• No results found

De rol van sociale angst bij het interpreteren van gezichtsexpressies

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van sociale angst bij het interpreteren van gezichtsexpressies"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De rol van sociale angst bij het interpreteren van gezichtsexpressies

Floor Verweij

Universiteit van Amsterdam Studentennummer: 10160302 Begeleider: Sandra Boerwinkel Woorden: 5719

Bachelorthese

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 3

Inleiding 3

Middendeel

Hebben sociaal fobici een verstoring in, of een expertise voor het interpreteren van gezichtsexpressies?

5

Ligt bij sociaal fobici de drempel lager gezichtsexpressies als negatief te interpreteren?”

9

Discussie 11

Literatuurlijst 14

(3)

Abstract

Met deze studie wordt de rol van sociale angst bij het interpreteren van gezichtsexpressies onderzocht. Hierbij wordt eerst besproken of sociaal fobici een verstoring in, of een expertise voor het interpreteren van gezichtsexpressies hebben. Vervolgens wordt er besproken of sociaal fobici een lagere drempel hebben tot het interpreteren van gezichtsexpressies als negatief ten opzichte van niet angstigen. Sociaal angstigen blijken bij een eerste vlugge interpretatie de neiging te hebben gezichtsexpressies als negatief te interpreteren. Zodra men iets langer de tijd heeft voor het interpreteren van expressies, lijken sociaal angstigen echter een expertise te hebben voor het interpreteren van gezichtsexpressies. Deze bevindingen bieden een mooi uitgangspunt voor toekomstig onderzoek naar sociale fobie en behandeling tegen deze stoornis.

Inleiding

Interpreteren van gezichtsexpressies is belangrijk voor een goed verloop van sociale interacties. Op het gezicht valt veel af te lezen over de emotionele toestand waar de ander zich in bevindt, is hij of zij bijvoorbeeld vermoeid, boos of blij? Wanneer deze expressies verkeerd worden geïnterpreteerd kan dit nadelige gevolgen hebben voor de interactie. Men begrijpt elkaar mogelijk niet, raakt verward, of stemt niet goed af op de ander. Belangrijk is dus dat er meer inzicht wordt verkregen in deze eventuele misinterpretaties, zodat mensen die moeite hebben met het

interpreteren van expressies hiervan bewust kunnen worden en hun interpretatievaardigheid mogelijk kunnen verbeteren.

Eerder onderzoek suggereert dat sociaal fobici gezichtsexpressies anders interpreteren dan niet-angstigen (Winton, Clark & Edelmann 1995). Sociale fobie wordt gekenmerkt door een aanhoudende, overdreven of onredelijke angst voor één of meer sociale situaties waarin men mogelijk kritisch beoordeeld wordt (Acarturk, de Graaf, Van Straten, Ten Have & Cuijpers, 2008) . Hierbij is men bang dat hij of zij zich op een manier zal gedragen die vernederend of beschamend is voor hem of haar. Deze gevreesde sociale situaties worden vermeden of doorstaan met intense angst en ongemak, wat een duidelijke invloed op het dagelijks en beroepsmatig functioneren met zich meebrengt. In 2008 werd geschat dat 4,8% van de Nederlandse bevolking binnen de afgelopen 12 maanden een sociale fobie had. De start van de eerste symptomen lag hierbij op de gemiddelde leeftijd van 19,3 jaar (Acarturk et al., 2008).

Sociaal angstigen lijken neutrale expressies minder accuraat en negatieve expressies meer accuraat te interpreteren dan niet-angstigen (Winton, Clark en Edelmann, 1995). Dit maakt dat Winton, Clark en Edelmann (1995) suggereren dat sociaal fobici een negatieve interpretatie bias hebben bij het interpreteren van expressies. Deze negatieve interpretatie bias zou echter alleen van kracht zijn wanneer sociaal angstigen gedurende korte tijd worden blootgesteld aan een expressie. Wanneer men namelijk langer de tijd heeft voor het waarnemen en interpreteren van

gezichtsexpressies, is er geen verschil voor het interpreteren van emotionele gezichtsexpressies bij sociaal angstigen en niet-angstigen (Philippot & Douilliez, 2005). Het is goed mogelijk dat sociaal angstigen voornamelijk in de eerste seconden van het zien van een expressie een andere

interpretatie doen dan niet-angstigen waarbij naarmate men langer de tijd heeft, dit verschil vervalt omdat men dan meer doordachte beslissingen kan nemen.

(4)

Verschillende theorieën proberen het idee dat sociaal angstigen gezichtsexpressies anders interpreteren te verklaren. Zo stellen Mohlman, Carmin en Price (2007) door middel van de verstoorde vaardigheidstheorie dat de interpretatievaardigheid voor gezichtsexpressies mogelijk verstoord is bij sociaal angstigen en dat deze verstoring een in stand houdende factor voor sociale angst is. Gezien sociaal fobici een disfunctionele angst voor afwijzing hebben en het gebruik van gezichtsexpressies een manier is om afwijzing te laten blijken, is het denkbaar dat sociaal fobici gezichtexpressies minder accuraat interpreteren. Het verkeerd inschatten van de gezichtsexpressies zou er namelijk toe kunnen leiden dat sociaal angstigen sociale interacties mislopen of zonder succes ondergaan. Dit zou kunnen zorgen voor een toename in het ontmoedigde en angstige gevoel jegens sociale situaties en interacties.

Anderzijds wordt er door middel van de expertise theorie gespeculeerd dat sociaal fobici geen verstoring in interpretatievaardigheid hebben maar juist een expertise hebben in het

interpreteren van gezichtsexpressies (Curran, 1977; aangehaald in Mohlman, Carmin en Price, 2007). Sociale factoren spelen voor sociaal fobici mogelijk een belangrijkere rol omdat hiermee te toetsen is of hun angst voor afwijzing daadwerkelijk tot uiting komt. Zo zou men gevoeliger zijn voor

expressiekarakteristieken in het gezicht die goedkeuring, bijvoorbeeld de emotie blijheid, of afwijzing, bijvoorbeeld de emotie boosheid, uitdrukken. Men zou de aandacht meer en sneller richten op deze karakteristieken wat maakt dat zij eerder en accurater de emotie in

gezichtsexpressies van anderen oppikken.

Een alternatief voor deze theorie is de lage drempeltheorie waarbij wordt gesteld dat sociaal fobici inderdaad een vergrote gevoeligheid hebben voor expressiekarakteristieken in het gezicht, echter alleen voor karakteristieken die afwijzing kunnen betekenen (Pozo et al., 1991; aangehaald in Mohlman, Carmin & Price, 2007). Zo zouden sociaal angstigen een negatieve interpretatiebias hebben, namelijk een lagere drempel tot het classificeren van expressies als afwijzend. De

voortdurende angst voor afwijzing en de mogelijk daaruit voortvloeiende preoccupatie voor afwijzing kunnen er voor zorgen dat men zich voornamelijk focust op aanwijzingen die afwijzing kunnen betekenen, bijvoorbeeld boze gezichtsexpressies. Indien sociaal angstigen meer aandacht voor afwijzende karakteristieken hebben, zullen zij ambigue expressies, expressies die op verschillende manieren geïnterpreteerd kunnen worden, eerder als afwijzend interpreteren dan niet-angstigen dit zullen doen. Zo blijkt uit eerder onderzoek naar ambigue situaties dat sociaal fobici de neiging hebben sociale situaties als meer negatief in te schatten dan niet sociaal angstigen (Clark & Wells, 1995; aangehaald in Heuer, Lange, Isaac, Rinck & Becker, 2010). Daarbij hebben sociaal angstigen voornamelijk de neiging ambigue reacties van anderen als afwijzing op te vatten. Hieruit volgt het idee dat sociaal angstigen zowel afwijzende expressies eerder en accurater interpreteren, als ambigue expressies eerder interpreteren als afwijzende expressies, dan niet-angstigen.

Aangenomen wordt dat er een verschil tussen sociaal angstigen en niet-angstigen is in het interpreteren van gezichtsexpressies, echter is het nog niet duidelijk hoe sociaal fobici

gezichtsexpressies anders interpreteren. Om de bovengenoemde verschillende theorieën, verstoorde vaardigheidstheorie, expertise theorie en lage drempel theorie, te toetsen staat in deze studie de vraagstelling centraal: “Wat is de rol van sociale angst bij het interpreteren van gezichtsexpressies?”

