• No results found

Kernopgave Identiteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kernopgave Identiteit"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kernopgave Identiteit

vertrouwen

2012-2013

Annelies Baauw

(2)

Inhoudsopgave

Voorwoord blz. 2

Inleiding blz. 3

Hoofdstuk 1: Opbouw van het onderzoek blz. 5 §1.1. Persoonlijke leervragen blz. 5 §1.2. Onderzoeksvraag en deelvragen blz. 5 Hoofdstuk 2: Perspectieven blz. 6 §2.1. Godsdienstig perspectief blz. 6 §2.2. Maatschappelijk perspectief blz. 7 §2.3. Pedagogisch perspectief blz. 7

Hoofdstuk 3: In gesprek met een verhaal blz. 9

Hoofdstuk 4: Uitvoering van activiteiten blz. 10

Conclusie en reflectie blz. 13

Bijlage blz. 16

(3)

Voorwoord

Voor u ligt het onderzoek identiteit. Het onderzoek is uitgevoerd op basisschool het Talent in Roosendaal. In het onderzoek zal ik het onderwerp ‘vertrouwen’ gaan behandelen. Ik zal

verschillende deelonderwerpen aansnijden die met vertrouwen te maken hebben. Tijdens het lezen van dit onderzoek hoop ik u met mijn inzichten kennis te laten maken. Tevens zal ik het onderwerp ‘vertrouwen’ vanuit verschillende invalshoeken benaderen. Ik zal vertellen wat voor leerkracht ik ben, wat mijn visie is op het onderwijs en wat mijn visie is op het godsdienstig onderwijs. Aan het einde van het onderzoek hoop ik een duidelijk beeld te hebben geschetst over vertrouwen en wat ik daaraan belangrijk vind.

(4)

Inleiding

Vertrouwen is een breed onderwerp dat veel mensen aanspreekt, maar wat is vertrouwen eigenlijk? Als de betekenis van vertrouwen wordt opgezocht, komen er verschillende resultaten uit: 1) met zekerheid hopen 2) vertrouwen stellen 3) geloof in iemands goede trouw en eerlijkheid (van Dale, 2013). In dit onderzoek wordt er vooral gekeken naar punt 2 en 3. Om een beter inzicht te geven in de reden waarom dit onderwerp is gekozen, zal ik hieronder beschrijven wie ik ben als persoon en als leerkracht, hoe ik sta tegenover godsdienst en wat ik van vertrouwen vind.

Wie ben ik als persoon en als leerkracht?

Als persoon ben ik opgegroeid tot iemand met een duidelijk beeld van gelijkheid en normen en waarden. Dit is mij ook altijd bijgebracht in mijn opvoeding. Ik ben een rustig, zorgzaam type en kan goed luisteren naar anderen. Ik vind het belangrijk om in ontwikkeling te blijven en dit vertaald zich in mijn onderwijspraktijk. Dat doe ik door ervoor te zorgen dat de kinderen op gelijke manier worden behandeld, zonder de verschillen tussen kinderen uit het oog te verliezen en hieraan tegemoet te komen. Het is belangrijk voor mij dat de sfeer in een groep goed is en dat de kinderen van elkaar een positief gevoel krijgen. Dit probeer ik zelf ook te doen door situaties zoveel mogelijk positief te benaderen.

Mijn ervaringen op godsdienstig gebied

‘Qui dit religion dit tradition – Marcel Gauchet’ (De Dijn, 2006)

Volgens Gauchet (Gauchet (2004), zoals geciteerd in De Dijn (2006)) is religie traditie. De Dijn (2006) beschrijft dat religies niet verdwenen met het komen van modernere tijden, maar bleven bestaan dankzij tradities. Zoals hij verder zegt, zijn tradities overstijgend van generatie op generatie en kunnen worden vertaald als manieren van doen en denken. Ook zijn volgens hem tradities fundamentele waarden, doeleinden en praktijken die de levenswijze van mensen beheersen (De Dijn, 2006). Deze bron sprak mij aan, omdat ik naar mijn inzien ook ben opgevoed met

verschillende tradities die zich vertaalden in normen en waarden. Het zijn misschien niet dezelfde tradities die het katholiek of christelijk geloof aanhoud, maar het zijn tradities waarin mijn ouders geloofden. Hiermee bedoel ik eerlijkheid naar anderen, respect voor anderen en familie die in een hoog vaandel stonden. Dat wil gelijk zeggen dat ik niet godsdienstig ben opgevoed. Mijn ouders hebben mij kennis laten maken met het christelijke geloof, maar hebben mij altijd de keus gelaten of ik het geloof later wilde beoefenen. Ik ben dus vroeger wel enkele keren mee geweest naar de kerk en ik ben ook gedoopt, maar verder heb ik niet veel met godsdienst te maken gehad.

Zoals ik eerder heb gezegd, heb ik geen godsdienstige opvoeding. Toch merk ik aan mezelf dat ik er wel voor open sta en dat ik kan begrijpen waarom andere mensen geloof beoefenen. Door middel van de vorige kernopgave godsdienst heb ik meer kennis opgedaan van het katholieke geloof. Ik heb hierbij ook een beeld ontwikkeld van godsdienst dat kan worden omgeschreven in het volgende citaat: ‘Ik geloof dat geloof, vertrouwen is in jezelf en vertrouwen is in een ander. Hoe sterker dat vertrouwen is, hoe sterker je geloof zal zijn in het leven, in liefde, in de goedheid van mensen en misschien zelfs in God.’(De Schepper, 2006).

Het citaat hierboven beschrijft een deel van mijn inzicht in vertrouwen. Het is belangrijk voor mij als persoon om te vertrouwen te zijn, maar ook te kunnen vertrouwen in een ander. Dit is niet anders voor mij als leerkracht. Kinderen kunnen in mij vertrouwen om het beste uit hun te halen, maar ook op mij vertrouwen als ze ergens mee zitten. De situatie die mij heeft aangezet dit onderwerp te kiezen voor het onderzoek is aangrijpend. Hieronder zal beschreven waarom dat het geval is. Ik loop stage in groep 1-2 op basisschool Het Talent in Roosendaal. Op een ochtend kwam er een moeder naar mij toe om iets te vertellen. Ze vertelde dat haar dochter door een onbekende man was meegevraagd om te gaan spelen. Hij vertelde dat ze een cadeautje kreeg als ze met hem mee ging

(5)

naar huis. Het meisje is snel naar huis gerend en heeft het gelijk aan haar moeder verteld. Haar moeder is de man gaan zoeken, maar die was nergens meer te bekennen. Zij hebben aangifte gedaan bij de politie en die hebben een goede schets kunnen maken van de man.

