• No results found

Sociaal ondernemen in het Land van Cuijk : een onderzoek naar Wereldtuin Verdeliet in de context van de participatiemaatschappij

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sociaal ondernemen in het Land van Cuijk : een onderzoek naar Wereldtuin Verdeliet in de context van de participatiemaatschappij"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sociaal Ondernemen in

het Land van Cuijk

Een onderzoek naar Wereldtuin Verdeliet in de context van de

participatiemaatschappij

Koen Putman

Bachelorscriptie: Spanningen rond burgerparticipatie Begeleiders: Erik Besseling & Jan Schrijver

(2)

Inhoudsopgave

Bladzijde 1. Inleiding - Onderwerp - Probleemstelling - Doelstelling - Vraagstelling - Methodologische verantwoording 3. Theoretisch kader

- Social economy en de Big Society - Sociaal ondernemen

- Positionering ‘gouden driehoek’ - Systeem- en leefwereld 4. De Casus - Wereldtuin Verdeliet o Omgeving o De Wereldtuin o De diensten - Partners 5. Analyse

- Verdeliet als sociale onderneming

- Verdeliet en de participatiemaatschappij - Positionering van Verdeliet

- Verdeliet als interferentiezone 6. Conclusie

(3)

1. Inleiding

Thema

Op dinsdag 17 september 2013 sprak koning Willem Alexander de eerste keer de troonrede uit aan het Nederlandse volk. De rede was niet alleen belangrijk in de historie van de Nederlandse monarchie, maar markeert ook een omslag in het denken van het Nederlands bestuur. Jarenlang nam de overheid toe in omvang. De economische groei die Nederland in de decennia na de oorlog gekend heeft, maakte het mogelijk om de verzorgingsstaat op te bouwen (Aerts, et al. 2007: 394). In de loop der jaren heeft het overheidsapparaat door deze tendens steeds meer taken op zich genomen. Met het uitbreken van de economische crisis 2008, en het besef dat een groeiende staatsschuld niet duurzaam is, lijkt er een einde te komen aan dit proces. Daarbij is de Nederlandse bevolking in hoog tempo aan het vergrijzen, waardoor de zorgkosten de komende jaren stijgen en er minder werkenden zijn om dit te financieren (WRR, 2006: 66). Een nieuwe realiteit wordt zichtbaar: de verzorgingsstaat is in zijn huidige vorm steeds moeilijker te betalen. Deze nieuwe realiteit dwingt de Nederlandse overheid om haar taken onder de loep te leggen en waar nodig af te stoten.

De komende jaren wil de regering meer uitgaan van de ‘eigen kracht’ van de samenleving. De koning verwoordde het in zijn troonrede als volgt: “van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving” (Troonrede, 2013). In de praktijk betekent dit dat problemen niet langer op het boordje van de overheid moeten komen. Wanneer de maatschappij problemen zelf kan oplossen is dat wenselijker. De implicaties verschillen per aggregatieniveau. Van families wordt er verwacht dat ze ouderen zo lang mogelijk blijven ondersteunen. Een niveau hoger gaan er ook veranderingen plaatsvinden; burgers moeten via eigen netwerken helpen bij het oplossen van (lokale) problemen. Deze burgerinitiatieven moeten de ruimte vullen die de terugtrekkende overheid achterlaat. Het liefst zonder directe steun van de overheid.

Hoe deze veranderende relatie tussen burger(initiatief) en overheid vorm krijgt is het thema van dit onderzoek: wat is de nieuwe rol van het burgerinitiatief tussen de bestaande (professionele) organisaties en politieke actoren, hoe kunnen zij elkaar van dienst zijn?

(4)

Probleemstelling

Burgerinitiatieven zijn er in vele soorten en maten, maar delen één belangrijk kenmerk. De initiatieven worden bijna altijd draaiende gehouden door vrijwilligers die bereid zijn hun kennis en tijd in te zetten voor de “greater good”. De initiatieven vervullen met hun activiteiten veelal een publieke taak en nemen daarmee werk uit handen van de overheid. Een voorbeeld hiervan zijn de initiatieven in grote steden die gericht zijn op het creëren van sociale cohesie. Een taak die in de Nederlandse verzorgingsstaat onder de verantwoordelijkheid van de overheid valt. Denk hierbij aan de vierde ‘V’: Verbinden (WRR, 2006: 45). Om deze initiatieven te ondersteunen in hun werk heeft de overheid door de jaren heen verschillende subsidies beschikbaar gesteld. Met subsidies wordt het makkelijker om een initiatief op te zetten, of draaiende te houden. Het creëert echter ook afhankelijkheid: nu veel subsidiepotjes kleiner worden of verdwijnen door bezuinigingen zijn initiatieven op zoek naar andere vormen van inkomsten.

Om de continuïteit van een burgerinitiatief te garanderen kunnen er naast de maatschappelijke, ook bedrijfsmatige activiteiten worden ontplooit. Deze activiteiten zijn gericht op het verwerven van inkomsten die aangewend worden om een maatschappelijk doel te bereiken. Het combineren van maatschappelijke en bedrijfsmatige activiteiten wordt sociaal ondernemen genoemd (Schulz, et al. 2013: 14). Wanneer een maatschappelijke onderneming goed loopt worden er twee vliegen in één klap geslagen: een maatschappelijk probleem wordt aangepakt, zonder dat de overheid belast wordt. Het burgerinitiatief is in die situatie een duurzaam, als in zelfstandig en continu, alternatief voor de overheid. Het punt waarop een burgerinitiatief/sociale onderneming zelfvoorzienend wordt, blijkt in de praktijk vaak lastig te bereiken. Het gebied waarin sociaal ondernemers opereren is nog niet goed in kaart gebracht en een vaste weg naar succes is er niet (Schulz, et al, 2013: 20). Aan de ene kant van het speelveld bevindt zich de gevestigde orde, bestaande uit de professionele organisaties die zich fulltime kunnen richten op het verlenen van diensten. Hierbij is winst en efficiëntie het voornaamste doel. Aan de andere kant van het spectrum bevinden zich de idealisten, die al hun tijd kunnen richten op het bewerkstelligen van hun maatschappelijke ideaal. De sociaal ondernemer beweegt zich tussen deze twee werelden in: het maatschappelijke ideaal moet verwezenlijkt worden en er moet geld worden verdient.

(5)

In het Oost-Brabantse dorp Cuijk komen de hierboven beschreven ontwikkelingen samen. De gemeente is al een aantal jaar bezig met het overhevelen van taken en verantwoordelijkheden naar haar burgers. Daarnaast wordt er druk gewerkt aan nieuw beleid dat verband houdt met de wijzigingen in de zorg- en participatiewet die per 1 januari 2015 in zullen gaan. In dit ‘strijdveld’ bevindt zich een multifunctionele sociale onderneming die opzoek is naar een plaats in dit alles: Wereldtuin Verdeliet (Ondernemingsplan, 2013). Het burgerinitiatief is gevestigd in krachtwijk de Valuwe, welke een belangrijke rol speelt in het project. De focus ligt echter niet alleen op de wijk: het initiatief wil iedereen in het Land van Cuijk (geografische-eenheid) kunnen bereiken. Het terrein van de onderneming doet dienst als de plek waar maatschappelijke activiteiten worden ontplooit, maar heeft ook ruimte en faciliteiten om te dienen als een dagopvang of werkplaats.

De initiatiefnemers van het project zijn momenteel in gesprek met verschillende maatschappelijke organisaties over wat zij voor elkaar kunnen gaan betekenen. Door het aanbieden van diensten hopen de initiatiefnemers van Wereldtuin Verdeliet op de lange termijn het voortbestaan en de continuïteit van het initiatief veilig te stellen. Nu zijn zij nog geheel afhankelijk van vrijwilligers, subsidies en (eenmalige) giften van sponsoren. De initiatiefnemers hebben nog geen concreet beeld over hoe de samenwerking met andere partijen gaat plaatsvinden. Er zijn ideeën, maar nog geen concrete afspreken met de gevestigde maatschappelijke actoren. Daarnaast speelt de lokale politiek ook een rol, zij zouden mogelijk ook diensten gaan afnemen bij Verdeliet en hebben voordeel van de maatschappelijke functie die de tuin in de buurt vervult. De onduidelijkheid over deze ontwikkelende relatie, tussen burgerinitiatief Verdeliet en de politiek en maatschappelijke actoren, is de casus van deze studie.

