• No results found

Het kreatief ontwerp in architektuur en stedebouw : een psychodynamisch-kritische benadering

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het kreatief ontwerp in architektuur en stedebouw : een psychodynamisch-kritische benadering"

Copied!
293
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het kreatief ontwerp in architektuur en stedebouw : een

psychodynamisch-kritische benadering

Citation for published version (APA):

Polak, M. (1984). Het kreatief ontwerp in architektuur en stedebouw : een psychodynamisch-kritische benadering. Delftse Universitaire Pers. https://doi.org/10.6100/IR84155

DOI:

10.6100/IR84155

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1984

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl

(2)

. - 1·, ' <':.~;·

, .

.f-·~~:

..

<:.,i.t!'"'.'

~{1~~

.i.,

(3)

HET KREATIEF ONTWERP

IN ARCHITEKTUUR EN STEDEBOUW

(4)

Omslagtekening: M. Polak, 1962; analyse van het 'Raumplan' van Loos' ontwerp van het huis Müller te Praag.

Uitgegeven door de

Delftse Universitaire Pers Mijnbouwplein 11

2628 RT Delft (015) 783254

~1984 by Miehiel Polak, Hillegom.

No part of this book may be reproduced in any farm by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.

(5)

l

HET KREATIEF ONTWERP

IN ARCHITEKTUUR EN STEDEBOUW

EEN PSYCHODYNAMISCH-KRITISCHE BENADERING

PROEFSCHRIFT

ter verkrijging van de graad van doctor in de technische wetenschappen aan de Technische Hogeschool te Eindhoven,

op gezag van de rector magnificus, Prof.Dr. S.T.M. Ackermans, voor een commissie aangewezen door het College van Dekanen, in het openbaar te verdedigen op vrijdag 23 maart 1984 te 16.00 uur

door MICHIEL POLAK geboren te Leiden

(6)

Dit proefschrift is goedgekeurd door de promotoren Prof.Ir. H.M. Goudappel en Prof. P. Schmid Mag.Arch.

(7)

HET KREATIEF ONTWERP

IN ARCHITEKTUUR EN STEDEBOUW

EEN PSYCHODYNAMISCH-KRITISCHE BENADERING

MICHIEL POLAK

(8)

I

II

III

IV

V

VI

VOORWOORD

DE OPBOUW EN HET WAAROM VAN DE STUDIE

INLEIDING TOT DE

PSYCHODYNAMIEK VAN HET

ONTWERPEN VAN ARCHITECTUUR

EN STEDEBOUW

OVER DE PRENATALE PSYCHODYNAMIKA

VOORSPEL TOT EEN WERKWIJZE;

DE BI-POLAIR FLUCTUERENDE PSYCHE

DE ANALYSE VAN HET KREATIEF MOMENT

BESCHOUWINGEN OVER HET KREATIEF MOMENT

HET KREATIEF MOMENT IN HET LICHT VAN DE

PRENATALE PSYCHODYNAMIEK

DE VIER KENMERKEN VAN HET OCEANISCH ERVAREN

LITERATUUR

11

15

27

30

36

43

48

60

75

(9)

HET ONTWERP VAN DE

••

MINOISCHE NEDERZETTINGEN

INLEIDING

78

I

HET DYNAMISCH-KOSMISCHE IN DE MINOISCHE KULTUUR

81

a. HET STIERSPRINGEN

b. DE SITUERING VAN KNOSSOS c. HET HUISJE VAN ARCHANES d. DE 'TEMPLE-TOMB'

II

DE REEKS HEILIGE RUIMTEN VAN DE PALEISKOMPLEXEN

97

a. DE MAGAZIJNEN

b. HET PALEIS VAN MALLIA

c. DE MENSTRUATIEKULTUS

III DE MINOÏSCHE AARDEWERKDEKORATIES EN

'DIMENSIONALITY'

a. HET VEELHEIOS-MOTIEF b. DIMENSIONALITY

IV

HET ARCHITEKTONISCH-STEDEBOUWKUNDIG ONTWERP

VAN DE MINOISCHE NEDERZETTINGEN

V

a. DE MINOÏSCHE EN HELLADISCHE WONINGEN b. DE DIAGONALE RUIMTE

c. DE VERSCHIJNINGSVORM VAN DE WONINGEN d. DE MINOÏSCHE STAD IN HET LANDSCHAP

e. HET 'INSULAE-HOF' KONCEPT

f. BEBOUWINGSRICHTINGEN EN MAATBEPALINGEN

g. HET 'INSULAE-HOF' KONCEPT IN PALAIKASTRO, PHYLAKOPI EN KA RFI

h. HET MINOISCHE 'INSULAE-HOF' KONCEPT EN DE MYCEENSE GROEPERING VAN WONINGEN

GOURNIA; EEN IDEAAL-TYPISCHE OPZET VAN DE

MINOÏSCHE NEDERZETTING

SAMENVATTING

LITERATUUR

112

124

167

171

173

(10)

DE DYNAMISCH-KRITISCHE

BENADERING EN HET ONTWERP

VAN WOONGEBIEDEN EN

WONINGGROEPERINGEN

IN DEZE TIJD

INLEIDING EN OPBOUW

I

FRANKL'S KRITISCH SYSTEEM EN DE

PSYCHODYNAMISCHE IMPLIRATIES DAARVAN

II

SYNTHESE VAN FRANKL EN DE PSYCHODYNAMISCHE

BENADERING

III EEN KARAKTERISTIEK VAN HET ONTWERP VAN

WOONGEBIEDEN EN WOONGROEPERINGEN

IV

DE FACETTEN VAN HET ONTWERP VAN

WOONGEBIEDEN EN WONINGGROEPERINGEN

V

CASE-STUDIES

V.A ANALYSE VAN HET ONTWERP VAN BAKEMA'S

177

179

188

194

201

215

WOONGEBIEDEN EN WONINGGROEPERINGEN

216

V.B DE ANALYSE VAN ALISON EN PETER SMITHSON'S

ONTWERP VAN WOONGEBIEDEN EN

WONINGGROEPERINGEN

243

V.C DE ANALYSE VAN O.M.A. 'S ONTWERP VOOR HET

A.D.M. TERREIN IN AMSTERDAM

268

BIJLAGE

288

LITERATUUR

292

SUMMARY

293

HERKOMST AFBEELDINGEN

294

(11)

Deze studie is voor mij een doelgericht zoeken naar het realiseren van een dy-namisch mensbeeld in architektuur en stedebouw. Door deze vooringenomenheid kan zij geen waardevrije studie worden genoemd.

Dit zoeken had van meet af aan twee kanten: enerzijds de vraag "hoe ziet deze architektuur en stedebouw er uit?" en aan de andere kant de vraag: "wat zijn de kenmerken van het kreatieve proces die bij het ontwerpen van deze architektuur en stedebouw spelen, of zouden moeten spelen?" Deze twee vragen werden verbonden door de vooralsnog in-tuïtief gevoelde veronderstelling: een emotionele aanpak van het ontwerpen heeft de mogelijkheid in zich architek-tuur en stedebouw diè andere dimensie en dàt andere beeld te geven, dat ze tot realisatie van een dynamisch mens-beeld maakt.

In wat ik nu zie als het voorspel van deze studie, kwam bij mij een zoeken op gang naar dat 'andere' beeld van ar-chitektuur en stedebouw, hetgeen toen uitmondde in de tentoonstelling en het symposium "Autonome Architektuur"1. Dat zoeken werd aanvankelijk gedreven door een sterk gevoel van onvrede met (en weerzin tegen) wat als 'architektuur en stedebouw' gepresenteerd werd op de Af-deling Bouwkunde van de T.H. Delft (ja-ren '50 en begin '60) en een onvrede met het mensbeeld dat daarachter schuil ging.

Mijn leidraad was aanvankelijk een in-tuïtief zoeken naar zuiverheid en kom-plexiteit, waarmee ik mij richtte op de neo-klassieken en de dadaïsten: Boullée, Schinkel, Loos, van Doesburg. Misschien was het een vlucht, of een regressie uit het bouwkunde milieu van toen,

VOORWOORD

maar het werd voor mij een "reculer pour mieux sauter"!

In het analyseren van de ontwerpen van de zojuist genoemde architekten ervaar-de ik voor het eerst dat architektuur en stedebouw emotioneel iets kunnen doen, en dat in hun ontwerpen tot voor-stelling werd gebracht wat in de emo-t~e van de ontwerper leefde. Bij mij kwam het idee op, dat die emotionele processen verklaard zouden kunnen wor-den, en dat ze wellicht wetmatigheden zouden vertonen.

