordt waargenomen worden geassocieerd met acties die deze verdrietige of angstige gezichten uit zouden kunnen lokken. Dit ontstaat door klassieke conditionering, waarbij de ongeconditioneerde stimulus (US) het zien van een verdrietig gezicht is en de ongeconditioneerde respons (UR) hierbij bestaat uit het activeren van het VIM.

Blair (1995) concludeerde daarnaast dat een aanwezige VIM een vereiste is om morele emoties zoals sympathie, empathie, schuldgevoelens en spijt te kunnen ontwikkelen.

(6)

6 Psychopathie zou gekenmerkt worden door een gebrek aan VIM en dat leid tot een

afwezigheid van morele emoties. Ook houdt dit in dat de afwezigheid van het VIM zorgt dat de US, het zien van een verdrietig gezicht, niet zal leiden tot de UR, het activeren van de VIM.

Volgens het VIM herkennen psychopathische mensen emoties van anderen niet goed en wordt er veronderstelt dat er een relatie zou kunnen bestaan tussen psychopathie en emotieherkenning. Een eerder onderzoek van Blair en Frith (2000) laat inderdaad zien dat er een verminderde fysiologische reactie in de hersenen plaats vind in de hersenen van een psychopathisch persoon bij het zien van verdrietige of angstige gezichten. Ook uit onderzoek van Pfabigan, Wucherer, Keckeis, Derntl en Lamm (2015) bleek psychopaten minder

huidgeleidingsreacties hadden bij het zien van pijnvolle gezichtsuitdrukkingen van anderen in videoclips in vergelijking met controlegroepen. Een verminderde fysiologische reactie zou kunnen wijzen op een relatie tussen psychopathie en een verminderde emotieherkenning.

Eerder onderzoek van Iria, Barbosa en Paixao (2012) sluit aan op het VIM en onderzocht de relatie tussen psychopathie en emotieherkenning. Uit dit onderzoek bleek dat mensen met een hoge mate van psychopathie slechter zijn in het herkennen van verdrietige gezichtsuitdrukkingen dan mensen met een lage mate van psychopathie. Ook onderzoek van Dolan en Fullam (2006) liet zien dat psychopathie gerelateerd was aan een defect in het herkennen van negatieve emoties in de gezichtsuitdrukkingen van anderen. Dit zou kunnen betekenen dat psychopaten negatieve emoties van anderen slecht op kunnen pikken doordat zij deze gezichtsuitdrukkingen niet als dusdanig herkennen.

Uit onderzoek van Hastings, Tangney en Stuewig (2008) kwam naar voren dat psychopathie negatief correleerde met het herkennen van emotionele gezichtsuitdrukkingen. Dit gold voor zowel globale emotionele gezichtsherkenning, verdrietige gezichten, minder sterke emotionele gezichtsuitdrukkingen en ook voor blije emotionele gezichtsuitdrukkingen.

(7)

7 Dit zou betekenen dat psychopathie geassocieerd zou kunnen zijn met een algemeen tekort in het herkennen van affectieve gezichten.

Er is uit bovenstaande naar voren gekomen dat empathie en het herkennen van andermans emoties intrinsiek aan elkaar gerelateerd zijn. Ook laten forensische studies daarnaast zien dat psychopathie en een verminderde emotieherkenning, vooral voor de negatieve emoties, aan elkaar gerelateerd zijn. Deze relatie tussen psychopathie en een verstoorde emotieherkenning is in overeenstemming met het VIM. Volgens het VIM zouden psychopaten namelijk wel eens empathie-deficiënties kunnen laten zien doordat zij een verminderde emotieherkenning bezitten. De instinctieve empathie-responsen die antisociaal gedrag inhiberen worden niet geactiveerd, dit doordat de emotionele signalen van andermans gezichten niet goed afgelezen en begrepen kunnen worden.

Een ander belangrijk vermogen dat echter nog veel minder empirische aandacht heeft gekregen maar ook erg belangrijk lijkt ze zijn voor het kunnen tonen van empathie, is het volgen van een blikrichting. Het volgen van de blikrichting houdt in dat de blikrichting van een ander persoon de blikrichting van een observator tijdelijk verplaatst naar de blikrichting van die ander. Alwall, Johansson en Hansen (2010) onderzochten de relatie tussen het effect van het volgen van een blikrichting en empathie. In dit onderzoek werd er gevonden dat een hogere mate van empathie gecorreleerd was aan een hogere mate in het volgen van een blikrichting. Ook Cowan, Vanman en Nielsen (2014) onderzochten de relatie tussen empathie en het patroon waarin de blikrichting gevolgd wordt. Ze vonden dat dat hoe hoger de mate empathie bij een persoon was, des te meer de fixatie op oog en de regio daaromheen bij het volgen van een blikrichting.

Het volgen van een blikrichting lijkt belangrijk te zijn voor het kunnen tonen van empathie maar werd nog niet eerder onderzocht in relatie tot psychopathie. Dit onderzoek zal specifiek kijken naar de relatie tussen psychopathie, het volgen van de blikrichting van

(8)

8 verdrietige gezichten en empathie. Huidig onderzoek focust door bovenstaande bevindingen uit eerdere onderzoeken van Iria et al. (2012), Dolan en Fullam (2006), Hastings et al. (2008) en het VIM model (Blair et al., 1995; Blair, 2005; Blair, 1995; Blair & James, 2001) op de emotie verdriet. In al deze onderzoeken werd een verminderde gevoeligheid voor verdrietige gezichten bij psychopaten gevonden.

In veel eerder onderzoek naar psychopathie wordt psychopathie benaderd als een categorisch begrip. Uit onderzoek van Edens, Marcus, Lilienfeld en Poythress (2006) bleek echter dat het begrip psychopathie dimensionaal lijkt te zijn. Deze dimensionale aanpak impliceert dat er psychopathische trekken gevonden kunnen worden in niet-forensische populaties. In het huidige onderzoek werd er dan ook gebruik gemaakt van een niet-forensische populatie.

Met de eerder gevonden relaties tussen psychopathie en emotieherkenning, empathie en emotieherkenning en de relatie tussen het volgen van een blikrichting en empathie in ogenschouw genomen, was de verwachting dat psychopathie gerelateerd was aan een verminderde mate van empathie. Een eventuele bevinding als deze zou dan ook in

overeenstemming zijn met het VIM. Een factor die verwacht werd de eventuele relatie tussen psychopathie en empathiete verklaren, was de neiging om de blikrichting van een verdrietig gezicht te volgen. De aanname van het VIM dat de empathie-respons niet geactiveerd wordt door de eventuele verminderde emotieherkenning, werd hiermee onderzocht. De hypothese was dat een verminderde neiging tot het volgen van de blikrichting van een verdrietig gezicht de verwachte relatie tussen psychopathie en empathie kon verklaren.

Methode Participanten

(9)

9 leeftijd van de participanten was 27,8 jaar (SD=11,4). Alle participanten waren Nederlandse staatsburgers met een Nederlandse, een Duitse, een Spaanse of een Portugese afkomst. De participanten waren studenten (61%) en niet-studenten (39%).Het educatieniveau van de participanten is als volgt; 13,6% heeft een universitaire graad, 20,3% heeft een Hoger Beroeps Onderwijs diploma behaald, 11,9% heeft een Middelbaar Beroeps Onderwijs diploma

behaald, 52,6% heeft slechts de middelbare school afgerond en 1,7% heeft geen enkele diploma of school behalve de basisschool afgerond. De proefpersonen werden niet

gecompenseerd in vorm van geld. Psychologiestudenten aan de Universiteit van Amsterdam werden beloond in de vorm van 1,5 proefpersoonpunt. Om een om een medium effect grootte te kunnen vinden (f2= .15) met 2 predictoren, een α van .05, en een power van 1-ß =

.80, waren er 56 participanten benodigd.

