• No results found

VRIJHEID VAN MENINGSUITING IN TURKIJE.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "VRIJHEID VAN MENINGSUITING IN TURKIJE."

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VRIJHEID VAN

MENINGSUITING IN

TURKIJE.

Is er sprake van een gerechtvaardigde beperking van artikel 10 van het EVRM?

JIM BAKKER

JUNI 2016

POLDERWEG 200 TE AMSTERDAM

JIMBAKKER24@HOTMAIL.COM

0623339612

10295205

STEPHAN HOLLENBERG

(2)

Inhoud

1. Inleiding...2

2. Methodologie...3

3. Artikel 299 van het wetboek van strafrecht van Turkije en vervolgingen op grond daarvan...4

4. Wat is de standaard aanpak van het Hof bij toetsing aan artikel 10 van het EVRM?...6

5. Is er sprake bij het arresteren van burgers voor beledigingen via Twitter van een gerechtvaardigde beperking van artikel 10 van het EVRM?...8

Het type uitlating...9

Wie doet de uitlating?...10

Tegen wie wordt de uitlating gedaan?...10

Via welk medium wordt een uitlating gedaan?...11

Aard en zwaarte sanctie...12

Is de beperking van de vrijheid van meningsuiting van Turkse burgers noodzakelijk in een democratische samenleving?...13

6. Conclusie...15

7. Bijlage...16

(3)

1. Inleiding.

De Turkse autoriteiten treden hard op tegen burgers en journalisten die kritiek uiten op de president van Turkije. De autoriteiten beroepen zich op een wet die het beledigen van het staatshoofd aan banden legt. Is een dergelijke beperking van de vrijheid van meningsuiting in het licht van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) te rechtvaardigen? Van verschillende kanten is er kritiek op de wijze waarop Turkse autoriteiten omgaan met haar inwoners. Zo stelt Human Right Watch (HRW) in zijn World Report 2016 dat het klimaat voor mensenrechten in 2015 is verslechterd.1 Er is sprake van hardhandig optreden tegen kritische media en politieke tegenstanders van de AKP.

Ook Amnesty International is kritisch in diens rapport over de situatie in Turkije. 2 Er is sprake van oneerlijke processen, aanvallen op politieke activisten, journalisten en anderen, die kritisch zijn over overheidsfunctionarissen of het beleid van de overheid. Er zijn meldingen van journalisten die worden lastiggevallen en aangevallen, terwijl ze verslag doen van een gebeurtenis. Bovendien zijn er vele honderden Turkse journalisten die in het afgelopen jaar zijn ontslagen. Er kan geconcludeerd worden dat de onafhankelijke media onder druk staan. 3 De afgelopen jaren is er in Europa de nodige discussie over de vrijheid van meningsuiting en de grenzen daarvan in verschillende zaken. In Duitsland kwam een cabaretier in het nieuws wegens een gedicht dat over de president van Turkije, Erdogan, ging. Als gevolg hiervan eiste Erdogan dat de cabaretier vervolgd moest worden. Onder andere Human Rights Watch reageerde op de situatie door te stellen dat de vrijheid van meningsuiting niet zomaar kan ingeperkt worden.4

In Nederland is de laatste maanden veel aandacht voor de arrestatie van de columniste Ebru Umar. Zij werd op zaterdag 23 april gearresteerd, omdat zij Erdogan via Twitter zou hebben beledigd. Een dag later werd zij vrijgelaten. Umar schreef in de week voor haar arrestatie een kritische column in Metro, over een mail die het Turkse consulaat rondstuurde. In die mail werden Turkse Nederlanders opgeroepen om beledigingen aan het adres van Erdogan te melden. De columniste schreef onder meer: 'Maar tegen elke Nederturk die de oproep van het Turkse consulaat steunt en meent NSB'ertje te kunnen spelen over wat Nederlanders in Nederland zeggen over Sultan Erdogan, de megalomaanste dictator die Turkije sinds de

1 Human Rights Watch, Turkey, Events of 2015, 2016

2 Amnesty International, Annual Report, Turkey 2015/2016, 2016 3 Heissenstat 2016

(4)

oprichting van de republiek in 1923 kent, heb ik maar een ding te zeggen: go fuck yourself.' Ze werd opgepakt wegens tweets die refereerde aan haar column. Deze tweets zouden beledigend zijn voor Erdogan.5

Zowel in Turkije als in Nederland of Duitsland, is de staat gebonden aan het EVRM. In dit verdrag is in artikel 10 de vrijheid van meningsuiting vastgelegd. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (Hof of EHRM) kan beoordelen of er sprake is van een

(on)gerechtvaardigde beperking van dit recht. Wegens de actualiteit van dit onderwerp en mijn interesse in de rol die Turkije speelt op het geopolitieke toneel, zal de volgende onderzoeksvraag in het vervolg centraal staan. Kan het arresteren van burgers in Turkije in verband met kritische opmerkingen via Twitter ten aanzien van Erdogan gezien worden als een gerechtvaardigde beperking van artikel 10 EVRM?

Om tot de beantwoording van deze vraag te komen, zullen eerst enkele onderwerpen behandeld moeten worden. Ten eerste moet er gekeken worden op grond van welke wet burgers in Turkije worden aangeklaagd. Daarnaast moet er gekeken worden naar recentelijke voorbeelden hiervan om beter inzicht te krijgen in de praktijk en feiten. Daarnaast helpt dit bij het toepassen van de toets die het EHRM gebruikt bij het beoordelen van de vraag of een beperking gerechtvaardigd is. Derhalve zal aan bod moeten komen hoe die toets eruit ziet. Aan de hand van jurisprudentie zullen de elementen die van belang zijn bij een dergelijke toets en bij de beantwoording van de hoofdvraag worden uitgewerkt.

