• No results found

Werkgevers, vakbonden en milieuproblemen in Europa - Downloaden Download PDF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Werkgevers, vakbonden en milieuproblemen in Europa - Downloaden Download PDF"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Colin Cill*

Werkgevers, vakbonden en milieuproblemen in

Europa

In dit artikel wordt verslag gedaan van de resultaten van een vergelijkende studie van de Europese

Unie

(eu).

Hieruit blijkt dat de sociale partners in een aantal landen begonnen zijn met het voeren

van overleg over milieuzorg als onderdeel van hun agenda op het gebied van arbeidsverhoudingen.

Dit overleg heeft echter een beperkte reikwijdte en wordt slechts in een klein aantal landen gevoerd,

met name Denemarken, Duitsland en Nederland.

De problemen van zure regen, lucht- en watervervuiling en een reeks milieurampen, zoals die van Seveso, Tsjernobyl en Bhopal, hebben ertoe geleid dat het publiek zich steeds meer bewust is van milieukwesties. De Eu­ ropese Gemeenschap, of eigenlijk de Europese Unie (e u), begon zich begin jaren zeventig voor het eerst te interesseren voor milieubescher­ ming. Sinds die tijd zijn er diverse initiatieven op Gemeenschapsniveau geweest die uiteinde­ lijk hebben geleid tot bepalingen in het Verdrag van Maastricht waarin wordt gepleit voor een duurzame groei. Het vijfde milieu-actiepro- gramma (1993-2000) van de e uheeft als hoofd­

thema het principe van de 'gemeenschap­ pelijke verantwoordelijkheid voor het milieu'. Er zijn de laatste twintig jaar weliswaar ver­ schillende initiatieven op het gebied van mi­ lieubescherming genomen op Unie-niveau en op het niveau van de lidstaten, maar er is tot nu toe weinig aandacht besteed aan de rol die werkgevers en vakbonden in Europa zouden kunnen spelen op het gebied van milieu­ bescherming. Tot op heden staan zaken als lonen, arbeidszekerheid, arbeidsorganisatie, enz. hoog op de onderhandelingsagenda van werkgevers en vakbonden. Overleg over ge­

zondheid en veiligheid op de werkplek wordt weliswaar steeds belangrijker, met name sinds de Europese Akte (e a), maar reikt zelden verder dan de situatie in de fabriek zelf. Hoewel beide partijen zich steeds meer bewust worden van de noodzaak van milieuzorg achten veel werk­ gevers het de taak van de overheid om initiatie­ ven te ontplooien ter bescherming van het milieu.

Natuurlijk begint een toenemend aantal bedrijven in te zien dat ze maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden hebben tegen­ over de maatschappij als geheel. Normaal ge­ sproken beschouwen werkgevers het milieu echter niet als een onderwerp voor discussie met vakbonden. En hoewel veel vakbondsleden belang hechten aan gezondheid- en veilig- heidskwesties in het bedrijf waar ze werken, blijft die betrokkenheid beperkt tot de werk­ plek. Slechts zeer weinigen van hen beschou­ wen milieuproblemen, die veroorzaakt worden door de activiteiten van het bedrijf, als een zaak waarover ze met hun bedrijf moeten on­ derhandelen.

Dit artikel is gebaseerd op een grootschalig on­ derzoek dat in 1991 is uitgevoerd door de Eu­ ropese Stichting tot Verbetering van de

Levens-* Colin Gillis lector arbeidsverhoudingen aan de vakgroep Management Studies van het Department of Engineering en het Judge Institute of Management Studies van de Universiteit van Cambridge en staflid van het Wolfson Col­ lege, Cambridge. Hij is redacteur van New Technology, Work and Employment.

(2)

en Arbeidsomstandigheden te Dublin1. In dit onderzoek is onderzocht in hoeverre Europese werkgevers en vakbonden milieukwesties in hun gezamenlijk overleg aan de orde stelden. Het onderzoek was gebaseerd op een aantal in­ terviews en case-study's in tien Europese lan­ den, waarvan negen lidstaten van de EG (België, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Verenigd Koninkrijk, Italië, Nederland, Spanje) en Oos­ tenrijk.

Allereerst wordt een kort overzicht gegeven van de stappen die op e g-niveau zijn genomen op het gebied van de milieubescherming. Ver­ volgens worden de gezichtspunten van werk­ gevers en vakbonden op EU-niveau ten aanzien van de koppeling van milieukwesties aan ar­ beidsverhoudingen uiteengezet. Ten derde wordt in grote lijnen weergegeven in hoeverre wettelijke voorschriften en collectieve over­ eenkomsten in deze landen ervoor zorgen dat milieuvraagstukken in het overleg tussen werkgevers en werknemers ter tafel komen. Uit het verslag van de vergelijkende onder­ zoeksresultaten blijkt dat de sociale partners in sommige Europese landen begonnen zijn mi­ lieuzorg op de overleg-agenda te zetten. De re­ ikwijdte van dat overleg is echter beperkt en het betreft slechts een klein aantal landen. In de vierde plaats wordt in dit artikel een over­ zicht gegeven van de stappen die werkgevers en vakbonden in elk landen eenzijdig hebben genomen. Tot slot wordt een aantal conclusies getrokken over de mogelijkheden om te berei­ ken dat milieukwesties in de toekomst hoger op de agenda van de sociale partners in de Unie komen te staan.

Milieubeleid op gemeenschapsniveau2

In het oorspronkelijke Verdrag van Rome van

1958 kwam de term milieu niet eens voor. Er bestond geen wettelijke basis voor het milieu­ beleid tot de ea in 1986. In de periode tussen 1958 en 1986 werd echter duidelijk dat er geen hogere levensstandaard kon worden bereikt als de milieu-omstandigheden zouden verslechte­ ren (Würzel, 1993 blz. 179). Ondanks de afwe­ zigheid van een wettelijke basis voor het mi­ lieubeleid in de jaren voorafgaand aan de EA bestond er in deze periode toch al een aanzien­ lijke hoeveelheid milieuwetgeving.

In 1973 stelde de Europese Commissie, in ver­

volg op de Top van Parijs in 1972, een eerste ac­ tieprogramma op. Dit werd gevolgd door nog vier actieprogramma's, namelijk in 1977, 1983, 1987, met als hoogtepunt het post-Maastrichtse vijfde actieprogramma van 1992, het jaar van de conferentie van de Verenigde Naties over milieu en ontwikkeling in Rio de Janeiro3. In deze actieprogramma's worden algemene be­ ginselen besproken, wordt aangegeven in welke richting het beleid zich op de korte tot middellange termijn moet ontwikkelen en worden voorstellen gedaan voor specifieke im- plementatiemaatregelen (Kramer, 1987). Een aantal beginselen werd opgenomen in het eerste actieprogramma, zoals het preventiebe­ ginsel, het beginsel dat 'de vervuiler betaalt', het beginsel van het meest geschikte geogra­ fische besluitvormingsniveau, evenals het be­ ginsel dat de lidstaten strengere nationale maatregelen mogen nemen. Bij latere actiepro­ gramma's werd getracht milieu-overwegingen te integreren in andere sectoren van Ge­ meenschapsbeleid (Rehbinder &. Stewart,

1985).

