• No results found

Zelfportret of karikatuur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zelfportret of karikatuur"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zelfportret of karikatuur

Citation for published version (APA):

Ackermans, S. T. M. (1984). Zelfportret of karikatuur. Technische Hogeschool Eindhoven.

Document status and date:

Gepubliceerd: 01/01/1984

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be

important differences between the submitted version and the official published version of record. People

interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the

DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page

numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

, r I

RC8Jd(8)

19J85~

855

Ze~fportret

of karikatuur

(3)

:r :, I I I I '• I

i.1

I ~ ,, I 'I :; i,. l I ;i i

Rede

ter gelegenheid van de opening van het academisch jaar

1984/1985

(4)

Rede, uitgesproken door prof.dr. S.T.M. Ackermans rector magnificus, bij de opening van het academisch jaar 1984/1985 van de Technische Hogeschool Eindhoven, op 3 september1984.

(5)

,, I' ,,f \i I' ,.~ !

·r

'~ I I ',ii i I ''

Dames en heren studenten en medewerkers van de TH Eindhoven, zeer gewaardeerde gasten van deze hogeschoo/,

geachte toehoorders,

Voor veel mensen is een viool gewoonweg een viool; een apparaat van hout en snaren, dat iets groter is dan een tennisracket en bij tokkelen of aanstrijken geluid en soms muziek voortbrengt. Een groot symfonie-orkest bevat tientallen van zulke violen. Bij nauwkeurig luisteren en kijken blijken echter geen twee violen precies gelijk te zijn. Gemaakt als ambachtelijk handwerk, van in de natuur gegroeide grondstoffen, vertonen ze in klank en uiterlijk verschillen die samenhangen met de eigenschappen en luimen van de\maker, met variaties in hout en lak, en dus met spelingen van de natuur.

Niettegenstaande de individuele verschillen in de instrumenten bestaan er stromingen in de vioolbouw. Kenners onderscheiden Saksische violen van Tiroler instrumenten aan de hand van typerende kenmerken van elk van beide scholen; er zijn karakteristieke eigenschappen die alleen bouwers uit Cremona aan hun instrumenten gaven, en andere die kenmerkend zijn voor violen uit het Franse Mirecourt.

Andere voorbeelden zouden hetzelfde verschijnsel kunnen illustreren. Strijkinstrumenten geven mij echter een welkome gelegenheid, en passant, waardering uit te spreken voor het Eindhovense Studenten Muziek Gezelschap dat d~ze m_iddag, als zoveel andere plechtigheden op deze hogeschool, omlijst, en dat met zijn optreden hier de viering van zijn twintigjarig bestaan opent.

Het voorbeeld laat zien dat men in een groep gelijksoortige, maar onderling stuk voor stuk verschillende voorwerpen, verwante families kan herkennen aan gemeenschappelijke kenmerken. Het gaat daarbij om kleine verschillen in vorm, materiaalkeuze en werkwijze, maar een kenner van violen weet wat - in modern jargon - vioolbouwers uit de traditie van het Saksische Clingenthal profileert ten opzichte van die uit het Beierse Mittenwald.

Hoewel mensen eindeloos gevarieerder zijn dan instrumenten, afgestu-deerden in hun functioneren meer verschillen tonen dan violen in de handen van hun bespelers, en wetenschapsmensen zeker zo'n persoon-lijk stempel op hun onderwijs en onderzoek drukken als bouwers op hun handwerk, wordt thans ook voor universiteiten de vraag naar karakteriserende eigenschappen gesteld.

Wat kenmerkt Eindhovense ingenieurs onder collega's in binnen- en buitenland? Zijn er onderzoekthema's die typisch zijn voor de THE, vondsten die ons stempel dragen? Het antwoord zou af te lezen moeten zijn uit de profilering van deze hogeschool. Profilering in de betekenis van het accentueren van die eigenschappen die een instelling

identificeren in een groep van gelijksoortige, is een nieuw modewoord. Profiel is hier meer dan silhouet of zij-aanzicht: het lijkt op een

signalement, maar legt minder nadruk op uiterlijkheden.

(6)

Dames en heren,

Als men de discussies over profilering die in het hoger onderwijs gevoerd worden, beschouwt, blijkt dat de instellingen, ook deze hogeschool, er behoefte aan hebben een beeld van zichzelf te presenteren in een zelfportret dat een mengsel is van hoe men is, hoe men wil zijn, en hoe men graag door anderen gezien wil worden: van echte eigenschappen; van gewenste trekken, waarvan sommige alleen met ingrijpende plastische chirurgie werkelijkheid kunnen worden; maar soms helaas ook van verbale hoeden en capes waarmee men als op een bal masque het ware uiterlijk tracht te verhullen. Waar de eerste benadering is geweest: taakverdeling, afzetten tegen elkaar, is het gevaar aanwezig dat sommige kleine verschillen zo'n overmatige nadruk krijgen dat het portret een karikatuur wor~t.

Deze rede geef ik dan ook als titel: 'Zelfportret of karikatuur', want ik wil het hebben over het verschijnsel dat de Nederlandse universiteiten kleur bekennen. Achter ons ligt een periode waarin we verschillen in aard, taakopvatting en succes tussen de universiteiten en hogescholen niet benadrukt hebben. Nu is er een kentering gaande, maar de juiste termen ontbreken nog. Is profilering het beschrijven van verschillen, of het bevorderen ervan? Bedoelen we het prononceren van eigen trekken of het contrasteren met andere instellingen? Na een aantal kantteke-ningen over het streven naar diversiteit zal ik proberen enkele gewenste eigenschappen van onze TH wat scherper af te tekenen.

Maar allereerst moet mij een opmerking van het hart over de plaats van deze rede. Deze toespraak begeleidt de opening van het academisch jaar. Een school is een seizoenbedrijf waar, als zaaien en oogsten, doceren en examineren aan eigen perioden gebonden zijn. De spanning die het schooljaar daardoor krijgt, stimuleert onderwijsgevers en studenten tot een grote prestatie. We hebben alien een forse klus voor de boeg. Deze plechtigheid drukt feestelijk uit dat we daar vandaag samen aan beginnen. Het ligt in onze aard een groot karwei met een duidelijke startceremonie aan te van gen; muziek en het aperitief dadelijk hebben daarbij dezelfde functie als het verhaal van de rector: het gewicht en het belang van de taken van het komend jaar te

onderstrepen. Een schip wordt gedoopt met champagne; een acade-misch jaar met spraakwater. De rectorale rede heeft iets gemeen met het Koor in een klassiek drama, dat bij de wisseling van de bedrijven passende verwachtingen en gevoelens moet verwoorden. Ook voel ik mij enigszins als

een

waarnemer op een vooruitgeschoven post, die bericht over naderende buien en verhoopt mooi weer. De rede bevat hopelijk enkele goede suggesties, maar ze is geen opsomming van beleidsvoornemens. De rectorale rede is bedoeld als het koolzuur in de limonade: om een beetje te prikkelen en de drank verfrissender en prettiger drinkbaar te maken; als men de limonade een tijdje laat staan verdwijnt de prik vanzelf.