De ervaringen bij dat 'emotioneel' ana-lyseren van de ontwerpen bleken van een zelfde aard als de emotionele erva-ringen bij het eigen ontwerpwerk en bleken elkaar ook vruchtbaar te beïn-vloeden. Het idee ontstond dat de ana-lyse van architektuur en stedebouw van de kant van het ontwerpen aangepakt moest worden en dat het de kennis van ontwerpmogelijkheden èn van 'emotione-le' mogelijkheden in zich zou moeten verenigen. Daarmee werd de verbinding gelegd naar de analyse van het kreatie-ve ontwerpproces.

Mijn idee om aansluiting te zoeken bij de psychodynamika was niet een zoveel-ste poging (begin jaren '70) om met be-hulp van een der menswetenschappen de krisis in en de onvrede met architek-tuur en stedebouw op te lossen. Nee, de achtergrond van dat idee was enerzijds de eigen emotionele ervaring met archi-tektuur en stedebouw en anderzijds het herkennen van emotionele bewogenheid in het ontwerpen, zoals dat in mijn eigen werk speelde en zoals ik dat ook bij anderen tegenkwam. Die ervaringen wilde ik onderzoeken en de achtergronden daarvan aan het licht brengen.

(12)

In het universitaire kursusjaar '73-'74 ontstond samenwerking met de psycho--analytikus Dr. M. Lietaert Peerbolte. Op de afdeling Bouwkunde (T.H. Delft) werd gezamenlijk een reeks van 10 kol-leges opgezet onder de titel: "Psycho-dynamika in architektuur"2. De aanzet tot deze samenwerking was niet toeval-lig, maar werd geleid door een intuï-tief zoeken en vinden. De psychodynami-ka, voorzover ik daarmee kennis maakte, bleek zich juist bezig te houden met het emotionele 'hoe en waarom' van ruimte en had daar een eigen visie op ontwikkeld.

Daardoor kon heel direkt de relatie wor-den gelegd tussen architektuur en psy-chodynamika: tussen het ontwerpen van ruimte en de kennis van de dynamiek van de psyche.

Het nader formuleren en het uitwerken van die relatie kwam na de gastkolle-ges, in de loop van enkele jaren, in samenwerking met Lietaert Peerholte tot stand. De afronding van deze studie heeft hij niet kunnen meemaken omdat hij in juni '82 overleed. Kort tevoren werd nog intensief overlegd over de in-houd van dit werk. Hij zou als koproma-tor optreden.

Ik wil nu in een korte schets de ontwik-keling van onze samenwerking aangeven. Daarin wil ik laten doorklinken hoe hij bij dit werk gedreven was door de over-tuiging dat het dynamisch denken over mens en ruimte ooit tot realisatie kon komen in architektuur en stedebouw. Het begin van de samenwerking met Lie-taert Peerholte ligt bij de gastkolle-ges die ik zojuist noemde en zijn be-zoeken aan het atelier 'stad-huis-land-schap'. Wat daarvan in de herinnering blijft is zijn intuïtief en stimulerend inspelen op het ontwerpwerk: de emotio-nele 'plekkenplannen'.

Wij lieten hem onze architektonische kennis en inzichten zien in positieve èn in negatieve zin. Hij hoorde dat kri-tisch aan en uitte onverbloemd zijn re-akties. Hij was evenzeer geschokt door

de benepenheid van de Delftse School, als door de eenzijdigheid en sterili-teit van de funktionalisten. Ook daar-door, zag hij het eigenlijk als een op-dracht om vanuit zijn discipline mee te werken aan een dynamische en niet-ding-matige 'bouwfilosofie'.

Het samenwerken kon na die eerste perio-de echter niet zo worperio-den voortgezet als wij in onze hoog gespannen verwachting-en gewverwachting-enst haddverwachting-en. Achteraf bleek dat wel verklaarbaar uit de te grote ver-schillen in nivo's van abstraktie tus-sen het denken van een psycho-analyti-kus en een architekt. Zijn verhaal werd wèl aangevoeld, zelfs met enthousiasme, maar niet genoeg doorvoeld en begrepen om er in het ontwerpen iets mee te kun-nen doen. We zochten misschien naar een te direkte interpretatie in architek-tuur en stedebouw, en gedreven door de eigen emoties werden die interpretaties te persoonlijk gekleurd, iets dat inhe-rent was aan het pionierskarakter van die eerste fase van het onderzoek.

Er volgde een periode van bezinning; te-rug in de geschiedenis ... Een case-stu-dy van de Minoïsche kultuur toonde mij de realisatiemogelijkheden van het be-wustzijn van ruimtelijkheid, zoals dat door een hele kultuur werd gedragen, en vooral de mogelijkheden voor archi-tektuur en stedebouw om ruimtelijk tot een volledige ontplooiing te komen. Wat we daarvóór in fragmenten en in aan-zetten herkenden in het werk van enkele kunstenaars, architekten en stedebouw-ers kwam nu in de Minoïsche kultuur in samenhang naar voren. Dat onderzoek re-sulteerde in de publikatie "De Mino-ïsche kultuur als toetssteen" en daarna in de studie "Het ontwerp van de Mino-ïsche nederzettingen"3•

Bij het bestuderen van de Minoïsche kultuur kwam mijn samenwerking met Lie-taert Peerholte tot volle ontplooiing. Wij beseften beiden dat het interprete-ren van dit vrijwel onontgonnen terrein uniek was, vooral omdat wij gaandeweg zicht kregen op een kultuur die in géén van haar uitingen een spoor van

(13)

doods-Analyse van het 'Raumplan' van Loos' ontwerp voor het huis MUller te Praag (schets M. Polak, 1962).

"Im 'Raumplan' liegen die Trep-pen so dass die Padesten gleieh-zeitig die Zugänge zu den ver-schieden hochliegenden Raum-teilen bilden" (tekst van Loos, 1962) .

Beelden en teksten van de tentoonstelling

"Autonome architectuur",

Delft, 1963.

" ... zoeken naar een dynamisch

mensbeeld in architectuur en stedebouw".

Van Doesburg' s elementaire kon- ..J,,

tra-kompositie (1926).

"Zoals de zucht naar verrijking van ons ruimtebegrip ... ons voorstellingsvermogen steeds met een nieuwe dimensie ver-rijkt door steeds een nieuwe richting ten opzichte der reeds bekende afmetingen in te nemen

....• " (schets en tekst van Van

(14)

drift (thanatos) vertoonde maar met een overtuigende kracht, de realisatie van ruimtelijkheid (oceanos) liet zien. Dit inspireerde en bewoog Lietaert Peerbol-te. Het korrespondeerde immers met wat hij als empirisch theoretikus in zijn vakgebied ontdekt had: oceanos als pri-maire drift in plaats van Freud's tha-natos!

De studie van de Minoërs had het karak-ter van een ontdekkingsreis. We inter-preteerden kultusbeeldjes en gebouwen als gerealiseerde uitingen van het onbe-wuste, alsof het dromen waren. Het was een associatief zoeken en verbanden leg-gen met vaak door een hypothese,een

noten

l Schrijver was initiatiefnemer en uit-voerder (in samenwerking met P.G. Gong-grijp en J. Leering) van de tentoon-stelling en het symposium 'Autonome Ar-chitektuur'; Prinsenhof Delft, 1962. 2 Van Lietaert Peerbolte's hand

versche-nen de diktaten: "Waarom psychodynami-ka en architektuur?" en "Het kreatief moment", Delft, 1973-1974.

sprong vooruit. Wat nog schemerig was kreeg zodoende extra diepte om dan vol-ledig bewust te worden. In deze studie is het resultaat van die samenwerking neergelegd middels een doorwerking waar-in het denken over architektuur en ste-debouw een eigen gestalte heeft gekre-gen en tot een afgerond werkstuk heeft geleid.

Het is een studie waarin zich een eigen manier van werken ontwikkeld heeft en waarin dit aldoende tot zelfstandigheid is gekomen. Een andere 'bouwfilosofie' is daarmee konkreet geworden en ik neem de lezer graag mee om hem dat te laten zien en hem daaraan te laten deelnemen.

3 'De Minoische kultuur als toetssteen' werd eerst gepubliceerd in het kongres-boek 'Strategie van de prenatale erva -ring' (Antwerpen, 1980~

(15)

DE OPBOUW EN HET WAAROM

VAN DE STUDIE

DE OPBOUW

Het onderzoek naar aard en mogelijkhe-den van de emotionele inbreng bij het ontwerpen van architektuur en stedebouw en het onderzoek naar het gebruiken, in emotionele zin, van architektuur en ste-de bouw kan als het globale doel van ste- de-ze studie worden gezien.