Vóór de EA waren er echter beperkingen aan wat de EG kon doen in termen van milieube- leidsvorming. Actieprogramma's en implemen- tatiemaatregelen berustten op een zeer ruime interpretatie van artikel 2 van het Verdrag van Rome. Daarin wordt de taak van de EG om­ schreven als de 'harmonische ontwikkeling van de economische activiteit [e n ]... een toe­ nemende verbetering van de levensstandaard', hetgeen geen van beide kan worden bereikt on­ der verslechterende milieu-omstandigheden. Ofschoon het Europese Hof van Justitie deze ruime interpretatie van artikel 2 accepteerde, betekende het toch dat milieu-initiatieven economisch van belang moesten zijn. Een an­ dere beperking was dat al deze milieu-initiatie­ ven hun wettelijke basis vonden in artikel 100, waarbij unanimiteit onder de lidstaten vereist was. Uiteindelijk wordt het nemen van directe maatregel ten behoeve van milieubescherming echter vergemakkelijkt door artikel 235 van het Verdrag, omdat dit de mogelijkheid biedt dat passende maatregelen worden genomen als de bevoegdheden in het Verdrag ontoereikend zijn.

In hoeverre wordt in milieu-initiatieven van de EG rekening gehouden met het aspect ar­ beidsverhoudingen? Hoewel er al vijf actiepro­ gramma’s over milieubescherming zijn

(3)

ge-Werkgevers, vakbonden en milieuproblemen in Europa

weest erkende alleen het vijfde actieprogram­ ma uit 1992 dat er een rol op het gebied van de milieubescherming was weggelegd voor de vak­ bonden. Maar zelfs daar werden ze geacht al­ leen een indirecte rol te spelen als publiek or­ gaan dat het publiek bewust moet maken van milieukwesties, in plaats van als vertegenwoor­ digers van werknemers van bedrijven die ver­ antwoordelijk zouden kunnen zijn voor ver­ vuiling. In het vijfde actieprogramma komen ook de woorden 'gezamenlijke verantwoorde­ lijkheid' voor het milieu voor, maar vakbonden worden hier alleen genoemd in de context van de Gemeenschap, regeringen van lidstaten, re­ gionale en lokale overheden, bedrijven en con­ sumenten4.

Als wij kijken naar de tekst betreffende de dialoog tussen sociale partners (artikel 118B

e a), die voortkwam uit een initiatief van Com­ missievoorzitter Jacques Delors in 1985, tussen het Europees Verbond van Vakverenigingen

(e v v) enerzijds en de Unie van Europese Indus­ trie- en Werkgeversfederaties (u n i c e) en het Europees Centrum van Gemeenschapsbedrij­ ven (c e e p) anderzijds, blijkt dat er slechts een zeer zwakke, indirecte koppeling is tussen milieuzorg en arbeidsverhoudingen. Zelfs hier wordt alleen de term 'arbeidsmilieu' gebruikt in relatie tot gezondheid- en veiligheidskwes- ties. In geen van de gemeenschappelijke stand­ punten die tot dusver als onderdeel van de dia­ loog tussen sociale partners tot stand zijn gekomen wordt melding gemaakt van milieuk­ westies. We vinden ook verwijzingen naar het 'arbeidsmilieu' in het actieprogramma van de Commissie voor de tenuitvoerlegging van het Handvest van de Gemeenschap inzake de so­ ciale grondrechten uit 1989 en in de bepaling (artikel 118A) betreffende de gekwalificeerde meerderheid van stemmen in de Europese Akte. Voor het overige is elke poging een kop­ peling te vinden tussen arbeidsverhoudingen en milieubescherming vruchteloos.

De afwezigheid van een koppeling tussen ar­ beidsverhoudingen en milieuzorg binnen de EU betekent uiteraard niet dat milieukwesties niet aan de orde komen in gesprekken tussen werkgevers en vakbonden. Sommige auteurs hebben zelfs gesproken van 'vergroening' van de arbeidsverhoudingen (o.a. Hildebrandt, 1992). Er zijn verschillende redenen waarom werkgevers en vakbonden in EU-lidstaten een

'groen' element toevoegen aan hun informatie- en raadplegingsprocedures en aan hun proce­ dures voor collectieve onderhandelingen en medezeggenschap:

• De fabricage van bepaalde producten heeft gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van de fabrieksarbeiders, maar ook voor de mensen die in de nabijheid van de fabriek wonen en de consumenten van het product. • Het milieubeleid van de overheid en het be­

drijf heeft directe en indirecte gevolgen voor werkgelegenheidsniveau, opleiding en ar­ beidsorganisatie binnen het bedrijf.

• De reactie van het management op m ilieu­ voorschriften beïnvloedt de arbeidsverhou­ dingen.

• De bedrijfsactiviteiten worden in toene­ mende mate beïnvloed door het feit dat mi­ lieukwesties steeds meer 'leven' bij het grote publiek.

• Milieuzorg, met name wanneer het gaat om kwesties van gemeenschappelijk belang, is een zaak waarover werknemers geïnfor­ meerd en geraadpleegd dienen te worden en waarin zij inspraak moeten hebben.

Werkgevers en vakbonden op EU-niveau

Werkgevers op EU-niveau accepteren niet dat kwesties betreffende milieuzorg op de agenda voor arbeidsverhoudingen in bedrijven komen te staan. Het standpunt dat wordt ingenomen door u n ic e ten opzichte van milieukwesties

stemt grotendeels overeen met het 'handvest voor duurzame groei op lange termijn', dat is opgesteld door de Internationale Kamer van Koophandel (IKK) en in april 1991 is afgekon- digd tijdens de tweede 'World Industry Confer­ ence for Management' (ICC, 1992).

UNICE stelt zich op het standpunt dat als be­ drijven met hun vakbonden willen spreken ze dat moeten doen op basis van vrijwilligheid. Ze staat echter niet welwillend tegenover e u-

wetgeving die hen ertoe zou verplichten de vak­ bonden recht op informatie, raadpleging en in­ spraak te geven met betrekking tot m ilieu­ kwesties in Europese bedrijven.

De belangstelling van het e v v voor milieu­

kwesties is van vrij recente datum. De eerste resolutie met betrekking tot de noodzaak om milieubescherming en de economische groei

(4)

op elkaar af te stemmen werd opgesteld in 1980. Pas bij de totstandkoming van de Eu­ ropese Akte met het nieuwe hoofdstuk over het milieu publiceerde het dagelijks bestuur van het EVV een milieuprogramma (december 1986). Daarin werd opgeroepen tot een milieu­ beleid op EU-niveau dat bindende wettelijke be­ palingen zou bevatten. Het eiste het recht op voor vakbonden op volledige informatie en raadpleging met betrekking tot milieukwes­ ties, het recht op inspraak in veranderingen in het productieproces en bij investeringen, het recht op inzage in bedrijfsrapporten aan de ver­ antwoordelijke autoriteiten over de inacht­ neming voor voorschriften betreffende milieu­ bescherming en het recht van onderhandeling op alle niveaus over het volledige milieubeleid in het bedrijf (ETUI, 1992).

Op het EW-congres in 1991 in Luxemburg werd een resolutie aangenomen met als in- houd dat, aangezien overheden, het bedrijfsle­ ven en milieu-organisaties zich op de milieu­ conferentie te Bergen in 1990 hadden uitgesproken voor 'brede inspraak', milieube­ leid een zaak zou moeten zijn voor samen­ werking tussen werkgevers en vakbonden met de bedoeling een kaderovereenkomst te sluiten met betrekking tot milieu-audits in bedrijven. Uit het bovenstaande blijkt dat de gezichtspun­ ten van werkgevers en vakbonden op Europees niveau nog altijd even ver uit elkaar liggen. Zoals ook de sociale dialoog als zodanig zeer teleurstellende resultaten heeft opgeleverd, lijkt er evenmin veel kans te bestaan op een ef­ fectieve dialoog tussen de sociale partners over milieuzorg.

