1
Master scriptie Crisis & Security Management
Leiden Universiteit
Faculty of Governance and Global Affairs
Institute of Security and Global Affairs
08-06-2017
B.L.M. Perenboom (S174571)
Begeleider: mevr. Dr. E. Devroe
Tweede Lezer: dhr. Drs. C. Nagtegaal MSc
Veiligheidsbeleid in Den Haag
in 2014-2018
Een onderzoek naar de prioriteiten en maatregelen van het veiligheidsbeleid in
Den Haag in 2014-2018 met behulp van de security policing regimes theorie
2
Veiligheidsbeleid in Den Haag in 2014-2018
Een onderzoek naar de prioriteiten en maatregelen van het veiligheidsbeleid in
Den Haag in 2014-2018 met behulp van de security policing regimes theorie.
08-06-2017
B.L.M. Perenboom (S174571)
Begeleider: mevr. Dr. E. Devroe
Tweede Lezer: dhr. Drs. C. Nagtegaal MSc
Master scriptie Crisis & Security Management
Leiden Universiteit
Faculty of Governance and Global Affairs
Institute of Security and Global Affairs
3
Voorwoord
De hedendaagse ontwikkelingen leiden ertoe dat steden steeds belangrijker worden. Steden
lopen voorop in technologische ontwikkelingen en zijn toonaangevend in het oplossen van
problematiek. Deze scriptie richt zich dan ook op steden, met betrekking tot veiligheid. Er wordt
ingezoomd op stedelijke prioriteiten en maatregelen van veiligheid, om meer inzicht te
verkrijgen in deze complexer wordende stedelijke wereld. Het schrijven van deze scriptie is
uitgevoerd in het kader van afstuderen van de master studie Crisis and Security Management
van de Universiteit Leiden. Het schrijven van een master scriptie is geen individueel resultaat.
Tijdens het proces van het schrijven van deze master scriptie heb ik dan ook hulp gehad van
verschillende personen, die ik hierbij wil bedanken.
Allereerst wil ik mijn scriptie begeleider mevrouw. Dr. Devroe bedanken voor haar luisterend
oor en opbouwende feedback wanneer dat nodig was. Mede dankzij haar oprechte inzet ben ik
tot dit resultaat gekomen. Verder wil ik mijn ouders bedanken voor alle steun en vertrouwen
tijdens het schrijven van de scriptie, dit heeft mij enorm geholpen.
4
Samenvatting
Deze master thesis is geschreven in het kader van afstuderen van de master studie Crisis and
Security Management van de Universiteit Leiden. Hierbij is er geparticipeerd in een Capstone
project genaamd: ‘Governance Arrangements of Social Disorder in Public Space in
Metropolises’. In dit onderzoek is dan ook gebruik gemaakt van diverse ideeën en kaders die in
de Capstone besproken zijn.
Ontwikkelingen op het gebied van urbanisatie, glocalisation en steeds pro actiever wordende
burgemeesters in Nederland worden als inspiratie gebruikt voor het uiteindelijke onderzoek dat
is uitgevoerd. In Nederland is de stedelijke populatie dan ook flink gegroeid en blijft deze
stedelijke populatie ook groeien naar de toekomst toe (United Nations, 2014). Daarnaast
worden burgemeesters van grote steden worden namelijk steeds meer gezien als een soort van
sheriff, die steeds meer in de rol van politieagent en rechter overnemen (Volkskrant, 2017).
Hierbij wordt stedelijk veiligheidsbeleid steeds meer gericht op het beheersen van problemen
die niet hebben plaatsgevonden, dan op het voorkomen van criminaliteit (De Correspondent,
2017).
Om meer inzicht te krijgen op het gebied van veiligheidsprioriteiten en maatregelen in steden
in Nederland, wordt er onderzoek gedaan naar de verklaringen voor veiligheidsprioriteiten en
maatregelen in grootsteden in Nederland. De onderzoeksvraag luidt dan ook:
“Hoe kunnen de veiligheidsprioriteiten en maatregelen in de beleidsplannen van Den Haag in
de periode 2014-2018 worden verklaard vanuit de security policing regimes theorie?”.
Daarvoor wordt er een holistische single case study design gebruikt, waarbij Den Haag als
extreme case unieke eigenschappen bezit binnen de stedelijke context in Nederland. De
methodes die gebruikt worden zijn desktop onderzoek, document analyse en wordt er gebruik
gemaakt van de diagnostische toolbox van Devroe et al. (2017), waarmee de gestelde doelen in
de bestaande beleidsplannen kunnen worden geanalyseerd.