Doelstelling

Door te spreken met de initiatiefnemers van het project wordt getracht een duidelijk beeld te schetsen over de diensten die zij kunnen aanbieden en de beloning die zij hiervoor hopen te ontvangen. Belangrijk is ook het ‘capaciteitsvraagstuk’; hoeveel mensen zouden er kunnen worden geplaatst in de Wereldtuin, zonder de maatschappelijke doelstellingen in gevaar te brengen. Tevens zal geprobeerd worden om duidelijk te krijgen hoe de organisatiestructuur en karakter van het initiatief zich

(6)

organisaties moet een beeld ontstaan over de houding ten opzichte van de sociaal ondernemer (en dan specifiek over Verdeliet). Staan zij open voor meer burgerparticipatie, of zien zij dit als een bedreiging voor de status quo? Binnen dit onderzoek zal eveneens worden gekeken naar de rol van de gemeente en haar visie op de participatiesamenleving. Zijn zij bereidt om taken over te dragen aan initiatieven die hun oorsprong vinden in een burgernetwerk en wat is hun traditie hierin? Is er al ervaring met dit soort initiatieven, of is Verdeliet nog uniek?

De resultaten van dit onderzoek zijn in maatschappelijk opzicht relevant door het actuele karakter van het onderwerp. Op Prinsjesdag zijn er een groot aantal veranderingen aangekondigd (kracht van de samenleving). Het slagen van deze nieuwe plannen leunt o.a. op de mogelijkheid voor initiatieven als Wereldtuin Verdeliet om een permanente plek te verwerven in het maatschappelijk speelveld. Als blijkt dat gemeenten en bestaande maatschappelijke organisaties op lokale schaal niet open staan voor inbreng uit de samenleving zou dat consequenties hebben voor de slagingskans van de plannen die de regering heeft gemaakt. Academisch gezien is het probleem interessant omdat het zich in een relatief nieuw onderzoeksveld bevindt. Maatschappelijk ondernemen bestaat weliswaar al een tijdje, maar begint de laatste jaren pas echt aan populariteit te winnen. De wetenschappelijke literatuur op het gebied is nog niet ruim voor handen. De resultaten van deze studie kunnen wellicht iets betekenen voor andere onderzoekers die zich willen verdiepen in sociale ondernemingen en de mogelijkheden die er op dit gebied bestaan

Vraagstelling

Na de introductie van het thema, de uiteenzetting van de situatie en het bepalen van de doelstelling kan de centrale vraag worden opgesteld. Deze houdt nauw verband met het de onduidelijkheid zoals beschreven in de probleemstelling en luidt als volgt: “Wat is de rol van Wereldtuin Verdeliet als sociale onderneming tussen de gevestigde welzijnsorganisaties en politieke actoren in het Land van Cuijk?”

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden wordt er gebruik gemaakt van deelvragen. De deelvragen houden verband met het bestaande ‘actorenpalet’ in het Land van Cuijk. De twee deelvragen zijn als volgt: “Waar onderscheidt Verdeliet zich in als sociale onderneming in het Land van Cuijk” en “hoe functioneert Verdeliet in

(7)

het complex van politiek en welzijnsorganisaties” Als deze twee onduidelijkheden zijn opgehelderd wordt het mogelijk om een uitspraak te doen over de hoofdvraag.

Methodologisch verantwoording

In deze scriptie wordt een kwalitatieve werkwijze gehanteerd, een veelgebruikte onderzoeksstrategie binnen de sociale wetenschappen. Deze werkwijze wordt gekenmerkt door haar inductieve karakter. De resultaten van het veldwerk (empirie) worden gebruikt om nieuwe theorie te vormen. De empirie is dus een voedingsbodem van waaruit de onderzoeker zijn nieuwe ideeën laat ‘groeien’ (Bryman, 2008: 366). Dit in tegenstelling tot deductief onderzoek, waarbij de empirie wordt gebruikt als een manier om bestaande theorie te toetsen. Onderzoekers die de inductieve strategie hanteren zijn (over het algemeen) constructivisten. Vanuit deze ontologische positie wordt de werkelijkheid gezien als een product van interacties en afspraken die individuen hebben gemaakt Er bestaat dus geen objectieve werkelijkheid; alles is terug te herleiden naar menselijke interactie (Bryman, 2008: 366).

In deze studie staat één casus centraal: Wereldtuin Verdeliet. Dit maakt het onderzoek een casestudy. In een casestudy wordt één specifiek vraagstuk aan een intensieve en gedetailleerde analyse onderworpen (Bryman, 2008: 52). Het design past bij de complexiteit van het vraagstuk. Als er was besloten om naar meerdere sociale ondernemingen te kijken had het onderzoek aan diepte en interne validiteit ingeboet. Het design heeft ook minder sterke punten: de resultaten zijn lastig te generaliseren (externe validiteit) en gelden mogelijk niet voor andere sociale ondernemingen die zich in dezelfde situatie bevinden (Bryman, 2008: 55).

Om de centrale onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zullen er interviews worden gehouden met maatschappelijke partners in het Land van Cuijk. Deze staan in het beleidsplan en zijn geselecteerd op hun relevantie voor Verdeliet en de bijbehorende probleemstelling. Ook wordt er een interview afgenomen met een woordvoerder van de gemeente Cuijk, deze actor is verantwoordelijk voor alle overkoepelende processen in het gebied en daarom belangrijk om mee te nemen in het onderzoek. Om een uitspraak te kunnen doen over de capaciteiten van Verdeliet zal er worden gesproken met leden van het kernteam en mogelijk ook een vrijwilliger uit de Wereldtuin. Hiermee wordt zowel de uitvoerende- als organisatiekant van Verdeliet belicht.

(8)

De interviews zijn semi-gestructureerd van vorm. Er is van tevoren naar de actoren gekeken en op basis daarvan een set specifieke vragen opgesteld. Hierbinnen heeft de onderzoeker ruimte om af te wijken, of dieper in te gaan op antwoorden (Bryman, 2008: 438). Om de data in de analyse makkelijker te kunnen vergelijken is er een vast stramien aangehouden in de gesprekken: een inleidend deel, gevolgd door vragen over burgerparticipatie ‘in het algemeen’ en afsluiten met vragen over Verdeliet en een mogelijke samenwerking. Door dit vaste stramien is het makkelijker om de data uit de interviews te vergelijken.

Theoretisch kader

Social economy en de Big Society

De Nederlandse regering staat niet alleen in haar zoektocht naar de kracht van de maatschappij. In 2010 presenteerde de Britse regering een beleidsprogramma dat de titel ‘Big Society’ meekreeg. Dit programma heeft als doel het eigen initiatief van de burger te versterken en de publieke dienstverlening te hervormen (Kisby, 2010: 484). Tussen de aangekondigde Nederlandse veranderingen en de Britse plannen zijn duidelijke parallellen zichtbaar: beide landen kampen met begrotingstekorten en zien in het hervormen van de publieke dienstverlening een oplossing om dit te verhelpen. Philip Blond, één van de initiatiefnemers van de Big Society, beschrijft drie problemen die het beleidsprogramma in de U.K. noodzakelijk maken: een economische crisis, een democratische en een sociale. De economische crisis die Blond omschrijft is niet relevant voor het Nederlandse systeem, maar de democratische en sociale crisissen des te meer. Het vertrouwen in de politiek neemt zowel in Nederland als in de U.K. af (BRON), en volgens veel onderzoek heerst er in beide landen groeiende onvrede over het functioneren van de overheid (BRON). Daarbij stelt Blond dat er sprake is van een “sociale recessie”, waar traditionele sociale netwerken eroderen en maatschappelijke participatie sterk afneemt. De Big Society agenda speelt op deze crisissen in, door lokale gemeenschappen, wijken en buurten meer zeggenschap over de vormgeving van de lokale gemeenschap te geven. Ook wordt de publieke dienstverlening hervormd, waardoor vrijwilligersorganisaties, sociaal ondernemers en maatschappelijke organisaties meer invloed kunnen uitoefenen en wordt maatschappelijke participatie van burgers gestimuleerd. Doordat

(9)

de Britse en Nederlandse situatie en problematiek in grote mate overeen komen biedt Big Society en de bijbehorende wetenschappelijke literatuur een interessante blik op de toekomst voor Nederland.