Ik heb voor deze situatie gekozen, omdat die mij als persoon aansprak. Er spookte verhalen door mijn hoofd van kinderen op het nieuws die wel zijn meegegaan met zo’n man. Het was een angstig idee dat er iemand in de buurt van de school rondliep die dit vertrouwen van kinderen zo zou schenden. Ik was erg trots op het meisje dat ze niet met de man was meegegaan. Het zette mij aan het denken over de mens van tegenwoordig en over het vertrouwen dat de mensen nog in elkaar kunnen hebben. Het riep allerlei vragen in mij op, zoals: 1) kan je vreemden nog wel vertrouwen in deze tijd? 2) wat voor vertrouwen kan je stellen in een mens? 3) wat is vertrouwen?

Eerder heb ik beschreven dat ik in het onderzoek het vooral ga hebben over vertrouwen. Met als betekenis: vertrouwen stellen en geloof in iemands goede trouw en eerlijkheid. Vanuit deze gedachten ben ik gaan nadenken over enkele thema’s binnen het onderzoek en kan ik een

onderzoeksvraag weergeven: Hoe kan ik ervoor zorgen dat kinderen kunnen vertrouwen op zichzelf en kunnen vertrouwen op een ander?

(6)

Hoofdstuk 1: Opbouw van het onderzoek

In dit hoofdstuk zal de opbouw van het onderzoek worden beschreven. In paragraaf 1.1. komen mijn persoonlijke leervragen en doelen aan bod. Vervolgens zullen in paragraaf 1.2. de onderzoeksvraag en deelvragen worden beschreven.

§1.1. Persoonlijke leervragen

In deze paragraaf zal ik toelichten wat ik wil bereiken met het onderzoek en door middel van welke competenties ik dat ga doen.

o Vakinhoudelijk en didactisch competent

- Je creëert een rijke leeromgeving waarin kinderen vaardigheden verwerven om aandacht te besteden aan de zin van dingen en gebeurtenissen (met gevoel, verstand en verbeelding): verwonderen, vertrouwen, communiceren, hopen, geloven en liefhebben, verbondenheid ervaren, gevoelig worden voor goed en kwaad, leren omgaan met grenzen, aandacht voor het transcendente.

o Competent in reflectie en ontwikkeling

- Je reflecteert en communiceert over jouw overtuiging, identiteit, zingeving en waarden. Deze kun je verbinden met jou als persoon, als leerkracht en als wereldburger.

Deze competenties kan ik toevoegen aan de volgende persoonlijke leervragen:

-Hoe kan ik op een interessante, hedendaagse manier het christelijke geloof overbrengen op kinderen met betrekking tot vertrouwen?

-Welke middelen kan ik hierbij gebruiken en welke hulpmiddelen heb ik daarbij tot mijn beschikking op de basisschool?

§1.2. Onderzoeksvraag en deelvragen

Zoals eerder beschreven in de inleiding ben ik gekomen tot de volgende onderzoeksvraag: Hoe kan ik ervoor zorgen dat kinderen kunnen vertrouwen op zichzelf en kunnen vertrouwen op een ander?

Om antwoord te kunnen geven op mijn onderzoeksvraag heb ik enkele deelvragen bedacht die onderverdeeld kunnen worden bij het godsdienstig, maatschappelijk en pedagogisch perspectief: Godsdienstig perspectief:

-hoe kan je vertrouwen op je eigen geloof?

-wat vinden het Christendom, Jodendom en de Islam van vertrouwen in jezelf en een ander? Maatschappelijk perspectief:

-in hoeverre kan men en vind men dat je kan vertrouwen op een “vreemde”? -is de samenleving wantrouwend tegenover elkaar?

Pedagogisch perspectief:

-kunnen kinderen vertrouwen worden geleerd?

(7)

Hoofdstuk 2: Perspectieven

In dit hoofdstuk zullen de verschillende perspectieven beschreven worden ten opzichte van het onderwerp vertrouwen.

§2.1. Godsdienstige invalshoek

In de godsdienstige invalshoek worden de volgende deelvragen behandeld: 1) hoe kan je vertrouwen op je eigen geloof?

2) wat vinden het Christendom, Jodendom en de Islam van vertrouwen in jezelf en een ander? 1) Hoe kan je vertrouwen op je eigen geloof?

Zoals ik eerder heb beschreven, heeft de definitie van vertrouwen verschillende uitkomsten: 1) met zekerheid hopen 2) vertrouwen stellen 3) geloof in iemands goede trouw en eerlijkheid (van Dale, 2013). Een andere uitwerking van het woord vertrouwen is: een toestand waarin je jezelf

vrijwillig afhankelijk maakt van een ander mens, wat ook het gevolg daarvan is (Marshall, 1999). Als ik rekening houd met deze verschillende beschrijvingen van het woord vertrouwen, kan ik de deelvraag ook op verschillende manieren opvatten. Hierbij ga ik vooral uit van het vertrouwen in het eigen geloof en met zekerheid hopen op het eigen geloof. Ik kan hierin een groot onderscheid maken, omdat ik denk dat de mensen die geloven in God vertrouwen stellen en dat mensen die willen leven in onafhankelijkheid van God juist met zekerheid hopen op hun eigen geloof. Hiermee wil ik terugkomen op wat ik eerder heb geschreven over geloof is traditie, omdat mensen die leven in onafhankelijkheid van God op een andere manier vertrouwen op hun eigen tradities en niet in een godsdienst. Hoe kan men dan vertrouwen op zijn eigen geloof? Die vraag wil ik beantwoorden door het woord ‘ervaring’. Ik denk dat iedere gelovige het geloof op zijn eigen manier zal opvatten en beleven door zijn eigen levenservaringen. Er zijn in feite veel christenen die de eigen ervaringen zien als bron van geloof (De Schepper, 2006). Vertrouwen of geloven in God stel ik gelijk aan elkaar, omdat ik vind dat je zonder vertrouwen niet in iemand kan geloven of andersom. Door ervaringen, goede of slechte, gaan mensen op elkaar vertrouwen. Door ervaringen kan het geloof in God groeien, maar door slechte ervaringen kan het geloof ook aan het wankelen worden gebracht. Net zoals het vertrouwen in andere mensen door een slechte ervaring aan het wankelen kan worden gebracht.

2) wat vinden het Christendom, Jodendom en de Islam van vertrouwen in jezelf en een ander? Het christelijk geloof gaat uit van een positieve kijk op het leven en dat heeft een groot deel te maken met vertrouwen. Volgens het christelijk geloof is het belangrijk om leren om te gaan met tekorten in jezelf en de onvolmaaktheid van het leven en de wereld. Dat betekent dat men zich moet kunnen overgeven en moet kunnen vertrouwen op het positieve (De Schepper, 2006). Hiermee wordt naar mijn inzien bedoeld het vertrouwen dat God er altijd is. Over het algemeen zijn er verschillende gradaties in het christelijke geloof. Zo zijn er gelovigen die alle regels en voorschriften heel serieus nemen, maar ook gelovigen die enkel nog deelnemen aan bepaalde rituelen (Hondenbrink, 1999). Gelovigen hebben hun eigen manier van beoefenen, maar dat zegt niet dat hun vertrouwen in God anders is.