Wetgeving en collectieve onderhandelingen

inzake milieubescherming

De Europese Stichting tot Verbetering van Le­ vens- en Arbeidsomstandigheden in Dublin heeft een groot onderzoek uitgevoerd waarover in 1991 verslag werd gedaan5^ Het onderzoek werd gehouden in negen landen van de Eu­ ropese Gemeenschap, namelijk België, Dene­ marken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Nederland en Spanje en bovendien Oostenrijk (dat inmiddels ook EU-lid is). Er werd een netwerk opgezet van wetenschappelijke onderzoekers uit elk land,

die een uitgebreide evaluatie van bestaand on­ derzoeksmateriaal hebben verricht volgens een van te voren overeengekomen basisstructuur voor een te produceren nationaal rapport. Alle tien nationale rapporten bevatten interviews met functionarissen van werkgeversorganisa­ ties, vakbondsfunctionarissen, milieu-advi- seurs, overheidsbeambten en vertegenwoordi­ gers van milieu-actiegroepen. In verscheidene landen (België, Denemarken, Italië, Nederland en Oostenrijk) werd ook een aantal case­ study's uitgevoerd als aanvulling op de natio­ nale rapporten. Dit betrof gedetailleerde case­ study's van bekende Europese bedrijven en be­ paalde onderzoeken of campagnes die in een paar landen hadden plaatsgevonden6. Het on­ derzoek werd afgerond in 1991 nadat de tien nationale rapporten voltooid waren. Aan het onderzoek lag de overtuiging ten grondslag dat beide partijen in het bedrijfsleven een nuttige rol kunnen spelen bij milieuzorg door m ilieu­ vraagstukken op de agenda voor arbeidsver­ houdingen te plaatsen. Milieuzorg heeft gevol­ gen voor veel kwesties die verband houden met het werk, zowel direct ten aanzien van de gezondheid en de veiligheid op het werk, als indirect in termen van arbeidszekerheid, lonen, arbeidsorganisatie, opleiding en rechten van werknemers op informatie en inspraak. Op welke manieren voorziet de wetgeving in de verschillende Europese landen in de betrok­ kenheid van werknemersvertegenwoordigers ?

Allereerst de m ilieuw etgeving. Uit Tabel 1 blijkt dat deze wetgeving, zo die al bestaat, hoofdzakelijk betrekking heeft op het bedrijfs- takniveau (meestal de chemische industrie) en slechts zelden mogelijkheden biedt voor be­ trokkenheid (in de zin van informatie, raadple­ ging c.q. dialoog) van werknemers op be­ drijfsniveau.

Werkgeversvertegenwoordigers hebben erg wei­ nig wettelijke rechten om betrokken te worden bij milieukwesties. Zo er al voorbeelden van zijn, laten die zien dat een dergelijke betrok­ kenheid beperkt blijft tot gebieden buiten het bedrijf, namelijk tot hun vertegenwoordiging naast werkgevers in advieslichamen van de overheid. Waar sprake is van betrokkenheid van werknemers binnen het bedrijf (Duitsland, Ita­ lië) heeft deze alleen betrekking op maatrege­ len ter voorkoming van ongevallen op het

(5)

Tabel 1 Milieuwetgeving die mogelijkheden biedt voor betrokkenheid van werknemersvertegenwoordigers, per land en type wetgeving

Werkgevers, vakbonden en milieuproblemen in Europa

Land Informatie Raadpleging/dialoog

Bedrijf Bedrijfstak Bedrijf Bedrijfstak

Nederland X X België X X Denemarken X X Oostenrijk Duitsland X X X X Verenigd Koninkrijk Italië Frankrijk Spanje Griekenland X X X X = wetgeving bestaat

werk bij de omgang met gevaarlijke materialen. Als het alleen van de milieuwetgeving afhing dan was het slecht gesteld met de vooruitzich­ ten van de vakbonden op inspraak in milieu­ kwesties.

Vervolgens de wetgeving inzake de gezondheid en de veiligheid op het werk. Misschien biedt deze wetgeving, in het bijzonder door bepalin­ gen voor inspraak op dit gebied te benutten (Gill, 1993), nog de beste kansen om vakbon­ den een stem te geven in ecologische kwesties in het bedrijf?

Tabel 2 laat zien dat er in alle landen die bij het onderzoek betrokken waren bepalingen

zijn ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid, waarin staat dat werknemersver­ tegenwoordigers geïnformeerd en geraadpleegd moeten worden, waarbij de nadruk ligt op het arbeidsmilieu. In vier landen strekt het in- spraakniveau zich zelfs uit tot medezeg­ genschap of medebeslissingsrecht.

Maar het recht geraadpleegd te worden over veiligheid en gezondheid op de werkplek is heel iets anders dan het terrein van veiligheid en gezondheid zover uit te breiden dat vraag­ stukken van milieubescherming er ook onder vallen. Wat de Europese regelgeving betreft worden dergelijke rechten op raadpleging over­ eenkomstig de kaderrichtlijn inzake

gezond-Tabel 2 Wetgeving die voorziet in inspraak van werknemersvertegenwoordigers op het gebied van veilig­ heid en gezondheid mede betrekking hebbend op het milieu, per land en type wetgeving

Land Informatie Raadpleging Medezeggenschap/

medebeslissingrecht Nederland X X X België X X Denemarken X X X Oostenrijk X X X Duitsland X X X Verenigd X X Koninkrijk Italië X X Frankrijk X X Spanje X X Griekenland X X X = wetgeving bestaat

(6)

heid en veiligheid van 1989 bovendien beperkt door de bepaling betreffende 'evenwichtige' in­ spraak in 'overeenstemming met de nationale wetten en /o f praktijken' (89/391/eeg, artikel 10 en 11). Zelfs in het geval van een vrij be­ perkte interpretatie van gezondheid en veilig­ heid op de werkplek is er dus geen garantie dat daarop betrekking hebbende inspraakrechten ook van toepassing zullen zijn op milieu- beschermingskwesties.

Voorts beschikken verscheidene EU-landen over wetgeving ten behoeve van de oprichting van ondernemingsraden of vergelijkbare orga­ nen op bedrijfsniveau, die de belangrijkste handvatten biedt voor de inspraak van werkne­ mersvertegenwoordigers (Gold &. Hall, 1990). Welke kwesties op het gebied van de arbeidsver­ houdingen door ondernemingsraden kunnen worden aangepakt verschilt van land tot land. Het onderzoek wees uit dat er in sommige landen ruimte is voor discussie over milieu­ zorg (zie tabel 3). In slechts drie van de onder­ zochte landen (Oostenrijk, Nederland en Duitsland) is de wetgeving op de onder­ nemingsraden voldoende uitgebreid om werk­ nemersvertegenwoordigers de gelegenheid te geven tot medebeslissing over milieubescher­ ming. In zowel Denemarken als het Verenigd Koninkrijk, die geen wettelijke bepalingen voor ondernemingsraden kennen, moet in­ spraak in milieukwesties, zo die al plaatsvindt,

zijn beslag krijgen via collectieve onderhande- lingen.