2. Methodologie.

In dit onderzoek wordt op een klassiek juridische wijze antwoord gegeven op een rechtsvraag, die in de inleiding is geformuleerd. Aan de hand van de juridische kaders die worden

gehanteerd door het EHRM zal worden beoordeeld of er sprake is van een gerechtvaardigde beperking van artikel 10 van het EVRM. Daarnaast worden in dit onderzoek enkele lopende zaken in Turkije genoemd in dit onderzoek. Hoewel de onderzoeksvraag al een duidelijk toetsingskader geeft, kan het geven van actuele voorbeelden helpen bij het duidelijk maken van de toepasbare en relevante elementen die van invloed zijn op de beoordeling van het EHRM.

(5)

3. Artikel 299 van het wetboek van strafrecht van Turkije en

vervolgingen op grond daarvan.

In Turkije worden mensen op basis van verschillende artikelen vervolgd of zelfs gearresteerd. Artikel 2996 van het wetboek van strafrecht stelt het beledigen van de President, Recep Tayyip Erdogan, van de Republiek van Turkije strafbaar. Het heeft artikel 158 van het vorige wetboek van strafrecht vervangen in 2005. De overtreding wordt gereguleerd in Deel III, genaamd “Overtredingen tegen de Symbolen van de Soevereiniteit van de Staat en de Reputatie van diens Organen” van Hoofdstuk IV- “Overtredingen tegen de Natie en Staat en Slotbepalingen” van het wetboek van strafrecht.7

Artikel 299 stelt dat eenieder die de president van de republiek beledigt, een celstraf tegemoet kan zien, die kan oplopen tot vier jaar. Deze straf kan met een zesde verhoogd worden als het publiekelijk begaan is en met een derde als het begaan is door de pers of de media.89

Volgens een toelichting van de autoriteiten heeft de President van de Republiek belangrijke taken en bevoegdheden in het kader van de Turkse grondwet, zoals het beschermen van de implementatie van de constitutie en het behoorlijk en harmonieus functioneren van de

organen van de Staat. In deze hoedanigheid vertegenwoordigt de President de Staat. Derhalve wordt het beledigen van de President in het wetboek van strafrecht beschouwd als een

overtreding tegen de Staat. Beledigen wordt niet gedefinieerd in artikel 299. Daarom wordt bij het toepassen van artikel 299 gebruik gemaakt van de definitie die wordt verschaft in de algemene bepaling over belediging in artikel 125 (onder de titel “aantasting van de

waardigheid”). Volgens artikel 125 is beledigen de toerekening van “een handeling of feit ten opzichte van een persoon op een manier die een persoon zijn eer, waardigheid of prestige kan bestrijden of kan aanvallen door te vloeken.10

Er is een significante toename in het aantal onderzoeken en vervolgingen onder artikel 299. Volgens het ministerie van Justitie, werden tijdens het ambtstermijn van de vorige President

6 In de bijlage is het gehele artikel in het Engels opgenomen.

7 European Commission for democracy through law (Venice Commission). Opinion on articles 216, 299, 301 and 314 of the Penal Code of Turkey. P. 13

8 Idem, p. 4

9 De Venetië commissie van de Raad van Europa neemt een toenemende consensus waar in Europa over het decriminaliseren van het beledigen van het staatshoofd of alleen tot vervolging overgaan bij de meeste ernstige vormen van verbale aanvallen op het staatshoofd. Daarnaast is er ook consensus over de te nemen sancties, waaronder het opleggen van gevangenisstraffen niet vallen. Het OVSE heeft kritiek op dit soort bepalingen. Zoals later uit dit onderzoek zal blijken, genieten journalistieke uitlatingen extra bescherming onder artikel 10 van het EVRM, terwijl onder het tweede lid die uitlatingen juist zwaarder worden gestraft.

(6)

Gül 1357 zaken geopend, maar slechts 545 van hen werden vervolgd en geen enkel persoon werd gearresteerd. In alleen al de eerste zeven maanden van Erdogans ambtstermijn (tussen augustus 2014 en maart 2015), werden 236 mensen onderzocht. Van hen werden 105 aangeklaagd en 8 gearresteerd onder artikel 299. Voorts steeg het aantal zaken dat werd ingediend bij het ministerie van Justitie voor toestemming voor het instellen van vervolging wegens belediging van de president van 397 in 2014 naar 962 in de eerste zes maanden van 2015. Het ministerie van Justitie stond vervolging toe in 486 zaken in de eerste zes maanden van 2015, in vergelijking tot 107 in 2014.11

In oktober 2015 werd Bilgin Ciftci ontslagen als arts bij een publieke

volksgezondheidinstelling, nadat hij op Twitter een meme (een foto met vaak een bijschrift) had gedeeld waarin foto’s van Gollum (een personage uit de Lord of the Rings reeks) naast foto’s van Erdogan waren geplaatst. Als gevolg hiervan is er een rechtszaak aangespannen tegen Ciftci wegens het beledigen van Erdogan. Om te beoordelen of de vergelijking beledigend is, heeft de rechtbank een team van experts aangesteld. Indien het team de vergelijking beledigend acht, ziet Ciftci een gevangenisstraf van twee jaar tegemoet. Anno mei 2016 heeft de rechtbank nog geen uitspraak gedaan.12

Een andere opvallende zaak is die tegen Hakan Sükür,een van de succesvolste voetballers van Turkije. Hij werd in februari 2016 aangeklaagd voor het beledigen van president Erdogan en diens zoon via Twitter. Wat er in de desbetreffende tweet(s) stond is niet bekend. Ze zijn van internet verwijderd en media durven ze niet te tonen uit angst zelf aangeklaagd te worden. Zelf ontkent hij dat de tweets waren gericht aan Erdogan en/of diens zoon. Tegen Hakan Sükür is vier jaar cel geëist.13

4. Wat is de standaard aanpak van het Hof bij toetsing aan artikel 10

van het EVRM?