Het onderzoek heeft uiteindelijk aangetoond dat de gestelde veiligheidsprioriteiten in Den Haag
zijn gericht op:
- Het aanpakken van zware en veel voorkomende criminaliteit;
- Een gebiedsgerichte en probleemgerichte aanpak inzetten;
5
Deze prioriteiten komen deels overeen met de prioriteiten van Rotterdam en Amsterdam.
Verder is het uitgangspunt van de belangrijkste gestelde maatregelen in Den Haag: ‘Hard als
het moet en zacht als het kan’ (Gemeente Den Haag, 2015a). Hierbij kunnen twee risico
beheersende disposities worden geanalyseerd:
- De risico beheersende dispositie gericht op criminele carrières
- De risico beheersende dispositie gericht op criminaliteit en openbare ordeverstoring.
Op basis van het Haagse beleid kan dan ook een ontwikkelingsregime worden vastgesteld, wat
tevens deels overeenkomst met Amsterdam en Rotterdam.
De verklaringen voor de verschillen met Amsterdam en Rotterdam is dat Den Haag minder
inwoners heeft dan Rotterdam en Amsterdam, geen havenstad is of de hoofdstad van het land
is. Het heeft wel unieke eigen kenmerken als regeringsstad en vanwege de vele internationale
instellingen. Verder kunnen de overeenkomsten met Amsterdam en Rotterdam verklaard
worden vanwege de onderhandelingspolitiek in steden in Nederland en sterke samenwerking
tussen nationale en lokale prioriteiten op het gebied van veiligheid. Tevens is de rol van de
burgemeester significant in Nederland, door de bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het
gebied van openbare orde en veiligheid. De bevoegdheden van de burgemeester dragen dan ook
bij aan het gebruik van risico beheersende maatregelen en daarmee aan het
ontwikkelingsregime.
Door deze scriptie kan er meer inzicht in de formulering van de stedelijke veiligheidsprioriteiten
en maatregelen worden verkregen van steden in Nederland en wordt er informatie aangevuld
aan het PEMP2 project.
6
Inhoudsopgave
Voorwoord ... 3
Samenvatting ... 4
1. Inleiding ... 8
1.1 Introductie ... 8
1.2 Aanleiding van het onderzoek ... 9
1.2.1 Capstone ... 9
1.3 Relevantie ... 10
1.3.1 Sociaal maatschappelijke relevantie ... 11
1.3.2 Wetenschappelijke relevantie ... 11
1.4 Leeswijzer ... 11
2. Theoretisch kader ... 13
2.1 Urban regime theorie (Stone, 1989) ... 13
2.1.1 Oorsprong en ontwikkeling urban regime theorie ... 13
2.1.1.1 Oorsprong urban regime concept ... 13
2.1.1.2 De ontwikkeling van de urban regime theorie ... 14
2.1.1.3 Kritiek en toepassingen van de urban regime theorie ... 21
2.1.2 Wat is een urban regime? ... 23
2.1.2.1 Definitie urban regime ... 23
2.1.2.2 De kenmerken van een urban regime ... 23
2.2 Circuits of power theorie (Clegg, 1989) ... 25
2.2.1 Circuit van causale macht... 26
2.2.2 Circuit van dispositionele macht ... 27
2.2.3 Circuit van faciliterende macht ... 28
2.2.4 Overzicht circuits of power theorie ... 29
2.3 Security Policing Regimes (Devroe et al., 2017) ... 31
2.3.1 Oorsprong en ontwikkeling security policing regimes theorie ... 32
2.3.2 Diagnostische toolbox ... 33
2.3.3 Disposities diagnostische toolbox ... 34
2.3.4. Regels van betekenis en lidmaatschap diagnostische toolbox ... 36
2.3.5 Grootstedelijke security policing regime types ... 37
2.3.6 Security policing regimes in Nederland ... 38
2.4 Probleemstelling ... 42
7
3.1 Centrale onderzoeksvraag en deelvragen ... 44
3.2 Operationalisering ... 44
3.3 Onderzoeksdesign: holistic single case study design ... 46
3.4 Case studie ... 48
3.5 Methodes ... 54
3.5.1 Dataverzameling ... 54
3.5.2 Data exploitatie ... 55
4. Resultaten ... 57
4.1
Inleiding ... 57
4.2
Veiligheidsprioriteiten ... 58
4.2.1 Deelvraag 1: wat zijn de gestelde prioriteiten van het coalitieplan van Den Haag? 58
4.2.2 Deelvraag 2: hoe verhouden de gestelde veiligheidsprioriteiten van Den Haag zich
ten opzichte van de bredere gemeentelijke agenda en andere veiligheidsplannen