Bij de beantwoording van deze vraagstelling zal begonnen worden met antwoord te geven op de eerste deelvraag, “Hebben sociaal fobici een verstoring in, of een expertise voor het

(5)

interpreteren van gezichtsexpressies?” Met deze deelvraag zal de verstoorde vaardigheidstheorie en de expertisetheorie worden getoetst. Deze twee theorieën zullen besproken worden onder één deelvraag gezien een algehele verstoring in interpretatievaardigheid, zoals gesteld wordt door de verstoorde vaardigheidstheorie, een algehele expertise bij de interpretatie van gezichtsexpressies, zoals gesteld in de expertise theorie, tegenspreekt. Op deze wijze zullen studies die de ene theorie ondersteunen, de andere theorie ontkrachten en visa versa.

Met deelvraag twee zal vervolgens de lage drempeltheorie getoetst worden, “Ligt bij sociaal fobici de drempel lager gezichtsexpressies als negatief te interpreteren?”

Hebben sociaal fobici een verstoring in, of een expertise voor het interpreteren van gezichtsexpressies?

Met deze deelvraag worden de verstoorde vaardigheidstheorie en de expertisetheorie besproken en getoetst. Een algehele verstoring in interpretatievaardigheid, zoals gesteld wordt door de verstoorde vaardigheidstheorie, spreekt een algehele expertise bij de interpretatie van

gezichtsexpressies, zoals gesteld in de expertise theorie, tegen. Op deze wijze zullen studies die de ene theorie ondersteunen, de andere theorie ontkrachten en visa versa.

De verstoorde vaardigheidstheorie stelt dat de verstoring in interpretatievaardigheid de sociale fobie in stand houdt (Mohlman, Carmin & Price, 2007). Sociaal fobici schatten expressies verkeerd in waardoor sociale interacties stroef verlopen of mislukken. Dit kan zorgen voor een toename in het ontmoedigde en angstige gevoel jegens sociale situaties en interacties. Deze theorie verwacht dat sociaal angstigen gezichtsexpressies over het algemeen slechter interpreteren dan niet-angstigen. Hierbij wordt verwacht dat sociaal angstigen over het algemeen minder accuraat of langzamer zijn met hun interpretatie voor expressies dan niet-angstigen.

Garner, Baldwin, Bradley en Mogg (2009) vinden ondersteuning voor de verstoorde vaardigheidtheorie. Zij presenteerde de deelnemers, 16 gegeneraliseerde sociale fobie (GSP) patiënten en 17 gezonde controle deelnemers, expressies waarin steeds twee emoties werden verwerkt. Gegeneraliseerde sociale fobie houdt in dat men in verschillende sociale situaties angstig is voor afwijzing (Garner, Baldwin, Bradley & Mogg, 2009). De drie emotiemixen die de deelnemers te zien kregen, boos-blij, boos-angstig en blij-angstig werden zo samengesteld dat per emotiemix twee afbeeldingen met verschillende verhoudingen van desbetreffende emoties werden gebruikt. Zo waren er voor de boos-blije mix twee afbeeldingen: de ene afbeelding had een verhouding van 40% boos en 60% blij en de andere 60% boos en 40% blij. Ook bij boos-angstig en blij-angstig werden afbeeldingen met deze verhoudingen gemaakt. De deelnemers classificeerden elke ambigue expressie als één van de zes antwoordopties: bijv. voor het blij-angstig blok: erg angstig, redelijk angstig, een beetje angstig, een beetje blij, redelijk blij, erg blij (very fearful, moderately fearful, slightly fearful, slightly happy, moderately happy, very happy). Hieruit kwam naar voren dat vergeleken met niet-angstigen, GSP patiënten, ambigue expressies waar angst in was verwerkt, angstig-blije en angstig-boze mix, significant minder accuraat interpreteerden. Dit resultaat ondersteunt het idee dat de interpretatievaardigheid bij sociaal angstigen verstoord is. Sociaal angstigen kunnen namelijk minder goed blije en angstige emoties en boze en angstige emoties van elkaar onderscheiden, ten opzichte van gezonde niet-angstigen.

(6)

Naast een verstoord interpretatievermogen voor blije-angstige en boze-angstige ambigue expressies, vinden Silvia, Allan, Beauchamp, Maschauer en Workman, (2006) een verzwakte positieve interpretatiebias die sociaal angstigenhebben voor gezichtsexpressies ten opzichte van

niet-angstigen. De groep laag sociaal angstigen herkenden namelijk blije gezichten significant sneller dan verdrietige of boze gezichten. Bij de groep hoog sociaal angstigen werd dit effect ook gevonden, echter was het voordeel voor blije gezichtsherkenning in de lage sociale angst groep significant groter. De deelnemers voor deze studie werden uit een grote sample studenten (n=145)

geselecteerd op basis van hun sociale angst scores op de Mattick en Clarke’s (1998; aangehaald in Silvia et al.,2006) Social Interaction Anxiety Scale (SIAS) en de Social Phobia Scale (SPS; Mattick & Clarke, 1998; aangehaald in Silvia et al., 2006). De SIAS is een vragenlijst met 20 items die in 5 tot 10 minuten wordt ingevuld. De SIAS meet de angst voor inter-persoonlijke situaties. De SPS is ook een vragenlijst met 20 items en heeft ook 5 tot 10 nodig om te worden ingevuld. Met dit meetinstrument wordt de angst gemeten voor situaties waarin men geobserveerd of beoordeeld kan worden door anderen. De mensen die in de hoogste en in de laagste delen van de verdeling scoorden, kwamen in aanraking voor deelname aan de studie (n=30). Hierbij werden twee groepen gevormd, de hoog sociaal angstigen en de laag sociaal angstigen. De hoog sociaal angstigen (n=15) hadden verhoogde scores op zowel de SIAS als de SPS schaal ten opzichte van de laag sociaal angstigen (n=15), maar de scores van de hoog angstigen waren slechts in het subklinische gebied. Vier blije en vier verdrietige expressies waren geselecteerd uit de standaard Ekman en Friesen set (1976; aangehaald in Silvia et al., 2006). Daarnaast werden voor het tweede deel van het onderzoek vier blije en vier boze expressies uit dezelfde set gebruikt. Elke expressie werd getoond voor 200 ms. Deze tijd is genoeg voor een gedetailleerde en structurele verwerking van de expressie (Adolphs, 2002; aangehaald in Silvia et al., 2006). Deelnemers gaven aan welke emotie, blij of verdriet en in het tweede deel van het onderzoek blij of boos, werd afgebeeld. De tijd die zij nodig hadden voor het antwoorden werd bijgehouden, de reactietijd. Beide groepen herkenden blije expressies eerder dan de verdrietige of boze expressies. Er werd echter gevonden dat de laag sociaal angstigen een groter voordeel voor het interpreteren van blije expressies hadden dan de hoog sociaal angstigen. De resultaten uit deze studie sluiten aan op het idee dat sociaal angstigen een verstoord interpretatievermogen hebben. Zo kan er namelijk geconcludeerd worden dat ten opzichte van laag sociaal angstigen, hoog sociaal angstigen een verminderd voordeel bij de herkenning van blije expressies hebben.