In het kader van de wetenschappelijke discussie over de Big Society en de verhouding tussen burger en overheid is er geschreven over wat een goede ‘voedingsbodem’ is voor een betrokken maatschappij. Eén van deze theorieën legt een verband met de ‘sociale economie’. Smith en Teasdale, in een artikel over associatieve democratie, stellen dat de sociale economie het fundament kan bieden waarop de Big Society, zoals gepresenteerd in het VK, gebouwd kan worden (Smith and Teasdale, 2012: 159). De sociale economie omvat het gedeelte van de economische activiteiten, uitgevoerd door bedrijven, coöperatieven, verenigingen en associaties, die de volgende handelingsprincipes volgen: Dienstverlening aan leden of de gemeenschap boven winst stellen, autonoom functioneren, democratisch beslissingen maken en voorrang geven aan menselijk werk bij hun bedrijfsprocessen (Defourny & Delveterre, 1999: 16). Om de kracht van de maatschappij te kunnen aanboren lijkt het, op basis van dit idee, belangrijk om omstandigheden te creëren waarin de ‘sociale economie’ kan floreren.

Het is daarom niet verrassend dat de Britse beleidsmakers getracht hebben een substantiële rol te creëren voor sociale ondernemingen en ondernemende burgerinitiatieven in het Big Society programma (BRON). Deze groep organisaties kan, op micro niveau, maatschappelijke functies vervullen. Door het kleinschalige karakter kunnen burgers via deze organisaties makkelijker inspelen op lokale problematiek, dit bevordert het democratisch ‘gehalte’. Tegelijkertijd kunnen deze organisaties publieke taken op zich nemen die de overheid niet langer zelf wil uitvoeren en daarmee inkomsten genereren. Smith en Teasdale wijden in hun artikel ook al kort uit over het verband tussen de ‘social economy’ en ‘social enterprises’. Zij gaven aan dat er veel overlap is tussen de twee begrippen, zo leggen beiden concepten duidelijk de nadruk op participatie en het belang van maatschappelijke doelstellingen boven winst. (Smith en Teasdale, 2012: 156).

Sociaal ondernemen

Smith en Teasdale erkennen de rol die sociale ondernemingen kunnen spelen bij het creëren van een voedingsbodem voor associatieve hervormingen (zoals het

(10)

terugbrengen van macht en verantwoordelijkheid naar de burger, a la Big Society en de participatiemaatschappij). Waar kenmerkt dit type onderneming zich door?

Schulz, van der Steen en van Twist hebben in hun artikel “De koopman als dominee” gekeken naar sociaal ondernemen in Nederland. Zij wijzen erop dat het concept lastig te vangen is door het grote aantal verschijningsvormen van dit type ondernemer (Schulz, et al. 2013: 17): Er zijn sociaal ondernemers die opereren op lokale schaal vanuit hun woonkamer en er zijn ondernemingen die vestigingen over de hele wereld hebben. Er zijn sociaal ondernemers die zich richten op het bereiken van maatschappelijke doelen en er zijn ondernemers die het bedrijfsmatige aspect prioriteit geven. Ondanks de diversiteit zijn er toch een aantal algemeenheden te herkennen. Nagenoeg alle auteurs zijn het eens dat een definitie zowel over het sociale als het bedrijfsmatige aspect moet gaan. Van oudsher richt de Amerikaanse literatuur zich daarbij vooral op het bedrijfsmatige deel. De Europese literatuur kijkt door de sociaal wetenschappelijke traditie naar de rol van sociaal ondernemen voor het publieke domein (Schulz, et al. 2018: 17-18). Met in ieder geval het samenspel tussen sociale doelstellingen en bedrijfsmatige activiteiten in het achterhoofd komen Schulz en de andere auteurs tot de volgende definitie van sociaal ondernemen: “het bewust, gericht en op innovatieve wijze nastreven van een verbetering ten aanzien van een sociaal-maatschappelijke kwestie door sociaal van het tegen betaling leveren van producten of diensten, gericht op de verbetering van die sociaal-maatschappelijke kwestie.

Deze definitie lijkt goed aan te sluiten op zowel andere wetenschappelijke literatuur, als de praktijk. In het “Handboek voor sociaal ondernemen in Nederland” wordt het duale en vernieuwende karakter van het concept nog eens benadrukt. De sociaal ondernemer bevindt zich op de scheidslijn tussen private en maatschappelijke doelen. De auteurs presenteren daarom een dynamisch continuüm waarop de sociaal ondernemer zich kan plaatsen. Deze loopt van non-profit naar for-profit activiteiten en is voortdurend in beweging. Een ondernemer kan door de tijd van positie op het continuüm wisselen (Franssen en Scholten. 2007: 3). De auteurs leggen in hun definiëring ook de nadruk op innovatie en vernieuwing. Sociaal ondernemers kenmerken zich door te ondernemen op een manier die breekt met gevestigde orde. Hiervoor parafraseren zij de Amerikaanse wetenschapper Gregory Dees: “roemt hij sociale ondernemers als change agents, veranderaars die er niet voor terugschrikken

(11)

sociale doelen op nieuwe, verfrissende wijze te realiseren” (Franssen en Scholten. 2007: 12)

In de praktijk wordt, net als in de literatuur, een brede definitie gehanteerd. Het Nederlandse platform voor sociaal ondernemers hanteert ook het samenspel tussen maatschappelijke en bedrijfsmatige doelen. Hierbij hanteren zij het begrip ‘impact first’, geld verdienen mag niet het hoofddoel zijn van een sociale onderneming. Hier zijn Schulz, van der Steen en van Twist in hun definitie minder strikt in. Ditzelfde platform vindt ook dat sociaal ondernemers onafhankelijk moeten zijn van subsidies, dit komt aspect komt in de wetenschappelijke literatuur minder terug (Social-Enterprise.nl, 2014).

Positionering sociaal ondernemer

Net als de definiëring van het concept is de positie van de sociaal ondernemer in Nederland enigszins ambigue. Toch is het noodzakelijk om er bij stil te staan. De positie ten opzichte van andere actoren bepaalt immers de mogelijkheden en beperkingen van een sociaal ondernemer. Van oudsher was er in Nederland een duidelijke speelveld verdeling zichtbaar: de burger, overheid en markt hadden elk een eigen taak (Schulz, et al. 2013: 20). De overheid poogde het volk op allerlei manieren te faciliteren en te verheffen via de verzorgingsstaat. De markt was bezig met het behalen van economische doelstellingen, zoals efficiëntie en winst. De burger werd geacht te luisteren naar de overheid en had een passieve rol. Deze driehoek wordt in de moderne Nederlandse beleidsliteratuur over de relatie tussen burger, markt en overheid ook wel de ‘gouden driehoek’ genoemd (Custers & Schmitz. 2012: 32).

De historische scheidslijnen lijken, door verschillende processen, langzaam te verdwijnen: het speelveld is in beweging. In de inleiding werd al duidelijk dat de overheid bepaalde taken wil gaan afstoten. Dit betekent niet dat de behoefte voor de ex-overheids taken verdwijnt. Meer dan eens zijn er voor slimme ondernemers mogelijkheden om taken uit te voeren in het publieke domein (Schultz, et al. 2013: 21). Maar niet alleen actoren uit de ‘markt’ hebben hun positie zien veranderen: burgers hebben minder passieve rol toebedeeld gekregen. Burgerkracht is een steeds belangrijkere rol gaan spelen in de Nederlandse samenleving. Er is ruimte en verantwoordelijkheid voor de actieve burger gecreëerd (Schulz, et al. 2013: 23).