(coalitieplan, regionaal plan, integraal veiligheidsplan)? ... 59
4.2.3 Deelconclusie ... 65
4.3
Veiligheidsmaatregelen ... 66
4.3.1 Deelvraag 3: wat zijn de belangrijkste gestelde maatregelen in Den Haag?... 66
4.3.2 Analyse diagnostische toolbox ... 68
4.3.3 Heersend security policing regime in Den Haag ... 77
4.3.4 Deelconclusie ... 77
4.4 Verklaringen veiligheidsprioriteiten en maatregelen ... 78
4.4.1 Deelvraag 4: wat zijn mogelijke verklaringen voor de veiligheidsprioriteiten en
maatregelen? ... 78
4.4.2 Deelconclusie ... 80
5. Conclusie ... 81
Literatuur ... 84
Bijlage A: Integraal Veiligheidsplan Den Haag 2015-2018: oriëntaties
Bijlage B: Integraal Veiligheidsplan Den Haag 2015-2018: populaties
Bijlage C: Integraal Veiligheidsplan Den Haag 2015-2018: doelstellingen
8
1. Inleiding
1.1 Introductie
Volgens de Volkskrant kunnen burgemeesters steeds meer worden gezien als ‘sheriff’, die als
daadkrachtige handhaver aan het hoofd van de gemeente staat (Volkskrant, 2017). Daarnaast
kopt de Correspondent ook dat voornamelijk burgemeesters van grote steden in de rol van
politieagent en rechter kruipen (De Correspondent, 2017). Volgens criminologen Paul Ponsaers
en Elke Devroe van de Universiteit Gent en Universiteit Leiden ontwikkelt dit stedelijk
criminaliteitsbeleid zich al jaren (De Correspondent, 2017). Waar in steden beleid vroeger
gericht was op de preventie van criminaliteit, is er nu een focus op risicomanagement, dus het
trachten problemen te beheersen die nog niet hebben plaatsgevonden (De Correspondent,
2017).
Het veiligheidsbeleid van steden zal ook steeds belangrijker worden ten opzichte van het
nationale beleid (Devroe et. al., 2014). Hoewel het Nederlands stedelijke veiligheidsbeleid
gecentraliseerd is en gestuurd wordt door de nationale overheid hebben burgemeesters in
Nederland significante macht op het gebied van stedelijke veiligheid (Devroe, 2013). Het
grootstedelijk beleid wordt dan ook steeds meer bepaald door de invloed van de politieke
constellatie op de (veiligheids-) agenda. Devroe et al. (2017) beargumenteren dat vooral
metropolen en hun ‘policing’ (de activiteiten die worden ondernomen om criminaliteit en
openbare orde en veiligheid te bestrijden en handhaven) van de veiligheidsdreigingen centraal
staan in het bestrijden van criminaliteit in Europa. Hierbij wordt er rekening gehouden met
grotere maatschappelijke ontwikkelingen zoals ‘glocalisation’, het idee dat stadsregio’s
toonaangevend zullen zijn op het gebied van sociaal onderzoek als gevolg van grotere mobiliteit
van kapitaal, arbeid, goederen en diensten tussen nationale grenzen (Devroe et al., 2017). De
metropolen worden principiële centra van macht waarbij nationale overheden soms worden
omzeild of zelfs onderschikt gemaakt (Devroe et al., 2017). Dit is verwant aan het concept van
een ontwikkelend ‘world urban system’ (King, 1997), systeem van wereldsteden, waarbij
nationale overheden slechts een centrum van autoriteit zijn binnen verschillende autoriteiten.
Hierbij zijn metropolen de ‘key nodal points’ (Castells, 1996) binnen een globaal geïntegreerd
netwerksysteem van sociale relaties, waardoor nationale overheden steeds meer zich oriënteren
rondom de belangen van krachtige stads regio’s (Scott, 2012). De United Nations voorspellen
9
daarnaast dat er een flinke groei zal zijn van de stedelijke populatie in de toekomst. In Nederland
is de stedelijke populatie bijvoorbeeld gegroeid van circa tien miljoen inwoners in 1990 naar
vijftien miljoen inwoners in 2014 (United Nations, 2014). Dit brengt allerlei veiligheidsrisico’s
met zich mee die de huidige stedelijke veiligheidsproblematiek vergroten. Zo erkent de United
Nations ook dat criminaliteit en geweld in stedelijke gebieden al jaren groeit en dat het serieuze
uitdagingen biedt in de toekomst, ook op het gebied van veiligheidsgevoelens (United Nations,
2007).
