• No results found

Organisatie en arbeidsmarkt: voortzetting van een discussie - Downloaden Download PDF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Organisatie en arbeidsmarkt: voortzetting van een discussie - Downloaden Download PDF"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

O rganisatie en a rbeidsm arkt

Organisatie en arbeidsmarkt: voortzetting van een discussie

Ton Korver

De kritiek van Veit Bader op mijn boek beperkt zich tot twee punten, kwalificatie en gezag. Beide punten spelen een belangrijke rol in mijn betoog, en alleen al daarom is de kritiek goed getroffen. Opvallend is dat we het inhoudelijk niet zo erg met elkaar oneens zijn (Veit Bader kan zich wel vinden in mijn geschiedschrijving van de Amerikaanse arbeidsmarkt, geloof ik). Het verschil van inzicht gaat voornamelijk over de vraag welke uitgangspunten je moet hanteren om tot een adequaat begrip te komen van wat een arbeidsmarkt is of voorstelt. Bij markten, zo was en is mijn stelling, moet men minimaal den­ ken aan overdraagbaar eigendom en aan ruil- transacties waarin het gezagselement in principe irrelevant is. Wat ik in het boek heb uitgewerkt is: 1) dat je bij arbeid niet zinvol van overdraag­ baar eigendom kunt spreken, en 2) dat het ge­ zagselement in de ruil op arbeidsmarkten wel relevant is en er zelfs het definiërend kenmerk van uitmaakt. Daar zitten de verschillen. Veit Bader houdt met wat mitsen en maren stevig vast aan het vertrouwde beeld van de arbeids­ markt als een markt. Ondergetekende vindt dat dit beeld meer hinder dan helderheid oplevert. Met andere woorden: ook kwalificaties zijn geen eigendom, en we schieten er niets mee op om gezag als een vorm van macht te beschrijven, c.q. als ‘specifiek geformaliseerde en gestabili­ seerde machtsverhoudingen’. Laat ik daarom nogmaals kort ingaan op kwalificaties respectie­ velijk gezag.

Kwalificaties

Het merendeel van de banen die door mensen worden bezet zijn ‘functies’. Met functies bedoel ik door de arbeidsorganisatie ontworpen taken­ pakketten van grotere of kleinere omvang en complexiteit. Omvang en complexiteit bepalen vervolgens de functie-eisen. De afstand tussen functie-eisen en op de markt aanwezige kwalifi­ caties (vaardigheden die mensen inbrengen om bepaalde dingen te klaren) bepaalt het trai- nings- en opleidingstraject. Aan het einde van het traject staat de werving en selectie (zie schema 1). Dit schema toont de door Veit Ba­ der terecht onderstreepte organisatorische inslag van mijn arbeidsmarktopvatting. Er wordt

slechts een enkele onafhankelijke variabele opgevoerd: het functie-ontwerp. De afhankelijke variabele is de beslissing over werving en selec­ tie. Het aanbod is geen onafhankelijke variabele, maar slechts een conditionerende. Het potentië­ le aanbod wordt gescreend op de geschatte kos­ ten en baten van de investering in training en opleiding. In de functie-eisen wordt uiteraard reeds een voorschot genomen op welke kwalifi­ caties relevant zijn. Kwalificaties zijn dus geen onafhankelijk potentieel ter beschikking van het aanbod. De arbeidsorganisatie definieert welke kwalificaties nodig zijn en welke aanwezige kwa­ lificaties daarvoor bruikbaar zijn. Een en ander ligt dicht op Thurows (1975) baanconcurrentie- model. Er zijn wel verschillen, maar die doen hier minder ter zake dan de overeenkomsten. En inderdaad, het model is lichtjaren verwijderd van een arbeidsmarkt gemodelleerd op beroe­ pen en professies, van het bijbehorende begrip van kwalificaties als onafhankelijke variabele en van de ‘match’ die kwalificaties en arbeidsplaat­ sen op elkaar afstemt. Mijn claim (ontleend aan Marsden, 1986) is een eenvoudige: ik geloof niet dat het beroepenmodel een adequaat basismo­ del is voor de arbeidsmarkt, en ik geloof even­ min dat het organisatiemodel dat bij mij cen­ traal staat afgeleid kan worden uit het beroe­ penmodel. De stellingen over kwalificatie in het boek zijn een direct uitvloeisel van deze claim. Veit Bader heeft gelijk als hij stelt dat mijn betoog over kwalificaties rommeüg is. Maar ondanks de slordigheden die ik me bij dat on­ derwerp heb gepermitteerd zie ik geen aanlei­ ding om op de geschetste fundamentele positie terug te komen.

