• No results found

Meer zicht op Trips in aardbeienteelt : elk bedrijf zijn eigen dierentuin; biodiversiteit speelt een duidelijke rol

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Meer zicht op Trips in aardbeienteelt : elk bedrijf zijn eigen dierentuin; biodiversiteit speelt een duidelijke rol"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EKOLAND 5-2003

22

O

ver de ecologie en de

beheersing van trips in bio-logische aardbeien in de vollegrond is slechts weinig bekend. Het gebruik van schoon uitgangsma-teriaal wordt van belang geacht en sommige telers zetten roofwantsen uit om trips te bestrijden.

De tripssoorten die op aardbei gevon-den worgevon-den kunnen echter gemakke-lijk van buiten het perceel komen om-dat ze meerdere waardplanten hebben. Ook de roofwantsen die trips eten be-wegen zich tussen gewassen en de om-geving op zoek naar prooihaarden. Om vat te krijgen op het tripsprobleem in aardbei is PRI (Plant Research Inter-national) op zoek gegaan naar moge-lijkheden de interactie tussen aardbei, trips- en roofwants zo te beïnvloeden dat problemen voorkomen kunnen worden. Het project richtte zich daar-bij op de ecologie van de op aardbei voorkomende tripsen, de variatie tus-sen bedrijven, de infectiebronnen en op de bevordering van de van nature voorkomende roofwantsen.

Tripsencomplex op aardbei

Op aardbei kunnen meerdere trips-soorten gevonden worden. De combi-natie van veel stuifmeel en snelgroei-end vruchtweefsel maken de aardbei tot een aantrekkelijke plant voor zowel de larven als de volwassen trips. Op de bladeren komen echter nauwelijks tripsen voor.

In de open teelten komen Thrips

taba-ci, Thrips fuscipennis, Thrips major en

Frankliniella intonsa het meest voor. Frankliniella occidentalis

(Californi-sche trips) kan zeer veel schade veroor-zaken in aardbeien onder glas maar wordt in open teelten nauwelijks aan-getroffen. Omdat Thrips tabaci moge-lijk ook nog verschillende vormen heeft is het hele tripsprobleem op aardbei tamelijk gecompliceerd. Het is bovendien niet duidelijk welke van de genoemde tripsen de meeste vrucht-schade veroorzaken.

De volwassen tripsen komen vooral op bloeiende planten af en kunnen naast het eten van stuifmeel ook de bloem-bodem aanprikken. Het is echter mo-gelijk de schade vooral tripslarven wordt veroorzaakt.

Van alle genoemde soorten werden op aardbei ook larven gevonden. Omdat het lastig is larven te identifice-ren, is nog niet bekend of de verschil-lende soorten zich even sterk verme-nigvuldigen.

Door het zuigen van larven en adulten aan de bloembodem of de jonge vruch-ten kan aanzienlijk schade ontstaan in de vorm van vergroeiing en verkleu-ring. Omdat tripsen met name in de la-te zomer (juli en augustus) talrijk zijn komt de schade vooral bij doordragen-de rassen en late teelten tot uiting.

Eigen dierentuin

Tijdens het onderzoek viel al snel op dat de trips situatie sterk van plek tot plek verschilt. De bedrijven kennen een karakteristieke samenstelling van trips soorten.

Zoals de figuur laat zien, zijn in de bui-tenteelt van aardbei vooral Thrips fuscipennis, Thrips major en Thrips tabaci talrijk en komt Frankliniella in-tonsa veel minder voor. Het is echter duidelijk dat op het Bedrijf A Thrips tabaci een belangrijke rol speelt terwijl op Bedrijf B Thrips fuscipennis de bo-ventoon voert. Het lijkt waarschijnlijk dat het karakter van het bedrijf en van de omgeving van invloed zijn op mate waarin verschillende soorten zich vestigen en uitbreiden.

Bijvoorbeeld Thrips tabaci is berucht in andere gewassen zoals

prei en ui hoge waar vaak hoge dicht-heden voorkomen. De situatie bij be-drijf A (dat in een preigebied ligt) wijst erop dat omliggende percelen een belangrijke bron kunnen zijn voor Thrips tabaci. Thrips fuscipennis en Thrips major bezoeken allerlei bloei-ende planten met stuifmeel op waardoor het moeilijker is het belang van verschillende infectiebronnen aan te geven. Het voorkomen van geschik-te bronnen in de omgeving zou echgeschik-ter ook bij deze soorten van belang kun-nen zijn. De tripsdruk vanuit de om-geving zou dan ook wel eens belangrij-ker kunnen zijn dan eventuele infectie in het uitgangsmateriaal.

De rol van onkruiden

Op basis van literatuurgegevens werd al snel duidelijk dat alle op aardbei voorkomende trips op veel andere plantensoorten kunnen voorkomen en dat ook onkruid dus een belangrijke

Meer zicht op trips in aardbeienteelt

Elk bedrijf zijn eigen dierentuin; biodiversiteit speelt een duidelijke rol

Door de gevoeligheid voor ziekten en plagen is het biologisch aardbeien telen

niet eenvoudig. Een aantal ziekten en plagen kan de teelt doen mislukken en/of

kwaliteit verminderen. Trips is een bekend probleem van kasaardbeien maar

ook in de vollegrondsteelten kan door trips aanzienlijke schade ontstaan.