De Tora begint met een veelzeggende zin: ‘In den beginnen schiep God…’. Hieruit kan men aannemen dat Joden het bestaan van God als een feit opvatten. Het eerste gebod luidt dan ook: ‘Weet dat er een god is’. Het Jodendom gaat niet uit van vertrouwen in het geloof, maar gaat ervan uit dat God bestaat. Simpelweg door hun overtuiging van het geloof (Boas & Colthof, 1985). Maar hoe kan men geloven als er geen bewijs is? Voor de Joden is er bewijs dat God bestaat, omdat hij zich heeft onthuld aan 3 miljoen Joden op de berg Sinaï. De Tora is hierbij het bewijs (Etsel, 2010). De Joden vertrouwen dus op de Tora en in hun overtuiging.

(8)

In tegenstelling tot het Jodendom en Christendom die al snel een heilig geschrift hadden, kwam Koran stukje bij beetje tot Mohammed. Hiervoor werd de islam gezien als een heidendom. Ook wordt Allah in de Koran gezien als iets transcendents, in tegenstelling tot het Jodendom en Christendom die God zien als een persoon (Armstrong, 1995). Hierdoor wordt het begrip vertrouwen iets heel anders dan bij het Jodendom en Christendom. Volgens de Islam draait het vertrouwen om de volgende zaken:

“ 1. Het oprecht en waarachtig stellen van het vertrouwen in Allah.

2. Het vertrouwen op Allah en de overtuiging dat alle zaken in de Handen zijn van Allah.” De Islam stelt vertrouwen centraal in het geloof (Aboeayoub, 2008). Ik kan hieruit opmaken dat het een echte regel is in de Islam om te moeten vertrouwen op Allah, indien je gelovig bent. Als je dus niet gelovig bent, kan je ook niet vertrouwen op Allah en andersom. Zoals ik al eerder beschreef is vertrouwen op Allah, eigenlijk vertrouwen op iets transcendents. Dit komt omdat Allah in alles zit.

§2.2. Maatschappelijke invalshoek

In de maatschappelijke invalshoek worden de volgende deelvragen behandeld: 1) in hoeverre kan men en vind men dat je kan vertrouwen op een “vreemde”? 2) zijn mensen te wantrouwend tegenover een ander?

Om deze deelvragen vanuit een maatschappelijke invalshoek te benaderen, heb ik mij verdiept in een artikel van Micheal R. Welch over de rol van religie in maatschappelijk vertrouwen. Het artikel suggereert dat het beoefenen van godsdienst bijdraagt in het leren vertrouwen van andere mensen (Welch et al., 2002). Maar de vraag is nu in hoeverre reikt dat vertrouwen in andere mensen?

Nederland is een ‘high-trust society’. Hiermee wordt bedoeld dat de Nederlandse samenleving vertrouwen in een hoog vaandel heeft staan. Van oudsher ging het geloof in Nederland gepaard met waarden zoals eerlijkheid, arbeidzaamheid, wederkerigheid, ernst en zuinigheid (Bletz, 2013). Volgens mij leven de meeste Nederlanders volgens deze waarden. Gelovigen of niet gelovigen. Ik denk dat deze waarden bijdragen aan een cultuur van vertrouwen en betrouwbaarheid. Maar in hoeverre is hier nu nog sprake van? Tegenwoordig blijkt het vertrouwen in de Nederlandse

maatschappij te zijn afgenomen. Hier kunnen verschillende oorzaken aan te pas komen, namelijk: eigenbelangen of misschien zelfs de economische crisis (Bletz, 2013). Ik vind dat vertrouwen een vereiste is in onze samenleving. Zonder vertrouwen zijn contacten met andere mensen onmogelijk. Tot op een zekere hoogte is het dus noodzakelijk om een “vreemde” te vertrouwen.

Vertrouwen maakt mensen kwetsbaar. Jezelf kwetsbaar opstellen is een van de moeilijkste dingen die er zijn, maar aan de andere kant is het een groot cadeau als men elkaar dat vertrouwen durft te schenken. Vertrouwen kan echter ook beschadigd worden en mocht vertrouwen beschadigd worden, is het moeilijk die weer terug te herstellen (Marshall, 1999). Dit inzicht heeft volgens mij te maken met het wantrouwen tegenover vreemde mensen. Tegenwoordig wordt bij veel mensen het vertrouwen zo beschadigd door ervaringen, dat het moeilijk is om “nieuwe” mensen, die men nog niet kent, te vertrouwen.

§2.3. Pedagogische invalshoek

In de pedagogische invalshoek worden de volgende deelvragen behandeld: 1) kan kinderen vertrouwen worden geleerd?

2) wat voor leerkracht kan kinderen vertrouwen bijbrengen?

Kinderen worden geboren met vertrouwen. Vertrouwen in hun eigen kunnen, maar ook een onvoorwaardelijk vertrouwen in hun ouders. Kinderen vertrouwen bijvoorbeeld een leerkracht

(9)

doordat de leerkracht hun aanwezigheid als waardevol en natuurlijk ervaart. De leerkracht stelt het kind op zijn gemak en geeft het kind directe aandacht. De kinderen moeten zich gewenst, waardevol en natuurlijk voelen in de omgang met de leerkracht om die te vertrouwen (Bulckens & Roebben, 2002).

Rabbijn A. Soetendorp: Leerkrachten die hun hart en verstand openen voor hem en haar die anders zijn in religie, cultuur en levenswijze zijn veel meer in staat om de uitdaging aan te gaan: om het behoud van menselijke waarden hoger te stellen dan alleen de bescherming van eigen veiligheid. (van ’t Hof, Huijbregts, Soepboer, 2000). Wat de rabbijn hier verwoordt, is een leerkracht die ik alle kinderen toe zou wensen. Een leerkracht die kinderen vertrouwen geeft om te geloven wat ze willen geloven, het vertrouwen geeft om te doen wat ze willen doen, het vertrouwen geeft om anderen te vertrouwen. Ik vind dat een leerkracht in het onderwijs niet alleen de kinderen kennis moet

bijbrengen op vakken zoals rekenen en taal, maar ook kennis moet bijdragen aan normen en

waarden en vertrouwen in de omgeving waarin je leeft. Iemand die vertrouwen geeft, krijgt ook vaak vertrouwen terug.

(10)

Hoofdstuk 3: In gesprek met een verhaal

Het verhaal dat ik heb uitgekozen heet ‘Jozefs broers in Egypte’. Het komt uit het oude testament Genesis 42,1-38 (Willibrordbijbel, 2013). Jakob stuurde zijn zoons op pad om ergens ver weg graan te gaan halen. Jakob liet zijn jongste zoon Benjamin niet mee gaan. Toen zijn zoons aankwamen bij Jozef, herkenden de zoons Jozef niet. Het bleek dat Jozef ook de zoon was van Jakob en dat het dus zijn broers waren die graan bij hem kwamen halen. Jozef besloot zijn broers te testen op hun

betrouwbaarheid en wilde zijn jongste broer ook zien. Hij bedacht daarom dat hij via zijn broers, zijn vader kon dwingen de jongste broer naar hem toe te laten komen. Jakob vertrouwde er niet op dat zijn zoons Benjamin levend terug zouden brengen. Ook vertrouwde hij er niet op dat Jozef, Benjamin zou laten leven.