Turkije is als staat verbonden aan meerdere internationale mensenrechten verdragen, waaronder het EVRM. Vrijheid van meningsuiting wordt in het EVRM gegarandeerd door artikel 10.14

Artikel 10 van het EVRM bestaat uit twee leden. In het eerste lid wordt de vrijheid van meningsuiting vastgesteld. Het tweede lid ziet toe op de mogelijkheid om de vrijheid van

11 Idem, p. 13 -14 12 Jenkins 2015

13 Agence France-Presse 2016

(7)

meningsuiting van een individu te beperken. Van belang hierbij is dat de beperking “noodzakelijk in een democratische samenleving” is. In het vervolg zal hier verder op in worden gegaan.

De grondslag van artikel 10 van het EVRM kan als een dubbele worden gezien.15Ten eerste beoogt artikel 10 van het EVRM de vrijheid van meningsuiting van individuen te beschermen. Men dient in het publiek debat zijn mening te kunnen geven zonder dat men hiervoor wordt vervolgd of gearresteerd. Het Hof heeft in de Lingens zaak wederom het belang van vrijheid van meningsuiting bij zelfontplooiing van ieder mens aangehaald.16Het Hof overwoog dat politieke uitingen, zoals die gericht aan een staatshoofd, moeten worden gezien als de essentie van de vrijheid van expressie. Daarnaast wordt vrijheid van meningsuiting beschouwd als essentieel fundament van een democratische samenleving. Het is namelijk een vereiste voor een pluralistische, open en tolerante samenleving.17

Er wordt bij de vraag of er sprake is van een gerechtvaardigde beperking van artikel van het EVRM een standaard procedure afgelopen die een aantal stappen bevat. In het vervolg zullen deze stappen overzichtelijk worden getoond en uitgelegd.18

Vraag 1 luidt: ‘Valt de kwestie binnen de werkingssfeer van de inhoud van artikel 10 van het EVRM’?

Uit de jurisprudentie van het Hof blijkt dat alle expressie wordt beschermd door artikel 10, ongeacht de inhoud. Het begrip expressie behelst naast geschreven en gesproken woorden, plaatjes, beelden en handelingen die bedoeld zijn een idee of gedachte tot uitdrukking te brengen.19

Vraag 2 luidt: ‘Was er een inmenging met artikel 10’?

Elke "formaliteit", "voorwaarde", "beperking" of "straf" vormt een interferentie. Vraag 3 luidt: ‘Is de beperking bij wet voorzien’?

Onder het begrip ‘wet’ in het EVRM valt alle wetgeving in materiele zin. Daarnaast stelt het Hof in de zaak Sunday Times de voorwaarde dat de beperking in beginsel toegankelijk en voorzienbaar voor de burger moet zijn.20

15 Asscher 2002, p. 111

16 EHRM 8 juli 1986, NJ 1987, 901 (Lingens/Oostenrijk) par. 41 17 Handyside 7 december 1976, NJ 1978, 236.

18 Korff 2008, p.3 19 Asscher 2002, p. 112 20 Idem

(8)

Vraag 4 luidt: ‘Dient de beperking een geoorloofd doel’?

Het vereiste van een geoorloofd doel levert zelden problemen op.21 Hier zijn drie

samenhangende redenen voor te geven. Ten eerste keurt het EHRM al snel het door de staat voorgedragen doeleinde goed. De geschiktheid van de beperkende maatregel komt pas aan bod bij de noodzakelijkheidstoets. Ten tweede biedt lid 2 van artikel 10 een ruim scala aan legitieme doeleinden, die van toepassing kunnen zijn. In de derde plaats worden doeleinden vrij ruim uitgelegd. In het bijzonder het doel ‘de bescherming van de rechten van anderen’ heeft een ruim bereik. Zo kan men denken aan een beperking van de persvrijheid ter wille van de bescherming van het recht op privacy, dat door artikel 8 EVRM wordt beschermd.22

Vraag 5 luidt: Was de inmenging "noodzakelijk in een democratische samenleving" om het geoorloofde doel in kwestie in het concrete geval te bereiken en "proportioneel" aan dat doel, rekening houdend met de "margin of appreciation" toegekend aan de Staat in kwestie’? In veel zaken vormt dit de belangrijkste en meest complexe toets. Zoals eerder werd genoemd staat in artikel 10 lid 2 dat een beperking “noodzakelijk in een democratische samenleving” moet zijn. Proportionaliteit wordt niet expliciet genoemd. Zowel in het Handyside arrest als in het Sunday Times arrest stelt het Hof op grond van de noodzakelijkheidstoets de voorwaarde dat er een “pressing social need” voor de beperking is. Uit dit gegeven van het Hof kan worden afgeleid dat de noodzakelijkheidstoets ook een proportionaliteitstoets is.23 De noodzakelijkheidstoets in het EVRM kent een drietal aspecten. Ten eerste dient de beperkende maatregel geschikt te zijn om het gestelde doel te bereiken. Ten tweede dient er geen minder vergaande maatregel te zijn die hetzelfde doel kan bereiken. Ten derde dient het door de maatregel gediende belang op te wegen tegen de beperking. Daarnaast toetst het Hof in concreto of er een billijke afweging is gemaakt.24

Bij de beoordeling van beperkingen speelt de appreciatiemarge, die het Hof aan de nationale autoriteiten laat, een grote rol.25 Het zorgt voor een verdeling van bevoegdheden tussen nationale en internationale autoriteiten.26 Verschillende factoren kunnen van invloed zijn op de appreciatiemarge. De appreciatiemarge hangt af van zowel de aard van de uitlating als de aard van beperkingsgrond.27 Hier wordt in het volgende hoofdstuk verder op in gegaan als de

21 Hins, Heijer, Nieuwenhuis. 2014, p.98

22 EHRM 6 februari 2001, nr. 41205/98 (Tammer/Estland) par. 58 23 Korff 2008, p.3

24 Nieuwenhuis den Heijer Hins 2014, p. 104 25 Harbo, 2015, p. 68

26 idem

(9)

relevante elementen voor de proportionaliteitstoets en dus de appreciatiemarge worden besproken.