Hierdoor is er ook in Nederland een toenemende aandacht voor veiligheid in steden. De
Nederlandse overheid erkent het belang van veiligheid voor de ontwikkeling van de welvaart
(Rutte & Samson, 2012). Deze ontwikkelingen dienen dan ook als bron van inspiratie voor het
schrijven van deze thesis.
1.2 Aanleiding van het onderzoek
Tijdens het volgen van de master Crisis and Security Management aan de Universiteit Leiden
ben ik in aanraking gekomen met het ‘Policing European Metropolises Project’ (PEMP) van
Dr. E. Devroe. Hierbij werd ik enthousiast over de verschillende ideeën over urbanisatie en de
gevolgen hiervan op het steeds belangrijker wordende stedelijke veiligheidsbeleid. Dit
enthousiasme kon uiteindelijk worden omgezet in het participeren aan de Capstone
‘Governance Arrangements of Social Disorder in Public Space in Metropolises’ van Dr. E.
Devroe waarin gebruik gemaakt wordt van de ideeën en kaders van het PEMP project.
Hieronder zal deze Capstone en het PEMP project verder uitgelegd worden.
1.2.1 Capstone
Deze master thesis werd uitgewerkt binnen de Capstone “Governance Arrangements of Social
Disorder in Public Space in Metropolises” van Dr. E. Devroe. Door de participatie in deze
Capstone kunnen studenten gebruik maken van een platform waarbij diepgaande kennis binnen
korte tijd kan worden gegenereerd over dit onderwerp. In deze Capstone zijn dan ook de
relevante theoretische en methodologische kaders gesteld door professoren. Tevens kan er in
het Capstone project discussie plaatsvinden tussen studenten onderling, die werken aan
hetzelfde onderwerp gerelateerd aan het thema Governance Arrangements of Social Disorder
in Public Space in Metropolises. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van informatie en kaders
van het Policing European Metropolises Project (PEMP) (Devroe et al., 2017). Binnen dit
project wordt aangenomen dat grootstedelijke gebieden steeds belangrijker worden als object
van policing governance (Devroe et al., 2017). In het bevragen van de nieuwe lokale realiteit
van policing onderscheidt het project zich van verschillende theorieën van policing zoals:
10
‘plural policing’ (Jones & Newburn, 2006), ‘responsibilization’ (Garland, 2001),
‘securitization’ (Waever, 1995), ‘neo-liberalisation’ (Wacquant, 2001), ‘transnational state’
(Bowling & Sheptycki, 2012) en Europeanisation (Bigo & Guild, 2005). Het project erkent
deze tendensen wel, maar probeert om de oneven gevolgen en de vermeende ontwikkelingen
van lokale policing te identificeren (Devroe et al., 2017). In het tweede PEMP project werden
mogelijke oorzaken van samenkomende en uiteenlopende formulering van policing strategieën
onderzocht (Devroe et al., 2017). Hierbij werd vooral aandacht besteed om meer expliciete
analytische reflecties te geven op de formulering van policing strategieën, in het bijzonder die
van metropolen. Dit onderzoek steunt dan ook op de theorie van Clegg (1989) over ‘circuits of
power’, de urban regime theorie van Stone (1989) en criminologische etiologische theorieën.
Deze theorieën zijn in het PEMP project verder geconceptualiseerd en toegepast op
veiligheidsbeleid. In dit opzicht is dit project dan ook zeer innovatief. Ook zijn deze concepten
toegepast in een comparatief onderzoek binnen Europese metropolen, waarvan het resultaat in
2017 is gepubliceerd als PEMP 2 in Studies in Crime, Security and Justice. Deze theorieën en
de methodologie die in het PEMP project worden gebruikt, zijn als kader aangehouden voor de
uitvoering van de master thesis in de Capstone.