In dit studiegebied is een manier van onderzoek gekozen die we kunnen karakte-riseren als de ontwerpanalyse van archi-tektuur en stedebouw op psycho-dynami-sche leest. Daarbij gaat het erom een instrument, een werkwijze te ontwikke-len om de emotionele inbreng, als zo-juist genoemd, te kunnen onderzoeken en om daarvan de wetmatigheden en de moge-lijkheden aan het licht te brengen. In het voorwoord is al aangegeven in welke sfeer, met welke drijfveren en on-der welke invloeden deze studie is ver-lopen. Wij willen nu met het stellen en beantwoorden van enkele vragen de gebie-den aangeven waarop deze studie zich be-weegt en vervolgens de opbouw ervan be-schrijven.

In de eerste plaats rijst de vraag: 'Wat moeten we verstaan onder 'ontwerp-analyse van architektuur en stedebouw op psychodynamische leest?'. Die vraag kunnen we splitsen in twee quotes: Wat is analyse van de psyche? en: Wat is ontwerpanalyse? .

Met de eerste vraag hebben wij ons tot de psychodynamika gewend, en wel met na-me tot de prenatale psychodynamika. Dat had tot konsequentie een aanpak, een ma-nier van analyseren die zich richt op de dynamiek van de psyche: de psycho-dy

-namiek1. In het geval van deze studie wil dat zeggen: de analyse van de dyna-miek van de psyche bij het ontwerpen en gebruiken van architektuur en stedebouw. En wij richten ons vooral op het ont-werp (ontont-werpanalyse), omdat bij het ontwerpproces de emotionele inbreng meer expliciet aan het licht komt dan bij het gebruik. Aan de hand van de pro-dukten van het ontwerpproces kunnen wij

juist de psychodynamiek van hun ont-staan analyseren2.

Met die intentie richten wij deze studie op de p~ychodynamiek van het ontwikke-len van de idee en het bepaontwikke-len van ruim-te en beeld van archiruim-tektuur en sruim-tede- stede-bouw: op de psychodynamiek van het ces van het ontwerpen. Dit kreatieve pro-ces willen wij dé-mystificeren, de

drijfveren ervan leren kennen door het te ontleden, door het op zichzelf en niet ondergeschikt aan maatschappelijke en kulturele faktoren te bezien. En we zoeken naar de wetmatigheden van dit pro-ces om die te ontwikkelen tot individue-le beoordelingskriteria3•

Het antwoord op de vraag: 'Wat is ont-werpana]yse?' is zojuist al gedeelte-lijk gegeven. Maar afgezien van het psy-chodynamisch aspekt van de ontwerpanaly-se was er in deze studie en in het voor-spel daarvan, heel duidelijk een eigen richting die voortkwam uit een persoon-lijk ontwikkelingsproces; een empirische manier van werken! Deze analyse had na-melijk van het begin af aan een

duide-lijke karakteristiek: het opvatten van

archite~tuur en stedebouw als autonome fenomenen en als autonome disciplines, met een eigen ontwikkeling en eigen

(16)

wet-matigheden. Dat blijkt, achteraf gezien, niet toevallig: het autonoom opvatten van architektuur en stedebouw maakt juist het samengaan met een psychodyna-misch uitgangspunt goed mogelijk.

Frankl en Kaufmann, volgelingen van de Weense school in de moderne kunstge-schiedenis4, werken met een dergelijk idee over de autonomie van architektuur. Paul Frankl richt zich met name op de formele elementen van architektuur (de architektonische kategoriën), die hij beschrijft met polariteitenparen. Hij komt daarmee tot het naar inhoud be-schrijven van deze elementen; autonoom en losstaand van voorop gestelde (b.v. door symbolisme bepaalde) ideeën daar-over (Frankl, 1914).

Door Freud werd, ongeveer in dezelfde tijd (en op dezelfde plaats), op een vergelijkbare manier, de idee ontwik-keld omtrent de autonomie van de psyche: libido! Een begrip dat hij eveneens zag in een spanningsveld tussen polaritei-ten: eros - thanatos.

In deze studie wordt uitgegaan van de autonomie van architektuur en stedebouw èn van de autonomie van de psyche: de psychodynamiek. De ene autonomie als voorwaarde voor de andere; en beide als exponenten van een dynamisch mensbeeld. Na deze inleidende beantwoording van de gestelde vragen beschrijven wij nu in het kort de opbouw van de drie delen van deze

studie.

deel A:

inleiding tot de psychodynamiek

van het ontwerpen van

architektuur en stedebouw.

Dit deel van de studie behandelt eerst enkele overeenkomsten en verschillen tussen de prenatale psychodynamika en de Freudiaanse psychoanalyse, waarbij de aandacht vooral wordt gericht op het

'oceanisch ervaren' als primaire drift. Met dat uitgangspunt wordt het kreatief proces (kreatief moment) in fases geana

-lyseerd en aan de hand daarvan worden kriteria ontwikkeld om toe te passen op het kreatief proces van het architekto-nisch en stedebouwkundig ontwerpen. Ook wordt op de doorwerking van de prenata-le psychodynamiek in het kreatief pro-ces ingegaan, en in het bijzonder op het 'oceanisch ervaren' als uitgangs-punt voor het ruimtebeeld in het archi-tektonisch en stedebouwkundig ontwerp. Vervolgens worden de kenmerken van dat oceanisch ervaren besproken en geïllus-treerd, en in verband daarmee wordt een

'ruimte definitie' ontwikkeld en verge-leken met andere voorstellingen van ruimte (ruimte-beelden). Bovendien wor-den deze kenmerken in deel C van deze studie gebruikt als toetsingskriteria van de gemoedsgesteldheid van het ar-chitektonisch-stedebouwkundig ontwerp.

deel B:

het ontwerp van de minoïsche

nederzettingen.

In het tweede deel van deze studie wordt getoond wat de mogelijkheden zijn van het kreatief ontwerpproces van architektuur en stedebouw in de Minoïsche kultuur. Verschillende uitingen van de Minoïsche kultuur worden met de Myceense kultuur vergeleken. We hebben ons echter vooral op de Minoïsche kultuur gericht. Bij de-ze vergelijkingen wordt onderzocht wat het beeld is van architektuur en stede-bouw bij een volledige, dan wel onvolle-dige ontplooiing van het kreatief ont-werpproces van deze twee verschillende met elkaar in verband staande kulturen. Aan de ene kant laat de Minoïsche ar-chitektuur en stedebouw zien, hoe het ontwerpproces zich optimaal kan ontwik-kelen en meewerken aan een door de kul -tuur gedragen kosmisch bewustzijn en een door de kultuur gedragen individua-tieproces, in Jungiaanse zin. Ander-zijds geeft het ontwerp van de Myceense architektuur en stedebouw uiting aan emotionele remmingen (verstoringen van het kosmisch bewustzijn) die een

(17)

optima-le ontplooiing van kreativitteit in de weg staan. De verschillen tussen de

psy-chodynamiek van de twee kulturen werpt bovendien een ongekend licht op enkele stedebouwkundige patronen die veel toe-gepast worden vandaag de dag.

deel C:

de dynamisch-kritische-benadering

en het ontwerp van woongebieden

en woninggroeperingen in deze

tijd.

In dit deel van de studie wordt eerst een wijze van beschrijven en toetsen ontwikkeld van het architektonisch-ste-debouwkundig ontwerp van woongebieden en woninggroeperingen, en vervolgens toegepast in een aantal case-studies van het werk van hedendaagse ontwer-pers.

Voor het ontwikkelen van deze beschrij-vings- en toetsingswijze wordt het

'kritisch systeem' 5 van de architektuur-bistorikus Paul Frankl, in geamendeerde vorm, met de psychodynamische toetsings-kriteria (deel A) samengevoegd tot een eigen werkwijze met een psycho-misch èn kritisch karakter: de dyna-misch-kritische-benadering.

Deze benadering houdt in dat de emo-tionele gezindheid van de elementen van het architektonisch-stedebouwkundig ont-werp (voortkomend uit het toepassen van Frankl's kritisch systeem) getoetst wordt met de kenmerken van het ocea-nisch ervaren (deel A).

De in dit deel van de studie uitgevoer-d€ case-studies zijn gericht op het ar-chitektonisch-stedebouwkundig ontwerp van woongebieden, zoals die vandaag de dag in samenhang met (en als onderdeel van) oude en nieuwe nederzettingen

(steden, dorpen, etc.) worden gebouwd. Daarbij is in de eerste plaats de keus gevallen op het werk van twee ontwer-pers die tot een architektonisch-stede-bouwkundige stroming behoren die nog maar net 'historie' is: Team X! Deze

studies betreffen het werk van Bakerna en van de Smithsons. Ontwerpers van wie het werk vooral gericht was op het zoeken naar andere vormen van wonen, in nieuwe koncepten van woongebieden en woninggroe-peringen.

De derde case-study betreft het ontwerp voor een woongebied in Amsterdam-Noord van het Qffice for ~etropolitan !rchitec-ture (O.M.A.).