Materialen

Primaire variabelen

Levenson Self-Report Psychopathy Scale

Psychopathie werd gemeten middels de Levenson Self-Report Psychopathy Scale LSRP (Levenson, Kiehl, & Fitzpatrick, 1995). De LSRP is ontwikkeld is om psychopathie te meten in niet-forensische populaties. De LSRP maakt onderscheid tussen twee sub schalen aan de hand van de twee psychopathie factoren, de interpersoonlijk/affectieve factor en de antisociale/levensstijl factor. De LSRP bestaat uit 26 items. Een voorbeelditem is: ‘Mijn hoofdprioriteit is voor mezelf te zorgen’. De items werden gescoord op een 4-punt

Likertschaal waarbij 1 staat voor ik ga volledig niet akkoord en 4 voor ik ga volledig akkoord. De minimum score op de LSRP is 26 en de maximum score is 104. De psychometrische kwaliteiten van de LRSP zijn goed, de LSRP heeft een hoge interne consistentie (α variërend van =.63 tot .85) en een goede test-hertest betrouwbaarheid (r=.83) (Lynam, Whiteside, &

(10)

10 Jones, 1999). In het huidige onderzoek werd er een interne consistentie gevonden van α = .71.

Empathie Quotiënt

Empathie werd gemeten door de Empathie Quotiënt (EQ; Baron-Cohen &

Wheelwright, 2004). De EQ bestaat uit 40 items, een voorbeelditem is: ‘Ik kan goed voor- spellen hoe iemand zich zal voelen’. De items werden gescoord op een 4-punt Likertschaal waarbij 1 staat voor helemaal mee eens en 4 voor helemaal oneens. De minimum score op de EQ is 40 en de maximum score is 160. De psychometrische kwaliteiten van de EQ zijn goed, de EQ heeft een hoge interne consistentie (α=.85) en een hoge test-hertest betrouwbaarheid (r=.84) (Lawrence, Shaw, Baker, Baron-Cohen en David, 2004). In het huidige onderzoek werd er een interne consistentie gevonden van α = .79.

Blikrichting-taak

Het volgen van een blikrichting van een ander gezicht werd gemeten binnen het onderzoek met de blikrichting-taak. De blikrichting-taak heeft 280 trials en elke trial begon met een fixatie van 600 ms. Vervolgens werd er een gezicht in beeld gebracht en dat gezicht kijkt in eerste instantie naar voren voor 900 ms. Hierna wordt dit gezicht dan vervangen door datzelfde gezicht dat naar links of rechts kijkt. Dan wordt er vervolgens na 300 ms een ster gepresenteerd aan de linker of rechterkant van het gezicht. De proefpersonen moesten vervolgens zo snel mogelijk aangeven door middel van een toetsenbord (Z voor links en M voor rechts) aan welke kan van het gezicht de ster zich bevond. De ster en het gezicht met een afgewende blikrichting bleven net zo lang in beeld staan tot de proefpersoon had gereageerd. Fouten en responstijden werden geregistreerd voor elke emotiecategorie die gepresenteerd werd in de taak (neutraal, boos, verdrietig, angst, blij, verrast en walging). Voor de

(11)

11 600 ms

900 ms

300 ms

Blijft staan tot de proefpersoon heeft gereageerd

Figuur 1: Schematische opzet blikrichting-taak.

Het vermogen tot het volgen van een blikrichting werd dan ook vervolgens per emotie apart berekend door het verschil in de gemiddelde responstijd te berekenen tussen congruente en incongruentie trials. Hierbij waren de congruentie trials de trials waarbij de ster verschijnt aan de kant waar het gezicht ook naar toe kijkt. De incongruentie trials waren de trials waarbij de ster aan de kant komt te staan waar het gezicht niet naar toe kijkt.

Covariaten

Autisme-Spectrum Quotiënt

Een eventuele autisme spectrum stoornis werd gemeten middels de Autisme-Spectrum Quotiënt (AQ; Baron-Cohen, Wheelwright, Skinner, Martin & Clubley, 2001). De AQ bestaat

(12)

12 uit 50 items, een voorbeelditem is: ‘Datums fascineren mij’. De items werden gescoord op een 4-punt Likertschaal waarbij 1 staat voor geheel mee eens en 4 voor geheel oneens. De minimum score op deze test is 50 en de maximum score is 200. De psychometrische

kwaliteiten van de AQ zijn goed, de AQ heeft een hoge interne consistentie (α variërend van =.71 tot .81) en een goede test-hertest betrouwbaarheid (r=.78) (Hoekstra, Bartels, Cath & Boomsma, 2008). In het huidige onderzoek werd er een interne consistentie gevonden van α = .92.

State-Trait Anxiety Inventory

De mate van angst werd gemeten middels de State-Trait Anxiety Inventory (STAI; (Spielberger, Gorsuch, Lushene, Vagg, & Jacobs, 1983).De STAI bestaat uit 40 items, een voorbeeld item is: ‘Ik voel me onrustig’. De items werden gescoord op een 4-punt

Likertschaal waarbij 1 staat voor geheel niet en 4 voor zeer veel. De minimum score op de STAI is 40 en de maximum score is 160. De psychometrische kwaliteiten van de STAI zijn goed, de STAI heeft een hoge interne consistentie (α variërend van = .86 tot .95) en een hoge test-hertest betrouwbaarheid (r variërend van =.65 tot .75) (Spielberger, 1989). In het huidige onderzoek werd er een interne consistentie gevonden van α = .83.

Pijlen-taak

Een andere computertaak die werd afgenomen was de pijlen-taak. De pijlen-taak is geheel overeenkomstig met de boven beschreven blikrichting-taak op een verschil na, in plaats van gezichten zagen de proefpersonen bij de pijlen-taak pijlen.

Procedure

Alle deelnemers hadden voorafgaand aan het onderzoek een informatiebrochure doorgenomen zodat zij zich bewust waren wat de reden voor het onderzoek was en wat het

(13)

13 voor de proefpersoon zelf inhield. Vooraf kregen de proefpersonen slechts te horen dat het onderzoek uitgevoerd werd uit interesse in de relatie tussen persoonlijkheidskenmerken, empathie en emotieherkenning. Wanneer de proefpersonen geen bezwaar maakten en geen vragen meer hadden over het onderzoek werd er door elk proefpersoon een informed consent ondertekend. Hierna werd er gevraagd aan de proefpersonen om de demografische vragenlijst op papier in te vullen. Vervolgens werd bij alle deelnemers als eerste de blikrichting-taak afgenomen en daarna de pijlen-taak, vervolgens de EQ, de STAI, de AQ en als laatste de LRSP. De taken en vragenlijsten werden afgenomen in het laboratorium waarbij de

proefpersonen in een gemeenschappelijke ruimte zaten. De proefpersonen werd aangeraden om koptelefoons op te doen tegen eventuele omgevingsgeluiden. Het onderzoek duurde in zijn geheel één uur en na afloop van het onderzoek kregen de participanten een debriefing via de e-mail.

Analyse

Voor de hypothesetoetsing werd er gebruikt gemaakt van twee mediatieanalyses in PROCESS (Preacher en Hayes, 2004), waarbij factor 1 en 2 psychopathie als onafhankelijke variabele dienden, empathie als afhankelijke variabele en het volgen van de blikrichting van een verdrietig gezicht als mediator (Zie figuur 2).

(14)

14 Figuur 2: Schematische opzet mediatiemodel.

Vervolgens werden nog vier mediatieanalyses uitgevoerd waarbij angstige en neutrale gezichten werden meegenomen. Dit om vast te kunnen stellen of eventuele psychopathie-gerelateerde deficiënties zich beperken tot de emotie verdriet, of dat deze ook gelden voor andere negatieve emoties en neutrale gezichten. Ten slotte werd er een paired-samples t-test uitgevoerd als manipulatiecheck om de gemiddelde reactietijden op de pijlen-taak en de blikrichting-taak bij verdrietige gezichten te vergelijken.