(7)

I /: ~· i '1 •' J '1 ,,

,,

1, I:

''

! ' I"

'/:

Geacht gehoor,

Is de huidige mode tot het accentueren van onderlinge verschillen, opgekomen na de taakverdelingsoperatie, een reactie op de dubbele bedreiging die uitgaat van tekorten aan middelen en te weinig

studenten, waardoor er voor duplicering in Nederland echt geen plaats meer is? De politieke keuzen in dit land verminderen in een moeilijk economisch klimaat de overheidsinvesteringen in de menselijke factor, d.w.z. in scholing en opleiding. Oat wordt misschien eens een

schoolvoorbeeld van beleid waarvan de Engelsen zeggen: penny-wise and pound-foolish, slim met stuivers, maar dom met daalders; op dit moment leidt het tot budgetkrapte bij de instellingen. Ook de teruggang van het aantal geboorten sinds de zestiger jaren dwingt het weten-schappelijk onderwijs tot verkleining. De huidige profileringsdrift zou daarom een symptoom kunnen zijn van een ongelukkige situatie. Zoals Tolsto"i opmerkte:'gelukkige gezinnen zijn alle gelijk, maar ongelukkige gezinnen zijn dat elk op hun eigen manier'.

Laten we niet pessimistisch zijn: aan diversiteit zijn voordelen

verbonden die ook in tijden van ruime middelen en gestadige groei te behalen geweest zouden zijn. Zo zal competitie tussen de Nederlandse universiteiten het onvermijdelijke maar heilzame gevolg zijn. Alie gedachten aan een Universitas Neerlandica - die overigens in beter Latijn misschien Universitas Belgica zou moeten heten - worden dan verlaten en ik zal dat niet betreuren.

Overigens kan de concurrentieslag om de belangstelling van de studenten, die voor de deur staat, eigenlijk al begonnen is, ertoe leiden dat succesvolle, studententrekkende leerplannen - zoals van onze bedrijfskunde - worden nagebootst. En in de strijd om de onderzoeks-gelden is het soms verleidelijk met z'n alien veel aandacht te geven aan de meest in de mode zijnde vragen. Oat werkt dan de verscheidenheid weer tegen, maar in het algemeen zal men toch proberen andere, betere, varianten te bedenken.

De Nederlandse universiteiten zullen nog wel een gedragscode voor eerlijke competitie, vooral ten opzichte van studiekiezers moeten ontwikkelen; als gezonde wedijver en rivaliteit zouden ontaarden in het afvangen van vliegen en valse voorlichting lijden Nederland en de wetenschap schade. Een mooie taak voor de komende Vereniging Overlegorgaan van Nederlandse Universiteiten: bewaker, arbiter, van de academische etiquette.

Het gezicht van een installing hangt samen met de taakopvatting, met de rol die ze spelen moet, kan, wil, zal.

Het staat voor mij nog steeds vast dat een instelling sterker en minder gehavend een periode van teruggang kan doorstaan naarmate zij haar rol, haar 'missie', duidelijker voor ogen heeft. Het gevaar van teruggang dwingt ons om alle taakbestanddelen opnieuw kritisch te bekijken; een enigszins consistent beeld van de toekomstige toestand, dat uit zo'n rolbeschrijving kan volgen, is een grote hulp bij het op tijd nemen en geaccepteerd krijgen van onvermijdelij k onplezierige beslissingen. Het lijkt er soms op dat profilering als aanzet voor een expliciete missie

5

(8)

optreedt; dat lijkt mij niet de juiste volgorde, want profielen zouden moeten volgen uit de rolbeschrijving. Voorop staan de taken en die worden grotendeels door de omgeving bepaald en pas daarna komen de eigenschappen die nodig zijn om ze goed te kunnen verrichten. Beginnen met de eigen karaktertrekken kan ons blind maken voor het feit dat de samenleving uiteindelijk moet bepalen welk hoger onderwijs ze wenst en nodig heeft. De goede vraag is niet: passen de taken bij het profiel? maar: past het profiel bij de taken?

Het zojuist gereedgekomen instellingsplan is een flinke stap vooruit in het verduidelijken van de rol van deze TH. Ook leent de gelukkige procedure volgens welke het plan tot stand gekomen is, in harmonie met vele auteurs, adviseurs en raadscommissies, zich voor herhaling bij een volgende bijstelling die nog meer expliciet zal moeten maken. Dit

inst~llingsplan handelt over de manier waarop de TH Eindhoven denkt onderzoeksresultaten van internationaal erkende kwal iteit te blijven behalen; de Nederlandse industrie met innovatieve ideeen en met voldoende aantallen goed opgeleide ingenieurs te steunen, en aan de vraag naar technisch wetenschappelijke opleidingen te voldoen met kwalitatief uitstekend en modern onderwijs. Veel is al concreet en in details uitgewerkt; al blijft er ook nog wel het een en ander te verduidelijken.

Evenals elke universiteit maakt ook de TH een periode door waarin zich fikse moeilijkheden voordoen, maar ik denk dat we die kunnen

overwinnen. U zult mij niet over een alarmfase voor de THE horen spreken, en als sommige onderzoekers de voorkeur geven aan een werkkring buiten het wetenschappelijk onderwijs dan betekent dat nog lang niet 'De Ondergang van de TH's' zoals de Volkskrant op 28 juli jl. in kapitaal wist te voorspellen. De TH zal wel maatregelen moeten nemen om haar staf kwalitatief op peil te houden.

Geachte toehoorders,

De tendens van instellingen om zich te profileren, om sprekende trekken te vertonen en om taken te selecteren, is aanleiding voor veel meer opmerkingen, vragen en kanttekeningen. lk leg er nog vier aan u voor:

1. Het geheel der wetenschappen

Profilering, zeker onder het regime van voorwaardelijke financiering, waar de kwaliteit van de wetenschappelijke produktie van doorslagge-vend belang is, kan ertoe leiden dat faculteiten zich beperken tot die delen van het vakgebied waarin ze internationaal een vooraanstaande rol spelen. Ook de aangekondigde, onzalige reductie van het aantal leerstoelen premieert een dergelijke facultaire specialisatie. Het gevaar bestaat dan ook dat hele terreinen van wetenschap aan de Nederlandse universiteiten in het geheel niet meer beoefend zullen worden en dat lijkt mij absoluut onaanvaardbaar. Kennis, aanwezig op de

universitei-6

(9)

I

11

I

!

I

,!

ten, is publiek bezit; het is van algemeen belang dat de universiteiten het geheel der wetenschappen enigermate overdekken, ook al kan niet alles van Nobelprijs-kwaliteit zijn. U moet zich eens proberen voor te stellen wat voor situatie er zou ontstaan indien alle kennis op het gebied van bv. de informatietechnologie, of polymeerchemie, of milieukunde in Nederland in handen was van niet openbaar toeganke-lijke instituten en private ondernemingen.

Profilering, in de zin van het kenbaar maken van de sterke zijden, heeft wel als gunstig gevolg dat de kennis die bij de instellingen aanwezig is, beter beschreven en dus beter publiek toegankelijk wordt.

2. Doelmatigheid

Het ministerie schijnt hoge verwachtingen te koesteren van profilering als instrument voor doelmatigheidsbevordering. Bijvoorbeeld kan men denken dat onderzoekgroepen die geen duidelijke verschillen vertonen. wel samengevoegd kunnen warden. Voor mij is het nog maar de vraag of verdere concentratie wel zo nuttig is. De mening dat een

onderzoekgroep van 30 man, werkend aan een thema, meer zou bereiken dan drie gescheiden teams van ieder 10 is niet bewezen en waarschijnlijk in haar algemeenheid niet juist. De constatering dat een onderzoekgroep zich vaak vastbijt in de ideeen van een enkele leider, de stimulering die uitgaat van wedijver, en het vertrouwen dat verschillende groepen ook verschillende methoden zullen kiezen, pleiten voor niet te grote rivaliserende groepen. De wijze waarop men in Nederland het universitaire onderzoek stuurt, lijkt soms op de

geneeskunst uit de tijd t-oen ze nog in handen was van barbiers: aderlaten wordt het geneesmiddel bij uitstek geacht.