Voor ik het verhaal las, wist ik niet wat ik kon verwachten. Ik heb dit verhaal opgezocht aan de hand van steekwoorden. Een van de steekwoorden van het verhaal is vertrouwen. Het enige wat ik dus wist van het verhaal is dat vertrouwen erin terug kwam.

Na het lezen van het verhaal denk ik dat Jakob zijn jongste zoon niet mee liet gaan door de ervaringen die hij eerder had meegemaakt. Jakob was namelijk al twee zonen verloren en vertrouwde er dus niet op dat hij zijn jongste zoon levend terug zou zien. Door ervaringen is Jakob dus een wantrouwend persoon geworden. Het verhaal heeft ook iets weg van het vertrouwen in een vreemdeling. In het Oude Testament staan verschillende wetten over de omgang met vreemdelingen. Er staat

bijvoorbeeld dat gastvrijheid en een goede behandeling een grote rol spelen. Toch worden er wel grenzen aangegeven (Nederlands bijbelgenootschap, 2008).

Als ik deze analyse ten opzichte van vreemdelingen betrek op de situatie op mijn stage, zal de moeder meer moeite hebben met vreemdelingen in contact met haar dochter. Toch denk ik over het

algemeen dat de norm tegenover vreemdelingen in Nederland nog steeds hetzelfde is als in het Oude testament staat weergegeven. Er zullen alleen uitzonderingen zijn waarbij mensen meer

wantrouwend zijn ten opzichte van vreemdelingen, zoals ook staat beschreven dat er grenzen worden aangegeven.

(11)

Hoofdstuk 4: Uitvoering van de activiteiten

Beginsituatie

Het onderzoek vindt plaats in groep 1-2 van basisschool Het Talent in Roosendaal. De groep heeft 29 kinderen, waarvan de meerderheid tweetalig wordt opgevoed. Hierdoor is het voor enkele kinderen soms moeilijk te begrijpen waar er over wordt gepraat in de klas. Er moet dus veel gebruik gemaakt worden van concrete materialen. Over het algemeen is de sfeer in de klas goed. Er zijn echter enkele kinderen die zich moeilijk kunnen verwoorden en soms daarom met fysieke handelingen duidelijk maken wat ze willen. Het is aannemelijk dat die kinderen hierdoor minder goed in de groep liggen.

Doel

Het doel is uiteindelijk om het vertrouwen van de groep in elkaar te vergroten. Dit doel wil ik behalen door verschillende activiteiten met de kinderen te ondernemen. Met alle perspectieven en de analyse van het Bijbelverhaal in mijn achterhoofd, ben ik activiteiten gaan bedenken voor groep 1-2. Zoals ik in de inleiding heb beschreven is vertrouwen een breed begrip, maar heb ik door middel van het verhaal en de situatie heb ik het begrip verkleind tot vertrouwen in de medemens. Dit wil ik doen door verschillende oefeningen van de kanjertraining. Oefeningen van de kanjertraining zijn bedoeld om kinderen beter over zichzelf en over een ander te laten voelen (Instituut voor kanjertraining, 2013). Tijdens deze oefeningen houd ik rekening met de beginsituatie van de kinderen. Op deze manier kan ik het proces van de kinderen in de gaten houden, maar kan ik ook inspelen op situaties tussen verschillende kinderen door middel van vragen of opdrachten.

Activiteiten

Zoals eerder is vermeld, is het uiteindelijk het doel om het vertrouwen van de groep in elkaar te vergroten. Hieronder zal door middel van de activiteiten stap voor stap naar het doel worden toegewerkt. Over het algemeen zullen de activiteiten plaatsvinden in de kring. Bij de

bewegingsactiviteiten zal het gymlokaal worden gebruikt.

Activiteit 1:

Doel:

de kinderen hebben aan het einde van de activiteit kennis gemaakt met een Bijbelverhaal over vertrouwen.

Beginsituatie:

De kinderen kennen het verhaal uit de bijbel nog niet. Het kan zijn dat enkele kinderen in het dagelijks leven onbewust al kennis hebben gemaakt met het begrip vertrouwen. Het is aannemelijk dat de kinderen niet kunnen verwoorden wat vertrouwen inhoud.

Inhoud:

Aan de hand van een korte samenvatting van het verhaal van Jozefs broers in Egypte maakt de leerkracht de kinderen duidelijk wat er bedoeld wordt met vertrouwen. De leerkracht maakt hierbij gebruik van een reeks van plaatjes om zijn verhaal te vertellen. Tijdens zijn verhaal stelt de leerkracht vragen aan de kinderen. Zo blijven de kinderen actief betrokken bij het verhaal. Naderhand

reflecteert de leerkracht met kinderen op het verhaal. Tot slot vertelt de leerkracht hen over de oefeningen die zij gaan doen bij de andere activiteiten.

Benodigdheden:

-digibord

-verhaal: Jozefs broers in Egypte -PowerPoint

Reflectie:

Door middel van plaatjes op het digibord heb ik het verhaal vertelt aan de kinderen. Ik merkte aan de kinderen dat ze het verhaal interessant vonden. Ik heb het verhaal niet precies na vertelt, maar door middel van het vergemakkelijken van de woorden en door rekening te houden met leefwereld van de

(12)

op het digibord. Nadat ik het verhaal had verteld, heb ik enkele vragen gesteld aan de kinderen om te reflecteren. Bijvoorbeeld: wat wilde Jozef dat zijn broers naar hem toe zouden brengen? Waarom zou Jakob dat niet willen? Sommige kinderen vonden het lastig om die vragen te beantwoorden, maar door middel van het doorlopen van de plaatjes konden de kinderen de vragen beter beantwoorden. Uit de vraag ‘waarom zou Jakob zijn jongste zoon niet naar de koning laten gaan?’ kwamen

interessante antwoorden. Door middel van doorvragen kwam ik steeds meer op het onderwerp vertrouwen. De kinderen kenden het woord nog niet. Nadat ik het begrip vertrouwen had uitgelegd, heb ik uitgelegd wat we de volgende lessen gaan doen.

Activiteit 2:

Doel:

De kinderen die zich laten vallen vertrouwen erop dat het andere kind hem of haar opvangt.

Beginsituatie:

De kinderen hebben tijdens de vorige les kennisgemaakt met het begrip vertrouwen. Tijdens deze activiteit maak ik verschillende tweetallen om het proces van vertrouwen in elkaar te observeren.