Welke verplichtingen worden door de wet op­ gelegd aan werkgevers ten aanzien van de in­ voering van essentiële elementen voor een milieuzorgsysteem in het eigen bedrijf? Tabel 4 laat zien dat er in diverse landen een kader is waarbinnen bedrijfsgerelateerde milieuzorg­ systemen zouden kunnen worden opgezet. Hoewel genoemde commissies en functiona­ rissen zich voornamelijk bezighouden met za­ ken betreffende de veiligheid en de gezondheid op het werk is er in de wetgeving van veel Eu­ ropese landen een tendens waarneembaar tot een geleidelijke uitbreiding van het aantal milieukwesties. Tabel 4 laat zien dat werk­ gevers in alle landen verplicht zijn de werkne­ mers te voorzien van relevante informatie over gezondheid en veiligheid hetgeen, als de vak­ bonden zich meer zouden interesseren voor milieukwesties, tot ecologische problemen in het bedrijf uitgebreid zou kunnen worden. In de meeste landen, met uitzondering van Italië, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, is de be­ noeming van functionarissen die belast zijn met milieutaken in de wet geregeld7. In Neder­ land zijn de werkgevers bijvoorbeeld verplicht om de ondernemingsraad jaarlijks een pro­ gramma op het gebied van veiligheid, gezond­ heid en welzijn voor te leggen. In alle landen, met uitzondering van Italië, zijn werkgevers

Tabel 3 Wetgeving die voorziet in de inspraak van werknemersvertegenwoordigers in milieubescherming via ondernemingsraden, per land en per type wetgeving

Land Informatie &

onderzoek Raadpleging of onderhandeling Medezeggenschap/ medebeslissing Nederland X X X België X X Denemarken X Oostenrijk X X Duitsland X X X Verenigd Koninkrijk Italië X X Frankrijk X Spanje X X Griekenland X X X = wetgeving bestaat

(7)

Werkgevers, vakbonden en milieuproblemen in Europa

Tabel 4 Wetgeving die werkgevers verplicht bepaalde acties te ondernemen op het gebied van het arbeidsmi­ lieu, per land en per type wetgeving

Land Informatie aan Benoeming van Oprichting van

werknemers functionarissen commissies

Nederland X X X België X X X Denemarken X X X Oostenrijk X X X Duitsland X X X Verenigd Koninkrijk X X Italië X Frankrijk X X Spanje X X X Griekenland X X X X = wetgeving bestaat

verplicht om commissies op te richten die zich moeten bezighouden met het arbeids­ milieu.

Als werknemersvertegenwoordigers dan wette- lijk bepaalde rechten hebben op het gebied van veiligheid en gezondheid, wat schrijft de wet dan voor ten aanzien van hun betrokkenheid bij aan het milieu gerelateerde kwesties betref­ fende productieprocessen of wanneer 'scho­ nere technologieën' worden overwogen?

Tabel 5 laat zien dat de nadruk ligt op het creëren van arbeidsomstandigheden waarbij re­ kening wordt gehouden met het milieu en op

het beïnvloeden van bestaande productiepro­ cessen. In bepaalde landen kan soms invloed worden uitgeoefend op de invoering van 'schone technologieën' via het recht van infor­ matie, raadpleging of samenwerking met be­ trekking tot investeringen en via wijzigingen in de technische apparatuur. Werknemers heb­ ben echter nog steeds geen wettelijke rechten op samenwerking bij het beïnvloeden van de duurzaamheid van producten. Het is geen toe­ val dat de noordelijke landen van West-Europa de meest uitgebreide wettelijke bepalingen op dit gebied kennen. Ten slotte kennen deze landen ook de meest uitgebreide wettelijke

Tabel 5 Wetgeving die voorziet in de inspraak van werknemersvertegenwoordigers in aan het milieu gerela­ teerde aspecten van het arbeidsmilieu, per land en per type wetgeving

Land Arbeidsomstandigheden Productieprocessen Invoering van schone technologieën Nederland X X X België X X X Denemarken X X X Oostenrijk X X Duitsland X X X Verenigd X Koninkrijk Italië X Frankrijk X Spanje X Griekenland X X = wetgeving bestaat

(8)

rechten voor werknemers op het werk en beschikken ze over goed ingeburgerde samen- werkingspraktijken tussen beide partijen van het bedrijfsleven.

De wettelijke bepalingen in de Europese lan­ den verschillen van elkaar. In Denemarken kent de wet bijvoorbeeld bijzondere rechten toe aan veiligheidsvertegenwoordigers, die wor­ den gekozen in alle ondernemingen met meer dan 10 werknemers en eveneens aan werkne­ mersvertegenwoordigers in veiligheidscom- missies, die verplicht zijn in alle bedrijven met meer dan 20 werknemers. Veiligheidscommis- sies hebben het recht de productie stop te zet­ ten wanneer er gevaar dreigt.

In Oostenrijk hebben ondernemingsraden toegang tot de emissie-gegevens van het be­ drijf, maar ze kunnen alleen verzoeken tot het nemen van de juiste maatregelen om risico's voor het milieu uit te sluiten. In Nederland moet het jaarlijks voor te leggen plan met be­ trekking tot veiligheid, gezondheid en welzijn tevens doeltreffende maatregelen bevatten voor het geval er gevaar dreigt voor het bedrijf zelf of voor de directe omgeving.

In België moeten veiligheid- en gezondheids­ commissies niet alleen geïnformeerd worden over alles wat schadelijk zou kunnen zijn in het arbeidsmilieu, maar kunnen deze ook zelf onderzoeken instellen en voorstellen voor ver­ betering doen. In Duitsland kan de onderne­ mingsraad gebruik maken van het recht op in­ formatie en raadpleging om milieubescher- mingskwesties aan te pakken die op enigerlei wijze gevolgen hebben voor het werk zelf. Daartoe kan de OR bedrijfsovereenkomsten af­ sluiten. In het Verenigd Koninkrijk eist de wet van de werkgevers dat ze een risico-beoorde­ ling maken van gevaarlijke stoffen en dat ze de werknemers op basis daarvan instrueren.

Er zijn overeenkomstige voorbeelden van in de wet vastgelegde rechten voor veiligheid- en gezondheidscommissies (of soortgelijke orga­ nen) in andere landen. Maar medebeslissings- rechten die de werkgever verplichten om de in­ stemming van werknemersvertegenwoordigers te vragen over bedrijfsbeslissingen met betrek­ king tot het milieu, zoals in Nederland het ge­ val is, zijn eerder uitzondering dan regel. Tot dusver blijkt uit het onderzoek dat er in de Europese landen aanzienlijke verschillen

bestaan in wettelijke bepalingen wanneer het gaat om uitbreiding van het overleg over mi­ lieukwesties tussen werkgevers en vakbonden binnen het bedrijf. Het onderzoek toont bo­ vendien aan dat zelfs in landen die, voor zover het de rechten van werknemersvertegenwoor­ digers betreft, vrij uitgebreide wettelijke bepa­ lingen kennen op het gebied van veiligheid en gezondheid, het overleg tussen beide partijen beperkt blijft tot het arbeidsmilieu in het be­ drijf en dus geen betrekking heeft op de wereld daarbuiten. Hoewel het vermoeden zou kun­ nen bestaan dat werkgevers terughoudend staan tegenover een verbreding van het overleg door daar milieuzorg bij te betrekken, wijzen de onderzoeksresultaten erop dat vakbondsle­ den de mogelijkheden die de wet hun biedt om de een of andere reden niet ten volle benut­ ten.

Afspraken tussen de sociale partners op

milieugebied

Gezien de resultaten van het onderzoek zoals tot dusver vermeld zou het verrassend zijn te constateren dat milieuzorg in Europa voor werkgevers en vakbonden een centraal onder­ werp van onderhandelmg of medebeslissing was geworden. Toch zijn er aanwijzingen dat in sommige landen beide partijen een aarzelend begin hebben gemaakt met samenwerken. Ge­ woonlijk gaat het dan om een losse samen­ werking in de vorm van gemeenschappelijke probleemoplossing, gemeenschappelijke ver­ klaringen of deelname aan gemeenschappe­ lijke werkgroepen. Er zijn voorbeelden van col­ lectieve afspraken, waarin milieukwesties voorkomen. Deze hebben echter bijna altijd de vorm van intentieverklaringen van werkgevers en vakbonden om de samenwerking op milieu­ gebied voort te zetten. De verder reikende over­ eenkomsten, waarin het gaat om een grotere invloed van werknemers en hun vertegenwoor­ digers op milieubescherming, komen alleen voor in die landen waar de betrokkenheid van werknemers bij bedrijfsactiviteiten toch al groot is, zoals bijvoorbeeld in Nederland, Duitsland en Denemarken.