De ontwerpers van O.M.A. zijn heel dui-delijk van een andere generatie dan de voorgaande twee. Zij komen niet voort uit een van de Nederlandse opleidingen en zijn dientengevolge ook minder be-trokken bij wat de laatste tijd in de nederlandse woningbouw 'bon ton' is: in-spraak, stadsvernieuwing, eko-benadering, etc .. O.M.A. wil daarentegen in zijn werk iets van de metropool realiseren, door zijn ontwerpen op te bouwen uit zowel surrealistische als konstruktivistische beelden: Dali, Leonidov, Taut, Frank L. Wright, etc ..

de betekenis van architektuur

en stedebouw

De begrippen architektuur en stedebouw werden hier al verscheidene malen ge-bruikt, zonder dat hun betekenis vastge-steld werd. Wij willen nu een beschrij-ving geven van deze begrippen, die ech-ter bepaald niet als waardevrije defini-definities moeten worden gezien, maar het karakter hebben van 'beschrijvingen om mee te werken' (werkdefinities) en als ge-volg daarvan getekend zijn door de wij-ze waarop wij architektuur en stedebouw in deze studie benaderen.

Voor de beschrijving van het begrip ar-chitektuur gaan wij uit van wat de dik-tionaires Webster (Webster, 1971) en Van Dale hierover zeggen:

Architecture (Web ster): "The art or science of building".

Architektuur (Van Dale): "De kunst en de leer van het ontwerpen en uitvoeren van bouwwerken".

(18)

overeen, en geven beide architektuur de betekenis van een 'kunst' (of kunde). Webster noemt architektuur bovendien:

" .. that branch of the fine arts .. ", wat

overeenkomt met de betekenis van het uit het Grieks stammende techonos (Web-ster): "The art of constructing with utility, and taste". Deze betekenissen

rechtvaardigen het nu aan architektuur de betekenis van kunst te verbinden. Wat echter niet wil zeggen dat daarmee de betekenis van architektuur als 'kunde' of 'leer' (science) wordt uitgesloten. Van Dale geeft de volgende beschrijving van kunst: "Het vermogen dat wat in

geest of gemoed leeft, of daarin gewekt

is, tot uiting of voorstelling te breng-en op ebreng-en wijze die schoonheidsantroe-ring kan veroorzaken".

Deze beschrijving doet wel omslachtig en ouderwets aan, maar is goed bruik-baar, omdat hij van de juiste gedachte uitgaat. Omdat aan kunst als vermogen om te uiten direkt wordt verbonden dat het (kunst)produkt effekt heeft in de zin van 'ontroering kunnen veroorzaken'.

Daarmee geeft Van Dale's beschrijving een zelfstandigheid (autonomie) aan het door dat 'vermogen' gemaakte (de kunst), en spreekt zich dan ook niet uit over enig verband tussen 'wat in geest of ge-moed leeft' en de 'ontroering die wordt veroorzaakt' .

Wij kunnen deze beschrijving vereenvou-digen door daarin 'geest of gemoed' te vervangen door 'emotie' en door 'de ont-roering' los te maken van 'schoonheid'

(reminiscentie van een 19e eeuws schoon-heidsideaal), en komen dan tot:

kunst: "het vermogen dat wat emotioneel

leeft tot voorstelling te brengen, op een wijze die ontroering kan veroorza-ken". Deze beschrijving is toe te

pas-sen op architektuur en stedebouw; wat dan het ontwerpen van architektuur en stedebouw dezelfde betekenis geeft als

'het vermogen' in de beschrijving van kunst.

Het zij herhaald; dat deze beschrijving de betekenis van architektuur en stede-bouw in de zin van 'kunde' en gericht

op 'utility' (Web ster) bepaald niet uit-sluit. Wij gaan er juist van uit, dat in het ontwerpen 'utility' en 'art' met elkaar verbonden zijn.

Voor de betekenis van het begrip 'stede-bouw' hebben wij de 'Inleiding tot de planologie' van Prof. G.J. v.d. Berg

(V.d. Berg, 1981) geraadpleegd; welis-waar is dit geen diktionaire, maar door zijn uitvoerige beschrijving van de 'ba-sisbegrippen' wordt dit werk van V.d. Berg als gezaghebbend erkend.

Stedebouw: "het ruimtelijk6 vormgeven

aan een groep gebouwen, ten opzichte

van elkaar en van de onbebouwd (te

hou-den) terreinen ertussen en eromheen,

met het oog op een wijder ruimtelijk

verband". De gelijkwaardigheid van het vormgeven van 'een groep gebouwen' en van 'de onbebouwd(e) .. terreinen', valt in deze beschrijving op. Wanneer V.d. Berg opmerkt: "stedebouw is dus van

technisch-esthetische aard", dan slaat

dat uiteraard zowel op de gebouwen als op de terreinen ertussen.

Het is gegrond te stellen, dat de 'es-thetische aard' van de stedebouw over-eenkomt met de betekenis in de zin van

'kunst' die architektuur kan hebben. Dientengevolge zal dan wat hier over het ontwerpen van architektuur gesteld

is, ook op het ontwerpen van stedebouw kunnen slaan.

De gemeenschappelijke aandacht voor de ruimtelijke vormgeving (waar V.d. Berg ook op wijst) en het esthetisch (kunst-zinnige) van beide disciplines, maar vooral het feit dat beiden zich met

'bouwen' bezig houden, maakt het moge-lijk te stellen dat het verschil tus-sen architektuur en stedebouw slechts betrekking heeft op de schaal, de maat van het gebied waarin gewerkt wordt. Vergelijken we op dit punt de beschrij-ving van stedebouw (V.d. Berg) met die van architektuur (Van Dale), dan valt op dat de een spreekt van: "vormgeving

van een groep gebouwen" en de ander: "het ontwerpen van bouwwerken"

(19)

Berg terecht op: "Het begrip

'stede-bouw' moet men derhalve ... betrekken . . . op elke plaats of nederzetting; het slaat ook op een dorp of gehucht, of op een rekreatiekomplex". Bovendien

vult V.d. Berg zijn beschrijving aan met: "stedebouw . . . heeft mede een

ci-vieltechnische . . . en een kultuurtechni-sche dimensie. Gebouwen en andere in-gerichte Tuimten vragen n.l. om ont-sluitingen . . . ('infras_truktuur') etc.".

Deze aanvullingen zijn nodig, omdat V.d. Berg in zijn beschrijving alleen het ruimtelijk voorgeven noemt. Wanneer hij in zijn beschrijving bovendien het ont-werpen van het materieel-strukturele7 èn v~n de verschijningsvorm had genoemd, dan hadden deze aanvullingen slechts een specificerend karakter gehad. Het lijkt n.l. juister in de beschrijving van het begrip stedebouw, naast het ruimtelijk vormgeven het ontwerpen van het materieel-strukturele (bijv. ont-sluitingen, wegen, groen, etc.) alsmede het ontwerpen van de verschijningsvorm

(het beeld van de stedebouw), óàk te noemen. Het achterwege laten kan n.l. de suggestie wekken dat deze items niet bij het stedebouwkundig ontwerpen, maar bij andere disciplines behoren.

In het hier gestelde zijn alle zijwegen niet uitputtend behandeld. Het gaat er ons om zodanig richting aan de begrip-pen 'architektuur' en 'stedebouw' te ge-ven, dat er in deze studie mee gewerkt kan worden.

Het voorop stellen van de emotie in de beschrijving van het begrip 'kunst' o-pent de mogelijkheid tot het betrekken van de psychodynamika op architektuur en stedebouw.

HET WAAROM:

"L'ARCHITECTURE C'EST

POUR :f:MOUVOIR" (LE CORBUSIER)

8

Waarom deze studie, waarom ontwerpana-lyse? Wat is de drijfveer erachter? Wat

is de draagwijdte? Die vragen willen wij heel direkt beantwoorden met de uit-roep: "l'Architecture c'est pour

émou-voir!" (Le Corbusier, 1921). Dit

state-ment van Le Corbusier is een goed start-punt voor deze studie, want het geeft een heel persoonlijke en direkte verhou-ding tegenover architektuur weer; het

'is er' om te ontroeren, om aan te grij-pen! De emotie, die door architektuur teweeg kan worden gebracht, staat hier voorop; dat is het verrassende, het frisse van deze uitroep. Dit uitgangs-punt kan iedereen zich eigen maken,

iedereen kan er in meevoelen en zijn emotie erin de vrije loop laten.

Laten we eens beginnen de emotie op die manier voorop te stellen. We kunnen dan zien wat die emotie is en welke beteke-nis architektuur en stedebouw dan voor ons blijken te hebben of voor ons zou-den kunnen hebben. Dan heeft het zin te gaan kijken hoe de aard en de werking van zo een emotie zijn welke drijfveren daarin schuil gaan en hoe die emotie gerealiseerd is in architektuur en ste-debouw, hoe zij daarvan de beweegreden vormt.