Silvia et al. (2006) maakten geen gebruik van een klinische sample bij het onderzoeken van de interpretatievaardigheid van sociaal fobici. Zo onderzochten zij studenten met een hoog of laag sociale angstniveau, waarbij de hoog sociaal angstigen niet dusdanig sociaal angstig waren dat ze in aanmerking kwamen voor de diagnose sociale fobie. Mohlman, Carmin en Price (2007) echter, weliswaar gebruikmakend van een grote sample van 694 psychologie studenten, selecteerden voor de sociaal angstigen groep enkel deelnemers die in aanmerking kwamen voor een gegeneraliseerde sociale angststoornis. Alle studenten vulden de Fear of Negative Evaluation Scale (FNE; Watson & Friend, 1969; aangehaald in Mohlman, Carmin & Price, 2007) in.De FNE meet met 30 vragen en een invultijd van 10 minuten de angst voor beoordeling door anderen, verwachting van negatieve beoordeling, vermijdingsgedrag en verstoring die gerelateerd is aan negatieve evaluatie. Alle deelnemers die boven de 20 punten op de FNE scoorden en in aanmerking kwamen voor de

gegeneraliseerde sociale angst stoornis (GSAD) diagnose, werden ingedeeld in de hoog sociale angst groep (n=26). Ieder die lager dan 9 punten scoorden op de FNE en niet voldeed aan de criteria voor de GSAD diagnose, werden geplaatst in de laag sociale angst groep (n=26). Alle deelnemers (N=52)

(7)

doorliepen twee condities, de dreiging conditie waarbij men in de waan werd gelaten dat zij streden tegen een andere deelnemer tijdens de sorteertaak om zo de angst van de deelnemers te verhogen, en de controle conditie, waarbij men niet het idee kreeg te strijden tegen een andere deelnemer. Deze twee condities werden counter-balanced toegepast. Door middel van een manipulatiecheck werd getoetst of de angst die in de dreiging conditie gemanipuleerd werd, geslaagd was. De sociaal angstigen bleken inderdaad angstiger in de dreigingconditie dan in de controle conditie. Daarnaast waren de sociaal angstigen ook angstiger dan de niet-angstigen in de dreigingconditie. Dit betekende dat de manipulatie geslaagd was.De sorteertaak, die dus tweemaal gedaan werd, in de dreiging en controle conditie, bestond uit het sorteren van door de computer gegenereerde, tekeningen van gezichtsexpressies. Deze expressies, die de emoties blij, verdriet en boos uitte, werden op drie verschillende emotie intensiteiten aangeboden: op 25, 50 en 100% waarbij 25% lichte

karakteristieken van de expressie en 100% de volle emotie-expressie inhield. Naast de drie

emotionele gezichtsexpressies werden ook neutrale expressies getoond. De expressies werden door de deelnemers onderverdeeld bij één van de vier antwoordopties, namelijk blij, verdriet, boos en neutraal, waarvan zij dachten dat dit de emotie was die de expressie uitte. Hierbij werd door de proefleider aangegeven dat deze taak zo snel mogelijk moest worden uitgevoerd: ”Please remember to sort as quickly as possible”. Uit de resultaten bleek dat enkel in de dreigingconditie, de hoog sociaal angstigen een kleiner aantal neutrale expressies correct interpreteerden ten opzichte van niet-angstigen. Dit suggereert dat sociaal angstigen, wanneer hun angst is toegenomen, slechter zijn in het classificeren van neutrale expressies dan niet-angstigen. Verdere analyses toonden dat hoog sociaal angstigen sneller neutrale expressies als boos classificeerden dan niet-angstigen. Ook deze resultaten ondersteunen dus de verstoorde vaardigheidstheorie die stelt dat de

interpretatievaardigheden verstoord is bij sociaal angstigen. Zo blijkt er meer ondersteuning voor het idee dat sociaal angstigen neutrale expressies vaker misinterpreteren. Echter wordt er in de studie ook gevonden dat sociaal angstigen in de dreigingconditie een significant groter aantal boze expressies correct interpreteerden ten opzichte van niet-angstigen. Deze resultaten suggereren, in tegenstelling tot de veronderstelling dat de interpretatievaardigheid verstoord is, dat sociaal angstigen, wanneer hun angst is toegenomen, beter zijn in het classificeren van boze expressies en hiermee dus een expertise tonen voor het identificeren van boze expressies.

De studie van Mohlman, Carmin en Price (2007) ondersteunt het idee dat sociaal angstigen neutrale expressies vaker misinterpreteren. Echter bestaat de steekproef bij deze studie alsnog enkel uit studenten. Bell, Bourke, Colhoun, Carter, Frampton en Porter (2011) deden wel onderzoek naar de klinische populatie sociaal fobici en gezonde niet-angstigen en vonden hierbij opnieuw

ondersteuning voor de verstoorde interpretatie van expressies door sociaal fobici ten opzichte van gezonde niet-angstigen. In dit onderzoek interpreteerden 30 sociale fobici en 27 gezonde controls emotionele gezichtsexpressies, variërend van blij, verdrietig, verrast, bang, boos en afkerig (Ekman & Friesin, 1976; aangehaald in Bell et al., 2011). Deze expressies waren omgevormd waardoor de verschillende stimuli-afbeeldingen expressies van neutraal (0% intensiteit) tot de volle emotie (100% intensiteit) aannamen. Deelnemers kregen elke expressie voor 500ms te zien en gaven vervolgens bij elke expressie aan welke van de zes emoties, of neutraal, ze te zien kregen. Uit de resultaten bleek dat sociale fobici expressies significant vaker misclassificeerden als boos dan de controle groep dit deed. Nadere analyses wezen erop dat sociaal fobici vaker neutrale expressies misinterpreteerden als boos en ook 10 en 20% intensiteit expressies als boos misinterpreteerden. Uit de resultaten van

(8)

deze studie komt dus naar voren dat sociaal fobici neutrale en licht emotionele expressies vaker misinterpreteren als boos dan niet-angstigen.

Zoals met de vorige studies is aangetoond zijn er verschillende bewijzen voor een verminderd interpretatievermogen bij sociaal angstigen ten opzichte van niet-angstigen. Zo lijken sociaal

angstigen, neutrale en ambigue expressies sneller als boos te misinterpreteren en lijken zij een verminderd voordeel voor de herkenning van blije expressies te hebben. Daarnaast lijkt het erop dat ambigue expressies die onderdelen van angst bevatten, minder accuraat worden geïnterpreteerd.

Echter zijn er ook studies die ondersteuning voor de expertise theorie vinden, zo bleek uit onderzoek van Mohlman, Carmin en Price (2007) al dat sociaal angstigen een expertise lijken te hebben voor het interpreteren van boze expressies bij sociale dreiging en vinden ook Joorman en Gotlib (2006) ondersteuning voor het idee dat sociaal angstigen beter zijn in het interpreteren van boze expressies dan niet-angstigen. Het is goed mogelijk dat sociaal fobici een toegenomen

gevoeligheid voor sociale factoren hebben, zo zouden zij hier mogelijk meer aandacht voor hebben zodat zij kunnen toetsen of de angst om afgewezen te worden, werkelijkheid is of wordt. Het idee dat sociaal angstigen een verhoogde gevoeligheid voor gezichtsexpressies hebben wordt

pndersteund door een studie naar het onthouden van expressies door sociaal angstigen (Foa, Gilboa-Schechtman, Amir, & Freshman, 2000). Zo onthouden sociaal angstigen gezichtexpressies over het algemeen beter dan niet-angstigen. Bij het waarnemen van gezichtsexpressies hebben sociaal angstigen een overmatige waakzaamheid (Horley, Williams, Gonsalvez en Gordon, 2004; Horley, Williams, Gonsalvez & Gordon, 2003 ). Zo gebruiken sociaal angstigen bij het waarnemen van

gezichtexpressie langere en bredere scanpaths dan niet-angstigen. Dit betekent dat sociaal angstigen een groter oppervlakte van de gezichtsexpressie scannen bij het waarnemen van de expressie dan niet-angstigen. Ook deze bevinding ondersteunt het idee dat sociaal angstigen een versterkte gevoeligheid voor expressies hebben. Deze toegenomen gevoeligheid leidt mogelijk tot het eerder oppikken van emotie in gezichtsexpressies van anderen wat een mogelijke expertise voor het interpreteren van expressies kan betekenen.