In het kader van het onderzoek van de Eu­ ropese Stichting is ook nagegaan in hoeverre de sociale partners op nationaal niveau, op het

(9)

Werkgevers, vakbonden en milieuproblemen in Europa

Tabel 6 Niveaus per land waarop voorbeelden zijn aangetroffen van vrijwillige overeenkomsten over milieu­ zaken

Land Nationaal niveau Bedrijfstakniveau Bedrijfsniveau

Nederland X X X België X X Denemarken X X X Oostenrijk Duitsland X X Verenigd X Koninkrijk Italië X X X Frankrijk X X Spanje Griekenland X X = voorbeelden aangetroffen

niveau van de bedrijfstak en op bedrijfsniveau tot vrijwillige initiatieven zijn gekomen. Tabel 6 geeft daarvan een kort overzicht. De tabel bevat geen informatie over de mate waarin der­ gelijke overeenkomsten in elk land voorko­ men.

Op nationaal niveau vinden wij alleen in Ne­ derland een centrale kaderovereenkomst die voorziet in een gezamenlijke aanpak van mi­ lieuproblemen. De grootste vakbondsfederatie,

FNV en de grootste werkgeversorganisatie, VNO,

bereikten hierover in 1989 een akkoord. In dit akkoord wordt erkend dat vakbonden op alle niveaus een rol kunnen spelen in milieukwes­ ties. Op basis van dit akkoord zijn gemeen­ schappelijke werkgroepen opgericht die zich zouden bezighouden met verschillende mi­ lieukwesties, zoals problemen op het gebied van vervoer en verkeer. Een ander resultaat van dit akkoord was het opstarten van een geza­ menlijke campagne om het milieubewustzijn in het bedrijfsleven te vergroten met als doel in zoveel mogelijk bedrijven milieuzorgsystemen op te zetten. De implementatie van dergelijke systemen heeft echter slechts gedeeltelijk en bij stukjes en beetjes plaatsgevonden.

Milieukwesties zijn ook deel gaan uitmaken van loononderhandelingen zowel op het ni­ veau van bedrijfstakken als op bedrijfsniveau. De kleinere, christelijke vakbonden hebben het belang benadrukt van collectieve milieu- overeenkomsten. Deze zouden in hoofdzaak betrekking hebben op de inspraak van werkne­

mers in het besluitvormingsproces van het bedrijf op het gebied van milieubeleid. Daartoe zouden dan ook overeenkomsten behoren in­ zake informatieplichten en raadplegingsproce- dures, inzake opleidingsprogramma's en de raadpleging van deskundigen. In 1990 vond de

i v b-c n v dergelijke bepalingen in 45 van de 65

geselecteerde collectieve overeenkomsten (i v b-

CNy 1990). In 1991 meldde de Dienst Collec­ tieve Arbeidsvoorwaarden van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat 53 van de 161 onderzochte collectieve overeen­ komsten milieubepalingen bevatten. Deze be­ palingen omvatten een aantal zaken, waaron­ der algemene intentieverklaringen om milieu­ bescherming in overweging te nemen, over­ eenkomsten inzake specifieke maatregelen om materialen te vervangen, raadpleging van de ondernemingsraad inzake milieumaatregelen, informatie, opleiding en raadpleging van des­ kundigen en recycling-processen.

In Denemarken maakt de in 1991 aangenomen wet Milieubescherming afspraken mogelijk over de terugdringing van de vervuiling, met name van chloorfluorkoolwaterstoffen (c f k's),

zwaveldioxide en de uitstoot van vluchtige organische koolwaterstoffen. Deze afspraken moeten op centraal niveau worden gemaakt tussen de minister van Milieu en het bedrijfs­ leven, waarbij zowel werkgevers als vakbonden kunnen deelnemen aan overleg met de over­ heid. De samenwerkingscommissies in Dene­ marken, die met een groot aantal verschillende

(10)

onderwerpen te maken krijgen, vormen een ideaal mechanisme voor het grote aantal over­ eenkomsten op bedrijfsniveau tussen beide partijen. In de metaalbewerkingsindustrie is er een belangrijke overeenkomst tot stand geko­ men tussen de Deense werkgeversconfederatie

(DA) en de metaalvakbond, waarin werd beslo­ ten tot de oprichting van een milieudienst voor de metaalbewerkingsindustrie en waarin een kader werd geboden voor overeenkomsten op bedrijfsniveau.

In Italië zijn in 1991 onderhandelingen gevoerd tussen de overheid, de werkgeversorganisatie Confindustria en de vakbonden, met als inzet de uitbreiding van het systeem van arbeidsver­ houdingen met milieuzaken. Daartoe is een instituut voor het milieutoezicht opgericht. Dit instituut voert onderzoekprogramma's uit, informeert werkgevers en vakbonden over milieuwetgeving, start projecten en levert geld voor omschakelingsoperaties en voor de in­ voering van maatregelen ten behoeve van bij­ en nascholing op het gebied van milieu. Er is ook een belangrijk regionaal akkoord bereikt tussen Confindustria en de vakbonden in Lombardije, waarin werd besloten tot de oprichting van gemeenschappelijke commis­ sies voor de bestudering van milieuproblemen. Deze commissies moedigen milieu-initiatie- ven op het gebied van beroepsopleidingen aan, treden op als arbitrage-commissie in het geval van milieugeschillen tussen werkgevers en vakbonden en voeren onderzoeken uit binnen en buiten het bedrijf. Bovendien is er een ak­ koord tot stand gekomen tussen de e n i (Ente

Nazionale Idrocarburanti, de nationale olie­ maatschappij) en de vakbond voor werknemers in de chemische industrie en de energiesector. In bepaalde bedrijfstakken zijn voorts overeen­ komsten gesloten tussen de vakbonden en de grotere bedrijven, zoals e n ic h e m en Zanussi,

alsmede verschillende bedrijfsovereenkomsten met betrekking tot controlesystemen, afvalver- werkingsmethoden en een verminderde uit­ stoot van schadelijke stoffen.

Griekenland ligt duidelijk achter wat betreft het maken van afspraken tussen de sociale partners over milieukwesties. Er is wel een centraal akkoord over veiligheid en gezond­ heid dat voorziet in de oprichting van veilig­ heid- en gezondheidscommissie, alsmede in

de totstandkoming van een nationaal instituut voor veiligheid en gezondheid, dat zich ook met milieuzaken bezig zou houden. De uit­ voering van dit akkoord verloopt echter moei­ zaam.

In België hebben vakbonden en werkgevers in de chemische industrie een gezamenlijke aanbeveling opgesteld om werknemers beter te informeren over milieukwesties. Deze aanbe­ veling houdt in dat werknemers toegang krij­ gen tot noodzakelijke informatie en de moge­ lijkheid hebben cursussen te volgen op milieu­ gebied. Ook ondernemingsraden zullen zich bezighouden met milieuzaken, waaronder vei- ligheidskwesties buiten het bedrijf, informatie over milieuzaken, technische installaties, de afhandeling van klachten van derden over milieuzaken en het jaarlijkse toezicht op emis- siewaarden. Over het algemeen is er in België op alle niveaus een goede samenwerking tus­ sen beide partijen op milieugebied.