(12)

aantal van dit type ondernemingen vindt haar oorsprong in een burgerinitiatief dat is gaan zoeken naar nieuwe inkomsten. Op basis van dat idee lijkt sociaal ondernemen dicht bij burger te staan. De bedrijfsmatige doelstellingen brengen de sociaal ondernemer echter richting de markt en het uitvoeren van publieke taken (in opdracht van een overheidsactor) maakt dat er ook een lijn met de is overheid (Schulz, et al. 2013: 24). Er zijn in de driehoek dus grensgebieden ontstaan waarin traditionele de oude verbindingen worden vervangen door een groot aantal nieuwe: “Hoewel markt, overheid en samenleving overal nauw verweven zijn, kan geconstateerd worden dat er verschillen bestaan in de manier waarop zij verweven kunnen zijn“ (WRR: 2012: 41). De sociaal ondernemer bevindt zich in deze grensgebieden, telkens in een andere rol, wat goed lijkt te passen bij de brede definiëring van het concept

Leef- en systeemwereld

Doordat de sociaal ondernemer zich op de scheidslijn tussen markt, burger en maatschappij bevindt krijgt hij te maken met twee verschillende werelden. Zoals bij de positionering duidelijk werd waren deze werelden van oudsher gescheiden. Wat voor een gevolgen heeft het dat actoren verschillende werelden proberen te bedienen? De Duitse filosoof Habermas schreef in 1968 het boek ‘Technik und Wissenschaft als ‘Ideologie’. Hierin beschrijf hij het bestaan van twee werelden die haaks op elkaar staan. De leefwereld van burgers en de systeemwereld van politiek-economische actoren. Tussen de twee werelden bestaan grote verschillen: wat logisch is voor actoren in de leefwereld hoeft dat niet te zijn in de systeemwereld. In de leefwereld van burgers staat ‘communicatief handelen’ centraal. Dit is handelen gebaseerd op een goede en gelijke onderlinge verstandhouding. Hoe er wordt gehandeld veranderd per situatie en is in de basis niet voorspelbaar. (van Dalen. 2006: 4). In de systeemwereld wordt er gehandeld op basis van rationele afwegingen. Relaties tussen actoren zijn tijdelijk en gebaseerd op wederzijds belang (van Dalen. 2006: 3).

Als men kijkt naar de praktijk worden de verschillenen botsingen tussen deze twee werelden het duidelijkst zichtbaar in de zorg. Bij grote zorginstellingen wordt er enerzijds getracht om zo efficiënt mogelijk te zijn en mensen te zien als ‘cliënten’. Anderzijds kan de leefwereld niet helemaal worden genegeerd, het gaat immers om objecten met gevoelens. Dit gebied waar overlap plaatsvindt worden in het Nederlands ‘interferentiezones’ genoemd (Kunneman, 1996). Een sociaal ondernemer

(13)

zal net als zorgorganisaties te maken krijgen met deze zone. Bij het nastreven van de maatschappelijke doelen zal er vooral in de leefwereld worden gehandeld. Wanneer er diensten worden verleend zal een sociaal ondernemer te maken krijgen met de systeemwereld.

4.a. Casus Verdeliet

De omgeving

Wereldtuin Verdeliet is gevestigd in het Noord-Brabantse dorp Cuijk. De gemeente, gelegen aan de westoever van de Maas, heeft ruim 25.000 inwoners en wordt gevormd door Cuijk en de omliggende kernen. Het dorp bestaat uit verschillende wijken, waaronder de Valuwe (waar de tuin gevestigd is). Deze wijk vindt zijn oorsprong in de jaren ’50 en was een zogenaamde naoorlogse uitbreidingswijk. In de jaren ’90 dreigde de Valuwe te veranderen in een echte ‘probleemwijk’. Dit proces is tijdig afgeremd, met hulp van een ingrijpende revitalisering (devaluwe.nl, 2010). De wijk kent echter nog veel problemen. Zo is er voor een kleine gemeente relatief veel criminaliteit en wonen er een groot aantal huishoudens met een laag inkomen. De situatie wordt nog complexer gemaakt door het grote aantal nationaliteiten in de wijk (meer dan 30). Dit levert extra problemen op, zoals ouders die door een taalachterstand weinig zicht hebben op de schoolprestaties van hun kinderen.

De focus van de Wereldtuin ligt op dit moment in de Valuwe, maar de ambities van het project verder dan deze wijk. De Wereldtuin moet uiteindelijk het hele Land van Cuijk gaan bedienen. ‘Het Land van Cuijk’ is de naam van de zogenaamde ‘heerlijkheid’, een middeleeuwse bestuursvorm waar Cuijk onderdeel van was. Deze benaming wordt nog steeds gebruikt om een begrensde geografische eenheid aan te geven. Naast de gemeente Cuijk vallen ook de gemeenten Boxmeer, Grave, Mill en Sint Hubert en Sint Anthonis onder deze heerlijkheid.

De Wereldtuin

Wereldtuin Verdeliet is, volgens het ondernemingsplan, “een groene oase in een wijk in het Land van Cuijk met als motto: doen, delen, beleven” (Ondernemingsplan, 2013: 1). In dit motto wordt het karakter van de onderneming samengevat. Ten eerste wordt het groene aspect van het initiatief benadrukt: Wereldtuin Verdeliet is gelegen op het

(14)

terrein van een oude schooltuin. De tuin werd door de school niet langer gebruikt en begon langzaam overwoekerd te raken. De initiatiefnemers van stichting Verdeliet hebben met de gemeente en stichting Actief (een andere maatschappelijke actor) afgesproken dat ze het terrein in ieder geval tot 2018 mogen gebruiken. In dat jaar vertrekt de school helemaal en komt het hele terrein braak te liggen. Het is dan aan de gemeente om te beslissen wat er verder zal gebeuren. De lokale wijkraad streeft naar een permanente groenvoorziening, wat perfect aansluit bij de ambities van de Wereldtuin (Ondernemingsplan, 2013: 13).

Het overkoepelende doel van het project is om samen met de burgers in het Land van Cuijk, en dan specifiek de wijk Valuwe, een permanente voedseltuin met ontmoetingsfunctie te ontwikkelen en onderhouden. Dit streven is terug te vinden in het motto van Verdeliet: “doen, delen, beleven”. Om de tuin te kunnen ontwikkelen worden er verschillende actoren benaderd en aangesproken. Burgers binnen het Land van Cuijk worden gevraagd als partner van de tuin te dienen, iedereen is er welkom om te helpen of een kopje koffie te drinken. Er ligt hierbij een specifieke focus op sociaal kwetsbare mensen. Zij krijgen de ruimte en mogelijkheden om te helpen in de tuin. Er wordt hierbij rekening gehouden met de capaciteiten van ieder individu, omdat niet iedereen kan evenveel bijdragen. (Ondernemingsplan, 2013: 6).

De werkzaamheden in de tuin vinden plaats op een duurzame en ecologisch verantwoorde manier. Dit is niet alleen omdat de initiatiefnemers hun eigen idealen willen verwezenlijken. Volgens de stichting komen de meeste mensen in de Valuwe niet of nauwelijks met deze zaken in aanraking. Door te praten en voorlichting te geven hoopt de stichting mensen iets bij te brengen over dit onderwerp. De organisatie hoopt dat deze kennis uiteindelijk via het eigen netwerk verder wordt gedeeld. Om het bereik van de voorlichting verder te vergroten worden er ook educatieve en culturele activiteiten georganiseerd (ondernemingsplan, 2013: 6). Zo kunnen scholieren kennis maken met de verschillende aspecten die komen kijken bij het onderhouden van een tuin. Om culturele activiteiten te kunnen organiseren staat er op het terrein onder andere een groot metalen ‘poëziebord’, waar bezoekers van Verdeliet met magneten hun eigen gedichten kunnen maken.

De tuin wordt geleid door een kerngroep bestaande uit vier personen die de drijvende krachten achter het project zijn. Drie leden van de kerngroep zijn sinds de oprichting betrokken geweest bij het project, een vierde lid heeft zich recentelijk aangesloten. Naast het besturen van de dagelijkse activiteiten hebben zij contact met

(15)

de verschillende partners en sponsoren. De kerngroep wordt inmiddels ondersteund door een groot aantal vrijwilligers, ieder met een eigen specialiteit. Zo zijn er mensen die vooral helpen in de tuin, maar ook zijn er vrijwilligers die een meer specialistische functies invullen (ondernemingsplan, 2013: 20). Om naast het opzetten en onderhouden van de tuin ook ruimte te kunnen bieden aan de beoogde sociale functies wordt ernaar gestreefd om op termijn een ‘kwartiermaker’ te kunnen inhuren, die zich zal bezighouden met het waarborgen van de continuïteit van het project (Ondernemingsplan, 2013: 17). Deze betaalde functie zal worden uitgevoerd door een lid van het kernteam, wat het voor hem/haar mogelijk maakt om meer tijd te besteden aan het project. Nu gebeuren alle werkzaamheden nog op vrijwillige basis, wat in de praktijk betekent dat er minder gedaan kan worden.