De studie van Hunter, Buckner en Schmidt (2009) ondersteunt deze veronderstelling. Zo vinden zij dat ten opzichte van de laag angstigen, hoog sociaal angstigen beter waren in het

identificeren van blije, verdrietige en angstige expressies. Hunter, Buckner en Schmidt onderzochten de rol van sociale angst in het vermogen om gezichtsexpressies te interpreteren. 145 Psychologie studenten beantwoorden voor 48 gezichtsexpressies (DANVA2-AF; Nowicki & Carton, 1993; aangehaald in Hunter, Buckner & Schmidt, 2009) de vraag hoe de persoon van de geuite expressie zich zou voelen, blij, angstig, boos of verdrietig. Deze expressies werden elk gedurende 2 s getoond. Door middel van een cutoff score op de SPS werden twee groepen gecreëerd: De hoog sociaal angstigen (n=24) en de laag sociaal angstigen (n=121).Uit de resultaten bleek dat de hoog angstigen vaker expressies correct classificeerden dan de laag angstigen. Verdere analyses toonden dat ten opzichte van de laag angstigen, de hoog sociaal angstige groep beter was in het identificeren van blije expressies verdrietige expressies en angstige expressies. Deze bevindingen zijn consistent met het idee dat sociaal angstigen gezichtsexpressies meer accuraat interpreteren dan niet-angstigen.

Ook de studie van Arrais et al., (2010) ondersteunen de bevinding dat sociaal angstigen beter zijn in het interpreteren van blije, verdrietige en angstige expressies, echter vinden zij dit effect alleen bij vrouwen en niet bij de mannen. De deelnemers voor deze studie waren geselecteerd uit

(9)

een pool van 2.319 studenten die allen de verkorte versie van de Social Phobia Inventory (MINI-SPIN – Connor, 2001; aangehaald in Arrais et al., 2010), invulden. De MINI-SPIN werd gebruikt om aan sociale angst stoornis gerelateerde symptomen van angst en vermijding te meten. Deelnemers die minstens zes punten op de drie items scoorden, kwamen in aanmerking voor de diagnose

gegeneraliseerde sociale angststoornis (n=78; 30 mannen en 48 vrouwen) en kwamen in de hoog sociaal angstige groep. Deelnemers die nul punten op de drie items scoorden, kwamen in de laag sociaal angstige groep (n= 153; 53 mannen en 100 vrouwen). De expressie stimuli werd verkregen uit de serie Pictures of Facial Affect (Ekman and Friesen, 1976) waarbij expressies de zes basis emoties, blij, verdriet, angst, afkeer, boos en verassing, uiten. Daarnaast werden uit dezelfde serie ook neutrale expressies gebruikt. De expressies werden in gradueel toenemende emotie intensiteit getoond, beginnend bij 0% (neutraal gezicht) tot 100% (volle emotie werd afgebeeld). De deelnemers werd gevraagd de expressies op het scherm te labelen met een emotie zodra ze deze herkenden. Hierbij werd de reactietijd genomen, welke emotie geantwoord werd en welke emotie die expressie daadwerkelijk uitte. Vrouwen met sterke mate van sociale angst, interpreteerden angst, blijheid en verdriet sneller correct dan niet-angstige vrouwen.

Sociaal angstigen lijken dus een expertise te bezitten voor het interpreteren van blije, verdrietige en angstige expressies. Daarnaast lijken zij ook een expertise te hebben voor boze expressies indien sociaal angstigen in een sociaal bedreigende situatie zijn. Deze expertise gaat echter niet voor alle expressies op gezien sociaal angstigen een sterke neiging hebben neutrale en ambigue stimuli onterecht als boos te classificeren. Mogelijk dat deze resultaten verklaard kunnen worden door een andere theorie, namelijk de lage drempel theorie die stelt dat sociaal angstigen afwijzende expressies accurater interpreteren en neutrale en ambigue expressies eerder

interpreteren als afwijzend ten opzichte van niet-angstigen. In de volgde paragraaf zal hier verder op in gegaan worden.

Ligt bij sociaal fobici de drempel lager gezichtsexpressies als negatief te interpreteren? De lage drempeltheorie stelt dat sociaal angstigen een negatieve interpretatie bias hebben en hiermee een lagere drempel hebben tot het interpreteren van expressies als negatief en

afwijzend. De voortdurende angst voor afwijzing en de mogelijk daaruit voortvloeiende preoccupatie voor afwijzing die sociaal angstigen hebben, kan er voor zorgen dat sociaal angstigen zich

voornamelijk focussen op aanwijzingen die afwijzing kunnen betekenen. Het idee dat sociaal angstigen meer oog hebben voor afwijzende expressiekarakteristieken in het gezicht suggereert dat men, naast het eerder en accurater interpreteren van afwijzende, boze expressies, ook in neutrale en ambigue expressies eerder afwijzende emoties ziet en deze expressies eerder als boos interpreteren dan niet angstigen.

Coles, Heimberg en Schofield (2008) deden onderzoek naar deze neiging expressies als negatief te interpeteren en kwamen tot een interessant resultaat. Zij deden onderzoek waarbij gebruik werd gemaakt van schematische tekeningen van expressies (Lundqvist et al., 1999) waarbij verschil in expressie werd gemaakt door middel van twee verschillende wenkbrauw types, twee mond types en 3 oogtypes. Dit resulteerde in 2x2x3=12 verschillende schematische tekeningen van ambigue expressies. De deelnemers, 61 studenten die door middel van een cut-off punt gelijk of hoger dan 34 op de SIAS in de hoog sociaal angstige groep (N=32) werden ingedeeld of met een score

(10)

lager of gelijk aan 20 in de laag sociaal angstige groep (N=29) kwamen, beoordeelden de expressies. De beoordeling vond plaats op elf verschillende eigenschapschalen binnen de drie semantische dimensies, negatieve valentie, activiteit en potentie. Op deze schalen werd op een zeven-punts Likertschaal aangeven wat het meest overeen kwam met de expressie (Lundqvist et al., 1999). De elf schalen waren voor negatieve valentie: Unfriendly to Friendly, Cruel to Kind, Bad to Good, en

Unpleasant to Pleasant. Voor activiteit was dit: Excitable to Calm, Energetic to Inert, en Active to Passive. Tot slot waren er voor potentie de schalen: Tough to Fragile, Heavy to Light, Large to Small, en Strong to Weak. Er bleek dat hoog sociaal angstigen de gezichten met negatieve wenkbrauwen (schematische weergave: \ / ) en lachende monden hoger op de negatieve valentie interpreteerden dan gezichten met positieve wenkbrauwen ( / \ ) en frowning mond (een mond met de mondhoeken naar beneden). Dit terwijl er voor de laag sociaal angstigen geen verschil werd gevonden voor deze twee gezichtstypes op negatieve valentie. Daarnaast scoorden de hoog sociaal angstigen ook hoger op negatieve valentie voor de gezichten met de negatieve wenkbrauwen (\ /) en lachende monden, dan de laag sociaal angstigen. Verdere analyses toonden dat het mondtype (lach of frown) minder effect heeft op de interpretatie van de expressie door hoog sociaal angstigen ten opzichte van laag sociaal angstigen, wanneer de schematische expressie negatieve wenkbrauwen (\ /) heeft. Voor de laag sociaal angstigen is meer informatie over de expressie nodig om de gezichten als negatief te interpreteren, zowel de mond als de wenkbrauwen bepalen namelijk de interpretatie. Voor de hoog sociaal angstigen is echter alleen de aanwezigheid van de negatieve wenkbrauwen (\ /) al genoeg om de expressie als negatief en dreigend te interpreteren. Deze bevindingen ondersteunen het idee dat sociaal angstigen eerder ambigue expressies als negatief interpreteren.