5. Is er sprake bij het arresteren van burgers voor beledigingen via

Twitter van een gerechtvaardigde beperking van artikel 10 van het

EVRM?

Het Hof toets de feiten aan de standaardprocedure, die is uitgelegd in het vorige hoofdstuk. In het vervolg zullen de stappen worden afgelopen.

Zoals eerder bleek valt alle expressie onder de werkingssfeer van artikel 10 van het EVRM. Derhalve vallen beledigingen die via Twitter worden gedaan onder de werkingssfeer van artikel 10.28 Over de rol van het internet bij de vrijheid van meningsuiting wordt in het vervolg verder op ingegaan.

Burgers worden gearresteerd in Turkije. Dit is een sanctie. Er is dus sprake van een inmenging in het recht.

De beperking is bij wet voorzien. Het arresteren van burgers gebeurt op grond van artikel 299 van het wetboek van strafrecht. Het artikel is duidelijk geformuleerd en toegankelijk voor burgers. Derhalve kan men zijn gedrag er op aan passen.

Het aandragen van een geoorloofd doel levert bijna nooit problemen op. Zo zouden de Turkse autoriteiten kunnen aandragen dat er sprake is van de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Ook nu levert het geen probleem op.

Bij het toepassen van de proportionaliteitstoets moet er gekeken worden naar de concrete omstandigheden van het geval. Uit jurisprudentie blijkt dat er een aantal elementen is die invloed hebben wanneer een beperking ‘noodzakelijk in een democratische samenleving’ is. In het vervolg zullen deze relevante elementen worden uitgelicht.

Het type uitlating.

Uit de zaak Handyside blijkt dat uitlatingen die ‘offend, shock or disturb’ ook onder artikel 10 vallen.29 Daarnaast blijkt uit de zaak Eon vs. Frankrijk dat een beperking van een satirische

28 EHRM 16 juni 2015, nr. 172 (Delfi AS/Estland) par. 131 29 Handyside 7 december 1976, NJ 1978, 236.

(10)

uitlating met extra zorg moet worden bekeken.30 Uit jurisprudentie blijkt dat ‘hate speech’ niet beschermd wordt onder artikel 10. Het Hof heeft geen juridische definitie gegeven voor de term 'hate speech'.31 Desalniettemin is de kernbetekenis duidelijk. Het heeft betrekking op het uitdrukken of aanzetten tot haat of het aanzetten tot geweld jegens leden van minderheden of kwetsbare groepen op grond van onder andere huidskleur, seksuele voorkeur, geloof, geslacht etc.32

Wat betreft de proportionaliteit moet er ook gekeken worden in welke context een expressie wordt gedaan. Er moet daarom een onderscheid gemaakt worden tussen bijdragen aan het maatschappelijk debat en andere uitlatingen. Voor een inmenging op de eerstgenoemde uitlatingen zal op zijn minst een ‘pressing social need’ nodig zijn. Onder het maatschappelijk debat valt ook politieke discussie en discussies over kwesties die van publiek belang zijn.33 Ook uitlatingen, die niet als bijdragen aan het maatschappelijke debat zijn te kenmerken, kunnen wel degelijk onder de bescherming van artikel 10 vallen. Bij een inmenging op uitlatingen die bijdragen aan het maatschappelijk debat zal op zijn minst een dringende maatschappelijke behoefte dienen te zijn en zal het hof de nationale autoriteiten over het algemeen een relatief kleine appreciatiemarge laten.3435

Wie doet de uitlating?

Zowel gewone burgers als journalisten worden gearresteerd voor hun uitlating via Twitter. Uit de jurisprudentie van het EHRM blijkt dat het uitmaakt wie de persoon is die een uitlating heeft gedaan. Uit verschillende zaken blijkt dat journalistieke uitlatingen anders moeten worden beoordeeld dan uitlatingen van niet-journalisten. De grote bescherming van het maatschappelijk debat, van de mogelijkheid om gezagdragers kritisch te volgen, en van het belang van het publiek komen terug in de overwegingen die het Hof in het algemeen aan de rol van de journalistiek wijdt.36 Vrije pers en autonome media worden beschouwd als de hoekstenen van elke democratische maatschappij.37 Journalisten kunnen berichten over mogelijke misstanden en maken de meningsvorming van het publiek over houding en opvattingen van politieke leiders mogelijk.38 In de zaak Thoma vs. Luxembourg herhaalt het

30 EHRM 14 maart 2013, nr. 26118/10, (Eon/France) par. 60, 61 31 McGonagle 2015, p. 11

32 Idem

33 EHRM 8 juli 1999, no. 23168/94 (Karatas/Turkije) par. 50 34 Nieuwenhuis den Heijer Hins 2014, p. 107

35 EHRM 8 juli 1999, nr. 23168/94 (Karatas/Turkije) par. 50 36 Gerards et al. 2013 p. 79

37 Benedek & Kettemann (Freedom of expression and the Internet) 2014, p. 28 38 EHRM 8 juli 1986, NJ 1987, 901 (Lingens/Oostenrijk) par. 42

(11)

hof dat vrijheid van meningsuiting ook betekent dat uitlatingen beledigend, choquerend of verontrustend kunnen zijn. Bovendien stelt het Hof dat de journalistiek een vitale rol speelt als waakhond bij het maatschappelijk debat en dat journalistieke vrijheid ook het mogelijk gebruik van overdrijving of zelfs provocatie omvat.39 Het Hof heeft tevens de rol die publicaties via het internet op dit gebied kunnen spelen, erkend.40

Het internet heeft daarnaast een nieuw fenomeen gecreëerd genaamd ‘burger journalisten’.41 Zij doen verslag vanuit alle hoeken van de wereld, voornamelijk in oorlogsgebieden waar conventionele journalisten niet komen. Ook bloggers, die een zelfde soort functie vervullen als journalisten als zij over dezelfde onderwerpen schrijven als hen, vallen onder deze groep. Het is de vraag of deze ‘burger journalisten’ onder dezelfde doctrine en posities moeten worden behandeld als conventionele journalisten.42

Tegen wie wordt de uitlating gedaan?