Het "émouvoir" door architektuur en ste-debouw kan schokkend zijn, zoals we dat misschien maar een enkele keer meemaken, een konfrontatie die zo ontroert dat het iets wezenlijks raakt: wat dat ook moge zijn!

Tussen dat "émouvoir" en een simpel zich wel bevinden: "ik ben hier graag, het is hier mooi", ligt een heel skala van emoties, kalme en impulsieve emo-ties, maar ook angsten en bevrijdingen, wat al niet!

Le Corbusier stelt: "architektuur en

stedebouw zijn er om ons iets te doen",

'om ons emotioneel wakker te schudden' lijkt hij daarmee te willen zeggen. En aan het statement van het CIAM-kongres in Bridgewater9 voegt Bakerna toe: " ...

and stimulates his (men's) spiritual growth".

Er spreekt uit deze twee statements van Le Corbusier en Bakerna (wij zien ze in

(20)

elkaars verlengde) een idee over de zelfstandigheid en de autonomie10 van architektuur en stedebouw omdat zij zich, in eerste instantie, niet over de aard van die emotie uitspreken. Zij stellen dat die emotie bestaansrecht geeft aan architektuur en stedebouw, welke dan 'spiritual growth' kunnen stimuleren.

In dat laatste klinkt iets door van een "Utopia", van een boodschap! Dat is bij Bakerna weliswaar sterker dan bij Le Cor-busier11. Beide statements hebben iets van: architektuur doet ons iets ... daar

worden we emotioneel (geestelijk) rij-ker van ... een vollediger mens: 'spiritu-al growth'!

Dit streven naar een ideaal heeft steeds de mogelijkheid in zich dat er een af-stand ontstaat met het 'leven hier en nu'. Ik wijs hier op die mogelijkheid, omdat het er om gaat waar de aandacht valt: op de groei, de weg van het emo-tionele streven, of op ' w a a r n a a r t o e' gegaan wordt.

Daar geeft Bakerna iets van aan door het een "spiritual growth" te noemen. En dan rijst direkt de vraag wat 'spiritu-al' is en wat dekriteria daarvoor zijn. Dergelijke gedachten komen naar voren,

als wij van buitenaf een norm stellen

en begin en eind van het proces sta-tisch bekijken.

Maar als de aandacht gericht is op de dynamiek van het proces en als die dy-namiek bekeken wordt met een dynamisch beoordelingskriterium dat strikt indi-vidueel is, d.w.z. afhankelijk van de-geen die het proces 'maakt en meemaakt', dan gaan we niet uit van een ideaal beeld maar van het individu zelf, zijn mogelijkheden, zijn realiteit en zijn potentieel.

Wij gaan hier zo uitgebreid op deze

ver-schillende uitgangspunten in, omdat het

de kern raakt van het 'hoe en waarom' van deze studie. Aan de ene kant willen wij duidelijk afstand nemen van het

streven naar een zgn. 'betere wereld',

een toekomst die door een emotionele wisselwerking met architektuur en

stede-bouw bereikt zou kunnen worden. Aan de andere kant distantiëren wij ons van het uitgangspunt dat o.a. uit de fenome-nologische benadering12 spreekt.

Dat uitgangspunt kunnen wij karakterise-ren met het volgende citaat van Lenelis Kruse: " . . . immer bleibt mein Leib der Mittelpunkt, auf den der Raum . . . bezogen bleibt" (Kruse, 1974). Uit deze

zinsne-des spreekt hoe ruimte alléén in het 'hier en nu' wordt beleefd, een uit-gangspunt dat een beperking inhoudt van de wensen en mogelijkheden van het onbe-wuste en van de verbeelding.

In deze studie ligt de nadruk op het 'worden', de weg die de emotie gaat in het proces van de kreativiteit. Dat is een konsequentie van het zien van emo-tie als psychische energie, in het ver-lengde van een dynamisch en niet-antro-pocentrisch mensbeeld.

Toch blijft de vraag waarom; als het dan niet gaat om het zicht op een

eind-doel, maar alleen om de dynamiek van het emotioneel omgaan met architektuur en stedebouw, waarom analyseren we die psychodynamiek dan?

Het doel van die analyse ligt in de mo-gelijkheid die zij biedt om de psycho-dynamiek van het ontwerpen te leren ken-nen. Dat houdt in, het leren kennen van het potentieel èn van de verstoringen van dat proces; de stimulansen èn de ha-peringen daarvan.

Het op die manier leren kennen van het kreatieve proces, kan de dynamiek ervan

'uit de verf laten komen'. Uiteindelijk kan dat de ontwerper de mogelijkheid geven tot zelfontplooiing te komen, door het bewust worden van zijn versto-ringen,

Maar anders dan bij de Freudiaanse psy-choanalyse wordt door ons niet beoogd deze analyse therapeutisch te laten zijn.

Het gaat ons niet om goed of slecht, er is geen mooi of lelijk, er is alleen de weg die het kreatieve proces gaat. Sterker zelfs: we zien vaak dat, wan-neer zich in het begin van het proces

(21)

:H,

~

--\

Twee bladen uit schetsboeken van Le Corbusier, 1918.

"L'Architecture c'est pour émou-voir", Le Corbusier, 1921.

Schets van Bakema; gemaakt ten tijde van de demokratisering van de afdeling Bouwkunde, T.H. Delft, in 1968.

"Architecture stimulates men's spiritual growth", Bakema, 1968.

(22)

onvermogen juist leidt tot een gedreven zoeken en intuïtief vinden van oplos-singen, die het eigen probleem te boven gaan, en die bovendien meewerken aan, deel zijn van, het evolueren van de kul-tuur.

Zowel wat positief is (meewerkend, sti-mulerend) als wat negatief is (tegen-werkend, blokkerend) in het proces van het kreatief ontwerpen, beide tonen zich in het produkt ervan. En via de produkten van zijn kreativiteit gaat de ontwerper, een relatie aan met de kul-tuur. Er ontstaat een wisselwerking tussen ontwerper en kultuur, die zowel positieve als negatieve kanten kan heb-ben, die zowel ik-bevestigend en ver-ruimend kan werken, als ook een gevoel van tegengewerkt en beperkt te worden kan geven.

Het gaat ons er om na te gaan hoe die wisselwerking met de kultuur, via het onbewuste, in het ontwerpproces kan spelen en in de produkten daarvan tot uiting kan komen. Wij doen dat door het kreatief proces van de enkeling, de ont-werper zelf, te analyseren, om daarmee óók het werk van de groepering, de stro-ming, de kultuur, waar hij deel van uit-maakt, te leren kennen en zodoende zicht te krijgen op de emotionele drijf-veren die daarin spelen.

Wij zijn dit 'waarom?' begonnen met een roep om emotie bij het ontwerpen en ge-bruiken van architektuur en stedebouw. Daarin schuilt misschien een ietwat na-ief vertrouwen in het uiteindelijke re-sultaat van een sterke, emotionele be-trokkenheid bij het ontwerpen.

Dat kan zo zijn, maar dat vertrouwen is er, omdat de prenatale psychodynamiek een heel ander licht heeft geworpen op de dynamiek van het emotionele proces dat zich voltrekt bij het kreatief ont-werpen. Het gaat daarbij om een heel an-der uitgangspunt ten aanzien van ruimte dan impliciet is aan de klassieke, Freu-diaanse psychoanalyse.

Door het onderzoek van de prenatale psy-cho-dynamiek bleek n.l. dat het

indivi-duatieproces gestuurd wordt door een drift met een ruimtelijk karakter, die zich wil ontwikkelen tot een bewustzijn omtrent ruimtelijkheid.

In de psychodynamika is die ontwikke-ling revolutionair, maar dat is het evenzeer voor de ontwerpers van de ge-bouwde omgeving. Daarom willen wij in deze studie nagaan hoe dat, van oor-sprong prenatale, streven naar ruimte-lijkheid zich kan realiseren in het ont-werp van architektuur en stedebouw; wat de weg van die dynamiek is en wat het potentieel en de mogelijkheden ervan zijn.

Door deze ontwikkelingen is het streven naar ruimtelijkheid erkend als een pri-maire drift en kunnen de kenmerken er-van benoemd worden. Waar het naar toe gaat is alleen te omschrijven als: 'de individuatie van het bewustzijn van ruimtelijkheid'.

Dit is het pad waarlangs deze studie gaat, de leidraad en het waarom ervan. En dat begint met te stellen: "l'archi-tecture c'est pour émouvoir", en vervol-gens met dat er in die emotie propulsie

(stuwing) zal moeten zijn om het krea-tieve proces zich te laten ontwikkelen. De kennis, o.a. opgebouwd door de pre-natale psycho-dynamika, omtrent de emo-tionele processen die naar het ruimte-lijk ervaren kunnen leiden, willen wij gebruiken om daaruit kriteria af te leiden voor de ontwerp-analyse van ar-chitektuur en stedebouw. We noemen dat een 'emotionele ontwerpanalyse', om aan te geven dat emotie het startpunt is dat het ervaren van ruimtelijkheid in zich heeft en dat tot een ruimtelijk bewustzijn kan leiden.