De diensten van de Wereldtuin

De doelstelling om het hele Land van Cuijk te bedienen hangt samen met de bedrijfsmatige doelstellingen van het initiatief. Om op de lange termijn het bestaan van de Wereldtuin en de maatschappelijke activiteiten te kunnen garanderen is er gezocht naar een verdienmodel. Dit is gevonden in het leveren van zorg en welzijns gerelateerde diensten. Er zijn binnen het Land van Cuijk partners geïdentificeerd en benaderd die hier mogelijk interesse in zouden hebben. Zo is er met re-integratieorganisatie Actief gekeken naar de mogelijkheid om samen opdrachten te verwerven. Verdeliet zou dan dienen als een ‘zinvolle dagbesteding’ voor werklozen met een groter dan gemiddelde afstand tot de arbeidsmarkt (ondernemingsplan, 2013: 7). Met lokale zorgpartners Dichterbij en GGZ is er gekeken naar de mogelijkheden voor het plaatsen van cliënten met een handicap, psychiatrische aandoening, of verslaving. Dit zou dan ook gaan om het leveren van een zinvolle dagbesteding (ondernemingsplan, 2013: 8). In ruil voor het leveren van deze diensten zou Verdeliet financiële compensatie ontvangen die gebruikt kan worden voor het beheer van de Wereldtuin en het nastreven van de maatschappelijke doelen mogelijk zou maken. Op dit moment zijn er nog geen concrete afspraken met de maatschappelijke partners en staan beloftes vooral nog op papier. Hierdoor de financiële toekomst van de stichting nog niet veiliggesteld, sponsoren en (eenmalige) subsidies zijn op dit moment de voornaamste bron van inkomen. Om de kwartiermaker te kunnen veroorloven en de continuïteit van het project te kunnen veiligstellen is het leveren

(16)

Partners van stichting Verdeliet

Om financiële onafhankelijkheid te bereiken wil Verdeliet in het najaar van 2014 een overleg hebben met de gemeente en maatschappelijke actoren uit het Land van Cuijk. Dit zou het moment zijn om de toezeggingen die nu nog alleen op papier staan om te zetten in concrete afspraken. Deze actoren zijn in het kader van dit onderzoek geïnterviewd en zullen hieronder kort behandeld worden.

Stichting Actief is een sociale onderneming die zich richt op arbeidsre-integratie van individuen met een bovengemiddeld grote afstand tot de arbeidsmarkt. Hieronder vallen langdurig werklozen, (ex-)verslaafden, en mensen met psychische klachten, of een verstandelijke beperking (Actiefwerkprojecten.nl, 2014). In de interviews bleek dat Actief graag wilde samenwerken met de Wereldtuin, er was zelf sprake van een mogelijk partnerschap. De stichting runt een kringloopwinkel, deze zou in 2018 mogelijk naar het schoolgebouw dat grenst aan de Wereldtuin worden verhuist.

De GGZ is een zorgverlener die zich specialiseert in de behandeling van psychische en psychiatrische aandoeningen. Dit gebeurt in eigen faciliteiten, maar ook via samenwerkingen met partners in de regio (ggzoostbrabant.nl, 2014). De dagbesteding vindt plaats op eigen locaties in Cuijk en Boxmeer, maar wordt ook uitbesteed aan organisaties als Actief. In het interview met een zorgmanager van de GGZ bleek dat er nog behoefte was aan een groenvoorziening in Cuijk. Verdeliet was een potentiële kandidaat hiervoor.

Dichterbij is een grote zorgverlener in het Land van Cuijk. De organisatie richt zich op mensen met een verstandelijke beperking, hun ouders en verwanten. De medewerkers van de organisatie ondersteunen de cliënten in hun dagelijkse bezigheden. Hierbij wordt uitgegaan van ieders persoonlijke mogelijkheden en wensen. De ondersteuning richt zich op wonen, werk en vrije tijd. (Dichterbij.nl, 2014). Bij Dichterbij was er nog geen duidelijke intentie om te gaan samenwerken met Verdeliet, bleek in het interview.

Het land van Cuijk bestaat uit gemeenten die door de jaren heen verschillende samenwerkingsverbanden zijn aangegaan, een trend die zichtbaar is bij veel kleinere gemeenten in Nederland. De gemeente Cuijk heeft, om schaalvoordelen te bereiken, haar zorg en welzijnszaken samengevoegd met de kleinere dorpen Grave en Mill en Sint Hubert. Door het samenvoegen hoopt de gemeente de extra taken die zij de komende jaren in hun takenpakket krijgen succesvol te kunnen uitvoeren. De

(17)

gemeente probeert Verdeliet actief te faciliteren, mede door het leveren van een locatie. Het mogelijk overnemen van taken van de gemeentelijke groendienst werd genoemd als een vorm van maatschappelijk uitbesteden.

5. Analyse

Verdeliet als sociale onderneming

Om uiteindelijk antwoord te kunnen geven op de deelvragen is het nodig om te kijken naar Verdeliet als sociale onderneming. Hoe past de stichting in dit concept? Zoals werd aangetoond in het theoretisch kader is het lastig om de exacte grenzen van het begrip ‘sociaal ondernemen’ te bepalen. Om toch tot een bruikbare definitie te komen is er in de literatuur gekeken welke algemeenheden sociale ondernemingen in ieder geval met elkaar delen. De belangrijkste hiervan was het nastreven van zowel maatschappelijke als bedrijfsmatige doelen. Daarnaast speelt innovatie een grote rol binnen sociale ondernemingen, er wordt constant gezocht naar innovatieve manieren om inkomsten te genereren. Het Nederlandse platform voor sociaal ondernemers legt naast het bovengenoemde, nadruk op het ‘impact first’ idee. Dit houdt in dat winst maken niet de voornaamste reden mag zijn bij het ondernemen.

Stichting Verdeliet is op dit moment vooral bezig met het opzetten van activiteiten met betrekking tot de maatschappelijke doelen. De voornaamste motivatie om het project te beginnen was dan ook niet om er geld mee te gaan verdienen, maar om iets te kunnen betekenen voor de samenleving. Samen met de buurt en andere vrijwilligers is er een tuin uit de grond gestampt en in dit proces zijn de eerste ‘maatschappelijke successen’ zichtbaar geworden, aldus de kerngroep in het interview. Een vaste groep vrijwilligers bevindt zich te vormen en wordt constant aangevuld met nieuwe enthousiaste mensen die van de tuin en zijn activiteiten hebben gehoord. Deze mensen komen binnenlopen, maken een praatje en vinden vanzelf, zonder duidelijke sturing, een rol in de tuin. Hiermee begint de ontmoetingsfunctie voor de wijk (en de rest van het Land van Cuijk) langzaam vorm te krijgen: “het groeit organisch en dat spreekt mij heel erg aan” aldus een lid van de kerngroep. De maatschappelijke functie van de stichting lijkt daarmee voldoende aangetoond.

Volgens de definitie van sociaal ondernemen moet het nastreven van maatschappelijke doelen gecombineerd worden met bedrijfsmatige activiteiten. In de

(18)

casus omschrijving werd al een korte samenvatting gegeven van een aantal diensten die terug waren te vinden in het ondernemingsplan van de Wereldtuin. Dit waren onder andere het bieden van een dagbesteding locatie en het leveren van activeringstrajecten. Het verkopen van producten uit de tuin moet daarbij ook nog een (kleine) bron van inkomsten leveren, dit is echter ondergeschikt aan de diensten. Er waren op het moment van de interviews al een hele hoop toezeggingen gedaan over het afnemen van diensten, dit kwam vaak terug in de gesprekken. Verdeliet wil kleinschalig beginnen en langzaam opbouwen. Eerst twee mensen plaatsen, dan vier, vervolgens zes, etc. Op deze manier hopen ze over een aantal jaar ‘volwaardige’ sociaal ondernemers te zijn en de kosten van de maatschappelijke activiteiten zelf te kunnen dragen. Van de maatschappelijke partners was stichting Actief was het duidelijkst in zijn intentie om te gaan samenwerken, een mogelijk permanent partnerschap werd genoemd. De intentie om samen te ondernemen is dus duidelijk aanwezig, zowel bij de stichting, als de maatschappelijke partners. Als er naar de huidige situatie wordt gekeken is het geld dat binnenkomt vooral nog afkomstig uit de verkoop van producten uit de tuin en door het kleine volume een druppel op de gloeiende plaat. Het bedrijfsmatige aspect dienst dus nog verder uitgebouwd te worden om te kunnen spreken van ‘succesvol’ ondernemen. De bedrijfsmatige kant is echter wel al duidelijk genoeg geïntegreerd in de plannen van de stichting om te spreken van de wil om te ondernemen.