Datapreparatie

Bij de datapreparatie voor de blikrichting-taak en de pijlen-taak zijn er verschillende reactietijden verwijderd in SPSS. De reactietijden op beide taken die onder de 200 ms waren of boven de 2500 ms zijn verwijderd uit de dataset. Ook de reactietijden die meer dan + of - 3 standaardafwijkingen afweken van de andere reactietijden binnen de desbetreffende trial werden verwijderd. Daarnaast zijn de reactietijden van foutieve trials verwijderd uit de dataset.

(15)

15 Er werd voorafgaand aan de hypothesetoetsingen gekeken naar de gemiddelden, standaarddeviaties en correlaties van de variabelen die in de hypothesetoetsingen werden meegenomen. De resultaten hiervan zijn te vinden in tabel 1.

(16)

16 Tabel 1: Gemiddelden (M), standaarddeviaties (SD) en correlaties tussen de onderzoek variabelen (N = 59).

Variabelen M SD 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 Autisme 111.410 22.576 1 2 Empathie 119.750 9.804 -,079 1 3 Pijlen-taak -1.199 24.969 ,186 ,021 1 4 Blikrichting angstig gezicht 16.019 32.975 ,186 -,023 ,239 1 5 Blikrichting neutraal gezicht 20.349 25.061 ,185 -,219 ,106 ,551** 1 6 Blikrichting verdrietig gezicht 15.436 26.258 ,040 -,208 -,049 ,585** ,458** 1 7 Factor 1 psychopathie 19.610 4.271 ,130 -,349 ** -,001 ,019 ,105 ,091 1

(17)

17 8 Factor 2 psychopathie 30.017 6.372 ,107 -,464 ** -,048 -,052 ,056 ,123 ,328* 1 9 Angst 80.271 9.979 ,172 -,391** ,006 ,035 ,074 ,233 ,162 ,488** 1 * p < .05; ** p < .0

(18)

18 Voor de hypothesetoetsing is een mediatie-analyse uitgevoerd waarbij psychopathie factor 1 diende als de onafhankelijke variabele, empathie als de afhankelijke variabele en het volgen van de blikrichting van een angstig gezicht als mediator (zie figuur 3). Er werd gevonden dat factor 1 psychopathie geen significante voorspeller was van de mediator, b = -.005, t = -.007, p = .994. Daarnaast werd er gevonden dat de mediator geen significante voorspeller was van empathie, b = -.004, t = -.110, p = .913. Er bleek dat factor 1

psychopathie wel een significante voorspeller was van empathie, b = -.453, t = -2.409, p = .020.

Er was geen significant indirect effect van factor 1 psychopathie op empathie door middel van de mediator, b = .000, BCa CI [-.069, .058].

Figuur 3: Mediatiemodel met factor 1 psychopathie als onafhankelijke variabele, empathie als afhankelijke variabele en het volgen van de blikrichting van een angstig gezicht als mediator.

Vervolgens werd er een mediatie-analyse uitgevoerd waarbij psychopathie factor 1 diende als onafhankelijke variabele, empathie diende als de afhankelijke variabele en het volgen van de blikrichting van een neutraal gezicht als mediator (zie figuur 4). Er werd

(19)

19 gevonden dat factor 1 psychopathie geen significante voorspeller was van de mediator, b = .311, t = .584, p = .562. Daarnaast werd er gevonden dat de mediator geen significante voorspeller was van empathie, b = -.069, t = -1.461, p = .150. Er bleek dat factor 1

psychopathie wel een significante voorspeller was van empathie, b = -.432, t = -2.333, p = .024.

Er bleek geen significant indirect effect te zijn van factor 1 psychopathie op empathie door middel van de mediator, b = -.021, BCa CI [-.214, .081].

Figuur 4: Mediatiemodel met factor 1 psychopathie als onafhankelijke variabele, empathie als afhankelijke variabele en het volgen van de blikrichting van een neutraal gezicht als mediator.

Hierna werd er een mediatieanalyse uitgevoerd waarbij factor 1 psychopathie als onafhankelijke variabele diende, empathie als afhankelijke variabele en het volgen van de blikrichting van een verdrietig gezicht als mediator diende (zie figuur 5). Er werd gevonden dat factor 1 psychopathie geen significante voorspeller was van de mediator, b = .221, t = .399, p = .691. Daarnaast werd er gevonden dat de mediator geen significante voorspeller was van empathie, b = -.040, t = -.864, p = .391. Factor 1 psychopathie bleek echter wel een significante voorspeller van empathie, b = -.444, t = -2.375, p = .021.

(20)

20 Er bleek geen significant indirect effect te zijn van factor 1 psychopathie op empathie door middel van de mediator, b = -.009, BCa CI [-.181, .065].

Figuur 5: Mediatiemodel met factor 1 psychopathie als onafhankelijke variabele, empathie als afhankelijke variabele en het volgen van de blikrichting van een verdrietig gezicht als mediator.

Vervolgens werd er een mediatieanalyse uitgevoerd waarbij psychopathie factor 2 diende als onafhankelijke variabele, empathie diende als de afhankelijke variabele en het volgen van de blikrichting van een angstig gezicht als mediator (zie figuur 6). Uit de

resultaten bleek dat factor 2 psychopathie geen significante voorspeller was van de mediator, b = -.627, t = -.543, p = .590. Daarnaast bleek de mediator geen significante voorspeller te zijn van empathie, b = -.011, t = -.303, p = .763. Factor 2 psychopathie bleek wel een significante voorspeller te zijn van empathie, b = -.830, t = -2.642, p = .019.

Er werd geen significant indirect effect gevonden van factor 2 psychopathie op empathie door middel van de mediator, b = .007, BCa CI [-.065, .194].

(21)

21 Figuur 6: Mediatiemodel met factor 2 psychopathie als onafhankelijke variabele, empathie als afhankelijke variabele en het volgen van de blikrichting van een angstig gezicht als mediator.

Vervolgens werd er een mediatieanalyse uitgevoerd waarbij psychopathie factor 2 als onafhankelijke variabele diende, empathie als afhankelijke variabele en het volgen van de blikrichting van een neutraal gezicht als mediator diende (zie figuur 7). In de resultaten werd gevonden dat factor 2 psychopathie geen significante voorspeller was van de mediator, b = .154, t = .172, p = .865. Ook de mediator bleek geen significante voorspeller te zijn van empathie, b = -.075, t = -1.611, p = .113. Wel bleek factor 2 psychopathie een significante voorspeller te zijn van empathie, b = -.811, t = -2.650, p = .011.

In de resultaten werd geen significant indirect effect gevonden van factor 2 psychopthie op empathie door middel van de mediator, b = -.012, BCa CI [-.232, .101].

(22)

22 Figuur 7: Mediatiemodel met factor 2 psychopathie als onafhankelijke variabele, empathie als afhankelijke variabel en het volgen van de blikrichting van een neutraal gezicht als mediator.

Ten slotte werd er een mediatieanalyse uitgevoerd waarbij factor 2 psychopathie diende als onafhankelijke variabele, empathie als afhankelijke variabele en het volgen van de blikrichting van een verdrietig gezicht als mediator (zie figuur 8). Uit de resultaten bleek dat factor 2 psychopathie geen significante voorspeller was van de mediator, b = .047, t = .051, p = .960. De mediator bleek geen significante voorspeller van empathie, b = -.045, t = -.988, p = .328. Wel bleek factor 2 psychopathie een significante voorspeller van empathie, b = -.820, t = -2.642, p = .011.

Er bleek geen significant indirect effect te zijn van factor 2 psychopathie op empathie door middel van de mediator, b = -.002, BCa CI [-.212, .122].

(23)

23 Figuur 8: Mediatiemodel met factor 2 psychopathie als onafhankelijke variabele, empathie als afhankelijke variabele en het volgen van de blikrichting van een verdrietig gezicht als mediator.

Er bleek een significant verschil te zijn tussen de gemiddelde reactietijden op de pijlen-taak (M = -1.199, SD = 24.969) en de blikrichting-taak met verdrietige gezichten (M = 15.436, SD = 26.258), t(58) = -3.443, p = .001.