Kees Booij, Wim van den Brink, Plant Research International & Bert Vierbergen, Plantenziektenkundige Dienst

(2)

Door trips aange-taste bloemen

Thrips tabaci (L.), adult

EKOLAND 5-2003 23

bron zou kunnen zijn. Omdat on-kruidsituaties op biologische bedrijven niet altijd goed beheersbaar zijn, is het van belang om risico’s met betrekking tot tripsinfectie zo goed mogelijk te kennen. In het veld werden inderdaad zowel larven als adulten van verschil-lende tripssoorten aangetroffen die ook op aardbei leven.

Voor Thrips tabaci lijken vooral vogel-muur, paarse en witte dovenetel en klein kruiskruid goede waardplanten. Het onder controle houden van deze onkruiden vóór en tijdens de teelt van aardbei kan problemen met trips mo-gelijk verminderen. Vogelmuur en paarse dovenetel, die in de winter groen blijven, vormen mogelijk een belangrijke brug van seizoen naar sei-zoen. Voor de tripsen die vooral op bloeiende planten afkomen ligt dat ge-compliceerder omdat deze van meer plantensoorten komen en van grotere afstanden binnenvliegen. Daarnaast kennen sommige onkruiden geheel ei-gen tripsfauna en vormen ze geen risi-co voor de aardbeiteelt.

Roofwantsen als natuurlijke

bestrijders

Trips heeft betrekkelijk weinig natuur-lijke vijanden. Vooral roofwantsen ko-men op tripshaarden af en kunnen de populatiegroei afremmen. Het gaat hier om roofwantsen van het geslacht Orius. Deze zijn commercieel beschik-baar en kunnen worden uitgezet. On-der gunstige omstandigheden kunnen ze zich echter ook van nature snel en in grote aantallen vestigen zoals tijdens het onderzoek bleek. Over de moge-lijkheid het vóórkomen en de effecti-viteit van roofwantsen te bevorderen wordt in een later artikel ingegaan. Roofmijten zijn vooral in kassen suc-cesvol. Maar ook in het veld zijn, met wisselend succes, proeven gedaan. Roofmijten zijn goed te kweken zijn. Bovendien verlaten ze het gewas niet, zelfs niet bij lage tripsdichtheden. De-ze eigenschappen bieden perspectief bij toepassing in buitenteelt. De verschillen tussen de bedrijven ge-ven aan dat er factoren zijn die de aan-tallen en de soortsamenstelling van tripsen beïnvloed. Wanneer we weten welke dat zijn biedt dat aanknopings-punten om de interactie verder te stu-ren. Deze kennis kan gebruikt worden in een teeltadvies ter ver-mindering van plaag-insekten in de biologische aardbeienteelt.

Vervolgens is onderzoek nodig om na te gaan welke soorten nu echt schade aanrichten.

Teler A (n=1950) Teler B (n=2800) Teler C (n=500)

2% 97% 0% 0% 30% 55,8% 1,8% 12,6% 29,9% 7% 63%

Teler I (n=1633) Teler II (n=704) Teler III (n=416) 10% 2% 88% 0% 9% 54% 6% 5% 35% 35% 52% 4% V OGELMUUR AARDBEIEN Thrips tabaci Thrips fuscipennis major Franklinielle intonsa Overig

Aantallen tripsen per vierkante meter onkruiden (exclusief vogelmuur) bij bedrijf A & B. Hierbij is steeds op hetzelfde moment gemonsterd op hetzelfde gewas. In de periode juni t/m september 2001.

Tripssoort Bedrijf A Bedrijf B

Thrips tabaci 0 0% 99 41%

T. fus. & maj. 262 65% 38 16%

Fr. Intonsa 0 0% 3 1%

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Morphological plant characters such as hairiness, toughness, plant height, number of leaves and foliar surface area were not involved in WFT resistance neither in chrysanthemum

Each box contains a correlation plot between the relative concentrations, as determined by 1 H NMR, of relevant metabolites in the Solanum pennellii x lycopersicum

The salting-out gradient method was successfully tested with the separation of the major chlorogenic acids (hydroxycinnamoylquinic acids, HCQAs) present in green coffee

Effect of the chlorogenic acid regioisomers on the performance of first-instar larvae of Frankliniella occidentalis pH- controlled artificial diet bioassays. The concentration

(2005) QTL analysis of fruit antioxidants in tomato using Lycopersicon pennellii introgression lines.. (2003) TM4: A free, open-source system for microarray data management

In this part different resistance mechanisms in which mechanical and chemical defenses work coordinately to fend thrips off were observed.. In all cases thrips come in contact

In dit project zijn veel belangrijke primaire en secundaire metabo- lieten uit bladmateriaal geïdentificeerd in de tomatenplant, maar secondaire metabolieten die mogelijk

Para examinar su potencial como defensas químicas contra el TOF y develar posibles efectos estructurales sobre la actividad anti-insecto de los mismo se aisló una serie de nueve