Net zoals het kan uitmaken wat de positie is van degene die een uitlating doet, kan de positie van degene waartegen die uitlating is gericht uitmaken. Uit de jurisprudentie van het Hof blijkt dat er anders wordt gekeken naar uitlatingen die zijn gericht aan staatshoofden dan naar uitlatingen die gericht zijn aan ‘normale burgers’. De idee dat het maatschappelijk debat de nodige ruimte moet hebben en de pers als waakhond moet kunnen fungeren heeft gevolgen voor de mate waarin eer en goede naam bescherming verdienen. Politieke gezagdragers en politici zullen meer moeten kunnen dulden dan gewone burgers.43 Anders zou kritiek op de regering en kritiek op individuele gezagdragers gesmoord kunnen worden door een actie op grond van belediging. Dit zou een ontmoedigend effect (chilling effect) hebben op individuen om in de toekomst kritiek te uiten. In de uitspraak van de zaak Colombani vs Frankrijk wordt gesteld dat er geen “pressing social need” is voor het beperken van de vrijheid van

meningsuiting van een individu als er sprake is van het beledigen van een staatshoofd.44 In de zaak Eon vs. Frankrijk herhaalde het Hof dat politici onontkoombaar en zich bewust bloot stellen aan kritisch onderzoek van het volk naar hun uitlatingen en daden en daardoor ook een grotere mate van tolerantie ten opzichte van kritiek van anderen moeten tonen. Daarnaast stelde het Hof dat, als er gebruik is gemaakt van satire, er met bijzondere aandacht gekeken moet worden naar de beperking van het recht op vrijheid van meningsuiting. Er werd

39 EHRM 29 maart 2001, nr. 38432/97 ( Thoma/Luxembourg) par. 45, 46 40 Gerards et al. 2013 p. 79

41 Benedek & Kettemann (Freedom of expression and the Internet) 2014, p. 31 42 Idem

43 Nieuwenhuis den Heijer Hins, p. 109

(12)

gesteld dat een strafrechtelijke beperking van een satirische expressie een ontmoedigend effect (chilling effect) heeft op satirische inbreng bij discussies over zaken van publiek belang.45 Zulke discussies zijn van fundamenteel belang voor een democratische samenleving.

Via welk medium wordt een uitlating gedaan?

Uitlating kunnen op verschillende manieren worden gedaan. Men kan hierbij denken aan uitlatingen die worden gedaan via de krant of in het openbaar. Wat betreft de krant, radio en tv is er veel jurisprudentie waarin het Hof hierover zich uitspreekt en zijn de doctrines en posities helder.46

De positie van de vrijheid van meningsuiting op het internet is de laatste jaren veel besproken in arresten van het Hof. In de Times Newspapers limited vs. United Kingdom erkende het Hof de importantie van het internet voor de vrijheid van informatie. Als gekeken wordt naar de toegankelijkheid en het vermogen om grote hoeveelheden aan informatie op te slaan en te delen via het internet, speelt het internet een belangrijke rol in het verschaffen van toegang aan het publiek tot nieuws en bij de verspreiding van informatie in het algemeen.47 Hieruit blijkt dat artikel 10 ook van toepassing is op het internet. Daarnaast is het de vraag of dezelfde doctrines en posities gelden voor journalisten.

Het Hof heeft wel onderscheid gemaakt tussen de verschillende media. Het Hof stelt in de

Delfi48 zaak dat audiovisuele media vaak een meer direct en krachtiger effect hebben dan

bijvoorbeeld de krant.49 Hierdoor zijn bepaalde beperkingen eerder te rechtvaardigen. Er moet wel een onderscheid gemaakt worden tussen radio en televisie enerzijds en internet en social media anderzijds. Het Hof stelt dat uitlatingen via de radio of televisie nog steeds krachtigere en meer directe effecten hebben, omdat ze meer vertrouwde en gebruikte bronnen zijn van het publiek.50 Van der Sloot51 geeft in zijn noot bij de Delfi zaak aan dat het Hof geen oog lijkt te hebben voor de complexiteit van het interpreteren en kwalificeren van de comments, die als potentieel onrechtmatig werden aangemerkt. Het Hof meent dat de comments zeer eenduidig te interpreteren zijn, namelijk als ‘manifestly unlawful’ en daardoor als ‘hate speech’ zijn te kwalificeren. Hieruit blijkt een meer draconische uitleg van uitlatingen die zijn gedaan via het

45 EHRM 14 Maart 2013, no. 26118/10, (Eon/France) par. 61 46 Gerards et al. 2013 p. 71

47 Benedek & Kettemann (Freedom of expression and the Internet) 2014, p. 29

48 Delfi is een nieuwsforum uit Estland equivalent aan nu.nl. Er worden artikelen die door journalisten zijn geschreven gepubliceerd op de website. Gebruikers (niet-journalisten) kunnen op deze artikelen reageren. 49 EHRM 16 juni 2015, nr. 172 (Delfi AS/Estland) par. 134

50 EHRM 22 april 2013, nr. 48876/08 (Animal Defenders International/United Kingdom) par. 119 51 Van der Sloot 2015, p. 1-3

(13)

internet. Daarnaast is niet duidelijk geworden met welke methode uitlatingen die via het internet zijn gedaan, geanalyseerd moeten worden.