(23)

noten

1 2 3 4 5

Omdat 'psyche', 'emotie' en 'psychodyna-miek' hier veelvuldig worden gebruikt, een korte beschrijving van deze begrip-pen (naar Van Dale):

psyche (klassiek) "de ziel als zetel der

bewustzijns-verschijnselen". Ook: innerlijk, binnenste, het gemoed, het

onbe-wuste.

emotie gemoedsbeweging,

aandoe-ning. Emotie is dus de 'beweging' van het

ge-moed, van de psyche.

psychodynamiek: het spel der krachten

in de werking van de

psyche; het totaal van

de gemoedsbewegingen,

emoties (zie ook deel A, hfdst. 1).

Het analyseren (ontleden) heeft in dit verband de betekenis van 'een verklaren-de ontleding' met het doel verklaren-de analyse te richten op het aan het licht brengen van de onde.rlinge samenhang van de de-len in het te analyseren objekt; het-geen juist mogelijk wordt door de ken-nis van elk van die delen die door de analyse is verkregen.

Het individuele karakter van die beoor-delingskriteria vindt zijn oorzaak in het feit dat bij het ontbreken van een vooraf bepaald (normatief) beoordelings-kriterium, alléén de dynamiek van de psyche (de psycho-dynamiek) van het kre-atief proces kan worden beoordeeld; (zie ook deel A, hfdst. 2).

Riegel, Wölfflin (eind 19e eeuw) voort-bouwend op Burckhardt; later Frankl en Kaufmann.

De term 'kritisch systeem' wordt het eerst door Ackermann gebruikt in zijn voorwoord voor de Engels-talige uitgave van Frankl (Frankl, 1968). Frankl be-noemt zijn eigen werk niet op een derge-lijke manier. 6 7 8 9 l 0

Aan het begrip 'ruimtelijk' wordt in de-ze studie de betekenis gegeven zoals be-schreven in het hoofdstuk 'De vier ken-merken van het oceanisch ervaren (hfdst. 6, deel A).

Deze opmerking is geïnspireerd door het kritisch systeem van de kunsthistorikus Frankl; zie verder deel C.

De volledige tekst luidt: "La co nstruc-tion c'est pour tenir, l'architecture

c'est pour emouvoir. l'Emotion architec-turale, c'est quand l'oeuvre sonne en vous au diapason d'un univers dont nous

subissons, reconnaissons et admirons

les lois" (Le Corbusier, 1927). Op het tweede deel van dit citaat komen wij te-rug in deel A, hfdst. 5.

De volledige tekst van het congres statement luidt: "We have to work for the creation of a physical environment

that will satisfy men's emotional and

material needs and stimulates his

(men' s) spiritual growth" . ( Bakerna 1979) . In deel A, hoofdstuk 6 gaan wij nader in op deze autonomie.

11 Ik wil niet over het hoofd zien hoe Le Corbusier weliswaar zijn architekto-nisch utopia reëel heeft gemaakt door nieuwe, industriële produkten als vlieg-tuigen en oceaanstomers als voorbeelden voor architektuur te stellen, en die

l 2

ook in zijn werk toe te passen. Maar ook in die voorbeelden lijkt een

ideaal-beeld, een utopie, schuil te gaan; zijn boek heet niet voor niets: "Vers une architecture i".

Hier wordt nader op ingegaan in het hoofdstuk: De kenmerken van het ocea -nisch ervaren (deel A).

(24)

INLEIDING TOT DE

PSYCHODYNAMIEK VAN HET

ONTWERPEN VAN ARCHITEKTUUR

(25)

I

OVER DE PRENATALE PSYCHODYNAMIKA

Langs welke weg kwam nu de prenatale psychodynamika tot een begrip over ruim-telijkheid en daarmee tot een begrip over ruimte? Daartoe schetsen wij in het kort de ontwikkeling van de prenata-le psychodynamika, omdat wij hier deze manier van denken gevolgd hebben en als onderdeel van deze studie, deze manier van analyseren, als voorbeeld, toege-past hebben op enkele ontwerpen.

In de ontstaansgeschiedenis van de pre-natale psychodynamika zijn de met de Freudiaanse psycho-analyse ontstane ver-schillen essentieel. Alvorens hier in-houdelijk op in te gaan willen wij eerst duidelijk maken met welke beteke-nis wiJ in deze studie de begrippen psy-cho-analyse en psychodynamika gebruiken. 'Psycho-analyse' wordt door Van Dale be-schreven als: "de psychiatrische leer door Freud gegrondvest en uitgewerkt, waarbij de psychiater tracht de psychi-sche storingen te genezen door de in-houd van het onbewuste van de patiënt op te sporen en dat hemzelf bewust te maken".

Omdat in deze beschrijving wordt uitge-gaan van Freud's psychiatrische leer, zou een werkwijze die in bepaalde op-zichten daarvan afwijkt, niet tot de psycho-analyse gerekend kunnen worden. Uiteraard zijn de fundamentele discus-sies hierover nog lang niet van de lucht. Toch is er naast het bestrijden van elkaars standpunten en rechten eni-ge toenadering openi-getreden en is er zelfs sprake van enige erkenning1.

Van Dale geeft echter ook een beschrij-ving van psycho-analyse waarin dat be-grip niet een therapeutisch karakter

heeft: " .. vervolgens ook toegepast ter verklaring of tot beter begrip van al-lerlei menselijke uitingen en betrek-kingen".

Wanneer nu in deze studie het begrip ~sycho-analyse wordt gebruikt, dan is dat meestal bedoeld in deze laatste be-tekenis omdat deze studie gericht is op het maken en gebruiken van architek-tuur en stedebouw als een van die 'men-selijke uitingen'.

In Van Dale vinden we echter als beteke-nis van het begrip psychodynamiek: "het spel der krachten in de werking van de psyche". Uitgaand van deze beschrijving

zou ook gesproken kunnen worden van 'de prenatale psychodynamika' als 'de leer van het spel der krachten van pre-natale oorsprong in de werking van de psyche'. Het toepassen, het uitvoeren van deze leer zou dan ook 'prenatale psycho-analyse' genoemd kunnen worden: uiteraard de verschillen met de Freu-diaanse analyse daarbij in aanmerking genomen.

De prenatale psychodynamika kan in be-paald opzicht wel als voortzetting van de analytische psychotherapie worden ge-zien (L.P. 1979), o.a. omdat zij dezelf-de werkwijze heeft als dezelf-de Freudiaanse psycho-analyse. In de duidingen van het droommateriaal gaat zij echter terug naar vroegere stadia van het menselijk leven dan Freud dat placht te doen. De eerste stap in die richting, die leidde tot de ontwikkeling van de pre-natale psychodynamika is het werk van Otto Rank. Hij ging in de duiding van dromen voor het eerst terug naar de ge-boorte: "Das Trauma der Geburt" (Rank,

(26)

1924). Daarna werden steeds vroegere stadia van het (prenatale) leven bij de duiding en dus bij de therapie betrok-ken.

Wij geven hier die ontwikkeling schema-tisch weer, met daarbij de psycho-analy-tici die in de respectievelijke gebie-den het pionierswerk verrichtten.

Achter hun naam is het jaar van de des-betreffende publikatie vermeld die ook

in de literatuurlijst is opgenomen. De analyse van het ge- - Rank(l924) boortetrauma

De prenatale analyse - Fodor(l949) - Peerbolte(l965) - Graber(l970) De konceptie analyse - Peerbolte(l965) Van degenen die zich direkt met de pre-natale analyse bezig hielden was Fodor de voorloper; hij inspireerde in sterke mate Lietaert Peerbolte.

Graber en Lietaert Peerholte zijn daar-na vrijwel gelijktijdig en odaar-nafhanke- onafhanke-lijk van elkaar gekomen tot het aanne-men van een prenataal psychisch leven. Graber noemt die prenatale psyche:" ..

ein Früh-ich, ein Ich-anlage . . vom Nirva-na-prinzip durchdrungen", waarbij hij

de nadruk legt op: " .. der Dualeinheit

mit der Mutter"2 (Graber, 1970).

Lietaert Peerholte (L.P. 1965) karakte-riseert de prenatale psyche meer als een oneindigheidsbeleven, een objekt-loos, tijdloos en ruimtelijk ervaren, Hij stelt dat deze prenatale ervaring van ruimtelijkheid (en ook haar versto-ringen) evenzeer in onze psyche is op-geslagen als onze postnatale ervaringen. Hij neemt zelfs een 'ruimtelijk' engram aan, van waaruit een groot deel van on-ze dromen verklaard kan worden en dat zich manifesteert als een 'ruimtelij-ke' drift die mede ons dagelijks hande-len stuurt.