Een ander kenmerk van sociale ondernemingen is het innoverende karakter van de activiteiten. Bij Wereldtuin Verdeliet worden verschillende ‘innovatieve’ middelen aangewend om bekendheid te creëren en vrijwilligers te werven. Toen de tuin bij aanvang nog braak lag en overwoekerd was, zijn er via het initiatief ‘NLdoet’ helpende handen geworven. Via dit platform kon de stichting een weekend lang over tientallen vrijwilligers beschikken. Het terrein kon daardoor in een keer klaar worden gemaakt voor gebruik. Een proces dat zonder de eenmalige vrijwilligers veel langer had geduurd. Via Facebook probeert de tuin volgers op de hoogte te houden over de vorderingen in de moestuin en de activiteiten die worden georganiseerd op het terrein. In de hoop dat dit de naamsbekendheid en betrokkenheid verhoogd. Er wordt ook innovatief gebruik gemaakt van het netwerk dat ontstaat bij de maatschappelijke activiteiten: om de kosten laag te houden maakt de stichting gebruik van de contacten van de vrijwilligers. Als er een grote klus moet gebeuren wordt er altijd gekeken of er via-via wat geregeld kan worden. De geplande bedrijfsmatige activiteiten zijn ook

(19)

‘vernieuwend’ in de zin dat ze worden gecombineerd met maatschappelijke doelen. Burgerinitiatieven die zich als zorg- en re-integratieaanbieder presenteren zijn nog geen gemeengoed. Dit maakt ook dat er nog veel vraagtekens staan bij de toekomst, er is geen duidelijke handleiding over hoe de stichting het beste te werk kan gaan.

De kerngroep was tijdens het interview en in het ondernemingsplan zeer duidelijk over de verhouding tussen de maatschappelijke en bedrijfsmatige doelen. Alle activiteiten staan in dienst van de maatschappelijke functie, er worden geen concessies gedaan op dit vlak. Ondanks dit ferme standpunt is de kerngroep ook pragmatisch: “Er moeten wel inkomsten zijn”. Om de balans niet te laten doorslaan worden de commerciële activiteiten langzaam opgebouwd, per jaar wordt er gekeken waar nog ruimte is tot uitbreiding. Op basis van de houding van de kerngroep en de voorzichtigheid waarmee zij te werk gaan lijkt het ‘impact first idee’ ruimschoots vertegenwoordigd in de basis van de stichting.

De uitspraken van de kerngroep en het beleid (zoals te zien in het ondernemingsplan) van Verdeliet komen overeen met elkaar. De stichting begint zijn maatschappelijke functie steeds duidelijker uit te voeren. Dit wordt gecombineerd met een (nog wat onwennige) wil om te ondernemen. Het ‘sociale’ onderdeel van de stichting is al duidelijk aanwezig, de bedrijfsmatige kant dient nog verder uitgebouwd te worden om ook te kunnen spreken van succesvol ondernemen.

Verdeliet en de participatiemaatschappij

In de inleiding en het theoretisch kader is er gekeken naar de participatiemaatschappij en de Britse variant ‘Big Society’. In dit paragraaf wordt er gekeken hoe Verdeliet in dit kader past.

Op basis van het idee dat de stichting een sociale onderneming is lijkt de bijdrage aan de participatiemaatschappij tweeledig. In de troonrede werd aangekondigd dat de overheid actief op zoek ging naar de kracht in de samenleving. De maatschappelijke activiteiten van Verdeliet lijken hier perfect op aan te sluiten. Er worden activiteiten ontplooit die in de traditionele verzorgingsstaat verantwoordelijkheid van de overheid zijn. Ten eerste wordt er getracht bezoekers van de tuin te verheffen: er zijn mogelijkheden om scholing te krijgen over duurzaamheid, ecologisch tuinieren en gezond eten. Zaken die in de omgeving (de Valuwe) van de tuin niet altijd een grote rol lijken te spelen en door de gemeente niet

(20)

actief worden gepromoot. Daarnaast is er ook een verbindende functie. Onder de vrijwilligers zijn er mensen die buiten de tuin weinig contact hebben. Als voorbeeld van het ‘actief’ verbinden werd een mevrouw met een ernstig spraakgebrek genoemd. Zij durfde niet met de rest van de vrijwilligers pauze te houden omdat ze bang was voor nare reacties. De leiding in de tuin heeft haar (vriendelijke) wijze duidelijk gemaakt dat ze op deze manier geen contact krijgt. Door het ‘ingrijpen’ lijkt ze inmiddels haar draai te hebben gevonden. Over het verbinden van vrijwilligers wordt het volgende gezegd: “Daar moet je wel heel alert op zijn, je krijgt op die paar vierkante meter heel veel verschillende mensen en die zelfredzaamheid is dan heel belangrijk, maar je zult er elke keer ook een beetje boven moeten hangen”. Er wordt door de kerngroep en vrijwilliger actief gepoogd om mensen te betrekken bij de activiteiten en de rest van de groep wanneer ze dat zelf niet lukt. De Britse beleidsadviseur Philip Blond, de man achter het Big Society programma sprak in die context over een sociaal vraagstuk: traditionele netwerken verdwijnen. Burgerinitiatieven als Verdeliet zijn een gedeelte van de oplossing. De maatschappelijke activiteiten en de netwerken die daarbij ontstaan helpen de sociale cohesie in een wijk, als de Valuwe, te verbeteren.

Een andere motivatie voor de beweging naar de participatiemaatschappij was een uit zijn voegen gegroeide overheid. Om deze reden wil Den Haag zich terugtrekken uit bepaalde ‘aspecten’ van de samenleving: taken worden afgestoten. De stichting kan hier met zijn ondernemende kant bij ‘helpen’. In een interview met de beleidsadviseur van de gemeente Cuijk werd duidelijk dat de afdeling sociale zaken niet direct zou werken met de (te kleine) stichting. Ze waren in het verband met de aanstaande decentralisatie juist aan het kijken naar “grotere verbanden”. Op het gebied van maatschappelijk uitbesteden lagen wel mogelijkheden. Mits de stichting verder professionaliseert zouden specifieke groentaken in de Valuwe kunnen worden overgenomen van de gemeentedienst. Dit proces lijkt erg op het maatschappelijk uitbesteden van publieke taken waar veel aandacht voor is in het Big Society programma. Naast het ontlasten van de gemeente draagt het aanbesteden ook bij aan de sociale functie van de stichting. Doordat de inkomsten van Verdeliet direct worden gestoken in de maatschappelijke activiteiten vloeit het geld van de gemeente weer terug naar de burgers

(21)

Positionering van Verdeliet

In het theoretisch kader is uitgelegd hoe de rolverdeling in de gouden driehoek (het driehoekig speelveld bestaande uit markt, overheid, en burgers) is veranderd. De traditionele verbindingen in het speelveld zijn aangevuld met nieuwe vormen. Sociaal ondernemers zijn een relatief nieuwe verschijning en hebben nog geen duidelijke positie in dit veld. Als er op lokaal niveau wordt gekeken heeft het Land van Cuijk ook een eigen speelveld. Deze bestaat uit de gemeente, maatschappelijke actoren en de burger. In deze paragraaf zal worden gekeken waar Verdeliet staat in dit speeldveld. Om dit te kunnen bepalen wordt er gekeken naar de oorsprong van het project en de verhouding met de andere actoren in Cuijk.