Inhoud:

Er worden tweetallen gemaakt. De tweetallen gaan achter elkaar staan met de neuzen dezelfde kant op. Er is een kleine ruimte tussen de twee kinderen. Het voorste kind doet zijn armen opzij, zodat het kind achter hem zijn armen naar voren kan steken onder zijn oksels. Het voorste kind laat zich rustig achteruit vallen. Het achterste kind vangt het voorste kind op. Hierna wisselen de kinderen van rol. Het is de bedoeling dat de kinderen met verschillende kinderen kunnen “samenwerken”.

Reflectie:

Voordat ik aan de activiteit ben begonnen, heb ik eerst terug gevraagd naar de vorige activiteit. Verrassend genoeg konden sommige kinderen nog erg goed na vertellen waar we het over hadden gehad. Dat verbaasde me. Toen ik vroeg welk woord ze uit het verhaal hadden geleerd, werd het eerst even stil. Dat vonden de kinderen nog een beetje lastig. Daarom heb ik eerst herhaald wat het begrip vertrouwen ongeveer inhoud. Ik heb twee kinderen uitgekozen om de opdracht voor te laten doen. Ik heb hiervoor twee kinderen gekozen die dit zouden durven. Daarna heb ik de kinderen tweetallen laten maken. Dit heb ik gedaan door het groepje dat die dag als eerst aan de beurt was te laten kiezen en daarna de andere kinderen aan de beurt te laten. Toen iedereen een tweetal had, mochten de kinderen na het aftellen zich naar achter laten vallen. Van tevoren had ik gezegd dat de kinderen het serieus moesten uitvoeren, omdat het belangrijk was dat ze elkaar opvingen. Anders zou het andere kind misschien bang worden. Sommige kinderen deden een beetje lacherig. Die heb ik gewaarschuwd. Ik heb daarna de tweetallen laten wisselen en heb enkele tweetallen samen gezet om hun samenwerkingsproces te volgen. Die kinderen die ik expres had samen gezegd, deden nog wat lacherig. Die kinderen mochten dus de laatste ronde overslaan. Toen de laatste rond voorbij was, heb ik de kinderen terug in de kring laten zitten. De kinderen wisten goed te vertellen dat het belangrijk was om het andere kind goed op te vangen, omdat het zich anders pijn zou doen of bang zou worden. Ook heb ik aan de kinderen die ik aan de kant had gezet, gevraagd waarom ik dit had gedaan. Die kinderen konden het goed verwoorden waarom ik dit had gedaan. Ik heb met die kinderen een afspraak gemaakt om de volgende keer extra goed hun best te doen.

Activiteit 3:

Doel:

De kinderen geven vertrouwen aan het kind dat zich laat dragen naar de andere kant van de rij.

Beginsituatie:

De kinderen hebben tijdens de vorige activiteiten kennis gemaakt met vertrouwen. Ook hebben zij geleerd om in enge situaties het andere kind te vertrouwen om hen op te vangen.

(13)

Inhoud:

De kinderen zitten in een grote rij met hun stoeltjes tegenover elkaar. De kinderen zitten schouder aan schouder en met hun knieën tegen de knieën van het kind aan de overkant. Er is een kind die zich van het begin naar het einde van de rij laat verplaatsen door de kinderen die op de stoeltjes zitten. Dit doen de kinderen door het kindje onder zijn rug en benen op te schuiven. De activiteit richt zich vooral op de samenwerking tussen de kinderen in de rij.

Reflectie:

Na een korte terugkoppeling op de vorige activiteiten merk ik dat de kinderen steeds meer in de gaten krijgen wat ik met de activiteiten wil bereiken. Bij deze activiteit heb ik de kinderen per groepje tegenover elkaar laten zitten met de knieën tegen elkaar. Van te voren heb ik bedacht welke kinderen ik de kans gaf om tot het einde van de rij gebracht te worden. Eerst heb ik een kind gekozen waarvan ik zeker wist dat zij het durfde en dat zij het serieus zou doen. Daarna heb ik verschillende kinderen gekozen, waarvan ik bij de vorige activiteit had gezien dat ze het een beetje moeilijk vonden om het andere kind te vertrouwen. De kinderen vonden dit een leuke activiteit en het is verder zonder problemen verlopen. Ik merk dat de kinderen goed hun best deden tijdens de activiteit.

Activiteit 4:

Doel:

De kinderen geven vertrouwen aan het kind dat zich laat dragen op handen. Beginsituatie:

In de vorige activiteiten hebben de kinderen ervaren om elkaar te vertrouwen in verschillende situaties.

Inhoud:

Het kind dat zich durft te laten dragen, gaat op de grond liggen en acht andere kinderen gaan er omheen staan. De leerkracht zorgt ervoor dat de sterkste kinderen bij de schouders komen te staan en zorgt ervoor dat de activiteit veilig verloopt. Het kind op de grond maakt zich stijf en de kinderen om hem heen pakken hem onder zijn lichaam op en tillen hem tegelijkertijd omhoog. Als het kind dat op handen gedragen wordt het vertrouwt, mogen de kinderen een klein stukje door de klas heen lopen. De leerkracht zorgt ervoor dat de kinderen tegelijkertijd het kind weer veilig op de grond laten zakken.

Reflectie:

Aan het begin van de activiteit heb ik met de kinderen teruggekeken op de vorige activiteiten. Bijna alle kinderen weten nu het woord vertrouwen te benoemen. Het is nog wel lastig voor ze om het begrip goed uit te leggen. Maar ze kennen het woord wel passief. Na deze terugblik heb ik de

opdracht uitgelegd. Eerst vonden ze het allemaal erg spannend. Daarom heb ik gekozen voor 8 sterke kinderen die het eerste kind mochten optillen. Ik zelf stond aan het hoofd bij het kind dat werd opgetild. Zo kon ik ervoor zorgen dat de activiteit veilig verliep. Er waren verrassend veel kinderen die dit durfden. Ik heb niet alle kinderen aan bod laten komen, omdat hiervoor niet genoeg tijd was. Ik heb wel gezegd dat we de volgende dag de activiteit nogmaals zouden doen en dan zou ik andere kinderen aan de beurt laten komen. De kinderen hebben het serieus uitgevoerd en ze voelden zich belangrijk omdat het een serieuze taak was om het kind veilig op te tillen en weer veilig terug neer te leggen. Dit heb ik ook extra goed benadrukt. Ook dat het belangrijk was dat het kind dat werd opgetild zich veilig voelde en dat de tillers te vertrouwen waren.

Nu alle activiteiten zijn uitgevoerd, heb ik gezien dat de kinderen er meer voor elkaar zijn. Dit zie ik vooral terug in het helpen van elkaar in de klas. Vooral de oudere kinderen waren zich er goed van bewust, wat ik wilde bereiken met de activiteiten. Uiteindelijk wilde ik ervoor zorgen dat de kinderen in zichzelf vertrouwden tijdens enge situaties en dat ze kunnen vertrouwen op hun klasgenootjes. Ik denk dat mijn doel door middel van deze activiteiten bereikt is. Toch is gebleken dat de betekenis van vertrouwen voor de meeste kinderen nog lastig te begrijpen is.