Een opmerking terzijde: in het licht van onze gebrekkige kennis over de groei der wetenschap is de reeks colloquia over onderzoek die het Studium Generale afgelopen voorjaar gestart heeft en waarin aandacht gegeven wordt aan de wijze waarop onderzoek aan deze TH zich ontwikkelt, een zeer prijzenswaardig initiatief.

3. Kwaliteit

Een van de redenen waarom de gedachtenvorming over profilering maar moeizaam tot stand komt, is de ondefinieerbaarheid van een van de belangrijkste doelen: kwaliteit, dat wil zeggen goede kwaliteit. Er is geen Guide Academique die de specialiteiten van de onderwijspro-gramma's vermeldt en van een of meer sterren voorziet.

En de Commissie Onderwijsvraagstukken in het Wetenschappelijk Onderwijs verleent evenmin een COVWO-keur aan studierichtingen die aan minimale eisen van inhoud en samenhang voldoen.

Voor de kwaliteit van het onderwijs worden rendementen belangrijk geacht, maar zelfs over de definities daarvan bestaat geen consensus. Misschien heeft het zin aan studenten die aan het eind van hun inschrijvingstijd een niet volledig dossierdiploma krijgen, de titel semi-ingenieur te geven en semi-ingenieurs met een passend gewicht in de rendementsbepaling mee te tellen.

(10)

Over kwaliteitsmeting van onderzoek is al zoveel gezegd dat ik er nu over zwijg.

Van wat de universiteiten en hogescholen naast het reguliere onderwijs en onderzoek nog aan diensten aan de samenleving bewijzen, is de waarde al evenmin precies meetbaar. lk vind overigens wel dat de instellingen meer aandacht moeten geven aan het verbreiden van informatie en kennis in de samenleving. De vrees voor een echte kennisachterstand bij brede lagen van de bevolking leidt soms tot paniekreacties. De burger-informatica is er zo een; in kalmere tijden heeft niemand de burger-wiskunde of burger-scheikunde bedacht. Dit terzijde.

Kwaliteitsbevorderende maatregelen kunnen pas omschreven warden nadat de taken bekend zijn. lk wil dat ve; duidelijken aan de hand van een voorbeeld uit het onderwijs. Deze TH rekent het tot haar taken aan een niet gering en hopelijk groeiend deel van de Nederlandse

abiturienten van VWO en HBO de gelegenheid te bieden hun technische creativiteit, kennis en kunde te ontwikkelen tot het niveau van een academisch ingenieur. Het streven naar goede kwaliteit in zo'n opleiding vraagt om een anderssoortige inzet van de staf en begeleiding van de studenten dan in een opleiding voor een zeer kleine, streng geselecteerde groep van de meest begaafden en meest gemotiveerden.

4. Academisch chauvinisme

De reden waarom ik profilering een geschikt thema voor vanmiddag vind, is dat bewust maken van wat wij zijn en wat wij willen, kan bijdragen tot meer arbeidsvreugde, grotere inzet, meer elan en dus betere kwaliteit en zelfs een soort academisch chauvinisme. Er is in het gebied van de wetenschap geen tegenhanger van de fanatieke, blindelings loyale en ook wel ridicule soldaat Chauvin, maar ondanks alle slechte aspecten kan iets van de naar hem genoemde houding de universiteiten in de crises van de komende decennia wel degelijk van pas komen.

Dames en heren

Na dit commentaar wil ik nagaan welke positie de THE in een vijftal span-ningsvelden kiest en kan kiezen, omtot nog klinkender resultaten te komen.

1. lnstelling - afdelingen

Het eerste spanningsveld wordt gevat in de klemmende vraag:

profilering op instellings- of op afdelingsniveau? Heeft de installing wel een gezicht of is het portret een groepsfoto waarop acht afdelingen hun trekken tonen? Voor mij is de THE meer dan een aantal belendende scholen, verbonden door gezamenlijke voorzieningen, en ik zie wel degelijk gronden voor een instellingsprofiel. Anderen zien dat blijkbaar ook: de TH Delft die als oudste kennelijk graag namens de TH's het woord voert en over de beide jongere zusjes moedert, geeft in haar

(11)

instellingsplan de profielen van de drie TH's als volgt weer:

TH Delft: techniek als basiswetenschap voor bijzondere toepassingsge-bieden;

TH Eindhoven: techniek in een industriele en produktiegerichte context; TH Twente: techniek in een maatschappelijke context.

Wat daar voor Eindhoven staat, is wel juist, maar ook zeer onvolledig. Een diep kenmerk van de THE is de vervlechting van wetenschap en technologie: de gronddisciplines wiskunde, mechanica, natuurkunde en informatica dringen ver in alle studieprogramma's door. Wetenschappe-lijke benadering van technische problemen levert algemene, herhaal-bare resultaten en dat past bij een industriele gerichtheid.

Van de argumenten voor de THE om op instellingsniveau te profileren noem ik de volgende drie:

- samenhangende afdelingen, met gelijkgerichte kwaliteitsambities ondersteunen elkaar als de huizen in een gevelwand;

- de belangrijkste technologische ontwikkelingen lijken zich juist voor te doen in de gebieden tussen de klassieke ingenieursdisciplines. lk heb soms de angst dat thans met de kansen voor een opleiding tot biomedisch ingenieur net zoiets gebeurt als rond 1970, toen de THE haar mogelijkheden om, als eerste in Nederland en gelijktijdig met belangrijke buitenlandse instituten, een studierichting informatica in te stellen, niet benut heeft; maar hopelijk vergis ik me;

- als derde reden vermeld ik dat profilering vaak een reactie is op impulsen uit de omgeving, waaronder het ministerie. Deze signalen appelleren veelal aan de installing als geheel; hun verwerking zal daarom een top-down karakter hebben. Geen college van bestuur zal zich nog een houding van 'laissez faire, laissez passer' kunnen permitteren; afdelingen die binnen de instelling een grote autonomie nastreven, worden gemakkelijk verrolbare knikkers in het landelijke spel. Verdediging van de installing vraagt er om de banden tussen de afdelingen zo sterk mogelijk te maken.

Deze TH is zo klein en zo samenhangend en de taken zijn zo wel omlijnd dat een krachtig doortekend instellingsportret te schilderen is.

2. Direct - indirect

Het tweede spanningsveld dat ik beschouw, is dat tussen direct en indirect. Welk deel van de totale inspanning wordt direct aan de kerntaken, onderwijs en onderzoek, besteed, welk deel aan het functioneren van de organisatie? De academische wereld in Nederland heeft de reputatie dat de bestuursstructuur en de ministeriele regelzucht er geleid hebben tot omslachtige procedures, die soms remmend werken op de bereidheid van onderzoekers van buiten om een functie in het wetenschappelijk onderwijs te aanvaarden.