Freud's psycho-analytische theorie is echter gebaseerd op de primaire driften

'Eros' en 'Thanatos', die steeds als duo in een spanningsveld optreden. Be-halve in de prenatale psycho-analyse

wordt nu ook in enkele andere ontwikke-lingen van de psycho-analyse (Ammon, 1973) Freud's thanatos als een sekun-daire drift gezien. Daarbij is thanatos geen primaire drift meer maar daarentegen door een verstoring ontstaan en kan dien-tengevolge in een therapie worden opgehe-ven.

Lietaert Peerholte stelt, in plaats van Freud's thanatos, het streven naar het ruimtelijke als een van de primaire driften en noemt deze: 'Oceanos' 3. Een drift die steeds optreedt in een span-ningsveld met haar tegenhanger, het reeds door Freud benoemde: 'Eros'. Een ander verschil in uitgangspunt met de Freudiaanse psycho-analyse is dat de prenatale psycho-analyse niet meer van het dogma uitgaat dat de mens niets kan weten tenzij dit eerst is waargeno-men door de zintuigen.

De prenatale psycho-analyse gaat er van uit dat prenatale ervaringen met begrip-pen uit het postnatale en in postnatale taal worden weergegeven, hoewel er prena-taal geen prena-taal is en er ook geen sprake kan zijn van het zintuiglijke waarnemen van de objekten die zich in de droom als prenatale symbolen presenteren.

Het ervaren van 'oneindige ruimtelijk-heid', zoals dat door de analyse van de prenatale psychodynamiek aan het licht is gekomen, is te vergelijken met Mas-low's "Peak- and Plateau experiences" (Maslow, 1968).

Zowel bij de prenatale psychodynamika als bij Maslow gaat het om het ervaren van ruimtelijkheid met en door middel van het realiseren van die ruimtelijkheid in het hier en nu.

Die realisatie komt tot ontwikkeling in een psychisch groei-proces: de bewuste individuatie4 van het kosmisch ervaren. Dat proces is vergelijkbaar met wat Freud noemt, het "Es" wil "Ich" worden; het is de 'wil' van het onbewuste om tot bewustzijn te komen.

Zijn wij nu kreatief met architektuur en stedebouw aan het werk, dan is het

(27)

dit individuatie-proces dat zich vol-trekt. Het ruimtelijke, oceanos, maakt zich dan kenbaar, en zij maakt zich kenbaar mèt haar verstoringen. Dat is

in elk kreatief proces gaande; in het doorwerken en het uitwerken spreekt het ruimtelijke zich steeds uit in een ei-gen vorm en komt daarmee tot individua-tie. Het is een proces dat gedragen kan worden door een kultuur, maar dat ook zelfstandigheid en autonomie heeft.

Naast en met 'Oceanos' als primaire drift, is het energetisch opvatten van de psyche een 'sine qua non' voor de pre-natale psychodynamika. Terwijl in

Freud's werk libido ook meerdere malen is opgevat als een energie, is Jung een stap verder gegaan door de psyche als

noten

l

2

Op het kongres van de 'Internationale Studiëngemeinschaft für Prenatale Psy-chologie' was in 1978 zelfs een offi-ciële vertegenwoordigster van de duit-se psycho-analytische vereniging aanwe-zig.

Ten aanzien van Graber's vasthouden aan een voorgeboortelijke 'Dual-Einhei t ' ,

merkt Lietaert Peerholte op dat dit niet te verenigen is met het objektloze ervaren van de foetale al-wereld. In

'psychische energie' te omschrijven (L. P. 1979).Het energetisch denken over de psyche impliceert dat wordt uitge-gaan van een dynamisch (niet antropo-centrisch) mensbeeld. Deze studie zoekt naar het realiseren daarvan in architektuur en stedebouw.

Ter inleiding zijn we hier in het kort op de prenatale psychodynamika ingegaan o.a. om aan te geven dat deze zich be-zighoudt met het 'hoe en waarom' van het ruimtelijk ervaren. We kunnen ook zeggen: met het 'hoe en waarom' van het emotioneel ervaren van ruimte. En dat is ons inziens het meest essentiële van het 'ontwerpen en gebruiken' van archi-tektuur en stedebouw.

4

het voorop stellen van die 'Dual-Ein-heit' ziet hij zelfs een weerstand te-gen het ervaren van het Zelf, of oer-Ik.

In de correspondentie met Romain Roland spreekt Freud van een 'Ozeanisches

Ge-fühl'; dit was voor Peerholte een van

de redenen om het ruimtelijk streven 'Oceanos' te noemen.

Individuatie hier bedoeld in Jungiaanse zin: 'het tot individu worden'.

(28)

II

VOORSPEL TOT EEN WERKWIJZE:

DE BI-POLAIR

FLUCTUERENDE PSYCHE

In samenhang met het zojuist beschreven psychodynamisch uitgangspunt, gaan wij nu werkwijze en kriteria ontwikkelen voor het analyseren van het kreatief ontwerp van architektuur en stedebouw: de ontwerp-analyse op psychodynamische leest!

Daartoe eerst een behandeling van de psychodynamische werkwijze in verband met kreativiteit aan de hand van twee voorbeelden. In aansluiting daarop wordt in het volgende hoofdstuk een psychodynamische analyse gegeven van het kreatieve proces, zoals zich dat kan afspelen bij het ontwerpen van

ar-chitektuur en stedebouw.

De psycho-analyse houdt zich in

princi-pe bezig met de relatie van het aktuele gebeuren met het onbewuste. Daarbij richt zij zich steeds op de aard van de dynamiek, het streven van het onbewuste en op de mate van realisatie van dat streven in de aktuele situatie.

Bij de analyse van dromen gaat het er dan ook om hoe de gevoelens, de hande-lingen en de objekten hun betekenis krijgen in de dynamiek van de droom; vandaar dat daarbij nooit uitgegaan kan worden van vaststaande symboolbetekenis-sen en verhoudingen. Maar ook bij het waarnemen van de aktuele situatie kun-nen objekten verschillende betekenissen krijgen en in verschillende verhouding-en tot elkaar komverhouding-en te staan.

DE BRUG EN DE RIVIER

Met een voorbeeld willen wij het zojuist gestelde illustreren: Ik denk aan een

brug en een rivier. Het éne moment zie

ik de brug over een rivier steken; het andere moment zie ik de rivier onder een brug doorstromen. Met opzet hebben

wij in dit voorbeeld de lidwoorden 'de'

en 'een' van brug en rivier verwisseld om daarmee extra duidelijk te maken dat

bij het waarnemen brug en rivier in

ver-schillende verhoudingen ten opzichte

van elkaar kunnen staan. De een is niet

alleen achtergrondi voor de ander, maar

de een (dan wel de ander) wordt op

ver-schillende momenten als aktief gezien, terwijl de ander, daar tegenover, dan juist als passief wordt ervaren: de brug 'steekt over' een rivier, de ri-vier 'stroomt onder' een brug door. We zouden ook kunnen zeggen: de een (de rivier dan wel de brug) is open voor de ander om die over te laten steken, dan wel onder zich door te laten stromen. Het passieve 'open zijn', het

'ontvanke-lijk zijn', kan echter ook een aktief

moment hebben: de aktieve

ontvanke-lijkheid . Die aktiviteit laat zich

bijv. uitdrukken met: 'het zich open

stellen' , in tegenstelling tot het passieve 'open z i j n ' .

De aktieve ontvankelijkheid houdt dus een verfijning in van het, in eerste in-stantie, passief zijn van degeen die

(29)

"Le pont d'Heraclite", René Magritte, 1928.

de brug steekt over een rivier . . . de rivier stroomt onder

(30)

der Dichter

die Welt

Schetsen en teksten van Diter Roth over het creatief moment.

"Was vor dem inneren Aug en steht, steht hinter dem äusseren Auge."

der Dichter

und

seine Welt

das sehende Wesen

mit dem Geschenen drin

kleiner Mechanismus

der Darstellung ( sprachlich)

der Identität

das

dies

ich

lfmlml"._ _ _

wie es kommt, dass

das

was ich sehe, vorstelle,

denke, kleiner ist als

(31)

ontvangt. We hoeven daarbij maar even te denken aan het aanbieden van een stoel, of het open doen van een deur door degeen die ontvangt. Maar ook in het voorbeeld van brug en rivier kunnen we ons die aktieve ontvankelijkheid voorstellen: de brug die niet slechts open is voor de rivier, maar die rivier ook 'graag' onder zich door laat stro-men.