1.3 Relevantie
Als onderdeel van het Policing European Metropolises Project (PEMP) is in Nederland
onderzoek gedaan naar de lokale policing agenda in Amsterdam en Rotterdam (Devroe et al.,
2017). Er is hierbij een comparatief onderzoek gedaan van de twee grootste steden in
Nederland, waarbij er werd gekeken naar het samenkomend en uiteenlopend beleid in deze
steden (Devroe et al., 2017). Naast de onderzoeken in Amsterdam en Rotterdam is er op dit
moment nog weinig onderzoek gedaan op het gebied van de politieke en bestuurlijke
machtsverhoudingen van andere steden in Nederland met het gebruik van de inzichten van
Devroe et al. (2017). De conceptualisering van de urban regime theorie op veiligheid is dan ook
uniek en kan in Nederland nog veel kennis en inzicht in het Nederlandse stedelijk
veiligheidsbeleid worden verbreed. Hierdoor kan meer inzicht gekregen worden in de politieke
krachten die meespelen bij het formuleren van de veiligheidsagenda. Vanwege de kaders van
de Capstone is er een passende case. In dit onderzoek is dan ook gekozen voor de Gemeente
Den Haag. Het is de enige stad die naast Amsterdam en Rotterdam kan worden geclassificeerd
als metropool volgens de United Nations standaarden (United Nations, 2007). Het is de derde
grootste stad van Nederland en als stad van vrede en recht met zijn internationale organisaties
is het een van de belangrijkste stadsregio’s in Nederland. Voor deze master thesis zal een
11
diepgaande case studie van de Gemeente Den Haag op het gebied van de prioriteiten en
maatregelen van het veiligheidsbeleid uitgevoerd worden. De onderzoeksvraag luidt als volgt:
“Hoe kunnen de veiligheidsprioriteiten en maatregelen in de beleidsplannen van Den Haag in
de periode 2014-2018 worden verklaard vanuit de security policing regimes theorie?”
1.3.1 Sociaal maatschappelijke relevantie
De sociaal maatschappelijke relevantie van deze master thesis kan worden verklaard aan de
hand van de inzichten die opgedaan worden in de prioritering van de agendasetting en de
maatregelen van het veiligheidsbeleid in grootsteden. Deze prioriteiten die gesteld worden in
Den Haag hebben een grote impact op de privacy, veiligheid en vrijheid van de Haagse
samenleving. Het veiligheidsbeleid heeft daarnaast directe invloed op het dagelijkse leven en
de vrijheid van alle inwoners en bedrijven in Den Haag. Daarnaast kunnen burgers en andere
partijen inzicht krijgen in hoe bepaalde onderwerpen op de politieke en bestuurlijke agenda
kunnen worden geïnterpreteerd. Met dit onderzoek kan op een nieuwe manier gekeken worden
naar de politiek van veiligheid binnen de gemeente Den Haag. Bovendien kan dit meer kennis
en begrip opleveren voor alle betrokken partijen.
1.3.2 Wetenschappelijke relevantie
De wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek kan verklaard worden aan de hand van de
toepassing van Devroe et al. (2017) security policing regimes theorie van Den Haag ten
opzichte van Rotterdam en Amsterdam. Het vult daarbij de kennis aan op het gebied van
veiligheidsmaatregelen en prioriteiten in Nederlandse metropolen. Hierbij kunnen mogelijk
bepaalde verwachtingen worden bevestigd of juist afgewezen. De kennis die uit dit onderzoek
zal voortvloeien met behulp van deze innovatieve theorieën kan dus nieuwe inzichten geven in
de politieke constellatie van de Haagsche grootstedelijke veiligheidsagenda. Daarnaast kan het
inzichten creëren in de mogelijkheden van toepassingen van de veiligheidsregimes van Devroe
et al (2017) in een Nederlandse grootstad en daarmee ook deze innovatieve theorie eventueel
aanvullen.
1.4 Leeswijzer
Deze master scriptie zal als volgt worden uitgewerkt. Eerst zal een theoretisch kader worden
beschreven in hoofdstuk twee. Hierin komen de urban regime theorie (Stone, 1989), de circuits
of power theorie (Clegg, 1989) en de security policing regimes theorie van Devroe et al. (2017)
aan bod. In hoofdstuk drie zal de methodologie worden beschreven, waarbij onder andere de
12
hoofd- en deelvragen worden gegeven. Dan zal in hoofdstuk vier de analyse plaats vinden,
waarop antwoord wordt gegeven op de deelvragen. Tenslotte zal er antwoord op de hoofdvraag
gegeven worden in de conclusie van hoofdstuk vijf.
13
2. Theoretisch kader
Dit hoofdstuk is gericht op het introduceren en afbakenen van de verschillende theorieën die
worden gebruikt in deze master thesis. De theorieën die worden gebruikt zijn de urban regime
theorie (Stone, 1989), de circuits of power theorie van Clegg (1989) en de security policing
regimes theorie (Devroe et al., 2017). Eerst zal de urban regime theorie besproken worden (2.1).