De universiteit zelf is drager geworden van een Janus-hoofd: enerzijds school en plaats van wetenschapsbeoefening; anderzijds forse ambte-lijke organisatie. Onze TH heeft al enkele jaren geleden ingezien dat een ondersteunend apparaat dat te ver los raakt van de kerntaken, tot

(12)

ondoelmatigheid leidt. Een thans aan de gang zijnde operatie, geheten Takenplan Dienstverlening, zal hier de situatie verbeteren, en hopelijk ook tot gevolg hebben dat niet alleen de doelmatigheid, maar ook de doeltreffendheid van de dienstverlening toeneemt en de mate waarin de ondersteuners zichzelf in het portret van de THE herkennen. De THE is echter niet ge"lsoleerd; een belangrijk deel van de papierwinkel is antwoord op departementale rompslomp. Echte decentralisatie zou voor deze TH leiden tot betere besturing en taakuitoefening. Een duidelijk voorbeeld zie ik als ik de vele vroeger door deze TH gegeven

herprogrammeringscursussen afzet tegen het huidige post-academische onderwijs. De dreigende verstikking van dit onderwijs in formulieren en organisatie is een schokkend teken aan de wand dat wijst op de schade die dit land lijdt door ondoelmatigheid in de uitoefening van de

universitaire taken. Zelfs een wezenlijke verandering van de aard van dit onderwijs, veroorzaakt doordat de minister het thans soms als

alternatief ziet voor tweede fase beroepsonderwijs, waardoor het post-ervarings karakter verdwijnt, is nauwelijks boven de organisatori-sche ruis opgemerkt. lk kwam op post-academisch onderwijs als een voorbeeld waarbij landelijk de verhouding tussen directe en indirecte inspanning veel te ver aan de indirecte zijde ligt; veel verder ook dan voor deze TH wenselijk is.

Er is nog een andere ontwikkeling aanstaande, waar de papieren perfectie zozeer de overhand krijgt op het directe werkklimaat in de vakgroepen, dat ik haar vandaag niet onbesproken wil laten. lk doel op de invoering van de Beleidsnota Universitair Wetenschappelijk Perso-neel. Aan de goede aspecten daarvan, en die zijn er ook, ga ik voorbij. De invoering van de rangen universitair hoofddocent en universitair docent gaat er van uit dat de stafopbouw, net als bijvoorbeeld die van het leger, volgens een formatiebeginsel zal geschieden (een

maarschalk, een generaal, twee kolonels, drie majoors ... t/m acht verken-ners en een spion).

Tot op heden gold voor de wetenschappelijke staf formeel een

carriere-beginsel: wie het goed doet, wordt bevorderd. Al realiseer ik mij dat de interpretatie vaak was: wie het grondig verknalt, wordt misschien niet bevorderd, toch roept de overgang naar het formatiebeginsel wel vragen op.

Onderwijstaken bv. zijn te kwantificeren als men het curriculum en het aantal studenten kent; ze zijn goed in een formatieschema onder te brengen, maar onderzoektaken zijn gekoppeld aan hetgeen wij nog niet weten; in mijn visie is het terrein van de menselijke onwetendheid oneindig groot; de wetenschappelijke kennis groeit wel, maar ontmoet al groeiend ook steeds nieuwe vragen. Het onderzoek is naar zijn aard altijd onaf en het is niet aan te geven in welke mate het onaf is. lk sta dan ook sceptisch tegenover het in een formatieschema onderbrengen van onderzoektaken. Natuurlijk kan men de omvang van de onderzoek-inspanning van te voren vastleggen; maar het zal bij voortduring voorkomen dat nieuwe ontdekkingen tot ingrijpende verschuivingen no pen.

(13)

Erg ongelukkig ben ik met de opdracht dat de hele operatie begin 1986 voltooid zal moeten zijn. Dat heeft namelijk tot gevolg dat aan vele wetenschappelijke hoofdmedewerkers, indertijd aangenomen en bevor-derd volgens het carrierebeginsel, meegedeeld moet worden dat er voor hen slechts plaats zal zijn als universitair docent. Dat betekent geen diskwalificatie, evenmin als de verandering van de vooruitzichten voor de jongere stafleden een negatief oordeel inhoudt, maar het kan door betrokkenen wel als zodanig worden opgevat en status-verlies is zeker aanwezig.

Er zijn mij geen budgettaire redenen bekend, die het onmogelijk maken de oude wetenschappelijke hoofdmedewerkersrang te laten voortbe-staan tot al deze medewerkers gepensioneerd zullen zijn. Slechts de wens de formatieschema's al in 1986 ingevuld te hebben en niet 10 of 20 jaar later is de reden tot de haast. Het risico dat velen zich

te.leurgesteld en gedemotiveerd zullen voelen, omdat ze de overgang op het nieuwe stelsel toch anders ervaren dan deze bedoeld is, had meer gewicht in de schaal moeten leggen.

3. Intern - extern

Mijn derde spanningsveld is dat tussen de gewichten die een instelling bij haar onderwijs- en onderzoekbeleid hecht aan interne wetmatighe-den en aan externe signalen. Men kan een curriculum samenstellen met als leidraad de schoonheid en de samenhang van de discipline, men kan zich ook in de eerste plaats laten leiden door de kansen op de arbeidsmarkt voor de afgestudeerden en dus door de wensen van de werkgevers. Men kan in het onderzoek pogen de grens tussen kennis en onwetendheid te verleggen daar waar de kans daartoe op intern

wetenschappelijke gronden het grootst lijkt, men kan zich ook werpen op vragen van de buitenwereld.

In het onderwijs zou de universitaire wereld - de minister voorop - veel sterker op de buitenwereld moeten reageren. De Raad van de Centrale Ondernemingsorganisaties, waarin een groat aantal werkgeversvereni-gingen samenwerkt, heeft onlangs een commentaar bij de Beleidsnota Beiaard gepubliceerd, waarin een aantal zeer behartenswaardige aanvullingen van de departementale plannen wordt bepleit. lk noem als voorbeelden:

- een tweede-fase-beroepsopleiding op commercieel-technisch gebied (zoals door deze TH na overleg met gebruikers, maar tevergeefs, is aangevraagd);

- een doorstroompercentage in de natuurwetenschappelijke

onderzoekers- en ontwerpersopleidingen van 25, waarvan 10 naar een vierjarig en 15 naar een tweejarig vervolg op de eerste fase.

lk noemde slechts enkele voorbeelden van het spanningsveld intern-extern; talrijk zijn de opmerkingen over het Nederlandse hoger onderwijs, geuit door personen en instanties die een grote verantwoor-delijkheid dragen voor de welvaart in dit land, maar kennelijk aan dovemansoren gericht. De THE luistert wel degelijk naar signalen van buiten, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het tot stand komen van sommige

(14)

1e-fase-programma's, uit de aangevraagde, maar niet geaccepteerde voorstellen voor 2e-fase-beroepsopleidingen, en uit activiteiten ten behoeve van cursussen voor derden. We moeten als gevolg daarvan wegen trachten te vinden om onze reacties op externe vragen te realiseren. Bijvoorbeeld zouden we bekostigingsmogelijkheden moeten zoeken voor onderwijsactiviteiten die wij gewenst achten, maar die de minister niet betalen zal.