(14)

Conclusie en Reflectie

Aan het begin van het onderzoek heb ik een onderzoeksvraag opgesteld. Hoe kan ik ervoor zorgen dat kinderen kunnen vertrouwen op zichzelf en kunnen vertrouwen op een ander? Hieronder zal ik beschrijven wat ik heb ontdekt over mijn onderzoeksvraag ten opzichte van de theorie en van de praktijk. Ook zal ik toelichten wat het onderzoek voor mij als leerkracht heeft betekent en hoe het mijn handelen in de toekomst zal beïnvloeden. Tot slot zal ik beschrijven hoe ik aan mijn leervragen heb gewerkt in de loop van het onderzoek.

Na onderzoek van de verschillende perspectieven heb ik verschillende inzichten verworven over vertrouwen op andere manieren. Ik heb geleerd hoe het Christendom, het Jodendom en de Islam tegenover het vertrouwen in het geloof staan. Belangrijker nog heb ik voor mezelf duidelijk wat ik vind van vertrouwen in geloof. Met het geloof bedoel ik dan niet iets godsdienstig, maar geloof in mezelf, in anderen of zelfs in bepaalde tradities en normen en waarden. Ervaringen van de mens beïnvloed het vertrouwen in jezelf, in anderen en in God. Zoals Christendom en Jodendom vertrouwen op het heilig geschrift, is het bij de Islam pas later gekomen. Je vertrouwt, indien je gelovig bent en andersom. Zo beschrijft de Islam het vertrouwen op Allah. Ik kan me hier wel in vinden, omdat geloof en vertrouwen erg nauw met elkaar samen gaan. Ik denk dat mensen die niet geloven in zichzelf, zichzelf ook niet helemaal kunnen vertrouwen om te slagen in iets dat ze willen doen.

Deze redenatie heeft betrekking op mij als leerkracht. Ik heb tijden op de Pabo gehad waarin ik niet in mezelf geloofde en daarom vertrouwde ik ook niet op mijn werk als leerkracht. Doordat ik goede ervaringen heb gehad in het lesgeven op stage, ben ik in mezelf gaan geloven en vertrouw ik erop dat ik iets kan. Ik had van tevoren een duidelijk beeld van hoe ik wilde zijn als leerkracht. Ik heb door middel van het onderzoek een aanvulling hierop door het citaat van Rabbijn Soetendorp:

Leerkrachten die hun hart en verstand openen voor hem en haar die anders zijn in religie, cultuur en levenswijze zijn veel meer in staat om de uitdaging aan te gaan: om het behoud van menselijke waarden hoger te stellen dan alleen de bescherming van eigen veiligheid (van ’t Hof, Huijbregts, Soepboer, 2000). Dit betekent dat ik in de toekomst meer uitdaging aan zal gaan om geloof,

vertrouwen, kennis van religies en normen en waarden zal toepassen in mijn onderwijspraktijk. Een van de manieren heb ik al getest door middel van de activiteiten die ik heb uitgevoerd met de kinderen.

Van tevoren heb ik lang nagedacht over de manier waarop ik het onderwerp vertrouwen kon

aanbieden aan de kinderen van groep 1-2. Ik ben begonnen met het verhaal als uitgangspunt. Ik heb door middel van een PowerPoint het verhaal aan de kinderen vertelt. Door het verhaal werd de bedoeling voor de kinderen duidelijker en ben ik door middel van vragen tot de kern van de activiteiten gekomen. Het begrip vertrouwen was voor de meeste kinderen nog lastig te begrijpen. Om ervoor te zorgen dat er niet te veel werd gepraat en werd vertelt door mij, ben ik uitgegaan van opdrachten waarbij de kinderen iets moesten doen. Ik vond dat een paar oefeningen van de

Kanjertraining goed op dit onderwerp aansluiten. Ik heb daarom bewust voor die activiteiten gekozen om de kinderen zoveel mogelijk te laten ervaren. Vanuit die ervaringen ben ik na elke activiteit met de kinderen gaan reflecteren. Nadat alle activiteiten waren uitgevoerd, heb ik gemerkt dat de

kinderen op hun eigen manier een betekenis kunnen hangen aan vertrouwen. De essentie is duidelijk geworden, maar het blijft een lastig begrip.

De uitvoering van de activiteiten heeft mij als leerkracht geleerd dat begrippen zoals vertrouwen zijn uit te leggen door middel van ervaringen. Ik heb de kinderen vertrouwen in elkaar laten ervaren en dat is veel duidelijker dan woorden. Dit inzicht kan ik op verschillende vlakken gebruiken, niet alleen voor godsdienst.

(15)

Voorafgaand aan het onderzoek heb ik leervragen opgesteld. Ik zal hieronder beschrijven hoe ik hieraan heb gewerkt.

1) Hoe creëer ik een rijke leeromgeving waarin kinderen vaardigheden verwerven om aandacht te besteden aan de zin van dingen en gebeurtenissen (met gevoel, verstand en verbeelding): verwonderen, vertrouwen, communiceren, hopen, geloven en liefhebben, verbondenheid ervaren, gevoelig worden voor goed en kwaad, leren omgaan met grenzen, aandacht voor het transcendente.

Ik heb lang nagedacht over hoe ik deze rijke leeromgeving tot stand kon brengen over dit onderwerp in groep 1-2. Vertrouwen is een begrip wat moeilijk is uit te leggen aan kinderen die er nog weinig ervaringen mee hebben gehad. Ik heb er daarom voor gekozen om niet te veel af te wijken van het verhaal uit de bijbel. Ik heb mijn eigen draai aan het verhaal gegeven door het te vergemakkelijken en door gebruik te maken van plaatjes op het digibord. Hierdoor werden de kinderen ook meer aangesproken bij het vertellen van het verhaal. Door op het verhaal te reflecteren heb ik ze in de richting van het onderwerp gestuurd. Het was hun eerste kennismaking met het woord en daarom was het nog lastig te begrijpen waar ik naartoe wilde werken met de kinderen. Ik heb ervoor gekozen om de kinderen zoveel mogelijk vertrouwen in zichzelf en in elkaar te laten ervaren door de

activiteiten. Bij elke activiteit heb ik ervoor gezorgd dat ik specifiek benoemde wat het doel was en wat ik wilde dat de kinderen leerden. Bij elke activiteit heb ik grenzen benoemd. Ik heb benoemd dat de kinderen samen moesten werken om te leren vertrouwen en als er één kindje in het groepje niet serieus deed dan was de kans groot dat het andere kind zich pijn zou doen. De eerste activiteit zochten enkele kinderen die grenzen op en die heb ik gecorrigeerd. Niet alleen doordat ik mijn eigen draai heb gegeven aan de activiteitenreeks en de leerstof heb ik bijgedragen aan de rijke

leeromgeving, maar ook door verschillende werkvormen en verschillende opdrachten.