Het tweede complexe vraagstuk is wat de positie van het internetforum is. Deze vraag is lastig uit te leggen aan de hand van klassieke doctrines en posities. Net zoals Twitter is Delfi enerzijds een journalistiek platform. Anderzijds biedt het een platform voor derden om hun mening te geven over de actualiteit. Wat betreft het eerste punt, hanteert het Hof in het vervolg van zijn uitspraak eigenlijk precies dezelfde standaarden voor journalistieke

uitlatingen. Zo hanteert het Hof dezelfde rechten en plichten van journalisten, dezelfde criteria voor smaad en laster op internet als in de fysieke wereld. Het Hof onderstreept wederom de importantie van het internet bij het verspreiden van informatie, maar stelt ook dat het internet mogelijke gevaren met zich meebrengt voor de rechten van anderen, zoals het recht op prive leven (artikel 8 van het EVRM).52 Daarnaast kwam de aansprakelijkheid van de hostingsite aanbod. In het verleden hadden journalistieke platforms zoals de krant controle over hun publicaties. Nieuwe (social) media moeten leren omgaan met gebruikers van hun diensten. Dit kan tot gevolg hebben dat zij aansprakelijk gesteld worden voor uitlatingen van derden.

Aard en zwaarte sanctie.

Bij de uitkomst van de proportionaliteitstoets kan ook de zwaarte en aard van de opgelegde sanctie doorslaggevend zijn. Dit kan namelijk een ontmoedigend effect hebben op het uiten van de mening in de toekomst.53 Strafrechtelijke sancties worden in het algemeen ingrijpender van aard geacht dan civielrechtelijke. Het Hof heeft enkele uitspraken gedaan over de

geschiktheid van strafsanctie en het opleggen van een gevangenisstraf bij het beperken van de vrijheid van meningsuiting.

In de zaak Cumpana and Mazare vs Romania stelde het Hof dat strafsancties wegens

uitlatingen alleen in bijzondere gevallen aanvaardbaar zijn.54 Hierbij moet worden gedacht aan uitlatingen die een inbreuk maken op de fundamentele rechten van derden.

Het Hof is in de zaak Fatullayev vs Azerbaijan hier verder op ingegaan. Er wordt gesteld dat het opleggen van een gevangenisstraf alleen verenigbaar is met de vrijheid van een journalist in uitzonderlijke omstandigheden. Hierbij moeten de fundamentele rechten van een ander ernstig zijn aangetast, zoals in het geval van ‘hate speech’ of bij het aanzetten tot geweld.55

52 EHRM 16 juni 2015, nr. 172 (Delfi AS/Estland) par. 133

53 http://www.echr.coe.int/Documents/Research_report_internet_ENG.pdf

54 EHRM 17 december 2004, No. 33348/96, (Cumpana and Mazare/Romania) par. 106. 55 EHRM 22 April 2010 , no. 40984/07, (Fatullayev/Azerbaijan) par. 103

(14)

Daarnaast stelde het Hof dat de angst voor een gevangenisstraf een ontmoedigend effect (chilling effect) heeft op de vrijheid van meningsuiting.56

Is de beperking van de vrijheid van meningsuiting van Turkse burgers noodzakelijk in een democratische samenleving?

Een eerste vraag die men zichzelf zou kunnen stellen is of uitlatingen die worden gedaan ten opzichte van Erdogan kunnen worden gekwalificeerd als uitlatingen die bijdragen aan het maatschappelijk debat. Er kan geredeneerd worden dat de belediging van een politicus altijd een uitlating is in een politieke discussie. Derhalve kan een belediging van Erdogan

gekwalificeerd worden als een uitlating die bijdraagt aan het maatschappelijk debat. Daarom zal er dringende maatschappelijke behoefte moeten zijn voor de Turkse autoriteiten.

Daarnaast worden burgers gearresteerd voor beledigingen. Uit de Handy Side zaak blijkt al dat een beperking van het recht op vrijheid van meningsuiting wegens een belediging disproportioneel is. Bovendien kan de meme van Cifcti als satire worden beschouwd. Dit verkleint de appreciatiemarge van de autoriteiten nog meer.

De beledigingen worden gericht aan de president van Turkije, Erdogan. Zoals blijkt uit de jurisprudentie zullen zij meer moeten dulden wegens het belang van het maatschappelijk debat. Dit heeft tot gevolg dat een beperking van de vrijheid van meningsuiting eerder disproportioneel is en de appreciatiemarge van de Turkse autoriteiten wordt verkleind. Uit de bronnen van verschillende organisaties blijkt dat er onder burgers die worden gearresteerd zowel journalisten als niet-journalisten zitten.57 Uit de jurisprudentie blijkt dat journalistieke uitlatingen een grotere bescherming hebben onder artikel 10 dan

niet-journalistieke uitlatingen. Dit betekent dat een uitlating van Umar eerder beschermd wordt dan de uitlating van een niet-journalist. Hier treedt een mogelijk probleem op. Het

onderscheid tussen journalisten en niet-journalisten op Twitter is moeilijk aan te geven. Een journalist kan bijvoorbeeld een account hebben waarmee hij/zij berichten met de wereld deelt in de hoedanigheid van journalist. Als diegene in zijn vrije tijd dan ook gebruik maakt van hetzelfde profiel, zijn die uitlatingen dan ook journalistieke uitlatingen? Er ontstaat een moeilijkheid bij het vaststellen en onderscheiden van uitlatingen. Dit hangt ook samen met medium, het internet, waar via de uitlatingen worden gedaan.

56 Idem, par. 102 57 Heissenstat 2016

(15)

Wat betreft de doctrines en posities omtrent uitlatingen van journalisten via het internet lijken dezelfde te worden gehanteerd als in de analoge wereld. Uit de Delfi zaak neemt het Hof wel een andere positie in wat betreft de beoordeling en kwalificering van uitlatingen via internet. Er werd gesteld dat uitlatingen die zijn gedaan via audiovisuele media, meer impact hebben. Satire en kritiek op het internet worden op dezelfde manier beschermd door artikel 10 als in de analoge wereld.58 Het omslagpunt zit in het feit of de uitlating als ‘hate speech’ kan worden beoordeeld. In de voorbeelden die in de inleiding en hoofdstuk 3 werden genoemd is er telkens sprake van kritiek of satire, en niet van ‘hate speech’. Zoals eerder aangegeven zorgen social media zoals Twitter wel voor problemen bij het vaststellen van de kwalificering van een uitlating. In de Delfi zaak werden artikelen geplaatst door journalisten. Vervolgens kunnen burgers over het artikel een discussie beginnen en hun mening geven. Op Twitter loopt dit door elkaar heen. Zowel journalisten als burgers kunnen tweets versturen. Stel een journalist verstuurt een bericht via Twitter. Als burgers deze tweet dan delen of er op reageren, hoe zit het dan met de reikwijdte en de appreciatiemarge? Hebben burgers in dat geval minder vergaande rechten om hun mening te uiten?