Als mogelijkheid om in de eerste fase vernieuwingen te verwerkelijken zouden we veel meer met onderwijsvormen moeten experimenteren; naar mijn mening zouden we ook meer gebruik moeten maken van de mogelijkheden om door vrije studierichtingen nieuwe programma's te realiseren. De instelling van een vrije studierichting bestuurlijke informatiekunde door de hogeschoolraad is een goed voorbeeld van inspelen op impulsen uit de omgeving. We zouden ook oordelen en wensen van werkgevers van onze afgestudeerden op een meer

systematische manier moeten verzamelen; een commissie van bekwame personen uit de industrie die op uitnodiging ons onderwijs doorlicht en van commentaar voorziet, kan ons erg helpen.

Vervolgens: signalen van buiten komen niet alleen van de kant van de werkgevers, ook de aankomende studenten hebben veranderende opleidingsbehoeften; die zouden we beter moeten kennen en vervullen. Een veeg teken vind ik bijvoorbeeld dat het secundaire onderwijs op het voor ingenieurs zo belangrijke gebied van de vreemde talen ingrijpend gewijzigd is zonder dat zich een duidelijk complementaire beweging - aanvulling van manco's - in onze curricula heeft voorgedaan. Ook dit is maar een voorbeeld. Nauwere aansluiting aan wat de

aankomende studenten nodig hebben in onderwijsstijl en inhoud, is een belangrijke, misschien wel de belangrijkste verbetering van onze taakuitoefening. We zouden daarbij goed moeten luisteren naar wat de 1e- en 2e-jaars ons hierover te vertellen hebben.

Op onderzoekterrein is de THE al sterk extern georienteerd:

- bij veel van onze programma's wordt op urgente vragen ingespeeld; - we zullen de beoogde hoge opbrengst aan contractresearch wel halen; - een TH-stichting voor kennisoverdracht zal er waarschijnlijk ook komen;

- talrijke contacten en contracten met het bedrijfsleven komen tot stand o.a. door middel van symposia, ondernemersdagen en beurspresenta-- de THE heeft hoge verwachtingen van de zg. lnstirregeling (lnnovatie Stimulerings Regeling) die op 1 oktober 1984 in werking treedt en bedoeld is om met name kleine en middelgrote ondernemingen onderzoekgevoeliger te maken;

- de THE speelt in toenemende mate in op internationale stimulerings-en researchsubsidies, zoals het ESPRIT-project.

Zoals uit de activiteiten van de THE-studieverenigingen blijkt, wordt de externe gerichtheid door de studenten gedeeld.

Het van binnen uit groeiende onderzoek mag echter niet in het gedrang komen, want dat levert de meeste echt nieuwe inzichten, zoals de

(15)

historie leert. De deemoedigheid die doorklinkt in Francis Bacon's bekende uitspraak: 'de natuur wordt slechts overwonnen indien men aan haar onderdanig is', geldt ook voor de moderne technologie. De vooruitgang van de techniek is steeds een 'Overwinning door gehoor-zaamheid' om de titel van een bekend boek (van prof.dr. E.J.

Dijksterhuis en prof.dr.ir. R.J. Forbes) over de geschiedenis van natuurwetenschap en techniek te citeren.

Er is een aspect van de relatie met de buitenwereld dat speciale vermelding verdient en dat is de moeilijkheid die de TH ondervindt om hoog gekwalificeerde medewerkers aan te trekken en vast te houden. De hoogte van de universitaire honorering blijft ver achter bij wat het bedrijfsleven soms biedt; het academische werkklimaat heeft een slechte reputatie en de nabije toekomst is in beide opzichten vrij somber. Eerlijkheidshalve moet ik toegeven vaak geergerd te zijn door mededelingen dat het bedrijfsleven in alle opzichten meer te bieden heeft dan de TH. Voor mij is het meest boeiende van een universitaire loopbaan de onderwijsrelatie die men met studenten kan opbouwen en welk bedrijf biedt dat? De uitspraak gehoord in de Verenigde Staten: 'de universitaire campus zou een ideaal oord zijn als er maar geen

studenten waren', ontmoet bij mij begrip noch sympathie. Wie niet door de uitdaging school te maken wordt aangesproken, zou deze school niet als werkterrein moeten kiezen. Al is gedrevenheid tot onderwijzen voor docenten onmisbaar, de THE heeft in haar staf ook enthousiaste en bekwame onderzoekers nodig, zowel om de publieke kennis in Nederland op peil te houden als om de kwaliteit van haar wetenschap-pelijke opleiding veilig te stellen. Daarom moet de THE en ijveren voor ruimere honoreringsmogelijkheden en trachten het academisch werkkli-maat zijn vroegere aantrekkelijkheid terug te geven; twee zware taken. Daarnaast zou hGt WGtenschappelijk onderwijs en dus ook deze hogeschool er goed aan doen te trachten het soms wat verwrongen beeld dat de externe wereld van de functies van de wetenschappelijke staf heeft, te redresseren. Van een universitair docent wordt verantwoor-delijkheidsgevoel voor de vorming van jonge mensen gevraagd en vermogen tot onderwijzen, maar ook een onafhankelijke, kritische, creatieve instelling en vasthoudendheid in het zoeken naar het onbekende. Zo'n functie kan alleen in grote ze~fstandigheid en vrijheid vervuld worden, en dat is ook een deel van haar aantrekkelijkheid. De buitenwereld heeft hier niet altijd begrip voor en vindt altijd wel een anecdote om een negatief beeld van de wetenschapsmensen mee te staven. Oat negatieve beeld leidt dan weer tot regelgeving en beknotting van vrijheid, die niet het gewenste resultaat kunnen hebben maar wel frustraties oproepen enz. Nu houdingen die in de wetenschappelijke wereld hoog in aanzien staan, zoals het erkennen van de autoriteit van een betere mening en de drang naar prestaties, ook in de maatschappij weer wat meer waardering lijken te krijgen, is de tijd misschien rijp de karikatuur die soms van het universitaire bedrijf bestaat meer op een portret te laten lijken. lk ben afgedwaald; mijn thema was hoe wij op

(16)

externe signalen reageren; ik spreek nu over signalen die wij aan de buitenwereld zouden moeten afgeven.

4. Lange - korte termijn

De mate waarin de lange dan wel de korte termijn het beleid bepalen, is mijn vierde spanningsveld. De snelle evolutie van wetenschap en samenleving en de moeilijke situatie die telkens om noodverbanden vraagt, maken ons steeds meer geneigd om voornamelijk naar de korte termijn te kijken. Dan nemen we een wetenschappelijke vorming die een mensenleven lang waarde houdt, niet zozeer tot richtsnoer voor het onderwijs als het functioneren van de afgestudeerde in zijn eerste werkkring. 'Education permanente' is noodzakelijk gezien de ontwikke-ling van de wetenschap, maar kan nooit een gebrekkige vorming compenseren. De gezichtseinder van de cnderwijsmaker hangt ook samen met de vraag of beroepsopleiding of vorming wordt nagestreefd, en met het dilemma of generalisten dan wel specialisten warden opgeleid. (Een generalist heeft beperkte kennis van veel zaken, een specialist weet heel veel van een beperkt gebied. Als wiskundige spreekt de limietovergang mij aan: een generalist weet niets van alles, een specialist weet alles van niets.) Wij moeten oppassen dat we onze opleidingen niet te uitsluitend richten op de startkansen van onze ingenieurs en daarbij de opdracht om studenten ook een vorming te geven verwaarlozen.