2) Ik reflecteer en communiceer over mijn overtuiging, identiteit, zingeving en waarden. Deze kan ik verbinden met mij als persoon, als leerkracht en als wereldburger.

Tijdens mijn onderzoek ben ik hier meerdere keren tegenaan gelopen. Ik vond het lastig te

beschrijven wat mijn overtuigingen, identiteit, zingeving en waarden zijn. Terwijl ik ze duidelijk voor ogen had, vond ik het lastig het op papier te schrijven. Ik denk dat ik nu helder heb beschreven waarvoor ik als leerkracht sta en hoe ik als persoon tegen verschillende overtuigingen, godsdiensten en waarden aan kijk.

3) Hoe kan ik op een interessante, hedendaagse manier het christelijke geloof overbrengen op kinderen met betrekking tot vertrouwen?

Zoals ik eerder heb beschreven vond ik dit een lastige opgave. Ik heb ervoor gekozen om de kinderen zoveel mogelijk te laten ervaren. Alhoewel ik tijdens de eerste activiteit de kinderen eerst heb laten kennis maken met het begrip vertrouwen. Dit heb gedaan door mijn eigen draai te geven aan het verhaal uit de bijbel ‘Jozefs broers in Egypte’. Door middel van de PowerPoint heb ik een creatieve manier bedacht om het verhaal over te brengen op de kinderen. Door gebruik te maken van plaatjes en het digibord heb ik op een hedendaagse manier het onderwerp aan bod gebracht. Ook door middel van de andere activiteiten heb ik laten zien dat een vaag begrip zoals vertrouwen kan worden overgebracht door te laten ervaren.

4) Welke middelen kan ik hierbij gebruiken en welke hulpmiddelen heb ik daarbij tot mijn beschikking op de basisschool?

Ik heb hierbij de Kanjertraining gebruikt als uitgangspunt. Deze training gaat ook over vertrouwen in elkaar en in jezelf. Ik vond dat deze opdrachten daarom goed aansloten op mijn onderzoeksvraag. Doordat ik deel heb genomen aan de Kanjertraining op mijn stageschool, heb ik dit hulpmiddel tot mijn beschikking genomen. Ik vind dat deze training bijdraagt in het zelfvertrouwen van het kind zelf, maar ook van het vertrouwen in de groep in elkaar. Niet alleen waren deze activiteiten oefeningen

(16)

Alles bij elkaar genomen ben ik niet alleen geïnspireerd geraakt door het onderwerp, maar heb ik ook geleerd over vertrouwen en dat vertrouwen aan kinderen is aan te leren. Toch ben ik me ervan bewust dat door ervaringen vertrouwen kan beschadigen en niet meer kan worden hersteld. Vertrouwen is iets sterks, maar aan de andere kant erg breekbaar.

(17)

Bijlage 1

Bijbelverhaal Gn 42,1-38: Jozefs broers in Egypte

[1] Toen Jakob hoorde dat er in Egypte graan was, zei hij tegen zijn zonen: ‘Waarom ondernemen jullie niets? [2] Ik heb gehoord dat er in Egypte graan te krijgen is. Ga ernaartoe en koop daar graan voor ons, zodat we niet van de honger omkomen.’ [3] Hierop gingen tien van Jozefs broers op reis om bij de Egyptenaren graan te kopen. [4] Jakob liet Benjamin, Jozefs volle broer, niet met de anderen meegaan, uit angst dat hem iets zou overkomen.

[5] Zo kwamen Israëls zonen graan kopen, samen met vele anderen, omdat de hongersnood ook Kanaän in zijn greep hield. [6] Jozef was de hoogste machthebber in het land en iedereen moest bij hem graan kopen. Toen zijn broers voor hem verschenen, bogen ze zich diep voor hem neer. [7] Zodra Jozef zijn broers zag herkende hij hen, maar hij deed alsof zij vreemden voor hem waren en vroeg op barse toon: ‘Waar komen jullie vandaan?’ Ze antwoordden dat ze uit Kanaän kwamen en voedsel wilden kopen. [8] Jozef herkende zijn broers wel, maar zij herkenden hem niet. [9] Hij herinnerde zich wat hij over hen had gedroomd en zei tegen hen: ‘Jullie zijn spionnen, jullie zijn hier gekomen om te kijken wat de zwakke plekken van het land zijn.’ [10] ‘Nee heer,’ antwoordden ze, ‘uw dienaren zijn hier alleen maar gekomen om voedsel te kopen. [11] Wij zijn allemaal zonen van dezelfde man, we zijn eerlijke mensen, we zijn nooit spionnen geweest.’ [12] ‘Dat is niet waar,’ hield Jozef vol, ‘jullie zijn hier gekomen om te zien waar het land kwetsbaar is.’ [13] Ze zeiden nog eens: ‘Uw dienaren zijn met zijn twaalven, we zijn broers, zonen van dezelfde man uit Kanaän. De jongste is op dit moment bij onze vader, en één is er niet meer.’ [14] Maar Jozef zei: ‘Ik blijf erbij dat jullie spionnen zijn. [15] We zullen de proef op de som nemen: jullie gaan hier niet vandaan tenzij jullie jongste broer hierheen komt, zo waar de farao leeft. [16] Stuur een van jullie terug om hem te halen. De rest blijft hier gevangen totdat het bewijs is geleverd dat jullie de waarheid spreken. Anders zijn jullie spionnen, zo waar de farao leeft.’ [17] Daarna hield hij hen drie dagen in hechtenis.

[18] De derde dag zei hij tegen hen: ‘Als jullie in leven willen blijven, doe dan wat ik zeg, want ik heb ontzag voor God. [19] Als jullie werkelijk eerlijke mensen zijn, moet een van jullie hier gevangen blijven. De rest gaat naar huis, met graan om de honger van jullie gezinnen te stillen. [20] En breng me dan je jongste broer, om te bewijzen dat jullie de waarheid hebben gesproken; dan wordt niemand van jullie ter dood gebracht.’ Ze stemden toe, [21] en ze zeiden tegen elkaar: ‘Dit is onze straf omdat we ons niets hebben aangetrokken van de smeekbeden van onze broer, terwijl we toch zagen dat hij doodsbenauwd was. Daardoor zitten wij nu in de ellende.’ [22] Ruben zei: ‘Heb ik jullie niet gezegd dat je je niet aan de jongen moest vergrijpen? Maar jullie wilden niet luisteren. Nu wordt ons zijn dood betaald gezet.’ [23] Ze wisten niet dat Jozef hen verstond, want hij maakte gebruik van een tolk. [24] Jozef liep bij hen vandaan, omdat hij zijn tranen niet kon bedwingen. Toen hij

terugkwam sprak hij nog kort met hen; toen koos hij Simeon uit en liet die voor hun ogen in de boeien slaan. [25] Daarna gaf Jozef zijn dienaren bevel om de manden van de mannen met graan te vullen, in ieders voerzak het geld terug te leggen en hun proviand mee te geven voor onderweg. Zo gebeurde het. [26] De broers laadden het graan op hun ezels en vertrokken.