Dit klinkt als in een sprookje, alsof die brug een eigen wil en een eigen ple-zier zou hebben zich te openen of te sluiten. Dat is niet het geval, maar het is wel zo dat de brug een indruk kan geven van: 'ik stel me open en laat met plezier de rivier onder me doorstromen' .

HET BI-POLAIR FLUKTUEREN

De voorbeelden van het waarnemen van brug en rivier laten ons zien dat ook in de verhouding van de ontvangende en degeen die ontvangen wordt, de rolver-deling niet gefixeerd is, maar wisselt van moment tot moment binnen een bi-po-lair 'spanningsveld'. Aktiviteit tegen-over passiviteit en ontvangen tegentegen-over ontvangen worden, vormen zulke bi-polai-re spanningsvelden.

Het wisselen heeft daarin een onregel-matig, schommelend karakter; vandaar dat wij spreken van 'fluktueren'. Het spanningsveld zelf heeft een bi-polair karakter. Dat wil zeggen dat wanneer de een positief is, de ander als negatieve pool fungeert. Het wisselen geven wij daarom aan met de gekombineerde term:

'bi -polair f luk tuerend'. Daarbij is het duidelijk dat die eigenschap als het ware 'in de objekten worden gezien', wordt geprojekteerd door degeen die waarneemt. Projektie is dan niet, zoals in de psycho-analyse, een vervorming van de werkelijkheid bij het waarnemen. De hier gebruikte betekenis van projek-tie gaat verder dan een aktuele zinsin-druk of een gevoelsovereenstemming bij het waarnemen (sympathie).

Projektie is hier dynamisch bedoeld, in de zin van 'het uit zich zelf treden en zichzelf in de ander (of de dingen) leggen': empathie. In die zin kan ook de ontwerper een eigenschap aan objek-ten meegeven, of daarin projekteren. Het objekt krijgt dan een bepaalde ge-zindheid, een emotionele gesteldheid mee. Dat projekteren is dan een kon-struktief ingrijpen op grond van een pre-okkupatie.

In eerste instantie is het zo dat elk objekt of elke kombinatie van objekten die bi-polair fluktuerende wisselwer-king kan aangaan maar dat het van de waarnemer (en/of ontwerper) afhangt of dat ook gebeurt. Het is dus een eigen-schap, een dynamiek van het in de aktu-aliteit opererende 'ik' van degeen die waarneemt, van het aktuele-ik3•

Het bi-polair fluktuerend principe is er ook de reden van dat aan een materi-aal, een vorm of een kleur in het krea-tief proces nooit bij voorbaat een be-paalde emotionele gesteldheid verbonden is. Om dezelfde reden kan één symbool in verschillende dromen een wisselende betekenis hebben. En in die zin kunnen hout en beton zowel 'hard' als 'zacht' zijn en kan een cirkel zowel omsluiten als uitstralen.

Dat neemt niet weg, dat er in de reali-satiefase van het kreatief proces spra-ke zal zijn van een aanpassing aan het realiteitsprincipe. Waar het dan vooral om gaat, is 'de manier waarop': de es-prit die het gerealiseerde werk uit-straalt. Kortom: wanneer wij het ont-werp van architektuur en stedebouw gaan analyseren en waarderen op psychodyna-mische leest kunnen er geen vaststaan-de, aan normen gebonden waarden en ideeën gehanteerd worden.

Hoe kan nu een waardering, een toetsing plaatsvinden van dit louter op emoties berustende? Wij kunnen het emotionele

(subjektieve) immers niet met objektie-ve kriteria waarderen. Maar wij kunnen wel de dynamiek van dat subjektief emo-tionele toetsen. Wij kunnen nagaan of

(32)

een wens, een verlangen dat uit de emo-ties spreekt al dan niet tot realisatie komt. Dit is toetsen met een individu-eel en dynamisch beoordelingskriterium. De eerste ingang tot het subjektief--emotionele ligt echter niet in een

ob-jektivering, maar in het zelf (subjek-tief) inleven in, meevoelen met de an-der: empathie. Door dat subjektief in-leven heen, kan er dan een moment op-treden waarin men 'zichzelf ziet': een zelf-reflekterend moment dat, door zijn objektiverend karakter, tot waarderen en toetsen kan leiden.

Bij de analyse van droommateriaal vindt in eerste instantie zo een individueel (subjektief) inleven plaats; de emotie wordt door de analytikus eerst inge-voeld en dan wordt die emotie 'van een afstand bezien'.

Deze werkwijze berust op wat ook speel-de in ons voorbeeld van brug en rivier: het dynamische van onze psyche, het bi--polair fluktuerende aktuele-ik. Hier-door kan ook een toneelspeler een be-paalde rol 'zijn', en een volgend mo-ment, als hij weer zichzelf is, kan hij zich bezinnen over die rol.

Dat moment is meer objektiverend, dan kan hij zijn spel waarderen en toetsen, zichzelf regisseren. Hij leeft zich in èn gaat bij zijn zelf te rade: "Wat heb

ik daarnet meegemaakt? .. Waarom deed ik

dat?".

Ook de ontwerper kent dit wisselend zich inleven èn het objektiverend zich-zelf vragen stellen: als hij tekent, schetst en naar zijn tekeningen kijkt, via dat tekenen met zichzelf praat! De analytikus kan in dit proces gebruik maken van verschillende psycho-analyti-sche grondvormen en modellen om via de-koderingen tot een waardering, een toetsing te komen.

De voorbeelden van brug en rivier èn van de toneelspeler werden hier ge-bruikt om het bi-polair fluktuerende

van onze psyche te illustreren. Maar

naast overeenkomst in deze

voorbeel-den is er ook een duidelijk verschil .

Dat is, dat in het geval van de to-neelspeler er tevens een afweging is, die bij hemzelf (deels in zijn onbewus-te) plaats vindt.

Er kan echter ook sprake zijn van het zich inleven èn het zich afvragen, als de waarnemer zich indenkt zelf de brug te zijn die oversteekt, of als hij zich indenkt de brug te zijn die de rivier onder zich door laat stromen en dan zichzelf afvraagt hoe hij dat overste-ken of d66rstromen ervaart, hoe de dyna-miek daarvan verloopt.

Wat wij hier schetsen kan zich zowel in het kreatieve deel van een ontwerp-pro-ces afspelen als in een droom. Maar ààk in een alledaags keuze-moment (welke trui trek ik vandaag aan?) kunnen die bi-polaire wisselwerking èn het vragen aan het onbewuste zich in één flits voltrekken.

Evenals in de psycho-analyse de droom gezien wordt als een eerste dekodering van het onbewuste, kan ook het ontwerp op die manier worden gezien. De psycho--analytische interpretatie (de duiding) van de droom (en van het ontwerp) is dan een verdere dekodering van de emo-tie. Daarbij kan via de interpretatie de emotie gerelateerd worden aan het konkrete moment en de konkrete omstan-digheden, waaronder de emotie (waar-schijnlijk) ontstond. Door terug te gaan naar dat moment kan de emotie (en

de droom) geobjektiveerd worden. De

dro-mer beziet, door deze objektivering, zijn droom op een afstand en hij leert ook de andere krachten kennen die bij het ontstaan ervan een rol spelen.

Dan bekijkt de psyche zichzelf èn 'zich-zelf-in-verschillende-posities', een proces van groei door bewust-worden kan zich voltrekken.

In het voorbeeld van brug en rivier

vindt er, in eerste instantie, een

ver-eenzelviging plaats met het gebeuren, met het objekt in aktie; dat kan zowel de brug als de rivier zijn.

Wij zouden nu een stap terug kunnen gaan en denken aan een toestand waarin

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

van 100 cm en hebben een hoogte van 5 cm. De monsters worden doorgaans verticaal genomen met behulp van een boor waar de monsterring is ingesloten. Nadat de grond tot de gewenste

Maar goed kijken naar welke data er zijn en hoe we die kunnen inzetten om de belofte van smart city te realiseren.. Goed kijken dus hoe we de stad met behulp van data

Ik kom dan nu toe aan de vraag wat de implicaties zijn van deze analyse voor de positie van de gedupeerde partij in het strafproces en herstelrecht.. Mijn voorstellen zouden

Obesity-induced metabolic abnormalities have been associated with increased oxidative stress which may play an important role in the increased susceptibility to myocardial

Van de meeste zomergroenten zijn de kg-opbrengsten per hectare in 2006 door de weersomstandigheden lager en de prijzen hoger dan afgelopen jaar.. De gevolgen van het grillige weer

The foregoing suggested two intermingling considerations, that both could have their repercussions on the requirements that should be formulated as regards the

Figure 1. Model of the accident process.. )10 )10 cross traffic emergency manoeuvre 'anticipatory' traffic behaviour perceJ)tion of critical coincidence. 'provoked'

withholding periprocedural bridging therapy in atrial fibrillation patients, using clinical.. stroke ( CHA 2 DS 2 -VASc) and