Duitsland heeft een goede naam vanwege de initiatieven die de overheid heeft ontplooid ter bescherming van het milieu, vooral sinds de aanvaarding van een wet die fabrikanten ver­ antwoordelijk stelt voor het hergebruik van al het verpakkingsmateriaal. Sinds het begin van de jaren zeventig heeft de overheid zo'n 37 overeenkomsten gesloten met verschillende sectoren van het Duitse bedrijfsleven. In deze overeenkomsten is vastgesteld binnen welke tijdsspanne bepaalde vervuilingsniveaus moe­ ten zijn verminderd en dat bepaalde gevaarlijke stoffen vervangen moeten worden. Daarnaast bevatten ze omschrijvingen van giftige stoffen, wordt aangegeven in hoeverre het verbruik van natuurlijke hulpbronnen en energie moet wor­ den verminderd en hoe moet worden omge­ gaan met afvalstoffen. Vreemd genoeg zijn de Duitse vakbonden niet bij deze initiatieven be­ trokken. Bovendien zijn er nog maar relatief weinig milieu-overeenkomsten op bedrijfstak- niveau, met uitzondering van de chemische in­ dustrie, waar al in 1987 een veelomvattende overeenkomst is gesloten tussen de Duitse bond van chemische industrieën en de IG Che­ mie. Deze overeenkomst heeft ertoe geleid dat er in de daarop volgende jaren zo'n 50 bedrijfs­ overeenkomsten zijn gesloten met bijna elk groot en middelgroot chemisch bedrijf in Duitsland. Tot de kwesties waarover als resul­ taat van deze overeenkomsten onderhandeld is

(11)

Werkgevers, vakbonden en milieuproblemen in Europa

door de ondernemingsraden behoren het recht op gedetailleerde informatie, het recht geraad­ pleegd te worden wanneer er nieuwe producten worden geïntroduceerd, vervolgopleidingen en gezamenlijk overleg over milieu-jaarverslagen. Verder is er nog een aantal op zichzelf staande overeenkomsten gesloten in de sectoren ver­ voer en drukkerijen. Pogingen van de Duitse vakbonden om ook binnen andere bedrijfstak­ ken (voedsel-, dranken- en horecabond 1992,

IG Metall 1991, Duitse werknemersbond 1991) milieukwesties op de agenda voor arbeidsver­ houdingen te zetten zijn steeds gestuit op ver­ zet van de werkgevers.

In het Verenigd Koninkrijk zijn milieu-over- eenkomsten vrij zeldzaam. Het t u c is in het

verleden echter wel zeer actief geweest op mi­ lieugebied en heeft in 1990 een 'Green Model Collective Agreement' ('groene modelovereen- komst') gepresenteerd met de bedoeling hogere milieunormen te bereiken binnen bedrijven door middel van actieve samenwerking tussen management en vakbonden. Deze samenwerk­ ing zou moeten plaatsvinden in de vorm van gezamenlijke veiligheid- en gezondheidscom­ missie en andere gemeenschappelijke orga­ nen8. De modelovereenkomst omvatte onder meer een milieubeleid voor alle niveaus van het bedrijf, het raadplegen van deskundigen, de vrije toegankelijkheid van alle informatie, de noodzaak van scholing voor zowel manage­ ment als vakbonden en van interne en externe controles.

Verschillende vakbonden hebben - met wis­ selend succes - geprobeerd dit initiatief in de praktijk te brengen. Voorbeelden daarvan zijn de General, Municipal and Boilermakers' Union (g m b), u n is o n (werknemers van de lo­

kale overheid), MSF (Manufacturing, Science and Finance) en NCU (National Communica­ tions Union). Ten tijde van dit onderzoek moest de Europese Stichting vaststellen dat slechts 7% van de Britse bedrijven gezamen­ lijke werkgevers/vakbondscontroles had inge­ voerd en op ondernemingsniveau slechts zeer zelden overleg gevoerd wordt over milieukwes­ ties. Alleen in de publieke sector was enige waarneembare vooruitgang geboekt.

In Frankrijk is er vrijwel geen sprake van een gemeenschappelijk overleg over milieukwes­ ties tussen werkgevers en vakbonden. Milieu­

kwesties worden besproken met overheids­ instellingen, zoals de Conseil Supérieur de la Prévention des risques professionels. Het is niet alleen zo dat managers niet bereid zijn om milieukwesties te bespreken met werknemers­ vertegenwoordigers, maar de vakbonden heb­ ben zelf niet geprobeerd om bij het overleg met bedrijven milieukwesties aan de orde te stel­ len.

In Spanje worden bijna alle milieukwesties op het gebied van het arbeidsmilieu behandeld in relatie tot veiligheid en gezondheid. Milieu­ kwesties komen nauwelijks of niet voor in col­ lectieve overeenkomsten, maar er is wel een veelomvattende overeenkomst over milieuza­ ken in de Spaanse chemische industrie. Zo be­ paalt de zevende, algemene overeenkomst voor de chemische industrie van 1990/91 dat er een veiligheid- en gezondheidscommissie moet worden opgericht met een uitgebreid takenpak­ ket. Tot de taken behoren de verspreiding van rapporten over de 'gezondheidsituatie op de werkplek, het bespreken van de gevolgen van de chemische industrie voor de omgeving, het oplossen van problemen die verband houden met de controle op en de vervanging van ge­ vaarlijke stoffen, overleg over technologische verandering en de opleiding van werknemers. Hoofdstuk IX van de overeenkomst vereist de opzet van een periodiek register met milieuge­ gevens, bepaalt dat alle werk met gevaarlijke stoffen van tijdelijke aard dient te zijn en ver­ leent werknemers het recht op risicocontrole. De grootste twee vakbondsconfederaties, de

U G T en de cco o , hebben gepleit voor volledige informatie over milieukwesties in bedrijven en deelname aan besluitvormingsprocessen wan­ neer nieuwe producten en investeringen wor­ den overwogen. Toch zijn er, afgezien van de chemische industrie, weinig overeenkomsten over milieuzaken in andere sectoren en op bedrijfsniveau.

Tijdens het onderzoek van de Europese Stichting zijn geen overeenkomsten op dit ge­ bied gevonden in Oostenrijk, zelfs niet op be­ drijfsniveau.

Tot zover een overzicht van de vrijwillige over­ eenkomsten. Zoals reeds gezegd komen derge­ lijke overeenkomsten in het algemeen zeer weinig voor en als ze al voorkomen is hun reik­ wijdte vaak zeer beperkt.

(12)

Op nationaal niveau bestaan zulke overeen­ komsten vaak uitsluitend uit gemeenschap­ pelijke verklaringen of intentieverklaringen. Daarbij is het nog maar de vraag of dergelijke verklaringen ook naar de praktijk worden ver­ taald. Bovendien zijn voor Tabel 6 ook overeen­ komsten of afspraken meegerekend tussen nationale werkgeversorganisaties en de desbe­ treffende overheid, waarbij geen vakbonden be­ trokken zijn geweest.

Veel van de overeenkomsten die op bedrijfs- takniveau zijn gesloten hebben betrekking op de chemische industrie. Voorbeelden van over­ eenkomsten in andere bedrijfstakken, zoals de metaalbewerking, zijn alleen in Nederland en Duitsland aangetroffen.

Een groot aantal overeenkomsten die op be­ drijfsniveau is gesloten heeft betrekking op ac­ tiviteiten van veiligheid- en gezondheidscom­ missies, die vaak slechts minimale aandacht aan milieukwesties mogen besteden.

Evaluatie van de onderzoeksresultaten

Elk vergelijkend Europees onderzoek stuit op een groot aantal problemen. Ten eerste hebben veel onderzoekers geprobeerd de uiteenlo­ pende stelsels van arbeidsverhoudingen in Europa naar hun aard te categoriseren (o.a. Baglioni &. Crouch, 1990; Crouch, 1993). Er is echter nog steeds geen overtuigende, bruik­ bare typologie, die voldoende sluitend is om nauwkeurige conclusies te trekken over de rela­ tie tussen wettelijke rechten, rechten die voortvloeien uit collectieve onderhandelingen en de mate waarin elk land zich bezighoudt met milieubescherming.