Discussie

Huidig onderzoek heeft de relatie tussen psychopathie en empathie onderzocht en gekeken naar een eventueel mediërende effect van het volgen van de blikrichting van een verdrietig gezicht. Zoals verwacht werd er gevonden dat psychopathie en empathie negatief aan elkaar gerelateerd zijn. Dit is dan ook in overeenstemming met het VIM, waarbij omschreven werd dat psychopaten wel eens empathie-deficiënties zouden kunnen bezitten.

Wat echter interessant was aan de relatie tussen psychopathie en empathie, waren de verschillen in de relaties tussen factor 1 en factor 2 psychopathie en empathie. Uit eerder onderzoek was gebleken dat voornamelijk factor 1 psychopathie aan empathie gerelateerd zou

(24)

24 zijn (Benning, Patrick, Hicks, Blonigen & Krueger, 2003). Huidig onderzoek vond echter een sterkere correlatie tussen factor 2 psychopathie en empathie. Een verklaring hiervoor zou gevonden kunnen worden in eerder onderzoek van Brook en Kosson (2013). Hier werd gevonden dat factor 1 psychopathie gerelateerd was aan een verminderde cognitieve

empathische reactie voor positieve emoties en dat factor 2 psychopathie gerelateerd was aan een verminderde cognitieve empathische reactie voor negatieve emoties. Aangezien huidig onderzoek slechts naar negatieve emoties keek, zou dit een verklaring kunnen zijn voor de gevonden uitkomsten. Nu is er in huidig onderzoek echter gekeken naar affectieve empathie in plaats van cognitieve. Dit zou dan ook kunnen betekenen dat de eerder gevonden relaties uit het onderzoek van Brook en Kosson (2013) niet alleen betrekking zouden kunnen hebben op cognitieve empathie, maar ook op affectieve empathie.

Daarnaast is er geen relatie gevonden tussen psychopathie en het volgen van de blikrichting van een verdrietig gezicht. Huidig onderzoek was het eerste onderzoek dat keek naar het volgen van de blikrichting van een verdrietig gezicht in relatie tot psychopathie en empathie. De gevonden resultaten gaan echter tegen de verwachtingen van het onderzoek in. Om zeker te weten of de gevonden resultaten niet te wijten zijn aan een te lage power is er een post-hoc power analyse uitgevoerd. Huidig onderzoek bevatte 59 proefpersonen, uit de post hoc poweranalyse blijkt dat dit het onderzoek een power had van 83.236% om een mediërend effect te vinden. Het onderzoek zou genoeg power moeten hebben om een eventueel effect te kunnen vinden.

Eerder onderzoek van Baskin-Sommers en Newman (2014) naar een eventuele relatie tussen psychopathie en het volgen van een blikrichting, liet zien dat hoog psychopathische mensen minder afgeleid werden door emotionele stimuli in een blikrichting-taak dan laag psychopathische mensen. Ook scoorden hoog psychopathische mensen juist beter op een blikrichting-taak, dit in tegenstelling tot de eerdere verwachtingen. De verklaring voor de

(25)

25 ontbrekende relatie tussen psychopathie en het volgen van de blikrichting van een verdrietig gezicht zou in overeenstemming kunnen zijn met deze eerder gevonden resultaten. Voor het construct psychopathie zou dit kunnen betekenen dat psychopathische mensen geen

verminderde neiging hebben tot het volgen van een blikrichting, maar wel minder afgeleid worden door emoties in een gezicht bij het volgen van een blikrichting. Dit zou

overeenstemming kunnen zijn met eerder gevonden resultaten dat psychopathische mensen een verminderde emotieherkenning hebben (Pfabigan et al., 2015; Iria et al., 2012; Dolan & Fullam, 2006; Hastings et al., 2008), wat een verklaring zou kunnen zijn voor de verminderde afleiding tijdens een blikrichting-taak. Daarnaast zou het volgen van een blikrichting wellicht vooral belangrijk kunnen zijn voor cognitieve empathie, en minder voor affectieve empathie. Psychopathische mensen hebben een goede cognitieve empathie, maar geen goede affectieve empathie (Wai & Tiliopoulos, 2012; Cox, Uddin, Di Martino, Castellanos, Milham & Kelly, 2012). Ook dit zou het gebrek aan relatie tussen psychopathie en het volgen van de

blikrichting van een verdrietig gezicht kunnen verklaren.

In huidig onderzoek werd er geen relatie gevonden tussen het volgen van de

blikrichting van een verdrietig gezicht en empathie. In eerder onderzoek van Hall, Hutton en Morgan (2010) werd er ook geen relatie gevonden tussen het volgen van een blikrichting en empathie. Cowan et al. (2014) vonden dat het onderzoek van Hall et al. (2010) echter een gebrek vertoonde, namelijk dat er slechts gebruik werd gemaakt van emotionele gezichten zonder eventuele contexten bij de gezichtsuitdrukkingen. Dit was volgens Cowan et al. (2014) niet genoeg om verschillen in empathische reacties te onderzoeken, dus hebben zij in hun eigen onderzoek gebruik gemaakt van filmpjes. Cowan et al. (2014) vonden in tegenstelling tot Hall et al. (2010) wel een relatie tussen het volgen van een blikrichting en empathie. Onderzoek van Alwall et al. (2010) vond ook een relatie tussen het volgen van een

(26)

26 met het onderzoek van Hall et al. (2010) en huidig onderzoek.

De relatie tussen empathie en het volgen van een blikrichting lijkt niet heel consistent over studies, hier zou in de toekomst bij vervolgonderzoek dan ook aandacht aan geschonken moeten worden. Een eventuele verklaring voor deze inconsistente resultaten zou gevonden kunnen worden in de eerder geuite kritiek van Cowan et al. (2014) op blikrichting-taken met slechts een gezicht, zonder verder enige context. Wellicht is het tonen van emotionele

gezichten werkelijk niet genoeg om een empathische reactie uit te lokken en een relatie tussen het volgen van een blikrichting en empathie te onderzoeken.

Een eventuele beperking van het onderzoek is dat niet alle proefpersonen bij de blikrichting-taak de instructies goed opvolgden. Feedback van de proefpersonen heeft aangetoond dat de proefpersonen niet altijd naar de gezichten op het scherm keken terwijl ze afwachtten tot de ster in beeld verscheen. De proefpersonen reageerden echter beduidend langzamer op de blikrichting-taak in vergelijking met de pijlen-taak, wat inhoudt dat de gezichten wel degelijk invloed hadden op de reactietijden van de proefpersonen en de instructies goed waren opgevolgd.

Huidig onderzoek heeft aangetoond dat er relatie bestaat tussen psychopathie en empathie, dit is dan ook een aanvulling op het VIM. Het VIM stelde dat door problemen met het aflezen van emotionele signalen van andermans gezichten, psychopaten wel eens

empathie-deficiënties zouden kunnen laten zien waardoor zij eerder geneigd zouden kunnen zijn tot het gebruik van geweld door het activeren van het vechtsysteem. Wel is er echter meer onderzoek nodig om een eventuele relatie tussen het volgen van een blikrichting en empathie aan te kunnen tonen. Vervolgonderzoek zou dan ook rekening moeten houden bij het

onderzoekdesign met het opvolgen van de instructies bij een blikrichting-taak en het is wellicht nuttig om bij vervolgonderzoek contexten toe te voegen aan de blikrichting-taak. Verder zou er bij vervolgonderzoek gekeken kunnen worden naar een eventueel mediërend

(27)

27 effect van positieve emoties, aangezien in huidig onderzoek slechts negatieve emoties zijn meegenomen. Daarnaast zou ook gekeken kunnen worden naar emotieherkenning in relatie tot psychopathie en het volgen van een blikrichting

Huidig onderzoek heeft aangetoond dat de gevonden relatie tussen psychopathie en empathie niet gemedieerd werd door het volgen van de blikrichting van een verdrietig gezicht. Het is dan ook belangrijk om bij toekomstig onderzoek naar de kenmerken van psychopathie rekening te houden met de relatie met empathie en te kijken naar eventuele andere

mediërende factoren.