Er moet ook nog gekeken worden naar de sanctie die wordt opgelegd bij het beperken van de vrijheid van meningsuiting. Burgers in Turkije worden strafrechtelijk vervolgd voor hun uitlatingen. Strafsancties zijn alleen gerechtvaardigd als een ander zijn fundamentele rechten in het geding zijn. Derhalve moet de vraag gesteld worden of de fundamentele rechten van Erdogan in het geding zijn. Als we de uitspraak in de zaak Eon vs. Frankrijk in ogenschouw nemen, moet er geconcludeerd worden dat de president kritiek en belediging moet dulden. Dit hoort bij zijn functie. Derhalve kan een staatshoofd zich niet beroepen op zijn fundamentele rechten. Anders zou alle kritiek op het staatshoofd in de kiem gesmoord kunnen worden. Dit is eerder bij het element aan wie de uitlating is gericht reeds uitgelegd.

Bovendien krijgen sommige mensen gevangenisstraffen opgelegd. Als we dit in het licht van de zaak Fatullayev vs. Azerbaijan bekijken, moet er worden geconcludeerd dat dit uiterst disproportioneel is. Voor het opleggen van een gevangenisstraf wordt het vereiste gesteld dat er sprake moet zijn van ‘hate speech’ of het aanzetten tot geweld. Van geen van beide is sprake bij het beledigen van Erdogan via Twitter. Daarnaast heeft het arresteren en mogelijk opleggen van een gevangenisstraf een ontmoedigend effect op de vrijheid van meningsuiting. Men wordt angst ingeboezemd en weerhouden van het deelnemen aan het maatschappelijk debat. Dit is in verscheidene arresten juist gezien als een hoeksteen van een democratische

(16)

samenleving. Daarnaast is het van belang voor de zelfontplooiing van ieder individu. Dit komt in Turkije steeds meer in het geding. Het vervolgen van een arts wegens een meme en hem mogelijk een gevangenisstraf opleggen is niet noodzakelijk in een democratische

samenleving. Er zou ook op grond van een civielrechtelijke procedure een zaak kunnen worden aangespannen. Dit is minder ingrijpend voor de betrokken partij.

Derhalve luidt het antwoord op de laatste vraag “nee”. Er is sprake van een

ongerechtvaardigde beperking van artikel 10 van het EVRM. Het arresteren en het mogelijk opleggen van een gevangenisstraf voor beledigingen via Twitter is niet noodzakelijk in een democratische samenleving. Er is namelijk geen sprake van een inbreuk op de fundamentele rechten van Erodgan.

6. Conclusie.

In de afgelopen jaren zijn steeds meer burgers in Turkije gearresteerd op grond van artikel 299 van het wetboek van strafrecht voor het beledigen van Erdogan. Steeds vaker wordt het internet en dan met name social media zoals Twitter gebruikt door burgers om uitlatingen te doen. Derhalve luidde de onderzoeksvraag: “Kan het arresteren van burgers in Turkije in verband met kritische opmerkingen via Twitter ten aanzien van Erdogan gezien worden als een gerechtvaardigde beperking van artikel 10 EVRM”?

Bij de analyse van de toets die het Hof gebruikt bij de beoordeling van een (mogelijke) beperking, bleken een aantal elementen van belang te zijn. Zo is gebleken dat uitlatingen die gericht zijn aan staatshoofden kunnen worden gekwalificeerd als uitlatingen die bijdragen aan het maatschappelijk debat. Daarnaast is gebleken dat satirische uitlatingen minder snel worden beperkt. Ook blijkt het dat staatshoofden meer moeten dulden dan andere mensen in het geval van kritiek/belediging/satire.

Enige onduidelijkheden zijn er nog wel. De toename in het gebruik van internet als verspreider van informatie zorgt voor nieuwe verhoudingen. Steeds meer mensen kunnen gaan functioneren als journalist. Zo kan iedereen een blog of een Twitter account openen en claimen dat hij/zij journalistieke uitlatingen doet. Daarnaast lijken de grenzen tussen

journalistieke en niet-journalistieke uitlatingen steeds moeilijker te herkennen. Dit maakt het moeilijk voor het Hof om vast te stellen welke doctrines van toepassing zijn. Journalistieke uitlatingen krijgen namelijk meer bescherming onder artikel 10.

(17)

In ieder geval kan er geconcludeerd worden dat het arresteren van burgers en het mogelijk opleggen van een gevangenisstraf disproportioneel is en daarom niet noodzakelijk in een democratische samenleving is. Daarnaast heeft dit een ontmoedigd effect op het deelnemen aan het maatschappelijk debat in de toekomst en de rol die journalisten spelen als waakhond bij het maatschappelijk debat. Dit is, gezien de uitspraken van het Hof over het belang van het maatschappelijk debat in een democratische samenleving, een ernstige en verontrustende ontwikkeling.

7. Bijlage.

Artikel 299 van het wetboek van strafrecht van Turkije59:

Article 299, as amended on 29 June 2005 by Law No. 5377 (Article 35), provides for criminal liability for insults against the President of the Republic. The provision reads as follows: (1) Any person who insults the President of the Republic shall be sentenced to a penalty of imprisonment for a term of one to four years.

(2) The penalty to be imposed shall be increased by one sixth if the offence is committed publicly; and by one third if it is committed by way of press and media.

(3) The initiation of a prosecution for such offence shall be subject to the permission of the Minister of Justice.