Onderzoekcontacten met de industrie, met het ministerie van Economi-sche Zaken, bijvoorbeeld via lnnovatie-gerichte

Onderzoek-Programma's, hebben steeds een nabije doelhorizon. Universiteiten zijn van nature traag en niet automatisch in staat slagvaardig en alert in te spelen op korte-termijn-opgaven. De THE poogt dit wel te doen; dit hangt samen met onze ontvankelijkheid voor externe signalen. Hier ligt een belangrijk deel van de kracht van deze instelling; toch meen ik te moeten pleiten voor daarnaast - niet in plaats ervan - meer aandacht voor een verder verwijderde toekomst. Een instelling van wetenschappe-lijk onderwijs is niet als een bedrijf door zijn aandeelhoudersvergade-ring of als een politicus door de naderende verkiezingen gedwongen de korte termijn erg veel aandacht te geven. Een hoogwaardig wetenschap-pelijk instituut als deze TH kan, juist door aandacht voor de

lange-termijn-problemen, aan de samenleving een onschatbare dienst bewijzen. De belangrijkste opgave van de techniek is ervoor te zorgen dat deze wereld leefbaar is voor de huidige en de komende generaties. Oat is een lange-termijn-opgave, waarbij het gehele technisch handelen betrokken is; het gaat daarbij heus niet alleen om problemen van energie, milieu of bewapening. De biosfeer van deze planeet, waar de mensen van en in !even, is een fragiel systeem. De technici moeten leren daar logisch, dat wil zeggen zich aanpassend aan de wetten die dit systeem in stand houden, mee om te gaan. Oat vraagt misschien een ingrijpende mentaliteitsverandering, een nieuwe denktrant, een andere benadering van technologische opgaven. De onderzoek- en onderwijs-programma's van deze instelling bevatten maar enkele aanduidingen

(17)

van expliciete aandacht voor deze vraag. Daar ligt echter wel een heel grote, uiterst belangrijke onderzoekopgave, en ook een onderwijstaak: de noodzaak om toekomstige ingenieurs met de ernst van deze lange-termijn-opgave te confronteren.

Dames en heren,

lk waag me aan nog een beschouwing. Hoe stelt deze TH zich op in het spanningsveld tussen behoudend en vernieuwend?

Het is niet waar dat een hoog ontwikkelde intellectuele cultuur automatisch een dynamische en vernieuwende is; zo was de Chinese cultuur uit de tijd van de mandarijnen zeer statisch. Anderzijds is de westerse wetenschap op kennisvermeerdering - een onomkeerbaar proces - gericht en daardoor in zich dynamisch. We zijn in een situatie geraakt waarin het voortbestaan van onze samenleving afhangt van ons vermogen tot technologische vernieuwingen en innovatie. Onder deze omstandigheden zou een technische hogeschool een haard van vernieuwing moeten zijn, waar driftig geexperimenteerd wordt; een milieu dat in hoge mate fantasie en creativiteit prikkelt. De THE is een krachtig en gezond instituut; we zouden daarom meer dynamiek moeten ontwikkelen. Als ik bedenk wat voor zware taak we vandaag met

gerechtvaardigd zelfvertrouwen aangevangen hebben, dan kunnen, moeten we, in de vernieuwende steer wat meer durf tonen:

- durf om zelf bekostigingsmogelijkheden voor noodzakelijke onderwijs-voorzieningen te zoeken;

- durf om met onderwijsmethoden en onderwijsprogramma's te experimenteren;

- om de mogelijkheden van vrije studierichtingen te exploreren; - durf om systematisch aan de samenleving te vragen wat haar oordeel over ons is;

- om echt open te staan voor de behoeften van de studenten;

- durf om ook aan vragen van de verre toekomst uitvoerig aandacht te schenken;

- durf om voor onze medewerkers die vrijheid en erkenning te bevechten die ze nodig hebben om goed te kunnen werken;

- om aan de publieke opinie in Nederland duidelijk te maken dat de rol die deze TH kan en wil spelen in de vernieuwing van de industrie ernstig gehinderd wordt doordat TH's aan dezelfde regels gebonden worden als de geheel anders geaarde universiteiten;

- om de verambtelijking en de omslachtigheid een halt toe te roepen; - om ....

lk stop met deze lijst van wensen voor een THE-portret dat meer zelfvertrouwen en voortvarendheid uitstraalt en ik wil met u, geachte toehoorders, traditiegetrouw, terugblikken op het jaar dat achter ons ligt.

Met eerbied gedenken we hen die ons door de dood ontvielen:

de personeelsleden: mevr. A. Lathouwers (Centrale Technische Dienst); ir. W.J.B. van Ommen (afdeling der Werktuigbouwkunde);

(18)

en de student H.J.M. Kocken, student in de afdeling der Technische Natuurkunde

Hoewel het niet tot de gebruiken hoorde hen die geen directe band meer met de TH hebben te vermelden, maak ik dit jaar een uitzondering voor de oud-rector dr.ir. A.A.Th.M. van Trier

en de oud-curatoren mr. H.A.M.T. Kolfschoten en dr.ir. Th.P. Tromp, die voor de Technische Hogeschool Eindhoven zeer grate verdiensten hebben.

Dames en heren,

lk wil mij in de verslaglegging zeer beperken, om dit jaar enige extra aandacht te kunnen geven aan sommige internationale contacten van de THE.

In de hogeschoolraad is B.E. Schellekens benoemd tot buitenuniversi-tair lid, als opvolger van ir. F. de Rooy die zich niet herbenoembaar stelde. Verkiezingen vonden afgelopen jaar alleen plaats voor de studentleden; de opkomst van de kiezers was met 48% ruim 10% hoger dan vorig jaar, een verheugende tendens.

Als nieuwe studentleden van de hogeschoolraad werden gekozen: Williette van Arendonk (B), Jo Bleser (WM), Peter Derks (BOK), Hans Fischer (W), Stan van Gisbergen (N), Elly Jeurissen (WSK/I) en Marc Keulers (E). Herkozen werden Guy Kerpen (E) en Henny van der Wielen-van der Wiel (T).

Prof.dr.ir. F. Schurer volgde prof. D. Apon op als voorzitter van de vertrouwenscommissie van de hogeschoolraad.

Het college van bestuur veranderde niet van samenstelling; prof.ir. C. de Beer werd herkozen voor een nieuwe termijn van twee jaar.

Slechts twee leden van het college van dekanen zijn afgetreden en opgevofgd:

prof.cir. W. van der Meiden door prof.cir. P.L. Cijsouw en prof.cir. P.A.J.M. Steenkamp door prof.cir. Ch.J.L. Bertholet. Aan deze hogeschool zijn zes gewone hoogleraren benoemd:

prof.dr.ir. D.H. van Campen die al buitengewoon hoogleraar was, bij de afdeling der Werktuigbouwkunde, in de technische mechanica;

prof.cir. N.H'. Douben (WM), in de economie; prof.cir. K.M. van Hee (WSK/I), in de informatica;

prof.dr.ing. R. Paul (E), in de elektronica, i.h.b. het gebied van de componenten van ge'integreerde schakelingen;

prof.cir. J.A.J. Roufs (WM). in de leer der zintuigfuncties;

prof.ir. P.W. Sanders (BOK), in de bedrijfskunde, i.h.b. het ontwerpen van produktiesystemen.