Literatuurlijst

Allen-Walker, L., & Beaton, A. A. (2015). Empathy and perception of emotion in eyes from the FEEST/Ekman and Friesen faces. Personality and Individual Differences, 72(1), 150-154.

Alwall, N., Johansson, D., & Hansen, S. (2010). The gender difference in gaze-cueing: Associations with empathizing and systemizing. Personality and Individual Differences, 49(7), 729-732.

Baron-Cohen, S., Wheelwright, S., Skinner, R., Martin, J., & Clubley, E. (2001). The Autism-Spectrum Quotient (AQ): Evidence from Asperger Syndrome/High-Functioning Autism, Malesand Females, Scientists and Mathematicians. Journal of Autism and Developmental Disorders, 31(1), 5-17.

Baron-Cohen, A., & Wheelwright, S. (2004). The Empathy Quotient: An Investigation of Adults with Asperger Syndrome or High Functioning Autism, and Normal Sex Differences. Journal of Autism and Developmental Disorders, 34(2), 163-175.

Baskin-Sommers, A. R., & Newman, J. P. (2014). Psychopathic and Externalizing Offenders Display Dissociable Dysfunctions When Responding to Facial Affect. Personality

(28)

28 Disorders: Theory, Research, and Treatment, 5(4), 369–379.

Benning, S. D., Patrick, C. J., Hicks, B. M., Blonigen, D. M., & Krueger, R. F. (2003). Factor Structure of the Psychopathic Personality Inventory: Validity and Implications for Clinical Assessment. Psychological Assessment, 15(3), 340–350.

Besel, L. D. S., & Yuille, J. C. (2010). Individual differences in empathy: The role of facial expression recognition. Personality and Individual Differences, 49(2), 107-112. Blair, R. J. R., Sellars, C., Strickland, I., Clark, F., Williams, A. O., Smith, M., & Jones, L.

(1995). Emotion attributions in the psychopath. Personality and Individual Differences, 19(4), 431-437.

Blair, J., & Frith, U. (2000). Neurocognitive explanations of the antisocial personality disorders. Criminal Behaviour and Mental Health, 10(1), 66-81.

Blair, R. J. R. (2005). Responding to the emotions of others: Dissociating forms of empathy through the study of typical and psychiatric populations. Consciousness and

Cognition, 14(4), 698-718.

Blair, R. J. R. (1995). A cognitive developmental approach to morality: Investigating the psychopath. Cognition, 57(1), 1-29.

Blair, R., & James R. (2001). Neurocognitive models of aggression, the antisocial personality disorders, and psychopathy. Journal of Neurology, Neurosurgery & Psychiatry, 71(6), 727-731.

Blair, R. J. R., Jones, L., Clark, F., & Smith, M. (1997). The psychopathic individual: A lack of responsiveness to distress cues? Psychophysiology, 34(2), 192-198.

Brook, M., & Kosson, D. S. (2013). Impaired cognitive empathy in criminal psychopathy: Evidence from a laboratory measure of empathic accuracy. Journal of Abnormal Psychology, 122(1), 156-166.

(29)

29 the empathic gaze. Cognition and Emotion, 28(8), 1522-1530.

Cox, C. L., Uddin, L. Q., Di Martino, A., Castellanos, F. X., Milham, M. P., & Kelly, C. (2012). The balance between feeling and knowing: Affective and cognitive empathy are reflected in the brain's intrinsic functional dynamics. Social Cognitive and Affective Neuroscience, 7(6), 727-737.

Dolan, M., & Fullam, R. (2006). Face affect recognition deficits in personality-disordered offenders: Association with psychopathy. Psychological Medicine, 36(11), 1563-1569. Edens, J. F., Marcus, D. K., Lilienfeld, S. O., & Poythress, N. G. (2006). Psychopathic, not

psychopath: Taxometric evidence for the dimensional structure of psychopathy. Journal of Abnormal Psychology, 115(1), 131-144.

Gery, I., Miljkovitch, R., Berthoz, S., & Soussignan, R. (2009). Empathy and recognition of facial expressions of emotion in sex offenders, non-sex offenders and normal controls. Psychiatry Research, 165(3), 252-262.

Hall, J. K., Hutton, S. B., & Morgan, M. J. (2010). Sex differences in scanning faces: Does attention to the eyes explain female superiority in facial expression recognition? Cognition & Emotion, 24(1), 629–637.

Hastings, M. E., Tangney, J. P., & Stuewig, J. (2008). Psychopathy and identification of facial expressions of emotion. Personality and Individual Differences, 44(7), 1474-1483. Hoekstra, R. A., Bartels, M., Cath, D. C., & Boomsma, D. I. (2008). Factor Structure,

Reliability and Criterion Validity of the Autism-Spectrum Quotient (AQ): A Study in Dutch Population and Patient Groups. Journal of Autism and Developmental

Disorders, 38(8), 1555-1566.

Iria, C., Barbosa, F., & Paixao, R. (2012). The identification of negative emotions through a go/no- go task: Comparative research in criminal and non-criminal psychopaths. European Psychologist, 17(4), 291-299.

(30)

30 Lawrence, E. J., Shaw, P., Baker, D., Baron-Cohen, S., & David, A. S. (2004). Measuring

empathy: reliability and validity of the Empathy Quotient. Psychological Medicine, 1(5), 911-920.

Levenson, M. R., Kiehl, K. A., & Fitzpatrick, C. M. (1995). Assessing psychopathic attributes in a noninstitutionalized population. Journal of Personality and Social Psychology, 68(1), 151-158.

Lynam, D. R., Whiteside, S., & Jones, S. (1999). Self-Reported Psychopathy: A Validation Study. Journal of Personality Assessment, 73(1), 110-132.

Marshall, W. L., Hudson, S. M., Jones, R., & Fernandez, Y. M. (1995). Empathy in Sex Offenders. Clinical Psychology Review, 15(2), 99-115.

Neumann, C. S., & Hare, R. D. (2008). Psychopathic traits in a large community sample: Links to violence, alcohol use, and intelligence. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 76(5), 893-899.

Petrides, M., & Milner, B. (1982). Deficits on subject-ordered tasks after frontal- and temporal-lobe lesions in man. Neuropsychologia, 20(3), 249-262.

Pfabigan, D. M., Seidel, E., Wucherer, A. M., Keckeis, K., Derntl, B., Lamm, C. (2015). Affective Empathy Differs in Male Violent Offenders With High- and Low-Trait Psychopathy. Journal of Personality Disorders, 29(1), 42-61.

Preacher, K. J., & Hayes, A. F. (2004). SPSS and SAS procedures for estimating indirect effects in simple mediation models. Behavior Research Methods, Instruments, and Computers, 36, 717-731.

Smith, S. T., Edens, J. F., Clark, J., & Rulseh, A. (2014). "So, what is a psychopath?"

Venireperson perceptions, beliefs, and attitudes about psychopathic personality. Law and Human Behavior, 38(5), 490-500.

(31)

31 Manual for the State-Trait Anxiety Inventory. Palo Alto: Consulting Psychologists Press.

Visser, B. A., Bay, D., Cook, G. L., & Myburgh, J. (2010). Psychopathic and antisocial, but not emotionally intelligent. Personality and individual differences, 48(5), 644-648. Wai, M., & Tiliopoulos, N. (2012). The affective and cognitive empathic nature of the dark

triad of personality. Personality and Individual Differences, 52(7), 794-799.