[27] Toen ze aan het eind van de dag halt hielden, maakte een van hen zijn zak open om zijn ezel voer te geven. Daar lag zijn geld, boven in de zak! [28] ‘Ze hebben mijn geld teruggelegd,’ zei hij tegen zijn broers. ‘Kijk maar, hier in mijn voerzak.’ De moed zonk hun in de schoenen en ze keken elkaar verschrikt aan. ‘Waarom doet God ons dit aan?’ zeiden ze.

[29] Weer terug bij hun vader Jakob in Kanaän, vertelden ze hem alles wat ze hadden meegemaakt: [30] ‘De man die het in dat land voor het zeggen heeft, sprak ons bars toe en hield ons voor spionnen. [31] We zeiden hem dat we eerlijke mensen waren en dat we nooit spionnen zijn geweest, [32] en ook dat we met zijn twaalven waren, twaalf broers, allemaal zonen van dezelfde vader, maar dat één er niet meer was en dat de jongste bij u was, in Kanaän. [33] Toen zei die man: “Bewijs me dat jullie

(18)

de honger van jullie gezinnen te stillen, [34] en kom daarna bij me terug met jullie jongste broer. Dan weet ik zeker dat jullie geen spionnen zijn maar eerlijke mensen, en dan geef ik jullie je broer terug en kun je in dit land gaan en staan waar je wilt.”’ [35] Toen de broers hierna hun zakken wilden

leegmaken, ontdekte ieder van hen dat zijn geldbuidel erin lag. De schrik sloeg hun om het hart. Ook hun vader werd bang. [36] ‘Jullie maken mij kinderloos,’ verweet hij hun. ‘Jozef is er niet meer, Simeon is er niet meer, en nu willen jullie ook Benjamin nog bij me weghalen. Niets blijft me bespaard.’ [37] Ruben zei tegen zijn vader: ‘U mag allebei mijn zonen doden als ik hem niet bij u terugbreng. Vertrouw hem aan mij toe, ik breng hem bij u terug.’ [38] Maar Jakob weigerde. ‘Mijn zoon gaat niet met jullie mee,’ zei hij, ‘want zijn broer is dood, en hij is nog maar alleen over. Als hem onderweg iets zou overkomen, dan zou ik, die al zo oud ben, door jullie schuld van verdriet in het dodenrijk komen.’

(19)

Bronvermelding

-Aboeayoub (2008). Vertrouwen. Verkregen op 23 januari, 2013, van http://dimadima.nl/play-13567.html

-Armstrong, K. (1995). Een geschiedenis van God. Vierduizend jaar Jodendom, Christendom en Islam. Uitgeverij Anthos, Baarn.

-Bletz, J. (2013). Het voordeel van vertrouwen. Verkregen op 23 januari, 2013, van

http://jan.home.xs4all.nl/Publicaties/Hetvoordeelvanvertrouwen.htm

-Boas, H. & Colthof, Y. (1985). Wegwijs in het Jodendom. Stichting Jad Achat, Amsterdam. -Bulckens, J. & Roebben, B. (2002). Zin in leven. Leuven, België: Acco.

-De Schepper, J. (2006) Wat christenen geloven. Uitgeverij Lannoo NV, Tielt.

-Etsel (2009). Joodse wijsheden 23: het zoeken naar wijsheid. Verkregen op 23 januari, 2013, van

http://mens-en-samenleving.infonu.nl/levensvisie/34099-joodse-wijsheden-23-het-zoeken-naar-wijsheid.html

-Etsel (2010). Joodse visie: twijfelen dat God bestaat of op hem vertrouwen? Verkregen op 23 januari, 2013, van ( http://mijn-kijk-op.infonu.nl/mens-en-samenleving/65553-joodse-visietwijfelen-dat-god-bestaat-of-op-hem-vertrouwen.html Geraadpleegd op 23-01-2013).

-Hondebrink, J. (1999). Religie in een notendop. Prometheus, Amsterdam.

-Instituut voor Kanjertrainingen (2013). Algemene informatie kanjertrainingen. Verkregen op 5 augustus, 2013, van http://www.kanjertraining.nl/

-L. van ’t Hof, S. Huijbregts, W. Soepboer (2000) De hoofdmonnik rekent op mij; religieuze opvoeding

in het basisonderwijs. Giethoorn Ten Brink, Meppel.

-Marshall, T. (1999). Betere Relaties, hoe nieuwe relaties groeien en beschadigde relaties hersteld kunnen worden. Verkregen op 21 januari, 2013, van

http://www.stichting-promise.nl/artikelen/specifieke-pastorale-onderwerpen/vertrouwen.htm

-Nederlands Bijbelgenootschap (2008). NBV studiebijbel. Uitgeverij Jongbloed, Heerenveen.

-Welch, M.R., Sikkink, D., Sartain, E. & Bond, C. (2002). Trust in God and Trust in Man: The ambivalent Role of Religion in Shaping Dimensions of Social Trust. Verkregen op 5 augustus, 2013, van

http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/j.1468-5906.2004.00238.x/abstract

-Willebrord bijbel (2013). Jozefs zoons in Egypte. Verkregen op 1 november, 2012, van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wij vinden dat iedereen de kans moet hebben om iets van zijn of haar leven te maken.. Dat geldt ook voor mensen die naar Nederland vluchten voor oorlog

Door nu een forse stap terug te doen als overheid krijgen burgers niet alleen de ruimte weer meer dingen zelf te regelen, maar worden ze soms ook gedwongen tot eigen initiatief

De groep middeninkomens dient binnen de PvdA nadrukkelijk aandacht te krijgen; de afgelopen jaren heeft deze groep het steeds moeilijker gekregen door een stapeling

Niet alleen omdat de problemen die ontstaan door getto- vorming niet te overzien zijn, maar ook omdat we iedereen nodig hebben voor onze economie, omdat we alle talent willen

Het initiatief tot de ambtelijke fusie is door de individuele gemeenten dan ook primair gestart vanuit de verwachting dat dit positieve gevolgen heeft voor de kwaliteit en

Om het verhaal achter de documenten te horen, om tot inzicht in de werkelijke motieven voor en doelen met ambtelijke fusie te komen en om meer zicht te krijgen op de mate

Om zich alvast een beetje voor te bereiden op die grote reis, ontmoeten de Vlaamse misdienaars (14 tot 30 jaar) elkaar op 14 mei in Scherpenheuvel.. M eer dan 364 misdie- naars

● Zorgdragen voor samenwerking en afstemming binnen het SSH-veld op het gebied van digitale infrastructurele voorzieningen, zowel bij bestaande als bij nieuwe initi- atieven..