Vijf nieuw benoemde buitengewone hoogleraren traden tot het kroondocentencorps toe:

(19)

dr. C.H.M.M. de Bruijn (T), in de fysiologische chemie;

ir. F. Doorschot (W), in de technologie van de massafabricage; dr.ir. H. Duifhuis (WM), in de psychofysica der zintuigen; ir. H.J. Henket (B), in de afbouwtechniek;

ir. W. Herman de Groot (T), in de chemische apparatenkunde. Als bijzondere hoogleraren zijn benoemd:

dr.ir. S.H.A. Begemann (B), in de praktische verlichtings-kunde, vanwege de Stichting Eindhovens Hogeschoolfonds; dr. W. Bos (WM), in de problematiek van de kleine en middelgrote ondernemingen, vanwege de Stichting Fonds Toekomst Middengrote Ondernemingen.

Vertrekkende kroondocenten waren er vele, elf gewone en vier

buitengewone hoogleraren verlieten deze instelling: de gewone hoogleraren:

prof.dr. J.B. Alblas (WSK/I), in de mechanica;

prof.drs. H.S. van der Baan (T), in de chemische technologie; prof.dr.ir. A.J.C. Bakhuizen (E), in de elektronica;

prof.dr. N.G. de Bruijn (WSK/I), in de wiskunde; prof.ir. W.L. Esmeijer (W), in de technische mechanica; prof.drs. J. Koning (W), in de werktuigkundige meettechniek; prof.dr. S.L. Kwee (WM), in de algemene wijsbegeerte;

prof.ir. J.A. van Neste (B), in het constructief ontwerpen (staal); prof.dr. J.J. Seidel (WSK/I), in de wiskunde;

prof.ir. J. van Vollenhoven (W), in de werktuigbouwkunde, i.h.b. verbrandingsmotoren;

prof.dr. J. Wemelsfelder (WM), in de economie; en de buitengewone hoogleraren

prof.dr. E.W. Dijkstra (WSK/I), in de wiskunde, i.h.b. de fundamentele prog rammering;

prof.dr. D. Horringa (BDK), in de bedrijfskunde, i.h.b. organisatie-adviesprocessen;

prof.dr.ir. H.C.J. de Jong (E), in de dimensionering van elektromechani-sche componenten voor energieomzetting;

prof.ir. J.H. Kruizinga (WSK/I), in de wiskunde.

Een opmerkelijke ontwikkeling in de wetenschappelijke staf was de bevredigend geslaagde poging 118 nieuwe onderzoekers en docenten aan te trekken.

Onderscheidingen of opvallende blijken van wetenschappelijke erken-ning ontvingen: prof.dr. J.A. Poulis (N), dr. J. Ulijn (WM), mevr. dr. W. Visscher (T), de FOM-medewerker ir. L. Kamp (E), ir. P. Thole (B) en de emeritus hoogleraar prof.dr. D.A. de Vries,).

Aan de studenten: Marcel van Genderen (T) en Annemarie Maenhout (T) werden door industrieen prijzen toegekend. Oud-student ir. Paul van

den Hof (E) zag zijn afstudeerwerk bekroond.

(20)

Academische plechtigheden, symposia door afdelingen of studievereni-gingen georganiseerd, lezingen en studiedagen vonden er zeer vele plaats.

Daaronder waren vijf intreeredes2), zes afscheidscolleges3) en een zeer verheugend aantal van 53 academische promoties. De Holstlezing werd gehouden door prof.dr. J. Weizenbaum van het Massachusetts Institute of Technology4 ), de diesrede door prof.ir. 8.W. van der Vlugt (8)5). Voorlichtingsactiviteiten kregen veel aandacht. Een van de doelen daarbij is de belangstelling van vrouwelijke studenten voor een technische studie te stimuleren. In 1983/1984 bestond 9 % van de eerstejaars uit vrouwen, een laag percentage nog, maar hoger dan ooit tevoren. Een opmerkelijk initiatief in de studentenvoorlichting was afkomstig van de afdeling der Technische Natuurkunde: de cyclus 'Natuurkunde op zaterdagmorgen', die veel belangstelling van scholie-ren getrokken heeft.

De open dag van de afdeling der Werktuigbouwkunde trok ongeveer

2500 bezoekers.

Geacht gehoor,

Het is onmogelijk een overzicht te geven van de talrijke buitenlandse relaties van deze TH, maar ik wil wel melding maken van enkele internationale contacten die zich het afgelopen jaar opmerkelijk ontwikkeld hebben.

Allereerst de samenwerking met verwante instellingen in het nabije buitenland ten behoeve van studentenuitwisseling en stage-begeleiding. Naast de bestaande contacten tussen onderzoekers, waarin studenten soms meedoen, en de algemene uitwisselingen, zoals die via de International Association for the Exchange of Students for Technical Experience, kortweg IAESTE, waarin de THE een zeer actieve rol speelt, is dit een derde kanaal om studenten in de gelegenheid te stellen buitenlandse ervaring op te doen. Als eerste concentratieland is indertijd Frankrijk gekozen. Geruggesteund door een aanloopbudget van het ministerie zijn uitwisselingen tot stand gekomen met de Universite des Sciences et Technologie te Lille, de Universite de Technologie te Compiegne en de Ecole Centrale des Arts et Manufactures te Parijs (Chatenay-Malabry).

De Franse ambassadeur, Zijne Excellentie Monsieur C.de Kemoularia, heeft bij een werkbezoek aan Eindhoven kennis kunnen nemen van deze contacten; door de Franse Ambassade is een beperkt budget beschikbaar gesteld voor de uitwisseling van studenten en onderzoe-kers tussen de THE en Franse zusterinstellingen.

Als tweede land is het Verenigd Koninkrijk gekozen. Ook hier werd samenwerking gezocht met een klein aantal verwante instituten. Thans .lopen studenten van deze TH gerichte stages in de universiteiten van

Glasgow, Strathclyde en Warwick, terwijl onderhandelingen gaande zijn met de universiteit van Loughborough.

(21)

Met het wederkerig ontvangen van Britse studenten is een begin gemaakt.

In het komend jaar zullen we met enkele instellingen in de Duitse Bondrepubliek pogen tot gelijksoortige afspraken te komen.

Allerminst nabij is de Volksrepubliek China, waar wij een overeenkomst van samenwerking hebben met Xi'an Jiaotong University te Xi'an. In het kader van deze overeenkomst verblijven thans enige studenten en promovendi voor langere tijd aan onze TH, terwijl stafleden uit Xi'an hier kortere bezoeken gebracht hebben. Enkele leden van ons wetenschappelijk corps hebben Xi'an bezocht voor het verzorgen van cursussen.

De derde soort van contacten waar ik vandaag iets over wil zeggen zijn die welke wij in het kader van de ontwikkelingssamenwerking

onderhouden met universiteiten in de Derde Wereld, o.a. in Zambia, Tanzania en Egypte.

Door middel van uitzending van docenten en technici, het trainen van fellows in Nederland, het verschaffen van laboratorium- en werkplaats-materiaal en het verstrekken van adviezen, leveren wij een bijdrage aan de opbouw van de betreffende instituten.