Bijlage Run MATRIX procedure:

**************** PROCESS Procedure for SPSS Release 2.13.1 ************** Written by Andrew F. Hayes, Ph.D. www.afhayes.com

Documentation available in Hayes (2013). www.guilford.com/p/hayes3 ************************************************************************** Model = 4 Y = Tot_EQ X = LSRP_I M = Gaze_FEA Statistical Controls:

CONTROL= TOTSTAI Arrow Tot_AQ Sample size 59 ************************************************************************** Outcome: Gaze_FEA Model Summary R R-sq MSE F df1 df2 p ,2794 ,0781 1076,7118 1,1430 4,0000 54,0000 ,3463 Model

coeff se t p LLCI ULCI constant -9,4342 40,5884 -,2324 ,8171 -90,8096 71,9411 LSRP_I -,0051 ,6892 -,0073 ,9942 -1,3869 1,3768 TOTSTAI ,0292 ,4430 ,0658 ,9478 -,8590 ,9173 Arrow ,2804 ,1757 1,5957 ,1164 -,0719 ,6327 Tot_AQ ,2118 ,1984 1,0679 ,2903 -,1859 ,6096 ************************************************************************** Outcome: Tot_EQ Model Summary

(32)

32 R R-sq MSE F df1 df2 p ,4875 ,2376 80,1946 3,3041 5,0000 53,0000 ,0114 Model

coeff se t p LLCI ULCI constant 159,9035 11,0826 14,4283 ,0000 137,6744 182,1325 Gaze_FEA -,0041 ,0371 -,1097 ,9131 -,0786 ,0704 LSRP_I -,4531 ,1881 -2,4089 ,0195 -,8304 -,0758 TOTSTAI -,3401 ,1209 -2,8128 ,0069 -,5826 -,0976 Arrow ,0090 ,0491 ,1832 ,8553 -,0894 ,1074 Tot_AQ ,0073 ,0547 ,1342 ,8937 -,1024 ,1171 ************************** TOTAL EFFECT MODEL **************************** Outcome: Tot_EQ Model Summary R R-sq MSE F df1 df2 p ,4873 ,2375 78,7274 4,2041 4,0000 54,0000 ,0049 Model

coeff se t p LLCI ULCI constant 159,9419 10,9753 14,5729 ,0000 137,9376 181,9461 LSRP_I -,4531 ,1864 -2,4312 ,0184 -,8268 -,0794 TOTSTAI -,3402 ,1198 -2,8400 ,0063 -,5804 -,1000 Arrow ,0079 ,0475 ,1652 ,8694 -,0874 ,1031 Tot_AQ ,0065 ,0536 ,1208 ,9043 -,1011 ,1140 ***************** TOTAL, DIRECT, AND INDIRECT EFFECTS ******************** Total effect of X on Y

Effect SE t p LLCI ULCI -,4531 ,1864 -2,4312 ,0184 -,8268 -,0794 Direct effect of X on Y

Effect SE t p LLCI ULCI -,4531 ,1881 -2,4089 ,0195 -,8304 -,0758 Indirect effect of X on Y

Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_FEA ,0000 ,0294 -,0693 ,0575 Partially standardized indirect effect of X on Y Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_FEA ,0000 ,0033 -,0081 ,0064 Completely standardized indirect effect of X on Y Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_FEA ,0000 ,0201 -,0489 ,0393 Ratio of indirect to total effect of X on Y

Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_FEA ,0000 ,4374 -,1979 ,3041 Ratio of indirect to direct effect of X on Y

Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_FEA ,0000 ,9214 -,1728 ,3210

(33)

33 Normal theory tests for indirect effect

Effect se Z p ,0000 ,0258 ,0008 ,9994

******************** ANALYSIS NOTES AND WARNINGS ************************* Number of bootstrap samples for bias corrected bootstrap confidence

intervals: 1000

Level of confidence for all confidence intervals in output: 95,00

--- END MATRIX ---

Run MATRIX procedure:

**************** PROCESS Procedure for SPSS Release 2.13.1 ************** Written by Andrew F. Hayes, Ph.D. www.afhayes.com

Documentation available in Hayes (2013). www.guilford.com/p/hayes3 ************************************************************************** Model = 4 Y = Tot_EQ X = LSRP_I M = Gaze_NEU Statistical Controls:

CONTROL= TOTSTAI Arrow Tot_AQ Sample size 59 ************************************************************************** Outcome: Gaze_NEU Model Summary R R-sq MSE F df1 df2 p ,2177 ,0474 642,6249 ,6714 4,0000 54,0000 ,6147 Model

coeff se t p LLCI ULCI constant -14,8982 31,3567 -,4751 ,6366 -77,7651 47,9687 LSRP_I ,3111 ,5325 ,5842 ,5615 -,7565 1,3786 TOTSTAI ,0865 ,3422 ,2527 ,8014 -,5996 ,7726 Arrow ,0770 ,1358 ,5674 ,5728 -,1951 ,3492 Tot_AQ ,1711 ,1533 1,1162 ,2693 -,1362 ,4783 ************************************************************************** Outcome: Tot_EQ Model Summary R R-sq MSE F df1 df2 p ,5167 ,2670 77,1082 3,8607 5,0000 53,0000 ,0047

(34)

34 Model

coeff se t p LLCI ULCI constant 158,9160 10,8845 14,6002 ,0000 137,0843 180,7477 Gaze_NEU -,0689 ,0471 -1,4608 ,1500 -,1634 ,0257 LSRP_I -,4317 ,1850 -2,3331 ,0235 -,8028 -,0606 TOTSTAI -,3342 ,1186 -2,8178 ,0068 -,5722 -,0963 Arrow ,0132 ,0472 ,2789 ,7814 -,0814 ,1078 Tot_AQ ,0183 ,0537 ,3401 ,7352 -,0894 ,1260 ************************** TOTAL EFFECT MODEL **************************** Outcome: Tot_EQ Model Summary R R-sq MSE F df1 df2 p ,4873 ,2375 78,7274 4,2041 4,0000 54,0000 ,0049 Model

coeff se t p LLCI ULCI constant 159,9419 10,9753 14,5729 ,0000 137,9376 181,9461 LSRP_I -,4531 ,1864 -2,4312 ,0184 -,8268 -,0794 TOTSTAI -,3402 ,1198 -2,8400 ,0063 -,5804 -,1000 Arrow ,0079 ,0475 ,1652 ,8694 -,0874 ,1031 Tot_AQ ,0065 ,0536 ,1208 ,9043 -,1011 ,1140 ***************** TOTAL, DIRECT, AND INDIRECT EFFECTS ******************** Total effect of X on Y

Effect SE t p LLCI ULCI -,4531 ,1864 -2,4312 ,0184 -,8268 -,0794 Direct effect of X on Y

Effect SE t p LLCI ULCI -,4317 ,1850 -2,3331 ,0235 -,8028 -,0606 Indirect effect of X on Y

Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_NEU -,0214 ,0673 -,2140 ,0809 Partially standardized indirect effect of X on Y Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_NEU -,0023 ,0074 -,0230 ,0097 Completely standardized indirect effect of X on Y Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_NEU -,0148 ,0459 -,1496 ,0544 Ratio of indirect to total effect of X on Y

Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_NEU ,0473 ,7300 -,2860 ,8330 Ratio of indirect to direct effect of X on Y

Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_NEU ,0496 2,0579 -,2723 1,8320 Normal theory tests for indirect effect

Effect se Z p -,0214 ,0468 -,4578 ,6471

(35)

35 ******************** ANALYSIS NOTES AND WARNINGS ************************* Number of bootstrap samples for bias corrected bootstrap confidence

intervals: 1000

Level of confidence for all confidence intervals in output: 95,00

--- END MATRIX ---

Run MATRIX procedure:

**************** PROCESS Procedure for SPSS Release 2.13.1 ************** Written by Andrew F. Hayes, Ph.D. www.afhayes.com

Documentation available in Hayes (2013). www.guilford.com/p/hayes3 ************************************************************************** Model = 4 Y = Tot_EQ X = LSRP_I M = Gaze_SAD Statistical Controls:

CONTROL= TOTSTAI Arrow Tot_AQ Sample size 59 ************************************************************************** Outcome: Gaze_SAD Model Summary R R-sq MSE F df1 df2 p ,2446 ,0598 696,2457 ,8590 4,0000 54,0000 ,4945 Model

coeff se t p LLCI ULCI constant -39,1260 32,6387 -1,1988 ,2359 -104,5632 26,3112 LSRP_I ,2214 ,5542 ,3994 ,6912 -,8898 1,3326 TOTSTAI ,5899 ,3562 1,6561 ,1035 -,1243 1,3041 Arrow -,0536 ,1413 -,3792 ,7060 -,3369 ,2297 Tot_AQ ,0045 ,1595 ,0280 ,9778 -,3154 ,3243 ************************************************************************** Outcome: Tot_EQ Model Summary R R-sq MSE F df1 df2 p ,4981 ,2481 79,0983 3,4969 5,0000 53,0000 ,0083 Model

coeff se t p LLCI ULCI constant 158,3910 11,1465 14,2099 ,0000 136,0338 180,7482

(36)

36 Gaze_SAD -,0396 ,0459 -,8642 ,3914 -,1316 ,0524 LSRP_I -,4443 ,1871 -2,3750 ,0212 -,8196 -,0691 TOTSTAI -,3168 ,1231 -2,5740 ,0129 -,5637 -,0699 Arrow ,0057 ,0477 ,1201 ,9049 -,0899 ,1014 Tot_AQ ,0067 ,0538 ,1238 ,9019 -,1012 ,1145 ************************** TOTAL EFFECT MODEL **************************** Outcome: Tot_EQ Model Summary R R-sq MSE F df1 df2 p ,4873 ,2375 78,7274 4,2041 4,0000 54,0000 ,0049 Model

coeff se t p LLCI ULCI constant 159,9419 10,9753 14,5729 ,0000 137,9376 181,9461 LSRP_I -,4531 ,1864 -2,4312 ,0184 -,8268 -,0794 TOTSTAI -,3402 ,1198 -2,8400 ,0063 -,5804 -,1000 Arrow ,0079 ,0475 ,1652 ,8694 -,0874 ,1031 Tot_AQ ,0065 ,0536 ,1208 ,9043 -,1011 ,1140 ***************** TOTAL, DIRECT, AND INDIRECT EFFECTS ******************** Total effect of X on Y

Effect SE t p LLCI ULCI -,4531 ,1864 -2,4312 ,0184 -,8268 -,0794 Direct effect of X on Y

Effect SE t p LLCI ULCI -,4443 ,1871 -2,3750 ,0212 -,8196 -,0691 Indirect effect of X on Y

Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_SAD -,0088 ,0568 -,1805 ,0648 Partially standardized indirect effect of X on Y Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_SAD -,0009 ,0061 -,0191 ,0075 Completely standardized indirect effect of X on Y Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_SAD -,0061 ,0366 -,1156 ,0443 Ratio of indirect to total effect of X on Y

Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_SAD ,0194 1,1141 -,1910 ,6784 Ratio of indirect to direct effect of X on Y

Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_SAD ,0197 1,8282 -,1774 1,2924 Normal theory tests for indirect effect

Effect se Z p -,0088 ,0351 -,2500 ,8026

******************** ANALYSIS NOTES AND WARNINGS ************************* Number of bootstrap samples for bias corrected bootstrap confidence

(37)

37 1000

Level of confidence for all confidence intervals in output: 95,00

--- END MATRIX ---

Run MATRIX procedure:

**************** PROCESS Procedure for SPSS Release 2.13.1 ************** Written by Andrew F. Hayes, Ph.D. www.afhayes.com

Documentation available in Hayes (2013). www.guilford.com/p/hayes3 ************************************************************************** Model = 4 Y = Tot_EQ X = LSRP_II M = Gaze_FEA Statistical Controls:

CONTROL= TOTSTAI Arrow Tot_AQ Sample size 59 ************************************************************************** Outcome: Gaze_FEA Model Summary R R-sq MSE F df1 df2 p ,2882 ,0831 1070,8744 1,2228 4,0000 54,0000 ,3120 Model

coeff se t p LLCI ULCI constant -8,0874 38,3574 -,2108 ,8338 -84,9899 68,8150 LSRP_II -,6269 1,1554 -,5426 ,5896 -2,9432 1,6895 TOTSTAI ,1581 ,4981 ,3174 ,7521 -,8405 1,1568 Arrow ,2743 ,1756 1,5626 ,1240 -,0777 ,6263 Tot_AQ ,2158 ,1968 1,0960 ,2779 -,1789 ,6104 ************************************************************************** Outcome: Tot_EQ Model Summary R R-sq MSE F df1 df2 p ,5026 ,2526 78,6176 3,5830 5,0000 53,0000 ,0073 Model

coeff se t p LLCI ULCI constant 153,0437 10,3972 14,7196 ,0000 132,1893 173,8981 Gaze_FEA -,0112 ,0369 -,3026 ,7634 -,0851 ,0628 LSRP_II -,8295 ,3139 -2,6424 ,0108 -1,4591 -,1999 TOTSTAI -,2102 ,1351 -1,5559 ,1257 -,4811 ,0608 Arrow ,0054 ,0486 ,1115 ,9116 -,0921 ,1030

(38)

38 Tot_AQ ,0002 ,0539 ,0041 ,9967 -,1079 ,1084 ************************** TOTAL EFFECT MODEL **************************** Outcome: Tot_EQ Model Summary R R-sq MSE F df1 df2 p ,5013 ,2513 77,2951 4,5322 4,0000 54,0000 ,0031 Model

coeff se t p LLCI ULCI constant 153,1340 10,3052 14,8599 ,0000 132,4732 173,7948 LSRP_II -,8225 ,3104 -2,6497 ,0105 -1,4448 -,2001 TOTSTAI -,2119 ,1338 -1,5838 ,1191 -,4802 ,0563 Arrow ,0024 ,0472 ,0501 ,9602 -,0922 ,0969 Tot_AQ -,0022 ,0529 -,0413 ,9672 -,1082 ,1038 ***************** TOTAL, DIRECT, AND INDIRECT EFFECTS ******************** Total effect of X on Y

Effect SE t p LLCI ULCI -,8225 ,3104 -2,6497 ,0105 -1,4448 -,2001 Direct effect of X on Y

Effect SE t p LLCI ULCI -,8295 ,3139 -2,6424 ,0108 -1,4591 -,1999 Indirect effect of X on Y

Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_FEA ,0070 ,0583 -,0647 ,1941 Partially standardized indirect effect of X on Y Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_FEA ,0008 ,0066 -,0075 ,0212 Completely standardized indirect effect of X on Y Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_FEA ,0029 ,0233 -,0266 ,0720 Ratio of indirect to total effect of X on Y

Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_FEA -,0085 ,0734 -,2186 ,0886 Ratio of indirect to direct effect of X on Y

Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_FEA -,0084 ,0926 -,1794 ,0972 Normal theory tests for indirect effect

Effect se Z p ,0070 ,0502 ,1395 ,8891

******************** ANALYSIS NOTES AND WARNINGS ************************* Number of bootstrap samples for bias corrected bootstrap confidence

intervals: 1000

Level of confidence for all confidence intervals in output: 95,00

(39)

39 --- END MATRIX ---

Run MATRIX procedure:

**************** PROCESS Procedure for SPSS Release 2.13.1 ************** Written by Andrew F. Hayes, Ph.D. www.afhayes.com

Documentation available in Hayes (2013). www.guilford.com/p/hayes3 ************************************************************************** Model = 4 Y = Tot_EQ X = LSRP_II M = Gaze_NEU Statistical Controls:

CONTROL= TOTSTAI Arrow Tot_AQ Sample size 59 ************************************************************************** Outcome: Gaze_NEU Model Summary R R-sq MSE F df1 df2 p ,2046 ,0419 646,3347 ,5901 4,0000 54,0000 ,6712 Model

coeff se t p LLCI ULCI constant -9,2781 29,7995 -,3114 ,7567 -69,0229 50,4666 LSRP_II ,1540 ,8976 ,1715 ,8645 -1,6456 1,9535 TOTSTAI ,0832 ,3870 ,2151 ,8305 -,6926 ,8591 Arrow ,0768 ,1364 ,5631 ,5757 -,1966 ,3503 Tot_AQ ,1797 ,1529 1,1750 ,2452 -,1269 ,4863 ************************************************************************** Outcome: Tot_EQ Model Summary R R-sq MSE F df1 df2 p ,5350 ,2863 75,0780 4,2517 5,0000 53,0000 ,0025 Model

coeff se t p LLCI ULCI constant 152,4408 10,1654 14,9960 ,0000 132,0514 172,8302 Gaze_NEU -,0747 ,0464 -1,6108 ,1132 -,1677 ,0183 LSRP_II -,8110 ,3060 -2,6502 ,0106 -1,4247 -,1972 TOTSTAI -,2057 ,1319 -1,5592 ,1249 -,4704 ,0589 Arrow ,0081 ,0466 ,1738 ,8627 -,0854 ,1016 Tot_AQ ,0112 ,0528 ,2129 ,8322 -,0946 ,1171 ************************** TOTAL EFFECT MODEL **************************** Outcome: Tot_EQ

(40)

40 Model Summary R R-sq MSE F df1 df2 p ,5013 ,2513 77,2951 4,5322 4,0000 54,0000 ,0031 Model

coeff se t p LLCI ULCI constant 153,1340 10,3052 14,8599 ,0000 132,4732 173,7948 LSRP_II -,8225 ,3104 -2,6497 ,0105 -1,4448 -,2001 TOTSTAI -,2119 ,1338 -1,5838 ,1191 -,4802 ,0563 Arrow ,0024 ,0472 ,0501 ,9602 -,0922 ,0969 Tot_AQ -,0022 ,0529 -,0413 ,9672 -,1082 ,1038 ***************** TOTAL, DIRECT, AND INDIRECT EFFECTS ******************** Total effect of X on Y

Effect SE t p LLCI ULCI -,8225 ,3104 -2,6497 ,0105 -1,4448 -,2001 Direct effect of X on Y

Effect SE t p LLCI ULCI -,8110 ,3060 -2,6502 ,0106 -1,4247 -,1972 Indirect effect of X on Y

Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_NEU -,0115 ,0761 -,2322 ,1006 Partially standardized indirect effect of X on Y Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_NEU -,0012 ,0084 -,0240 ,0128 Completely standardized indirect effect of X on Y Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_NEU -,0047 ,0302 -,0850 ,0460 Ratio of indirect to total effect of X on Y

Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_NEU ,0140 ,1920 -,1535 ,2994 Ratio of indirect to direct effect of X on Y

Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_NEU ,0142 ,2962 -,1331 ,4274 Normal theory tests for indirect effect

Effect se Z p -,0115 ,0793 -,1451 ,8846

******************** ANALYSIS NOTES AND WARNINGS ************************* Number of bootstrap samples for bias corrected bootstrap confidence

intervals: 1000

Level of confidence for all confidence intervals in output: 95,00

(41)

41 Run MATRIX procedure:

**************** PROCESS Procedure for SPSS Release 2.13.1 ************** Written by Andrew F. Hayes, Ph.D. www.afhayes.com

Documentation available in Hayes (2013). www.guilford.com/p/hayes3 ************************************************************************** Model = 4 Y = Tot_EQ X = LSRP_II M = Gaze_SAD Statistical Controls:

CONTROL= TOTSTAI Arrow Tot_AQ Sample size 59 ************************************************************************** Outcome: Gaze_SAD Model Summary R R-sq MSE F df1 df2 p ,2389 ,0571 698,2695 ,8174 4,0000 54,0000 ,5197 Model

coeff se t p LLCI ULCI constant -34,9830 30,9736 -1,1294 ,2637 -97,0817 27,1157 LSRP_II ,0471 ,9329 ,0505 ,9599 -1,8233 1,9176 TOTSTAI ,6005 ,4022 1,4930 ,1413 -,2059 1,4069 Arrow -,0544 ,1418 -,3834 ,7029 -,3386 ,2299 Tot_AQ ,0110 ,1590 ,0692 ,9451 -,3077 ,3297 ************************************************************************** Outcome: Tot_EQ Model Summary R R-sq MSE F df1 df2 p ,5147 ,2649 77,3302 3,8192 5,0000 53,0000 ,0050 Model

coeff se t p LLCI ULCI constant 151,5693 10,4286 14,5341 ,0000 130,6521 172,4864 Gaze_SAD -,0447 ,0453 -,9877 ,3278 -,1356 ,0461 LSRP_II -,8203 ,3105 -2,6422 ,0108 -1,4431 -,1976 TOTSTAI -,1851 ,1366 -1,3551 ,1811 -,4590 ,0889 Arrow -,0001 ,0472 -,0014 ,9989 -,0948 ,0947 Tot_AQ -,0017 ,0529 -,0320 ,9746 -,1078 ,1044 ************************** TOTAL EFFECT MODEL **************************** Outcome: Tot_EQ

Model Summary

R R-sq MSE F df1 df2 p

(42)

42 ,5013 ,2513 77,2951 4,5322 4,0000 54,0000 ,0031

Model

coeff se t p LLCI ULCI constant 153,1340 10,3052 14,8599 ,0000 132,4732 173,7948 LSRP_II -,8225 ,3104 -2,6497 ,0105 -1,4448 -,2001 TOTSTAI -,2119 ,1338 -1,5838 ,1191 -,4802 ,0563 Arrow ,0024 ,0472 ,0501 ,9602 -,0922 ,0969 Tot_AQ -,0022 ,0529 -,0413 ,9672 -,1082 ,1038 ***************** TOTAL, DIRECT, AND INDIRECT EFFECTS ******************** Total effect of X on Y

Effect SE t p LLCI ULCI -,8225 ,3104 -2,6497 ,0105 -1,4448 -,2001 Direct effect of X on Y

Effect SE t p LLCI ULCI -,8203 ,3105 -2,6422 ,0108 -1,4431 -,1976 Indirect effect of X on Y

Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_SAD -,0021 ,0725 -,2116 ,1216 Partially standardized indirect effect of X on Y Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_SAD -,0002 ,0079 -,0210 ,0149 Completely standardized indirect effect of X on Y Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_SAD -,0009 ,0280 -,0769 ,0535 Ratio of indirect to total effect of X on Y

Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_SAD ,0026 ,1213 -,1446 ,2220 Ratio of indirect to direct effect of X on Y

Effect Boot SE BootLLCI BootULCI Gaze_SAD ,0026 ,3668 -,1286 ,2846 Normal theory tests for indirect effect

Effect se Z p -,0021 ,0594 -,0355 ,9717

******************** ANALYSIS NOTES AND WARNINGS ************************* Number of bootstrap samples for bias corrected bootstrap confidence

intervals: 1000

Level of confidence for all confidence intervals in output: 95,00

(43)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

supporting or contesting the positive impact of regulation on innovation, we identify the role of rules during the uptake of two systems: the 'KLIC utility register' and the 'Ground

To determine the detection limit of the nanogap IDEs, we applied a step-function with different levels of acetone concentration (Fig.. For high concentrations that are depicted in

The Black Economic Empowerment Act 17 of 2003, largely failed to meet its objectives - even after being changed to broad based, it failed to address the ownership patterns

Het programma van de opleiding Technische Geneeskunde is gebaseerd op onderwijskundige kennis en inzichten verkregen tijdens een periode, waarin door

Serum concentrations of CC16 have been associated with injury of the alveolar- capillary membrane, and are nowadays often used as a biomarker of injury to the alveolar

Similarly 50% Fstl1 CM increased IL-6 and IL-8 mRNA by 2.0-fold expressed by bronchial epithelial cells and its potential contribution to inflammatory cytokine release

(b) Calculated magnetisation profile along the c axis in the cuprate layer in proximity of the interface for different values of the external magnetic field and antiferromagnetic J A

We expected that negative cognitions (about one’s self, life, future, and catastrophic misinterpretations of one’s own grief reactions) and anxious and depressive avoidance