Artikel 10 van het EVRM60:

1. Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio- omroep-, bioscoop of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.

2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de

59 Heissenstat 2016

(18)

onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.

8. Literatuurlijst.

Boeken: Asscher 2002

L.F. Asscher, Communicatiegrondrechten: een onderzoek naar de constitutionele

bescherming van het recht op vrijheid van meningsuiting het communicatiegeheim in de informatiesamenleving(diss. Amsterdam UvA), 2002

Benedek & Ketteman 2014

W. Benedek, M. Ketteman, Freedom of Expression and the Internet, Council of Europe, 2014

Gerards, Barentsen, Barkhuysen, Crijns, van Emmerik, van der Jagt, Loof, Nieuwenhuis & de Vries 2013

J. Gerards et al., Grondrechten, De nationale, Europese en internationale dimensie. Ars Aequi Libri, 2013

Harbo 2015

T.-I. Harbo, The function of proportionality analysis in European Law, Brill Nijhoff 2015.

Korff 2008

D. Korff, The standard approach under articles 8-11 ECHR and article 2 ECHR. London Metropolitan University, 2008

McGonagle 2015

T. McGonagle, Freedom Of Expression: Still a precondition for democracy? Conference Report, Strasbourg: Council of Europe, 2015

Nieuwenhuis, den Heijer & Hins 2014

A.J. Nieuwenhuis, M. Den Heijer, A.W. Hins, Hoofdstukken Grondrechten, Ars Aequi Libri 3e druk, 2014.

Documenten van het EHRM en de Venice Commission van de Raad van Europa:

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, European Court of Human Rights Council

(19)

Research Division, Internet: case-law of the European Court of Human Rights, Council of Europe/European Court of Human Rights, 2011, June 2015 (update),

http://www.echr.coe.int/Documents/Research_report_internet_ENG.pdf (16 juni 2016) Venice Commission, European Commission for democracy through law (Venice

Commission). Opinion on articles 216, 299, 301 and 314 of the Penal Code of Turkey. 15

maart 2016, http://www.venice.coe.int/webforms/documents/default.aspx?pdffile=CDL-AD(2016)002-e (16 juni 2016)

Artikelen van Websites:

Agence France-Presse, Former Turkish football star charged with insulting President

Erdoğan, 24 februari

2016,http://www.theguardian.com/world/2016/feb/24/turkish-football-charged-insulting-president-erdogan-hakan-sukur

Amnesty International, Annual Report, Turkey 2015/2016, 2016,

https://www.amnesty.org/en/countries/europe-and-central-asia/turkey/report-turkey/

D. Dolan & T. Escritt, Dutch journalist who criticized Erdogan held in Turkey: official, 24 april 2016 ,http://www.reuters.com/article/us-turkey-media-netherlands-idUSKCN0XL0EU Heissenstat, Amnesty: Freedom of Expression in Turkey Deteriorates in 2015, 25 februari 2016, http://humanrightsturkey.org/2016/02/25/amnesty-freedom-of-expression-in-turkey-deteriorates-in-2015/#more-2497

Human Rights Watch, Germany: Prosecuting Satirist Mocks Freedom of Speech, 16 april 2016, https://www.hrw.org/news/2016/04/16/germany-prosecuting-satirist-mocks-freedom-speech

Human Rights Watch, Turkey, Events of 2015, 2016, https://www.hrw.org/world-report/2016/country-chapters/turkey

N. Jenkins, A Turkish Court Is Trying to Figure Out if It’s an Insult to Compare the President

to Gollum,2 december 2015,

http://time.com/4132235/tayyip-erdogan-turkey-gollum-lord-of-the-rings/

Jurisprudentie:

EHRM 7 december 1976, M/1978, 236, (Handyside) EHRM 8 juli 1986, NJ 1987, 901 (Lingens/Oostenrijk)

(20)

EHRM 8 juli 1999, nr. 23168/94 (Karatas/Turkije) EHRM 6 februari 2001, nr. 41205/98 (Tammer/Estland) EHRM 29 maart 2001, nr. 38432/97 ( Thoma/Luxembourg) EHRM 26 juni 2002, nr. 52179/99 (Colombani/Frankrijk)

EHRM 17 december 2004, nr. 33348/96, (Cumpana&Mazare/Romania) EHRM 22 April 2010 , nr. 40984/07, (Fatullayev/Azerbaijan)

EHRM 14 maart 2013, nr. 26118/10, (Eon/France)

EHRM 22 april 2013, nr. 48876/08 (Animal Defenders International/United Kingdom) EHRM 16 juni 2015, nr. 172 (Delfi AS/Estland)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een in de juiste richting gevelde boom kan worden aangekoppeld en vervolgens naar de sleepweg worden gesleept met zo min mogelijk wenden of keren.. Immers bij het wenden en

gen van de dominee en autodidactische oriëntalist (en later professor in Leiden) Jo- hannes Heyman in de jaren 1700 tot 1709, en die van Johannes Aegidius Egmond van der Nyenburg in

disposition de la décision, qui est celle à partir de laquelle les parties peuvent réellement prendre connaissance de son contenu (Seher Karataş c. En l’espèce, la Cour observe

4. Appellanten voeren in alle vier de zaken aan dat er ju ri di sche gebreken kleven aan de be- wijsverkrijging. Bij het leerstuk van be wijs uit slui- ting wegens

These results clearly demonstrate that the seven-membered unsaturated cyclic phosphates can be polymerized via ROMP, but that the polymerization is far from a living process;

Als gekeken wordt naar het gebruik van rationele argumenten, zoals de politiek, economie en vooruitgang, aspecten die objectief zijn vast te stellen, kan geconcludeerd worden dat

Die invloed word gesien in die feit dat ook Locke vanuit die idees in die mens se verstand gewerk het en ook van 'n Foundationalist epistemologiese denkraamwerk gebruik gemaak

The estimation results are however very similar (see Table 8 ): The structural parameter estimators are again essentially unbiased, and their standard errors are definitely smaller