Het beleid van de TH op het gebied van ontwikkelingssamenwerking is, net als het overheidsbeleid, gericht op twee doeleinden, te weten (a) gelijkwaardige positie van de ontwikkelingslanden in de internatio-nale economische betrekkingen en

(b) het zo snel en direct mogelijk verlichten van het lot van die mensen die momenteel niet aan een minimum bestaansbasis toekomen. Gezien de aard van ons instituut wordt ook getracht in samenwerking met het bedrijfsleven aan het bereiken van die doeleinden bij te dragen. In 1984 zijn 17 TH-medewerkers voor langere tijd gedetacheerd bij universiteiten in Derde-Wereld-landen voor het geven van onderwijs en het doen van onderzoek; tevens verblijven hier 14 stagiairs en fellows voor verdere opleiding. Ook worden door verschillende TH-docenten kort durende, specialistische blokcursussen gegeven aan de betreffende universiteiten.

Er is een duidelijke opleving van de belangstelling van

TH-afgestudeerden voor een werkkring in een van de ontwikkelingslanden. In 1983 bemiddelde het Bureau Ontwikkelingssamenwerking van de THE zo'n 90 maal bij het vinden van een dergelijke positie.

De in het voorjaar 1984 gereedgekomen plannen voor een ontwikke-lingsingenieur in een van de varianten van de vrije studierichting techniek en maatschappij richten zich specifiek op ingenieurs die in ontwikkelingslanden zullen functioneren.

Daarvoor is naast een vaktechnisch basispakket ook voorzien in een maatschappij-wetenschappelijk basispakket. Bij de samenstelling daar-van is een zeer gerichte keuze gemaakt uit het onderwijsaanbod zowel van de onderafdeling der Wijsbegeerte en Maatschappijwetenschappen

(22)

als van elk der technische afdelingen. Een dergelijk gecombineerd pakket bestaat voorzover wij weten nog nergens in Nederland. De THE blijft ook op andere vragen in de ontwikkelingshulp inspelen.

Dames en heren,

Balans opmakend van het nabije verleden en kijkend naar onze taken en mogelijkheden kan ik slechts concluderen: er zit nog volop muziek in de Technische Hogeschool Eindhoven.

Met de wens dat die tot voile klank mag komen, verklaar ik het academisch jaar 1984/1985 voor geopend en maak ik plaats voor meer muziek van het ESMG.

lk dank u voor uw aandacht.

(23)

No ten

1. Onderscheidingen

- Prof.dr. J.A. Paulis (N) is benoemd tot Officier in de Kroonorde van Belgie; in verband met de medewerking die hij als buitengewoon hoogleraar geeft aan het Limburgs Universitair Centrum in Hasselt. - Dr. J. Ulijn (WM) ontving de onderscheiding van Officier des Palmes Academiques uit handen van de Franse culturele attache.

- Mevr.dr. W. Visscher (T) ontving op 1984.04.30 de onderscheiding tot officier in de Orde van Oranje Nassau.

- lr. L. Kamp ontving een studieprijs van Shell Research voor zijn promotieonderzoek als FOM-medewerker bij de afdeling E, vakgroep Theoretische Elektrotechniek.

- lr. P. Thole (B) heeft op de Betondag een eervolle vermelding gekregen voor zijn ontwerp van de Moluks-Evangelische kerk in Den Bosch.

- Prof.dr. D.A. de Vries (N) ontving de Luikov medaille.

2. lntreeredes

7-10-1983

prof.dr. P.J.G. Leenhouwers, bijzonder hoogleraar in de wijsbegeerte (WM);

11-11-1983

prof.drs. J. Moraal, buitengewoon hoogleraar in de bedrijfskunde, i.h.b. de ergonomie (BOK);

2-12-1983

prof.dr. A. Huson, buitengewoon hoogleraar in de functionele anatomie (W);

6-4-1984

prof.dr.ir. G. Scherpbier, buitengewoon hoogleraar in het constructief ontwerpen (B);

11-5-1984

prof.dr.ir. K. van der Wiele, gewoon hoogleraar in de chemische technologie (T).

3. Afscheidscolleges

16-9-1984

prof.dr. R.J. Lunbeck, gewoon hoogleraar in de wiskunde (WSK/I); 28-10-1983

prof.drs. H.S. van der Baan, gewoon hoogleraar in de chemische technologie (T);

6-1-1984

prof.ir. A.J. van Neste, gewoon hoogleraar in het constructief ontwerpen (staal) (B);

29-1-1984

prof.dr. J. van Rees, buitengewoon hoogleraar in de bedrijfskunde, i.h.b. de marketing (BOK);

10-2-1984

(24)

prof. G.J. Slothouber, gewoon hoogleraar in de vormleer (B); 31-8-1984

prof.dr. J.J. Seidel, gewoon hoogleraar in de wiskunde (WSK/I).

4. Holst-lezing 1983

Spreker: prof.cir. J. Weizenbaum, Massachusetts Institute of Technology Titel: The place of the computer in our world

Datum: woensdag 14 december 1984 Seminar t.g.v. de Holst-lezing:

Onderwerp: Computer and general education

Sprekers: prof.dr. Tj. Plomp (THT) over plannen en realiseringen in verschillende Westeuropese landen,

prof.dr. E.W. Dijkstra (THE) en

prof.dr. J. Verhoeff (Erasmus Universiteit Rotterdam), beiden over de mogelijkheden en onmogelijkheden van de computer in het onderwijs, drs. H. Pinxteren (LOGO-Centrum), die de materie van de onderwijs-psychologische kant heeft belicht, daarbij tevens ingaande op de ervaringen van het LOGO-centrum.

De forumdiscussie die volgde op de voordrachten, werd geleid door prof.dr. S.T.M. Ackermans, rector magnificus en voorzitter van de commissie voorbereiding Holst-lezingen.

5. Dies Natalis

Op 27 april 1984 vond de herdenking van de 28e dies natalis plaats. De diesrede, getiteld: 'De bouw, moeilijker dan de ruimtevaart', werd uitgesproken door prof.ir. B.W. van der Vlugt (B).

(25)

Produktie: Secretariaat college van dekanen TH Endhoven en Voorlichtingsdienst. Vormgeving en druk: groep Reproduktie en Fotografie TH Eindhoven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Die adviesraad is in mijn oQen zeker niet, wat men wel eens hier en daar een bestuur van een rekencentrum noemt. Wanneer men uit orqanisatie-overweqinqen toch een bestuur zou wensen

Onderzoek heeft aangetoond dat als de academicusbelasting op 6% van het inkomen van ex-studenten wordt vastgesteld, de overheid alle uitgaven voor het hoger onderwijs

The cup should (i) reduce image artifacts caused by movement of the breast within the current measurement time of four minutes, (ii) posi- tion the breast in the center of the

Dit is kenmerkend voor een beschrijvende studie (Babbi, 2004, p. De afhankelijke variabele is in dit geval ‘het beleid van HEIs omtrent het leveren van onderzoeksresultaten’. Dit

Vooral mannen met een niet-westerse migratieachtergrond halen minder vaak een diploma dan andere studenten.. Hbo voltijd bachelor Wo voltijd

Binnen de Academische Werkplaats Onderwijs- innovatie wordt door onderzoekers, docenten, leerkrachten en studenten ontwerponderzoek gedaan naar vragen die door de praktijk

De bestuursorganen die onder de reikwijdte van de wet vallen, staan onder toezicht van de Autoriteit Consument en Markt (ACM, tot 1 april2013 NMa). De concu"rrent kan bij de

Ö leerlingen die minder werk maken van de studiekeuzetaken in het laatste jaar, minder binding voelen met hun studie in het hoger onderwijs: ze zijn minder zeker van hun studie