Daarna zal de circuits of power theorie (2.2) beschreven worden en vervolgens de security
policing regimes theorie (2.3). Uiteindelijk zal de probleemstelling worden beschreven aan het
einde van dit hoofdstuk (2.4).
2.1 Urban regime theorie (Stone, 1989)
In deze paragraaf zal de urban regime theorie worden gepresenteerd en bediscussieerd. Eerst
zal de oorsprong en ontwikkeling van de urban regimes beschreven worden (2.2.1). Hierna zal
worden uitgelegd wat een urban regime is (2.2.2).
2.1.1 Oorsprong en ontwikkeling urban regime theorie
De relevantie van de urban regime theorie zit hem in de zwakte van de politieke condities van
de democratische politiek. Stone (2005) bevraagt waarom het één persoon, één stem
verkiezingssysteem onvoldoende fundament is om problemen op te lossen in de moderne
maatschappij? Volgens Stone (2005) is er weinig kans voor een individu of groep die
incidentele actie onderneemt om grote invloed uit te oefenen op de maatschappij. Problemen
worden juist opgelost door complex denken, plannen en actie voeren. Complexe problemen in
een hedendaagse maatschappij worden daarom opgelost door regimes (Stone, 2005).
2.1.1.1 Oorsprong urban regime concept
In het boek “Regime Politics: Governing Atlanta 1946 – 1988” (Stone, 1989) heeft Stone het
concept urban regime gebruikt om de governance in Atlanta te beschrijven in de periode
1946-1988. Dit wordt dan ook door vele wetenschappers beschouwd als het begin van het gebruik
van het urban regime concept en de waarde ervan (van Ostaaijen, 2010). Hierna is de urban
regime theorie verder ontwikkeld door zowel Stone als andere wetenschappers tot een
veelomvattende theorie.
Echter, Stone was niet de eerste die het concept regimes gebruikte in zijn onderzoek, aangezien
Stone zelf verklaart dat zijn toepassing van het concept regimes is gebaseerd op het werk van
anderen (van Ostaaijen, 2010). Stone heeft bijvoorbeeld gebruikt gemaakt van het werk van
Stephen Elkin. Elkin heeft in 1987 het concept urban regime gebruikt om stedelijke
14
samenwerkingen tussen publieke en private leiders te beschrijven (Elkin, 1987). Elkins
beschrijving komt dan ook dichtbij Stones beschrijving. Verder heeft het urban regime concept
zijn oorsprong in de literatuur van internationale relaties (van Ostaaijen, 2010). De regime
theorie is in het vakgebied internationale relaties in de jaren ’70 ontwikkeld (van Ostaaijen,
2010). Ruggie heeft een regime in 1975 gedefinieerd als “a set of mutual expectations, rules
and regulations, plans, organisational energies and financial commitments, which have been
accepted by a group of states” (geciteerd uit Humpreys 1996). Er zijn hierna meerdere
definities verder ontwikkeld van regimes binnen de internationale relaties vakgebied (van
Ostaaijen, 2010). Het is duidelijk dat het concept van urban regime van Stone raakvlakken heeft
met het concept van regime binnen het internationale relaties vakgebied. Echter, Stones urban
regimes concept is vanuit een empirische en lokale case ontwikkeld in plaats van een
internationale relatie context (van Ostaaijen, 2010). Andere wetenschappers hebben het concept
regimes ook besproken voordat Stone het verder ontwikkelde. Zo definiëren Fainstein en
Fainstein (1983) bijvoorbeeld een lokaal regime als een kring van machtige beleidsmakers en
verkozen politici die binnen de overheid frequent wisselen van baan, om deze beleidsbepalers
te onderscheiden van de meer stabiele groep binnen de staat en de staat zelf. Reed (1988)
beschrijft lokale overheden met zwartgeleide en -gedomineerde coalities als ‘black urban
regimes’. Daarnaast, heeft Stone zelf ook meerdere malen regimes besproken in zijn publicaties
voor Regime Politics (Stone, 1980; 1986; 1988). Na het werk van Stone (1989) in Regime
Politics, is dit echter als referentiekader gebruikt voor toekomstig gebruik en ontwikkeling van
het concept urban regimes.
2.1.1.2 De ontwikkeling van de urban regime theorie
In het werk van Stones regime politics (Stone, 1989) geeft hij een zorgvuldig inzicht in wat
volgens hem een urban regime acht te zijn. Hij komt tot dit punt, omdat hij uit wilde vinden
waarom er in het besturen van Atlanta, een middelgrote stad in de Verenigde Staten, ondanks
spanningen geen polarisatie op het gebied van rassen plaatsvond in de eerste decennia na de
tweede wereldoorlog (Stone, 1989). Dit in tegenstelling tot andere steden in de zuidelijke staten
van de Verenigde Staten.