Gezag

Dat gezag constitutief is voor de arbeidsrelatie zal door weinigen ontkend worden. Een elemen­ taire verwijzing naar het in tal van landen vigerende arbeids- en sociale zekerheidsrecht moet hier volstaan om aan te geven dat overal het gezag bij uitstek het kenmerk is dat de arbeidsrelatie onderscheidt van een relatie van dienstverlening. En daar gaat het mij om. Ik heb mij er verre van gehouden om de essentie van de arbeidsrelatie te definiëren. Ik zou ook niet weten wat dat is. Wat ik heb gedaan is het specifieke van de arbeidsrelatie, gecontrasteerd met onafhankelijke dienstverlening en met beroepen en professies in het middenveld, weer

(2)

Arbeidsmarkt

Schema 1

functie-ontwerp

aanwezige kwalificaties

■>- functie-eisen werving\selectie

te geven. Dat zoek ik in het gezag en de concre­ tisering daarvan localiseer ik in de greep op de definitie van kwalificaties zoals die in het ar- beidsorganisatorische ontwerp van functies gestalte krijgt. Dat verklaart mijn aandacht voor de processen van standaardisering en scientific management in de Amerikaanse industrie van ruwweg een eeuw geleden. Belangengroepen van beroepen en professies hebben deze processen om maar al te begrijpelijke redenen lange tijd weerstand geboden, net zoals ze weerstand boden (en voor een aantal professies: bieden) aan de totstandkoming van collectieve en pu­ blieke sociale verzekeringen. Dat mag ‘typisch’ zijn voor deze groepen, maar daarmee is het nog niet typisch voor de arbeidsrelatie als zodanig. Het idee van gezag als het specifieke, onderscheidende kenmerk van de arbeidsrelatie wordt door Bader ook niet ontkend. Ik zie daar zelf ook niet zoveel radicaals in, tenzij het de radicaliteit eigen aan de constructie van elk ideaaltype is. Uiteraard, wie dit accepteert moet ook accepteren dat er op dit punt geen sprake kan zijn van medezeggenschap. Dat betekent natuurlijk niet dat er binnen het kader van gezag geen medezeggenschap tot stand kan komen; het betekent slechts dat het kader zelf niet onderhandelbaar is. Wie dat laatste beweert streept de arbeidsrelatie als zodanig door. Dat is natuurlijk wat extreem en daar gaat het ook niet om in de bespreking van Bader. Diens inzet

is veeleer de stelling dat gezag een ‘vorm’ van macht is, dat, met andere woorden, macht de primaire term is en gezag de afgeleide. Ik geloof niet dat ik daar veel mee opschiet. De gezagsre­ latie zoals ik ze heb omschreven geldt evengoed voor de grote onderneming ten opzichte van de nietige vakbond als voor het kleine bedrijfje ten opzichte van de machtige vakbond. Ze geldt evengoed, evenzeer, en op gelijke wijze. Ik bestrijd niet dat op maatschappelijk niveau macht (in de zin van beheersing van levensvoor­ waarden of bronnen) een onontbeerlijke factor is in de kapitalistische produktiewijze. Ik be­ strijd wel dat dit gegeven direct kan worden vertaald in de dagelijkse gang van zaken in arbeidsorganisaties, groot of klein. Daar is, uiteraard, de macht niet verdwenen. Alleen, macht spoort daar geenszins met gezag. Ik kan mij arbeidsrelaties denken waarbij de factor arbeid veel machtiger is dan de factor kapitaal en omgekeerd; ik kan mij geen arbeidsrelaties denken waarin het gezag ontbreekt. Als gezag dan al een vorm van macht is dan moet deze constellatie van feiten er door verklaard kunnen worden. Zo’n verklaring is mij onbekend. Waarvan acte.

Literatuur

Marsden, D. (1986), The End o f Economie Man? Custom and Competition in Labour Markets, Brighton.

Thurow, L. (1975), Generating Inequality, New York.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The second aim of this study is to investigate how storytelling activities compare, in effectiveness, to textbook activities in the development of pronunciation, as the latter are

Splitting of individual rotational lines may be observed in atomic and molecular spectra due to hyperfine coupling, the interaction of the nuclear magnetic dipole moment operator

The same problem also exists in the studies of Japanese Boys’ Love manga and anime; the early Boys’ Love manga in the 1970s have been repeatedly analyzed, but recent art works

Furthermore, we are led to conjecture that for a wide class of models there will be n + 1 stable directions of approach to equilibrium and n - 1 unstable ones, and

Javakhishvili Tbilisi State University, Tbilisi, Georgia; b High Energy Physics Institute, Tbilisi State University, Tbilisi, Georgia 159 Department of Physics, Technion,

The export of proteins across the bacterial cytoplasmic membrane is similar to export o f proteins across the ER membrane. A signal sequence is required to direct the protein to

IL-12 has been thought to be important recently because it, together with TNF-a, activates natural killer (NK) cells to produce IFN-y in a T- cell-independent manner [99]. This

5.24 shows the pulls for the nuisance oscillation parameters and all SK specific parameters, including SK detector systematics, and SK-only cross section parameters. Fig 5.25 shows