Ten tweede is het alleen al door de diversiteit aan stelsels van arbeidsverhoudingen in Euro­ pa moeilijk om de landen op welke manier dan ook te categoriseren. Elk systeem heeft zich op geheel eigen wijze ontwikkeld volgens de in dat land geldende tradities, die hun vorm heb­ ben gekregen door meer algemene econo­ mische, politieke en sociale factoren.

Ten derde zijn de arbeidsverhoudingen in heel Europa in de afgelopen tien jaar ingrij­ pend veranderd (Ferner & Hyman, 1993). In veel EU-landen is het aantal vakbondsleden drastisch verminderd, is sprake van een toene­ mende decentralisatie in de onderhandelin­

gen, is er een tendens tot individualisering in plaats van collectivisme, is er verkleining van ideologische en religieuze verschillen tussen vakbondsconfederaties, zijn er mede onder in­ vloed van nieuwe technologie, de groei van de dienstensector en de totstandkoming van de Europese markt, grote veranderingen op de ar­ beidsmarkten. Alleen al door de omvang van deze veranderingen zijn de traditionele typolo­ gieën van de arbeidsverhoudingen, die in de ja- ren zestig en zeventig golden, vervaagd. Dit maakt het nog moeilijker om Europese landen in te delen op grond van wat voor criteria dan ook.

Tot slot spelen er in verschillende landen an­ dere factoren die van invloed zijn op de relatie tussen milieubescherming en arbeidsverhou­ dingen: de druk die door de overheid op bedrij­ ven wordt uitgeoefend om oplossingen te be­ denken voor milieuproblemen, de industriële structuur, het belang dat het publiek aan mi­ lieubeleid hecht, de invloed van de media, de verschillende institutionele stelsels voor mi­ lieu- en arbeidsrecht, het vermogen van vak­ bonden om zich in te zetten voor milieuzaken, de middelen die bedrijven ter beschikking staan om milieuproblemen op te lossen, enzo­ voort.

Aan de hand van de gegevens in dit artikel kan een aantal voorzichtige conclusies worden getrokken met betrekking tot de vergelijkende resultaten, waarbij rekening moet worden ge­ houden met de hiervoor aangegeven beperkin­ gen.

In verreweg de meeste gevallen blijkt nationale wetgeving de belangrijkste vorm van regelge­ ving inzake milieubescherming te zijn. De al­ gemene milieuwetgeving voorziet echter in alle landen nauwelijks in inspraakrechten voor werknemers (Tabel 1). Er lijkt hier minimale ruimte te zijn om dergelijke wetgeving te kop­ pelen aan arbeidsverhoudingen en deze kop­ peling staat dan ook nog in de kinderschoe­ nen.

De sterkste vorm van inspraak van werkne­ mers met betrekking tot milieubescherming komt voor op het gebied van veiligheid en ge­ zondheid (Tabel 2). In alle landen die bij het onderzoek betrokken waren blijkt dezelfde ba­ sis van recht op informatie en recht op raadple­ ging te bestaan. Er is pas sprake van verschillen

(13)

Werkgevers, vakbonden en milieuproblemen in Europa

op het punt van de verdergaande medezeg- genschapsrechten die voorkomen in landen met een traditie op het gebied van samenwer­ king en consensus, zoals Nederland, Oosten­ rijk, Denemarken en Duitsland. Een soortge­ lijk patroon wordt zichtbaar wanneer wij k ij­ ken naar de toekenning van rechten aan werknemersvertegenwoordigers in de vorm van ondernemingsraden (Tabel 3), behalve voor Denemarken waar werknemersrechten diep geworteld zijn in collectieve onderhande- lingen in plaats van in ondernemingsraden. Als wij de inspraakrechten uit alle drie bron­ nen samen nemen (milieubeleid, veiligheid en gezondheid, ondernemingsraden) is er een groep landen met naar verhouding een hoog inspraakniveau op alle drie de regelgevingsge- bieden (Oostenrijk, Duitsland en Nederland). Het is ook duidelijk dat, hoe hoger het inspraakniveau is, des te waarschijnlijker het is dat aandacht zal worden besteed aan milieuza­ ken, te beginnen met arbeidsomstandigheden en vervolgens via productieprocessen tot 'schone' technologieën.

In tegenstelling tot de vrij spaarzame wetge­ ving inzake inspraakrechten in kwesties die verband houden met het arbeidsmilieu legt de wet in vrijwel alle landen (met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, Italië en Frank­ rijk) wel verplichtingen op aan het manage­ ment om functionarissen te benoemen en commissies in te stellen. Dergelijke functio­ narissen hoeven vaak niet samen te werken met werknemersvertegenwoordigers, zodat milieukwesties meestal niet op de agenda voor arbeidsverhoudingen voorkomen.

In een paar landen en bedrijven is - onafhan­ kelijk van regelgeving en interventie door de overheid - duidelijk een begin van een discus­ sie tussen de sociale partners ontstaan (Tabel 6). Dit is met name het geval in Nederland, Denemarken en Duitsland. Overeenkomsten tussen de sociale partners, waarin ook milieu­ kwesties geregeld worden komen echter nog te weinig voor om te kunnen voorspellen of er in de nabije toekomst een wijziging in de positie van werknemers zal komen. Het is nu nog niet duidelijk of de weinige vrijwillige overeenkom­ sten die er nu zijn algemeen ingang zullen vin­ den.

Een aantal ontwikkelingen zou aanleiding

tot optimisme kunnen geven. In de laatste tien jaar zijn vakbonden in heel West-Europa mi­ lieuzaken serieus gaan nemen. In het onder­ zoek van de Europese Stichting is bijvoorbeeld aangetoond dat vakbondsconfederaties in elk onderzocht land, met uitzondering van Grie­ kenland, een speciale milieu-afdeling hadden die een milieubeleid had geformuleerd. In alle landen, behalve Frankrijk en Spanje, stonden vakbondsconfederaties in contact met deskun­ dige milieu-adviseurs. Ook de activiteiten van vakbonden op het gebied van milieuzaken ver­ toonden in alle landen, behalve Griekenland, gelijkenis: er werden campagnes gevoerd, functionarissen opgeleid en er werd samenge­ werkt met milieu-actiegroepen.

Ook werkgevers houden zich in toenemende mate met milieukwesties bezig. In alle landen, behalve in Frankrijk en Spanje, hebben werkge­ versorganisaties milieu-afdelingen opgezet en hebben ze zonder uitzondering een milieube­ leid geformuleerd en publieke verklaringen af­ gelegd. Overal, behalve in Griekenland, heb­ ben werkgeversorganisaties campagnes ge­ voerd en in alle landen, uitgezonderd het Verenigd Koninkrijk, zijn initiatieven ont­ plooid om leden te adviseren inzake milieu­ beheer. De samenwerking met milieu-organi­ saties is echter alleen in België, Denemarken, Duitsland en Italië tot stand gekomen.

Er kan worden gesteld dat deze ontwikke­ lingen, hoe bescheiden ook, reden tot enig op­ timisme bieden, zeker gezien het feit dat er binnen de Europese Unie een tendens bestaat om gezag over te dragen van EU-instellingen naar sociale partners.