Om deze vraag te kunnen beantwoorden, heeft Stone ruim veertig jaar lang de politiek van de
stad Atlanta bestudeerd, vanaf 1946 tot en met 1988. Hij beschrijft daarbij het proces van de
onderhandelingen die achter de schermen plaatsvinden tussen het stadsbestuur en de
bedrijfselite van de stad (van Ostaaijen, 2010). Hij onderzoekt hoe het binnen deze coalitie
mogelijk was om een agenda te volgen die voordelig was voor beide partijen (van Ostaaijen,
15
2010). Deze samenwerking was voornamelijk bijzonder in de Verenigde Staten omdat de stad
demografisch gezien een grote zwarte middenklasse had, die vertegenwoordigd werd in het
stadsbestuur, terwijl de bedrijfselite voornamelijk blank wars. De blanke bedrijfselite had
voornamelijk als doel de stad mee te ontwikkelen met de technologische en sociale
omstandigheden van die tijd (Stone, 1989). Het zwarte stadsbestuur wilde vooral de uitsluiting
van zwarten in de stad aanpakken en meer ruimte voor woningen creëren (Stone, 1989).
Uiteindelijk beseften beiden partijen dat beide doelen alleen maar behaald konden worden door
samen te werken (Stone, 1989). De bedrijfselite had mogelijkheden om actief te investeren,
terwijl het stadsbestuur door de jaren heen steeds meer politiek leiderschap kreeg (Stone, 1989).
Beide partijen, de bedrijfselite en het stadsbestuur hadden elkaar dan ook nodig om een
gezamenlijk doel te behalen. Uiteindelijk resulteerde dit in onderhandelingen die achter de
schermen plaatsvonden. Deze monden uit in een langlopende samenwerking tussen het
stadsbestuur en de bedrijfselite (Stone, 1989). Stone labelde deze samenwerking dan ook als
een urban regime (van Ostaaijen, 1989). Stone definieert urban regimes in regime politics als
volgt: “the informal arrangements by which public bodies and private interests function
together in order to be able to make and carry out governing decisions” (Stone, 1989: 6).
Stone geeft daarbij verschillende voorwaarden aan die een urban regime karakteriseren (van
Ostaaijen, 2010). Een urban regime gaat over de ‘informal arrangements’, de informele
regelingen om de formele werkingen van de overheid heen (Stone, 1989). Het gaat dus
voornamelijk om wat er in de informele sfeer geregeld wordt door de bedrijfselite en het
stadsbestuur om bepaalde doelen te bereiken. Dit wordt dan ook de ‘informal coalition’,
informele coalitie genoemd. Bij het succes van de informal coalition speelt vertrouwen een
belangrijke rol (van Ostaaijen, 2010). Verder is het belangrijk dat de informal coalition relatief
stabiel is en toegang heeft tot de institutionele middelen die nodig zijn om de agenda van de
urban regime uit te voeren (van Ostaaijen, 2010). Het is hierbij belangrijk dat er een onderlinge
afhankelijkheid bestaat tussen de partijen (van Ostaaijen, 2010). Het is echter niet zo, dat
onderlinge afhankelijkheid betekent dat beide partijen gelijkwaardig zijn (Stone, 1989). In het
geval van Atlanta, domineerde de bedrijfselite het stadsbestuur in de relatie (van Ostaaijen,
2010). Daarnaast is het belangrijk dat een regime ‘empowering’ is, dus elkaar macht gunnen
(Stone, 1989). Het richt zich op het behalen van doelen die anders niet gehaald zouden kunnen
worden zonder de samenwerking met de andere partner (Stone, 1989).
Stone (1989) beschrijft al vroeg in de ontwikkeling van het urban regime concept dat deze
theorie ook toegepast kan worden op andere steden en verder ontwikkeld zal worden. Een aantal
16
jaren later in 1993 heeft Stone het dan ook over de urban regime theorie (van Ostaaijen, 2010).