Verdeliet is opgericht door drie personen, elk met een achtergrond in de zorg of het welzijnswezen. Het kerngroeplid dat aanwezig was bij de interviews gaf aan dat ze in haar oude baan aanliep tegen zaken die je vaker tegenkomt bij grotere organisaties: bureaucratie, papierwerk en vaste procedures. Met Verdeliet wilde ze afscheid nemen hiervan, volgens haar is de stichting duidelijk opgezet als een sociale onderneming die dicht bij de leefwereld van de burger staat en draait om mensen. Dit wordt geïllustreerd in het beleidsplan: “Wereldtuin Verdeliet is een groene, sociale onderneming waar mensen zelf het belangrijkste kapitaal zijn” (beleidsplan, 2013: 3). De kerngroep heeft door hun vorige carrières een groot netwerk opgebouwd in het Land van Cuijk. Vanaf de Wereldtuin lopen er dus een groot aantal lijntjes naar “gevestigde” maatschappelijke actoren. De relatie met stichting Actief is het ‘sterkst’, deze hebben geholpen bij het opzetten van de Wereldtuin. De directeur van de stichting kende een kerngroeplid uit haar vorige carrière en wees haar op de locatie. In 2018 wil stichting Actief mogelijk het schoolgebouw dat grenst aan de tuin in gebruik gaan nemen als locatie voor hun kringloopwinkel. Een partnerschap tussen de twee stichtingen wordt daarbij genoemd. De relatie met de ‘klassieke’ zorgaanbieders als GGZ en Dichterbij is minder sterk. De GGZ liet weten in het interview dat ze geïnteresseerd zijn in het afnemen van diensten bij Verdeliet. De kerngroep was over een directe samenwerking huiverig. Zij zouden dit liever via stichting Actief (die al met de GGZ werkt) laten lopen, Verdeliet is dan onderaannemer. Wanneer er weer wordt gekeken naar de ‘gouden driehoek’ schuurt de stichting met het aanbieden van diensten dus tegen de markt aan, al blijven ze hier wel terughoudend in. De rol van burgerinitiatief met sociale functie, zonder al te veel ‘serieuze’ verplichtingen, lijkt de

(22)

kunnen schuiven. Als de Wereldtuin via maatschappelijk aanbesteden groentaken zou overnemen van de gemeente.

Verdeliet als interferentiezone

Een onderwerp dat veel terugkwam in de interviews was het verschil tussen de sociale en ondernemende kanten van Verdeliet. In het theoretisch kader is hierover het begrip systeem- en leefwereld geïntroduceerd. Twee verschillende werelden die haaks op elkaar staan en in grote lijnen over de ‘gouden driehoek’ gelegd kunnen worden. De markt en overheid werken in een systeemwereld, terwijl de burger zich in de leefwereld beweegt. In de vorige paragrafen is benadrukt hoe Verdeliet, door de bijzondere positie in het speelveld, tussen deze twee werelden moet schipperen. De wereldtuin vormt een interferentiezone. Dit vereist een nieuwe manier van werken. De kerngroep wil door het aanbieden van commerciële diensten niet in de systeemwereld terecht komen. Om dit te illustreren gaf de kerngroep de volgende anekdote. Een inspecteur/medewerker van een lokale zorginstelling kwam lang op het terrein. Dit gebeurde in het kader van een inspectie waarbij werd gekeken of de faciliteiten op het terrein voldeden aan de eisen die de zorgverlener stelde aan partners waar hun cliënten werden geplaatst. Toen bleek dat mannen en vrouwen een toilet moesten delen, was de medewerker van de zorginstelling duidelijk: “wij willen dat onze cliënten kunnen beschikken over gescheiden toiletten”. Op die momenten sluipt de systeemwereld naar binnen, de kerngroep is daarom heel terughoudend. Er mogen niet teveel concessies worden gedaan ten koste van de leefwereld.

Om dit te kunnen garanderen is er besloten om de commerciële activiteiten zeer langzaam op te bouwen. Per jaar kan de stichting evalueren of de Wereldtuin nog ruimte biedt voor verdere uitbreiding van het commerciële aanbod. Hiermee wordt de leefwereld van de vrijwilligers en bezoekers uit de buurt beschermd. Dit gebeurd niet alleen uit idealisme, wanneer de systeemwereld de overhand zou krijgen in de tuin gaat de sociale/maatschappelijke functie verloren. De tuin zou dan veranderen in een traditionele maatschappelijke actor die vooral op de markt actief is. Een schrikbeeld voor de kerngroep, die deze wereld juist ‘achter’ zich wil laten.

De maatschappelijke actoren waren in de interviews realistisch over de positie van Verdeliet in de interferentiezone. Vooral de klassieke maatschappelijke actoren als GGZ en Dichterbij hebben een groot aantal eisen en procedures: de organisaties werken in de systeemwereld. Verdeliet zou hier onvermijdelijk mee te maken krijgen

(23)

wanneer het gaat samenwerken met deze partijen. Dit maakt dat het aanbieden van diensten de botsing tussen de twee werelden de komende jaren alleen maar heviger gaat maken. Verdeliet probeert deze botsing (gedeeltelijk) te ontwijken door te gaan werken als onderaannemer van stichting Actief. Ze houden dan minder geld over aan de diensten, maar krijgen niet direct te maken met het papierwerk en bureaucratie. Deze kant van het werk wordt in dit scenario opgepakt door stichting Actief: een sociale onderneming die meer richting de markt gepositioneerd is.

Conclusie

In dit onderzoek werd er gezocht naar een antwoord op de vraag wat de rol van Wereldtuin Verdeliet is in het actorenveld van het Land van Cuijk. Door de stichting onder de loep te nemen en te spreken met de belangrijkste actoren is er geprobeerd om een antwoord hierop te geven. In de inleiding is de grotere context en de probleemstelling gepresenteerd. In het theoretisch kader is vervolgens de theorie gepresenteerd die de leidraad vormde voor de interpretatie in de analyse. Tussendoor zijn de belangrijkste feiten gepresenteerd in het ‘casus’ hoofdstuk.

Om de hoofdvraag te helpen beantwoorden zijn er twee deelvragen opgesteld. Met de eerste vraag is er gekeken wat Verdeliet zo uniek maakt in vergelijking met de andere actoren in het Land van Cuijk, de vraag luidde: Waar onderscheidt Verdeliet zich in als sociale onderneming in het Land van Cuijk? Dit onderscheidt is vooral gevonden in het innovatieve karakter van de onderneming. Verdeliet is de eerste actor in Cuijk die zich duidelijk opwerpt als een sociale onderneming. De gevestigde maatschappelijke actoren zijn duidelijk onderdeel van de systeemwereld en richten zich vooral op efficiëntie, Verdeliet gooit het over een andere boeg en zoekt een middenweg waarbij mensen en hun leefwereld centraal staan. Daarbij speelt de ‘angst’ om onderdeel van de systeemwereld te worden een grote rol: de maatschappelijke doelen moeten leidend blijven. Het twee onderscheidende aspect is de rol die de stichting kan spelen in de context van de participatiesamenleving. De oprichting van de Wereldtuin lijkt perfect samen te vallen met het voornemen van de regering om meer te gaan inzetten op de kracht van de maatschappij. Verdeliet is een plek waar wordt verbonden en verheven, zonder dat de overheid hoeft bij te springen. De tweede deelvraag ging over de verhouding met de andere actoren, de vraag luidde: hoe functioneert Verdeliet in het complex van politiek en welzijnsorganisaties? De

(24)

stichting heeft een duidelijke positie weten te verwerven tussen de ander organisaties: Verdeliet is een sociale onderneming, die in de ‘gouden driehoek’ dichter bij de burger dan de markt staat. De kerngroep achter het project heeft een groot netwerk en er zijn ‘lijntjes’ met alle relevante actoren in het Land van Cuijk. De maatschappelijke partners willen mogelijk diensten gaan afnemen en zien de stichting dan ook als een serieuze partner. Stichting Actief was hier het meest concreet in en heeft het al over een partnerschap. Er is wel een voetnoot: de angst voor de systeemwereld kan het contact met organisaties als de GGZ en Dichterbij in de weg zitten. Omdat deze organisaties waarde hechten aan hun procedures en systemen. De gemeente erkent de sociale functie van de stichting in de context van de participatiemaatschappij en wil, als de organisatie verder professionaliseert, mogelijk groendiensten uitbesteden aan Verdeliet. Dit helpt de gemeente met besparen, terwijl er tegelijkertijd geld ‘terugvloeit’ naar de burgers via de maatschappelijke activiteiten van Verdeliet. Ook hier nog een voetnoot: de afdeling sociale zaken ziet het niet zitten om direct diensten (zoals de dagbesteding) in te kopen, Verdeliet is daar simpelweg te klein voor.