Ook Yoon en Zinbarg (2007) onderzochten de neiging van sociaal angstige individuen om neutrale gezichtsexpressies als bedreigend te interpreteren. Om dit te onderzoek maakten zij, anders dan de reeds besproken studies, gebruik van een mogelijk priming effect door een cue en target expressie na elkaar te laten zien aan de deelnemers. Hiervoor werden 51 studenten willekeurig geselecteerd uit het introductiejaar van de studie psychologie op de Northwestern University. Door middel van de Social Phobia Scale (SPS; Mattick & Clarke, 1998; aangehaald in Yoon en Zinbarg, 2007) werd bij iedere deelnemer het sociale angst level bepaald. Voor de interpretatie taak werden 60 afbeeldingsets gebruikt waarbij elke set bestond uit twee afbeeldingen, de eerste diende als cue en de tweede als target. Er waren vijf verschillende cues: een reeks van drie vraagtekens, een afbeelding van een boos gezicht, een afkerig gezicht, een blij gezicht en een neutraal gezicht. Daarnaast waren er drie verschillende targets: een afbeelding van een boos gezicht, een afkerig gezicht, en een blij gezicht. Zo ontstonden 15 verschillende afbeeldingsets. De afbeeldingen werden gebruikt uit Pictures of Facial Affect (Ekman & Friesen, 1976; aangehaald in Yoon & Zinbarg, 2007). De 60 sets werden in vier verschillende blokken van 15 sets gepresenteerd waarbij in elk blok alle 15 verschillende sets aanbod kwamen. Door twee afbeeldingen na elkaar te tonen, is er mogelijk sprake van priming. Dit werd gecontroleerd met een manipulatiecheck door te kijken of interpretatietijd korter was indien de cue en de target afbeelding beide dezelfde emotie toonden. Hieruit bleek dat de manipulatie geslaagd was. Deelnemers gaven na elke afbeeldingset aan welke emotie de target expressie, de tweede expressie in een set, voorstelde. De tijd tijdens het zien van een foto, de deelnemers gaven namelijk met een druk op de spatiebalk aan als ze de emotie op de foto hadden geïnterpreteerd, werd gebruikt als interpretatietijd. Uit de resultaten bleek dat er een interactie was tussen sociale angst en targettype wanneer de cues neutrale gezichten waren. Hoge sociale angstlevels

correleerden namelijk met het gemakkelijker interpreteren van boze targets die volgden op neutrale

(11)

cues. Bij gezonde controls werd een dergelijk priming effect niet gevonden. Niet-angstigen werden dus niet geprimed door neutrale cues om de targets negatief of positief te interpreteren. Gezien hoog sociaal angstigen gemakkelijker boze expressies interpreteren nadat zij neutrale expressies hebben gezien dan laag sociaal angstigen, lijkt het dat neutrale expressies sneller als boos worden geïnterpreteerd door hoog sociaal angstigen ten opzichte van laag sociaal angstigen. De interpretatie ‘boos’ ligt namelijk al meer voor de hand bij hoog sociaal angstigen wanneer zij eerst zijn

blootgesteld aan neutrale expressies. Deze bevindingen sluiten aan bij voorgaande artikelen door ondersteuning te bieden aan het idee dat sociale angst verband houdt met de neiging neutrale en ambigue gezichten als boos te interpreteren (Bell et al, 2011; Mohlman, Carmin & Price, 2007).

Ook de resultaten van de studie van Silvia et al. (2006), aangaande een verzwakte positieve interpretatiebias die sociaal angstigenhebben voor gezichtsexpressies ten opzichte van niet-angstigen, kunnen verklaard worden door de lage drempel theorie. Zo is het goed denkbaar dat doordat sociaal angstigen meer gefocust zijn op expressiekarakteristieken die wijzen op afwijzing en boosheid, expressiekarakteristieken die wijzen op een blije emotie niet meteen de aandacht krijgen. Dit zou kunnen verklaren waarom sociaal angstigen minder snel zijn in het identificeren van blije expressies ten opzichte van niet-angstigen.

Daarnaast vallen ook de resultaten van Mohlman, Carmin en Price (2007) en Joorman en Gotlib (2006) binnen dit denkkader samen te vatten. Zo wordt door hen, naast het interpreteren van neutrale en ambigue gezichtsexpressies als boos, ook gevonden dat sociaal angstigen boze expressies meer accuraat identificeren dan niet-angstigen. Zo is het waarschijnlijk dat men inderdaad een gevoeligheid heeft voor afwijzende, boze expressiekarakteristieken en daarom sneller een boze expressie identificeert. Ander onderzoek naar het waarnemen van gezichtsexpressies door sociaal angstigen ondersteunt dit idee. Zo wordt er gevonden dat sociaal angstigen een aandachtsbias hebben voor boze expressies (Gilboa-Schechtman, Foa & Amir,1999; Eastwood et al., 2005). Deze expressies vallen hen, ten opzichte van andere expressies, eerder op.

Er zijn echter een aantal resultaten die op eerste oog niet verklaard lijken te worden door de lage drempel theorie. Zo stellen Hunter, Buckner en Schmidt (2009) en Arrais et al., (2010) dat sociaal angstigen meer accuraat zijn in het identificeren van blije, verdrietige en angstige expressies. Hunter, Buckner en Schmidt maken echter gebruik van twee seconden blootstelling aan de stimuli en Arrais et al., geven geen tijdslimiet voor het waarnemen van de stimuli, maar de instructie te antwoorden zodra de deelnemers de expressie hebben geïnterpreteerd. De studie van Silvia et al. (2006) gebruikte echter een blootstelling aan de stimuli gedurende 200 ms en ook de studies van Bell et al. (2011) en Joorman en Gotlib (2006) gebruikt een zeer korte blootstellingtijd, namelijk 500ms. Mogelijk is het zo dat de neiging naar negatieve interpretatie voornamelijk tot uiting komt wanneer sociaal angstigen de expressie maar heel kort (tot 500ms) te zien krijgen. Zodra de sociaal angstigen een iets langere periode (2 seconden) voor het waarnemen van de expressie krijgen, lijken zij meer open te staan voor expressiekarakteristieken die wijzen op andere emoties dan boosheid. Hierbij behouden zij hun gevoeligheid voor de expressiekarakteristieken waardoor zij accurater zijn in het interpreteren van expressies anders dan boosheid. Het idee dat de interpretatie van

gezichtsexpressies door sociaal angstigen afhankelijk is van de duur van blootstelling aan de expressie wordt ondersteund door de studie van Heuer, Lange, Isaac, Rinck en Becker (2010). Zij onderzochten de interpretatie van gezichtsexpressies door sociaal angstigen en niet-angstigen bij gelimiteerde en ongelimiteerde blootstellingtijd aan de expressie. Enkel bij de gelimiteerde

(12)

blootstellingtijd misinterpreteerden sociaal angstigen de gezichtsexpressies meer als bedreigend dan de niet-angstigen deden.

Discussie

In de huidige studie werd onderzocht wat de rol van sociale angst bij het interpreteren van emotionele gezichtsexpressies is. Hierbij werden drie theorieën aangehaald die de rol van sociale angst bij gezichtexpressie interpretatie beschreven, namelijk de verstoorde vaardigheidstheorie, de expertise theorie en de lage drempel theorie. De verstoorde vaardigheidtheorie stelt dat sociaal angstigen een verstoorde interpretatievaardigheid voor gezichtsexpressies hebben, gezien de sociale fobie mogelijk in stand wordt gehouden door het verkeerd inschatten van de gezichtsexpressies wat er toe zou kunnen leiden dat sociaal angstigen sociale interacties mislopen of zonder succes

ondergaan. Verschillende studies steunen deze theorie. Zo wordt er namelijk gevonden dat sociaal angstigen neutrale en ambigue expressies sneller als boos interpreteren en dat zij een verminderd voordeel voor de herkenning van blije expressies hebben. Daarnaast lijkt het er op dat ambigue expressies die onderdelen van angst bevatten, minder accuraat worden geïnterpreteerd.Hier valt echter tegen in te brengen dat sociaal angstigen blije, verdrietige en angstige expressies meer accuraat interpreteren dan niet-angstigen. Ook boze expressies worden beter geïnterpreteerd door sociaal angstigen indien zij een verhoogde angst ervaren ten opzichte van niet angstigen. Deze bevindingen sluiten aan op de expertise theorie die stelt dat sociaal angstigen een verhoogde gevoeligheid voor sociale factoren hebben. Zo zouden sociaal angstigen een sterkere focus op expressiekarakteristieken hebben en hierdoor sneller en accurater emotie in gezichtsexpressies kunnen oppikken. Voor zowel de verstoorde vaardigheidstheorie als de expertise theorie wordt ondersteuning gevonden. Er blijkt echter geen van beide theorieën geheel op te gaan. De lage drempel theorie, die stelt dat sociaal angstigen een verlaagde drempel hebben tot het interpreteren van expressies als boos, is hierbij een mooie bemiddelaar. Zowel het misinterpreteren van neutrale en ambigue expressies als boos, als het verminderde voordeel voor de interpretatie van blije expressies, als het accurater interpreteren van boze expressies valt hieronder samen te vatten. Hierbij is het belangrijk om de tijd gedurende de blootstelling aan de expressie mee in acht te nemen. Zo blijkt het dat de neiging naar negatieve interpretatie voornamelijk tot uiting komt wanneer sociaal angstigen de expressie maar heel kort (tot 500ms) te zien krijgen. Zodra de sociaal angstigen een iets langere periode (2 seconden) voor het waarnemen van de expressie krijgen, lijkt men meer open te staan voor andere emoties dan alleen boosheid, dan wordt namelijk ook een expertise voor blije, angstige en verdrietige expressies gevonden.