Dit blijkt een combinatie te zijn van het urban regime concept en de internationale regime
theorie die eerder beschreven is in dit hoofdstuk (van Ostaaijen, 2010). In dit artikel beschrijft
hij verder dat een governing coalition bekwaam moet zijn om middelen te mobiliseren die
evenredig staan aan de algemene beleidsagenda (Stone, 1993). Hierbij is de agenda heel
belangrijk voor regime partners en het ontwikkelen van regimes, wanneer regime partners niet
overeenstemmen over de agenda, zal het regime uiteenvallen (Stone, 1993). Verder ontwikkelt
Stone verschillende regime types. Dit zijn vier verschillende soorten regimes:
1. Maintenance of caretaker regimes (Stone, 1993) richten zich niet op verandering maar
op het handhaving van het huidige regime. Dit is de gemakkelijkste agenda om te
implementeren omdat de verdeling van middelen niet heel moeilijk is.
2. Development regimes (Stone, 1993) zijn gericht op verandering en werkt het beste
wanneer het publiek passief is en de private en bestuurlijke elite samenwerken.
3. Middle class progressive regime (Stone, 1993) is een social regime en ontwikkelt zich
het beste wanneer een grote groep kiezers betrokken zijn bij beleidsvorming. Hierbij
wordt er minder gekeken naar de economische ontwikkeling, en meer op een brede
ondersteuning vanuit de maatschappij (Stone, 1993).
4. Lower class opportunity expansion regime (Stone, 1993) richt zich op de ontwikkeling
binnen de lagere klassen van de maatschappij, zoals toegankelijk transport en onderwijs.
Hierbij is het belangrijk dat de lagere klassen ook deelnemen aan dit regime (Stone,
1993).
Deze theorie ontwikkeling heeft dan ook de basis gelegd voor verdere ontwikkelingen van
andere regimes. Dit heeft dan uiteindelijk ook tot vele verschillende subtypes regimes geleid
(van Ostaaijen, 2010). Ward (1996) heeft dan ook al in 1996 dertien verschillende subtypes van
urban regimes onderscheiden. “entrepreneurial, instrumental, business-centred activist,
pro-growth-market-led, pro-growth-government-led, growth management, progressive, symbolic,
middleclass progressive, lower-class opportunity, social reform, caretaker, and organic”
(Ward, 1996: 435). Naast deze subtypes, zijn er nog veel andere regimes ontwikkeld door
andere academici (van Ostaaijen, 2010).
In 2001 wordt de urban regime theorie nog verder uitgewerkt door Stone, waarbij hij zich richt
op veranderingen binnen een urban regime. Hierin wordt de negatieve verandering van Atlanta
sinds 1989 beschreven, waarbij Atlanta een krimpende populatie en hoge armoedecijfers heeft
17
(Stone, 2001). Hij wil door middel van urban regime analyse dan ook verklaren dat de
governing arrangements van een stad kunnen veranderen. Eerst beschrijft hij de kern elementen
van een urban regime:
- Er is een geïdentificeerde agenda, die gelinkt is aan concrete plannen van aanpak
waarbij draagvlak wordt gegenereerd en behouden;
- De arrangements zijn relatief stabiel;
- De arrangements hebben een breed draagvlak onder meerdere partijen, dus niet alleen
onder de elite;
- De arrangements zijn informeel, dus bestaan niet alleen maar uit formele structuren van
de overheid en er is geen directe macht die de arrangements controleert. Er is dus een
belangrijke rol voor coöperatie;
- De arrangements hebben een productief karakter, ze bieden dus de mogelijkheid om te
acteren waar nodig. Middelen worden bij elkaar gebracht om de agenda te ondersteunen
die anders niet had kunnen bestaan zonder deze regime arrangements (Stone, 2001).
Verder verklaart Stone (2001) dat ‘purpose’ dus het doel van de regimes centraal staat bij de
governing arrangements. Er kunnen echter meerdere motivaties zijn van verschillende partijen,
die hetzelfde doel nastreven (Stone, 2001). Het belang van de doelen kan ook veranderen,
omdat er andere grote problemen ontstaan of omdat het vertrouwen om het doel te bereiken kan
groeien of afnemen (Stone, 2001). Dit is belangrijk omdat het doel van regimes motiverend zijn
voor betrokkenheid. Betrokkenheid kan middelen mobiliseren en middelen zorgen voor
probleemoplossende capaciteiten (Stone, 2001). Het doel, de betrokkenheid en capaciteit zijn
centraal in het vormen, behouden en veranderen van regime arrangements (Stone, 2001). De
governing arrangements kunnen dus wel of niet effectief zijn. Het is niet zo dat elke lokale
gemeenschap heel sterke en effectieve arrangements hebben (Stone, 2001). Stone (2001)
illustreert dit regime proces in afbeelding 1.
18
Afbeelding 1, het regime proces (Stone, 2001: 24).