Op basis van deze antwoorden kan de hoofdvraag nu beantwoord worden, deze luidde: “Wat is de rol van Wereldtuin Verdeliet als sociale onderneming tussen de gevestigde welzijnsorganisaties en politieke actoren in het Land van Cuijk?”. Verdeliet blijkt, ondanks zijn korte bestaan, als sociale onderneming een duidelijke positie en rol te hebben in het Land van Cuijk: de sociale activiteiten in de Valuwe helpen met het verheffen en verbinden van de wijk. Een functie die door alle actoren als belangrijk wordt gezien. Door het grote netwerk van de initiatiefnemers en de diensten die worden aangeboden is Verdeliet een serieuze partner voor de maatschappelijke en politieke actoren. Alle partijen zien mogelijkheden tot samenwerking, door het afnemen van diensten of maatschappelijk uitbesteden.

Op basis van deze resultaten kan er geconcludeerd worden dat nieuwe burgerinitiatieven een bestaansrecht hebben binnen de gevestigde orde. Door de focus op zowel maatschappelijke als bedrijfsmatige doelen te leggen en samen te werken met de overheid hebben innovatieve organisaties als Verdeliet de mogelijkheid om een belangrijk rol te gaan spelen in het (veranderende) zorg en welzijnslandschap. De Nederlandse burger profiteert hier op de lange termijn ook van; door slim te ondernemen wordt er met minder, meer bereikt. Als de huidige ontwikkelingen in dit gebied worden voortgezet en voldoende gefaciliteerd lijkt het streven van de overheid om de kracht van de samenleving beter te gaan gebruiken een stuk dichterbij.

(25)

7. Discussie

Door de beperkte tijd en reikwijdte van de bachelorscriptie kon er slechts gekeken worden naar één enkele casus. Het beeld dat binnen deze casus ontstaan is over de kansen en toekomst van Verdeliet was overwegend positief. Het zou zomaar kunnen dat wanneer er was gekeken naar verschillende casussen het ontstane beeld anders zou zijn. Door meer tijd te nemen bij een vervolgonderzoek zou dit uitgezocht kunnen worden, waardoor de externe validiteit mogelijk hoger zou komen te liggen. Bij de selectie van de interviews is er gekozen voor partijen die al waren opgenomen in het ondernemingsplan van Verdeliet. Deze keuze had te maken met relevantie voor de casus, maar gebeurde ook om praktische redenen. Het was makkelijker om in contact te komen en interviews te regelen met actoren die al contact hadden met het kernteam van Verdeliet. In een vervolgonderzoek zouden er meer ‘gevestigde’ actoren uit het Land van Cuijk kunnen worden geïnterviewd; ook degene die nog niet bekend zijn met het initiatief. Dit zou een completer beeld geven van het actorenveld waarmee de interne validiteit van de resultaten omhoog zou gaan.

Een andere interessante insteek zou zijn om over drie jaar opnieuw eenzelfde onderzoek te doen. Het zou dan duidelijker zijn of alle ambities van Verdeliet ook daadwerkelijk zijn waargemaakt. Op dit moment was er nog sprake van veel beloftes en weinig daadwerkelijke afspraken. Daarnaast zou het interessant zijn om te kijken hoe de gemeente Cuijk over drie jaar in zijn rol als facilitator van burgerparticipatie is gegroeid. Het bijbehorende beleid heeft dan een stuk meer tijd gehad om te kunnen ‘rijpen’.

(26)

8. Literatuurlijst

Boeken en artikelen

Aerts, R., de Liagre Böhl, H., de Rooy, P., Te Velde, H. (2007). Land van kleine gebaren (5de ed). Nijmegen: SUN.

Bryman, A. (2008). Social Research Methods. Oxford: Oxford University Press.

Custers, J., Schmitz, G. (2012). Zelfsturende vitale gemeenschappen. Delft: Eburon.

Engelen, E., Hemerijck, A., Hazeu, C., Kremer, M., van Lieshout, P., Vries, G. (2006). Verzorgingsstaat herwogen. over verzorgen, verzekeren, verheffen en verbinden. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Kisby, B. (2010). The Big Society: power to the people?. The Political Quarterly, 81(4), 484-491.

Schulz, J., Steen, M., Twist, M. (2013). De koopman als dominee. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.

Slocock, C., Hayes, R., Bass, P. (2013). The Big Society Audit 2013. London: Civil Exchange.

Verba, S., Schlozman, K. and Brady, H. (1995). Voice and equality: Civic

Voluntarism in American Politics (1e ed). Cambridge, Mass.: Harvard University Press.

Overige documenten

Stichting Verdeliet. (2013). Ondernemingsplan Verdeliet. Cuijk.

. (2013). Troonrede 2013. Voordacht, Ridderzaal Den Haag. (niet goed citaat, anders verwijzen)

(27)

Websites

Actiefwerkprojecten.nl. (2014). Stichting. Bekeken op 23 juni 2014, via

http://www.actiefwerkprojecten.nl

Dezwijger.nl. (2014). Pakhuis de Zwijger - MaakdeBuurt. Bekeken op 23 juni

2014, via http://www.dezwijger.nl/103603/nl/maakdebuurt

Dichterbij.nl. (2014). Dichterbij – Wij dagen ieder mens uit. Bekeken op 23 juni 2014, via http://www.dichterbij.nl

GGZoostbrabant.nl. (2014) GGZ Oost Brabant. Bekeken op 23 juni 2014, via

http://www.ggzoostbrabant.nl

Rijksoverheid.nl. (2014). Decentralisatie van overheidstaken naar gemeenten | Gemeenten | Rijksoverheid.nl. Bekeken op 23 juni 2014, via

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gemeenten/decentralisatie-van-overheidstaken-naar-gemeente

(28)

Kijken naar kopjes, moeten helderder zijn Index moet kloppen, klopt nu niet:

Punt komma verwijderen.

Inleiding:

Deelvragen:

Theorie: Inleiden met:

Big Society eerst voor het participatie vraagstuk in Nederland. (betoog)

Kern theoretisch kader: Sociaal ondernemen “gouden” driehoek

(blz 5) gemeentes werken liever samen met grote partijen (blz 17) systeemwereld/leefwereld

Casus:

Stichting Verdeliet:

Beginnen met het grotere geheel (De omgeving), daarna inzoomen op de casus.

Gemeente: uitgebreider beschrijven

Analyse: (titels interview) Helemaal herschrijven:

(29)

Teveel casusbeschrijving.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het veldonderzoek heeft tot doel antwoorden te vinden op wat de bodemop- bouw is binnen het plangebied en wat de gevolgen zijn van het in het plangebied

Op besloten vergaderingen is deze verordening van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.. Advieslijsten van

In dit onderdeel van de financiële jaarverantwoording wordt op hoofdlijnen aangegeven wat de belangrijkste verschillen zijn binnen de BCA tussen de herziene begroting en de

Drie op de tien (2014: ruim een derde) inwoners vindt dat de gemeente hen voldoende betrekt bij de aanpak van leefbaarheid en veiligheid?. Ditzelfde beeld (2014: drie op de tien)

Maandelijks wordt er zo’n 2500 km gereden om voedsel op te halen in het distributiecentrum in Tilburg, zo’n 10 supermarkten, enkele bakkers in het land van Cuijk en de vaste

Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag ontheffing verlenen van de in artikel 2, eerste lid, van de Winkeltijdenwet vervatte verboden voor zover deze betrekking hebben

Het college kan op verzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten gedeeltelijk af te zien van verhaal van kosten van bijstand of inkomensvoorziening voor zover het

Het blijkt dat de bekostigingsbijdrage die via subsidie jaarlijks door de gemeente Land van Cuijk zal worden ingelegd, niet voldoende is om een solide bedrijfshuishouding te voeren,