Opmerkelijk is dat er geen effect wordt gevonden voor de expressie die de emotie afkeer uit. Zo is het mogelijk dat het uiten van de emotie afkeer ook een vorm van afwijzing zou kunnen zijn. Men toont zich namelijk afkerig naar iets of iemand. Het is echter goed mogelijk dat de

gezichtexpressie die de emotie ‘afkeer’ uit, vrijwel nooit in inter-persoonlijke context wordt gebruikt, maar meer naar dingen en situaties. Zo is het denkbaar dat deze gezichtsexpressie meer als walging naar ‘vieze’ situaties wordt geuit, bijvoorbeeld schimmel of bloed. In het vervolg zou deze emotie nader onderzocht kunnen worden door deelnemers te vragen hoe groot de kans wordt geacht dat deze expressie, en expressies die andere emoties uiten, wordt geuit door een individu naar een

(13)

ander individu in een sociale interactie. Dit dient dan als het ware als een manipulatiecheck om te controleren of de geuite expressies wel gebruikt worden in inter-persoonlijke situaties.

De huidige studies maken vaak gebruik van studenten als deelnemers aan het onderzoek. Dit vormt een probleem voor de generaliseerbaarheid van de resultaten naar de sociaal fobische

populatie. Zo zou het kunnen zijn dat studenten bij voorbaat expressies anders interpreteren. Studenten zijn waarschijnlijk anders geschoold en hebben mogelijk een hoger IQ dan het gemiddelde individu, mogelijk dat dit de interpretatie van gezichtsexpressies beïnvloedt. Om te kunnen

generaliseren naar de gehele sociaal fobische populatie zal in vervolgonderzoek gebruik moeten worden gemaakt van een klinisch sociaal fobische steekproef.

Ook wordt door alle studies gebruik gemaakt van stilstaande expressies. De ecologische validiteit van dergelijke studies is laag gezien men in het dagelijks leven niet de kans krijgt onveranderlijke, stilstaande expressies waar te nemen. Interessant is of complexere, bewegende gezichtsexpressies ook anders door sociaal fobici worden geïnterpreteerd dan door niet-angstigen. Zo maakt beweging mogelijk dat twee verschillende emotiekarakteristieken in de expressie elkaar kort na elkaar volgen. Ook kan het bewegen van het hoofd, knipperen van de ogen, ademhalen en praten, de expressie complexer maken. Dit kan er toe leiden dat sociaal angstigen niet enkel neutrale expressies eerder als boos interpreteren dan niet-angstigen, maar dat ook vol geuite emoties als boos worden geïnterpreteerd, als gevolg van het meer complexe karakter wat de expressies hebben bij beweging. Wanneer dit het geval is, is dit belangrijk om te weten omdat de interpretatie van sociaal angstigen dan in grotere mate verstoord is dan op dit moment gedacht wordt. Mogelijk kan behandeling van sociaal angstigen zich hierop aanpassen en meer bewustzijn creëren voor het misinterpreteren van expressies.

Zoals in de studie naar voren komt lijken sociaal angstigen op eerste hand een negatieve interpretatiebias te hebben bij het interpreteren van gezichtsexpressies. Zodra men iets langer de tijd heeft voor het interpreteren van expressies, lijken sociaal angstigen echter experts in het

interpreteren van gezichtsexpressies. De resultaten uit deze studie zijn van belang voor het verfijnen van behandelingen tegen sociale fobie en bieden een mooi uitgangspunt voor toekomstig onderzoek.

(14)

Literatuur

Acarturk, C., de Graaf, R., Van Straten, A., Ten Have, M., & Cuijpers, P. (2008). Social phobia and number of social fears, and their association with comorbidity, health-related quality of life and help seeking. Social psychiatry and psychiatric epidemiology, 43(4), 273-279.

Arrais, K. C., Machado-de-Sousa, J. P., Trzesniak, C., Ferrari, M. C. F., Osório, F. L., Loureiro, S. R., ... & Crippa, J. A. S. (2010). Social anxiety disorder women easily recognize fearful, sad and happy faces: the influence of gender. Journal of psychiatric research, 44(8), 535-540.

Bell, C., Bourke, C., Colhoun, H., Carter, F., Frampton, C., & Porter, R. (2011). The misclassification of facial expressions in generalised social phobia. Journal of anxiety disorders, 25(2), 278-283.

Coles, M. E., Heimberg, R. G., & Schofield, C. A. (2008). Interpretation of facial expressions and social anxiety: Specificity and source of biases. Cognition and Emotion, 22(6), 1159-1173.

Eastwood, J., Smile, D., Oakman, J., Farvolden, P., van Ameringen, M., Mancini, C., & Merikle, P. (2005). Individuals with social phobia are biased to become aware of negative faces. Visual Cognition, 12(1), 159-179.

Foa, E. B., Gilboa-Schechtman, E., Amir, N., & Freshman, M. (2000). Memory bias in generalized social phobia: Remembering negative emotional expressions. Journal of Anxiety Disorders, 14(5), 501-519.

Garner, M., Baldwin, D. S., Bradley, B. P., & Mogg, K. (2009). Impaired identification of fearful faces in Generalised Social Phobia. Journal of affective disorders, 115(3), 460-465.

Garner, M., Mogg, K., & Bradley, B. P. (2006). Fear-relevant selective associations and social anxiety: Absence of a positive bias. Behaviour Research and Therapy, 44(2), 201-217.

Gilboa-Schechtman, E., Foa, E. B., & Amir, N. (1999). Attentional biases for facial expressions in social phobia: The face-in-the-crowd paradigm. Cognition & Emotion, 13(3), 305-318.

Heuer, K., Lange, W. G., Isaac, L., Rinck, M., & Becker, E. S. (2010). Morphed emotional faces: emotion detection and misinterpretation in social anxiety.Journal of behavior therapy and

experimental psychiatry, 41(4), 418-425.

Horley, K., Williams, L. M., Gonsalvez, C., & Gordon, E. (2003). Social phobics do not see eye to eye:: A visual scanpath study of emotional expression processing. Journal of Anxiety

Disorders, 17(1), 33-44.

Horley, K., Williams, L. M., Gonsalvez, C., & Gordon, E. (2004). Face to face: visual scanpath evidence for abnormal processing of facial expressions in social phobia. Psychiatry research, 127(1), 43-53.

(15)

Hunter, L. R., Buckner, J. D., & Schmidt, N. B. (2009). Interpreting facial expressions: The influence of social anxiety, emotional valence, and race. Journal of anxiety disorders, 23(4), 482-488.

Joormann, J., & Gotlib, I. H. (2006). Is this happiness I see? Biases in the identification of emotional facial expressions in depression and social phobia.Journal of abnormal psychology, 115(4), 705.

Lira Yoon, K., & Zinbarg, R. E. (2007). Threat is in the eye of the beholder: Social anxiety and the interpretation of ambiguous facial expressions. Behaviour research and therapy, 45(4), 839-847.

Mohlman, J., Carmin, C. N., & Price, R. B. (2007). Jumping to interpretations: Social anxiety disorder and the identification of emotional facial expressions. Behaviour research and therapy, 45(3), 591-599.

Philippot, P., & Douilliez, C. (2005). Social phobics do not misinterpret facial expression of emotion. Behaviour research and therapy, 43(5), 639-652.

Silvia, P. J., Allan, W. D., Beauchamp, D. L., Maschauer, E. L., & Workman, J. O. (2006). Biased recognition of happy facial expressions in social anxiety.Journal of Social and Clinical

Psychology, 25(6), 585-602.