Samenvattend willen wij zeggen dat het onder­ zoek van de Europese Stichting moet worden gezien in de context van de toenemende aan­ dacht die het milieu krijgt van politici en be­ leidmakers op zowel nationaal als internatio­ naal niveau. In het Verdrag van Maastricht wordt opgeroepen tot duurzame economische groei. Het vijfde actieprogramma van de Eu­ ropese Commissie heeft als hoofdthema het beginsel van 'gemeenschappelijke verantwoor­ delijkheid voor het milieu'. Het project van de Europese Stichting tot Verbetering van de Le­ vens- en Arbeidsomstandigheden inzake de 'sociale partners en het milieu', waarop dit arti­ kel is gebaseerd, heeft ertoe geleid dat er een discussie is ontstaan over de manier waarop

(14)

via arbeidsverhoudingensystemen constructief gewerkt zou kunnen worden aan het milieu.

Literatuur

Baglioni, G. and C. Crouch (ed), E uropean Industrial Re­ la tio n s: T he C h a llen g e o f Flexibility, Sage, London

1990.

B usin ess B rief no. 1; E con om ics a n d th e Environm ent, International Chamber of Commerce (lCC|, 1992. Crouch, C , Indu strial R elations a n d European State

Traditions, Clarendon Press, Oxford 1993.

European Trade Union Institute, E n viron m en tal Protec­ tion in E urope: Situation a n d trade union views, Brussel 1992.

Ferner, A. and R. Hyman, In du strial R elations in the N ew Europe, B asil B lackw ell, 1993.

Gill, C. P articipation in H ealth a n d Safety in th e Eur­ o p ea n Com m unity, Europese Stichting tot Verbeter­ ing van Leven- en Werkomstandigheden, Bureau voor Officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, Luxemburg 1993.

Gold, M. and M. Hall, Legal R egulation a n d th e Practice o f E m ployee P articipation in the E uropean C om m u­ nity, Europese Stichting tot Verbetering van Levens- en Werkomstandigheden, Dublin 1990.

Haigh, N. EEC E n viron m en tal P olicy a n d Brittain, Longman 1987.

Hildebrandt, E. Structures a n d Trends in th e G reening o f Indu strial R elations in th e C ountries o f th e EC, Berlin Science Center, Europese Stichting tot Verbe­ tering van Levens- en Werkomstandigheden, Dublin

1992.

IVB-CNy M em oran dum van d e C hristelijke Indu strie­ ën V oedingsbond, 1990.

Kramer, L. 'The Single European Act and Environmen­ tal Protection: Reflections on several new provisions in Community law'. 3. C om m on M arket L aw Review, 24,1987, p. 659-88.

Rehbinder, E. and R. Stewart, E n viron m en tal Protection Policy, vol. 2: Integration through law. Europe an d th e A m erica n Federal E xperien ce, Walter de Gruyter, Berlijn 1985.

Würzel, R. 'Environmental Policy' in f. Lodge (ed.), The E uropean C om m u n ity a n d th e C hallen g e o f th e Fu­ ture, Pinter Publishers, 1993.

Noten

1 Zie ook: Oates, A. en D. Gregory (eds.), Industrial R elations a n d th e E nvironm en t: Ten cou n tries un­ d er the m icroscop e, Vol. I and II, European Founda­ tion for the Improvement of Living and Working Conditions, Dublin 1993.

2 Deze beschrijving geeft geenszins een volledig over­ zicht van het milieubeleid van de EU. Raadpleeg voor een uitstekende samenvatting van het milieu­

beleid van de e uhet hoofdstuk dat R. Würzel daaro­ ver geschreven heeft in (. Lodge (ed.), T he E uropean C om m u n ity a n d th e C hallen ge o f th e Future (tweede uitgave), Pinter Publishers, 1993, p. 178-199. 3 Het is in dit verband van belang erop te wijzen dat

Actieprogramma's niet wettelijk bindend zijn, maar politieke verklaringen bevatten die een kader vor­ men voor acties van de EU.

4 Commissie van de Europese Gemeenschappen, Vijfde m ilieu -actieprogram m a, 1992, blz. 34, 80. 5 Zie ook: Buitelaar, W , Milieu en arbeidsverhoudin­

gen, in T ijdschrift v o or A rbeidsvraagstu kken , 1996, jaargang 12, nr. 1, p. 18-19.

6 Chemie Linz in Oostenrijk, Volvo in België, Kemisk Vaerk Kóge A /S in Denemarken, DSM Chemicals te Rotterdam, a c n ain Italië, 3M Gorseinon in het Ver­ enigd Koninkrijk en z f fin Duitsland; de IG Metall- campagne in Stuttgart en twee onderzoeken die in Nederland waren verricht, namelijk door het Cen­ trum voor Beleid en Management van de Universi- teit van Utrecht en het TNO-Studiecentrum voor Technologie en Beleid dat in totaal betrekking had op 21 organisaties.

7 Werkgevers in het VK zijn alleen verplicht om een commissie voor gezondheid en veiligheid op te rich­ ten als dat wordt geëist door twee door de vakbond benoemde veiligheidsfunctionarissen. Aangezien veel bedrijven geen vakbonden meer erkennen zijn dergelijke commissies sterk in aantal verminderd. 8 Het meest recente onderzoek van Workplace Indus-

trial Relations Survey, W orkplace In du strial R ela­ tion s in Transition, e d/e s r c/PSI/ACAS surveys, Dar- mouth Publishing, 1992, p. 162-3, meldt dat er sprake was van een dramatische terugval in het aan­ tal veiligheid- en gezondheidsvertegenwoordigers wanneer er geen commissie was en een toename van het aantal bedrijven waar managers veiligheid- en gezondheidskwesties aanpakten zonder werkne­ mers te raadplegen...' Er werd in 1990 door maar half zoveel managers als in 1984 melding gemaakt van personeelsvertegenwoordigers (maar geen com­ missie), namelijk 24% tegen 41%. De terugval was vooral duidelijk in de dienstverlening, zowel in overheid- als in particuliere bedrijven...'.

In meer algemene zin laten onze resultaten zien dat in 1990 de kans dat arbeidsplaatsen in de parti­ culiere sector enige vorm van veiligheid- en gezond- heidsvertegenwoordiging hadden -commissies of vertegenwoordigers- als er geen sprake was van vak- bondslidmaatschap meer dan twee keer zo klein was als wanneer dat wel het geval was. Veelzeggen­ der is misschien dat het onderzoek meldde dat het ongevalspercentage hoger lag in bedrijven waar het management veiligheid- en gezondheidsproblemen zonder overleg oploste, dan in bedrijven waar een veiligheid- en gezondheidscommissie of werkne­ mersvertegenwoordiging was. De Survey conclu­ deerde echter dat er uit de bevindingen geen enkele conclusie kon worden getrokken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Singer (Eds.), Theoretical models and processes of reading (4 th ed., pp. Newark, DE: International Reading Association. Cambridge: Cambridge University Press. Assessment crisis:

In Section 1.2 we introduced our problem statement and defined that for Cyber- Physical-Human System (CPHS) to become user-centric and situation-aware these systems need to be

As this study has maintained, though, powerful notions of idealized masculinity have circulated in America since Independence and these scripts have profoundly influenced

131 Charles University, Faculty of Mathematics and Physics, Prague, Czech Republic 132 State Research Center Institute for High Energy Physics (Protvino), NRC KI, Russia 133

Here we show a secular increase in continental crust nitrogen through Earth history recorded in glacial tills (2.9 Ga to modern), which act as a proxy for average upper

Such an approach resists the reduction of game design to common game elements and instead aims to apply broader game-design practices and approaches in the development of

The purpose of this study was (a) to examine the relationship between self and collective efficacy and student participation, and (b) to examine the structure of reciprocal

Here I am concerned with several matters: (1) what kind of discourse – public, private, global, domestic, democratic or intellectual – are we ‘capable’ (Sen pun absolutely