Winton, E. C., Clark, D. M., & Edelmann, R. J. (1995). Social anxiety, fear of negative evaluation and the detection of negative emotion in others. Behaviour research and therapy, 33(2), 193-196.

(16)

De Rol van Sociale Angst bij het Interpreteren van Bewegende Gezichtsexpressies Floor Verweij

Universiteit van Amsterdam Studentennummer: 10160302 Begeleider: Sandra Boerwinkel Woorden: 1644

Onderzoeksvoorstel

(17)

Inhoudsopgave Abstract 3 Inleiding 3 Methode 5 Literatuurlijst 7 17

(18)

Abstract

Het accuraat interpreteren van gezichtexpressies is belangrijk voor een goed verloop van sociale interacties. Uit eerder onderzoek blijkt dat mensen met een sociale fobie de neiging hebben bewegingloze gezichtsexpressies als boos te interpreteren. In deze studie wordt de rol van sociale angst bij het interpreteren van bewegende gezichtsexpressies onderzocht. Deelnemers, mensen met een sociale fobie en gezonde individuen, interpreteren zeven verschillende bewegende expressies, neutraal, boos, afkeer, angst, verdriet, blij en verrassing. Deze expressies worden in filmfragmenten voor één, drie of vijf seconden getoond. Verwacht wordt dat de sociaal angstigen neutrale

gezichtsexpressies vaker als boos, boze expressies meer accuraat en blije expressies minder accuraat zullen interpreteren dan niet-angstigen.

Inleiding

Interpreteren van gezichtsexpressies is belangrijk voor een goed verloop van sociale interacties. Op het gezicht valt veel af te lezen over de emotionele toestand waar de ander zich in bevindt, is hij of zij bijvoorbeeld vermoeid, boos of blij? Wanneer deze expressies verkeerd worden geïnterpreteerd kan dit nadelige gevolgen hebben voor de interactie, men begrijpt elkaar mogelijk niet, raakt verward, of stemt niet goed af op de ander. Belangrijk is dus dat er meer inzicht wordt verkregen in deze eventuele misinterpretaties, zodat mensen die moeite hebben met het

interpreteren van expressies hiervan bewust kunnen worden en hun interpretatievaardigheid mogelijk kunnen verbeteren.

Recente studies van Yoon en Zinbarg (2007), Mohlman, Carmin en Price (2007) en Bell et al. (2011) veronderstellen dat sociaal angstigen sneller overgaan op een negatieve interpretatie bij afbeeldingen van gezichtsexpressies dan niet-angstigen. Uit de resultaten van deze studies blijkt namelijk dat sociaal angstigen neutrale en ambigue gezichtsexpressies eerder als boos interpreteren dan niet-angstigen. Ook blijkt uit de studie van Mohlman, Carmin en Price (2007) dat sociaal

angstigen meer accuraat zijn in het identificeren van boze expressies indien hun sociale angst is toegenomen. Daarnaast wordt gevonden dat sociaal angstigen een verminderd voordeel bij de herkenning van blije expressies hebben ten opzichte van niet-angstigen (Silvia et al., 2006). Het sneller interpreteren van neutrale en ambigue gezichtsexpressies als boos, het sneller accuraat interpreteren van boze gezichtsexpressies en het moeizamer interpreteren van blije

gezichtsexpressies suggereert dat sociaal angstigen een negatieve interpretatie bias hebben bij het interpreteren van afbeeldingen van gezichtsexpressies.

De negatieve interpretatie bias voor afbeeldingen van gezichtexpressies blijkt vooral gevonden te worden wanneer de expressies kort worden laten zien. Zo werden de expressies in de studie van Bell et al., (2011) gedurende slechts 500 ms laten zien. De afbeeldingen van

gezichtsexpressies in het onderzoek van Silvia et al. (2006) werden voor 200 ms getoond. Tot slot werd ook bij de studie van Mohlman, Carmin en Price (2007) de nadruk op de tijd gelegd. De

ecologische validiteit van deze studies is hierbij sterk gezien men niet ongelimiteerd de kans krijgt de expressies te bestuderen en alle antwoordopties te overwegen.

(19)

Het is echter zo dat bovenstaande studies enkel het interpreteren van gezichtsexpressies onderzochten door middel van onveranderlijke afbeeldingen als stimulimateriaal. In het dagelijks leven bewegen gezichtsexpressies en staan niet stil zoals op een afbeelding. Men knippert met de ogen, draait het hoofd, haalt adem en praat eventueel en verandert mogelijk van expressie. Zo is er maar een korte tijd om de gezichtsexpressie te interpreteren en hierbij is de expressie veel

complexer dan op een afbeelding. Naar gezichtexpressies die in beweging zijn, is echter nog

nauwelijks onderzoek gedaan. In dit onderzoek staat dus de vraagstelling centraal: “Wat is de rol van sociale angst bij het interpreteren van bewegende gezichtsexpressies?”

Joormann en Gotlib (2006) onderzochten de interpretatie van gezichtsexpressies bij sociaal angstigen. Zij maakten gebruik van gradueel veranderlijke gezichtsexpressies. Dit hield in dat de expressies van neutraal in kleine stappen veranderden naar de volledige emotionele

gezichtsexpressie, verdriet, boos, blij en angst. De deelnemers stopten de video wanneer zij de expressie wisten te benoemen. Uit de resultaten bleek dat sociaal angstigen een lagere emotie-intensiteit nodig hadden om een boze expressie accuraat te interpreteren dan niet-angstigen. Hoewel dit onderzoek niet gebruik maakt van een statische afbeelding, is het stimulimateriaal nog niet volledig realistisch als voorkomend in het dagelijks leven. Zo wordt er een dergelijke, langzame opbouw van neutrale expressie naar volle emotie gesimuleerd, waarmee men in het dagelijks leven niet in aanraking komt. Een emotie geuit middels een gezichtsexpressie kan namelijk vrijwel meteen tot uiting komen wanneer een bijpassende situatie zich voordoet. Hierbij is er alleen een heel korte tijd nodig voor de spieren op zich aan te spannen. Interessant is of complexere, bewegende

gezichtsexpressies ook anders door sociaal angstigen worden geïnterpreteerd dan door niet-angstigen. Zo maakt beweging mogelijk dat twee verschillende emotiekarakteristieken in de

expressie elkaar kort na elkaar volgen. Ook kan het bewegen van het hoofd, knipperen van de ogen, ademhalen en praten, de expressie complexer maken. Wanneer de complexheid van expressies toeneemt, neemt mogelijk ook de verschillende manieren waarop de expressie geïnterpreteerd zou kunnen worden toe waaruit mogelijk een sterkere neiging tot het negatief interpreteren van deze expressies door sociaal angstigen volgt. Indien voor sociaal angstigen bij bewegende, realistische gezichtsexpressies inderdaad een sterkere negatieve interpretatiebias van kracht is, is dit belangrijk om te weten zodat hier mogelijk de behandeling van sociale fobie op aangepast kan worden.

Verwacht wordt dat de sociaal angstigen neutrale gezichtsexpressies vaker als boos zullen interpreteren dan niet-angstigen. Daarnaast is de verwachting dat sociaal angstigen boze expressies beter zullen interpreteren dan niet-angstigen. Ten slotte wordt verwacht dat sociaal angstigen blije expressies slechter zullen interpreteren dan niet-angstigen. Deze drie resultaten worden

voornamelijk bij de filmpjes van één seconde verwacht omdat uit eerder onderzoek blijkt dat voornamelijk bij korte duur van blootstelling aan de stimuli een verschil wordt gevonden. Voor interpretatie van de expressies, afkeer, angst, verdriet en verrassing wordt geen verschil tussen sociaal angstigen en niet-angstigen verwacht gezien uit eerder onderzoek naar afbeeldingen van gezichtsexpressies geen verschil blijkt tussen deze twee groepen.

(20)

Methode Deelnemers

Aan dit onderzoek nemen 50 mensen met een sociale fobie, geworven via klinische instanties en advertenties in de krant en 50 gezonde individuen, geworven middels advertenties in de krant deel. Deelname-eis voor de deelnemers met een sociale fobie is dat zij geen comorbide stoornis hebben en niet in behandeling zijn, voor de gezonde individuen geldt dat zij geen psychologische of psychiatrische stoornissen hebben gehad in het verleden of hebben. Voor alle deelnemers geld dat ze volwassenen zijn. Deelnemers ontvangen een vergoeding van 20 euro voor deelname.

Stimuli

Het stimuli materiaal bestaat uit 84 filmfragmenten. Twee vrouwelijke en twee mannelijke acteurs uiten gedurende één, drie en vijf seconden filmpjes de zes basis emoties, boos, afkeer, angst, verdriet, blij en verrassing, volledig. Daarnaast uit elke acteur ook de neutrale expressie gedurende de drie verschillende tijdsduur filmpjes. Bij elke opnamen krijgt de acteur de opdracht in de camera te kijken maar hoeven zij niet volledig stil te zitten. Gezien er drie (tijdsduur) maal zeven (emoties inclusief neutraal) maal vier (acteurs) maakt 84 verschillende filmfragmenten.

Meting

De Social Interaction Anxiety Scale (SIAS, Mattick & Clarke, 1998), is een vragenlijst met 20 items die in 5 tot 10 minuten wordt ingevuld. De SIAS betrekt zich tot angst voor interactionele situaties. De Social Phobia Scale (SPS, Mattick & Clarke, 1998; aangehaald in Silvia, Allan, Beauchamp, Maschauer & Workman, 2006) is ook een vragenlijst met 20 items en heeft ook 5 tot 10 nodig om te worden ingevuld. Met dit meetinstrument wordt de angst gemeten voor situaties waarin men geobserveerd of beoordeeld kan worden door anderen. Tot slot betrekt de Fear of Negative Evaluation Scale (FNE, Watson & Friend, 1969; aangehaald in Mohlman, Carmin & Price, 2005) zich met 30 vragen en een invultijd van 10 minuten tot de angst voor beoordeling door anderen, verwachting van negatieve beoordeling, en vermijdingsgedrag en verstoring die gerelateerd is aan negatieve evaluatie.

Bij de interpretatie taak geven de deelnemers na het zien van elk filmpje aan welke van de zeven antwoordopties wordt geuit door de expressie, neutraal, boos, afkeer, angst, verdriet, blij en verrassing.

Procedure

Alle deelnemers doorlopen het onderzoek individueel. Na het tekenen van de informed consent, beginnen de deelnemers met het invullen van de SIAS, SPS en FNE. Vervolgens begint de interpretatietaak. Hierbij worden de filmfragmenten in willekeurige volgorde aangeboden, ongeacht de tijdsduur van de filmpjes, de verschillende acteurs en de geuite emotie. Wel worden de

(21)

fragmenten in blokken van twaalf fragmenten geclusterd met daartussen een korte pauze van drie minuten. Er wordt gekozen voor verschillende blokken met daartussen pauzes zodat vermoeidheid geen rol gaat spelen in de resultaten. Nadat de expressies gedurende één, drie of vijf seconden zijn uitgebeeld, verschijnt een zwart scherm met gecentreerd de zeven antwoordopties, ‘neutraal’, ‘boos’, ‘afkeer’, ‘angst’, ‘verdriet’, ‘blij’ en ‘verrassing’. De antwoordopties worden altijd op willekeurige volgorde weergegeven. De deelnemers krijgen hierbij als instructie dat zij één

antwoordoptie kunnen kiezen en dat het belangrijk is om zo snel mogelijk een antwoord te geven. De deelnemer klikt na elke expressie één optie aan waarna wordt overgegaan op een zwart scherm. Op dit scherm staat gecentreerd een teller die van drie naar nul aftelt, waarna het volgende

filmfragment verschijnt. Wanneer alle zeven blokken van twaalf fragmenten zijn doorlopen, worden de resultaten opgeslagen en is het onderzoek afgelopen. De deelnemer krijgt naar wens nog

aanvullende uitleg over het onderzoek.

Analyses

Door middel van one-way analysis of variance (ANOVA) en een Chi-Square test wordt er gecontroleerd of er tussen de sociaal angstigen groep en de gezonde controle groep een verschil in leeftijd, geslacht en resultaten op de SPS, SIAS en FNE was.

Om de verwachtingen over het interpretatievermogen van de sociaal angstigen ten opzichte van de niet-angstigen te meten, wordt een ANOVA gebruikt waarbij de emotie die geuit werd per stimulus (neutraal, boos, afkeer, angst, verdriet, blij of verrassing) en de tijdsduur van het

filmfragment (één, drie of vijf seconden) als within subject factoren en de twee groepen (sociale fobie en controle) als between subject factoren worden meegenomen, met de hoeveelheid accuraat geïnterpreteerde beelden als afhankelijke variabele.

Interpretatie van mogelijke resultaten

Verwacht wordt dat de sociaal angstigen de neiging zullen hebben neutrale expressies meer als boos te interpreten dan niet-angstigen en dat sociaal angstigen beter zullen zijn in het

interpreteren van boze expressies en slechter zullen zijn in het interpreteren van blije expressies dan niet-angstigen. Indien deze verwachtingen niet uitkomen, hebben sociaal angstigen mogelijk geen negatieve interpretatie bias, zoals uit onderzoek naar het interpreteren van onveranderlijke afbeeldingen van expressies blijkt, voor bewegende gezichtsexpressies.

Een andere verklaring voor het niet vinden van deze resultaten kan zijn dat de bewegende expressies zo complex en mogelijk te ongestandaardiseerd zijn dat het voor de deelnemers over het algemeen lastig wordt ze correct te interpreteren. Op deze wijze valt het accuraat interpreteren van een expressie niet meer te vergelijken tussen de twee groepen omdat de interpretatie van de expressies voor iedereen erg moeilijk is.

(22)

Literatuur

Bell, C., Bourke, C., Colhoun, H., Carter, F., Frampton, C., & Porter, R. (2011). The misclassification of facial expressions in generalised social phobia. Journal of anxiety disorders, 25(2), 278-283.

Joormann, J., & Gotlib, I. H. (2006). Is this happiness I see? Biases in the identification of emotional facial expressions in depression and social phobia.Journal of abnormal psychology, 115(4), 705.

Lira Yoon, K., & Zinbarg, R. E. (2007). Threat is in the eye of the beholder: Social anxiety and the interpretation of ambiguous facial expressions. Behaviour research and therapy, 45(4), 839-847.

Mattick, R. P., & Clarke, J. C. (1998). Development and validation of measures of social phobia scrutiny fear and social interaction anxiety1. Behaviour research and therapy, 36(4), 455-470.

Mohlman, J., Carmin, C. N., & Price, R. B. (2007). Jumping to interpretations: Social anxiety disorder and the identification of emotional facial expressions. Behaviour research and therapy, 45(3), 591-599.

Silvia, P. J., Allan, W. D., Beauchamp, D. L., Maschauer, E. L., & Workman, J. O. (2006). Biased recognition of happy facial expressions in social anxiety.Journal of Social and Clinical

Psychology, 25(6), 585-602.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor zover de aanvragen voor een omgevingsvergunning betrekking hebben op een bouwactiviteit, kunnen deze worden voorgelegd aan de commissie Stedelijk Schoon Velsen.

Burgemeester en Wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 9 september 2010 heeft besloten:. -

De Koninklijke Nederlandse Bil- jart Bond (KNBB), vereniging Carambole, zoals dat met in- gang van 1 januari officieel heet, heeft besloten om voor het eerst met deze

Burgemeester en Wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 9 september 2010 heeft besloten:. -

Gemotiveerde bezwaarschriften kunnen gedurende 6 weken na de dag van verzending van de vergunning worden ingediend bij het college van Burgemeester en Wethouders van Velsen

Voor zover de aanvragen voor een omgevingsvergunning betrekking hebben op een bouwactiviteit, kunnen deze worden voorgelegd aan de commissie Stedelijk Schoon Velsen.

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

haar veel te doen toevoegen aan wat zij al weet. Afboewel wij denken dat G m h n e , Watts en Clement zich bewust zijn van het feit dat Ieerlingen het woord 'kracht', of